Kamerstuk 31337-5

Verslag (nader, tweede nader etc)

Dossier: Wijziging van de Wet milieubeheer (enkele wijzigingen betreffende afvalstoffen)

Gepubliceerd: 18 maart 2008
Indiener(s): Jacqueline Cramer (minister volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer) (PvdA)
Onderwerpen: afval natuur en milieu
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31337-5.html
ID: 31337-5

31 337
Wijziging van de Wet Milieubeheer (enkele wijzigingen betreffende afvalstoffen)

nr. 5
VERSLAG

Vastgesteld op 18 maart 2008

De vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer verslag uit te brengen van haar bevindingen. Het verslag behandelt alleen die onderdelen waarover door de genoemde fracties inbreng is geleverd.

Onder het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen tijdig en afdoende zal hebben beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave blz.

1. Algemeen 1

2. Een verruiming van de vrijstellingsmogelijkheden voor het gescheiden inzamelen van groente-, fruit- en tuinafval (gft-afval) 2

3. Het schrappen van de aan de gemeenten gestelde voorwaarden met betrekking tot de inzameling nabij elk perceel 4

4. Het regelen van de afstemming tussen de overlap aan verplichtingen uit hoofde van hoofdstuk 10 Wm en de Kaderwet diervoeders 5

5. Het scheppen van de mogelijkheid dat gemeenten het voorkomen, opruimen, vervoer, alsmede de nuttige toepassing en verwijdering van zwerfafval mogen financieren uit de afvalstoffenheffing 5

6. Administratieve lasten 7

7. Artikelsgewijze toelichting 7

1. Algemeen

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij ondersteunen de doelstellingen van het wetsvoorstel om de beleidsruimte voor gemeenten te vergroten, de overlappende regelgeving ongedaan te maken, eerder gemaakte afspraken vast te leggen en administratieve en bestuurlijke lasten te verminderen.

De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel.

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel.

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij zijn met name tevreden met de wijzigingen die beogen om een overlap in regelgeving te beëindigen en daarmee administratieve lasten beperken. Ook het doel om het inzamelen van afval door gemeenten efficiënter te laten verlopen en daarmee de lokale lasten voor burgers te verkleinen kan op de steun van deze leden rekenen.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel.

De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel en de bijbehorende toelichting. De leden willen nog enkele kanttekeningen plaatsen bij de verruiming van de vrijstellingsmogelijkheden voor gescheiden inzameling van groente-, fruit- en tuinafval (gft) en de aangepaste rol van de VROM-Inspectie.

2. Een verruiming van de vrijstellingsmogelijkheden voor het gescheiden inzamelen van groente-, fruit- en tuinafval (gft-afval)

De leden van de CDA-fractie constateren dat voor gft-afval de regeling over ophalen wordt geactualiseerd en gemeenten meer vrijheid krijgen. In het verpakkingsconvenant zijn ook afspraken gemaakt over het gescheiden ophalen van plastic. Is dit eveneens in dit wetsvoorstel verwerkt? Zo ja, op welke wijze? Zo neen, waarom niet? Kan de regering tevens aangeven waarom er geen aanpassing van de wet op het terrein van het ophalen van glas, papier en bruin- en witgoed gemaakt wordt?

De leden van de PvdA-fractie menen dat het voor zichzelf spreekt dat er met de verruiming van de beleidsinvulling geen concessies mogen worden gedaan aan het niveau van milieubescherming. In hoeverre zal de VROM-Inspectie, nu de informatieplicht van de gemeenten vervalt, hier op toezien? Welke maatregelen kunnen er genomen worden als blijkt dat gemeenten bij de invulling van de verruiming niet het gewenste niveau van milieubescherming bereiken?

