Gepubliceerd: 29 juni 2009
Indiener(s): Ronald Plasterk (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA)
Onderwerpen: hoger onderwijs onderwijs en wetenschap onderzoek en wetenschap
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31821-68.html
ID: 31821-68

31 821
Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en enige andere wetten onder meer in verband met de verbetering van het bestuur bij de instellingen voor hoger onderwijs, de collegegeldsystematiek en de rechtspositie van studenten (versterking besturing)

nr. 68
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 juni 2009

Maandag 15 juni 2009 en donderdag 18 juni 2009 heb ik met uw Kamer overleg gevoerd over een voorstel tot wijziging van onder andere de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (Versterking besturing; Kamerstukken II, 2008–2009, 31 821).

In eerdere brieven (Kamerstukken II, 2008–2009, 31 821, nrs. 53 en 59) ben ik overeenkomstig mijn toezeggingen tijdens dat overleg onder meer ingegaan op amendementen. Tijdens het plenaire debat heb ik toegezegd mijn visie op een viertal amendementen te geven. In laatstgenoemde brief heb ik dit niet gedaan voor de amendementen nummer 21 en 29 omdat terzake reeds bekend was dat gewijzigde amendementen zouden worden ingediend. Inmiddels zijn deze amendementen ingediend onder de nummers 60 en 64. Ik ga in deze brief alsnog op die amendementen in. Verder zal ik, zoals aangegeven in laatstgenoemde brief, ingaan op de overige nieuwe of gewijzigde amendementen die nadien zijn ingediend. Deze brief vormt daarmee een aanvulling op de aan u gezonden brieven van 17 en 22 juni 2009 (Kamerstukken 31 821, nrs. 53 en 59).

I. AMENDEMENTEN TER VERVANGING VAN EEN EERDER AMENDEMENT

a. Amendement 57 van het lid Van de Vlies

Dit amendement dient ter vervanging van het amendement op stuk nummer 15.

Het amendement beoogt een student de mogelijkheid te bieden de tweede bacheloropleiding die hij gelijktijdig met de eerste bachelor opleiding is begonnen, tegen wettelijk collegegeld te voltooien indien hij ten tijde van het afstuderen aan de eerste opleiding reeds de helft van het voor de tweede opleiding benodigde aantal studiepunten heeft behaald. In amendement 15 werd als criterium voorgesteld dat de student het propedeutisch examen van die tweede bacheloropleiding zou moeten hebben behaald.

In reactie op amendement op stuk nummer 15 heb ik gewezen op de afbakening van de financiële verantwoordelijkheid van de overheid en het Bestuursakkoord tussen de instellingen en studenten. Verder verwijs ik naar hetgeen ik in mijn brief van 18 juni 2009 in reactie op amendement 15 naar voren heb gebracht. Ik zie geen reden om ten aanzien van het gewijzigd amendement een ander standpunt in te nemen.

Ik ontraad dit amendement.

b. Amendement 60 van het lid Zijlstra

Dit amendement dient ter vervanging van het amendement op stuk nummer 29.

Het lid Zijlstra (VVD) stelt bij amendement voor de medezeggenschap het recht toe te kennen om een voordracht te doen voor de benoeming van één lid in de raad van toezicht. De voordracht moet passen binnen de profielen en bevat minstens twee namen. Indien de minister niet benoemt, wordt een nieuwe voordracht gedaan; van deze tweede voordracht kan de minister gemotiveerd afwijken. Thans benoemt de minister een lid dat het bijzondere vertrouwen geniet van het medezeggenschapsorgaan. Ik ga ervan uit dat als de minister een voordracht overneemt, in ieder geval voldaan is aan dat voorschrift.

Het amendement lijkt abusievelijk ervan uit te gaan dat de minister ook een rol speelt bij de benoeming van de leden van de raden van toezicht van de bijzondere universiteiten en hogescholen. Waar gesproken wordt van «Onze minister» zou moeten staan «de raad van toezicht». Overigens meen ik dat ook bij een bijzondere instelling om dringende reden afgeweken moet kunnen worden van de voordracht.

Ik stel vast dat het gewijzigde amendement op belangrijke punten tegemoetkomt aan de opmerkingen die ik in mijn reactie op amendement nummer 29 heb gemaakt. Vanwege de technische onvolkomenheden ontraad ik het amendement nummer 60 in deze vorm. Indien het amendement wordt gewijzigd zoals hierboven aangeven, laat ik het oordeel aan de Kamer.

c. Amendement nummer 61 van het lid Zijlstra

Het amendement is een wijziging van het amendement op stuk nummer 32.

Ik laat het oordeel over het amendement aan de Kamer.

d. Amendement nummer 62 van het lid Zijlstra

Het amendement is nader gewijzigd en vervangt het amendement op stuk nummer 55. In dit amendement wordt geregeld dat niet alleen een rechtspersoon voor hoger onderwijs maar ook een bekostigde instelling geaccrediteerd onderwijs in het buitenland kan verzorgen. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen in ieder geval regels worden gesteld met betrekking tot de aanwending van de rijksbijdrage. Voor dat onderwijs worden geen publieke middelen beschikbaar gesteld. Het amendement zoals het nu voorligt, neemt de kanttekeningen weg die ik daarbij eerder maakte.

Ik laat het oordeel over het amendement 62 aan de Kamer.

e. Amendement nummer 64 van de leden Dibi en Besselink

Dit amendement vervangt de amendementen op de stukken met de nummers 21 en 58. De leden Dibi (GL) en Besselink (PvdA) stellen in het thans voorliggende amendement voor het medezeggenschapsorgaan het recht toe te kennen om een voordracht te doen voor de benoeming van één lid van de raad van toezicht. Het voordrachtsrecht wordt toegekend aan studenten en personeel.

Aan (de procedure rond) een benoeming wordt een aantal aanvullende voorwaarden gesteld; de voordracht past binnen de profielen, bevat minstens twee namen en indien de minister een van de voorgedragen kandidaten niet benoemt, wordt een nieuwe voordracht gedaan, waarvan de minister gemotiveerd kan afwijken.

Met het amendement wordt het voordrachtsrecht voor de benoeming van één lid geïntroduceerd maar blijft het recht gehoord te worden bij alle voorgenomen benoemingen gehandhaafd. In mijn eerdere reactie op het amendement op stuk nummer 21 heb ik aangegeven dat een voordrachtsrecht naast een hoorrecht dubbelop is en dat ik dat niet onderschrijf.

Voor het overige verwijs ik naar mijn reactie op amendement nummer 60.

Ik ontraad het amendement in deze vorm. Indien het amendement wordt aangepast in de hierboven aangegeven zin, laat ik het oordeel aan de Kamer.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R. H. A. Plasterk