Kamerstuk 31239-213

Verslag van een algemeen overleg

Stimulering duurzame energieproductie

Gepubliceerd: 3 mei 2016
Indiener(s): Roos Vermeij (PvdA)
Onderwerpen: energie natuur en milieu
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31239-213.html
ID: 31239-213

Nr. 213 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 3 mei 2016

De vaste commissie voor Economische Zaken heeft op 27 mei 2015 overleg gevoerd met Minister Kamp van Economische Zaken over Energie en SDE+.

(De volledige agenda is opgenomen aan het einde van het verslag)

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie, Vermeij

De griffier van de commissie, Franke

Voorzitter: Vermeij

Griffier: Peen

Aanwezig zijn elf leden der Kamer, te weten: Dijkgraaf, Dik-Faber, Klever, De Liefde, Agnes Mulder, Ouwehand, Smaling, Van Tongeren, Van Veldhoven, Vermeij en Jan Vos,

en Minister Kamp van Economische Zaken.

Aanvang 14.02 uur.

De voorzitter: Dames en heren, het onderwerp van dit algemeen overleg is kort, maar er is een lange lijst met stukken over energie en SDE+. Ik heet de Minister en zijn ambtenaren van harte welkom. Uiteraard heet ik ook alle mensen die meekijken en meeluisteren van harte welkom. Dit algemeen overleg wordt een hele uitdaging. Wij hebben ongelooflijk veel sprekers en wij hebben twee uur de tijd. De spreektijd per fractie is vier minuten. Ik ken de leden echter; zij zijn altijd ontzettend coöperatief. Ik zal er nauwlettend op toezien dat in de eerste termijn maximaal twee zeer korte interrupties per woordvoerder worden gepleegd. Ik geef als eerste het woord aan mevrouw Van Tongeren.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Voorzitter. Ik begin met twee complimenten. Het eerste compliment is voor de Minister omdat hij in elk geval de mogelijkheid voor een gasboring onder Terschelling met een jaar heeft uitgesteld. Het tweede compliment is voor mijn collega van de PvdA omdat in de media zo duidelijk is gezegd dat er geen gas gewonnen moet worden in het waddengebied en op de waddeneilanden. Ik wil dat graag in een motie vaststellen, of samen met de PvdA, of met welke collega's dan ook die dat met mij willen doen. Het lijkt mij sowieso nodig dat wij daarvoor na afloop van dit overleg een VAO houden.

Mijn tweede punt gaat over de SDE+ (Stimulering Duurzame energieproductie). Tot nu toe heeft de Minister enigszins als een ijzeren hein gezegd: wij gaan die doelen halen. Voor het eerst lees ik in de beantwoording van de vragen die wij op tweede pinksterdag kregen, nr. 52 van de 119, dat de Minister inderdaad zegt dat het aandeel hernieuwbare energie in 2020 13% kan worden. Brussel eist 14%. Hoe kijkt de Minister daartegen aan? Kan hij ons anders verzekeren dat en zeggen hoe hij die 14% gaat halen? In een motie die ik samen met de ChristenUnie heb ingediend en die een meerderheid heeft gekregen, staat dat wij dat niet in het buitenland gaan doen. Waarom legt de Minister deze motie naast zich neer? Wat is het landsbelang hier? Welk enorm groot belang ligt ten grondslag aan het antwoord van de Minister dat hij deze motie niet kan en wil uitvoeren?

De m.e.r. die betrekking heeft op de injectie van giftig afvalwater op zestien plekken in Nederland dateert van 2006. Naar de mening van GroenLinks moet de Minister naar recenter onderzoek kijken. Buizen en leidingen die meer dan 60 jaar oud zijn en die nooit voor dit doel zijn gelegd, zijn daar niet bruikbaar voor. Er werd gezegd dat de NAM continu zou monitoren, maar de grote lekkages zijn alleen door de bewoners en door de boeren opgemerkt. Gaat de Minister zorgen voor een echte continue monitoring en voor een infrastructuur die dit kan hebben? Zal hij de injectie stilleggen zolang die infrastructuur niet aanwezig is?

GroenLinks vindt dat alle slachtoffers van mijnbouwschade in Nederland hetzelfde moeten worden behandeld. Door de enorme druk worden de procedures voor de bewoners in Groningen nu ietsjes beter, maar het mag niet voorkomen dat dit niet het geval is voor bewoners in bijvoorbeeld Drenthe of Friesland. Ik hoor van de Minister graag de toezegging dat alle regelingen die in Groningen gelden ook van toepassing zijn op alle andere slachtoffers van mijnbouw in Nederland.

Ik heb ook nog Terschelling op mijn lijstje staan, maar dat heb ik er net al doorheen gejast.

De SDE+ kent een enorm grote onderuitputting. Het geld dat daarvoor is gereserveerd en dat mensen moeten betalen als opslag op hun energierekening, wordt niet uitgegeven. Dat is niet alleen in dit ene jaar, maar in meer jaren gebeurd. De Minister zegt dat dit goed komt omdat hij het geld opzij zet en daarna gebruikt voor de SDE. Stel dat het kabinet valt of dat wij door verkiezingen een nieuw kabinet krijgen, vloeit dat geld dan niet naar de algemene middelen? Wil de Minister onderzoeken hoe wij dat kunnen voorkomen, bijvoorbeeld door het geld over te boeken of door het op een andere wijze te reserveren? GroenLinks denkt hierbij aan het instellen van een energiefonds, waardoor het geld dat burgers opbrengen hiervoor permanent wordt gereserveerd.

Ik heb nog een halve minuut.

Ik heb al aan de Minister gevraagd wie de schade in Groningen betaalt. De Minister zei dat dit in een enkel geval met een pand is misgegaan. Daarbij kwam het op naam te staan van EBN. EBN is voor 100% een staatsdeelneming. Het pand werd deels van de Staat. De Minister zei dat het enkel om dat ene pand ging, maar ik kreeg in de pauze telefoon en men zei mij dat in het kadaster in Groningen minstens 240 panden gevonden zijn waarvan de Staat inmiddels mede-eigenaar is. Ik heb die informatie niet kunnen checken, maar ik zou van de Minister nog wat helderder willen horen dat de Staat, de belastingbetaler, alleen via verminderde afdrachten – er wordt minder winst gedraaid en daardoor gaat er minder geld naar de Staat – schade vergoedt in Groningen en dat wij dus op geen enkele wijze rechtstreeks bijbetalen. Ik heb documenten gezien over de zuidelijke ringweg waarin staat dat er gewoon door I&M wordt bijgedokt. Dat heb ik ook gehoord over het forum. Daar hoor ik graag nogmaals een helder antwoord op van de Minister.

Ik ben door mijn tijd heen.

Minister Kamp: Mag ik iets vragen?

De voorzitter: Dat mag.

Minister Kamp: Bedoelt mevrouw Van Tongeren met 240 panden waarvan de Staat eigenaar is, de gewone panden waar de Staat al tientallen jaren en misschien al honderden jaren eigenaar van is? Koppelt zij alles wat de Staat in Groningen in eigendom heeft en wat in het kadaster is geregistreerd, nu rechtstreeks aan de schade door aardbevingen? Begrijp ik dat goed?

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Dank voor deze vraag. Er is bekeken welke panden zowel in het bezit zijn van EBN als van de NAM. De Minister heeft gelijk: een aantal van die panden, zoals het hoofdkantoor van de NAM, zal daar niet onder horen. Ik zei echter al dat ik in de schorsing van zeven minuten niet het kadaster heb kunnen controleren op 240 panden. Vandaar dat ik graag het antwoord van de Minister wil horen. Ik kan mij voorstellen dat hij dat antwoord staande de vergadering wellicht niet kan geven, maar hij kan wel in een brief helderheid geven. Zijn er meer panden die aangekocht zijn vanwege schade – panden die zijn opgekocht of die gesloopt moesten worden of waar iets mee is – en waarvan de Staat via EBN of via de maatschap rechtstreeks eigenaar is?

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Voorzitter. Op 16 april heeft de Tweede Kamer het onderzoek van de Rekenkamer over de SDE+-regeling gekregen. De Rekenkamer stelt dat de doelen voor de hernieuwbare energietransitie met de huidige inzet heel moeilijk of zelfs niet gehaald gaan worden. Dat was overigens al breed bekend, maar dat concludeert de Rekenkamer nu dus ook. In 2016 komt er een tussenevaluatie. In het debat hiervoor heeft de Minister daar ook al het een en ander over gezegd. Het CDA vraagt de Minister of deze tussenevaluatie niet toch naar voren kan worden gehaald. Dan zouden wij in de Tweede Kamer eerder met elkaar over de oplossingsrichtingen kunnen spreken. Ziet de Minister dat ook als een mogelijkheid? De oplossingsrichtingen die de Rekenkamer naar voren brengt zijn wind op zee of meer subsidie uitgeven in het buitenland. Het CDA zou graag zien dat de Minister ook naar twee andere varianten kijkt, namelijk toch meer investeren in zonne-energie en energiebesparing. Beide varianten kunnen toch wel rekenen op een heel breed draagvlak in de samenleving en dragen fors bij aan de werkgelegenheid. Doordat iedere keer allerlei vernieuwingen plaatsvinden, zijn er ook heel veel innovaties. De kosten van wind op zee en van zonnepanelen – het SDE+-basisbedrag daarvoor zit in 2015 op 14,1 cent – zitten eigenlijk heel dicht bij elkaar. Die oplossingsrichting zou het CDA dus zeer graag in beeld willen hebben. Graag hoor ik een reactie van de Minister op dit punt. Uiteindelijk brengen al onze inwoners het geld op voor de SDE+-regeling. Het zou zo mooi zijn als zij daar ook zelf gebruik van kunnen maken.

De provincie Groningen zou een heel mooie proefprovincie kunnen zijn voor die energiebesparing. Iedereen weet dat een en ander in Groningen vanwege de gaswinning echt wel heel erg moeizaam gaat. Volgens mij zijn andere collega's daar ook al enthousiast over. Ik heb hen daar al het een en ander over horen zeggen. Laten wij daar echt wat mee gaan doen. Kan de Minister voor ons gestructureerd in beeld brengen hoe die twee oplossingsrichtingen kunnen bijdragen aan het realiseren van de doelen op het gebied van hernieuwbare energie?

De Minister heeft de mogelijkheid opengehouden om subsidies voor duurzame energie uit te geven in het buitenland. Hoe komt dit volgens de Minister ten goede aan draagvlak, werkgelegenheid en innovatie in Nederland? Het CDA wil dat de eigen samenleving bij de transitie naar de duurzame energievoorziening echt centraal staat en dat het geld dat door ons gezamenlijk wordt opgebracht, ten goede komt aan de Nederlandse economie.

De Rekenkamer stelt dat het SDE+-budget beter besteed kan worden. Bekeken wordt of het mogelijk is om een soort overbesteding te creëren. Heel veel projecten vallen immers tussentijds toch nog uit. Je zou dan meer projecten gaan realiseren. Hoe kijkt de Minister daartegen aan?

De SDE kent een oplopende begrotingsreserve van in totaal 970 miljoen. Hoe kan dit geld nog verder worden ingezet voor innovatie en de ontwikkeling van duurzame-energietechnieken? Vooral kleine bedrijven komen met veel innovaties. Daar zouden wij graag meer aandacht aan besteden.

In het debat dat wij hiervoor met de Minister hadden, ging het al over afvalwaterinjectie. Het CDA zou hierover graag een aanvullende vraag stellen. Helaas was ik net door mijn interrupties heen, maar hier kan het ook nog. Wanneer wordt de vervroegde evaluatie van de m.e.r. afgerond en wanneer komt die naar de Tweede Kamer? Op deze vraag willen wij heel erg graag een antwoord. Mocht de Minister de randvoorwaarden van de provincie Drenthe over windenergie willen hebben: ik heb ze hier, dus ik kan ze ieder ogenblik geven. Misschien wil de Minister dan nog heel specifiek ingaan op die randvoorwaarden van Drenthe.

Mevrouw Klever (PVV): Voorzitter. De Minister rekent zich graag rijk. Volgens de Algemene Rekenkamer moet er voor 58,9 miljard euro aan SDE+-subsidies worden uitgegeven om de plannen uit het energieakkoord te realiseren. Zelfs dat enorme bedrag is volgens diezelfde Algemene Rekenkamer onvoldoende om de doelstelling van 14% in 2020 te halen. Dat is extreem veel geld en daarom rekent de Minister anders. De Minister denkt dat hij «slechts» zo'n 30 miljard euro aan opslag duurzame energie op hoeft te halen bij de Nederlandse huishoudens en bedrijven. Dan baseer ik mij op de tabel over de geraamde kasuitgaven en de gevolgen voor de lastenontwikkeling 2013–2031. Dat de Minister de subsidies bijna 30 miljard euro lager inschat dan de Algemene Rekenkamer komt omdat hij uitgaat van een veel hogere energieprijs, maar hoe realistisch is die inschatting van de Minister? Gelet op de markt is dat niet heel erg realistisch. Gisteren kon je op de beurs voor elektriciteit, de EEX, basiscapaciteit elektriciteit kopen voor levering in 2020 voor 3,9 cent per kilowattuur. Die prijs is vergelijkbaar met de huidige prijzen. Alle professionele partijen, zoals de grootverbruikers van energie en de energiebedrijven zelf, denken kennelijk dat de prijs van elektriciteit de komende jaren niet heel veel zal stijgen, maar de Minister komt met een totaal andere visie: energie wordt fors duurder. Een Minister die uitgangspunten hanteert die zo afwijken van wat de markt en de Algemene Rekenkamer verwachten, schept niet bepaald vertrouwen. Kan de Minister zeggen waarom hij een visie hanteert die zo afwijkt van de marktverwachtingen die worden uitgedrukt in de prijs van de elektriciteitsfutures? Overigens kan ik de collega's die de visie van de Minister geloofwaardig vinden, aanraden om wat futures te kopen: gegarandeerde rendementen van 10% per jaar, als het beleid waarin je gelooft en dat je steunt, realiteit wordt.

