Gepubliceerd: 5 maart 2009
Indiener(s): Stef Blok (VVD)
Onderwerpen: belasting financiën
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31764-6.html
ID: 31764-6

31 764
Goedkeuring van het op 24 april 2008 te ’s-Gravenhage totstandgekomen verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Staat Qatar tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, met Protocol (Trb. 2008, 112)

nr. 6
VERSLAG

Vastgesteld 5 maart 2009

De vaste commissie voor Financiën1, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA

Nederland heeft een internationaal opererend bedrijfsleven en dat is de kracht van Nederland en daardoor is Nederland ook internationaal zo’n grote speler (geworden). Bij een internationaal bedrijfsleven past een zeker ook een goede toewijzing dan wel verdeling van heffingsrechten op belastinggebied. De leden van de fractie van het CDA prijzen dan ook de inspanningen van de regering om met relevante landen te komen tot belastingverdragen. Qatar behoort naar de mening van deze leden zeker tot de hiervoor bedoelde relevante landen. Gezien de zich steeds verder uitbreidende bedrijfsrelatie tussen Nederland en Qatar is het goed dat nu een belastingverdrag tussen beide landen getekend is. Dit geeft zekerheid voor de toekomst, hetgeen een verdere ontwikkeling van de relaties kan bevorderen. Dat is ook de reden dat deze leden van de fractie van het CDA geen behoefte hadden om de stilzwijgende goedkeuring te doorbreken. Op verzoek van 41 leden van de Kamer is de stilzwijgende goedkeuring echter doorbroken. Dit geeft de leden van de fractie van het CDA de gelegenheid nader in te gaan op enkele in het verdrag voorkomende bepalingen.

Het is deze leden opgevallen dat in artikel 4, eerste lid, onderdeel b, geen zogenaamd «subject to tax» vereiste is opgenomen. Samen met de in artikel 24 opgenomen voorkomingsbepaling kan dat aan Nederlandse zijde leiden tot een dubbele vrijstelling. Wordt hiermee niet de deur opengezet voor niet gewenste mogelijke opzetjes om belasting te vermijden? Hetzelfde geldt voor de driejarenregeling zoals bedoeld in artikel III van het Protocol. Wat wordt verstaan onder liquide middelen in de bedoelde bepaling? Wat valt daar allemaal onder? Vallen hier bijvoorbeeld ook obligaties dan wel andere vorderingen onder? Is niet makkelijk te omzeilen dat op enig moment in de periode van twaalf maanden voorafgaand aan de vestiging in de andere staat de bezittingen hoofdzakelijk uit liquide middelen bestonden? Het is deze leden ook opgevallen dat geen regeling is opgenomen met betrekking tot de Zakat. Wordt dubbele belasting in Nederland voorkomen als in Qatar al dan niet op vrijwillige wijze Zakat betaald wordt en op welke wijze?

Het is de aan het woord zijnde leden eveneens opgevallen dat voor wat betreft portfoliodividenden afkomstig uit Nederland een meestbegunstigingsbepaling is opgenomen. Deze leden vragen zich af waarom ook niet een dergelijke bepaling is opgenomen in Nederlands belang voor wat betreft de bronheffing op royalty’s. Deze leden willen ook graag weten met welke andere landen Qatar belastingverdragen heeft afgesloten en wat daar is opgenomen met betrekking tot de royalty’s. Wat is het nationale tarief in Qatar met betrekking tot royalty’s?

Voor deelnemingsdividenden is in afwijking van hetgeen op dit punt met Bahrein is overeengekomen geen uitdrukkelijke bepaling opgenomen met betrekking tot het onbedoeld gebruik van het dividendartikel. Waarom is dit niet het geval? Er wordt volstaan met een zogenaamde «main purpose» test. De leden van de fractie van het CDA vragen zich af of hiermee de mogelijkheid van treaty-shopping voldoende voorkomen wordt. Hoe moet deze bepaling gezien worden in het licht van de bepalingen die op dit punt in de Belastingregeling voor het Koninkrijk zijn opgenomen. Geeft dit aanleiding tot precedentwerking?

