Kamerstuk 31700-VIII-13

Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden over de vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2009

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2009

Gepubliceerd: 22 oktober 2008
Indiener(s): Ronald Plasterk (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31700-VIII-13.html
ID: 31700-VIII-13

31 700 VIII
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2009

nr. 13
VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 22 oktober 2008

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie,

Van der Camp

Adjunct-griffier van de commissie,

Boeve

1

In hoeverre is het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) betrokken bij het integraal afsprakenkader schaalsprong Almere? Bent u volop partner en doet u met betrekking tot onderwijs en cultuur volop mee in de afspraken over de schaalsprong?

Het ministerie van OCW is niet betrokken bij het integraal afsprakenkader schaalsprong Almere.

2

Indien er sprake is van betrokkenheid van het ministerie van OCW bij het integraal afsprakenkader schaalsprong Almere, hoe ziet deze eruit? Geldt deze betrokkenheid alleen voor het onderwijs of strekt deze zich ook uit tot cultuur?

Zie antwoord 1.

3

Kunt u aangeven of de Mondriaanstichting op enigerlei wijze betrokken is bij de uitvoering van de 1%-kunstregeling van de Rijksgebouwendienst. Zo neen, waarom niet?

De 1%-regeling van de Rijksgebouwendienst valt onder de verantwoordelijkheid van de Rijksgebouwendienst. De Rijksgebouwendienst maakt hierbij gebruik van een kunstadviseur van het Atelier Rijksbouwmeester. De Mondriaan Stichting is hier dus niet bij betrokken.

4

Heeft u onderzoek gedaan naar de mate waarin jongeren momenteel in contact komen met kunst en cultuur? Kunt u cijfermatig weergeven welke groei in cultuurdeelname u onder jongeren wilt bereiken?

Het rapport Cultuurminnaars Cultuurmijders (2005) geeft een beeld van de cultuurdeelname door jongeren. Het SCP zal in 2009 een nieuwe rapportage uitbrengen van het periodieke onderzoek naar de cultuurdeelname in Nederland.

Het SCP benadrukt dat het lastig, zo niet onmogelijk is om een stijging of daling in de cultuurdeelname toe te schrijven aan specifiek overheidshandelen. Het is dan ook niet mogelijk om cijfermatig aan te geven welke groei voor rekening van het cultuurbeleid komt. Het kabinet kiest er daarom voor om in de vorm van een «tienpuntenplan cultuurparticipatie» een pakket aan maatregelen te nemen die elk voor zich zullen leiden tot een verhoging van de deelname (bijvoorbeeld de cultuurkaart en de gratis musea tot 12 jaar), zonder dat vast te stellen is wat de bijdrage is van deze afzonderlijke maatregelen aan het totaal van de cultuurdeelname door jongeren.

5

Waarom wordt afgestapt van de ckv-bonnen (culturele en kunstzinnige vorming) in het voortgezet onderwijs?

De Cultuurkaart bouwt voort op de huidige functies van de ckv-bonnen en geeft deze een eigentijds vervolg. De Cultuurkaart vervangt de administratieve rompslomp, vooral bij culturele instellingen, die samenhangt met de papieren bonnen. Bovendien sluit een dergelijke kaart beter aan bij de belevingswereld van jongeren en is er door gebruik van een webbased systeem betere managementinformatie op maat voor scholen en culturele instellingen beschikbaar.

De Cultuurkaart is niet alleen een eigentijdse opvolger van de ckv-bonnen maar ook een beleidsintensivering. Doordat de Cultuurkaart nu in ieder leerjaar beschikbaar komt, wordt het bovendien mogelijk om invulling te geven aan een doorlopende leerlijn. De ckv-bonnen waren slechts voor een deel van de leerjaren beschikbaar.

6

Welke instantie gaat de cultuurkaart verstrekken?

De opdracht voor de ontwikkeling, uitvoering en marketing van de Cultuurkaart is, na een Europese aanbestedingsprocedure, aan de stichting CJP (Cultureel Jongeren Paspoort) gegund.

7

Wat zijn de gebruiksvoorwaarden en de rechten die de cultuurkaart voor een jongere met zich meebrengt?

De Cultuurkaart vertegenwoordigt een bedrag van vijftien euro per jaar. Dit bedrag kunnen leerlingen klassikaal of individueel besteden. Dit kan alléén bij Cultuurkaartacceptanten. Deze acceptanten zijn door CJP getoetst op de door OCW opgestelde acceptatiecriteria. Inmiddels hebben ongeveer 1500 culturele instellingen zich aangemeld als acceptant. Daaronder zijn bijna alle musea en schouwburgen. Met de Cultuurkaart kunnen leerlingen gemiddeld 2 à 3 activiteiten per jaar ondernemen. Daarnaast is de Cultuurkaart een CJP-kortingpas, waarmee jongeren korting krijgen bij bij culturele instanties, zoals musea, schouwburgen en concertzalen.

Voor de specifieke voorwaarden van gebruik van de Cultuurkaart voor culturele instellingen, scholen en leerlingen is een reglement opgesteld. Hierin staat ondermeer welke informatie scholen moeten aanleveren en wat er gebeurt in geval van oneigenlijk gebruik.

8

Is het waar dat jongeren in totaal 13,5 miljoen euro aan cultuur kunnen besteden met de cultuurkaart en dat er twee miljoen euro in de uitvoeringskosten zit? Zo ja, keren deze uitvoeringskosten jaarlijks terug?

Ja, dit klopt.

De uitvoeringskosten van de Cultuurkaart bestaan naast technische kosten die gekoppeld zijn aan de transacties en logistiek, voor een belangrijk deel uit flankerend beleid en communicatie. De ervaring met het vouchersysteem leert dat het van groot belang is om scholen door middel van activerende campagnes (zoals de ckv-topper award voor de best presterende school) en goede voorlichting ertoe aan te zetten zoveel mogelijk van hun tegoed te besteden. Ook richting culturele instellingen zijn dergelijke inspanningen noodzakelijk.

In de uitvoeringskosten zitten tot slot ook de ontwikkelingskosten van de cultuurkaart versleuteld. Deze zijn verdeeld over de looptijd van het contract, zodat de uitvoeringskosten per jaar ongeveer gelijk zijn.

9

Wat gebeurt er met het tegoed op de cultuurkaart als de leerling deze verliest? Is dit tegoed door de vinder te gebruiken? Heeft de leerling alsnog recht op het tegoed als de kaart verloren is?

Het tegoed op de Cultuurkaart is een webbased tegoed. Dit houdt in dat het tegoed, in tegenstelling tot bijvoorbeeld een chipknip, niet op de kaart staat maar een virtueel tegoed is. Als een docent of leerling de Cultuurkaart verliest, blijft dit tegoed ook daarna beschikbaar. Een verloren kaart zal worden geblokkeerd. Er is dus geen derving van Cultuurkaartmiddelen.

10

Hoe is de 5,4 miljoen euro verdeeld die voor de gratis musea beschikbaar is? Kunt u hier een cijfermatig overzicht van geven? Is er sprake van valse concurrentie met andere musea? Wat is de looptijd van de afspraken?

Met de Nederlandse Museum Vereniging (NMV) heb ik in principe overeenstemming bereikt over het beleidsmatige en financiële kader waarbinnen de vrije toegang tot musea voor kinderen t/m 12 jaar geregeld gaat worden. De Algemene Leden Vergadering (ALV) van de NMV moet nog definitief instemmen met het akkoord. De ALV vindt binnenkort plaats.

De € 5,4 miljoen is beschikbaar voor compensatie van inkomstenderving en uitvoeringskosten van een compensatieregeling. De compensatieregeling zal openstaan voor musea die lid zijn van de NMV en/of ingeschreven zijn in het museumregister en beschikken over de Museumkaart-infrastructuur. De compensatie aan de musea zal worden verleend op declaratiebasis overeenkomstig de Museumkaart-systematiek. De verdeling van de compensatie over de deelnemende musea is derhalve niet op voorhand te geven. Dat hangt af van het aantal kinderen dat een museum weet te trekken. Aangezien alle musea kunnen meedoen is er geen sprake van valse concurrentie tussen musea. Het is de bedoeling dat gedurende tenminste drie schoolseizoenen musea vrij toegankelijk zijn voor kinderen t/m 12 jaar en wel met ingang van 1 september 2009. In 2012 zal bekeken kunnen worden wat de effecten zijn van de gratis toegang. Met het oog daarop is dit jaar een zogenaamde 0-meting gehouden onder de musea en het publiek en zullen de komende jaren effectmetingen worden uitgevoerd.

Sprake van concurrentie met andere musea is er niet. Vrijwel alle musea zijn Cultuurkaartacceptant. Zij bepalen zelf de toegangsprijs voor Cultuurkaarthouders.

De Cultuurkaart wordt minimaal tot en met schooljaar 2011–2012 aan het voortgezet onderwijs beschikbaar gesteld.

11

Wat wordt verstaan onder internationale excellentie? Op basis van welke criteria zijn de wereldspelers geselecteerd waarover de vier miljoen euro wordt verdeeld? Kan de Kamer een lijst ontvangen van de geselecteerde wereldspelers met daarbij een verdeling van het bedrag in de komende jaren? Is er sprake van coördinatie en evaluatie van deze subsidie? Zo ja, op welke wijze wordt dat geregeld?