De leden van de SP-fractie menen dat het verplicht gescheiden inzamelen van gft-afval indertijd voornamelijk is ingezet vanwege het gebrek aan verbrandingscapaciteit en om storten te voorkomen. De inzameling van gft-afval is indertijd aangeprezen als belangrijke milieumaatregel. Nu wordt de verplichte inzameling losgelaten terwijl er nog lang niet voldoende verbrandingscapaciteit is en er nog altijd gestort moet worden. De leden zien graag een prognose van het effect op groeiend aanbod voor verbranding en voor te storten afval. Daarnaast bieden huidige innovaties op het gebied van energiewinning ook kansen om gft-afval met meer rendement te verwerken. Kan de regering informatie geven over het energetisch rendement bij verbranding van gemengde fracties in afvalverbrandingsinstallaties (AVI’s) en als gesorteerde bijstook bij energiecentrales?

De leden van de VVD-fractie ondersteunen maatregelen die een verdere optimalisatie van de gemeentelijke inzameling van afval mogelijk maken. Zij gaan er vanuit dat deze maatregelen er toe leiden dat de lokale lasten ten aanzien van het afvalbeheer voor burgers zullen dalen. Echter, zij zijn van mening dat enkele kaders ten aanzien van milieu en het nuttig hergebruik van afval niet mogen worden ondermijnd. Hierbij wordt gedoeld op de hergebruiksdoelstellingen van afval, kwaliteit van compost en de potentiële milieuvoordelen van compost. Ten eerste willen de leden weten of de voorgestelde verruimde beleidsruimte voor gemeenten de hergebruiksdoelstellingen ten aanzien van gft-afval niet in de weg gaat staan. Wat wordt verstaan onder een «bepaalde frequentie» en een«substantiële hoeveelheid gft-afval»? Kan de haalbaarheid van de hergebruiksdoelstellingen worden gegarandeerd bij de voorgestelde wijzigingen ten aanzien van de vrijstellingsmogelijkheden?

Met de voorgestelde wijzigingen wordt het mogelijk om andere afvalstromen met het gft-afval in te zamelen. Als voorbeelden worden incontinentiematerialen en verpakkingen van plantaardige oorsprong genoemd. De leden zien hierin een mogelijk risico op kwaliteitsverslechtering van het compost en daarmee problemen in de afzetbaarheid van het product vanwege een afnemend bodemverbeterende werking. Zij willen dan ook graag antwoord op de volgende vragen. Welke bestanddelen uit het huishoudelijk afval mogen nu concreet worden ingezameld met het gft-afval? Wie bepaalt uiteindelijk welke bestanddelen dit zijn? Hoe wordt voorkomen dat de composterende bedrijven dadelijk met een minder aantrekkelijk, zo niet, onafzetbaar eindproduct komen te zitten? Is er bij de totstandkoming van het wetsvoorstel voldoende rekening gehouden met de bodemverbeterende werking van kwalitatief goede compost en daaruit voortkomende milieuvoordelen?

Er wordt gesteld dat er geen negatieve milieueffecten optreden met de verruiming van de vrijstellingsmogelijkheden. Uit recente metingen zou blijken dat de emissies van lachgas en methaan veel lager zijn dan bij de totstandkoming van het huidige Landelijk Afvalbeheerplan (LAP) werd aangenomen. De leden vragen zich af of de regering op de hoogte is van deze recente metingen. Is de regering van mening dat op basis van deze informatie stimulering van gescheiden inzameling van gft-afval een positieve bijdrage kan leveren aan de klimaatdoelstellingen? Kan de regering aangeven of zij voornemens is haar beleid aan te passen op basis van deze informatie?

Daarnaast wordt aangekondigd dat de verplichting voor gemeenten wordt geschrapt om de VROM-Inspectie op de hoogte te stellen van het voornemen van de gemeenten hoe gebruik wordt gemaakt van de vrijstellingsmogelijkheden. De leden willen graag weten welke concrete mogelijkheden de VROM-Inspectie heeft om zich hierover te laten informeren. Zij vinden het van belang dat er voldoende kennis is omtrent de relatie tussen de wijze van afvalinzameling en de hoogte van de afvalstoffenheffing, zodat monitoring mogelijk is van de effectiviteit van de voorgestelde verruiming van de vrijstellingsmogelijkheden. Is de regering voornemens om gericht te monitoren op het effect van de verruiming op de optimalisatie van gemeentelijke afvalinzameling en daarmee gerealiseerde lokale lastenverlichting ten aanzien van het afvalbeheer?

