Gepubliceerd: 23 september 2008
Indiener(s): Jan de Wit (SP)
Onderwerpen: organisatie en beleid sociale zekerheid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31514-6.html
ID: 31514-6

31 514
Wijziging van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en enkele andere wetten in verband met de evaluatie van deze wet, de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen en deregulering

nr. 6
VERSLAG

Vastgesteld 23 september 2008

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave blz.

1. Inleiding 1

2. Geïntegreerde dienstverlening en samenwerking tussen ketenpartijen 4

3. Samenvoeging UWV/CWI 7

4. Sturing 8

5. Deregulering 9

6. Financiële gevolgen en efficiency 9

7. Ingewonnen adviezen en toetsen 11

8. Artikelgewijs 12

1. Inleiding

De leden van de CDA-fractie hebben kennis genomen van het wetsvoorstel, dat tot doel heeft de samenwerking in de keten van werk en inkomen te verbeteren. Deze leden constateren dat uit de evaluatie van de wet SUWI blijkt dat de uitvoering voor de klant de afgelopen jaren effectiever, efficiënter en klantvriendelijker is geworden. Niettemin valt er nog veel te verbeteren in de samenwerking tussen CWI, UWV en gemeenten. Ook maakt de evaluatie duidelijk dat met informatietechnologie, zoals het digitaal klantdossier, nog veel winst te behalen valt. De kwaliteit en de doelmatigheid van de dienstverlening, bemiddeling en re-integratie voor de cliënt zullen volgens deze leden substantieel moeten toenemen. Het verhogen van de arbeidsparticipatie – één van de prioriteiten van het kabinet – staat of valt uiteindelijk met een goede uitvoeringsorganisatie enpraktijk.

Deze leden zijn van mening dat de beoogde fusie tussen CWI en UWV op zichzelf nog geen geïntegreerde uitvoeringspraktijk oplevert. De verdeling van taken tussen UWV (sociale verzekeringen) en gemeenten (bijstand) blijft immers ongewijzigd. Met name op het snijvlak van deze taken (zoals tussen WW en WWB, en tussen WWB en Wajong) blijft er een financiële prikkel tot afwenteling bestaan, die de cliënt niet ten goede komt. De RWI stelt daarnaast dat er een «inherente spanning» bestaat tussen het centraal aangestuurde ZBO en de lokale autonomie van gemeenten. Partijen zullen volgens de RWI na verloop van tijd tegen de grenzen van vrijblijvende samenwerking aanlopen. Deelt de regering deze zorg en hoe denkt zij problemen in de samenwerking te voorkomen?

Wat is bijvoorbeeld de relatie met het participatiebugdet waarbij gemeenten hun middelen breder mogen inzetten en in hoeverre belemmeren aanbestedingsregels de integrale dienstverlening van gemeenten en het werkbedrijf?

Kan de regering in dat kader ingaan op ervaringen met geïntegreerde dienstverlening in het buitenland, zoals de jobcenters in Denemarken waarin de dienstverlening door gemeenten en landelijke uitvoerders van werkloosheidsverzekering is geïntegreerd? Welke knelpunten worden hier ervaren en welke oplossingen zijn gekozen?

In de SUWI-evaluatie wordt gesteld dat het, teneinde de ketenprocessen te optimaliseren, noodzakelijk is om de regiefunctie van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te versterken. De Tweede Kamer heeft in dit verband een motie aangenomen (motie Van Hijum c.s., 31 200 XV, nr. 31) waarin de regering wordt gevraagd om 1) prestatie-indicatoren te definiëren op het niveau van de keten (waaronder uitstroom naar werk); 2) de prestaties van de Lokaties voor Werk en Inkomen onderling periodiek te vergelijken; 3) een werkgeversbenadering centraal te stellen; 4) een «ontschotte» inzet van re-integratiebudgetten mogelijk te maken; en 5) regie te voeren bij het uitrollen van het digitaal klantdossier. Deze leden verzoeken de regering om aan te geven in hoeverre het wetsvoorstel – dan wel voorziene lagere regelgeving – invulling geeft aan de diverse onderdelen van deze motie. Hoe kan worden voorkomen dat dit weer leidt tot problemen in de uitvoering?

Op welke wijze is gewaarborgd dat werklozen en mensen met een ziekte of handicap toegang hebben tot onafhankelijke informatie op het terrein van werk, inkomen en verzekeringen? Ziet de regering een rol weggelegd voor de organisaties Welder en het WAO-café in de «empowerment» van cliënten?

Is de regering bereid om op korte termijn (nog voor 1 januari 2009) de IWI te vragen een risicoanalyse te laten verrichten en de resultaten hiervan aan de Kamer te doen toekomen?

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van dit wetsvoorstel. Zij hechten veel waarde aan een toename van de arbeidsdeelname in Nederland. Betere samenwerking in de keten van werk en inkomen (het hoofddoel van dit wetsvoorstel) draagt daaraan bij. Zij hebben een aantal opmerkingen en vragen die in dit verslag zijn opgenomen.

Op welke wijze en met welke periodiciteit zal de Kamer worden geïnformeerd over de uitrol van WERKbedrijf en het concept van integrale dienstverlening?

Kan de regering aangeven welke mogelijke risico’s zij ziet bij de uitrol van het WERK-bedrijf in termen van effectiviteit, efficiency en klantgerichtheid?

De leden van de SP fractie hebben met teleurstelling kennis genomen van de voorgestelde wijziging van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen. De leden van de SP fractie zijn van mening dat het samenvoegen van grote bureaucratische organisaties de kwaliteit en dienstverlening niet vooruit helpen. Zij zijn van mening dat bemiddeling naar werk een taak van gemeenten moet worden. Deze bemiddeling moet in de visie van de leden van de SP-fractie op kleine schaal op buurt of wijkniveau worden uitgevoerd. Het voorliggende wetsvoorstel is naar de mening van de leden van de SP-fractie een opschaling van de huidige bureaucratie en knelpunten.