De Minister is erg gul met geld dat hij niet heeft en hij zadelt zijn opvolgers op met een groot probleem. De Minister is namelijk nu al voor bijna 10 miljard euro aan SDE+-subsidieverplichtingen aangegaan, terwijl er pas voor 273 miljoen euro aan opslag duurzame energie is opgehaald. Dit is gebaseerd op cijfers tot en met 2014. Dus als in plaats van de Minister de markt en de Algemene Rekenkamer gelijk krijgen, dan moet de windmolenbelasting straks fors worden verhoogd om de subsidieverplichtingen na te komen. De gevolgen voor de koopkracht van de huishoudens en de concurrentiepositie van onze industrie laten zich raden.

De risico's die Nederland loopt met de enorme subsidies op duurzame energie zijn groot, veel te groot. En dit geldt zeker als je kijkt naar de resultaten van het beleid in termen van verminderde CO2-uitstoot. Daarom noem ik nog maar eens het standpunt van de PVV: gooi dat energieakkoord in de prullenbak; weg ermee. Ik ben erover verheugd dat wij sinds kort niet meer alleen staan met dit standpunt. Ook D66 heeft bij monde van haar fractievoorzitter het energieakkoord naar de prullenbak verwezen. Wat we nodig hebben, is niet een onbetaalbaar akkoord gericht op het subsidiëren van alles wat los- en vastzit met het labeltje duurzaam of groen. Wat we nodig hebben, zijn echte innovaties die onze energievoorziening betaalbaar en betrouwbaar houden, nu en in de toekomst.

De heer Smaling (SP): Voorzitter. Ik zou het op prijs stellen om een appreciatie van de Minister te ontvangen van het rapport van de Rekenkamer. Het is een interessant rapport, maar daarin staan ook nogal wat in het oog springende punten. We zouden de doelstellingen niet halen en sommige adviezen gaan ook wel ver: laat het beleid los of volg de buitenlandroute. Over die buitenlandroute is in de Kamer een motie ingediend. Ik hoor daarom graag uit de mond van de Minister een appreciatie van dit belangrijke rapport. Ik ben benieuwd.

De onderbesteding loopt in de honderden miljoenen. Is dat een kwestie van een slow start die wij nog inhalen? Zijn dit bedragen die meegenomen kunnen worden naar de volgende begrotingsjaren of gaat dit geld terug naar de algemene middelen en is het dan «jammer, maar helaas»?

Wij hebben een brief gehad over SDE+ en wind op zee. Naar de mening van mijn fractie was die goed. Wij hebben daarover nog één vraag. Het eigen vermogen van de intekenaars moet minstens 10% van de investeringskosten zijn. Waar komt die 10% vandaan? Geldt dit ook voor consortia van kleinere bieders die samen aan deze eis voldoen, of geldt dit voor één leidend bedrijf dat intekent op de aanbesteding?

Er is een notitie van Delta verschenen over de kolenbelasting. Daar wil ik het toch wel even over hebben. Deze notitie staat op de agenda van vanmiddag. De Minister zegt dat Delta twee maatregelen uit het energieakkoord onder het vergrootglas legt. Dat zint hem niet omdat je naar zijn mening alles gewoon in een volledige samenhang moet bekijken. Daar hou ik ook van; dat vind ik zeker aan de orde. Door de vrijstelling van kolenbelasting, de bijstook van biomassa – die niet helemaal uit gecertificeerde houtpellets bestaat – en straks misschien ook wel het gebruik van restwarmte uit kolencentrales, plaats je de kolencentrales echter in een relatief gunstige positie ten opzichte van de gascentrales. Ik vraag mij af of dat de bedoeling is van de Minister.

Het laatste punt dat ik wil maken gaat over Terschelling. De Minister was erbij, tussen de middag, en heeft zelfs meegezongen met het lied. Ik wil hem alleen aanraden: doe het niet!

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Voorzitter. De Rekenkamer meldt dat de Tweede Kamer onvoldoende wordt geïnformeerd over de bijdrage van de SDE+ en de doelen, maar ook over de uitgaven die via de SDE+ kunnen worden verwacht. Bovendien stelt de Rekenkamer dat de doelen niet worden gehaald en dat wij absoluut niet moeten wachten tot 2016 om actie te ondernemen. Dat is dus wat D66 bedoelt met een herziening van het energieakkoord. Er zitten grote weeffouten in; die moeten wij herstellen. We moeten het energieakkoord versterken en verlengen en daar moeten wij zo snel mogelijk over gaan nadenken. Op dit vlak wil ik een aantal punten noemen.

De heer Jan Vos (PvdA): Ik verbaas mij over de wisseling van toon bij de fractie van D66. Wij hebben hier met elkaar het energieakkoord besproken en de fractie van D66 was voorstander van het energieakkoord. Waarom waren wij er allemaal voor? Omdat 47 maatschappelijke partijen en bedrijven, van Greenpeace tot en met Tata Steel, en alle grote fracties in de Tweede Kamer hebben gezegd: wij doen het met z'n allen, wij doen het samen.

De voorzitter: En uw vraag is?

De heer Jan Vos (PvdA): Twee jaar lang heeft D66 dat akkoord ondersteund, maar nu begint zij een beetje kritisch tegen te hangen en spreekt zij over grote weeffouten en allerlei zaken die moeten veranderen. Ik kan mevrouw Van Veldhoven wel vertellen dat zij mij niet aan mijn zijde vindt. Ik vraag haar om een verklaring.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Dit klinkt bijna als een dreigement, maar als de heer Vos zichzelf niet meer aan zijn zijde vindt, dan heeft hij toch een probleem.

D66 is een van de grote voorstanders van een energieakkoord; dat moet er zijn. Ik was net als Paulus Jansen, die nu niet meer onze collega is, een van degenen die zelfs nog een startnotitie hebben geschreven voor de collega's, zodat de politieke partijen daar met elkaar naar konden kijken. Dat wij in Nederland belang hebben bij een energieakkoord dat langjarig zekerheid geeft aan investeerders – het maakt niet uit of dat burgers zijn of bedrijven – is geheel in lijn met de visie van D66. Bij dit energieakkoord en deze maatregelen is D66, ondanks dat zij daar meermaals om heeft gevraagd, niet betrokken. Vanaf het begin zijn wij kritisch geweest op dit energieakkoord, naar ik meen wel zo ongeveer als enige met een constructieve houding. Van de PVV hoeft er immers helemaal niks te gebeuren met duurzame energie en de Partij van de Arbeid weet dat dit voor D66 niet geldt.

Dit energieakkoord is tot stand gekomen zonder voldoende maatregelen om de doelen te realiseren. Vanaf de eerste doorrekening was duidelijk dat er onvoldoende maatregelen aan ten grondslag lagen. In het algemeen overleg dat wij hiervoor hadden, heeft de Minister toegezegd dat hij de doorrekening van een aantal aanvullende maatregelen, waarover nu tijdens de looptijd van dit energieakkoord wordt onderhandeld, naar de Kamer zal sturen. Allerlei rapporten die sindsdien zijn verschenen, hebben ook laten zien dat er onvoldoende doelen aan ten grondslag lagen. Ik verwijs hierbij ook naar de Nationale Energieverkenning (NEV) van vorig jaar. Mijn fractie vindt dan inderdaad dat er een paar grote weeffouten in zitten. Als de Partij van de Arbeid een groot voorstander is van een subsidie op de winst van kolencentrales van 1,2 miljard tot 2023, mag zij daarvoor gaan staan, maar mijn fractie is daar kritisch op. De kosten die deze bedrijven maken, moet de overheid vergoeden als zij ingrijpt. Wij hebben nooit inzicht gekregen in die kosten. Delta heeft die kosten op tafel gelegd. D66 heeft zelf nog een onderzoek naar die kosten laten uitvoeren. Het komt allemaal overeen: 1,2 miljard aan subsidie. Dat is waar de Partij van de Arbeid blijkbaar voor staat, maar dat is waar D66 kritisch op is.

De voorzitter: Wij kunnen dit overleg echt alleen maar afronden als iedereen zich heel erg beperkt bij het stellen van vragen en het geven van antwoorden. Dat is een kunst.

De heer Jan Vos (PvdA): Dit is wel echt een hoofdzaak.

De voorzitter: Dat zal best, maar ik probeer het overleg wel binnen twee uur af te ronden.

De heer Jan Vos (PvdA): Het energieakkoord is tweeënhalf jaar geleden onder leiding van het D66-lid Wiebe Draijer afgesloten. In tegenstelling tot hetgeen mevrouw Van Veldhoven hier beweert, is daar in deze Kamer over heel vaak gesproken, ook met de fractie van D66. Dat is allemaal publiekelijk na te gaan. D66 is altijd een warm voorstander geweest van het energieakkoord, maar draait nu als een blad aan de boom en begint een beetje kritisch tegen te hangen. Ik heb om een verklaring gevraagd; ik krijg die niet. Ik vind dat merkwaardig. Ik zou graag zien dat er meer consistentie is bij bestuurlijk verantwoordelijke partijen zoals D66.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Ik kan hier maar één ding op zeggen en dat is dat de heer Vos gewoon liegt. Ik wil hem graag de verschillende debatten laten nagaan. Dan mag hij eens op een rijtje zetten wanneer ik kritisch ben geweest, want ik ben op een aantal punten altijd kritisch geweest op dit rapport. Dat is mij al eerder op kritiek komen te staan van de heer Vos. Dat mag, dat is prima, want politieke meningsverschillen zijn er om hier uit te vechten. De Partij van de Arbeid staat blijkbaar voor een subsidie van 1,2 miljard aan de kolencentrales, maar ik ben al een hele tijd bezig om die gegevens boven tafel te krijgen. Dat weet de heer Vos ook heel erg goed. Ik snap niet waarom hij hier nu iets probeert neer te leggen.

Voorzitter, ik heb nog een klein punt van orde. Het lijkt mij netjes om mensen die niet in deze Kamer zitten, niet op hun partijkleur aan te spreken. Dat de heer Draijer misschien affiniteit heeft met een bepaalde partij, maakt hem geen lid van die partij in deze Kamer. Hij kan dus ook niet voor D66 onderhandelen over een energieakkoord. Het lijkt mij netjes om dat even te corrigeren.

De heer Jan Vos (PvdA): Ik maak een punt van orde. Ik maak melding van een persoonlijk feit. Ik denk dat het een goed gebruik is dat wij elkaar hier fatsoenlijk behandelen. Dat ik hier word uitgemaakt voor leugenaar vind ik vrij zwaarwegend. Ik zou graag zien dat mevrouw Van Veldhoven dat terugneemt.

De voorzitter: Dit punt van orde is genoteerd.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Laat ik er dan van maken dat ik vind dat de heer Vos geheel bezijden de waarheid spreekt. Ik zal hem graag nog een aantal verslagen van debatten doen toekomen, waaruit duidelijk blijkt dat ...

De voorzitter: Nee, nee, nee, dat gaan we niet doen.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): ... ik altijd dit punt heb gemaakt. Ik ben met dit punt al anderhalf jaar bezig. Misschien heeft de heer Vos in die tijd niet geluisterd.

De voorzitter: Er is inmiddels een deur opengezet voor wat extra zuurstof in deze zaal, want het is nogal benauwd. Wellicht leidt dat ook tot enige lucht in de wijze waarop vragen worden gesteld of antwoorden worden gegeven. Ik verzoek de leden om de vragen enigszins rustig te stellen en te beantwoorden. Mevrouw Klever heeft nog een rustige vraag aan mevrouw Van Veldhoven.

Mevrouw Klever (PVV): Een heel rustige vraag, voorzitter.

De fractievoorzitter van D66 stelde onlangs dat het energieakkoord van hem in de papierversnipperaar mag. Volkomen terecht natuurlijk. Dat vindt de PVV al vanaf het begin, niet omdat wij tegen duurzame energie zijn, maar omdat wij tegen te dure energie zijn. Dat is even een kleine correctie op de uitspraak van mevrouw Van Veldhoven. Ik ben toch ook wel benieuwd naar deze hele ommezwaai. Mevrouw Van Veldhoven haalt de kolendeal aan, maar die zat vanaf het begin in het energieakkoord. Wij wisten vanaf het begin dat een verschuiving van de kolentaks naar de energiebetaler een kostenpost zou opleveren van 189 miljoen per jaar. Heeft mevrouw Van Veldhoven dan zitten slapen al die tijd?

Mevrouw Van Veldhoven (D66): In tegenstelling tot alle andere partijen die dat blijkbaar prima vinden, ben ik de afgelopen anderhalf jaar bezig geweest om de werkelijke kosten die de bedrijven maken voor het sluiten van de kolencentrales, boven tafel te krijgen. Als de overheid ingrijpt in een economische sector en tegen bedrijven zegt dat zij dicht moeten, dan vindt D66 dat je als verantwoordelijke partij daar dan ook de kosten van moet dragen. Als deze kosten reëel zijn en daaraan verbonden zouden zijn geweest, dan moet je die afweging maken en bepalen of je dat daarvoor betaalt. Dan wil ik eerst de feiten op een rijtje krijgen en daar ben ik mee bezig geweest. Ik heb de Minister daar een aantal keren in debatten en in schriftelijke vragen om gevraagd. Wij hebben hem berekeningen voorgelegd en kregen maar geen antwoorden. Nu heb ik die antwoorden door verschillende rapporten eindelijk op papier en nu kan ik hardmaken dat tot 2023 1,2 miljard wordt betaald voor het sluiten van vijf kolencentrales die hoogstwaarschijnlijk toch al voor 2020 dichtgingen. Dat maakt het een politiek feit. Daarom stel ik dat nu aan de orde en vraag ik aan de collega's wat zij daarvan vinden. De Partij van de Arbeid vindt het prima, zo horen wij net, maar misschien denkt mevrouw Klever daar anders over.

Mevrouw Klever (PVV): Volgens mij was van begin af aan duidelijk dat de burger de sluiting van de kolencentrales zou gaan betalen. Ik vind het wel opmerkelijk dat D66 nu zo'n ontzettend groot punt maakt van een lastenverzwaring van 1,2 miljard voor de burger terwijl het hele energieakkoord volgens de Algemene Rekenkamer 58,9 miljard euro kost. Dat is echt een veelvoud daarvan. Toegegeven, dat gebeurt niet in één jaar, maar burgers gaan wel jaarlijks ongeveer 3 miljard euro ophoesten voor dat energieakkoord. Waarom maakt mevrouw Van Veldhoven zo'n punt van dit ene kleine onderdeeltje, maar vindt zij de miljarden die in zee gesmeten worden, wel helemaal prima?