Doordat wordt afgeweken van de vaste inwerkingstredingdata en de minimum invoeringstermijn, anticiperen gemeenten nu al op het wetsvoorstel. De leden willen graag weten of het waar is dat er gemeenten zijn die op dit moment geheel gestopt zijn met het gescheiden inzamelen van gft-afval? Zo ja, worden deze gemeenten hierop aangesproken?

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat voorgesteld wordt de regels met betrekking tot de inzameling van huishoudelijk afval flexibeler te maken. Leidt deze flexibiliteit niet tot vrijblijvendheid? Genoemde leden zouden graag meer aandacht zien voor innovatie in het afvalbeheer, zoals cradle-to-cradle en hergebruik en vragen zich af of dit bereikt wordt door nadruk te leggen op het criterium kostenefficiëntie.

Genoemde leden vinden dat er voorzichtig moet worden omgegaan met het invullen van de nieuwe beleidsvrijheid. Terecht wordt opgemerkt dat het wijzigen van het gft-afvalbeheer een complexe boodschap is die goed moet worden uitgelegd. Komt er een landelijke voorlichtingscampagne die in beeld brengt op welke wijze gemeenten op verschillende manieren een resultaat proberen te bereiken met zo laag mogelijke milieueffecten? De beleidsaanpassing is mede ingegeven om optimalisering van de gescheiden inzameling van huishoudelijk afval mogelijk te maken. De verschillen in milieueffecten tussen verbranden en gescheiden inzamelen in combinatie met composteren zijn volgens onderzoeken minder significant geworden. Is bij deze analyse ook gekeken naar de mogelijkheden van het produceren van tweede generatie biobrandstoffen?

Gemeenten zouden de mogelijkheid willen hebben om de frequentie van het inzamelen van het gft-afval te bepalen, zodat bijvoorbeeld in de winter geen inzameling hoeft plaats te vinden. Welke wijziging in dit wetsvoorstel maakt dit mogelijk? In de memorie van toelichting wordt gesteld dat gemeenten verschillende vrijstellingsmogelijkheden met elkaar combineren. Klopt de conclusie van deze leden dat daardoor het niet ophalen van gft-afval in de winter reeds mogelijk is zonder wijziging van de Wet milieubeheer?

Volgens de leden van de SGP-fractie is een mogelijk knelpunt bij verruiming van de vrijstellingsmogelijkheden de capaciteit van de AVI’s. De benutte capaciteit zit aan het maximum. Als meer gft-afval, samen met ander huishoudelijk afval, aangeboden wordt aan deze AVI’s, is de kans groot dat de beschikbare capaciteit onvoldoende is en meer huishoudelijk afval naar stortplaatsen zal verdwijnen. In dat geval levert compostering meer op. De leden vragen zich in dit verband af hoe groot de verwachte toename is van gft-afval dat niet gescheiden ingezameld wordt, maar via het huishoudelijk afval aan AVI’s aangeboden zal worden. Is, hiermee samenhangend, de verbrandingscapaciteit van de AVI’s dan toereikend?

Onderdeel van de voorgestelde vrijstellingsmogelijkheden is dat andere specifiek te benoemen bestanddelen van het huishoudelijk afval met het gft-afval ingezameld mogen worden. De leden wijzen hierbij op het gevaar dat gemeenten hieronder ook bestanddelen scharen die de kwaliteit van het resulterende compost negatief beïnvloeden. Aantasting van de kwaliteit van compost, als waardevolle bodemverbeteraar, moet voorkomen worden. Zou de regering de bedoelde bestanddelen verder kunnen specificeren, ook richting gemeenten?