Is er onderzoek gedaan naar de beelden die de naam WERKbedrijf oproept bij werkzoekenden en de Nederlandse bevolking? Zo ja, wat zijn de beelden? Zo nee, waarom niet? Zijn er alternatieve namen overwogen? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?

Welke netto verbeteringen zijn wanneer te verwachten naar aanleiding van dit wetsvoorstel? Hoe wordt de Kamer op de hoogte gehouden van de stand van zaken?

Is de regering voornemens een nul meting uit te voeren zodat de voortgang hieraan kan worden afgemeten? Zo ja, wanneer kan deze meting verwacht worden? Zo neen, op welke wijze gaat de regering de netto voortgang bepalen?

Is er een terugvalscenario indien de kwaliteit van dienstverlening door de bezuiniging en/of de fusie achteruit gaat? Zo ja, wanneer treedt deze in werking? Zo neen, waarom niet?

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel van de Wijziging van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en enkele andere wetten in verband met de evaluatie van deze wet, de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen en deregulering.

Zij hebben een aantal opmerkingen over het wetsvoorstel, die in dit verslag zijn opgenomen.

Aangezien het in de lijn van het regeringsbeleid ligt de verantwoordelijkheid over de re-integratieprocessen te leggen bij de gemeenten zijn de maatregelen die voorgesteld worden in deze wetswijziging lastig te verklaren. De wijziging geeft meer mogelijkheden aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid om te sturen en beleid te bepalen vanuit Den Haag. De leden van de VVD-fractie vragen hoe de lijn van het regeringsbeleid die moet leiden tot decentralisatie zich verhoudt tot dit wijzigingsvoorstel. Met andere woorden wie bepaald het beleid? In iedere LWI werken gemeenten en UWV samen. Wie beslist er uiteindelijk wanneer er onenigheid ontstaat tussen het UWV en gemeenten over het te voeren beleid?

Een van de maatregelen die heeft geleid tot het succes van de WWB is het uitbreiden van de beleidsruimte voor gemeenten. Bestaat er nu een risico dat deze vrijheid wordt beperkt?

Daarnaast constateren de leden van de VVD-fractie dat de voorgestelde nauwere samenwerking tussen UWV en CWI volgens de Raad van Bestuur van het UWV «risico’s en onzekerheden» met zich mee zal brengen. De samenwerking vergt vooral veel van de (gezamenlijke) ICT infrastructuur. Aangezien er in augustus in de media berichten verschenen dat er een groot automatiseringsproces bij het UWV stop is gezet, waarvan de schade op 87 miljoen euro werd beraamd, vragen de leden van de VVD-fractie hoe de regering de kans op een succesvolle integratie van de UWV/CWI processen inschat. Waar liggen de gevaren? Zal de huidige productiviteit in gevaar komen?

Een derde punt van aandacht voor de leden van de VVD-fractie is een kennelijk gebrek aan evaluatiemogelijkheden in het wijzigingsvoorstel. Kan de regering aangeven hoe de resultaten van de maatregelen voorgesteld in de wetswijziging worden gemeten en geëvalueerd? En als dit niet gebeurt aangeven waarom niet?

De leden van de VVD-fractie vragen wat de precieze doelstellingen van deze wetswijziging zijn. De memorie van toelichting is hier niet geheel duidelijk over. Er wordt vermeld dat het doel is: «bij te dragen aan een betere samenwerking in de keten van werk en inkomen en daarmee het verbeteren van de dienstverlening door die keten». Wordt dit bewerkstelligd door de invloed van de regering op het beleid, door middel van amvb’s te verhogen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom wordt die mogelijkheden dan in de wetswijziging vergroot?

De leden van de PVV-fractie hebben kennis genomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij hebben een aantal vragen, die in dit verslag zijn opgenomen.

Wat voor gevolgen heeft de fusie voor de intake van de WWB die nu nog bij de gemeente gebeurd?

Is er een datum wanneer de fusie 100% operationeel is, zonder tests, uitwerkingen en dergelijke?

Hoe integreert het UWV de bijkomende taken?

Bevordert deze fusie ook de arbeidsparticipatie?

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennis genomen van de wijziging van de Wet SUWI. Zij constateren dat de werkwijze van de keten van werk en inkomen substantieel wordt gewijzigd. De oorspronkelijke doelen van de Wet SUWI waren werk boven uitkering, effectiviteit, klantgerichtheid en efficiency. Voor de leden van de ChristenUnie-fractie gelden deze doelen nog steeds als het ijkpunt bij de beoordeling van het wetsvoorstel. In dit verband hebben zij nog wel enkele vragen bij het wetsvoorstel, die opgenomen zijn in dit verslag.

Momenteel zijn er veel ontwikkelingen gaande op het terrein van werk en inkomen, zo constateren de leden van de ChristenUnie. Onlangs heeft de Commissie Bakker haar visie gepresenteerd op de arbeidsmarkt. De leden van de ChristenUnie fractie vragen hoe de voorstellen van de Commissie Bakker zich verhouden tot het organisatiemodel wat nu gekozen wordt. Deze vraag zien zij ook graag beantwoord in relatie tot het – nog te verschijnen – advies van de Commissie De Vries, inzake de WSW.

De integratie van twee organisaties vergt doorgaans veel tijd en geduld, zo merken de leden van de ChristenUnie fractie op. In hoeverre staat de nieuwe organisatie bij de beoogde ingang van dit wetsvoorstel? En hoe ziet het groeimodel van de organisatie er uit, zo vragen deze leden? Ook willen zij weten wat de stand van zaken is ten aanzien van de ICT-integratie. Is dit geregeld wanneer dit wetsvoorstel in werking treedt? De systematische informatievoorziening vanuit de uitvoering wordt beperkt, nu de plicht tot het publiceren van kwartaalverslagen wordt afgeschaft, zo constateren de leden van de ChristenUnie fractie. Maar is het juist niet van belang om van een nieuwe organisatie te weten of deze klantgericht, effectief en efficiënt werkt zo vragen deze leden? Hoe gaat de regering er voor zorg dragen dat de Tweede Kamer voldoende geïnformeerd wordt over de ontwikkeling van de organisatie en de resultaten die behaald worden? Is een nulmeting in dit kader te overwegen?