De voorzitter: Mevrouw Van Veldhoven, graag een kort antwoord. Daarna wil mevrouw Van Tongeren nog een vraag aan u stellen.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Anders dan mevrouw Klever vindt D66 dat wij echt ernst moeten maken van de energietransitie. Dat is een heel belangrijk vraagstuk en daar moeten wij met elkaar echt aan werken. Daarom waren wij ook een van degenen die begonnen met nadenken over een energieakkoord. Je moet daarin wel kunnen verantwoorden hoe je je geld uitgeeft. Voor deze 1,2 miljard tot 2023 – als je doortelt, kan dit zelfs oplopen tot 4 miljard – kan ik dat niet. Daarom maak ik daar een punt van nu ik de cijfers op tafel heb.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik heb een vraag over ditzelfde punt. Naar de mening van GroenLinks is de constructie van het sluiten van de kolencentrales krankzinnig. Nu dit eenmaal zo is, moet uitgezocht worden hoe de betaling geregeld is. Daarover ben ik het met mevrouw Van Veldhoven eens, maar ik zou met haar toch nog een klein stukje verder in het verleden willen kijken. In het voorjaarsakkoord stond een kolentaks. Die taks is eerlijk, treft iedereen die kolen gebruikt en helpt de energietransitie enorm vooruit. Die taks is mede door D66 in het begrotingsakkoord onderuit geschoffeld. Kan mevrouw Van Veldhoven hierop nog even reflecteren en zeggen of D66 daar nu misschien spijt van heeft en GroenLinks wil gaan steunen bij het opnieuw instellen van de kolentaks? Of is er bij D66 misschien inmiddels ook steun voor een CO2-taks?

Mevrouw Van Veldhoven (D66): GroenLinks haalt er allerlei gedachten bij die ik op zichzelf heel nuttig vind en daar denk ik ook graag over na in de context van een bredere vergroening van het belastingstelsel. Dat is immers een van de grote wensen van D66. Hier gaat het om de vraag of wij 1,2 miljard aan belastinggeld puur aan de winst van kolencentrales uitgeven, ja of nee. Wie steunt dat in de Kamer? De Partij van de Arbeid steunt dat. Dat hebben we al gehoord. GroenLinks doet dat misschien ook, maar misschien ook niet. Dat hoor ik nog graag.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik constateer dat D66 wil dat de regering nu een probleem oplost. Dat probleem is mede veroorzaakt door D66, namelijk doordat ook D66 de kolenbelasting die op voorstel van GroenLinks in het voorjaarsakkoord is gekomen, heeft geschrapt. Ik zou D66 oproepen tot enige zelfreflectie. Uiteraard trekken wij bij de herziening van het belastingstelsel graag samen op door ervoor te zorgen dat dit soort rare weeffouten er niet in komen.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Mevrouw Van Tongeren moet wel even goed bekijken hoe het precies geregeld was, want die kolenbelasting wordt als onderdeel van het energieakkoord overigens niet afgeschaft, maar naar nul gebracht. De grondslag blijft dus bestaan, en daar ben ik ook blij mee. Dat wordt onder andere gedaan omdat GroenLinks dat steunt. Dat zijn de reële feiten. In ruil daarvoor komt er een fiftyfifty opslag op de energierekening van consumenten, van huishoudens en het kleine bedrijfsleven; zo wordt datzelfde bedrag opgebracht. Dat is nou precies waar ik een punt van maak. Ik snap de redenering van mevrouw Van Tongeren eigenlijk niet helemaal.

De voorzitter: U vervolgt uw betoog.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Ik heb een deel van mijn punt over de kolendeal al gemaakt. Wat D66 betreft vergoeden wij de kosten die deze bedrijven maken, want dat is reëel, maar niet meer. Ik denk ook dat dit niet nodig is in de context van de rest van het energieakkoord, onder andere omdat ze de onrendabele top van biomassabijstook gewoon gesubsidieerd krijgen. Het leggen van een link met de biomassabijstook is dus onterecht. Bovendien krijgen energiebedrijven de onrendabele top van alle andere duurzame-energieprojecten waarvoor ze investeringen zouden moeten doen, gesubsidieerd, net als elke andere partij die daarin zou willen stappen. Het is dus niet nodig voor de rest.

De Rekenkamer zegt dat de doelen niet gehaald zullen worden. De Minister zegt dat die conclusie niet klopt. Ik krijg van hem graag een onderbouwing waarom deze doelen wel gehaald zullen worden. Hij doet dit nu af met de oude gegevens, maar dat lijkt mij niet sterk genoeg. Ik wil graag een echte onderbouwing dat de doelen wel gehaald worden. De Rekenkamer roept op tot een tijdige herziening: wacht niet tot het eind, maar begin met een evaluatie in 2016! De Minister zegt dat hij de evaluatie alvast gaat voorbereiden, zodat die misschien begin 2016 kan plaatsvinden. Wanneer horen wij meer over de voorbereiding van die evaluatie?

De Minister zegt dat hij de gevolgen van de besteding van SDE+-gelden in het buitenland gaat uitwerken. Daarbij moet je niet alleen bekijken wat dit op de SDE+ scheelt. Je moet dan echt kijken naar de maatschappelijke kosten en baten in heel Nederland. Gaat de Minister ook de effecten op de Nederlandse werkgelegenheid en economie als geheel meewegen, niet alleen de kale SDE+-prijs? Houdt hij daarbij ook rekening met de risico's op verdringing in het buitenland? Over zulke aspecten hebben partijen gerechtvaardigde zorgen bij het voornemen van de Minister om dit nader uit te werken.

Ik kom nu bij de MKBA van wind op zee voor de Hollandse kust. Er wordt nu alleen een alternatief zonder een nieuwe aanwijzing voor wind op zee vergeleken met een alternatief inclusief de tienmijlszone, maar waarom zou er niet ook een alternatief zonder de tienmijlszone worden meegenomen? Een aantal windmolens in de parken staat net binnen de tienmijlszone. Wat zijn de extra kosten als je die verplaatst naar net buiten de tienmijlszone? Los je daarmee dit probleem niet voor een groot gedeelte op?

Kunnen wij de berekeningen van IJmuiden Ver krijgen? Hoe komen ze uit als je daarin ook de maatschappelijke kosten meeneemt? Zijn ze goed meegenomen in de berekeningen van IJmuiden Ver? Valt deze optie voor de Minister ook inclusief de maatschappelijke kosten af als alternatief?

Als de biedingen voor wind op zee niet waargemaakt kunnen worden, leidt dat tot vertraging, kosten en gedoe. Daarom vraagt de Minister terecht bankgaranties. Ik begrijp uit de sector dat die eerste bankgarantie een soort kip-eidiscussie met de banken oplevert, maar dat ook kleinere bedrijven makkelijker zouden kunnen instappen als de eerste bankgarantie een voorwaardelijke bankgarantie zou mogen zijn. Ik leg dat even bij de Minister neer. Misschien kan dit een deel van de problemen oplossen.

Gaat de Minister ook toetsen of een voorgelegd financieringsplan en een technische en economische haalbaarheidstoets degelijk zijn onderbouwd? Ik neem aan dat hij dat doet, maar het is goed om daar nog even een bevestiging van te krijgen.

Tot slot heb ik een korte laatste vraag over de injectie van productiewater in Twente. Mensen maken zich daarover erg veel zorgen. In de MKBA over productiewater kwam injecteren uit de bus als goedkoper dan zuiveren, maar wij hebben daarover de vorige keer samen met de PvdA-fractie wel wat vragen gesteld. Als je schoonmaken en injecteren vergelijkt, kun je makkelijk zeggen dat het ene goedkoper is dan het andere, maar wij zuiveren rioolwater ook. Hoe verhouden die kosten zich tot elkaar?

De voorzitter: U zit over uw tijd heen. Graag afsluiten met één zin.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Excuses! Wanneer is er duidelijkheid over het al dan niet uitspoelen van de zoutkoepels? Daarover zijn mensen in Twente echt bezorgd.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Voorzitter. Ik heb vanmorgen een prachtig lied gehoord: «Lekker laten zitten die paar kuub gas!» Uiteraard heb ik uit volle borst meegezongen. Ik hoop dat de Minister dat ook eens zal doen.

De ChristenUnie is tegen het boren naar fossiele brandstoffen in het waddengebied. Het is in twee opzichten een slechte keuze. Ten eerste houdt dit de fossiele-energievoorziening overeind, terwijl wij juist een omslag moeten maken naar een schone economie. Ten tweede moeten wij een kwetsbaar natuurgebied als de Wadden gewoon met rust laten. Wij zijn blij dat er nu één jaar uitstel is, maar uiteraard zet de ChristenUnie ook in op afstel. Het is goed dat de Partij van de Arbeid nu om is. Ik ga ervan uit dat de vergunningverlening daarmee definitief van de baan is. Ik ben heel benieuwd welke voorstellen de Partij van de Arbeid zo meteen op dit punt zal gaan doen. Uiteraard zal de ChristenUnie haar daarin van harte steunen.

Vanwege de tijd sluit ik mij aan bij de vragen van de GroenLinksfractie over infrastructuur en monitoring van afvalwaterinjectie. Ik zou bovendien graag een reactie van de Minister hebben op de zorgen van de drinkwaterbedrijven.

De Kamer heeft zich duidelijk uitgesproken over de motie van de ChristenUnie en GroenLinks om geen SDE-subsidie in het buitenland te besteden. De Minister houdt die buitenlandoptie toch weer open. Opvallend is dat in de onderzoeken de winst voor de economie, de werkgelegenheid en het milieu niet worden meegenomen, maar dat alleen wordt gekeken naar kostenefficiency. De ChristenUnie vindt dat een veel te smalle blik. De ChristenUnie wil de Minister houden aan de Kameruitspraak.

Ik word afgeleid door de gesprekken om mij heen, voorzitter.

De voorzitter: Ik verzoek de overige leden om stilte. Wij luisteren allemaal naar elkaar.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Dank u wel.

Ik wil nu iets uitgebreider stilstaan bij groen gas in het buitenland. Op het gebied van groen gas is er ook een probleem. De thuismarkt voor toepassing van groen gas is klein, bijvoorbeeld in de vervoerssector. Via certificaten verdwijnt het in Nederland gesubsidieerde groen gas naar andere landen, zoals Zweden. Door de export van groen gas naar landen als Zweden zijn de beschikbare volumes in Nederland laag. Daardoor zijn de prijzen erg hoog. Ik vraag mij sterk af of dit een goede benutting is van de subsidie die wij wel met elkaar betalen. Andersom zijn de eisen in andere landen juist een stuk strenger, waardoor de import bemoeilijkt wordt. Volgens bedrijven dreigt een doemscenario voor de ontwikkeling van de groengassector. Is de Minister bereid om de weglekeffecten te onderzoeken, ook de effecten op de ontwikkeling van de thuismarkt en de effecten op de werkgelegenheid? Is de Minister bereid om de export van certificaten van gesubsidieerd groen gas te beperken om de ontwikkeling van de Nederlandse markt voor groen gas te stimuleren?

Ik kom nu op het energieakkoord. Ik heb het even opgezocht en onze eerste reactie op het energieakkoord was: een stap in de goede richting, maar eigenlijk ook een te kleine stap. De ChristenUnie vindt dat het energieakkoord tekortschiet om een echte omslag naar een duurzame economie te maken. Vooral de afschaffing van de kolenbelasting is een zeer slechte maatregel. Jaarlijks wordt 189 miljoen aan kolenbelasting op het bordje van de consumenten gelegd. Wat schieten wij eigenlijk op met dit onderdeel van het energieakkoord? Minister Kamp zei op Radio 1 dat er voor alle betrokkenen plussen en minnen in het akkoord zitten, maar blijkbaar zat de samenleving niet aan tafel om haar belang te vertegenwoordigen, aangezien zij de rekening van de plussen en minnen mag betalen. De energiebelasting gaat omhoog, maar de leefomgeving wordt er niet beter van. Bovendien zijn de wettelijke rendementseisen voor kolencentrales verhoogd om ervoor te zorgen dat de verouderde centrales daadwerkelijk sluiten. Daarom moet daar een tegenprestatie tegenover staan voor de bedrijven.

Ik kan mijn standpunt over de biomassabijstook herhalen, maar vanwege de tijd zal ik dat niet doen. Het moge bekend zijn dat de ChristenUnie fel tegen subsidiëring van biomassabijstook is. Wel heb ik nog een vraag over de houtpellets voor stoomproductie. Die moeten in 2026 aan de duurzaamheidscriteria voldoen. Mijn fractie vindt dat veel te laat. Zouden hier niet dezelfde eisen moeten gelden als voor de kolencentrales?

Ik kom nu bij de potentieel langere termijn in de SDE+. In een eerder overleg heb ik de Minister gevraagd of het niet beter is om technieken die op korte termijn veel goedkoper worden, in een eerdere fase in aanmerking te laten komen voor de SDE+-subsidie. Zonne-energie zit pas na biomassabijstook in de SDE+-regeling. Zon-PV wordt steeds goedkoper, want de ontwikkelingen gaan snel, maar biomassa daarentegen wordt steeds duurder als er grote volumes worden gebruikt. Is de Minister bereid om, in lijn met het advies van de planbureaus, het potentieel voor de langere termijn als criterium in de SDE+-regeling op te nemen of daarnaar in ieder geval onderzoek te doen? Mijn pleidooi van de vorige keer wordt intussen ook ondersteund door planbureaus. Ik hoop dat de Minister dit wil onderzoeken en misschien wel een grotere stap wil zetten.

De voorzitter: U bent over uw tijd heen. Nog één zin, graag.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Ja. Is de Minister bovendien bereid om een schot in de SDE+ in te bouwen voor zon-PV en zonthermisch, zodat daarvoor een bedrag wordt gereserveerd?