De regering stelt in de toelichting op het wetsvoorstel dat de verschillen wat betreft milieueffecten tussen enerzijds gescheiden inzameling met compostering en anderzijds integrale inzameling en verbranding minder significant lijken te zijn geworden. Heeft de regering hierbij ook de mogelijkheid van vergisting, als extra stap in het composteringsproces meegenomen? Vergisting van gft-afval levert biogas op dat gebruikt kan worden voor elektriciteitsproductie of als brandstof in de transportsector. Dit zou het milieurendement van compostering ten opzichte van integrale inzameling en verbranding kunnen vergroten. Dan geldt: hoe meer gescheiden gft-afval, hoe beter. De initiatieven op het gebied van energiewinning uit biomassa zouden dit steuntje in de rug goed kunnen gebruiken.

Gemeenten zullen niet langer verplicht worden om de VROM-Inspectie kennis te geven van voorgenomen gebruik van de vrijstellingsmogelijkheden. De regering geeft aan dat de VROM-Inspectie voldoende andere mogelijkheden heeft om zich hierover te laten informeren. De leden hopen dat deze instrumenten voldoende waarborg bieden voor bijtijds ingrijpen, aangezien sommige gemeenten aardig op hun retour zijn wat betreft stevige inzet op gescheiden inzameling.

3. Het schrappen van de aan de gemeenten gestelde voorwaarden met betrekking tot de inzameling nabij elk perceel

Het landelijk vastleggen van afstanden voor inzameling van huishoudelijk afval lijkt volgens de leden van de SP-fractie overdreven regeldruk. Dat afval aan de perceelgrens moet worden opgehaald is wellicht in stedelijke omgeving wat overdreven. De leden vinden het afschaffen van die afstanden een slecht idee. Het is een publieke taak van de overheden om het de ontdoeners van afval eenvoudig te maken en service te verlenen. Marktwerking in de afvalbranche zal automatisch leiden tot efficiencyslagen waarvan we nu al kunnen inschatten dat die zal leiden tot afname van inzamelpunten en natuurlijk zonder de afvalstoffenheffingen te verlagen. Het moet dan niet zo zijn dat mensen honderden meters verderop hun afval moeten neerzetten. Dat zal leiden tot dumpen van afval op straat en in bossen, parken en struwelen. Zeker ook gelet op ouderen en minder validen willen de leden van de SP-fractie graag de toezegging dat het inzamelen van huishoudelijk afval dicht bij de voordeur plaatsvindt, zonder dat daarvoor extra kosten in rekening gebracht gaan worden.

De leden van de VVD-fractie hebben er begrip voor dat voorwaarden voor gemeenten aan de inzameling van afval nabij elk perceel verdere optimalisatie van gemeentelijke afvalinzameling in de weg kan staan. Laagdrempelige inzameling blijft voor deze leden echter hoog in het vaandel staan. Met name in buitengebieden kan het loslaten van concrete voorwaarden ertoe leiden dat burgers onredelijk grote inspanningen moeten verrichten die niet in verhouding staan tot het potentiële voordeel dat verdere optimalisatie van de afvalinzameling kan brengen. De leden willen dan ook weten of er mogelijkheden zijn om laagdrempelige inzameling van afval te borgen op gemeentelijk niveau, zonder de dwingend voorgeschreven delegatiebevoegdheid?

4. Het regelen van de afstemming tussen de overlap aan verplichtingen uit hoofde van hoofdstuk 10 Wm en de Kaderwet diervoeders

De leden van de SP-fractie kunnen instemmen met de voorgestelde afstemming tussen de Wet Milieubeheer en de Kaderwet diervoeders. Wel vragen zij zich af welke effecten de registratieverplichting door de hele keten heeft op de groeiende behoefte aan AGRO-producten voor energieproductie.