Is het mogelijk om op lokaal niveau expertise naar doelgroep te behouden, zoals met betrekking tot de WSW-indicatie en de Wajong-begeleiding, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie? Kan de regering toezeggen dat dit op alle – ook kleinere – locaties behouden blijft?

Wat gebeurt er met de arbeidsmarktanalyses die CWI altijd uitvoerde? Blijven deze door UWV uitgevoerd worden, zo vragen de leden van de ChristenUnie fractie.

De Wet SUWI is onlangs geëvalueerd. Toch leidt dit wetsvoorstel tot een aanzienlijke wijziging van de organisatie en werkwijze van de keten van werk en inkomen. Waarom wordt er niet voor gekozen om ook deze wijziging te evalueren, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie.

2. Geïntegreerde dienstverlening en samenwerking tussen ketenpartijen

De leden van de CDA-fractie vragen de regering om aan te geven op welk schaalniveau de samenwerking tussen LWI’s en gemeenten vormgegeven zal worden. In het bijzonder vragen zij de regering om in te gaan op de relatie tussen de 56 «voortrekkersgemeenten» en de 100 Lokaties voor Werk en Inkomen. Op welke schaal krijgt de dienstverlening aan werkgevers vorm? Waarom is er van afgezien om in het wetsvoorstel meer duidelijkheid te creëren over de gewenste schaal voor de samenwerking?

De leden van de CDA-fractie achten het van groot belang dat de re-integratietaak door gemeenten en UWV meer vraaggericht wordt uitgevoerd. Dit betekent naar de mening van deze leden dat naast het maatwerk dat gericht moet zijn op de mogelijkheden van de werkzoekende, ook de vacatures van werkgevers centraal dienen te staan bij de re-integratie. Immers reïntegratie moet uiteindelijk ook daadwerkelijk leiden tot een baan. Op welke wijze gaat het WERKbedrijf samenwerken met (tekort-)sectoren en scholingsinstellingen zodat er gerichte opleidings- en leerwerktrajecten opgestart kunnen worden? Welke mogelijkheden ziet de regering om re-integratiemiddelen en sectorale scholingsmiddelen uit de O&O-fondsen gecombineerd in te zetten?

Een vraag die in dit verband verder nog bij deze leden leeft is in hoeverre sociale partners financieel belang kunnen krijgen bij afspraken met regio’s en daartoe gestimuleerd worden. Met wie kunnen bijvoorbeeld sociale partners afspraken in een sector afspraken maken? Moeten ze dan bij iedere gemeente afzonderlijk aankloppen? Hoe zal het werkplein (kunnen) inspelen op behoeften van sectoren en sectorale afspraken? Hoe kunnen sectorale projecten landelijk worden uitgerold wanneer in de regio’s verschillende voorzieningen bestaan?

Welke taak ziet de regering weggelegd voor de LWI’s in het bemiddelen van met ontslag bedreigde werknemers naar nieuw werk? Op welke wijze gaan de LWI’s samen werken met de Poortwachtercentra die in steeds meer regio’s actief zijn om zieke werknemers te bemiddelen («re-integratie tweede spoor»)?

In hoeverre hebben de LWI’s de vrijheid om zelf keuzes te maken ten aanzien van de aanpak en de termijnen bij het activeren en re-integreren van uitkeringsgerechtigden? Acht de regering meer uniformiteit in de aanpak gewenst?

De regering schrijft dat richting werkgevers een meer vraaggestuurde benadering nodig is vanuit UWV en gemeenten. Dit vergt volgens hen nog een «nadere uitwerkingslag» van de ketenpartners. De leden van de PvdA-fractie merken op dat met name MKB Nederland klaagt over de slechte kwaliteit van de geleverde kandidaten, of het gebrek aan kandidaten. Dat kan verschillende oorzaken hebben: ze zijn überhaupt niet beschikbaar, of ze zijn onvindbaar verstopt in de kaartenbakken van CWI, UWV en gemeenten. Dat eerste is met een reorganisatie van de uitvoering niet op te lossen, het tweede wel. Hoe denkt de regering met de voorliggende wetgeving tegemoet te komen aan de kritiek van de kant van werkgevers? Ook in het licht van het keuzemodel dat de regering heeft gekozen. De LWI’s kunnen desgewenst worden aangestuurd door het Werkbedrijf of de gemeente. Ook dit roept veel vragen op bij sociale partners voor wat betreft de kennis en kunde van bemiddeling. Hoe wordt voorkomen dat landelijk opererende werkgevers en brancheorganisaties met 56 ambassadeursgemeenten of 100 LWI’s afzonderlijke werkafspraken moeten maken?

De regering heeft voor een model met veel ruimte gekozen; de «ketenpartners voeren de gezamenlijke taken samen uit». Dat betekent dat de locale samenwerkingsverbanden zonder toetsing vooraf hun samenwerking vormgeven. Pas als de samenwerking «ernstig tekortschiet» wordt er via een delegatieen aanwijzingsbevoegdheid ingegrepen. Op een voor dit kabinet zo cruciaal terrein – meer mensen aan het werk – roept deze bepaling bij de PvdA-fractie wel vragen op. Wij kunnen het ons niet permitteren dat er op dit vlak tussen gemeente, UWV en CWI niet wordt samengewerkt. En al lijken alle prikkels de goede kant op te staan, kunnen er zich allerlei situaties voordoen die niet leiden tot goede resultaten, dat wil zeggen klanten die goed en snel worden geholpen hun weg terug te vinden op de arbeidsmarkt. Wat betekent «ernstig tekortschieten» in dit verband? Hoewel regionale arbeidsmarkten verschillen is het wellicht mogelijk de resultaten te vergelijken? Hoe houdt de regering een«vinger aan de pols»?