De heer Jan Vos (PvdA): Voorzitter. De fractie van de Partij van de Arbeid is tegen nieuwe gaswinning bij Terschelling. Wij vinden dat onverstandig. Wij vinden het onverstandig omdat de prachtige eilanden een natuur en milieu hebben die bescherming verdienen. Wij vinden het onverstandig omdat de gemeenteraad en de provincie zich hebben uitgesproken tegen die winning en er daarom een zeer gebrekkig draagvlak is. Wij vinden het bovenal onverstandig omdat wij willen dat dit kabinet en dit land nieuwe, duurzame energie ontwikkelen. Zonne-energie, windenergie, warmtebronnen en getijdestroom, dat zijn de energiebronnen van de toekomst, niet de fossiele energie die zorgt voor de opwarming van onze aarde en schade aan onze leefomgeving, zoals wij op andere plekken in Nederland hebben gezien.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Dat is een mooie start van het betoog van de heer Vos. De D66-fractie hoopt dat hij dan ook bereid is om boter bij de vis te doen en het niet alleen bij woorden te laten. Heeft de heer Vos spijt van het afwijzen van het amendement van de Partij voor de Dieren om in ieder geval niet naar gas te boren in Natura 2000-gebieden? Zoals de heer Vos weet, zijn dat de meest kwetsbare natuurgebieden die wij hebben. De Partij voor de Dieren had daarover een amendement gemaakt, maar de Partij van de Arbeid stemde daartegen. Heeft de heer Vos daar spijt van? Zou hij een nieuw amendement steunen?

De heer Jan Vos (PvdA): De Partij van de Arbeid heeft de Mijnbouwwet zodanig gewijzigd, in samenwerking met andere partijen hier aan tafel, dat niet alleen in Natura 2000-gebieden maar ook in gebieden die daaraan grenzen, milieu en natuurwaarden een belangrijke plek krijgen in de afwegingen die het kabinet maakt en die volgende kabinetten zullen moeten maken als het gaat om de winning van fossiele energie. Waar het om Natura 2000-gebieden gaat, zeggen wij dus sowieso al nee. Waar het gaat om gebieden die daaraan grenzen – daarvan is bij Terschelling ook sprake – zeggen wij: doe het niet en denk nog eens twee keer na. Dank aan alle partijen waarmee wij hebben kunnen samenwerken om die wet op die manier te wijzigen.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Ja, maar nu zegt de heer Vos: wij doen het sowieso al niet in Natura 2000-gebieden. Dan is het wel op zijn plaats om dat ook vast te leggen; ik neem aan dat mevrouw Ouwehand het amendement opnieuw zal gaan indienen. Voor de overige gebieden blijft het namelijk aan het kabinet om de afweging te maken. Dat is iets anders dan «we doen het sowieso al niet». Ik begrijp uit de toezegging van de heer Vos dat hij een volgend amendement om geen gas te gaan boren in Natura 2000-gebieden, zal steunen. Ik zal dat graag samen met mevrouw Ouwehand indienen. Dan leggen wij vast dat daar niet geboord mag worden. Wij beschermen de meest kwetsbare natuur van Nederland tegen boringen en laten die afweging niet aan het kabinet, maar leggen het hard in de wet vast.

De heer Jan Vos (PvdA): Kamer en kabinet hebben onderscheiden verantwoordelijkheden. Ik heb aangegeven dat wij tegen de door een oliemaatschappij voorgenomen gaswinning bij Terschelling zijn. Ik heb ook aangegeven dat wij zeer recent de Mijnbouwwet hebben gewijzigd om natuur- en milieuwaarden een belangrijke afwegingsgrond te maken bij het nemen van besluiten, zoals het besluit dat nu voorligt. Alle suggesties die mevrouw Van Veldhoven nu doet en alle amendementen en moties die andere partijen indienen, zal ik zorgvuldig bestuderen. Vervolgens zal ik met mijn fractie een afweging maken en zal ik er voor of tegen stemmen, maar dat is niet het onderwerp dat hier nu voorligt.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Ik hoor de heer Vos zeggen dat de PvdA-fractie alle voorstellen van andere fracties zorgvuldig zal bestuderen. Dat is uiteraard plezierig, maar wat gaat de PvdA-fractie zelf doen? Wij hebben vanmorgen samen op het Plein gestaan tegen gaswinning in het waddengebied, maar komt de PvdA-fractie ook zelf met een voorstel, bijvoorbeeld in een VAO?

De heer Jan Vos (PvdA): Ik vind het interessant om te zien hoe partijen het woord nemen en meteen al een VAO aankondigen. Ik denk dat het een goed gebruik is om eerst een standpunt in te nemen, vervolgens gedachten uit te wisselen en dan indien nodig in de vorm van een motie, of als er een wetsvoorstel op tafel ligt in de vorm van een amendement, zaken te wijzigen. Het zal niemand ontgaan zijn dat wij dat in het verleden hebben gedaan. Als het nodig is zullen wij het weer doen. Dat wij in het verleden weleens met u of andere partijen mee hebben gestemd als u goede voornemens had, zal u ook niet ontgaan zijn, maar ik ben nu net aan mijn bijdrage in eerste termijn begonnen. Ik heb het standpunt ingenomen dat wij tegen gaswinning bij Terschelling zijn en wil het daar voor dit moment bij laten. Ik wil de Minister ook de kans geven om zo meteen te reageren. Daarna wil ik er eventueel in tweede termijn op terugkomen. Dan zou er nog een VAO kunnen volgen waarin moties kunnen worden ingediend.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): De heer Vos wijst op de procedures die wij met elkaar hebben afgesproken. Natuurlijk hecht ik ook aan de juiste gang van zaken; wij besluiten pas tot een VAO aan het eind van het debat. Toch weten wij nu al een beetje hoe de verhoudingen liggen. De Minister heeft zich vanmorgen vrij duidelijk uitgesproken. Hij wil zorgvuldig handelen en wil vergunningen niet bij voorbaat uitsluiten. Wij kunnen dus al een klein beetje inschatten hoe het debat verder zal verlopen. Ik vind het hartstikke fijn dat de PvdA-fractie nu duidelijk uitspreekt dat zij absoluut geen gaswinning bij het wad wil ...

De voorzitter: En uw vraag is?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Mocht de Minister de Partij van de Arbeid niet voldoende tegemoetkomen, gaat de PvdA hierin dan stappen nemen? Ik hoop dat de PvdA dat dan op korte termijn zal doen, want er hangt wel iets boven het wad.

De heer Jan Vos (PvdA): Ik heb reeds aangegeven hoe ik tegen de zaken aankijk. Ik wil gewoon met elkaar de procedure doorlopen. In het verleden heb ik er ook al eens op gewezen dat wij meerdere malen nee hebben gezegd tegen zaken. Wij waren tegen de winning van schaliegas in de Flevopolder, tegen de winning van schaliegas bij Boxtel en voor het terugschroeven van de gasproductie bij Loppersum met 80%. De Partij van de Arbeid zegt nu ook nee tegen de winning van gas bij Terschelling. Als het nodig is, zeggen wij nee, maar in principe proberen wij eerst in goed overleg argumenten uit te wisselen en met elkaar tot een standpunt te komen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ook ik heb waardering voor de positie van de Partij van de Arbeid, die inderdaad de motie om de vergunningaanvraag voor de boring bij Terschelling te bevriezen heeft gesteund. Vanmorgen werd dat scherper, zo konden wij allemaal in de media lezen: de PvdA wil het gewoon niet. Dat is goed nieuws voor alle partijen, vooral voor de mensen op Terschelling, die deze boring niet willen. Het gaat zelfs over het waddengebied, als ik de kranten goed heb gelezen. De vraag is wel wat de PvdA vandaag extra doet om tegen de Minister te zeggen dat dit niet gaat gebeuren. De Minister zegt dat hij er zorgvuldig naar gaat kijken en dat hij de aangescherpte Mijnbouwwet voor zich heeft liggen, maar de PvdA weet al dat zij die boringen niet wil, hoe zorgvuldig het ook zal zijn. Roept de PvdA de Minister nu samen met de Partij voor de Dieren op om die vergunningaanvraag die in september verloopt, ook gewoon te laten verlopen en om geen nieuwe aanvraag in behandeling te nemen? Wat gaan wij doen om het concreet te maken?

De heer Jan Vos (PvdA): Ik begrijp dit niet zo goed, voorzitter. Tenzij ik mij vergis zit aan uw rechterhand de Minister van Economische Zaken. Ik heb zojuist gemeld dat de PvdA-fractie geen voorstander is van het winnen van gas bij Terschelling. Wij zijn ertegen en vinden het onverstandig. Ik heb ook een aantal argumenten genoemd waarom wij dat vinden. Ik wil de Minister zo meteen graag de kans geven om te reageren. Aan de hand daarvan zullen wij een nader standpunt bepalen over de procedure die wij met elkaar aflopen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Dat snap ik. Dat is ook de procedure, maar wij hebben al een voorsprongetje, omdat de Minister zo fair was om naar de demonstratie te komen. Hij heeft daar al gezegd dat hij volgend jaar over die aanvraag gaat besluiten en dat hij dat zorgvuldig gaat doen. Ik verwacht dat hij dat hier zal herhalen, hoewel het mooi zou zijn als hij straks een ander standpunt koos. Als wij hier de stemmen tellen, weten wij al dat een meerderheid van de Kamer het niet wil. Wij kunnen de Minister nu dus al meegeven welke routes hij zou kunnen bewandelen om gehoor te geven aan de wens van de Kamer.

De heer Jan Vos (PvdA): De Partij van de Arbeid wil het niet. Verder zal ik toch echt even afwachten wat de Minister hierop gaat antwoorden. Kamer en kabinet hebben sowieso onderscheiden verantwoordelijkheden in ons staatsbestel. Het lijkt mij goed als wij daarin de juiste weg aflopen. Dat mevrouw Ouwehand mij voor is, is niet de eerste keer en zal ook niet de laatste keer zijn.

Voorzitter. Inmiddels heb ik al een groot deel van de inhoud van mijn betoog gemeld; daar zult u blij mee zijn.

De term SDE+, waarover wij vandaag spreken, klinkt wat bureaucratisch, maar dit is wel het systeem waarmee alle duurzame energie in Nederland gerealiseerd wordt. Wind op zee, wind op land, zonne-energie en aardwarmte zijn allemaal in de SDE+ verwerkt. Ik wil het kabinet graag complimenteren met de wijze waarop de uitvoering van de agenda voor duurzame energie die wij met elkaar hebben vastgelegd in het regeerakkoord, ter hand wordt genomen. Dit is een ongelofelijke hoeveelheid werk. Nederland staat echt op een kruispunt en wandelt nu een pad af waarbij op snelle en adequate wijze steeds meer duurzame energievoorzieningen worden gebouwd. Het gaat om grote hoeveelheden, waarbij wij groeien van 4% naar 16% en straks 20% duurzame energie in Nederland. Dat gebeurt allemaal onder verantwoordelijkheid van deze Minister van Economische Zaken. Dat verdient een compliment.

Dat neemt niet weg dat ik ook kritiek heb, want er ligt 595 miljoen op de plank, en volgens sommige sprekers zelfs nog meer. Dat geldt wordt niet uitgegeven, maar jaar op jaar doorgeschoven. Tegelijkertijd maken wij ons allemaal zorgen of wij de doelstellingen die wij hebben vastgelegd wel op tijd halen. Kan de Minister toelichten waarom dat geld op de plank ligt? Is hij van plan om dat geld uit te geven aan de zaken waarvoor wij het bestemd hebben, namelijk voor de ontwikkeling van duurzame energie? Als hij een gebrek aan ideeën heeft, wijs ik hem erop dat de Partij van de Arbeid graag directe investeringen in duurzame energie wil doen. Wij hebben een interessante brief van LTO Nederland ontvangen waarin garantstellingen van de overheid voor geothermie worden gevraagd. Zo zijn er nog wel wat voorbeelden te noemen van zaken die wij naar voren zouden willen halen.

Bij de openstelling van de subsidie is het ook mogelijk om grotere bedragen dan geraamd beschikbaar te stellen, zoals de CDA-woordvoerder al opmerkte, omdat wij eigenlijk al weten dat er een kleiner beroep op de SDE+ zal worden gedaan dan wij hebben voorzien. Graag krijg ik daarop een reactie van de Minister.

Mijn fractie maakt zich wat zorgen over de inschrijvingen en met name over de kwaliteit van de partijen die inschrijven. Hebben zij wel voldoende eigen vermogen? Zijn er niet te veel speculanten bij betrokken? Kunnen zij de projecten waarop zij hebben ingeschreven ook uitvoeren? Graag een reactie van de Minister.

Mijn fractie was en is tegenstander van het weglekken van SDE+-gelden naar het buitenland. Het gaat hier om heel veel geld dat de Nederlandse economie goed kan gebruiken. De werkloosheid in Nederland is nog steeds hoog. Die kunnen wij op deze manier fantastisch aanjagen. Volgens het energieakkoord gaat het om 15.000 banen. Dat geld moeten wij dus in Nederland besteden aan Nederlandse banen.

Tot slot wil ik mij aansluiten bij het pleidooi dat mijn collega Dik-Faber heeft gehouden voor groen gas. Dat is toch een klein beetje een stiefkindje. Ik ga niet herhalen wat mijn collega heeft gezegd, want het voordeel van achteraan het rijtje zitten is dat je kunt verwijzen naar vorige sprekers. Ik vond het een goed pleidooi en ontvang daarop graag een reactie van de Minister.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. «Niets is zeker, en zelfs dat niet.» Desondanks wil ik mij vandaag aan een aantal uitspraken wagen, bijvoorbeeld dat fossiele brandstoffen opraken en dat het op heel veel fronten een slecht idee is als wij toch die laatste brandstoffen uit de aarde proberen te trekken. Het levert een bijdrage aan de gevaarlijke opwarming van de aarde die – nogmaals, niets is zeker, en zelfs dat niet – met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid voor ongelofelijke problemen gaat zorgen, niet in de laatste plaats voor de meest kwetsbare mensen op aarde. Daar komt bij dat natuur de basis is van al ons bestaan. Dat durf ik hier ook met enige stelligheid te verkondigen. Niemand heeft mij er nog van kunnen overtuigen dat wij ons leven op aarde kunnen voortzetten als wij onze natuurlijke hulpbronnen en onze natuur kwijtraken. Binnen dat gegeven is het waddengebied ook nog eens heel uniek en heel kwetsbaar.