De leden van de VVD-fractie zijn tevreden met het verdwijnen van de overlap in regelgeving tussen de Wet milieubeheer en de Kaderwet diervoeders. Zij zetten echter vraagtekens bij het Nederlandse standpunt dat agrarische reststromen die een bestemming krijgen als diervoeder eveneens het predikaat afvalstoffen hebben, zodat ze onder de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen (EVOA) vallen. Uit de analyse die in de memorie van toelichting wordt weergegeven ten aanzien van deze reststromen, lijkt juist naar voren te komen dat er geen noodzaak is om deze reststromen te bestempelen als afvalstoffen. De leden willen dan ook weten waarom het Nederlandse standpunt ten aanzien agrarische reststromen met als bestemming diervoeder niet wordt gewijzigd. Hoe worden deze reststromen in andere EU-lidstaten bestempeld?

5. Het scheppen van de mogelijkheid dat gemeenten het voorkomen, opruimen, vervoer, alsmede de nuttige toepassing en verwijdering van zwerfafval mogen financieren uit de afvalstoffenheffing

De leden van de CDA-fractie onderschrijven dat gemeenten conform de afspraken uit het verpakkingsconvenant de lasten voor zwerfafval mogen betalen uit de afvalstoffenheffing. Daarbij is in de motie Vietsch c.s. van 4 oktober 2007 gesteld dat de regering er op toe moet zien dat als gevolg van dit convenant er geen lastenverzwaring van burgers kan optreden en dat de regering gemeenten moet aanmoedigen om tot een lagere gemeentelijke heffing te komen. Op welke wijze zijn hierover afspraken gemaakt met de gemeenten en is dit verwerkt in het voorliggende wetsvoorstel?

De leden van de PvdA-fractie constateren dat gemeenten nu zijn aangewezen op de algemene middelen voor het opruimen en verwerken van zwerfafval. Wanneer dit uit de afvalstoffenheffing betaald kan worden, zou dat voor de burgers een verhoging van die afvalstoffenheffing kunnen beteken. Veel zwerfafval bevindt zich op plaatsen die gerelateerd zijn aan recreatie, autogebruik en vooral aan winkelen en horecagelegenheden waar men eten en drinken kan afhalen. Veel zwerfafval ligt bijvoorbeeld in winkelstraten en op en rond stations. Wanneer de last voor het opruimen van al het zwerfafval bij de burgers komt te liggen, zal dat bedrijven niet prikkelen hun zwerfafval in en rond hun locaties te voorkomen. De druk op het bedrijfsleven om te werken aan het voorkomen van zwerfafval wordt op deze manier tegenwerkt. Er liggen jaarlijks tonnen zwerfafval op straat, waarvoor niet alleen de gemeenten de verantwoordelijkheid zouden moeten dragen voor het voorkomen en opruimen van het zwerfafval. Waarom komt bedrijfsgerelateerde afval niet voor rekening van de bedrijven, die hun omzet voor een groot deel danken aan het veroorzaken het zwerfafval?

Ingevoerd wordt de verpakkingenbelasting voor bedrijven die meer dan 15 000 kilo verpakking per jaar op de markt brengen. Een deel van de opbrengst gaat naar een Afvalfonds waaruit gemeenten een vergoeding ontvangen voor het ophalen en recyclen van verpakkingsafval en voor de aanpak van zwerfvuil. Hoe is de relatie tussen deze verpakkingenbelasting en de mogelijkheid voor gemeenten om zwerfafval te gaan financieren uit de afvalstoffenheffing?

De leden van de SP-fractie hebben bezwaar tegen het doorbelasten van het verwijderen van zwerfafval in de gemeentelijke belastingen. Eerder al bij de bespreking van het convenant met de verpakkingenindustrie is al aangegeven dat hier een verkeerd signaal van uit gaat. De burger betaalt zo dubbel mee voor verwijdering. Eerst als extra percentage op de aanschafprijs en dan ook nog eens via de gemeentelijke belasting. Als de bijdrage van de bedrijven en het Rijk via het Afvalfonds niet voldoende dekking geven voor verwijdering van het zwerfafval, zal die bijdrage omhoog moeten. De leden horen dan ook graag van de regering de toezegging dat de gemeente de gemeentelijke belastingen niet verhogen vanwege het ophalen van het zwerfafval, maar dat ze eerst zal kijken naar mogelijkheden voor het verhogen van de bijdragen uit het fonds.

Met het voorliggende wetsvoorstel wordt, zo constateren de leden van de VVD-fractie, tevens beoogd te regelen dat gemeenten het voorkomen, opruimen, vervoer, evenals de nuttige toepassing en verwijdering van zwerfafval mogen financieren uit de afvalstoffenheffing. Er wordt gesteld dat dit voortvloeit uit de afspraken in de raamovereenkomst tussen de minister van VROM, het bedrijfsleven en de VNG over de aanpak van de dossiers verpakkingen en zwerfafval. De raamovereenkomst geeft echter alleen maar weer dat de kosten die gemeenten maken voor het opruimen en verwerken van zwerfafval voortaan via de afvalstoffenheffing moet kunnen worden verrekend. Preventie ten aanzien van zwerfafval maakte dus geen onderdeel uit van de raamovereenkomst. Daarnaast is in de raamovereenkomst vastgelegd dat er €11 miljoen per jaar beschikbaar wordt gesteld uit het Afvalfonds ten behoeve van het Impulsprogramma Zwerfafval en nog eens € 5 miljoen per jaar uit de VROM-begroting gedurende de looptijd van het programma. De leden van de VVD-fractie vragen zich af waar deze middelen specifiek aan besteed dienen te worden naast de extra middelen die gemeenten kunnen putten uit de afvalstoffenheffing om zwerfafval aan te pakken. Is de regering van mening dat de middelen uit het Afvalfonds en de VROM-begroting afdoende zijn om gemeenten in staat te stellen om preventieve maatregelen te nemen tegen het ontstaan van zwerfafval en dat daarmee de kosten van deze maatregelen niet meer gedekt hoeven te worden door de afvalstoffenheffing?

6. Administratieve lasten

De leden van de SP-fractie zijn niet gecharmeerd van de verhoging van gemeentelijke belastingen voor verwijdering van gft-afval. Het is te verwachten dat het stoppen van gescheiden inzameling in binnensteden en hoogbouw een besparing oplevert, waaruit het incidenteel inzamelen van gft-afval in voorjaar en najaar kan worden gefinancierd valt. Daarnaast is compostering van gft-afval tot mest en grondverbeteraar een energiebron en als zodanig is het geld waard. In de visie van deze leden moeten die opbrengsten de inzameling van gft-afval rendabel maken, zeker ten opzicht van te importeren biomassa. De leden zien graag een doorrekening van de kosten en baten van gft-afval ten opzichte van de kosten en baten van andere vormen van biomassa.

Volgens de leden van de VVD-fractie is er een relatie tussen de hoogte van de afvalstoffenheffing, de onroerende zaakbelasting (OZB) en de inwerkingtreding van de in de raamovereenkomst neergelegde afspraken inzake aparte inzameling van kunststof verpakkingsafval. Het uiteindelijk effect op de lokale lasten voor burgers is zeer onzeker door de complexe samenhang van deze zaken. Daarnaast draagt de verruimde beleidsruimte voor gemeenten ten aanzien van de afvalstoffenheffing en de vrijstellingsmogelijkheden voor gescheiden afvalinzameling van gft-afval ook niet bij aan een helder éénduidig inzicht in mogelijke effecten op de lokale lasten. De enige monitoring die plaatsvindt, richt zich op de ontwikkeling van de afvalstoffenheffing en de OZB op macroniveau. Deze leden vrezen dat ondanks de inspanningen om tot verdere optimalisatie van afvalinzameling enverwerking te komen, de uiteindelijke lokale lastenverlichting zal uitblijven. Zij willen dan ook graag een meer gedetailleerde monitoring, waarbij aandacht is voor het effect van de relevante voorgestelde wijzigingen en de uitvoeringsmaatregelen uit de raamovereenkomst op zowel de afvalstoffenheffing als de OZB. Daarnaast moet er een monitoring plaatsvinden van de directe en indirecte milieueffecten van de verruimde vrijstellingsmogelijkheden voor het inzamelen van gft-afval. Hiermee wordt het mogelijk om vroegtijdig genomen maatregelen of combinaties van maatregelen bij te sturen of hier nadere voorwaarden aan te stellen, zodat het risico wordt geminimaliseerd dat er toch negatieve milieueffecten optreden én de lokale lasten onevenredig stijgen. De leden willen van de regering weten of ze bereid is om een dergelijke monitoring te verrichten.