De gemeente heeft een voortrekkersrol bij het tot stand komen van het regionale participatie-arbeidsmarktbeleid. Nu krijgt niet iedere gemeente die voortrekkersrol, daar er niet in iedere gemeente een LWI zal komen. Dat betekent dat de voortrekkersgemeenten er ook andere gemeenten bij moeten betrekken. Is de regering het daarmee eens? Welke formele betrokkenheid krijgen die andere gemeenten bij de vormgeving van het regionale arbeidsmarktbeleid? Verder ligt het in de rede dat naast UWV/CWI ook vakbonden, werkgevers en onderwijsinstellingen worden betrokken bij het opstellen van een beleidsplan voor de regionale arbeidsmarkt. Waarom heeft de regering dit niet als verplichting opgenomen? Zijn de ogen van de gemeenten zo blauw?

Er wordt gesproken over 56 ambassadeursgemeenten. Welke zijn dit? In hoeverre wordt er in taken en verantwoordelijkheden gedifferentieerd tussen deze ambassadeursgemeenten, tussen de G4 en andere grote gemeenten die een «Werkplein» krijgen en tussen overige gemeenten?

Tot de klanten van de ketenpartners behoren naast WW’ers en bijstandsgerechtigden ook Wajong’ers. Daarnaast zijn er WSW’ers voor wie gemeenten een geschikte arbeidsplek moeten vinden. Op welke manier wordt gegarandeerd dat het zoeken naar arbeidsplaatsen en de arbeidsbemiddeling voor hen overal van hoog niveau zal zijn, en niet van regio tot regio enorm zal verschillen? Hoe wordt gegarandeerd dat in de werkgeversbenadering van uit de LWI’s ook aandacht zal worden besteed aan de mogelijkheden om vacatures te laten vervullen door deze (en andere) arbeidsgehandicapten? Krijgen werkgevers een vast contactpersoon bij de LWI die adviseert over zaken als splitsing en samenvoeging van functies zodat (meer) arbeidsplaatsen vrij kunnen komen voor arbeidsgehandicapten?

De regering heeft 15 miljoen euro toegezegd voor invoering van geïntegreerde dienstverlening. Welk deel van dit budget is bestemd voor cliëntenparticipatie? Hoeveel geld is beschikbaar voor cliëntenparticipatie op LWI-niveau? Hoe wordt ketenbrede cliëntenparticipatie tot stand gebracht? Waarom wenst UWV hiervoor geen middelen aan te wenden?

Kan de regering toezeggen dat de huidige cliëntenraden in het vernieuwde UWV per kernfunctie een beslissingsbevoegde vaste overlegpartner krijgen? Zo niet, waarom niet?

Hoe verhoudt de dienstverlening aan Wajong’ers (’Wajong-teams’) zich tot de LWI’s? Worden deze in elkaar gevlochten?

Herkent de regering de kritische opmerkingen van de IWI dat «gemeenten verschillend denken over de wijze waarop de intensieve samenwerking moet worden vormgegeven alsmede de twijfels onder gemeenten over de invulling van de integrale dienstverlening volgens de toonkamerprincipe»? Heeft de regering informatie dat dit inmiddels is veranderd? Zijn de gemeenten in staat om de regierol op zich te nemen bij de invulling van het geïntegreerde dienstverleningsconcept?

Biedt de huidige samenwerking tussen de ketenpartners naar het oordeel van de regering op dit moment een solide basis om de stap naar een integrale dienstverleningsconcept te maken? Waarop is dit oordeel gebaseerd?

De leden van de SP fractie zijn van mening dat gemeenten ruimte moet krijgen voor lokale invulling en prioriteiten. Kan de regering uiteenzetten welke ruimte, buiten landelijke besluiten en targets, gemeenten krijgen om met lokaal beleid lokale problemen op te lossen?

De leden van de SP fractie vragen naar een overzicht van gemeenten waar lokale vestigingen van het WERKbedrijf worden opgezet en wat het precieze aantal gaat worden. In welke gemeenten verdwijnen er balies? Als deze gegevens niet bekend zijn, wanneer worden deze aan de Kamer gezonden? De leden van de SP fractie vragen waarom het aantal leden van de cliëntenraden wordt teruggebracht.

De leden van de PVV-fractie vragen waar in Nederland al deze WERKbedrijven komen?

Wat wordt er precies bedoeld met de term volumereductie? Hoe trekken het UWV en de gemeenten één lijn als het gaat om cliëntenparticipatie? En hoe wordt er regionaal één lijn getrokken?

Komen er nieuwe of meer banen vrij met deze fusie?

In een LWI bieden UWV en gemeenten integrale dienstverlening aan, zo constateren de leden van de ChristenUnie fractie. Dienen UWV en gemeenten separaat verantwoording af te leggen over hun activiteiten? Hoe wordt voorkomen dat er dubbele verantwoording over dezelfde activiteit plaatsvindt, zo vragen de fractieleden van de ChristenUnie?

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor de regionale samenwerking. Maar hoe wordt gegarandeerd dat deze regionale samenwerking daadwerkelijk van de grond komt, zo vragen deze leden? Worden gemeenten daar – indien noodzakelijk – op aangesproken?

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat in de nieuwe werkwijze, de werkgeversbenadering een centrale positie inneemt. Desondanks constateren zij dat er nog geen dienstverleningsconcept werkgevers opgesteld is. Hoe gaat het UWV in samenwerking met gemeenten integrale dienstverlening richting werkgevers vormgeven? En onderkent de regering – zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie – het belang van een landelijk servicepunt voor werkgeversbenadering, aangezien werkgevers(organisaties) ook regio-overstijgende initiatieven ontplooien in het kader van werkgelegenheid?