Niets is zeker, en zelfs dat niet, maar ondanks die beschermde status van het waddengebied presteren wij het, als overheid die moet waken over de bescherming van die kwetsbare natuur, met alle zorgvuldigheid waarmee wij jarenlang iedereen in slaap proberen te sussen, toch om een kolencentrale neer te zetten die het gebied zwaar onder druk zet, om zoutwinning toe te staan en nu zelfs om aanvragen voor nieuwe gasboringen in behandelingen te nemen, in dit geval bij Terschelling. Dit dreigt hetzelfde pad op te gaan. Wat doet de Minister precies met de aangenomen motie van de Partij voor de Dieren om die vergunningaanvraag voor een boring bij Terschelling aan te houden of te bevriezen? Eerst kregen wij de indruk dat hij zei dat hij het wel zou zien, maar vanmorgen op het Plein hoorden wij hem zeggen dat hij pas volgend jaar besluit, terwijl hij eerder van plan was om deze zomer al te beslissen. Dat zou goed nieuws zijn. Dat zou betekenen dat de Minister de motie daadwerkelijk uitvoert.

Ander goed nieuws is dat de vergunningaanvraag in september verloopt, als ik goed geïnformeerd ben. De Minister zou nu dus tegen Tulip Oil kunnen zeggen: «Ook u hebt de Kamer gehoord. Ik wil gehoor geven aan die oproep en niet op die vergunningaanvraag besluiten.» Hij zou daaraan toe kunnen voegen: «Het heeft geen zin om een nieuwe aanvraag in te dienen. Deze aanvraag verloopt in september en een nieuwe wordt niet in behandeling genomen. Sterker nog, als u een nieuwe aanvraag indient, is de kans bijzonder klein dat u een vergunning krijgt, want u kent het gevoelen van de Kamer.» Hoe gaat de Minister hiermee om? Het is natuurlijk goed om altijd alle mogelijkheden te bekijken en om zorgvuldig te zijn, maar moet je zo'n traject wel helemaal willen doorlopen als al duidelijk is dat een meerderheid van de Kamer er geen zin in heeft en dat de Partij van de Arbeid nee zal zeggen? Laten wij erop vertrouwen dat dit zo blijft. Moet je dan dat hele circus wel doorlopen? Hoelang gaat dat duren? Graag krijg ik dus meer duidelijkheid van de Minister over de manier waarop hij omgaat met de positie van de Kamer ten opzichte van die gasboringen bij Terschelling en wat mij betreft het hele waddengebied. Als ik het goed begrepen heb, geldt dit ook voor de Partij van de Arbeid en de andere partijen die ons tot nu toe hebben gesteund. Dat betekent dus ook dat wij naar Schiermonnikoog, Ameland en Lauwersmeer moeten kijken. Graag krijg ik een uiteenzetting van de Minister. Wat ons betreft zou dit een moratorium op alle nieuwe mijnbouwactiviteiten in het waddengebied betekenen.

Ik ga nu in op de besteding van de gelden die bedoeld zijn voor de verduurzaming van onze energie. Ik zie u kijken, voorzitter. Ben ik bijna door de tijd heen?

De voorzitter: U bent bijna door uw tijd heen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Dan maak ik er twee opmerkingen over. Wij hebben gezien dat de grote hoeveelheid subsidies die naar mestvergisters en biomassabijstook gaan, niet bijdraagt aan de langetermijndoelen. De Minister kent de kritiek van de Partij voor de Dieren op de subsidiëring van mestvergisting. Mest komt niet uit de lucht vallen; er is enorme energieverspilling aan voorafgegaan. Het is een gotspe dat je daaraan belastinggeld besteedt en dat vervolgens «groene energie» noemt. Is de Minister bereid om de overweging van de planbureaus te volgen en om het potentieel voor de lange termijn een criterium bij de toekenning van de SDE+-gelden te maken? Ik denk dat de mestvergisters dan heel snel uit het rijtje subsidiabele energievormen zullen vallen.

De heer De Liefde (VVD): Voorzitter. Om de Europese doelstelling van 14% te halen en praktisch in te vullen, is er een energieakkoord gekomen. In ruime meerderheid heeft deze Kamer de verantwoordelijkheid om vorm te geven aan het Nederlandse energiebeleid, uit handen gegeven aan maatschappelijke organisaties. Dat was niet de eerste keuze van de VVD geweest, maar nu die verantwoordelijkheid uit handen is gegeven, vindt de VVD ook dat de Kamer het daarbij behorende vertrouwen moet geven. Sterker nog, ondernemers, burgers, maatschappelijke organisaties en investeerders moeten erop kunnen vertrouwen dat de afspraken uit het energieakkoord uitgevoerd worden. Als er op onderdelen weer discussie ontstaat, kunnen die investeerders, burgers en ondernemers gaan afhaken. Dan worden de duurzaamheidsdoelen zeker niet gehaald.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Bij het bespreken van het energieakkoord heeft het CDA een aantal randvoorwaarden gesteld. Wij hebben gezegd dat wij in de uitvoering sowieso zullen bekijken wat het doet met werkgelegenheid, innovatie en draagvlak. Heeft de VVD hiervoor destijds helemaal een carte blanche gegeven of kijkt zij ook op een dergelijke manier naar voorstellen die hier in de Tweede Kamer behandeld worden? Anders kun je ook besluiten dat je zo veel vertrouwen hebt dat je het hier niet meer hoeft te bespreken en dat het zo wel goed is.

De heer De Liefde (VVD): Nee, dat heeft de VVD niet gedaan. Zoals ik net al aangaf, was het niet de eerste keuze van de VVD geweest om de vormgeving van het Nederlandse energiebeleid over te laten aan 47 maatschappelijke organisaties, maar zo is het gegaan. Als je die keuze in ruime meerderheid hebt gesteund, moet je vervolgens ook consequent zijn en moet je die maatschappelijke organisaties, die allemaal lusten en lasten hebben in dat complexe bouwwerk, het vertrouwen en de kans geven om het akkoord uit te voeren. Ik merk in deze Kamer bij een aantal partijen een regelreflex, een bemoeireflex, om onderdelen van het complexe pakket voortdurend ter discussie te willen stellen en daaraan te willen sleutelen en klussen. Dat getuigt niet van vertrouwen in deze 47 maatschappelijke organisaties.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Soms worden er dingen afgesproken, maar vindt de VVD dat je het er maar bij moet laten zitten als die afspraken in de praktijk niet blijken te werken? Of mag je daar als volksvertegenwoordiger dan toch nog vragen over stellen en mag je misschien met suggesties komen?

De heer De Liefde (VVD): Het staat mevrouw Mulder en het Christen Democratisch Appèl geheel vrij om een eigen invulling te geven aan het werk van volksvertegenwoordiger. Ik geef alleen aan dat ik mij erover verbaasd heb hoe een aantal partijen in de afgelopen jaren geacteerd hebben, terwijl heel veel partijen ervoor gekozen hadden om het energieakkoord door de maatschappelijke organisaties en bedrijven te laten vormgeven.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Begrijp ik uit de woorden van de heer De Liefde dat hij ook de ingreep van de Minister in de SDE+-regeling niet steunt? Die is na het sluiten van het energieakkoord namelijk door de Minister zelf verbouwd. Zo zijn er nog een paar andere voorbeelden. Is dit een uiting van de VVD dat ook de Minister het niet goed gedaan heeft door op regelmatige tijdstippen het akkoord te wijzigen?

De heer De Liefde (VVD): Sinds het sluiten van het energieakkoord hebben er op vele momenten concretiseringen en lichte aanpassingen plaatsgevonden. Bij mijn weten is dat gebeurd in overleg met de partijen die het energieakkoord oorspronkelijk hebben afgesloten. Als mevrouw Van Tongeren informatie heeft dat dit niet zo is, kan dat, maar die indruk bestaat bij mijn partij niet.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Dan hebben wij dat in elk geval helder. Vindt de heer De Liefde het al dan niet boren onder Terschelling ook een aanpassing van het energieakkoord? Of heeft dat er niets mee te maken en zou de VVD zich in dit geval ook kunnen scharen in die groep die dit mooie eiland, mede namens de recreatieondernemers op het eiland, mooi wil houden?

De heer De Liefde (VVD): Voor zover mijn kennis reikt is het boren bij Terschelling geen concreet onderdeel van het energieakkoord. Ik heb de Minister vandaag goed beluisterd. Ik steun zijn lijn om de besluitvorming rondom de vergunningverlening uit te stellen totdat de nieuwe mijnbouwwet hier in de Kamer ligt en zal worden behandeld.

Voorzitter. Ik ga over op biomassa. De VVD maakt zich zorgen over de praktische invulling. De onderhandelingen duren lang, te lang eigenlijk. Biomassa is een belangrijke bouwsteen om de duurzaamheidsdoelen te halen. Deelt de Minister mijn zorgen? Hoe ziet de Minister zijn rol in deze onderhandelingen? Wat zijn de risico's die wij lopen bij vertraging? Om er zeker van te zijn dat de biomassa die gebruikt wordt duurzaam is, wordt vastgelegd aan welke duurzaamheidscertificaten die massa moet voldoen. Het bekendste keurmerk in Nederland is het FSC-keurmerk, maar wereldwijd zijn er meer van dit soort standaarden. Zolang de duurzaamheidsstandaard overeenkomt met de in het akkoord gestelde eisen, moet de biomassa in Nederland worden toegelaten en in aanmerking komen voor de SDE+. Is de Minister dat met de VVD eens? Zal hij dus geen duurzaamheidsstandaarden bij voorbaat uitsluiten, maar deze toetsen aan de gestelde criteria?

Om innovatie mogelijk te maken mag er 15% andersoortige biomassa meegestookt worden. Dit maakt innovatie in de biomassamarkt mogelijk. Als innovatie leidt tot nieuwe soorten biomassa, moet de 15%-norm aangepast kunnen worden. Is de Minister dat met mij eens?

De Minister stelt 19,5 miljoen euro vanuit het topsectorenbeleid beschikbaar voor innovatieprojecten. Het is van belang om deze bedragen slim te besteden, want alleen innovatie brengt ons echt verder. Ik vraag de Minister om scherp te zijn op goede besteding van dit geld en om de Kamer hierover per brief te informeren.

Tot slot. De aanleg van het windturbinepark in het IJsselmeer is begonnen. Bij wind op land is er een variabele SDE+-subsidie die afhankelijk is van de windsnelheid op die locatie. Waarom heeft de Minister niet gekozen voor zo'n variabele bij «wind in meer»? Ook op het IJsselmeer verschillen de windsnelheden namelijk per gebied. Graag krijg ik een reactie van de Minister.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Begrijp ik het goed dat de subsidie aan de kolenboer voor de VVD nog niet hoog genoeg is en nog moet kunnen worden uitgebreid? Ik zal de VVD er niet van betichten dat dit klussen aan het energieakkoord is, maar heb hier toch een vraagje over. In de brief van 19 maart staan de basisbedragen. Je ziet een enorm verschil tussen een ton houtpellets van € 145 en een ton diermeel van circa € 50. Die prijs gaat drie keer over de kop! Men kan dus voor een derde van de prijs gaan bijstoken, maar wel de volledige subsidie krijgen. De kolencentrale in de Eemshaven gaat 12 terawatt per uur produceren. Ik begreep dat dit ongeveer 43 miljoen gigajoule zou zijn. Dan kom je alleen al voor de Eemshaven in één jaar op 40 miljoen extra subsidie. Wat de VVD betreft mag dat nog uitgebreid worden ook. Is dat een goede besteding van belastinggeld?

De heer De Liefde (VVD): Laat ik allereerst zeggen dat ik het woord «kolenboer» niet zou gebruiken. Dat laat ik bij Democraten 66 liggen.

Het gaat om innovatie. Die 15% biedt een kans om niet alleen met de huidige stand van zaken, maar ook in de toekomst te kijken of er iets anders is dan de houtpellets van nu. Ik dacht dat D66 een innovatieve, open-minded partij was, maar ik bespeur zeer grote groene oogkleppen.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Ik zal de vertegenwoordiger van de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie tijdens zijn eerste vergadering in deze commissie niet van iets anders betichten, maar ik dacht dat deze partij altijd stond voor zorgvuldige besteding van belastinggeld. De vraag is of je dan een subsidie moet geven die drie keer zo hoog is als de kosten. Kan de heer De Liefde even op dat punt reflecteren? Wij zijn het er allemaal over eens dat er misschien meerdere opties zijn, maar je moet ze niet gaan oversubsidiëren. Wat is de reactie van de VVD-woordvoerder op de oversubidiëring? Vindt hij dat die moet worden uitgebreid?

De heer De Liefde (VVD): Ik val een beetje in herhaling, maar die 15% is nou net bedoeld om innovatie te stimuleren en om niet aan één vorm van biomassa te blijven hangen. Laten wij bovendien niet vergeten dat biomassa essentieel is om de duurzaamheidsdoelen die in het energieakkoord zijn gesteld, te gaan halen. Ik heb zojuist al begrepen dat D66 het energieakkoord heeft laten vallen. Daardoor staat het mevrouw Van Veldhoven opeens geheel vrij om alle stokpaardjes van vroeger weer van stal te halen. Dat is haar goed recht, maar het is niet de keuze die de VVD maakt.

De heer Dijkgraaf (SGP): Voorzitter. Ik kan niet altijd de overleggen van deze commissie volgen, want ik heb nog een paar andere commissies, maar gezien de gezelligheid die hier heerst ...

De voorzitter: ... komt u nu altijd?

De heer Dijkgraaf (SGP): Ik ga in mijn fractie overleggen of dat een mogelijkheid is, want het is echt de moeite waard.