7. Artikelsgewijze toelichting

De leden van de CDA-fractie vragen zich af wat de motivatie is voor de wijziging van de definities van «het zich ontdoen van afvalstoffen» en «het zich door afgifte ontdoen van afvalstoffen» (artikel 1.1, vijfde lid) en wat de mogelijke gevolgen zijn van de wijzigingen. Kan de regering dit expliciet aangeven en kan zij daarbij ook ingaan op mogelijke organisatorische, vergunningstechnische en financiële gevolgen door deze wijziging?

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in de memorie van toelichting dat het voor zichzelf spreekt dat een gemeente bij het invullen van de vrijstelling niet zo ver kan gaan dat er helemaal geen sprake meer is van afzonderlijke inzameling van gft-afval. De hoofdregel in artikel 10.21 waar gescheiden inzameling is voorgeschreven, blijft immers bestaan. Zodoende dient er altijd in een deel van de gemeente, met een bepaalde frequentie een substantiële hoeveelheid gft-afval te worden opgehaald. Wat moet hier worden verstaan onder een substantiële hoeveelheid?

Worden met de voorgestelde wijzigingen van artikel 10.26, de afwijkingen van artikel 10.21 niet zo groot dat het beter is om dit artikel te herzien zodat ook de leesbaarheid wordt verbeterd?

Voor alle vrijstellingen geldt dat de afwijkingen alleen mogelijk zijn indien deze in het belang van een doelmatig beheer van afvalstoffen plaatsvinden. De inhoud van dit begrip is verder ingevuld in het LAP. Waarom is dit begrip niet in de wet gedefinieerd?

De voorzitter van de commissie

Koopmans

De adjunct-griffier van de commissie

Lemaier


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van Gent (GL), Van der Staaij (SGP), Poppe (SP), Snijder-Hazelhoff (VVD), ondervoorzitter, Depla (PvdA), Van Bochove (CDA), Koopmans (CDA), voorzitter, Spies (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Haverkamp (CDA), De Krom (VVD), Samsom (PvdA), Boelhouwer (PvdA), Roefs (PvdA), Neppérus (VVD), Van Leeuwen (SP), Jansen (SP), Van der Burg (VVD), Van Heugten (CDA), Vermeij (PvdA), Madlener (PVV), Ouwehand (PvdD), Bilder (CDA) en Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU).

Plv. leden: Duyvendak (GL), Van der Vlies (SGP), Polderman (SP), Remkes (VVD), Jacobi (PvdA), Hessels (CDA), Koppejan (CDA), Ormel (CDA), Koşer Kaya (D66), Leijten (SP), Schreijer-Pierik (CDA), Kamp (VVD), Timmer (PvdA), Waalkens (PvdA), Vos (PvdA), Zijlstra (VVD), Langkamp (SP), Gerkens (SP), Van Beek (VVD), Schermers (CDA), Besselink (PvdA), Agema (PVV), Thieme (PvdD), Vietsch (CDA) en Ortega-Martijn (CU).