3. Samenvoeging UWV/CWI

De leden van de CDA- en de PvdA-fractie constateren dat in het businessplan werkbedrijf het risico dat een cliënt binnen het UWV «zoek raakt» als zeer groot wordt aangeduid. Kan dit risico nader worden toegelicht? Is dit risico inmiddels afgedekt en zo ja, op welke wijze?

De leden van de CDA-fractie constateren dat (zoals uit het bedrijfsplan van het Werkbedrijf blijkt) na 2009 de financiële middelen vervallen om extra medewerkers in te zetten voor speciale categorieën werkzoekenden, zoals 45-plussers en hoger opgeleide allochtonen. Kan de regering aangeven op welke wijze de expertise die nodig kan is voor de bemiddeling van speciale doelgroepen in de nieuwe opzet is gewaarborgd? De leden van de CDA-fractie wijzen op het rapport «het eerste jaar» van de Inspectie Werk en Inkomen (IWI), waarin wordt benadrukt dat inzicht in de effectiviteit van ondersteuningsvormen voor cliënten met belemmeringen van groot belang is voor een selectieve en effectieve inzet van re-integratiemiddelen.

In hoeverre wordt de geïntegreerde dienstverlening ondersteund door ICT-voorzieningen die medewerkers in staat stellen om informatie uit te wisselen? De leden van de CDA-fractie verwijzen naar het rapport «de lerende keten» van de Inspectie Werk en Inkomen (IWI), waaruit blijkt dat er sprake is van een veelheid van geautomatiseerde registratiesystemen die niet onderling communiceren en niet voor iedere ketenpartner toegankelijk zijn. Ook missen medewerkers een gemeenschappelijk klantvolgsysteem. Krijgt het Bureau Keteninformatisering (BKWI) een voldoende onafhankelijke positie binnen het UWV, om breed gedragen ICT-oplossingen voor de gehele keten te kunnen aandragen?

Kan de regering aangeven op welke wijze de onafhankelijkheid van de indicatiestelling WSW is gewaarborgd na de positionering bij het UWV?

De leden van de PvdA-fractie constateren dat de samenvoeging van UWV/CWI niet leidt tot aparte bepalingen met betrekking tot de taken. Waarom is niet overwogen om het takenpakket op een geïntegreerde wijze ook in de wet op te nemen? Voor wat betreft het onderbrengen van de BKWI – verantwoordelijk voor de elektronische gegevensinfrastructuur – zijn verschillende keuzen denkbaar, maar gezien het stadium van de ontwikkelingen wordt gezocht naar een «meer geëigend moment». Hoe staat het met de ontwikkelingen van het Digitaal Klant Dossier? De nieuwe samenwerking in het Werkbedrijf en ook in de LWI’s staat of valt bij een goede elektronische gegevensuitwisseling. Hoe staat het met het aansluiten van verschillende systemen? De ICT-ervaringen van het UWV zijn niet onverdeeld succesvol. In hoeverre wordt door de regering zorg gedragen voor het voorkomen van een nieuw ICT-drama?

Kan de regering zich vinden in de constatering van de IWI dat «voor een optimale benutting van het DKD de ketenpartners het gebruik nog aanzienlijk moeten vergroten»? Wat is de meest actuele stand ten aanzien van het gebruik van DKD?

De leden van de SP fractie vragen de regering naar de voortgang van de invoering van het digitaal klant dossier. Vormt de voortgang met het DKD een goede basis of een bedreiging voor de dienstverlening van het WERKbedrijf? Welke feiten staven het antwoord van de regering?

Zij menen dat de ICT kosten bij het UWV uit de hand lopen. De leden van de SP-fractie vragen wat de ICT kosten zijn van het te vormen WERKbedrijf. Wat zijn de waarborgen dat de ICT kosten niet uit de hand lopen?

De leden van de VVD-fractie menen dat op dit moment vooral de kansrijken op de arbeidsmarkt worden ondersteund. Het IWI constateert dat de ketenpartners ouderen, mensen met belemmeringen, niet uitkeringsgerechtigden en Wajongers nog te weinig naar werk begeleiden. Hoe voorziet deze wetswijziging in het verbeteren van deze situatie? De leden van de VVD-fractie vragen hoe het regeringsbeleid om juist deze groepen te helpen re-integreren tot uitdrukking komt in deze wijziging van wet. Graag zien zij een gedetailleerd antwoord op deze vraag tegemoet.

Het IWI concludeerde in het rapport «Stap voor stap door de keten» dat er op dit moment nog geen sprake was van een gestructureerde overdracht van cliëntgegevens tussen de verschillende partnerketens. Is het niet verstandiger eerst hieraan te werken voordat de samenwerking wordt geïntensiveerd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom wordt deze weg dan niet gevolgd

De leden van de PVV-fractie vragen wat er op de lange termijn met de BKWI gebeurd.

Hoe is de informatieverstrekking van elkaars gegevens en inlichtingen wettelijk geregeld?

4. Sturing

De leden van de PvdA-fractie vragen de regering nader toe te lichten hoe de verantwoordelijkheidsverdeling tussen gemeenten, Werkbedrijf en rijksoverheid vorm dient te krijgen. Zij vragen de regering daarbij expliciet in te gaan op de volgende punten:

In hoeverre hebben gemeente en UWV zeggenschap over elkaars beleid?

Wie maakt de analyse van de regionale arbeidsmarkt?

Wie stelt vast welk arbeidsmarktbeleid wordt gevoerd in de regio, met name wanneer de regiomanager van UWV en de wethouder van de«ambassadeursgemeente» daarover van mening verschillen?

Wie heeft laatste woord bij vaststelling van het jaarplan? Hoe en door wie worden afspraken gemaakt over het oplossen van tekorten op de arbeidsmarkt? Welke instrumenten staan de betrokken partijen daarbij ter beschikking?

Welke rechten en invloed hebben randgemeenten die niet behoren tot de 56 ambassadeursgemeenten?

Wie bepaalt welke investering in welke klant wordt gedaan? Hoe komt een geïntegreerde inzet van instrumenten tot stand?

Wie is financieel eindverantwoordelijk voor de inzet van personeel bij de LWI?

Wie beslist hoeveel personeel wordt ingezet? Gelden voor gemeentelijke en UWV-collega’s uniforme arbeidsvoorwaarden? Hoe kunnen afspraken worden gemaakt over het aantal werkhervattingen in de regio?

De leden van de SP fractie vragen een opsomming van een aantal concrete situaties waarin de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de toegevoegde aanwijzingsbevoegdheden kan gebruiken

De Raden van advies zijn destijds ingericht, om een systeem van «checks and balances» aan te brengen. Nu deze raden worden afgeschaft, vragen de leden van de ChristenUnie fractie waarom het niet meer nodig is dat er checks and balances bestaan richting de Raad van Bestuur en wie de interne adviesrol dan wel gaat oppakken.

5. Deregulering

De leden van de CDA-fractie vragen waarom de bepaling wordt geschrapt dat het UWV «voldoende bereikbaar» is. Kan de regering aangeven waarom er van is afgezien om in de wet of bij wet een waarborg te creëren met betrekking tot de spreiding van de LWI-vestigingen? Wat vindt de regering een acceptabele reistijd voor een werkzoekende? In hoeverre is de toegankelijkheid en bereikbaarheid van de LWI’s voor mensen met een handicap gewaarborgd?

Met instemming constateren de leden van de CDA-fractie dat «klantgerichtheid» één van de kerndoelen van de keten is. Kan de regering aangeven waarom de bepaling wordt geschrapt dat aan de werkzoekende en uitkeringsgerechtigde één klantmanager als vast aanspreekpunt wordt toegewezen?

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat de non-discriminatiecode voor UWV komt te vervallen. Is het juist niet voor een organisatie als UWV – die met doelgroepen werkt die een groter risico hebben op discriminatie – van belang om te objectiveren hoe daar mee omgegaan wordt, zo vragen deze leden?

6. Financiële gevolgen en efficiency

De leden van de CDA-, PvdA en SP-fracties vragen of de regering kan aangeven wat de huidige gemiddelde caseload is voor de dienstverlening in het algemeen en die van werkcoaches in het bijzonder. Hoe zal de gemiddelde caseload zijn voor de dienstverlening in het algemeen en die van de werkcoaches in het bijzonder na invoering van het voorliggende wetsvoorstel?

In de Memorie van Toelichting (pagina 13) wordt opgemerkt dat de taakuitoefening door UWV/CWI in de wet slechts op hoofdlijnen wordt geregeld, wat ruimte biedt voor nadere keuzen met betrekking tot de (inrichting van de) uitvoering en voor differentiatie in de intensiteit van de dienstverlening. De leden van de CDA-fractie vragen welke differentiatie de regering acceptabel acht. Kan de regering aangeven welke basisdiensten op elke LWI aangeboden moeten worden? Maakt de dienstverlening aan niet-uitkeringsgerechtigden («nuggers») hiervan deel uit?

Kan de regering aangeven in hoeverre de geïntegreerde dienstverlening en de vorming van één loket voor werkzoekenden en werkgevers leiden tot een vermindering van administratieve lasten voor beide groepen?

Zoals ook tijdens het rondetafelgesprek werd betoogd, is er door het CWI een flink aantal specifieke projecten voor doelgroepen opgezet. Vaak met succes, zoals het project voor ouderen (45+ sic!) dat in de loop van volgend jaar wordt afgerond. De leden van de PvdA-fractie menen dat naast het hebben van één werkcoach specifieke kennis voor doelgroepen zeer relevant kan blijken voor de klanten. Is de regering dat met de leden van de PvdA-fractie eens? Er valt 400 fte weg voor begeleiding van specifieke groepen, zoals ouderen en jongeren. Wat is daarvan het effect? Hoe valt dit te rijmen met de doelstelling «meer ouderen aan het werk»? In hoeverre zullen de medewerkers die zich nu vooral richten op bijvoorbeeld oudere werkzoekenden, zich vanaf 2010 nog steeds op dezelfde doelgroep richten (met het oog op kennisbehoud binnen de uitvoeringsorganisatie)? Uit ervaringen met de huidige werkwijze blijkt dat het contact met de werkcoach goede resultaten oplevert; hoe valt de korting op het aantal coaches te rijmen met deze goede ervaringen?

Is de regering net als de IWI van mening dat de LWI’s zich meer dan nu zouden moeten richten op specifieke doelgroepen als oudere werkzoekenden, mensen met meerdere belemmeringen, niet-uitkeringsgerechtigden en Wajongers? Zo, ja, hoe is dit geborgd in het integrale dienstverleningsconcept? Tegen de achtergrond van de opmerkingen van de IWI dat de ketenpartners zich nog steeds te veel richten op de kansrijke cliënten en de LWI’s zich met name op de doelgroepen oudere werkzoekenden, mensen met meerdere belemmeringen, niet-uitkeringsgerechtigden en Wajongers zouden moeten richten; hoe verhoudt dit zich tot de beëindiging van de beleidsprogramma’s voor geprioriteerde groepen vanaf 2010?

Op veel plekken in de memorie van toelichting wordt gerefereerd aan het op peil blijven van de dienstverlening, de voordelen van een geïntegreerde aanpak zouden zelfs tot een verbetering moeten blijven. Maar door de taakstelling daalt ook numeriek het aantal werkcoaches. Hoe kun je dezelfde dienstverlening leveren met een verminderd aantal coaches op de werkvloer. Hoe hoog wordt de caseload voor werkcoaches/re-integratiecoaches? Hoe verhoudt dit zich tot de constatering van de Inspectie voor Werk en Inkomen van structureel te hoge caseload van de werkcoaches (zie IWI-rapport «De weg naar (maat)werk»)? In hoeverre kan de regering nu toezeggen dat de werkgeversbenadering zal uitgaan van persoonlijk contact met vaste contractpersonen van UWV/CWI voor werkgevers? In hoeverre overlapt de rol van contactpersoon voor werkgevers met de rol van werkcoach?