Voorzitter. Ik wil beginnen met mijn complimenten aan de Minister voor de dingen die hij doet. Hij trekt er hard aan en geeft veel aandacht aan duurzame energie. Dank daarvoor. Tegelijkertijd, als ik kijk naar het rapport van de Rekenkamer en als ik kijk hoe wij er als SGP zelf in staan, denk ik dat de balans soms wel een beetje zoek is tussen wat wij op korte termijn voor duurzame energie doen en wat wij op lange termijn nodig hebben op het gebied van innovatie en energiebesparing. Ik zou de Minister graag willen laten reflecteren op die balans. Hoe kijkt hij daar zelf tegen aan? Het is goed dat wij op korte termijn een heel aantal dingen doen, maar verliezen wij daardoor de lange termijn niet te veel uit het oog? Als je ziet wat er gebeuren moet, zou ik zeggen: zet meer in op innovatie, maar doe ook zo veel mogelijk in Nederland. Mevrouw Van Veldhoven zei volgens mij al dat je bij de uitvoering van de SDE+-regeling niet alleen moet bekijken wat voor die regeling het beste is, want dan moet je eigenlijk wereldwijd kijken. Dan kun je het weliswaar op de goedkoopste manier doen, maar exporteer je wel heel veel subsidie. Kijk dus ook naar de baten, de werkgelegenheid en de toegevoegde waarde. Met 700.000 werklozen hebben wij nog wel een weg te gaan. Kijk dus vooral ook daarnaar. Is de Minister ook van plan om breed naar het belang voor Nederland te kijken?

Op het gebied van meer innovatie en nieuwe technieken baart de geothermie mij enige zorgen. Een mooie regeling op dit gebied is de garantieregeling voor de boorfase. Die neemt een deel van het risico weg. Als het in de boorfase fout gaat, kun je gebruikmaken van de garantieregeling. Veel investeerders lopen nu tegen het probleem aan dat ze wel een garantie voor de boorfase hebben, maar niet voor de exploitatiefase. Er zijn projecten geweest waarin de boorfase en het eerste jaar goed verliepen, maar waarin vervolgens het systeem opeens vastliep. Gezien het bedrag dat in zo'n geval geïnvesteerd moet worden, is het risico voor die investeerder wel erg groot. De Minister kan zeggen dat de markt dat dan maar moet uitzoeken, maar de markt wil dit risico niet verzekeren. Heb je dan niet juist als overheid de titel om dat te doen? In Frankrijk heeft men daar ervaring mee. Het werkt daar erg goed. Het aardige van de regeling is dat je er bijna nooit gebruik van hoeft te maken, want de kans dat het misgaat is klein, maar het probleem voor investeerders is dat het effect heel groot is als het misgaat.

De regeling voor demonstratieprojecten voor energie-innovatie is drievoudig overtekend, zoals anderen ook al hebben gezegd. Zouden wij de uit de klauwen groeiende reservepot van de SDE niet kunnen gebruiken om de regeling voor demonstratieprojecten voor energie-innovatie ruimer te maken en dat budget te verhogen? Dan werken wij aan innovatie. Wij hebben aan de ene kant geld over, maar zetten dat aan de andere kant in. Het blijft wel binnen het ministerie; dat zal de Minister prettig vinden. Op die manier kunnen wij innovatie stimuleren.

Wij zijn nog niet tevreden over het doorzetten van de windmolenparken voor de Hollandse kust. Het kabinet wil een tweetal langwerpige smalle stroken. Als ik de beelden zie, lijken die de hele horizon te gaan vullen, zodat je een soort hekje op de horizon krijgt. Dat levert nogal uitzichtverlies en horizonvervuiling op. Ik verzoek de Minister om een variant te kiezen die leidt tot veel minder horizonvervuiling. Is hij bereid om nog eens heel kritisch naar de positie van het park te kijken? Kan het niet verder? Kan het niet op een andere plek? Dat is ook in het belang van de betrokken gemeenten. Op deze manier zit je tegen een hek aan te kijken. Dan zie je de zon voortaan in het hek zakken in plaats van in de zee. Dat kan toch niet de bedoeling zijn?

Tot slot. Onlangs trok de gemeente Molenwaard, wat mij betreft terecht, aan de bel over de uitkoopregeling voor woningen onder hoogspanningslijnen. De gemeente klaagt over gebrek aan communicatie vanuit het Rijk. Er vindt wel communicatie plaats, maar men heeft het gevoel de kar vooral zelf te moeten trekken. Kan die communicatie niet beter? Ook is er sprake van te weinig compensatie. Bewoners zitten in een negatieve spiraal en kunnen nog geen kant op. Ik vraag de Minister om deze zorgen serieus te nemen. Het moet geen regeling met een gouden rand worden, maar ik zou wel graag meer duidelijkheid en inzet zien.

De vergadering wordt van 15.13 uur tot 15.18 uur geschorst.

De voorzitter: Wij hebben slechts beperkt de tijd, want wij zullen om 16.00 uur moeten eindigen. Dat betekent dat er nu geen tweede termijn zal plaatsvinden. Ik geef de Minister van Economische Zaken het woord voor zijn beantwoording in eerste termijn.

Minister Kamp: Voorzitter. Toen ik naar de Kamer kwam, liep ik over het Plein en stonden daar mensen uit Terschelling te wachten en te demonstreren. Daarbij waren ook een aantal Kamerleden aanwezig. De meeste mensen zijn inmiddels weer weg omdat zij de boot moesten halen, maar zij hebben mij gezegd dat zij in ieder geval zouden proberen te luisteren via de radio. Ik weet niet of dat kan, maar ze hebben van de zijde van de Kamer en van mij al een aantal dingen gehoord.

Dat kan uiteraard niet de reactie zijn op alles wat de Kamer nu naar voren heeft gebracht. Ik zal dus allereerst wat nader ingaan op het onderwerp Terschelling. Ik begreep van sommige leden dat zij voor aanvragen zoals deze aanvraag voor gaswinning op Terschelling graag een andere procedure zouden willen volgen dan de wettelijke procedure. Zij zouden willen dat er een aanvraag wordt gedaan, dat de Kamer daar vervolgens naar kijkt en dat het niet doorgaat als zij besluit dat zij ertegen is. Dat zou je inderdaad kunnen doen. Elke keer als er een vergunningaanvraag komt, of die nou over Groningen, Woerden of Terschelling gaat – wij worden jaarlijks met tientallen aanvragen geconfronteerd – zou je die inderdaad telkens aan de Kamer kunnen voorleggen, waarna de Kamer beslist of het wel of niet doorgaat. Dat noem je willekeur. Dat willen wij in dit land juist niet. Wij willen in dit land rechtszekerheid bieden aan investeerders, aan mensen die hun belangen gekoppeld zien aan aanvragen voor gaswinning, oliewinning, zoutwinning of welke mijnbouwactiviteit dan ook. Wij willen graag dat er op een geordende manier over dergelijke aanvragen wordt beslist, volgens de manier die wij in de wet hebben vastgelegd. Daarom hebben wij een Natuurbeschermingswet en een Mijnbouwwet vastgesteld. Straks krijgen wij ook een Omgevingswet. Wij stellen al die wetten niet voor niets vast. Wij doen dat omdat wij willen dat ze worden nageleefd en dat de procedures worden bewandeld.

Zo is het ook hier. Als er een aanvraag met betrekking tot Terschelling komt, is er in de eerste plaats een opsporingsvergunning nodig. Als die is toegekend, volgt er een aanvraag voor een winningsvergunning. Die vergunning houdt in dat je het exclusieve recht krijgt om daar eventueel te mogen winnen. Nadat die winningsvergunning verkregen is, is er nog een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet nodig. In die hele procedure zijn bovendien allerlei dingen ingebouwd. Ik neem bijvoorbeeld niet zomaar een besluit over een winningsaanvraag. Ik vraag dan eerst advies van het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM), van TNO, van EBN (Energiebeheer Nederland), van het college van gedeputeerde staten van Friesland en van de Mijnraad. Daarna neem ik er een besluit over. Daar is weer allerlei inspraak aan gekoppeld. Vervolgens wordt het langs de Natuurbeschermingswet gelegd en wordt er specifiek naar de belangen van de natuur gekeken. Op grond daarvan wordt er een besluit genomen en ook weer inspraak geregeld. Daarna moet bekeken worden hoe de planning van eventuele activiteiten daar precies gaat verlopen en hoe die activiteiten op elkaar afgestemd worden. Daarover moet ook weer een besluit worden genomen.

Kortom, op grond van verschillende wetten hebben wij een lange procedure, met veel adviseurs en veel mogelijkheden tot inspraak, voordat wij uiteindelijk tot een besluit komen. Ik kan niet zomaar zeggen: Terschelling is zo mooi dat wij die wet maar niet volgen; ik besluit gewoon dat wij het niet doen. Zelfs de Kamer kan niet zomaar besluiten dat wij ons niet aan de wet houden en dat wij het niet gaan doen. De Kamer heeft samen met de regering die wet vastgesteld om ervoor te zorgen dat wij niet ad hoc met de mogelijkheid van willekeur van besluit naar besluit hoppen, maar in plaats daarvan heel gestructureerd tot een zorgvuldige afweging komen, waarbij wij recht doen aan alle belangen. Ik wil helemaal niet de vrijheid nemen om daarvan af te wijken.

Voor Terschelling volg ik nu dus precies de procedure, maar binnen die procedure heb ik wel vastgesteld dat er een wijziging aan zit te komen. Het betreft een wijziging van de Mijnbouwwet. De Kamer heeft hierover zelf bij amendement al iets vastgelegd in de wet; de leden kennen de discussie die wij onlangs hebben gehad. Zelf kom ik in oktober van dit jaar met een wijziging van de Mijnbouwwet. Door die wijziging kan ik bij het nemen van een besluit over een winningsaanvraag rekening houden met meer dingen dan alleen het belang van de veiligheid. Ik kan ook rekening houden met het belang van natuur en het belang van landschap. Het voorstel waarmee ik in oktober kom, kan medio 2016 tot wet zijn gekomen. Ik ben van plan om voor Terschelling de hele procedure te doorlopen die ik wettelijk moet doorlopen, maar houd de aanvraag voor de winningsvergunning op, niet alleen totdat ik alle adviezen heb gekregen van het SodM, TNO, EBN, het college van gedeputeerde staten van Friesland en de Mijnraad, maar ook totdat die nieuwe wet medio volgend jaar is vastgesteld. Dan kan ik de afweging maken op grond van de bredere belangen die daarbij volgens mij, en naar ik inschat ook volgens de Kamer, in beeld moeten komen. Dan houd ik mij nog steeds aan de wet, maar ik houd iets even op om rekening te houden met het feit dat de wetgever bezig is met verandering van die wet. Dat zijn zo'n beetje de marges die ik redelijkerwijs kan hanteren, maar ik kan hierover niet ad hoc een besluit nemen, voorbijgaand aan alles wat wij in de wet hebben vastgelegd. Ik heb de overtuiging dat de Kamer dit ook niet zou kunnen. Ik ga door met het volgen van de wettelijke procedure. Op het moment dat ik daarover een zorgvuldig besluit kan nemen, neem ik dat zorgvuldige besluit en gaan wij door naar de volgende procedure, in dit geval de vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik denk dat dit land snakt naar een Minister die zo nu en dan zegt: dit doen we niet! In dit geval zou hij moeten zeggen: «Gas winnen op, onder of naast Terschelling doen we niet. Ik moet nog uitzoeken hoe ik dat wettelijk en procedureel gezien netjes kan regelen, maar er zijn ook in dit land ergens grenzen.» Het maakt niet uit of hij dat doet omdat het een symbool is, vanwege de mooie natuur of omdat alle Nederlanders het steunen. Ik begrijp dat deze Minister heel procedureel ingesteld is, maar komt er in het hart van de Minister ook niet een moment waarop hij denkt: ik kan het nu nog niet stoppen, maar eigenlijk moeten wij dit op zo'n eiland als Terschelling niet willen?

Minister Kamp: Ik vind Terschelling heel mooi, maar ik vind Ameland ook heel mooi en daar wordt ook gewonnen. Er wordt ook gas gewonnen onder de Waddenzee, vanaf het land. Kijk eens hoe mooi dat gebied in Groningen is waar gas gewonnen wordt! In Utrecht, in Twente, in Limburg: ik vind het overal mooi, maar ik kan niet op grond van mijn warme hart en mijn gevoelens voor een bepaald gebied besluiten dat ik mij in dat geval niet aan de wet houd. Zo werkt het niet in dit land. Wij moeten ons realiseren hoe dit werkt. Iedere keer als hier een concreet geval voorligt, zeggen u en een aantal anderen nee. De ene keer gaat het over iets wat aangemerkt wordt als Noordpoololie, de andere keer gaat het over gas uit Rusland, gas uit Saudi-Arabië, kernenergie, schaliegas, gas uit Woerden, olie uit Schoonebeek of gas uit Terschelling. Wij kunnen niet iedere keer zeggen dat dit zo mooi en belangrijk is dat wij daar nee op zeggen, maar ondertussen blijven beweren dat wij willen dat iedereen in dit land kan blijven rekenen op de levering van gas en elektriciteit. Wij zullen ook af en toe ja moeten zeggen. Om te beslissen of wij ja of nee moeten zeggen, hebben wij die wettelijke procedures ingericht. Dat betekent dat er adviezen worden gegeven, dat er een besluit wordt genomen nadat er inspraak is geweest en dat men vervolgens ook nog eens in beroep kan gaan tegen dat besluit. Ik denk dat dit een zorgvuldige procedure is die het waard is om gevolgd te worden, ook in het geval van Terschelling.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Laten wij dan kijken naar het geval van Terschelling en Tulip Oil en naar de mogelijkheden die de wet- en regelgeving nu al biedt. Er wordt geëist dat er een financiële zekerheid is dat het bedrijf kan betalen voor een eventuele calamiteit. Tulip Oil heeft die mogelijkheden in mijn optiek niet, maar ik zou graag willen dat de Minister helder maakte waar Tulip Oil de miljoenen vandaan zou moeten halen om dat te doen. De durfinvesteerder van Barclays gaat dat echt niet doen. Voor de veiligheid geldt iets vergelijkbaars. De huidige wet eist dat een bedrijf dat zoiets gaat ondernemen, een veiligheidstrackrecord op dit gebied heeft. Dat heeft Tulip Oil ook niet. Als de Minister het zou willen, heeft hij dus binnen de kaders van de huidige wet de mogelijkheden om te besluiten dat Tulip Oil niet aan de eisen van de wet voldoet. Daarvoor zal enig werk moeten worden verricht. Er is een mogelijkheid dat het bedrijf gaat procederen. Zou de Minister die weg willen bewandelen en zekerheid willen geven aan de bewoners, de ondernemers en alle toeristen op Terschelling?