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar mijn brief over internationale excellentie (DK/B&B/66372) van 20 oktober 2008.

12

Welke voorwaarden en doelstellingen zijn aan het subsidiebedrag van vier miljoen euro voor internationale excellentie verbonden?

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar mijn brief over internationale excellentie (DK/B&B/66372) van 20 oktober 2008.

13

Kunt u aangeven hoe het extra bedrag dat voor de basisinfrastructuur de komende vier jaar beschikbaar wordt gesteld en waarvan zes miljoen euro uit de cultuurbegroting komt en vier miljoen euro uit de onderwijsbegroting, precies gedekt worden?

De ruim € 6 miljoen uit de cultuurbegroting wordt uit de volgende posten gedekt:

• € 2 miljoen gereserveerde middelen voor de cultuurconvenanten;

• € 2,4 miljoen gereserveerde middelen voor knelpunten musea;

• € 1,2 miljoen waarover de Raad voor Cultuur in het advies van 18 juni niet heeft geadviseerd;

• € 0,7 miljoen loon- en prijsbijstelling tranche 2008 die niet wordt uitgekeerd op o.a. incidentele subsidies (op de structurele subsidies is de loon- en prijsbijstelling volledig uitgekeerd).

Over de exacte dekking van de € 4 miljoen die op andere onderdelen van de OCW-begroting zal worden gevonden vindt volgend voorjaar besluitvorming plaats. Voorlopig is het bedrag op artikel 17 Nominaal en Onvoorzien geparkeerd.

14

Bij de verdeling van de extra middelen in de basisinfrastructuur wordt prioriteit gegeven aan instellingen in de regio. Waarom is voor deze prioritering gekozen? Heeft u een duidelijke indicatie dat de regionale instellingen het geld harder nodig hebben dan bijvoorbeeld de randstedelijke? Zo ja, kunt u dit cijfermatig onderbouwen? Is hiermee voldaan aan de functie-eis in de basisinfrastructuur?

Ik heb mij bij de verdeling van de extra middelen laten leiden door bestuurlijke en politieke overwegingen door uitvoering te geven aan de moties over regionale spreiding. Bij de hoogte van de bedragen volg ik het eerste advies van de Raad voor Cultuur van 15 mei.

15

Hoe ziet u de internationale positie van de Nederlandse beeldende kunst, gezien uw brief over het internationaal cultuurbeleid ((Kamerstuk 31 482, nr. 17) waarin u de internationale positie van onze musea, orkesten, muziekensembles en dansgezelschappen roemt.

In mijn brief over het beeldende kunstbeleid (10 december 2007) heb ik aangegeven mij te kunnen vinden in de genuanceerde benadering van de Raad van Cultuur: Nederland kent een vitale beeldende kunstsector, die echter ook een aantal algemene knelpunten heeft.Ik versterk de internationale positie van de beeldende kunst door:

• Een investering van € 500 000 in de programmering van het hedendaagse internationale aanbod in Nederlandse kunstmusea;

• Een investering van € 2,5 miljoen voor presentatie-instellingen en kunstenaarsinitiatieven die nieuwe kunst in een internationale context plaatsen; ik heb daarvan € 1,5 miljoen beschikbaar gesteld voor presentatie-instellingen in de basisinfrastructuur en € 1 miljoen voor presentatie-instellingen en kunstenaarsinitiatieven die worden gesubsidieerd door de Mondriaan Stichting.

16

Waaruit bestaat het beleid op het gebied van cultuur en ontwikkeling precies? Naar welke projecten gaat de huidige subsidie van 25 miljoen euro vanuit ODA-middelen (Official Development Aid)?

Mede namens de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking kan ik u als volgt antwoorden.

Het beleid betreffende Cultuur en Ontwikkeling is beschreven in de brief Grenzeloze Kunst, die op 16 september 2008 aan de Tweede Kamer is gezonden. Het beleid is erop gericht een bijdrage te leveren aan de Millennium ontwikkelingsdoelen en aan de versterking van de culturele ruimte. Zo kunnen landen in een globaliserende wereld een eigen route voor menselijke en economische ontwikkeling kiezen. Hiertoe worden verschillende wegen bewandeld:

• Decentraal: ondersteuning van de culturele sector in een beperkt aantal ontwikkelingslanden door de ambassades;

• Centraal: ondersteuning van de culturele sector in ontwikkelingslanden via Nederlandse organisaties;

• Multilateraal: inzet in met name UNESCO en EU verband gericht op versterking van de culturele sector in ontwikkelingslanden.

Het bedrag van € 25 miljoen is een gemiddeld over meerdere jaren. In 2007 was de verdeling als volgt:

• € 2,8 miljoen gedelegeerd aan ambassades;

• € 5,3 miljoen via Nederlandse organisaties (Prins Claus Fonds, Hubert Bals Fonds, Jan Vrijman Fonds, Rijksakademie voor Beeldende Kunsten, Centrum voor Internationaal Erfgoed en anderen);

• € 2,8 miljoen via het Medefinancieringsprogramma (Music Mayday, Festival Mundial en anderen);

• € 14,6 miljoen voor het Koninklijk Instituut voor de Tropen.

17

Waaraan wordt het budget van twee miljoen euro dat beschikbaar is gesteld voor het programma leesbevordering precies uitgegeven? Betreft dit een subsidie waar scholen aanspraak op kunnen maken, of wordt het geld vooral in landelijke activiteiten gestoken?

Het budget is bestemd voor de uitvoering van de vier deelprogrammma’s van Kunst van lezen:

1. experiment Boekstart. Bibliotheken, consultatiebureaus en peuterspeelzalen gaan een proef doen met leesbevordering voor kinderen van nul tot vier jaar;

2. inzet bibliotheken bij proefprojecten taalachterstanden van staatssecretaris Dijksma. Bibliotheken gaan samenwerken met scholen om de proefprojecten Taalbeleid onderwijsachterstanden te ondersteunen. Hiervoor zijn scholen met veel achterstandsleerlingen geselecteerd die goede plannen hebben om het leesniveau te verhogen;

3. kennismaking met de cultuurhistorische canon aan de hand van (jeugd)literatuur. Met Nederlandstalige (jeugd)literatuur en klassieke literaire werken wordt de cultuurhistorische canon van de Commissie Van Oostrom toegankelijk gemaakt voor de bovenbouw van het basisonderwijs en de onderbouw van het voortgezet onderwijs;

4. opzet en uitbouw van leesbevorderingsnetwerken. Mede ter ondersteuning van de eerste drie deelprogramma’s wordt geïnvesteerd in de vorming van een landelijk dekkende voorziening van lokale en bovenlokale netwerken rondom leesbevordering. Deelnemers aan een leesbevorderingsnetwerk zijn bijvoorbeeld lokale bibliotheken, scholen, consultatiebureaus en peuterspeelzalen.

Met de uitvoering is in 2008 een begin gemaakt door Stichting Lezen en de Vereniging van Openbare Bibliotheken. Zij zullen hun gezamenlijke aanpak in 2009 continueren.

Doordat er voor 2009 meer budget is gereserveerd dan voor 2008 kunnen de activiteiten geleidelijk worden opgeschaald. Het streven is dat de meeste activiteiten uiteindelijk een landelijk bereik krijgen.

Scholen kunnen niet individueel aanspraak maken op subsidie, maar profiteren indirect doordat zij kunnen participeren in een aantal deelprogramma’s zoals uitgevoerd door Stichting Lezen en de Vereniging van Openbare Bibliotheken.

18

Aan welke voorwaarden moeten instellingen voldoen om voor geld uit het fonds cultuurparticipatie in aanmerking te komen? Hoe wordt getoetst of de culturele instellingen met dit geld daadwerkelijk bijdragen aan de cultuurparticipatie van alle burgers?

Het Fonds voor Cultuurparticipatie (FCP) voert met ingang van 1 januari 2009 verschillende regelingen uit: de Projectenregeling amateurkunst, de Projectenregeling cultuureducatie en de Meerjarige regeling amateurkunst en cultuureducatie. De uitvoering van deze regelingen neemt het FCP over van het Fonds voor Amateurkunst, de Mondriaanstichting en het ministerie van OCW. Deze regelingen zullen voorlopig langs de bestaande voorwaarden en op onveranderde wijze worden voortgezet. De nieuwe Regeling cultuurparticipatie provincies en gemeenten is niet toegankelijk voor instellingen maar alleen voor overheden.

19

Verwacht u dat het bedrag dat beschikbaar is voor de bouw van het Nationaal Historisch Museum voldoende is om de bouw volledig af te ronden en daarnaast activiteiten en manifestaties rond de opening te organiseren?

Met de beschikbare middelen zullen de kosten van de noodzakelijk te ontwikkelen activiteiten in de aanloop naar een nieuw museum worden gedekt. Daarna is dit budget voldoende voor een gezonde exploitatie van het NHM.

20

Hoe wordt de stichting die belast is met de opdracht het Nationaal Historisch Museum te realiseren afgerekend op het resultaat; zowel wat betreft de afrondingstermijn als wat betreft de doelstellingen?

Met de stichting zullen, net als met de andere rijksgesubsidieerde musea, prestatieafspraken worden gemaakt. De stichting legt jaarlijks verantwoording af door middel van het indienen van een bestuursverslag en (toegelicht) financieel jaarverslag, vergezeld van een accountantsverklaring, op basis van het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen en de Regeling subsidies en uitkeringen cultuuruitingen. Daarnaast vindt periodiek overleg plaats met de bestuurders van de stichting.

21

Wat is de visie van het ministerie van OCW op de mogelijkheid van een Holland House in New York, of andere culturele wereldsteden?

Uit consultaties met het culturele veld is gebleken dat op dit moment onvoldoende behoefte bestaat aan een nieuw instituut in New York. Kunstenaars en instellingen vinden veelal zelfstandig hun weg op de internationale markt. De rol van de overheid is aanvullend. Doorgaans voldoet de huidige werkwijze (via het ambassadenetwerk) om aangesloten te blijven bij de belangrijkste internationale netwerken en culturele ontmoetingsplaatsen.

22

Is er een uitsplitsing te geven van de subsidies in enerzijds het deel dat bestemd is voor kunstproductie c.q. programmering en anderzijds voor overhead en huisvesting? Is die uitsplitsing te geven voor zowel de subsidies in de basisinfrastructuur als voor de door de fondsen toegekende subsidies?

Ja, met dien verstande dat er in de jaarrekening een onderscheid wordt gemaakt tussen «beheerslasten» (= overhead en huisvesting) en «activiteitenlasten». Een complete uitsplitsing vergt raadpleging van alle jaarrekeningen.

Voor de podiumkunstinstellingen is een indicatie te geven: de beheerslasten van podiumkunstinstellingen liggen gemiddeld tussen de 15–25% van de totale lasten.

23

Kan er inzicht worden gegeven in welk deel van de subsidies direct inkomensvormend voor producerende kunstenaars zijn?

De subsidies van het Fonds voor Beeldende Kunst, Vormgeving en Bouwkunst (€ 21 miljoen) en het Fonds voor de Letteren (€ 6 miljoen) zijn grotendeels bestemd voor individuele kunstenaars, waarmee zij worden voorzien van een inkomen. Dit geldt ook voor subsidies aan componisten (ca. € 2 miljoen).

De WWIK, een bijstandsuitkering van het Ministerie van Sociale Zaken is direct inkomensvormend, waarop in 2007 een beroep is gedaan voor in totaal € 26 miljoen. Daarnaast worden via de Mondriaan Stichting, de Stichting Kunst en Openbare Ruimte en de Kunstkoopregeling opdrachten en afnamesubsidies verstrekt die ook de kunstenaar ten goede komen.

24

Hoe komt, met betrekking tot de verschillende beleidsprogramma’s, de samenwerking met andere departementen financieel tot uitdrukking?

Er zijn beleidsprogramma’s waarin wordt samengewerkt met andere departementen. Elk departement neemt dit in de eigen begroting op. In de begroting van OCW zijn de middelen opgenomen zoals deze door OCW worden uitgetrokken voor speerpunten binnen het betreffend beleidsprogramma. Een voorbeeld is het internationaal cultuurbeleid. De departementen van BZ, EZ en OCW dragen bij aan dat beleid. In de brief (Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 31 482, nr. 17) die OCW samen met BZ tegelijkertijd met de begroting heeft uitgebracht wordt helder welke bijdrage per departement beschikbaar wordt gesteld.

Een ander voorbeeld is de samenwerking tussen LNV, VenW, WWI, VROM en OCW over het architectuurbeleid (Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 535, nr. 2). In de nota is een overzicht opgenomen van wat elk departement bijdraagt.

25

Hoeveel is er, inclusief de bijdragen van andere ministeries, totaal beschikbaar voor het internationaal kunst- en cultuurbeleid?

Mede namens de minister voor Ontwikkelingssamenwerking en de staatssecretaris voor Europese Zaken kan ik u als volgt antwoorden.

De bedragen hiervoor zijn opgenomen in de brief Grenzeloze Kunst, die op 16 september 2008 aan de Tweede Kamer is gezonden. De volgende middelen zijn beschikbaar:

• De ministeries van OCW, BZ en EZ stellen ieder € 1 miljoen per jaar beschikbaar voor Dutch Design, Fashion & Architecture (DDFA) voor de komende 4 jaar. Dit betekent dat er voor DDFA in totaal €12 miljoen wordt gereserveerd.

• Voor gemeenschappelijk cultureel erfgoed zullen OCW en BZ ieder € 1 miljoen per jaar vrijmaken.

• In de periode 2009–2012 krijgen 13 internationale festivals subsidie van OCW voor een totaalbedrag van ca. 8 miljoen.

• Het ministerie van OCW beheert € 4,4 miljoen aan HGIS-cultuurmiddelen. Hiermee zal OCW de internationale ontwikkeling van de kunsten, letteren en erfgoed stimuleren via fondsen en erfgoeddiensten.

• Het ministerie van Buitenlandse Zaken beheert eveneens € 4,4 miljoen aan HGIS-cultuurmiddelen, waarvoor 1 miljoen gereserveerd is voor DDFA, 1 miljoen voor GCE (gedelegeerd aan ambassades) en het restant voor het buitenlands bezoekersprogramma, SICA en grootschalige gebundelde of sectorale presentaties.

• Voor cultuur en ontwikkeling wordt jaarlijks € 25 miljoen vanuit het budget ontwikkelingssamenwerking (ODA) beschikbaar gesteld.

Deze bedragen komen bij elkaar op ongeveer € 45 miljoen per jaar.

26

Hoe verhouden de salarissen van bestuurders en directeuren van door het Rijk gesubsidieerde culturele instellingen zich tot de Balkenende-norm?

De salarissen van bestuurders en directeuren van door het Rijk gesubsidieerde culturele instellingen verhouden zich in het algemeen goed tot de Balkenende-norm.

De salariëring is een zaak van de instellingen zelf. De Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens verplicht tot openbaarmaking van salarissen in het financieel verslag indien zij dat van een minister overschrijden. Die verplichting leidt voor de gesubsidieerde culturele instellingen slechts in een enkel geval tot de openbaarmaking van een salaris. Het lidmaatschap van bestuur of raad van toezicht is veelal onbezoldigd.

Dit neemt niet weg dat ik ook de ontwikkelingen van de topinkomens in de cultuursector met de nodige alertheid volg. Daarbij wijs ik er nog op dat het kabinet in de beleidsreactie op het advies van de commissie Dijkstal een duidelijke lijn heeft uiteengezet voor het topinkomensbeleid voor de semipublieke sector. Ook voor de culturele instelling gaat daarbij het beloningsregime «salarismaximum» gelden.

27

Heeft de gewijzigde inzet van de geldstroom beeldende kunst en vormgeving voor komend jaar geleid tot aanpassing van de bestedingen van provincies voor beeldende kunst en vormgeving? Kan er inzicht gegeven worden in de verschillen ten opzichte van 2008?

Nee, over de effecten kan geen uitspraak worden gedaan, omdat de decentralisatie van de geldstroom pas per 1 januari 2009 van kracht wordt.

28

Hoeveel is er inclusief de 0,8 miljoen meeropbrengst van de taakstelling totaal gereserveerd voor de frictiekosten cultuurnota?

Deze post in het Subsidieplan Kunst van Leven bestaat uit twee delen. Ten eerste een frictiereservering voor de jaren 2009 en 2010 ter hoogte van € 4,6 miljoen in 2009 en € 0,2 miljoen in 2010. In de € 4,6 miljoen zit de € 0,8 miljoen meeropbrengst.

Ten tweede is onder het kopje frictiekosten cultuurnota € 0,5 miljoen structureel met ingang van 2009 bestemd voor «rafels» voortvloeiend uit de huidige cultuurnotasystematiek.

Deze middelen worden besteed aan het Nederlands Filmfestival (Utrecht) (€ 230 000), De BonteHond (Almere) (€ 90 000) en een intensivering van het vertaalbeleid van het Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds (€ 190 000).

29

Op welke wijze beïnvloeden de ontwikkelingen in de integratie- en inburgering van nieuwkomers de resultaten van het cultuurbeleid, gezien u stelt dat de ontwikkelingen in de cultuurparticipatie mede afhankelijk zijn van externe factoren?

Het is aannemelijk dat betere integratie en inburgering van nieuwkomers leidt tot meer participatie.

30

Wat is de hoogte van de opstartsubsidie aan het Jeugdcultuurfonds? Onder welke voorwaarden wordt een structurele subsidie overwogen?

Ik heb aan het Jeugdcultuurfonds een opstartsubsidie verleend van € 127 000. Ik ben niet voornemens een structurele subsidierelatie met het Jeugdcultuurfonds aan te gaan. Het Jeugdcultuurfonds moet binnen afzienbare termijn zelfvoorzienend zijn.

31

Kunt u per sector aangeven welk beleidsinstrument het meest effectief is?

Om de doelstellingen van het cultuurbeleid te kunnen realiseren is een breed spectrum aan beleidsinstrumenten beschikbaar.

Allereerst zijn er de wettelijke kaders, zoals de Wet op het Specifiek Cultuurbeleid en de Monumentenwet. Op basis van de wettelijke kaders is een instrumentarium ontwikkeld. In de begroting is het beschikbare instrumentarium per operationele beleidsdoelstelling aangegeven. Om te onderzoeken of het instrumentarium nog steeds effectief is, wordt het regelmatig geëvalueerd en zo nodig bijgesteld of herzien. Zo is de afgelopen periode een herziening van de Wet op het specifiek cultuurbeleid gerealiseerd, met het oog op het inrichten van een culturele basisinfrastructuur. Ook het instrumentarium voor de monumentenzorg (modernisering monumentenzorg) en de bibliotheken (bibliotheekvernieuwing) wordt tegen het licht gehouden. De Kamer wordt bij deze evaluaties, de effectiviteit van de beleidsinstrumenten en plannen voor herziening telkens per onderwerp betrokken.

Zo zal de Kamer binnenkort aangaande het instrument belastingsubsidie de kabinetsreactie over de werking van het verlaagde btw-tarief voor cultuur ontvangen.

32

Wat is de totale omvang van de overheidsuitgaven aan de culturele sector? Kunt u dit uitsplitsen naar Rijksoverheid en decentrale overheden? Kunt u hierbij ook de tijdens het Paradisodebat 2008 op de Uitmarkt verstrekte gegevens betrekken?

Het CBS maakt een jaarlijkse statistiek van de overheidsuitgaven. De meest recente gegevens over cultuuruitgaven zijn de volgende:

Bruto overheidsuitgaven cultuur naar overheidslaag in 2006 in mln euro

Totale overheid2 981
Rijk965
Provincies238
Gemeenten1 695
Gemeenschappelijke regelingen83

Het CBS telt ook bedragen van andere ministeries mee. Niet meegerekend worden de indirecte subsidies ten gevolge van belastingaftrek of verlaagd BTW-tarief cultuur.

De tijdens het Paradisodebat 2008 verstrekte gegevens (Bureau Berenschot) zijn onder meer gebaseerd op deze CBS-gegevens. Voor het bepalen van de rijksuitgaven cultuur is echter uitsluitend gebruik gemaakt van de cultuuruitgaven op de OCW-begroting (Artikel 14), verminderd met apparaatskosten (waaronder RACM en ICN). In de cijferopstelling van het Paradisodebat komt het rijksaandeel in de totale cultuuruitgaven daarmee iets lager uit (€ 878 miljoen).

33

De inzet van decentrale overheden is van invloed op de resultaten van het cultuurbeleid. Hoe rekent u decentrale overheden op deze resultaten af?

Voor zover rijk, gemeenten en provincies gezamenlijk afspraken hebben gemaakt, zoals bij de decentralisatieuitkering van het Fonds Cultuurparticipatie, geldt het principe van Single Information Single Audit. Over de middelen die gemeenten zelf inzetten, zoals subsidies aan lokale culturele instellingen, leggen zij verantwoording af in de Gemeenteraad.

34

Is er onderzoek gedaan naar de oorzaak van een teruggang in de actieve cultuurparticipatie?

Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) rapporteert één maal in de vier jaar over de ontwikkelingen van de cultuurparticipatie in de reeks Het culturele draagvlak. Daarin wordt ook de actieve cultuurparticipatie meegenomen. Meest recente publicatie is Cultuurminnaars en cultuurmijders (SCP, 2005) www.scp.nl. De teruggang wordt bevestigd door de meest recente cijfers van het SCP over 2007 (publicatie begin 2009), maar is er niet op alle gebieden: beeldende kunst en theater lopen iets terug, muziek niet). Het SCP gaat niet in op oorzaken, maar constateert wel dat sprake is van het ouder worden van de kunstzinnige burger. Om meer zicht te krijgen in het voorzieningenniveau voor en de participatie in actieve cultuurbeoefening verricht het SCP in 2009 een verdiepende studie op verzoek van het ministerie van OCW naar de toekomst van kunstbeoefening in Nederland. Ik heb de Kamer hierover geïnformeerd in mijn brief van 28 augustus 2008.

35

De geïndexeerde ontwikkelingstrends zijn gebaseerd op het aantal mensen dat minimaal één maal per jaar participeert in cultuur. Hoeveel mensen in Nederland participeren nooit in cultuur?

Uit de voorlopige cijfers cultuurparticipatie van het SCP (op basis van het aanvullend voorzieningen onderzoek 2007) blijkt dat 20% van de Nederlanders van 12 jaar en ouder nooit participeert in cultuur (dat wil zeggen: minder dan één maal per jaar een bezoek brengt aan een culturele instelling).

36

Hoe verklaart u het dalende budget voor de post Cultuursubsidies 2009–2012 in tabel 14.2 «budgettaire gevolgen van beleid artikel 14» van 524 miljoen in 2008 naar 482 miljoen in 2009 en volgende jaren, terwijl de overgang naar de nieuwe subsidiesystematiek budgetneutraal zou verlopen?

De overgang naar de nieuwe subsidiesystematiek is budgettair neutraal verlopen maar dat blijkt niet uit de post Cultuursubsidies 2009–2012. Omdat bij het samenstellen van de begroting (zomer 2008) nog niet alle besluiten over de toedeling van budgetten genomen waren, is het verschil van € 42 miljoen (€ 524 miljoen–€ 482 miljoen) geboekt op de post «Programmakosten Overig».

Het gaat daarbij om de volgende posten: € 20 miljoen filmstimulering, € 8,1 miljoen overdracht instellingen ná het raadsadvies, de toevoeging uit de Geldstroom Beeldende Kunst en Vormgeving van € 3,4 miljoen en tenslotte de extra € 10 miljoen euro die bekend is gemaakt in het Subsidieplan Kunst van Leven 2009–2012.

Zie voor overige bewegingen op artikel 14 de tabel bij vraag 48.

37

Wat is de reden dat de huurverhoging musea met ingang van 2008 is opgenomen in de cultuursubsidies 2009–2012? In welke post was deze huurverhoging voorheen opgenomen?

Er is geen sprake van een huurverhoging die met ingang van dit jaar in de subsidies wordt opgenomen. De musea die zijn gehuisvest in een pand van de Rijksgebouwendienst ontvangen sinds de stelselwijziging Rijkshuisvesting op 1 januari 1999 een bijdrage ter dekking van de huurkosten. In de subsidiebeschikkingen van de rijksgesubsidieerde musea wordt een onderscheid gemaakt tussen de exploitatiesubsidie en de huursubsidie. Van het totaalbedrag van circa € 150 miljoen die de musea ontvangen in het kader van het subsidieplan 2009–2012 is een derde deel bestemd voor huisvesting.

38

Hoeveel extra geld wordt er ten opzichte van vorig jaar extra geïnvesteerd in het internationaal cultuur beleid?

In 2009 komen extra middelen beschikbaar voor het programma Dutch Design Fashion & Architecture (DDFA) (€ 1 miljoen) en voor het Gemeenschappelijk Cultureel Erfgoed (€ 1 miljoen). Zie ook het antwoord op vraag 25.

39

Welke programma’s vallen onder de post «Verbreden inzet Cultuur»?

Dat zijn de programma Cultuur en School, Cultuur en Ruimte, Regionale Dynamiek, Cultuur en ICT en tenslotte het programma Cultuur en Economie.

40

Kunt u bevestigen dat de Algemene Rekenkamer onlangs constateerde dat het subsidiebeheer bij Cultuur verschillende tekortkomingen kent (Kamerstuk 31 444 VIII, nr. 2)? Hoe denkt u met minder budget beter te gaan functioneren, aangezien de apparaatuitgaven aan het bestuursdepartement de komende jaren teruglopen?

Ja, dat kan ik bevestigen. Wij hebben de geconstateerde tekortkomingen opgepakt en verbeteringen doorgevoerd in de organisatie rondom het subsidiebeheer. Vooral het beheer van de projectsubsidies behoeft verbetering. Verder zijn de twee afzonderlijke financiële afdelingen van de beleidsdirecties Kunsten en Cultureel Erfgoed samengevoegd tot één afdeling, waardoor het financieel beheer efficiënter en effectiever wordt ingevuld.

Daarnaast wordt het toezicht op dit financieel beheer geïntensiveerd, o.a. door directe aansturing door de betreffende Directeur-Generaal. Ook staat het Plan van Aanpak omtrent verbeteringen als vast onderdeel op de agenda van het interne Auditcommittee.

41

Hoe wordt de terugloop van 64 miljoen euro tot 2011 in de totale uitgaven gerealiseerd?

De terugloop van de middelen met € 64 miljoen tot 2011 wordt veroorzaakt door een incidentele impuls in 2008 van € 50 miljoen ten behoeve van de Monumentenzorg. Daarnaast is een deel van de middelen voor «Beelden voor de Toekomst» (€ 12,3 miljoen) en Malta (€ 7 miljoen) in 2007 niet tot besteding gekomen en verschoven naar 2008. Hierdoor zijn er in 2008 incidenteel meer middelen beschikbaar.

42

Waaruit bestaan de ontvangsten in tabel 14.2 «budgettaire gevolgen van beleid artikel 14» en waarom lopen deze terug?

De ontvangsten in tabel 14.2 «budgettaire gevolgen van beleid artikel 14» bestaan uit de verwachte ontvangsten Cultuur.

De ontvangsten bestaan uit drie delen:

1. Ontvangsten voor het verrichten van diensten door de uitvoeringsorganisaties Cultuur (RACM en ICN).

2. Terugvorderingen van subsidies. Als subsidies definitief worden vastgesteld, kan dat lager zijn dan het voorschot. Het verschil wordt teruggevorderd en staat op deze post als een ontvangst.

3. FES-desalderingen voortvloeiend uit Beelden voor de Toekomst (zie voor het kasritme antwoord op vraag 78).

De ramingen van de ontvangsten zijn structureel niet noemenswaardig veranderd. In 2008 zijn er incidenteel meer middelen beschikbaar omdat een deel van de middelen voor «Beelden voor de Toekomst» (€ 12,3 miljoen) en Malta (€ 7 miljoen) in 2007 niet tot besteding gekomen is en verschoven is naar 2008.

43

Is het waar dat tabel 14.2 «budgettaire gevolgen van beleid artikel 14» laat zien dat in 2009 voor veertig miljoen wordt bezuinigd op de totale cultuuruitgaven, terwijl de cultuur-enveloppengelden vijftig miljoen extra beschikbaar stellen, waardoor de totale uitgaven op cultuur het komende jaar in werkelijkheid met tien miljoen euro toenemen?

De cultuurenveloppe bedraagt in 2009 € 50 miljoen terwijl de taakstelling profijtbeginsel € 20 miljoen bedraagt; per saldo dus een intensivering van € 30 miljoen. Structureel bedraagt de enveloppe € 100 miljoen en de taakstelling € 50 miljoen; per saldo een intensivering van € 50 miljoen vanaf 2011. In het antwoord op vraag 48 wordt een totaaloverzicht van de bewegingen op het cultuurartikel gegeven.

44

Kunt u de schommelingen in de verplichtingen beschreven in tabel 14.2 «budgettaire gevolgen van beleid artikel 14» toelichten die lopen van drie miljard euro in 2008, naar 560 miljoen euro, en een miljard euro in 2013? Hoe worden zij veroorzaakt en wat verklaart het grote verschil tussen 2008 en 2013?

De schommelingen van de verplichtingen over de periode 2008 tot en met 2013 worden veroorzaakt omdat voor de Cultuurnota 2009–2012 de verplichtingen in 2008 dienen te worden vastgelegd. Daartoe is de verplichtingenruimte in de jaren 2009, 2010, 2011 en 2012 per jaar overgeheveld naar 2008. Dit is gebeurd op een moment dat er nog geen volledig zicht op de totale verplichtingen mogelijk was. Bij Slotwet 2008 en Voorjaarsnota 2009 wordt aan de hand van de gerealiseerde verplichtingen 2008 de stand geactualiseerd.

In 2013 komt de verplichtingenstand overeen met de stand van de uitgaven, vermeerderd met de garantieverplichtingen voortvloeiend uit de indemniteitsregeling.

45

Hoe verklaart u de terugloop van financiële middelen ter beschikking van Beelden voor de Toekomst?

Aan het project Beelden voor de Toekomst blijft de oorspronkelijke overeengekomen meerjarenreeks ter beschikking staan. Het project is halverwege 2007 gestart met als gevolg dat de helft van de in dat jaar begrote activiteiten pas in 2008 kan worden gerealiseerd. Het resterende budget is daarom overgeheveld naar het begrotingsjaar 2008 en komt bovenop de oorspronkelijk beschikbare ruimte in dat jaar. Dit verklaart de schijnbare terugloop in de financiële middelen vanaf 2009.

46

Hoe gaat u dekking vinden voor de tien miljoen euro die naar aanleiding van de algemene politieke beschouwingen extra beschikbaar komt voor de culturele basisinfrastructuur? Hoe worden deze tien miljoen euro besteed?

U bent bij brief van 30 september door de minister van Financiën geïnformeerd over de dekking van de drie moties die bij de APB zijn aangenomen (Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 31 700, nr. 31). De intensiveringen en dekkingsvoorstellen zijn niet één op één aan elkaar gekoppeld; er kan daarom geen specifieke dekking voor de € 10 miljoen voor de culturele basisinfrastructuur worden genoemd.

In dezelfde brief wordt ingegaan op de besteding van de € 10 miljoen:

• Ruim € 6 miljoen wordt ingezet om voor de vierjarig gesubsidieerde instellingen een groter deel van de door de Raad voor Cultuur geadviseerde verhogingen door te voeren. Hierdoor ontvangen de instellingen in de Randstad ruim driekwart van de geadviseerde verhogingen; voor de regio was dat al 100%.

• € 3,7 miljoen wordt naar rato toegevoegd aan de subsidies van de langjarig gesubsidieerde orkesten, dans- en operagezelschappen. Het Koninklijk Concertgebouw Orkest wordt uitgezonderd van deze verhoging, omdat dit orkest in het kader van de internationale excellentie al een extra subsidie van € 1,5 miljoen ontvangt.

• € 0,3 miljoen wordt besteed aan de sectorinstituten.

47

Hoe komt het dat voor het jaar 2011 de totale uitgaven en de programma-uitgaven hoger geraamd zijn dan voor het jaar ervoor en het jaar erna?

Dit wordt veroorzaakt door kasritmes die van jaar tot jaar verschillen. Er ligt geen beleidsmatige wijziging aan ten grondslag. Zie tabel bij vraag 48.

48

Kunt u een cijfermatig overzicht geven van de ontwikkeling van de totale uitgaven op cultuur tot 2011 en daar de enveloppengelden én de taakstelling uit het coalitieakkoord in meerekenen?

(bedragen X € 1 000)

 2008200920102011
A.    
Uitgaven cultuur (art. 14) Begroting 2008872 729871 325861 516851 301
     
B.    
Mutaties:    
Loon- en prijsbijstelling 200826 72827 38027 14127 171
Amendement monumentenzorg (Lid de Nerée)50 000   
Beelden voor de toekomst12 800   
Decentralisatie Beeldende Kunstregeling – 13 500– 13 500– 13 500
technische mutaties3 402– 2 4246295 400
C.    
Taakstelling/enveloppe cultuur    
Investeringen enveloppe cultuur050 80051 40058 200
Inzet enveloppegeld voor taakstelling0 4 40018 800
Taakstelling profijtbeginsel0– 20 800– 35 000– 50 000
D.    
Extra Middelen Cultuurnotasubsidies 4 0004 0004 000
     
E.    
Uitgaven cultuur (art. 14) Begroting 2009965 659916 781900 586901 372

In de bovenstaande tabel ziet u de weergave van het meerjarig overzicht met de ontwikkelingen ten opzichte van de begroting 2008 (A). Zo is de opbouw te herleiden vanaf de stand begroting 2008 naar de begroting 2009 (E).

Onderdeel B betreft de volgende begrotingsmutaties: In 2008 de loon en prijscompensatie van ca. € 27 miljoen toegevoegd, de decentralisatie beeldende kunstregeling afgeboekt naar het Gemeentefonds voor € 13,5 miljoen (vanaf 2009) en is incidenteel € 50 miljoen bijgeboekt voor monumentenzorg. Ook voor beelden voor de toekomst is in 2008 een bedrag van € 12,8 miljoen uit 2007 geboekt.

Onderdeel C betreft het onderdeel voortvloeiend uit het coalitieakkoord: de bijstellingen van de enveloppenmiddelen cultuur, waarvan slechts een deel op onze begroting is bijgeboekt.

De totale enveloppenmiddelen Cultuur komen in totaal op € 100 miljoen structureel, en in 2010 op € 75 miljoen. Dit is echter niet terug te zien in de bovenstaande tabel omdat de oploop van deze middelen voor 2010 en 2011 respectievelijk bij begroting 2010 en 2011, wordt toegevoegd aan de begroting. Inclusief deze middelen zou onderdeel C. van bovenstaande tabel er als volgt uitzien:

(bedragen x € 1 000)

 2008200920102011
Reeds geboekte enveloppenmiddelen    
Investeringen enveloppe cultuur 50 80051 40058 200
Inzet enveloppegeld voor taakstelling  4 40018 800
Indicatieve oploop enveloppenmiddelen    
Tranche 2010, enveloppenmiddelen Cultuur  19 20019 200
Tranche 2011, enveloppenmiddelen Cultuur  03 800
totaal enveloppe 50 80075 000100 000
     
Taakstelling Profijtbeginsel – 20 800– 35 000– 50 000
Saldo 30 00040 00050 000

Onderdeel D betreft een deel van de € 10 miljoen die extra is toegevoegd aan de cultuurnotasubsidies. De overige € 6 miljoen is gevonden binnen het cultuurartikel, en is opgenomen in de cijferreeks A (uitgaven Cultuur Begroting 2008).

Ten slotte: de € 10 miljoen als gevolg van de Motie Hamer wordt bij Nota van Wijziging aan de Begroting Cultuur art. 14 toegevoegd. Deze is dus nog niet in bovenstaande tabel opgenomen.

49

Waaruit bestaan de 0,8 miljoen euro frictiekosten? Welke specifieke frictiekosten worden hier bedoeld?

De € 0,8 miljoen frictiekosten wordt toegevoegd aan de totale reservering voor frictiekosten. Deze post bedraagt in 2009 € 5,1 miljoen en is hoofdzakelijk bestemd voor frictiesubsidies aan instellingen die met ingang van de nieuwe subsidieperiode geen subsidie meer ontvangen.

Zie ook het antwoord op vraag 28.

50

Hoe verhouden de concrete doelen van innovatie zich tot de algemene doelstelling namelijk de bevordering van de cultuurparticipatie?

Innovatie en het bereiken van nieuwe publieksgroepen zijn twee dingen die nauw samenhangen. Innovatie is er onder meer op gericht om via nieuwe manieren van marketing of productontwikkeling nieuw publiek te bereiken. Ook in het advies van de commissie Sanders over het vergroten van het maatschappelijk draagvlak voor cultuur wordt dit benadrukt.

51

Kunt u aangeven wat de stand van zaken is ten aanzien van de oprichting van het Fonds voor Cultuurparticipatie? Welke stappen zijn in 2008 in overleg met de gemeenten en provincies genomen?

Het Fonds voor Cultuurparticipatie (FCP) gaat op 1 januari 2009 van start. Half oktober heb ik de statuten van het fonds goedgekeurd en de heer Jacques Wallage benoemd tot voorzitter van de Raad van Toezicht per 1 januari. Aan de heer Wallage is gevraagd om een voorstel te doen voor de overige leden van de Raad van Toezicht. Er is inmiddels een tijdelijke directeur aangesteld. Ook is een aantal medewerkers in dienst getreden en wordt er gezocht naar huisvesting. Indiening en beoordeling van plannen is in volle gang.

Over de volgende stappen in de oprichting heeft in 2008 overleg/afstemming plaatsgevonden met de gemeenten en provincies:

• Eind januari 2008 heeft de heer Jaap Dijkstra, kwartiermaker van het Fonds voor Cultuurparticipatie zijn advies over de doelstellingen en taken van het fonds uitgebracht. Dit advies is conform de opdracht in samenspraak met de andere overheden en de sector tot stand gekomen. Ik heb u deze rapportage, onder de titel Programmafonds Cultuurparticipatie, een basismodel toegestuurd (Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 28 989, nr. 64);

• Op 3 juli 2008 is over de Regeling cultuurparticipatie gemeenten en provincies bestuurlijk overeenstemming bereikt. Vervolgens zijn de laatste details op ambtelijk niveau met IPO en VNG uitgewerkt. Inmiddels heb ik mijn goedkeuring aan deze regeling verleend.

52

Op welke wijze wordt gestimuleerd dat de cultuurkaarten niet alleen worden gebruikt voor passief cultuurbezoek, maar ook voor actief?

Bekend is dat jongeren een actief cultuurgebruik prefereren boven passieve deelname. Wanneer instellingen hierop inspelen maken zij dus een grotere kans op het binnenhalen van Cultuurkaarttegoeden. Zo kunnen leerlingen en docenten kiezen om hun Cultuurkaart te gebruiken voor deelname aan een workshop dans of fotografie. De uiteindelijke keuze is en blijft aan de leerlingen en docenten.

53

Is het cultuurkaarttegoed van vijftien euro per jaar in te zetten? Kan een eventueel restant worden meegenomen naar een volgend jaar? Wat gebeurt er met het resterende tegoed, wanneer deze tijdens het schooljaar niet geheel wordt besteed?

Het Cultuurkaarttegoed voor het schooljaar 2008/2009 is tot en met 31 oktober 2009 te besteden. Daarna vervalt dit tegoed.

Evenals dat bij de ckv-vouchers het geval was zullen de niet bestede tegoeden door Cultuur en School ingezet worden voor projecten die de cultuurparticipatie onder jongeren verder vergroten.

54

Hoe verhoudt uw aanpak waarbij u, ten behoeve van de beeldende kunst 13,3 miljoen euro overhevelt naar 35 steden en waarmee de lijst met de huidige veertien Geldstroom-BKV steden wordt uitgebreid met 21 steden gespreid over Nederland, zich tot het advies van de Raad voor Cultuur dat de beeldende kunst te versnipperd is en focus nodig heeft?

Naar aanleiding van overleg met mijn bestuurlijke partners van gemeenten en provincies heb ik gekozen voor de uitbreiding van het aantal gemeenten dat via een decentralisatie-uitkering in aanmerking komt voor rijksmiddelen voor beeldende kunst en vormgeving. De middelen worden per 2009 minder versnipperd ingezet dan voorheen. In het oude systeem werden de middelen van 14 gemeenten en 12 Provincies over nog meer dan 36 gemeenten verdeeld, omdat meerdere provincies de middelen doorsluisden naar een groot aantal kleine gemeenten.

55

Wordt de Premsela Stichting ook verplicht de extra investering van 400 000 euro voor groei in te zetten?

De € 400 000 extra investering voor de Premsela Stichting wordt niet specifiek geoormerkt, maar is bedoeld om over de hele linie de doorgroei naar de functie van sectorinstituut voor vormgeving te faciliteren.

56

Wanneer precies kan de Kamer de concrete voorstellen om het financieel en maatschappelijk draagvlak van culturele instellingen te vergroten, tegemoet zien?

In de brief Cultuurprofijt van 10 juni jl. (Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 28 989, nr. 80) staan verschillende maatregelen genoemd om de komende jaren het maatschappelijk draagvlak van cultuurproducerende instellingen te vergroten. De subsidieperiode 2009–2012 geldt hierbij als overgangsperiode. Deze brief is op 26 juni jl. met de Kamer besproken. De maatregelen worden in deze periode op verschillende momenten nader uitgewerkt. De Kamer zal over de concrete uitwerkingen worden geïnformeerd. De planning voor de maatregelen is als volgt:

• Bezuiniging: € 10 miljoen middels een generieke korting in 2009 t/m 2012, zoals vastgesteld in de brief van 10 juni;

• Matchingsregeling: € 10 miljoen per jaar om extra eigen inkomsten van instellingen te matchen. Deze regeling wordt nog dit jaar uitgewerkt en zo mogelijk per 1 januari 2009 ingevoerd;

• Ontwikkelingsbudget: € 5 miljoen per jaar voor innovatie en ontwikkeling van de sector. Een pakket maatregelen wordt dit jaar in overleg met de sector verder uitgewerkt en in de loop van volgend jaar ingevoerd;

• Eigen inkomstennormen: in 2009 zal met de sector worden overlegd over ambitieuze, maar realistische eigen inkomstennormen per categorie instellingen. Over de voorgenomen beslissing zal de Raad voor Cultuur om advies worden gevraagd. De normen gelden vanaf 2010. De normen zijn niet vrijblijvend. De prestaties worden meegewogen in de beoordeling voor de volgende periode;

• Integrale beoordeling: in 2012 worden alle instellingen beoordeeld op kwaliteit in samenhang met ondernemerschap. De uitwerking hiervan zal in de loop van de komende subsidieperiode plaatsvinden. De Raad voor Cultuur zal hierbij betrokken worden.

57

Kunt u een overzicht geven van alle subsidies, programma’s en stimuleringsmaatregelen die bedoeld zijn voor het realiseren van een landelijke digitale infrastructuur voor de culturele erfgoedsector?

Ter versterking van de landelijke digitale infrastructuur zijn drie stimuleringsmaatregelen ingericht:

1. Ter bevordering van innovatie, toegankelijkheid en duurzaamheid van gedigitaliseerde collecties de regeling «Digitaliseren met Beleid» die uitgevoerd wordt door SenterNovem (€ 4,5 miljoen);

2. Stimuleringsmaatregelen ter bevordering van de deskundigheid en professionalisering van de erfgoedsector en de ontwikkeling van een ICTkwaliteitszorgsysteem voor musea en archieven:

– Deskundigheidsbevordering en professionalisering Musea (€ 220 000)

– Deskundigheidsbevordering en professionalisering Archieven (€ 125 000)

– Taskforce Archieven (€ 300 000)

3. Ondersteuning van door de Raad voor Cultuur aangemerkte landelijke infrastructurele projecten:

– WatWasWaar (€ 155 000)

– Collectiewijzer (€ 200 000)

– Geheugen van Nederland (€ 2 miljoen)

– Infrastructuur Audio Visuele Archieven (Proarchive) (€ 500 000)

Daarnaast levert het programma Cultuur en ICT een bijdrage door de onderzoeken die uitgevoerd worden naar de gebruiker van digitale cultuur.

Het NWO-onderzoeksprogramma CATCH (Continuous Access to Cultural Heritage) richt zich op het beter toegankelijk maken van digitale collecties van culturele erfgoedinstellingen.

58

Wordt de volledige post innovatie uit de enveloppengelden besteed aan de digitale infrastructuur voor de erfgoedsector, of wordt er ook nog ander beleid ontwikkeld op het gebied van culturele innovatie? Zo ja, welk beleid is dat?

De post innovatie/sterke sector van de enveloppemiddelen van dit kabinet wordt besteed aan de volgende onderdelen (zie ook Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 31 482, nr. 26):

• Cultuurprofijt-matching regeling (€ 10 miljoen structureel, met ingang van 2010);

• Cultuurprofijt-flankerend beleid (€ 5 miljoen structureel, met ingang van 2009);

• Internationale excellentie (€ 3 miljoen structureel, met ingang van 2009);

• Vermeerprijs (€ 150 000 met ingang van 2009);

• Frictiekosten (€ 5,1 miljoen in 2009; € 0,7 miljoen in 2010; € 0,5 miljoen in 2011 e.v.).

Zie verder vraag 57 voor de maatregelen op het gebied van de digitale infrastructuur voor de erfgoedsector.

59

Waarop is de streefwaarde van 70% in tabel 14.6 «Indicatoren»voor de verzilvering van de cultuurkaart gebaseerd? Betreft dit een ambitieus streefcijfer of is de verwachting dat de waarde eenvoudig te realiseren is?

Het percentage bestede middelen is een realistisch streefcijfer. Uit ervaring met de introductie van de ckv-vouchers blijkt dat de besteding in het introductiejaar wat lager kan liggen dan in de daaropvolgende jaren. Mijn ambitie is dat in de komende jaren het percentage minimaal komt te liggen op het huidige percentage van ckv-bonbesteding (80%).

60

Bent u bereid maatregelen te treffen indien de streefwaarde voor het verzilveren van de cultuurkaart niet wordt gehaald? Zo neen, waarom niet? Zo ja, aan welke maatregelen valt dan te denken?

Ja, ik ben bereid maatregelen te nemen als de besteding van de Cultuurkaart tegenvalt.

Met de afspraken die ik met de uitvoerder CJP heb gemaakt, heb ik al stevig ingezet op communicatie over de Cultuurkaart (zie mijn antwoord op vraag 8). Mocht de besteding desalniettemin tegenvallen, dan zal ik de communicatie over het gebruik en de mogelijkheden van de Cultuurkaart intensiveren. Deze maatregel is eerder succesvol toegepast om de besteding van de ckv-vouchers te verhogen.

61

Wat gebeurt er met de niet-verzilverde waarde van de cultuurkaart? Wordt deze doorgeschoven naar het volgende jaar voor dezelfde begrotingspost of aangewend voor andere middelen binnen de cultuurbegroting?

Evenals dat bij de ckv-vouchers het geval was, zullen de niet bestede tegoeden door Cultuur en School ingezet worden voor projecten die de cultuurparticipatie onder jongeren verder vergroten. Met het veld, met name het fonds Cultuurparticipatie, zijn hierover reeds afspraken gemaakt. Te denken valt aan het steunen van projecten die tot doel hebben de positie van cultuureducatie in de lerarenopleidingen te versterken en onderzoek naar een doorlopende leerlijn cultuureducatie.

62

Is het waar dat van de 13,3 miljoen euro die met de cultuurkaart besteed kan worden, naar verwachting iets meer dan negen miljoen euro ook daadwerkelijk besteed zal worden? Wat gebeurt er met het bedrag van vier miljoen euro dat dan onbesteed blijft?

Zie antwoord vraag 61.

63

Wat gaat u actief ondernemen om de streefwaarde van 15% bestuurders met een cultureel diverse achtergrond te behalen? Betekent dit dat het aannamebeleid van besturen of raden van toezicht gebaseerd is op positieve discriminatie van personen die van origine migrant zijn?

In opdracht van OCW is onderzoek verricht naar het cultureel diverse gehalte van besturen van culturele instellingen. Uit het onderzoeksrapport (Culturele diversiteit in de besturen en onder het personeel van culturele instellingen, RISBO, mei 2008) blijkt dat in 2007 het aantal bestuurders van allochtone afkomst is toegenomen.

Werving en selectie van bestuursleden of raden van toezicht en het formuleren van criteria hiervoor zijn in principe de verantwoordelijkheid van de instellingen zelf. Daar waar ik zelf verantwoordelijk ben voor de benoemingen (bij de cultuurfondsen) laat ik de samenstelling van het bestuur of de raad van toezicht een rol spelen bij mijn beslissingen. Dit geldt ook voor de benoemingen van de Raad voor Cultuur.

Bij de overige instellingen heb ik geen directe invloed op de benoemingen. Door organisaties als de Stichting Bestuurlijke Diversiteit Nederland Binoq/ATANA en Netwerk CS te ondersteunen draagt OCW indirect bij aan de verbetering van de samenstelling binnen besturen en raden van toezicht.

De sector werkt aan een beleidsagenda culturele diversiteit, mede op basis van een onderzoek dat momenteel in opdracht van Netwerk CS en gefinancierd door OCW wordt uitgevoerd. In de brief Culturele Diversiteit, die begin 2009 aan de Kamer wordt gezonden, zal ik nader ingaan op de onderwerpen van deze beleidsagenda.

64

Kunt u aangeven aan welke vernieuwingen gedacht moet worden bij de investeringen in vernieuwende educatieve programma’s om musea aantrekkelijker te maken voor kinderen tot en met 12 jaar in het kader van de gratis museumkaart?

Ik denk daarbij bijvoorbeeld aan kindvriendelijke ruimten waar schoolklassen ontvangen kunnen worden en waar meer ruimte is voor dynamiek en beleving, maar ook aan de ontwikkeling van aansprekende educatieve programma’s voor kinderen. Veel musea doen daar al veel aan, goede voorbeelden te over, maar het is belangrijk dat alle musea ervan doordrongen raken dat jong geleerd oud gedaan is. De gratis museumkaart zal daaraan een impuls geven. Zie ook het antwoord op vraag 67.

65

Worden de enveloppenmiddelen voor het structurele subsidiebudget Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten (BRIM) uitsluitend ingezet ten behoeve van de categorie met de meeste subsidiebehoefte, de kerken, of ook voor andere categorieën van monumenten? Wat betekent dit voor de maximale subsidie van 100 000 euro per jaren?

Ik ben voornemens deze enveloppenmiddelen in te zetten waar ze het meest nodig zijn; daaronder vallen met name de kerken die vanaf 2009 instromen. Volgend jaar wordt u in het kader van Modernisering monumentenzorg verder geïnformeerd voor de inzet van middelen voor monumentenzorg. De maximaal subsidiabele kosten worden niet aangepast.

66

Kunt u aangeven welke maatregelen inmiddels genomen zijn om de vijftig miljoen euro voor monumenten te besteden conform het bij de Voorjaarsnota aangenomen amendement De Nerée tot Babberich (Kamerstuk 31 474 VIII, nr. 8) ?

Het beschikbaar gekomen bedrag heeft inmiddels geleid tot een inventarisatie van de subsidiebehoefte voor de in de motie genoemde objecten/complexen. U wordt dit jaar nader geïnformeerd over de besteding van de € 50 miljoen.

67

In welke mate verwacht u dat het aantrekkelijker maken van musea zal bijdragen aan een groeiend bezoekersaantal onder kinderen en in welke mate verwacht u dat het gratis maken van musea zal bijdragen aan een groeiend bezoekersaantal onder kinderen? Is het nog nodig musea aantrekkelijker te maken als ze gratis zijn en is het nog nodig musea gratis te maken als ze aantrekkelijker worden?

Naar verwachting zal gratis toegang schoolbezoek stimuleren, maar ook het bezoek van gezinnen. Het effect zal groter zijn indien musea tevens aantrekkelijk aanbod voor scholen en gezinnen verzorgen. De mate van succes is afhankelijk van de wijze waarop de musea op de «gratis toegang» maatregel zullen inspelen en dit gaan combineren met aantrekkelijk aanbod voor kinderen.

68

Voor het versterken van de stedenbouw en regionaal ontwerp wordt in 2009 500 000 euro uitgetrokken. Hoe worden deze middelen besteed?

In het AO op 8 oktober jl. over de nota «Een cultuur van ontwerpen, visie architectuur en ruimtelijk ontwerp» is een brief met uitwerking van de speerpunten toegezegd voor 1 januari 2009. Daarin zal meer duidelijkheid worden gegeven over de besteding van middelen in 2009 voor de drie bij het speerpunt stedenbouw en regionale ontwerp genoemde doelen.

69

Waarom staat er op de cultuurbegroting een aparte Impuls Krachtwijken? Waarom staat deze niet op de begroting van WWI?

OCW en WWI hebben in het kader van de nota «Een cultuur van ontwerpen, visie architectuur en ruimtelijk ontwerp» ieder € 4 miljoen (verdeeld over de jaren 2009–2012) uitgetrokken voor de herbestemming en herontwikkeling van karakteristieke architectuur in de krachtwijken. Die impuls is van belang vanuit doelstellingen van het cultuurbeleid: versterken van de architectuur en behoud van cultureel erfgoed. Zie verder ook het antwoord op vraag 24.

70

Zal het laboratorium particulier opdrachtgeverschap na 2010 nog subsidie krijgen, of worden eerst de effecten geëvalueerd?

In het kader van de nota «Een cultuur van ontwerpen, visie architectuur en ruimtelijk ontwerp» is er voor 2009 en 2010 budget voor een laboratorium particulier opdrachtgeverschap. Een besluit over eventuele financiering na 2010 zal worden genomen mede op basis van beoordeling van de resultaten in deze twee jaren.

71

Wat is de totale subsidiebehoefte van de categorie kerkgebouwen?

Zie het antwoord op vraag 72.

72

Kunt u bevestigen dat u bureau PRC in 2006 een onderzoek heeft laten uitvoeren waaruit bleek dat de categorie kerkgebouwen van al het monumentaal erfgoed verreweg de meeste subsidiebehoefte heeft? Is daar tot 2008 niets aan gedaan? Kunt u aangeven welk percentage van het herstel voor rekening van kerken zelf zal komen?

De restauratieachterstand wordt gemeten in percentages per categorie. Voor kerkgebouwen was deze in 2006 reeds onder de doelstelling van 10% (= reële werkvoorraad) gezakt, namelijk 8,7%. De absolute herstelbehoefte per categorie laat echter zien dat deze voor de categorie kerkelijke gebouwen 31% van de totale behoefte bedraagt. Dit komt neer op een bedrag van € 157 miljoen; in absolute bedragen is dit hoger dan de overige categorieën.

Het eigen aandeel in de subsidiabele restauratiekosten bedraagt 30%; 70% wordt van rijkswege gesubsidieerd. De subsidiebehoefte bedroeg in 2006 voor deze categorie € 110 miljoen (70% van € 157 miljoen). Daarom staan de Regelingen rijkssubsidiëring wegwerken restauratieachterstand (Rrwr 2006 en 2007) open voor kerkelijke gebouwen. In totaal is daarbij € 46,5 miljoen toegekend voor restauraties in deze categorie.

73

Wat is het gevolg van het verlenen van toegang tot het BRIM aan de zogenaamde groene monumenten? Hoeveel extra subsidieaanvragen worden als gevolg hiervan verwacht? Hoeveel extra geld is hiervoor beschikbaar?

In het monumentenregister staan ongeveer 1300 groene (rijks)monumenten, waarvan het merendeel beschermde buitenplaatsen betreft. Voor de in redelijk tot goede verkerende staat groene monumenten wordt het Brim opengesteld. Verwacht wordt dat hooguit 50 tot 100 aanvragen zullen worden ingediend. Over de inzet van de extra enveloppenmiddelen voor monumentenzorg wordt u volgend jaar in het kader van Modernisering Monumentenzorg geïnformeerd.

74

Wat is de stand van zaken ten aanzien van de evaluatie van de BRIM-regeling? Zijn er al conclusies bekend, zo nee, wanneer kan de Kamer het rapport verwachten? Wat is de reden van een eventuele vertraging van de evaluatie?

De evaluatie van het BRIM is inmiddels afgerond. Beleidsconclusies naar aanleiding van het onderzoek worden binnenkort naar de Kamer gestuurd. De tekst van de evaluatie is gepubliceerd op de website van OCW, Modernisering monumentenzorg.

75

Voor de archieven is in 2009 22 miljoen euro begroot. Uit tabel 14.2 «budgettaire gevolgen van beleid artikel 14» kan echter worden opgemaakt dat 24 miljoen euro in 2009 wordt begroot voor archieven. Waaruit kan dit verschil worden verklaard of is sprake van een typefout?

Er is sprake van een typefout in de tekst. Het juiste bedrag staat vermeld in de tabel.

76

Hoeveel geld gaat er jaarlijks naar de tijdelijke Taskforce-archieven? Wanneer wordt deze Taskforce opgeheven?

Aan het budget van het Nationaal Archief is € 300 000 toegevoegd voor de Taskforce Archieven. Eind 2009 wordt de Taskforce Archieven geëvalueerd.

77

Kunt u een financieel overzicht geven van de verdeling van subsidie over de 26 musea subsidies worden verstrekt zodat zij doorlopend in staat zijn een hoogwaardig en divers aanbod te garanderen?

In de subsidiebeschikkingen 2009–2012 wordt voor de musea een onderscheid gemaakt tussen exploitatie- en huursubsidies. Voor de verdeling van subsidies over de musea (en overige instellingen in de basisinfrastructuur) verwijs ik naar de bijlage bij mijn brief aan de Tweede Kamer (Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 31 482, nr.16).

78

Kunt u een financieel overzicht geven van de beoogde besteding van het bedrag van 154 miljoen euro dat voor het project Beelden voor de Toekomst beschikbaar is gesteld uit het FES-fonds?

Hierbij een overzicht van de beoogde besteding van de FES-middelen voor het Project Beelden voor de Toekomst

FES (X € 1 mln)2007200820092010201120122013Totaal
 24,723,822,92221,120,219,3154

79

Kunt u de streefwaarde van 4% uit tabel 14.7 «Indicatoren» voor het percentage van de bevolking dat wel eens een bezoek brengt aan een archief toelichten, aangezien de basiswaarde in 1995 nog 2,9% was? Kunt u aangeven wat de reden is voor de verwachte stijging van het bezoek?

De cijfers van de toegenomen aantallen archiefbezoekers in tabel 14.7 die oplopen van 2,9% in 1995 tot 4% in 2008 zijn afkomstig uit feitelijk onderzoek door het Sociaal en Cultureel Planbureau. De verwachting is dat komende jaren vooral het virtuele bezoek aan archieven zal toenemen door de toenemende digitalisering en verbreding van het aanbod.

80

Gaat het in prestatieafspraken met musea om de streefwaarde van het aantal bezoekers te halen over unieke bezoekers of over het aantal bezoeken in totaal? Welke middelen heeft u om musea op deze prestatieafspraken af te rekenen?

Met de musea worden prestatieafspraken gemaakt onder andere over het aantal bezoeken in totaal. Indien een instelling minder prestaties levert of activiteiten niet realiseert, dan kan dit leiden tot verlaging of stopzetting van de subsidie.

81

Kunt u aangeven wat de opzet wordt voor de vernieuwingsoperatie bibliotheken in de periode 2009–2012? Zo neen, wanneer kan de Kamer over deze gegevens beschikken?

Ik zal u hierover informeren in een brief die ik u nog vóór de behandeling van de cultuurbegroting 2009 zal doen toekomen.

82

Gaat u de suggestie van de Raad voor Cultuur en de Stuurgroep bibliotheken overnemen over het instellen van een platform voor bibliotheekinnovatie? Zo neen, kunt u aangeven wat de reden hiervoor is?

In overleg met de bestuurlijke partners (IPO en VNG) heb ik besloten af te zien van de instelling van een dergelijk platform, omdat dit tot een te zware organisatorische constructie zou leiden. In plaats daarvan is een tijdelijke adviescommissie bibliotheekinnovatie ingesteld. Ik zal u hierover nader informeren in een brief die ik u nog vóór de behandeling van de cultuurbegroting 2009 zal doen toekomen.

83

Waar hangt het nog van af of verdere ontwikkeling van de landelijke digitale bibliotheek wel of geen prioriteit vormt?

In bestuurlijk overleg met IPO en VNG is besloten dat de landelijke digitale bibliotheek een prioriteit vormt. Ik zal u over de verdere ontwikkelingen nader informeren in een brief die ik u nog vóór de behandeling van de cultuurbegroting 2009 zal doen toekomen.

84

Blijkt uit het onderzoek van de Auditdienst en de directie Financieel Economische Zaken nog dat het noodzakelijk is aanvullende maatregelen te nemen, aangezien de Algemene Rekenkamer bij de directies Kunsten en Cultureel Erfgoed diverse tekortkomingen in de naleving van weten regelgeving constateerde? Zo ja welke?

Het onderzoek van de Auditdienst wordt eind oktober afgerond. Hierna zal worden bezien of en zo ja welke maatregelen getroffen moeten worden.

85

Kunt u bevestigen dat door alle additionele verhogingen er meer geld voor de matchingsregeling binnen wordt gehaald, aangezien uit tabel 2 «Begroting Nationaal Archief van baten en lasten» blijkt dat het Nationaal Archief in 2007 en 2009 een positief saldo heeft (gehad) van respectievelijk 274.00 euro en 611 000 euro? Vloeien deze extra inkomsten terug in de regeling? Zo ja, welk bedrag kan nu in totaal aan de regeling worden toegevoegd?

Er is geen verband tussen de begroting van het Nationaal Archief en de matchingsregeling eigen inkomsten die in het kader van het advies van de Commissie Cultuurprofijt wordt ingesteld.

Het Nationaal Archief is onderdeel van het ministerie van OCW en voert een baten-lastenbegroting.

Conform de geldende regels wordt een positief resultaat, zoals behaald in 2007, toegevoegd aan het eigen vermogen van de baten-lastendienst. Indien het resultaat in enig jaar negatief is, wordt dit ook ten laste van het eigen vermogen gebracht; het eigen vermogen mag niet negatief worden.

De matchingsregeling is bestemd voor cultuurproducerende instellingen in de basisinfrastructuur. Extra eigen inkomsten van instellingen zullen door het rijk worden aangevuld, binnen het beschikbare budget van € 10 miljoen per jaar. Instellingen worden nog dit jaar geïnformeerd over de voorwaarden die hierbij zullen gelden.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Van de Camp (CDA), voorzitter, Depla (PvdA), Slob (CU), Remkes (VVD), Joldersma (CDA), De Vries (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Van Dijk (CDA), Aptroot (VVD), Leerdam (PvdA), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Roefs (PvdA), ondervoorzitter, Verdonk (Verdonk), Van Leeuwen (SP), Biskop (CDA), Bosma (PVV), Pechtold (D66), Zijlstra (VVD), Langkamp (SP), Van Dijk (SP), Besselink (PvdA), De Rooij (SP), Ouwehand (PvdD) en Dibi (GL).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Ferrier (CDA), Gill’ard (PvdA), Anker (CU), Van Miltenburg (VVD), Atsma (CDA), Sterk (CDA), Vietsch (CDA), Schinkelshoek (CDA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Van Dijken (PvdA), Hamer (PvdA), Van Dam (PvdA), Van der Burg (VVD), Gesthuizen (SP), Jonker (CDA), Fritsma (PVV), Van der Ham (D66), Ten Broeke (VVD), Van Bommel (SP), Leijten (SP), Timmer (PvdA), Gerkens (SP), Thieme (PvdD) en Halsema (GL).