Kan de regering toelichten hoe het gebruik van de competentietestcentra in 2010 en 2009 zal zijn veranderd in vergelijking met de huidige situatie? Welke mogelijkheden zijn nu en in de toekomst beschikbaar om de tests in deze centra ook beschikbaar te stellen aan mensen zonder inschrijving als werkzoekende en aan langdurig zieken, zoals de Stichting van de Arbeid recht heeft aanbevolen? In hoeverre kunnen cliënten nu en straks zelf bepalen of zij een competentietest laten afnemen? Wat zijn de gemiddelde (bruto-) kosten van een competentietest zoals die nu bij cwi wordt afgenomen?

Wat verstaat de regering onder een «gecoördineerde werkgeversbenadering»?

De reductie van het aantal LWI-locaties vloeit indirect voort uit de afspraken in het coalitieakkoord over de financiële taakstelling. Welke criteria zullen hiervoor worden gehanteerd? Op welke manier kan worden gegarandeerd dat dit voor burgers niet leidt tot onevenredig lange reistijden (met als mogelijk ongewenst gevolg dat werkzoekenden minder gebruik maken van de dienstverlening bij de LWI dan wenselijk is voor een snelle overstap naar (ander) werk)?

Voor werkzoekenden is het van groot belang dat er voldoende begeleiding beschikbaar is wanneer dat nodig is. Dit betekent dat in laagconjunctuur meer werkcoaches nodig zullen zijn dan in hoogconjunctuur. Op welke manier wordt vastgelegd dat het personeelsvolume mee ademt met het aantal werkzoekenden in Nederland en in afzonderlijke regio’s?

Komt er een landelijke standaard voor het basisservicepakket dat burgers en werkgevers kunnen verwachten van LWI’s? Hoe wordt vastgelegd welke rechten burgers en bedrijven hebben ten opzichte van de LWI (naast de plichten, zoals naleving van de re-integratie- en sollicitatieplicht voor WW’ers)? Kan de regering hierbij in het bijzonder ingaan op de positie van en rechten voor niet-uitkeringsgerechtigden die een beroep doen op de dienstverlening van de LWI?

De werkcoach is agent en coach tegelijk. Dan is het niet raar dat werkzoekenden zich niet altijd open durven uiten over hun wensen en bezwaren. Tegenover de onafhankelijk arbeidsadviseur kan dat wel. Dat kan vlotte werkhervatting bevorderen. Kan de regering in kaart brengen in hoeverre dit meerwaarde heeft voor uitstroom en besparingen op «grote geldstroom»?

De onafhankelijk arbeidsadviseur en de speciale programma’s voor kwetsbare groepen gaan verdwijnen. Wat is de inhoudelijke aanleiding van dit voornemen vragen de leden van de SP-fractie.

A. M. Timmermans, programmadirecteur van het WERKbedrijf stelde dat vanaf 2010 400 fte’s voor ondersteuning van prioritaire doelgroepen zoals ouderen en jongeren zullen verdwijnen. Is dat juist? Zo ja, welke gevolgen heeft dit? De combinatie van een grote bezuiniging met de voorgenomen fusie vormt een grote bedreiging voor de kwaliteit van dienstverlening. De leden van de SP fractie hebben over de kwaliteit van de dienstverlening en de financiële situatie een aantal vragen.

Wat zijn de overwegingen om tegelijk met de fusie een grote bezuiniging op te leggen? Kan de regering garanderen dat de bezuiniging in combinatie met de fusie geen negatieve gevolgen heeft voor de dienstverlening aan cliënten?

Wat is de onderbouwing van de bezuiniging voor gemeenten van € 63 mln? Is over het bedrag en de onderbouwing inmiddels overeenstemming met de VNG? Over welk deel van de bezuiniging is nog geen overeenstemming bereikt?

Wat zijn de gevolgen van de fusie voor de pensioenlasten als gevolg van de overgang van CWI-medewerkers naar het WERKbedrijf?

De leden van de PVV-fractie vragen wat deze fusie kost. Worden er met de fusie ook banen geschrapt? Hoeveel locaties minder komen er uiteindelijk na de fusie van UWV/CWI?

Is er genoeg mankracht om aan het maatwerk te voldoen? Wat kost het ontwikkelen en invoeren van geïntegreerde dienstverlening, in regio’s waar de partijen nog niet met elkaar samenwerken?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen wat er gebeurt met de arbeidsadviseur. Blijft deze functie behouden in de Locaties voor werk en inkomen?

7.  Ingewonnen adviezen en toetsen

Waarom is geen reactie gevraagd aan BKWI, dat nu bij CWI als «buitenboordmotor» fungeert ten dienste van de hele keten van werk en inkomen vragen de leden van de PvdA-fractie

Kan de regering concretiseren welke persoonsgegevens verstrekt kunnen worden zonder wettelijke grondslag? Kan het College Bescherming Persoonsgegevens zich vinden in de door de regering aangebrachte aanpassingen in de toelichting?

Zijn de Raden van Bestuur van CWI en UWV net als de regering van opvatting dat de taakstelling geen gevolgen heeft voor een adequate basisdienstverlening?

De leden van de VVD-fractie hebben vragen over de zekerheid van de persoonlijke gegevens van de cliënten. Bestaat er een mogelijkheid dat er persoonsgegevens worden doorgegeven aan instellingen zonder dat daar een wettelijke grondslag voor bestaat? Zo ja, wat doet de regering hieraan? Zo nee, hoe kan de regering dit garanderen?

8. Artikelsgewijs

Artikel 8

De efficiencyslag lijkt ook in ruime mate van toepassing verklaard op de cliëntenparticipatie. De landelijke cliëntenraad zou flink moeten worden gereduceerd. Waarom zo drastisch ingrijpen in deze – zo belangrijke – vertegenwoordiging vragen de leden van de PvdA-fractie.

Artikel 9 en 10

Deze artikelen zijn zeer vrijblijvend opgesteld. Met betrekking tot taken, bevoegdheden en dienstverlening kunnen AMvB’s worden opgesteld. Het hoeft niet. Daarnaast valt het de PvdA-fractie op dat het instrument van de aanwijzingsbevoegdheid vragen oproept. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gebruikt deze bevoegdheid ook richting de gemeenten die zich in het samenwerkingsverband bevinden. In het Nederlandse staatsbestel kennen we weinig precedenten. De nieuwe wet op de ruimtelijke ordening kent ook een aanwijzingsbevoegdheid. Toch wordt dit gezien als een uiterste noodgreep. Hoe kijkt de regering hier tegenaan, welke andere mogelijkheden heeft zij om in te grijpen, mocht het mis gaan?

Een minister die gebruik maakt van zijn aanwijzingsbevoegdheid, passeert daarmee de democratische controle van de gemeenteraad. Op welke manier is geborgd dat het gebruik van deze bevoegdheid altijd op enigerlei wijze aan democratische controle onderworpen is?

Artikel 11 en 12

De leden van de PvdA-fractie merken op dat door sommigen wordt voorgesteld opleidingseisen te stellen aan medewerkers van re-integratiebedrijven, in de overtuiging dat dit zou leiden tot betere dienstverlening van re-integratiebedrijven. Hoe beoordeelt de regering dergelijke voorstellen?

Artikel 11

De leden van de CDA-fractie vragen waarom de wet slechts een grondslag voor een eventuele regeling om via certificatie kwaliteitseisen aan re-integratiebedrijven te stellen bevat. Heeft de regering overwogen om in de wet voor te schrijven dat voortaan alleen nog gecertificeerde re-integratiebedrijven toegang krijgen tot aanbestedingen?

Artikel 16 en 17

De leden van de CDA-fractie constateren dat voorgesteld wordt om twee leden en twee plaatsvervangende leden aan het RWI toe te voegen, die worden voorgedragen door de Raad van bestuur van het UWV. Wat is precies de reden van deze toevoeging? Welke meerwaarde ziet de regering? Ontstaat hiermee niet de ongewenste situatie dat de Raad moet adviseren over het functioneren van UWV, terwijl UWV zelf in de Raad zitting heeft?

Waarom wordt gekozen voor een aanzienlijke inperking in de taakomschrijving van de RWI? Waarom ontbreekt de mogelijkheid voor de Kamer om de RWI te verzoeken een onderzoek te verrichten?

In dit wetsvoorstel stelt de regering voor om het UWV een tweetal leden krijgt in de Raad voor Werk en Inkomen. De leden van de PvdA-fractie hebben lang gezocht maar werkelijk niemand gevonden die er voorstander van is de uitvoeringsorganisatie lid te laten worden van het RWI. Zij vragen dan ook wat de regering heeft bewogen dit voorstel te doen. Waarom heeft de regering er niet gekozen voor de «lichtere» variant waarbij in de wet wordt opgenomen dat UWV en RWI regulier overleg voeren, conform de huidige wijze van samenwerking tussen de Landelijke Cliëntenraad en de RWI?

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat het bestuur van de RWI uitgebreid wordt met vertegenwoordigers van UWV. Deze leden vragen de regering hoe de onafhankelijkheid van de RWI gewaarborgd kan worden, wanneer vertegenwoordigers van een organisatie – die onder de ministeriele verantwoordelijkheid valt – zitting nemen in het bestuur?

Voorts vragen zij waarom andere ministers, slechts na goedkeuring van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, advies mogen vragen aan de RWI? En geldt dit ook voor de Tweede Kamer?

Artikel 30a

De leden van de CDA-fractie constateren dat de regering vasthoudt aan het uitgangspunt dat het UWV de feitelijke re-integratie door een re-integratiebedrijf laat verrichten, indien er activering plaatsvindt. Gemeenten hebben de vrijheid om de re-integratie uit te besteden of zelf uit te voeren. In hoeverre belemmert dit verschil in uitgangspositie een gezamenlijke uitvoering van re-integratietaken en de (modulaire) inkoop van trajecten?

Artikel 30d Taak indicatie Wet sociale werkvoorziening De leden van de PvdA-fractie vragen waarom de regering niet voorstelt de AMvB waarin wordt geregeld hoe de indicatie (en herindicatie) voor de WSW tot stand komt, pas vast te stellen nadat deze is voorgelegd aan het parlement?

De voorzitter van de commissie,

De Wit

Adjunct-griffier van de commissie,

Esmeijer


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: van der Vlies (SGP), de Wit (SP), Voorzitter, van Gent (GL), Blok (VVD), Tichelaar (PvdA), van Dijk (CDA), Smeets (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Omtzigt (CDA), Van Hijum (CDA), Timmer (PvdA), Koşer Kaya (D66), Jonker (CDA), Ondervoorzitter, Luijben (SP), Ulenbelt (SP), Ortega-Martijn (CU), Blanksma-van den Heuvel (CDA), van der Burg (VVD), Koppejan (CDA), van Dijck (PVV), Spekman (PvdA), Thieme (PvdD), Karabulut (SP), Vos (PvdA), Vacature (algemeen).

Plv. leden: van der Staaij (SGP), Gerkens (SP), Sap (GL), de Krom (VVD), Heerts (PvdA), Smilde (CDA), Depla (PvdA), Aptroot (VVD), Sterk (CDA), Willemse-van der Ploeg (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Pechtold (D66), Spies (CDA), Irrgang (SP), Lempens (SP), Cramer (CU), Biskop (CDA), Kamp (VVD), Joldersma (CDA), Fritsma (PVV), Tang (PvdA), Ouwehand (PvdD), Gesthuizen (SP), Heijnen (PvdA), Weekers (VVD).