Minister Kamp: Nee, dat wil ik niet, want ik wil het besluit over de aanvraag voor een winningsvergunning medio 2016 gaan nemen, als de wijziging van de Mijnbouwwet van kracht is geworden. Dan heb ik bredere gronden om een afweging te maken. Dat lijkt mij heel nuttig, zeker in het geval van Terschelling. Daar wacht ik op. Ik ga niet daarop vooruitlopend zeggen dat het bedrijf niet aan die en die vereisten voldoet en dat ik daarom de vergunning afwijs, al was het maar omdat Tulip Oil die vergunning van een ander bedrijf heeft gekocht en die morgen weer aan een derde bedrijf kan verkopen. Daar schiet ik dus niet veel mee op. Het is van belang om op het moment dat ik een besluit moet nemen, alle relevante informatie ingezameld te hebben, alle adviezen te hebben ingewonnen en klaar te zijn voor de inspraak die daarna volgt. Vervolgens moet ik een zorgvuldig besluit nemen en dat ook kunnen verdedigen. Het is veel beter om het op een reguliere, wettelijk vastgelegde manier te doen dan om ad hoc te zoeken naar argumenten om de wet te negeren en besluiten te kunnen nemen. Dat is niet verstandig.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik hoor in het antwoord van de Minister goed nieuws en slecht nieuws. Het goede nieuws is dat hij de motie om de vergunningaanvraag aan te houden uitvoert, maar het slechte nieuws is dat de Minister nog niet heel gevoelig lijkt te zijn voor het signaal dat de Kamer heeft afgegeven, namelijk dat zij het toch niet wil, ook niet als het zorgvuldig bekeken wordt. Ik snap dat de Minister zegt dat hij zich aan de wettelijke procedures moet houden. Het zou dus beter zijn geweest als wij ook in de wet hadden vastgelegd dat er in Natura 2000-gebieden geen mijnbouwactiviteiten mogen plaatsvinden. Op het gebied van windmolens doen wij dat ook; daarvoor heeft de Minister beleid toegezegd. Dat kan hij ook doen voor mijnbouwactiviteiten in Natura 2000-gebieden. Is hij daartoe bereid?

In het traject dat de Minister schetst, geeft hij nog geen antwoord op de vraag wat er gebeurt met de vergunning die in september afloopt. Biedt het feit dat die vergunning afloopt hem niet de gelegenheid om er een punt achter te zetten? Hij kan zeggen: «Dat was dat. U hebt een vergunningaanvraag ingediend die tot september gold. Een nieuwe heeft geen zin. Gezien de wettelijke kaders die ik in voorbereiding heb en vanwege het signaal van de Kamer dat zij Natura 2000-gebieden van boringen wil vrijwaren, ben ik niet van plan om boringen bij Terschelling toe te staan.» Dat zou kunnen. Ik wil daarop graag een reactie van de Minister.

Minister Kamp: Mevrouw Ouwehand illustreert wat het gevaar is als je niet de wettelijke procedure volgt die wij zelf hebben vastgelegd, maar ad-hocbesluiten gaat nemen. De ene keer wil de Kamer dat ik iets uitstel en dient zij daarvoor een motie in, de andere keer komt de Kamer met een motie om een aanvraag sowieso af te wijzen. Daar kan een bedrijf geen chocola van maken. Een bedrijf heeft financiële belangen. Een bedrijf doet bovendien iets wat wij maatschappelijk gewenst vinden, namelijk zorgen dat er gas beschikbaar is voor degenen die gas nodig hebben. Om te beoordelen of zo'n aanvraag van een bedrijf wel of niet gehonoreerd kan worden, hebben wij de wettelijke procedure waarnaar ik net verwees. Ik denk dat je echt niet verder komt door bij motie de ene keer om uitstel en de andere keer om afwijzing te vragen. Ik houd mij dus precies aan de wettelijke procedure, maar stel wel vast dat er een wijziging van de wet op komst is. Ik maak gebruik van de mogelijkheid om een vergunningaanvraag te laten liggen tot het moment dat die wet gewijzigd is. Vervolgens behandel ik de vergunningaanvraag op grond van de gewijzigde wet. Daarmee blijf ik binnen de marges die de wet mij biedt, maar doe ik wel recht aan datgene waar de wetgever mee bezig is, namelijk het wijzigen van die wet op een belangrijk punt. Dat kan ik doen, maar ik kan niet los van de wettelijke regels zomaar een aanvraag afwijzen.

Mevrouw Ouwehand wijst erop dat de aanvraag voor een opsporingsvergunning in september afloopt en dat er nu een aanvraag voor een winningsvergunning ligt. Ik denk niet dat het redelijk is om eerst tegen een bedrijf te zeggen dat je de aanvraag voorlopig niet in behandeling neemt omdat je eerst de wetswijziging af wilt wachten, maar vervolgens tegen het bedrijf te zeggen dat het pech heeft omdat de oude vergunning daardoor is afgelopen en dat het nu einde oefening is. Als je op zo'n manier met bedrijven omgaat, is dat niet zorgvuldig. Ik wens niet onzorgvuldig te zijn tegenover bedrijven. Ik wens wel zorgvuldig te zijn tegenover bedrijven. Ik ga het dus niet doen op de manier die mevrouw Ouwehand suggereert.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik sla het hele betoog waarom die motie wel degelijk nodig was even over. De vraag is of de Minister de Kamer neutraal wil informeren of dit wel of niet kan. Hij zegt dat hij zo niet met een bedrijf wenst om te gaan. Hij vindt het niet fair om te zeggen dat, als de vergunning verloopt, het geen zin heeft om een nieuwe aanvraag in te dienen. Het zou echter kunnen dat de Kamer daar anders over denkt. Levert dat dan problemen op? Ik zou graag van de Minister horen of dat in zijn optiek mogelijk is of niet, los van wat zijn eigen voorkeur heeft. Als ik het goed inschat, staat wat de Kamer vindt niet helemaal op één lijn met wat de Minister graag zou willen. Is dit nu een politieke keuze die wij in alle vrijheid kunnen maken of houdt de Minister ons hier argumenten voor die bij zijn voorkeur horen, maar zou daarvan afwijken niet per definitie tot juridische problemen leiden?

Minister Kamp: Mevrouw Ouwehand is niet de bestuurder, de Kamer is niet de bestuurder en de individuele Kamerleden zijn ook niet de bestuurder. Ik ben de bestuurder. Ik draag de verantwoordelijkheid voor het dagelijks bestuur van dit land. Ik ben lid van het kabinet en ik ben belast met deze portefeuille. Ik moet de besluiten nemen en moet verantwoording afleggen over de wijze waarop ik tot die besluiten kom. Ik dien mij aan de wettelijke regels te houden. Mijn besluiten worden onderworpen aan inspraak. Eventueel gaat men daarover naar de rechter. Ik baseer mij op de wetten die Kamer en regering samen hebben vastgesteld. Dat is mijn manier van handelen. Ik heb helemaal geen trek om op het ene moment tegen een bedrijf te zeggen dat ik een vergunning niet in behandeling neem omdat ik op een wetswijziging wacht, en op het volgende moment tegen het bedrijf te zeggen dat het pech heeft en dat zijn rechten weg zijn doordat de oude vergunning verlopen is. Zo functioneer ik niet als bestuurder. Ik ben dus niet van plan om dat te gaan doen. Ik ben ook niet van plan om uit te gaan zoeken of dat juridisch misschien zou kunnen. Het is heel voorspelbaar wat het antwoord daarop zou zijn: u handelt niet netjes als u eerst een probleem voor het bedrijf creëert door het besluit uit te stellen, maar vervolgens tegen het bedrijf zegt dat het pech heeft gehad en dat de vergunning nu vervallen is. Het is voorspelbaar dat dat de uitkomst zal zijn, maar ik wil het helemaal niet doen en ik doe het dus ook niet.

De voorzitter: Vervolgt u uw betoog.

Minister Kamp: Ik was klaar met mijn antwoorden over Terschelling.

Ik zie al dat ik niet door alle vragen heen kom als u 16.00 uur als eindtijd aan wilt houden, maar misschien kunnen wij nog even van gedachten wisselen over het energieakkoord. Het energieakkoord is een akkoord dat ons de gelegenheid biedt om de grote ambities die wij als regering hebben om de overgang naar duurzame energie te maken, ook te verwezenlijken. Het kabinet heeft bij de formatie in het regeerakkoord vastgelegd dat wij niet tevreden zijn met de 4,5% duurzame energie die Nederland had. Wij waren ervan overtuigd dat wij een inhaalslag moesten maken en dat wij conform de Europese richtlijn naar 14% in 2020 moesten. In het regeerakkoord werd zelfs 16% vastgelegd. Vervolgens zijn wij daarover met alle maatschappelijke organisaties gaan praten. Wij hebben tegen hen gezegd: zo gaan wij het doen; willen jullie daaraan meewerken? Toen zijn er op een groot aantal onderdelen afspraken gemaakt en meningen uitgewisseld, waarbij iedereen te kennen kon geven wat hij belangrijk vond en waarbij gezocht is naar een manier om het daarover eens te worden. Al die partijen zijn het met elkaar eens geworden. Dat is echt heel bijzonder. Als gevolg daarvan is het nu niet 16% in 2020, maar 16% in 2023 en 14% in 2020 geworden. Door die vertraging van drie jaar om die 16% te halen is een besparing ten opzichte van het regeerakkoord van 1,2 miljard euro bereikt. Dat is voor een gemiddeld huishouden ongeveer € 55 per jaar. Dat is een besparing ten opzichte van het regeerakkoord die per saldo het gevolg is van het energieakkoord.

In het energieakkoord zitten heel veel onderdelen. Veel van wat in het energieakkoord staat, vereist nieuwe investeringen. Wij hadden in ons land een prima infrastructuur voor fossiele energie, gas en elektriciteit, maar wij willen nu als politiek dat het duurzaam wordt. Dat betekent dat er in een nieuwe infrastructuur moet worden geïnvesteerd. De kolencentrales gaan eruit en de gascentrales staan voor een deel stil. In plaats daarvan komen er windmolens, zonne-energie, geothermie en allerlei andere duurzame oplossingen, maar er moet dus een geheel nieuwe energie-infrastructuur gerealiseerd worden. Wij verwachten van de energiebedrijven dat zij daarin opnieuw gaan investeren, maar zij zien de investeringen die zij al in fossiele energie gestoken hebben, voor een deel stilstaan, waardoor ze geen geld meer waard zijn. Daar verliezen ze heel veel op. Toch willen wij dat ze opnieuw gaan investeren. Wij hebben met hen besproken hoe wij een situatie kunnen creëren waarin ze toch weer bereid zijn om dat te gaan doen. Net als de natuur- en milieubeweging hebben wij daarbij ingebracht dat die oude, vervuilende kolencentrales, die op een bepaald moment wel rendabel waren voor de energiebedrijven, toch dicht moesten gaan. Daarover is onderhandeld.

Vervolgens is in een totaalpakket afgesproken dat wij verschillende zaken van de energiebedrijven wilden, maar dat wij er ook iets voor terug zouden geven. Wij hebben in 2014 in het energieakkoord afgesproken om de kolenbelasting, die in het jaar 2013 voor de eerste keer geheven is, te laten vervallen. Wat die maatregel kost of opbrengt, is afhankelijk van hoe je het bekijkt. Het is helemaal niet zo dat mevrouw Van Veldhoven een fantastisch onderzoek heeft moeten doen om dat boven water te krijgen, dat ik dat altijd heb weggehouden of dat de Rekenkamer opeens met verbluffende inzichten is gekomen. Vanaf het allereerste moment was duidelijk dat het bij de kolenbelasting ging om 189 miljoen. De eerste brief die wij de Kamer daarover geschreven hebben, is verstuurd in september 2013. Daarin stond al dat het 189 miljoen zou zijn. Daarna hebben wij ook nog vijf keer gezegd dat het 189 miljoen was. Als je die kolenbelasting laat vervallen, vervalt ook de verplichting voor bedrijven om die kolenbelasting te betalen. Hier zijn twee berekeningen op losgelaten. De ene berekening is van DNV GL en wordt door de Rekenkamer gehanteerd. Uit die berekening komt naar voren dat het over de periode van 2016 tot 2023 in totaal gaat om een bedrag van 1,2 miljard, als gevolg van de optelsom van die 189 miljoen en wat berekeningen daaromheen. De andere berekening is van ECN. ECN heeft uitgerekend en beargumenteerd dat je niet de periode 2016–2023 als uitgangspunt moet nemen, maar de periode tot en met 2021, omdat de kolencentrales in 2022 en 2023 toch al stil zouden liggen om andere redenen. Het zijn oude centrales die aan het eind van hun levensduur zijn. Er zijn regels waaraan ze moeten voldoen. Ze zouden daardoor maar draaien tot en met 2021. Daarom gaat het volgens ECN in totaal om een bedrag van 900 miljoen. Het is mij een compleet raadsel waarom er opeens afstand zou moeten worden genomen van het hele energieakkoord op grond van een kolenbelasting waarvoor geldt wat ik net gezegd. Ik begrijp dat echt niet. Ik begrijp niet waarom je het hele energieakkoord, dat de gelegenheid biedt om met het brede maatschappelijke draagvlak waarop de Kamer iedere keer aandringt die reuzetransitie naar duurzame energie te realiseren, opeens zou moeten afwijzen omdat een bedrag van 900 miljoen of 1,2 miljard iets nieuws zou zijn, terwijl dat absoluut geen nieuws is. Het was allang bekend.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Ik wil twee dingen rechtzetten. De gegevens waar de D66-fractie al zo'n anderhalf jaar om vraagt, gaan niet over het bedrag van de kolenbelasting. Dat bedrag stond inderdaad ook al in de begroting voor 2013. Het gaat om de kosten die de energiebedrijven maken om die oude kolencentrales vervroegd te sluiten. Alleen dan kun je namelijk beoordelen of die 1,2 miljard in verhouding staat tot wat het die bedrijven kost. Daarvoor is het interessant dat zowel het DNV GL-rapport als een second opinion die D66 zelf door ECN heeft laten opstellen, zeggen dat die kolencentrales zo rond 2020 toch al zouden zijn gesloten. ECN zegt hetzelfde in de second opinion die wij hebben gevraagd. Uit de rapporten blijkt dat er eigenlijk geen extra kosten hoeven te worden gemaakt en dat de centrales niet veel eerder dichtgaan dan ze toch al zouden hebben gedaan. De vraag is dan of dat die 1,2 miljard waard is. Dat waren dus de gegevens waar wij om hadden gevraagd: wat kost het die bedrijven en hoeveel eerder gaan ze dicht? Daarop heb ik via het onderzoek antwoord gekregen. De politieke vraag aan de Minister blijft of dat die 1,2 miljard waard is.