Zowel bij de termijn voor wat betreft het aannemen van een vaste inrichting (6 maanden) als bij het begrip zelf (inkomsten uit zelfstandige arbeid) zijn elementen van het VN-model in het verdrag opgenomen. Is in de verdragen die Qatar met andere landen op dit gebied gesloten heeft een soortgelijke bepaling opgenomen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP

De leden van de fractie van de SP vinden de keuze om een belastingverdrag aan te gaan met Qatar opmerkelijk. Qatar heft namelijk nauwelijks belasting. Vorig jaar kwam Qatar bij Forbes magazine nog uit de bus als winnaar van de lage belasting regimes, vooral vanwege een enorme verlaging van de vennootschapsbelasting. Is de regering daarvan op de hoogte en kan de regering aangeven wat die verlaging precies inhoudt? Heeft het uiteindelijke tarief van de vennootschapsbelasting voor buitenlandse bedrijven invloed op het verdrag? Wat zijn de huidige belastingtarieven in Qatar? Is bij de regering bekend wat multinationals nu gemiddeld effectief aan belasting afdragen in Qatar?

In de toelichting bij artikel 2 wordt vermeld dat Qatar een inkomstenbelasting heeft die alleen van buitenlandse bedrijven wordt geheven? Gaat het hier om de inkomstenbelasting die we ook in Nederland kennen of wordt hier de vennootschapsbelasting bedoeld? Zijn er omstandigheden waaronder buitenlandse bedrijven vrij worden gesteld van deze belasting of een effectief nul procent belasting betalen? Waar is de verwachting op gebaseerd dat in de toekomst alle bedrijven aan belasting zullen worden onderworpen? Heeft die verwachting een rol gespeeld in de onderhandelingen? Kan uit het feit dat het Verdrag van toepassing is op «Taxes on income» en het feit dat deze alleen van buitenlandse bedrijven wordt geheven» worden opgemaakt dat het verdrag dus niet van toepassing is op bedrijven die niet buitenlands zijn? Wanneer is een bedrijf buitenlands voor de belastingdienst van Qatar? Loopt dit parallel met de bepalingen daarover in het verdrag? Is dat afhankelijk van locatie van de vaste inrichting? Klopt het dat het begrip inwoner, genoemd in artikel 4, ook betrekking kan hebben op bedrijven? Wat wordt er in artikel 4 bedoeld met «andere soortgelijke omstandigheden»? Hoe wordt bepaald of een lichaam zijn plaats van de werkelijke leiding in Qatar heeft? Welke criteria gelden daarvoor?

Hoeveel Nederlandse bedrijven hebben een dochterbedrijf in Qatar? Hoeveel daarvan staan te boek als buitenlandse bedrijven en hoeveel als Qatarese bedrijven volgens de bepalingen van het belastingverdrag? Hoeveel Qatarese bedrijven hebben een dochterbedrijf in Nederland? Met welke andere landen heeft Qatar belastingverdragen gesloten?

In de toelichtende nota wordt gesteld dat er nog geen bronbelasting is op dividenden en interest. Worden deze wel verwacht? Artikel 11 regelt een uitsluitende bronheffing over interest. Gaat het dan alleen om de heffing in Nederland? In Qatar wordt immers geen bronbelasting geheven over interest. Er wordt gesproken van een 0% bronheffing over deelnemingsdividenden. Hoe verhoudt dat zich met het feit dat er in Qatar geen bronbelasting is op dividenden? Betekent de combinatie van de deelnemingsvrijstelling met hetgeen is vastgelegd in artikel 10 nu dat deze bedrijven nergens dividendbelasting meer betalen? In het verdrag met Bahrein ging de 0% bronheffing op dividenden vergezeld van een Limitation on Benefits bepaling. Wat houdt deze bepaling in en waarom geldt deze niet voor Qatar?

Bij de onderhandelingsresultaten wordt genoemd dat Qatar het Nederlandse standpunt onderschrijft over de winsttoerekening van turnkey-projecten? Wat houdt dat standpunt van Nederland in?

Ondernemingskosten voor een vaste inrichting mogen ook in aftrek gebracht worden wanneer deze kosten in andere landen zijn gemaakt. Om welke kosten gaat het dan? Opent dat niet de mogelijkheid om allerlei ondernemingskosten toe te rekenen aan de vaste inrichting in het hoogbelaste land, ook wanneer deze niet in dat land gemaakt worden?

Waarom is het verdrag ook van toepassing op natuurlijke personen, terwijl natuurlijke personen in Bahrein niet aan belastingheffing zijn onderworpen? Welke dubbele belasting moet er voor worden voorkomen? In de toelichtende nota wordt vermeld dat de tekst voor Qatar enigszins afwijkt van het OECD-modelverdrag om rekening te houden met het feit dat geen belasting wordt geheven met uitzondering van buitenlandse bedrijven. Op welke manier is daarmee rekening gehouden?

Het artikel over arbitrage en uitwisseling van inlichtingen is geënt op het concept voor het nieuwe OESO-modelverdrag 2008. Waarom is daarvoor gekozen, terwijl het belastingverdrag als geheel is gebaseerd op het OESO-modelverdrag van 2005? In welk opzicht wijkt dit af van de bepalingen het modelverdrag van 2005?

Waarom wilde Qatar dat er geen bepaling werd opgenomen over bijstand bij invordering? Waar bestaat die bijstand gewoonlijk uit?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PVV

De leden van de fractie van de PVV hebben een aantal vragen met betrekking tot het ter goedkeuring voorgelegde belastingverdrag met Qatar.

Wat voor gevolgen heeft de bronstaatheffing voor het socialezekerheidsstelsel in relatie met de exporteerbaarheid van de uitkering? Wanneer kunnen we de aanwijzing verwachtten met betrekking tot de budgettaire gevolgen?

Wordt er gelet op de regels die specifiek gelden voor de staat Qatar op deze manier geen permanente verplaatsing in de hand gewerkt van bedrijven die vervolgens exporteren naar Nederland? Zijn er gegevens beschikbaar waaruit blijkt dat een samenwerkingsverdrag met een financieel ongelijke staat als Qatar noodzakelijk is? Is de hoeveelheid te betalen belasting over inkomen in Nederland vergelijkbaar met die in Qatar? Zijn er ook maatregelen voor mensen die hun zakelijk vermogen en bedrijf in Qatar hebben en vervolgens wel gewoon in Nederland wonen?

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën,

Blok

De adjunct-griffier van de commissie,

Basten


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Blok (VVD), voorzitter, Ten Hoopen (CDA), ondervoorzitter, Weekers (VVD), Van Haersma Buma (CDA), De Nerée tot Babberich (CDA), Haverkamp (CDA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Omtzigt (CDA), Koşer Kaya (D66), Irrgang (SP), Luijben (SP), Kalma (PvdA), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Cramer (CU), Van der Burg (VVD), Van Dijck (PVV), Spekman (PvdA), Heerts (PvdA), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD), Tang (PvdA), Vos (PvdA), Bashir (SP) en Sap (GL).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Remkes (VVD), Jonker (CDA), Aptroot (VVD), De Vries (CDA), Van Hijum (CDA), Mastwijk (CDA), Elias (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Pechtold (D66), Kant (SP), Ulenbelt (SP), Van der Veen (PvdA), Smilde (CDA), Anker (CU), Vacature (VVD), De Roon (PVV), Van Dam (PvdA), Smeets (PvdA), Karabulut (SP), Thieme (PvdD), Heijnen (PvdA), Roefs (PvdA), Van Gerven (SP) en Vendrik (GL).