Het tweede misverstand dat ik van tafel wil hebben, is dat wij daarom het hele energieakkoord niet meer zouden willen. Dat hebt u mijn fractie niet horen zeggen. Ik zeg wel elke keer dat wij het energieakkoord willen versterken en verlengen. Ik zou graag willen dat wij het energieakkoord met heldere doelstellingen konden onderbouwen tot 2030, met voldoende maatregelen om de doelen echt te kunnen halen. Dat is de ambitie van D66. Wij willen het energieakkoord niet in de prullenbak gooien, maar de weeffouten herstellen. Het zou daarom mooi zijn als de Minister een uitspraak wilde doen over de vraag of die 1,2 miljard subsidie aan de energiebedrijven voor het sluiten van vijf centrales waarvoor zij geen kosten maken, die toch al zouden zijn gesloten rond die tijd, dan de beste besteding van belastinggeld is. Dat is de politieke vraag die hier voorligt.

Minister Kamp: Dan zal ik het helemaal verkeerd gehoord hebben toen u en de heer Pechtold zich zeer negatief uitlieten over het energieakkoord, hoewel ik mij beide vraaggesprekken nog heel goed kan herinneren. Ik heb u beiden op de radio gehoord en weet nog welke bewoordingen gekozen werden met betrekking tot het energieakkoord. Ik moet u zeggen dat ik daar niet vrolijk van werd. U begint nu weer over die 1,2 miljard, maar DNV GL heeft dat berekend op basis van de veronderstelling dat die centrales tot 2023 zouden draaien. Dan zou het voordeel van het niet hoeven betalen van kolenbelasting inderdaad over die hele periode geïncasseerd kunnen worden, maar zoals ECN heeft gezegd, moet je het berekenen tot en met 2021 en kom je dus op 900 miljoen uit. Het gaat bovendien om een belasting die wij in 2013 voor het eerst ingevoerd hadden en waarvan wij in 2014 in het energieakkoord hebben afgesproken dat wij die zouden laten vervallen. Nogmaals, ik kan mij niet voorstellen dat mevrouw Van Veldhoven dit niet begrijpt. Energiebedrijven hebben een enorme infrastructuur opgebouwd met kostbare gascentrales en kolencentrales. In Rotterdam en in Groningen zijn recent nog nieuwe centrales neergezet. Als gevolg van de wens die wij als politiek hebben, overigens om heel goede redenen, om over te gaan op duurzame energie, zal er steeds minder gebruikgemaakt worden van die fossiele-energiecapaciteit en moet er een vervangende, dure, nieuwe energiecapaciteit worden opgebouwd. Diezelfde bedrijven die grote verliezen lijden op fossiele energie, moeten weer gaan investeren in duurzame energie. Als je die bedrijven daar toch in mee wilt krijgen ... Ik vind het een geweldige prestatie dat het die partijen is gelukt om het daarover eens te worden. Als je dat voor elkaar krijgt, is het logisch dat je ook iets doet om die bedrijven tegemoet te komen. Dat is dan het laten vervallen van de kolenbelasting. Ik begrijp niet waarom daar ineens afstand van genomen moet worden. Het is een onderdeel van het totale pakket en het totale pakket leidt ertoe dat toevallig eenzelfde bedrag van 1,2 miljard aan besparingen ten opzichte van het regeerakkoord wordt gerealiseerd. Dat leidt tot een besparing van gemiddeld € 55 per jaar per huishouden ten opzichte van het regeerakkoord.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Die besparing is een verlaging van de ambitie geweest; dat zegt de Minister in feite zelf ook met zoveel woorden. Maar laten wij dat even parkeren. Laten wij het dan doorrekenen tot 2021 en even niet moeilijk doen over die 300 miljoen. Dan is er nog 900 miljoen over. Je moet ook kunnen onderbouwen waarom deze bedrijven dat bedrag nodig hebben om hun bijdrage te kunnen leveren aan het energieakkoord. Tijdens de begrotingsbehandeling hebben wij soms een heel debat over de besteding van 10 miljoen, maar hier gaat het over 900 miljoen. De portee van mijn vragen is gedurende de laatste anderhalf jaar voortdurend geweest: wat is de onderbouwing dat dit bedrag nodig is? Als het nodig is, moeten wij het doen, maar anders niet. De Minister zegt dat die bedrijven opnieuw moeten investeren. Daar heeft hij natuurlijk gelijk in. Wij vragen veel van die bedrijven. Wij vragen dat ze grote investeringen doen. Daarom krijgen ze ook heel veel subsidie om nieuwe investeringen te doen, dus dat staat op zich. Daarom zoek ik nog steeds naar een antwoord op de vraag of die 900 miljoen goed besteed belastinggeld is, niet per se om het de Minister lastig te maken, maar omdat het mijn taak is als Kamerlid. Ik wil hier graag een onderbouwing van zien. Dat is mijn verzoek aan de Minister.

Minister Kamp: Het is niet logisch dat wij voor alle verschillende onderdelen van het energieakkoord gaan berekenen wat precies de belangen en de onderliggende argumenten zijn geweest. De natuurbeweging heeft gezegd dat zij maximaal 25 petajoule biomassabij- en meestook wil. Je kunt je afvagen wat er precies allemaal onder die 25 petajoule ligt, wat het wel niet kost om 25 petajoule via biomassa te bereiken en wat de extra besparing zou zijn als je 50 petajoule in plaats van 25 petajoule zou vastleggen. Je kunt dat allemaal gaan uitrekenen, maar volgens mij heeft dat geen zin. Hetzelfde geldt voor elektrische auto's. Je kunt gaan uitrekenen hoeveel ambitie er op het gebied van elektrische auto's in het energieakkoord zit, wat het nu kost en wat het kost als je het anders zou doen. Dat kun je ook voor de energiebedrijven doen, maar het gaat erom dat alle partijen in dit land tot dit akkoord zijn gekomen, inclusief het kabinet. Wij hebben hierin namelijk volop meeonderhandeld, net als de natuur- en milieubeweging, de werkgevers, de werknemers, de energiebedrijven en nog 40 andere partijen. Ze hebben allemaal meeonderhandeld en hadden allemaal hun overwegingen en vonden allemaal bepaalde dingen belangrijk of minder belangrijk. Dat is allemaal in het energieakkoord uitonderhandeld tot één grote deal. Die deal had tot gevolg dat wij brede steun kregen voor de uitvoering van wat politiek gewenst was. Ik begrijp niet waarom je één onderdeel uit dat akkoord zou moeten halen waar je het niet mee eens bent. Dan haal je namelijk het evenwicht uit zo'n akkoord. Dat betekent dat andere partijen dan gerechtigd zijn om er ook weer onderdelen uit te halen. Daarmee gooi je het hele akkoord in de prullenbak. Ik zou het heel dom vinden om dat te doen. Ik begrijp ook niet wat het voor zin heeft om zo te focussen op die kolenbelasting voor energiebedrijven, een belasting die in 2013 voor het eerst geheven was. Als je probeert om dat onderdeel uit het energieakkoord te halen, is het gevolg dat alles wat al die partijen bereikt hebben, mogelijk verloren gaat.

Tot zover mijn algemene antwoord over het energieakkoord.

Ik zou nu in willen gaan op specifieke vragen, maar ik heb alleen al tien minuten nodig om de terecht gestelde vragen van de heer De Liefde te beantwoorden. Als ik nu op volgorde begin met de beantwoording, krijg ik het net voor 16.00 uur voor elkaar om de vragen van mevrouw Van Tongeren te beantwoorden. De Kamer laat mij komen, stelt mij 150 vragen en geeft mij niet de gelegenheid om die vragen te beantwoorden. Als ik nu begin met de vragen van mevrouw Van Tongeren, kom ik niet toe aan alle andere vragen. Dat vind ik ook onterecht tegenover de heer Dijkgraaf en de heer De Liefde, die aan het eind van het rijtje zitten.

De voorzitter: Dan ga ik als voorzitter ingrijpen. Inmiddels hebben wij nog acht minuten over. Wij kunnen een aantal dingen doen. Er is niet veel extra tijd, weet ik, aangezien iedereen andere verplichtingen heeft. Wij kunnen u en uw ambtenaren verzoeken om de overige vragen schriftelijk te beantwoorden?

Minister Kamp: Nee, voorzitter. Als er een mondeling overleg met de Kamer is, ga ik vervolgens niet opnieuw honderden vragen schriftelijk beantwoorden. Dat hebben wij al vaak genoeg gedaan. Ik heb al tientallen keren honderden vragen van de Kamerleden over energie beantwoord. Af en toe is er een mondeling overleg, maar ik vraag u niet om dat mondeling overleg in twee uur af te raffelen. Als u zo veel woordvoerders zo veel vragen wilt laten stellen, moet u vijf uur in plaats van twee uur plannen.

De voorzitter: Wij hebben morgen een procedurevergadering. Daarin gaan wij als commissie bekijken hoe wij hier verder mee omgaan. Dat lijkt mij de meest wijze oplossing. Dit is het enige wat ik hier kan voorstellen, want een discussie hierover tussen de leden onderling lijkt mij nu zeer onzinnig, tenzij zij een heel constructieve bijdrage leveren die niet tot nieuwe discussie leidt.

De heer Jan Vos (PvdA): Heel constructief: steun voor uw voorstel en begrip voor het toch wel terechte commentaar dat de Minister levert.

De voorzitter: Dat wordt gedeeld. Ik zie de andere woordvoerders ook heel erg knikken. Zo gaan wij het dus doen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Uit coulance tegenover de Minister en collega De Liefde: misschien kan de Minister zijn vragen in de laatste vijf minuten beantwoorden.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Er zijn hier vandaag ook mensen die speciaal vanuit Twente hierheen zijn gekomen. Dit is ook al gedeeltelijk in het vorige overleg naar voren gekomen, maar misschien kunnen de vragen over Twente voorrang krijgen?

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Mag ik mijn steun uitspreken voor uw originele voorstel, voorzitter? Ik denk dat wij iedereen daarmee relatief gezien het meeste recht doen.

De voorzitter: Morgen in de procedurevergadering bespreken hoe wij verder met dit onderwerp omgaan, bedoelt u? Dat lijkt mij veruit het beste.

Dit overleg wordt op een nader tijdstip vervolgd.

Sluiting 15.52 uur.

Volledige agenda

1. Kabinetsreactie op de Monitor Duurzaam Nederland van CBS, CPB, PBL en SCP

Kamerstuk 31 239, nr. 186 – Brief regering d.d. 09-01-2015

Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

2. Reactie op de motie van de leden Dik-Faber en Van Tongeren over afzien van besteding van de SDE+-regeling in het buitenland

Kamerstuk 31 239, nr. 184 – Brief regering d.d. 09-01-2015

Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

3. Antwoorden op vragen uit het wetgevingsoverleg Energie van 17november 2014, over windenergie

Kamerstuk 31 239, nr. 185 – Brief regering d.d. 12-01-2015

Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

4. Reactie op de moties van de leden Jacobi en Aukje de Vries over gaswinning bij Terschelling (Kamerstuk 33 450, nr. 31) en van het lid Ouwehand c.s. over de opschorting van vergunningaanvragen in het Waddengebied (Kamerstuk 33 450, nr. 32)

33 450-43Brief regering d.d. 17-03-2015

Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

5. Beantwoording vragen commissie over de Bij- en meestook van biomassa in kolencentrales

Kamerstuk 30 196, nr. 301 – Brief regering d.d. 18-03-2015

Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

6. Duurzaamheidscriteria vaste biomassa voor energietoepassingen

Kamerstuk 30 196, nr. 300 – Brief regering d.d. 18-03-2015

Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

7. Injectie van productiewater bij olie- en gaswinning

Kamerstuk 33 952, nr. 31 – Brief regering d.d. 23-03-2015

Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

8. Beantwoording vragen commissie over de beleidsdoorlichting van het energieartikel

Kamerstuk 30 991, nr. 20 – Brief regering d.d. 30-03-2015

Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

9. Stand van zaken mogelijke na-ijlende gevolgen van de voormalige steenkolenwinning

Kamerstuk 32 849, nr. 35 – Brief regering d.d. 27-03-2015

Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

10. Reactie op het verzoek van het lid Van Veldhoven, gedaan tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 17 maart 2015, over de mislukte kolendeal die is gesloten door het kabinet met de energiebedrijven in het kader van het energieakkoord

Kamerstuk 30 196, nr. 304 – Brief regering d.d. 02-04-2015

Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

11. Reactie op het verzoek van het lid Van Tongeren, gedaan tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 24 februari 2015, over de plannen van het bedrijf Tulip Oil voor gaswinning op of nabij Terschelling

Kamerstuk 29 684, nr. 122 – Brief regering d.d. 07-04-2015

Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

12. Aanbieding rapport Stimulering duurzame energieproductie (SDE+); Haalbaarheid en betaalbaarheid van beleidsdoelen

Kamerstuk 31 239, nr. 187 – Rapport/brief Algemene Rekenkamer d.d. 16-04-2015

president van de Algemene Rekenkamer, S.J. Stuiveling

13. Benutten gebied IJmuiden Ver voor windenergie op zee

Kamerstuk 33 561, nr. 18 – Brief regering d.d. 24-04-2015

Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

14. Aanbieding van de Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD) ten behoeve van de Rijksstructuurvisie Windenergie op Zee Aanvulling gebied Hollandse Kust

Kamerstuk 33 561, nr. 16 – Brief regering d.d. 23-04-2015

Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

15. Zoutwinning onder de Waddenzee

Kamerstuk 32 849, nr. 38 – Brief regering d.d. 12-05-2015

Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

16. SDE+ Wind op Zee 2015

Kamerstuk 33 561, nr. 19 – Brief regering d.d. 19-05-2015

Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

17. Beantwoording schriftelijke vragen over energie en SDE+

Kamerstuk 31 239, nr. 188 – Brief regering d.d. 25-05-2015

Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp