Kamerstuk 31066-120

Verslag van een algemeen overleg

Belastingdienst

Gepubliceerd: 6 maart 2012
Indiener(s): Charlie Aptroot (VVD)
Onderwerpen: belasting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31066-120.html
ID: 31066-120

Nr. 120 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 6 maart 2012

De vaste commissie voor Financiën1 heeft op 9 februari 2012 overleg gevoerd met staatssecretaris Weekers van Financiën over:

  • de brief van de staatssecretaris van Financiën d.d. 23 december 2011 inzake de aanbieding van de negende halfjaarsrapportage (mei-oktober 2011) van de Belastingdienst (31 066, nr. 116);

  • de brief van de staatssecretaris van Financiën d.d. 3 februari 2012 over vereenvoudiging regelgeving en uitvoering Belastingdienst (31 066, nr. 117).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Financien, Aptroot

De griffier van de vaste commissie voor Financiën, Berck

Voorzitter: Aptroot

Griffier: Giezen

Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Aptroot, Bashir, Braakhuis, Groot, Koolmees, Neppérus, Omtzigt en Van Vliet,

en staatssecretaris Weekers van Financiën, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

De voorzitter: Ik heet de staatssecretaris van Financiën en zijn team van het ministerie van harte welkom. Ik heet ook de leden en de mensen op de publieke tribune van harte welkom. Een aantal leden zit nog in een trein die vertraging heeft of zelfs ergens helemaal stilstaat. Er schijnt een behoorlijke storing op het spoor te zijn. Wij zullen dit doorgeven aan de collega’s die het spoor in hun portefeuille hebben. Daarbij kan ik mijzelf aanspreken.

We hebben voor de eerste termijn een spreektijd van maximaal vijf minuten per fractie afgesproken.

De heer Van Vliet (PVV): Voorzitter. Ik moet de vergadering iets eerder verlaten. Ik heb de hele dag op elkaar aansluitende afspraken.

De voorzitter: Daar hebben wij alle begrip voor, maar ik denk dat wij het overleg ruim op tijd hebben afgerond.

Mevrouw Neppérus (VVD): Voorzitter. Het is altijd nuttig om verslagen te lezen, vooral als je kan constateren dat er een goede, positieve lijn in de ontwikkelingen zit. Ik stel enkele punten aan de orde. Allereerst ga ik in op de verdere automatisering en het digitaal werken. Dat is uitstekend en spreekt mij zeer aan, maar hoe zit het met de techniek en de veiligheid? Hoe loopt het nieuwe toeslagensysteem? Binnenkort krijgen wij voorgedrukte aangifteformulieren waarop ook de informatie van de bank is opgenomen. Dat men het wil is een ding, maar gaat dit ook allemaal lukken? Zijn er proeven gedaan en, zo ja, hoe zijn die uitgepakt? Dit is van belang voor degenen die met aangifte wachten tot begin maart.

In augustus/september zijn er discussies geweest over de veiligheid. Gaat het wel goed met de digitale handtekening? Ik krijg hiervan vandaag graag een bevestiging van de staatssecretaris. Nederland wil graag digitaal aangifte doen, maar het moet technisch mogelijk zijn en het moet ook voldoende veilig zijn. Is dat allemaal gewaarborgd, zowel bij de aangiften als bij de toelagen? Ik heb onlangs het nieuwe toeslagensysteem eens uitgeprobeerd om na te gaan hoe dat nu werkt. Daar kwam uit dat ik geen recht op een toeslag had. Ik schijn buiten de inkomensgrenzen te vallen.

Ik ben positief over de aanpak en bestrijding van fraude. Dat punt hoort er voor de VVD altijd bij. Je hoeft niet meer belasting te betalen dan nodig is, maar fraude moet wel aangepakt kunnen worden. Daarbij hoort ook de informatie-uitwisseling met het buitenland. Gebeurt dit ook spontaan? Als men iets geks tegenkomt, wordt dit dan ook aan het desbetreffende land gemeld? Krijgen wij ook ongevraagd informatie uit andere landen? Dit hoort er wel bij, want fraude kent helaas geen grenzen.

Tegenwoordig is er het horizontaal toezicht. Dit wordt op dit moment geëvalueerd. Het geeft de VVD een goed gevoel dat dit wordt opgepakt. Het is duidelijk een stap voorwaarts. Wat zijn de mogelijkheden voor de rechtspraak als men het oneens is over bepaalde dingen? Al voor de inspecteur een aanslag heeft opgelegd, zou je bijvoorbeeld conclusies aan de rechter kunnen voorleggen. Dat is op zichzelf nieuw, maar uit geluiden uit de praktijk maak ik op dat daar wel degelijk behoefte aan is. Is het ook mogelijk om, wanneer een zaak aan de rechter is voorgelegd, iets bij voorrang aan Hoge Raad te vragen?

Dan de mensen die in het buitenland wonen. Wat ik aan correspondentie van de eenheid Heerlen zie, bezorgt mij hoofdpijn. Ik heb ooit belastingrecht gestudeerd en na enig leeswerk kan ik het begrijpen, maar de materie is echt moeilijk. Met de bereikbaarheid is het uiterst ongelukkig gesteld. Kan daar wat aan gedaan worden?

De heer Van Vliet (PVV): Voorzitter. Ik steun de woorden van mevrouw Neppérus over de bereikbaarheid van de Belastingdienst. In eerdere debatten heb ik daar ook aandacht voor gevraagd. Ik hoop dat de staatssecretaris dit als een zeer serieus issue voor belastingplichtigen blijft zien.

Ik dank de staatssecretaris voor de stukken. Ik hecht er waarde aan dat wij periodiek met elkaar van gedachten wisselen over de Belastingdienst. Dit is niet zo maar een dienst, maar een van de belangrijkste diensten van Nederland. Zonder de Belastingdienst kunnen wij het wel vergeten. Het moet allemaal goed geregeld zijn.

Uit de halfjaarsrapportage blijkt dat bij de telefonische bereikbaarheid, de terugbelafspraken, de afgifte van verklaringen enzovoorts de doelstellingen worden gehaald. Bij de registratie van belastingplichtigen voor loonheffing en btw, de afhandeling van klachten en met name de afwikkeling van bezwaarschriften binnen de termijn worden de doelstellingen nog steeds niet gehaald, ondanks dat er een tijd geleden verruimde termijnen zijn geïntroduceerd. Wat is precies het actietraject om ervoor te zorgen dat die doelstellingen wel gehaald worden? Dat moet toch kunnen nu de termijnen verruimd zijn.

Vervolgens maak ik enkele opmerkingen over het toezicht. Daarbij doel ik niet op het horizontale toezicht. Van dat laatste ben ik zelf voorstander en volgens mij werkt dit in de praktijk heel aardig. Andere landen nemen daar een voorbeeld aan. Ik heb een vraag over het ouderwetse verticale toezicht. Dan heb ik het over het opleggen van aanslagen en invorderingen en dat soort zaken. Ik heb hier een exemplaar van het blad van de VHMF van januari 2012. Daar staat letterlijk in: «Het klassieke verticale toezicht: controle, aanslagregeling, inning is ten opzichte van een aantal jaren geleden zowel kwantitatief als kwalitatief zwaar teruggelopen. Als een exponent van deze ontwikkeling heeft de VHMF op 20 april en ook de AVB in diverse gesprekken met de dienstleiding aan de orde gesteld dat het op het gebied van de invordering zo ver is gekomen dat op grote schaal vaststaande schulden niet meer worden ingevorderd. NB. Als niet alle vaststaande schulden ingevorderd worden, dan is het aanbrengen van correcties bij heffen en controleren in veel gevallen niet meer zinvol.» Hier krijg ik graag een reactie van de staatssecretaris op. Ik begrijp dat wij een beweging maken van verticaal naar horizontaal toezicht. Zolang wij niet alles met het horizontaal toezicht kunnen dekken, moet het ouderwetse stuk verticaal toezicht wel goed georganiseerd en betrouwbaar zijn. Naar mijn mening moet die vaststaande schuld geïnd worden. Dit wordt steeds nijpender gelet op de taakstelling bij de Belastingdienst.

Ik heb kennisgenomen van de stukken over verdere digitalisering en dergelijke. Die ontwikkelingen zullen tot besparingen leiden en kunnen op de instemming van mijn fractie rekenen.

Ik heb nog de belangrijke vraag over de te veel uitbetaalde toeslagen en de terugvordering daarvan. Kan de staatssecretaris aangeven wat op dit moment het totale bedrag is wat te veel is uitbetaald door de Belastingdienst? Als dit het schrikbarende bedrag van 2,7 mld. is, wil ik graag weten hoe zeker de staatssecretaris is dat wij dit geld ook echt terugkrijgen. Dit is geld van de Staat. Op de balans op de overheid zal dit bedrag aan de bezittingenkant staan, maar wij moeten het nog op de bank zien te krijgen.

De heer Braakhuis (GroenLinks): Voorzitter. Dit is een beetje een rapportbespreking. Als ouder van drie kinderen heb ik daar enige ervaring mee. Het is een rapport van zesjes met hier en daar een zeven, maar ook een paar aandachtspunten. Ik begin met de dienstverlening. De telefonische bereikbaarheid van de Belastingdienst valt binnen de gestelde norm, maar die norm was niet zo indrukwekkend. Daarbij zie ik de bereikbaarheid ietsje teruglopen. Niet veel, 1%, maar teruglopen betekent altijd dat de vinger aan de pols gehouden moet worden. Bij een bereikbaarheid van 82% moet je constateren dat 18% te laat geholpen wordt. De staatssecretaris heeft een ander vergoedingssysteem aangekondigd voor terugbetalingen door de Belastingdienst en voor de kosten die de burger betaalt voor te laat reageren. De zaak hoort in evenwicht te zijn en dus moet de Belasting ook goed gaan presteren. Wat gaat de staatssecretaris doen om de bereikbaarheid te verbeteren? Kan er een benchmark plaatsvinden met andere grote bedrijven binnen het bedrijfsleven? Uiteindelijk zijn het ook een soort klanttevredenheidscijfers.

Ouders zijn pas in de eerste week van februari geïnformeerd over de wijzigingen in de kinderopvangtoeslag. Dat is echt veel te laat. Collega Van Gent heeft hier al vragen over gesteld aan de minister van SZW, maar ik wil er ook graag een reactie van deze staatssecretaris op.

Natuurlijk hebben wij geen problemen met meer vereenvoudigingen en besparingen door meer digitale communicatie tussen Belastingdienst en burgers. Sterker nog, dit moedigen wij aan. Daarbij gelden echter wel voorwaarden. Burgers moeten de mogelijkheid houden om brieven te blijven ontvangen. Niet iedereen komt mee in de digitale trend en daar zullen wij rekening mee moeten houden. De Belastingdienst moet betrokkenen erop attenderen dat er nog steeds schriftelijk verkeer mogelijk is. Ik kan mij overigens ook voorstellen dat de staatssecretaris wil stimuleren dat de ontwikkelingen een bepaalde kant opgaan.

Het is van groot belang dat er maatregelen worden genomen om te voorkomen dat informatie uitlekt over privégegevens van burgers doordat zij gebruikmaken van niet goed beveiligde computers of programma’s. Ik hoop dat de staatssecretaris mij iets meer kan vertellen over de security van het systeem.

Ik heb begrepen, ook uit een hoorzitting, dat er definitieverschillen tussen diverse verdragslanden zijn. Ik hoor heel graag van de staatssecretaris hoe hij daarmee omgaat. Tijdens de hoorzitting bleek dat de ambtenaren vooral over Nederland gaan en dat het bij de grens ophoudt. De Belastingdienst heeft ook de signaleringstaak om dit soort definitieverschillen op te pakken. Het mag niet voorkomen dat wat wij hier eigen vermogen noemen in een ander land als vreemd vermogen wordt beschouwd. Ik wil graag dat daar proactief actie op wordt ondernomen en dat de staatssecretaris daar even op inzoomt.

De heer Van Vliet heeft over het verticaal en horizontaal toezicht al gezegd wat ik daarover had willen zeggen. Dat kan ik dus achterwege laten.

Inmiddels zijn met zo’n 43 belastingparadijzen onderhandelingen zijn gestart over TIEA’s (Tax Information Exchange Agreements). TIEA’s zijn belangrijk, vooral wat betreft de automatische uitwisseling van gegevens. Ik hoor graag van de staatssecretaris of er binnen deze verdragen en de lopende onderhandelingen voldoende aandacht is voor het automatisch uitwisselen van gegevens. Zeker bij belastingparadijzen is dat effectiever.

Het is prima dat structuren om de btw te ontwijken, worden aangepakt. Is er volgens de staatssecretaris voldoende harmonisatie van de btw-regelgeving of acht hij meer harmonisatie gewenst?

Ik sluit af met een zorg die ik al eerder heb geuit, namelijk de cultuur bij de Belastingdienst. De heer Van Vliet en ik hebben eerder vragen gesteld over een symbolisch onderwerp zoals het aantal dienstauto’s met chauffeur. Eén daarvan rijdt elke dag van het zuidelijkste puntje van Limburg hierheen en weer terug. Dat was niet ons enige kritiekpunt, maar het staat wellicht voor de cultuur bij de Belastingdienst. De Belastingdienst is een vrij gesloten instituut, terwijl het een direct onderdeel is van het ministerie van Financiën. De dienst staat niet op zo’n grote afstand als de AFM of DNB. Dan past ook meer transparantie. Ik krijg daar graag wat meer informatie over. De staatssecretaris weet dat ik van opvatting ben dat het parlement de vinger aan de pols wil houden bij het functioneren van de Belastingdienst.

Mijn laatste vraag betreft de geheimhouding geregeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr). Hij zou daarover contact opnemen met de minister van Binnenlandse Zaken en daar later op terugkomen. Ik verneem graag wat daar de status van is.

De heer Van Vliet (PVV): Bij wijze van interruptie wil ik mij aansluiten bij de vraag van de heer Braakhuis over de dienstauto’s bij de Belastingdienst. Ook ik wil graag de stand van zaken weten.

De voorzitter: Dit was geen interruptie. Die sta ik met terugwerkende kracht dan ook niet toe!

De heer Groot (PvdA): Voorzitter. Wij moeten heel blij zijn met een goed functionerende Belastingdienst. In Portugal en Griekenland zijn de tarieven vergelijkbaar met die in Nederland, maar daar wordt veel minder belasting opgehaald. Als dat in Nederland beter gaat, is het de Belastingdienst die het verschil maakt. Ik vind dat het kabinet een groot risico neemt door bijna 400 mln. op de Belastingdienst te willen bezuinigen. Er moeten duizenden belastinginspecteurs uit. Anders dan de heren Van Vliet en Braakhuis maak ik mij zorgen over de passage in het beheersverslag dat ook de voorzieningen voor het personeel verder moeten worden versoberd. Wat bedoelt de staatssecretaris daarmee? Het kan toch niet dat die ene euro per werknemer die nu aan kerstbomen wordt uitgegeven ook nog sneuvelt?

Het overhevelen van de taken van de Belastingdienst naar de belastingplichtige bedrijven wordt in hoog tempo uitgerold, maar ik vraag mij toch af of dit niet te veel gedreven wordt door een bezuinigingsdoelstelling. Als blijkt dat het horizontaal toezicht niet zo geschikt is voor het midden- en kleinbedrijf, moet dat daar dan toch worden uitgerold of is er nog een weg terug? In hoeverre wordt het horizontaal toezicht enkel door bezuinigingen gedreven? Gaat men daar ook mee door als het leidt tot verslechtering van de controle? Ik vraag dit ook omdat het aantal daadwerkelijke controles van de Belastingdienst steeds meer afneemt. In het beheersverslag lees ik dat nog maar 3% van de aangiften van particulieren door de inspecteur wordt behandeld. Bij bedrijven is dat nog maar 5% en bij IB-ondernemers zelfs maar 2%. Waar is het eind? Wordt straks nog maar een op de duizend aangiften echt gecontroleerd? Zal de belastingmoraal niet kantelen als men weet dat de kans op controle miniem is? Als men dat weet, kan de belastingmoraal achteruit hollen en hoe krijg je dan de geest weer in de fles?

Ik heb nog enkele specifieke vragen over de vrijwilligersvergoeding en de giftenaftrek. De heer Omtzigt heeft daar een zeer goede motie over ingediend die zeer breed gesteund is. Uit brieven die ik krijg, blijkt dat belastinginspecteurs hier heel veel moeite mee hebben. Zij blijven in de praktijk de harde lijn volgen, inclusief het kasrondje. Zij houden sterk vast aan de oorspronkelijke voorwaarden. Ik zal de staatssecretaris een van deze brieven overhandigen. Ik krijg daar heel graag een reactie van hem op.

Sinds 2011 mogen mensen niet meer kiezen voor het fiscaal partnerschap. Dit wordt door de Belastingdienst opgelegd. In de praktijk blijft dit tot problemen te leiden. Bij echtscheidingen willen betrokkenen niet langer dat de ex-partner ziet in welke financiële omstandigheden zij persoonlijk verkeren. Heeft de staatssecretaris een oplossing voor de bescherming van de privacy van mensen die in echtscheiding liggen? Zij willen niet langer hun gegevens delen met hun partner, maar dit moet toch vanwege de eisen van de Belastingdienst.

Mij bereiken signalen dat eigenaren van appartementen nogal eens een deel van hun vermogen in de vereniging van eigenaren stallen waardoor zij daarover geen belasting in box 3 betalen. Controleert de Belastingdienst dit? Zo ja, hoe vaak gebeurt dat? Is er aanleiding om ook verenigingen van eigenaren de plicht op te leggen om hun vermogen aan de Belastingdienst te rapporteren? In hoeverre zit de Belastingdienst hier bovenop?

De heer Omtzigt (CDA): Voorzitter. Normaal staat dit halfjaarlijkse debat in het teken van alle problemen, klachten, procesverstoringen en kwade burgers. Zoals ook uit de bijdragen van de voorgaande sprekers blijkt, hebben wij daar nog heel weinig van gehoord. Het is beperkt gebleven tot enkele vragen over een kerstboom of een auto, maar er is geen sprake van omvangrijke procesverstoringen. Dat is een groot compliment waard voor een zeer grote dienst die een zeer belangrijke functie vervult. Noch bij de Toeslagen, noch bij de IB zijn er grote incidenten geweest. Dat zegt iets over de cultuur bij de Belastingdienst die ik als positief beoordeel. Schaf niet alle culturen af, zeg ik er maar even bij. Mijn complimenten aan alle medewerkers van de Belastingdienst. Zij werken bij een dienst die dit kabinet een behoorlijke taakstelling heeft opgelegd. Er zal onder behoorlijke druk gewerkt moeten worden. Er zullen ook reorganisaties plaatsvinden. Een volgende keer zullen wij ongetwijfeld komen te spreken over het gegeven dat mensen op andere locaties moeten gaan werken en dan is het fijn als er een positieve cultuur is.

Worden er nog problemen verwacht met het nieuwe toeslagensysteem? Bij de invoering van de zorgtoeslag werd er aan het begin te snel uitgekeerd. Daardoor ontstonden na twee jaar problemen bij de terugvorderingen. Zijn er nog dingen gebeurd die het vermelden waard zijn? Ik sluit mij aan bij de vraag van de heer Van Vliet over het grote bedrag dat moet worden teruggevorderd. Hoe gebeurt dat? Komen mensen daardoor niet in de problemen?

Tijdens het vorige debat over de Belastingdienst in juni jl. heb ik om een tijdpad van de implementatie van de bezuinigingen gevraagd. Wij zijn zeer tevreden over de brief die wij hierover ontvangen hebben. Er is een goed plan waarmee de dienstverlening van de Belastingdienst zo veel mogelijk intact blijft. Sommige bezuinigingen zouden de dienstverlening zelfs kunnen verbeteren. Ik heb het dan over het persoonlijke domein in het toeslagendossier. Dat werkt goed.

Voor de kleine groep is de digitalisering niet bij te benen. Klopt het dat de staatssecretaris geen digitale communicatie zal opleggen aan alle toeslaggerechtigden? Blijft het mogelijk om in uitzonderingsgevallen brieven over de hoogte van toeslagen per post te ontvangen?

Hoe wordt de digitalisering vormgegeven? Wij hebben nu het basisinkomensregister en de gemeentelijke basisadministratie. De overheid heeft echter nog steeds geen register van e-mailadressen van alle burgers. Komt er straks voor iedereen een e-mailadres, bijvoorbeeld pieter.omtzigt@blauweenvelop.nl? Ik hoor van een collega dat deze graag wil communiceren met zijn burgerservicenummer. In mijn geval is dat 137751564. Dat kan natuurlijk ook. Over de fraudegevallen kunnen wij het een andere keer wel hebben. Wil de staatssecretaris bij de uitwerking van zijn plannen aangeven hoe er straks gecommuniceerd wordt? Men is verplicht om zijn postadres op te geven zodat de brieven daar ook aankomen. Wat gebeurt er als mijn e-mailbox vol is, waardoor de herinnering dat ik binnen twee dagen aangifte moet doen niet binnenkomt? Wat is de rechtsgeldigheid? Naast de vragen over de beveiliging zijn er ook nog vragen over de praktische uitwerking.

Mijn fractie hoopt dat het verbeteren van de klantvriendelijkheid niet stilstaat. Het is goed dat de Belastingdienst probeert, van de klachten te leren. Bij de kinderopvangtoeslag hebben veel ouders in de vakantieperiode alle gegevens dubbel op papier moeten sturen omdat ze de eerste keer de deadline niet gehaald hadden. Is dit aangepast?

De voorlopige toeslag wordt gewijzigd naar aanleiding van de aangifte inkomstenbelasting, maar dit geldt nog niet voor de voorlopige toeslag van het volgend jaar. De verhoging van de toeslag wordt elk jaar aangepast aan de aangifte inkomstenbelasting totdat de toeslagontvanger officieel een wijziging doorgeeft. Waarom wordt de hoogte van de toeslag niet structureel aangepast naar aanleiding van de aangifte inkomstenbelasting? Hoe wordt de dienstverlening van de Belastingdienst verbeterd op grond van de klachten via de Nationale ombudsman?

De bijlage met productietabellen bij de halfjaarsrapportage is nog steeds erg handig om het functioneren te beoordelen. Kan de staatssecretaris toezeggen dat die bijlage wordt gehandhaafd?

Wij hebben een uitlegje van de kinderopvangtoeslag gehad. Moet nu echt elke zzp’er een urenadministratie bijhouden waarin precies staat hoeveel uur wordt gewerkt en hoeveel uur hij op zijn website zit? Is daar niet iets simpelers voor te bedenken? Dit is wel heel erg.

De naam van een zwartspaarder moet nu bij de rechter openbaar worden gemaakt. Naar aanleiding hiervan willen wij heel snel antwoord op onze Kamervragen over regels voor tipgeld. Kennelijk is de Belastingdienst te ver gegaan en lopen wij het enorme risico dat de Belastingdienst nat gaat voor de rechter, terwijl de zwartspaarders ermee wegkomen.

Ik sluit mij aan bij de opmerkingen van de heer Groot over de vrijwilligersvergoeding.

De heer Koolmees (D66): Voorzitter. Ik sluit mij aan bij de opmerkingen van de heer Groot over het belang van een goed functionerende Belastingdienst en bij de opmerking van de heer Omtzigt over de relatieve rust bij de Belastingdienst.

De fractie van D66 is positief over het voornemen om meer digitaal met de burgers te communiceren. Dit maakt het voor veel mensen eenvoudiger, maar het vraagt ook heel veel. Wij hebben de afgelopen jaren genoeg voorbeelden gehad van slecht gelukte ICT-projecten. Een digitale omgeving brengt ook risico’s met zich. De heer Omtzigt sprake over een e-mailadres van staatswege. Hoe zorg je ervoor dat mensen echt te weten komen dat zij bijvoorbeeld moeten inloggen op een portaal? Ik heb ook vragen over de waterdichtheid van de digitale omgeving en over de privacybescherming. Wij hebben gehoord van de fraude met DigiD. Ik krijg graag iets meer toelichting van de staatssecretaris op de digitalisering. Over het algemeen ben ik positief, maar ik zie nog een hoop uitvoeringstechnische haken, ogen, voetangels en klemmen.

In de brief van de staatssecretaris staat dat een groot deel van de bezuinigingen, namelijk 242 mln., moet worden opgehaald met efficiencymaatregelen. Hoe gaat de staatssecretaris dat doen? Waar ligt de nadruk? Welke gevolgen heeft dit voor het personeel en de vestigingen van de Belastingdienst?

In 2010 heeft de ombudsman een rapport uitgebracht over de klachtenafhandeling bij de Belastingdienst. Daarbij was de goede bereikbaarheid een belangrijk punt. Een goede afhandeling van klachten is van belang voor het vertrouwen dat mensen in de Belastingdienst en in de overheid hebben. De staatssecretaris schrijft in de rapportage dat men met name bezig is met een betere herkenning van de klachten. Wat is er nog meer gebeurd met de aandachtspunten van de Ombudsman?

Ik heb er geen bewaar tegen om de bijlage bij de halfjaarlijkse rapportage weg te laten. Die gegevens komen terug in het beheersverslag. Kortheidshalve sluit ik mij aan bij de vragen van de heren Groot en Omtzigt over vrijwilligers. Ook ik heb brieven gekregen over vrijwilligers die per regio anders behandeld blijken te worden.

Mijn laatste punt staat niet op de agenda, maar ik wil daar wel de aandacht van de staatssecretaris voor vragen. Dit betreft schenkingsconstructies. Via de Stichting De Periodieke Gift kun je geld overmaken aan goede doelen. Dat is zeer praktisch en bovendien kun je makkelijk wisselen van goede doelen. Ons is ter ore gekomen dat deze constructie sinds de Geefwet niet meer is toegestaan. Kan de staatssecretaris regelen dat dit wel mag? Ik weet dat hij daar niet op voorbereid is. Hij mag hierop ook schriftelijk reageren.

De heer Groot (PvdA): Ik heb een aanvulling op die laatste vraag. Ik begrijp dat deze stichting een aanvraag heeft gedaan om gekwalificeerd te worden als steunstichting. Hoe staat het inmiddels met de status van deze stichting?

De voorzitter: Ik grijp even in. Het is niet de bedoeling om per interruptie punten naar voren te brengen die in de eigen eerste termijn niet zijn genoemd.

De heer Koolmees (D66): Ik vind het wel een goede vraag.

De heer Bashir (SP): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris en de hardwerkende medewerkers van het ministerie van Financiën voor de aangeleverde stukken. Mijn complimenten dat de problemen snel worden opgepakt. De SP-fractie heeft via schriftelijke vragen een probleem bij de Toeslagen aan de orde gesteld. Bij overlijden wordt de toeslag drastisch gekort omdat het inkomen van de overledene wordt herleid tot een jaarinkomen in plaats dat wordt uitgegaan van het daadwerkelijk genoten inkomen. Dat is oneerlijk omdat men geen jaarinkomen heeft gehad. Uit de halfjaarrapportage blijkt dat dit maar liefst 13 870 keer is voorgekomen. Dit is inmiddels allemaal hersteld.

Een ander punt waar de SP-fractie het tijdens het vorige algemeen overleg over de Belastingdienst over heeft gehad, waren de uitgaven voor externe inhuur bij de invoering van een nieuw toeslagsysteem. Volgens ons werden er veel te veel externen ingehuurd. In deze halfjaarrapportage las ik dat de staatssecretaris naar de kritiek van de Kamer heeft geluisterd. Er is per maand 0,7 mln. minder uitgegeven dan was begroot. De staatssecretaris is dus goed bezig. Kan hij ook aangeven hoeveel miljoen er is bespaard in het hele jaar 2011? Is dat twaalf keer 0,7 mln. dus 8,4 mln.?

Dan het nieuwe toeslagensysteem zelf. Ik feliciteer de Belastingdienst ermee dat het nieuwe systeem eindelijk operationeel is. De eerste kinderziektes lijken echter al te zijn uitgebroken. De SP-fractie heeft op 23 december vragen gesteld over toeslagen die ineens zijn stopgezet. Uit het antwoord op die vragen bleek dat voornamelijk toeslagen van voormalige vluchtelingen zijn stopgezet. Volgens onze informatie zijn tot op heden niet alle ten onrechte gestopte toeslagen weer uitbetaald. Sommige mensen missen dit geld al een paar maanden en dit kan tot grote financiële problemen leiden. Is de staatssecretaris op de hoogte van deze aanhoudende problemen? En nog belangrijker: is hij bereid om deze problemen op te lossen? Ik zal hem een lijst overhandigen van mensen die zich spontaan bij ons hebben gemeld omdat zij geen toeslag hebben ontvangen. Waarom kan een probleem dat hoogstwaarschijnlijk is veroorzaakt door de invoering van een nieuw systeem niet snel worden opgelost? Ik spreek mijn zorgen uit over de werkwijze van de Belastingdienst. Er wordt beloofd dat er binnen drie dagen wordt teruggebeld, maar dit gebeurt vaak niet. Nog zorgelijker is dat deze mensen volgens de IND een geldige verblijfsvergunning hebben, terwijl de Belastingdienst dit niet weet. Dit probleem schijnt bij de gemeentelijke basisadministratie te liggen. Hoe gaat de staatssecretaris ervoor zorgen dat de Belastingdienst over de juiste informatie beschikt?

De SP hoopt dat het nieuwe toeslagensysteem vooral structurele verbeteringen oplevert. Er zijn nu grote problemen met het terugbetalen van ten onrechte uitgekeerde toeslagen. De ontvangers van deze toeslagen kunnen niet altijd snel grote bedragen terugbetalen. Verwacht de staatssecretaris dat deze grote invorderingen tot het verleden zullen behoren?

Ook de SP-fractie wil graag dat vereenvoudigingen worden doorgevoerd. Wij willen de zorgpremie inkomensafhankelijk maken en de nominale premie flink verlagen. Hierdoor kan de zorgtoeslag helemaal komen te vervallen. Ook het kindgebonden budget zou je makkelijk kunnen integreren in de inkomstenbelasting. Het is positief dat dit laatste door de staatssecretaris wordt opgepakt, maar van het eerste kan ook werk gemaakt worden.

In de brief over de vereenvoudigingen stelt de staatssecretaris dat hij burgers die niet de benodigde vaardigheden en middelen hebben om elektronisch te communiceren, gericht ondersteuning zal blijven bieden. Hoe ziet de staatssecretaris dit?

Tot slot sluit ik mij aan bij de opmerkingen over de Stichting Periodieke Giften. Het lijkt mij goed om die stichting in leven te houden.

Staatssecretaris Weekers: Voorzitter. Ik dank de leden voor hun inbreng, maar vooral voor de complimenten aan de Belastingdienst. Zoals veel leden terecht hebben opgemerkt, is de Belastingdienst cruciaal voor de overheid. Uiteindelijk zorgt de Belastingdienst ervoor dat de schatkist wordt gevuld en daaruit kunnen de noodzakelijke publieke voorzieningen worden bekostigd. Als er wat hapert bij de Belastingdienst, dan hapert het vervolgens in het hele publieke domein. Ik ben blij dat de afgelopen jaren behoorlijk wat voortgang is geboekt. De toonzetting in de halfjaarlijkse debatten is een stuk aangenamer geworden en terecht, want daar is ook aanleiding toe. Als er reden is om een andere toonzetting te kiezen, moet dat natuurlijk ook gebeuren. Ik ben in elk geval blij dat wij vandaag met z’n allen kunnen constateren dat het allemaal buitengewoon goed loopt. Naast mij ziet u een van trots glimmende directeur-generaal die ook deze complimenten in dank heeft aanvaard. Ik zal die complimenten doorgeven aan de gehele dienst. Ik ben trots op de prestaties die zijn verricht. Het is goed dat niet alleen ik maar ook de Kamer de vinger aan de pols houdt om de dienst scherp te houden. Wij zijn voortdurend bezig met een verbeterslag.

Er zijn over tal van onderwerpen vragen gesteld. Waar mogelijk zal ik proberen om in de beantwoording vragen te clusteren. Mevrouw Neppérus vroeg of het nieuwe toeslagensysteem veilig is. Ik kan die vraag bevestigend beantwoorden. Het nieuwe toeslagensysteem werkt met DigiD. Iedereen kan daarmee inloggen op de website mijntoeslagen.nl. Ik heb dat zelf ook eens gedaan. Het is een fantastische website van een fantastische dienst. Men kan zeven dagen per week en 24 uur per dag online de status bekijken, wijzigingen doorvoeren, toeslagen aanvragen en toeslagen beëindigen. Dat is wat ik op termijn ook voor de belastingen voor ogen heb. Dat is natuurlijk volgend jaar nog niet gerealiseerd, maar dat is wel mijn perspectief.

De veiligheid is cruciaal. Meerdere sprekers hebben daar aandacht voor gevraagd. Het proces moet ook in grote lijnen probleemloos kunnen verlopen. Verschillende sprekers hebben gevraagd of wij wel voorzichtig genoeg zijn met implementeren. Je kunt wel wat willen en je moet daar ook voortvarend aan werken, maar er moeten geen onnodige risico’s worden genomen. Die woorden zijn mijn directeur-generaal en mij uit het hart gegrepen. Degelijkheid en voorzichtigheid staan voorop.

Ik noem een aantal voorbeelden van het werk dat in de afgelopen periode is verzet. De introductie van het nieuwe toeslagensysteem is niet voor niets een paar keer uitgesteld. Dit is pas geïntroduceerd toen wij er zelf echt van overtuigd waren dat het beheerst kon worden geïmplementeerd. Het nieuwe systeem draait nu enkele maanden en er zijn al een paar keer uitbetalingen mee gedaan. Natuurlijk zijn er hier en daar nog wel wat kinderziektes, maar in grote lijnen draait het goed.

Ik heb vorig jaar april besloten om de uniformering van het loonbegrip niet per 1 januari jl. in te voeren maar een jaar later. Ik heb dit gedaan om te voorkomen dat een samenloop van majeure wijzigingen die een grote impact hebben op de technische infrastructuur tot problemen leidt. Ik implementeer iets liever wat later maar wel goed, dan halsoverkop waardoor je voortdurend achter de feiten aanloopt en zaken moet repareren. Dat ontslaat mij niet van de plicht om voortvarend aan het werk te gaan met nieuwe ontwikkelingen. Degelijkheid en voorzichtigheid staan echter voorop.

De heer Van Vliet vroeg naar de terugvordering van te veel betaalde toeslagen. Op dit moment staat er nog 1,15 mld. uit. In 2008 stond er 1,8 mld. uit en daarvan is 86% ontvangen. Voor 11% is een betalingsregeling getroffen en ongeveer 2% is oninbaar verklaard. Dat zijn op zichzelf alleszins acceptabele cijfers.

De heer Bashir vroeg waarom de problemen voor de mensen met een verblijfstitel nog niet zijn opgelost. Ik kan mij herinneren dat hij hier rond de kerst ook vragen over heeft gesteld. Wij zijn onmiddellijk hiermee aan de slag gegaan. Voor de toekenning van een toeslag is het van belang dat burgers en hun gezinsleden hier rechtmatig verblijven. Zij moeten dus een geldige verblijfstitel hebben. De Belastingdienst krijgt hierover informatie van de GBA en moet die informatie ook gebruiken. De status in de GBA is afhankelijk van de melding van de IND. De Belastingdienst heeft contact gehad met de IND, ook op gevalsniveau. Ik ben erg blij dat de heer Bashir mij een lijst heeft aangeleverd van mensen die hier problemen mee hebben, inclusief hun burgerservicenummers. Wij kunnen nu van geval tot geval nagaan wat er aan de hand is.

Uit de contacten met de IND blijkt overigens dat in veel gevallen terecht geen toeslag wordt betaald, zoals de huurtoeslag voor gezinnen waarvan het kind geen verblijfstitel heeft. Dit kunnen kinderen zijn die in Nederland zijn geboren of hiernaartoe zijn gekomen. Ouders moeten bij de IND een aanvraag voor een verblijfsvergunning indienen. Daar moeten zij voor betalen, dus het kan zijn dat dit hun daarvan weerhoudt. Zolang zij dat niet doen, hebben zij geen recht op huurtoeslag. Bij meerderjarigen ligt het lastiger. Het is niet op voorhand aan te geven of zij recht hebben op een toeslag. Daarom wordt nu in overleg met de IND bekeken hoe daarmee wordt omgegaan.

De mensen van wie de toeslag onterecht is gestopt, krijgen deze in de maand februari uitbetaald. Ik dank de heer Bashir voor de concrete gegevens die hij heeft aangeleverd. Ik kan niet op individueel niveau terugkoppelen, maar ik kan op zeker moment wel percentages noemen van de gevallen waarin de toeslag terecht of onterecht is gestopt.

De heer Bashir (SP): Graag. Dank dat u dit zo voortvarend wilt oppakken.

Staatssecretaris Weekers: De heer Omtzigt is ingegaan op de kinderopvangtoeslag. Hij vroeg of een zzp’er een urenregistratie moet bijhouden. Dit is inherent aan de systematiek van het beleid inzake de kinderopvangtoeslag. De Belastingdienst voert het beleid alleen maar uit. Als de heer Omtzigt een discussie wil over de vraag of het niet op een andere manier kan, moet ik hem doorverwijzen naar collega Kamp, die gaat over de beleidsmatige kant van de kinderopvangtoeslag. Het urencriterium geldt voor iedereen. Wij kunnen in dat opzicht geen onderscheid tussen aanvragers maken.

De heer Omtzigt (CDA): Ik snap dat het onderscheid niet gemaakt kan worden, maar ik voorzie zeer interessante discussies aan het eind van het jaar. De Belastingdienst kan een betrokkene vragen om aan te tonen waar hij in februari gewerkt heeft. Daarbij geldt dan een halfvrije bewijssystematiek. Het is dus van belang dat zeer helder op de website staat op welke wijze men kan aantonen dat men gewerkt heeft en hoe die administratie er vervolgens uit moet zien. Anders krijgen wij hier volgend jaar een zeer naar debat.

Staatssecretaris Weekers: Volgens mijn informatie staat het vrij helder op de website. Ik zal daar nog een dubbelcheck op laten plaatsvinden. Ik nodig ook de heer Omtzigt uit om die website goed te bekijken. Als hij en/of platforms van zzp’ers concrete aanbevelingen hebben, dan wil ik die graag op hun merites beoordelen. Ik ben het met de heer Omtzigt eens dat het voor betrokkenen volstrekt helder moet zijn op welke wijze ze moeten aantonen dat zij recht hebben op de kinderopvangtoeslag. Dit kan om zeer grote bedragen gaan.

De heer Omtzigt wees erop dat veel ouders in de vakantieperiode hun gegevens dubbel hebben moeten opsturen omdat zij de eerste keer de deadline niet gehaald hebben. Ik neem aan dat hij doelt op de jaarlijks uitvraag die plaatsvindt voor het definitief toekennen van de kinderopvangtoeslag. Het moment waarop die uitvraag plaatsvindt, is afhankelijk van de levering van gegevens door kinderopvanginstellingen en de verwerking daarvan door de Belastingdienst. Bij het plannen van de mailing wordt uiteraard zo veel mogelijk rekening gehouden met vakantieperiodes, maar de Belastingdienst kan niet altijd voorkomen dat er toch brieven in die periode worden verzonden omdat anders het proces van het definitief toekennen van de toeslag wordt belemmerd. Er kan niet worden voorkomen dat er een rappel wordt gestuurd als de aanvragende ouders de gegevens laat hebben ingezonden. Als de kinderopvanginstellingen hun gegevens snel en adequaat hebben aangeleverd, zal het probleem klein zijn. Als de instellingen op het allerlaatste moment met hun gegevens komen die de Belastingdienst nog moet verwerken, dan wordt de termijn wel eens overschreden. De Belastingdienst houdt rekening met late inzenders door de rappelselectie niet direct na de reactietermijn uit te voeren, maar tussen het maken van de rappelselectie en het versturen van de brief zitten enkele weken vanwege de massaliteit van het proces. Ik snap wat de heer Omtzigt bedoelt. Het voelt ook niet prettig dat er enige tijd verstrijkt tussen het klaar zetten van de gegevens en het versturen van de brief, maar het gaat dan ook om gruwelijke hoge aantallen.

Waarom wordt de hoogte van de toeslag niet structureel aangepast naar aanleiding van de aangifte inkomstenbelasting? De Belastingdienst heeft dit samen met ambtenaren van BZK onderzocht. Op basis van afgeronde jaren is geanalyseerd wat het effect is als de lopende toeslag wordt gecorrigeerd voor een inkomen van de aangifte T-1. De conclusie is dat ook dit inkomen een slechte schatting is. De uitkomsten lieten zien dat vervolgens bij de definitieve toekenning ongeveer hetzelfde bedrag wordt teruggevorderd en nabetaald als bij andere burgers. Wij hebben nu het systeem waarin de burger zelf een schatting maakt. De hoofdregel is dat wij uitgaan van degene die de beste en meest actuele schatting kan maken. Als wij uitgaan van de gegevens over het afgelopen jaar, lopen wij het risico dat in veel gevallen de betere schatting van de burger wordt overschreven door de niet meer actuele gegevens van de Belastingdienst. Wij hebben dit onderzocht, maar wij hebben moeten constateren dat dit de facto niet tot verbetering leidt.

De heer Omtzigt (CDA): Ik hoop toch dat de staatssecretaris bereid is om toe te zeggen dat wanneer er geen schatting is gemaakt, de gegevens van de aangifte wel gebruikt kunnen worden. Niet elke burger maakt een schatting.

Bij het vorige punt ging het mij niet om het sturen van rappels, maar om mensen die hun gegevens een paar dagen te laat hadden verstrekt. Als zij dan de Belastingtelefoon belden, kregen zij te horen dat zij het hele pakket van tien pagina’s opnieuw moesten invullen en insturen. Daar zit de ergernis. Een extra rappelbrief is niet zo erg; dat kan gebeuren.

Staatssecretaris Weekers: U stelt uw vraag nu explicieter. Wij gaan de procedures van de Belastingtelefoon op dat punt aanpassen. Ik snap dat dit ergernis oplevert. Ik hoop dat dit volgend jaar niet meer voorkomt.

De heer Omtzigt (CDA): Zo nodig geef ik nog enkele concrete voorbeelden.

Staatssecretaris Weekers: Uw punt is helder en ik heb daarop een toezegging gedaan.

De heer Omtzigt vraagt in feite om een onderscheid aan te brengen tussen de mensen die wel zelf een schatting maken en degenen die dat niet doen. Ik laat onderzoeken of dit meerwaarde oplevert. Wellicht kunnen wij daarmee een pilot starten. Als wordt uitgegaan van de meest reële schatting, hoeft er uiteindelijk minder te worden nabetaald of teruggevorderd. Dat vermindert de problemen voor de betrokkenen en de risico’s voor de schatkist. Ik sta open voor alles wat technisch mogelijk is om het proces te verbeteren. Dit wordt bekeken. Ik kom daar in het kader van de volgende rapportage op terug.

De vraag van de heer Bashir of de terugbetalingen tot het verleden behoren, moet ik jammer genoeg met nee beantwoorden. Het nieuwe toeslagensysteem is gebaseerd op één inkomensbegrip, terwijl bij het oude systeem bij elke toeslag een ander inkomen kon worden opgegeven. Door deze stroomlijning zal het aantal terugvorderingen wel minder zijn. Zolang bij de toeslagen wordt uitgegaan van het geschatte actuele inkomen dat achteraf definitief wordt vastgesteld, zal er altijd sprake zijn van nabetalingen en terugvorderingen. De ervaring leert dat mensen over het algemeen hun inkomen te laag en hun kosten te hoog schatten om op korte termijn een hogere toeslag te kunnen ontvangen. Naar verwachtingen zullen wij altijd meer terugvorderingen moeten opleggen dan nabetalingen moeten doen.

Ik ga wel kijken of ik prikkels kan bedenken om ervoor te zorgen dat mensen dit systeem niet gebruiken als een soort bank van lening, maar getriggerd worden om de juiste gegevens te verstrekken. Wil je dit probleem echt tot het verleden laten behoren, dan moet je uitgaan van het reeds vastgestelde inkomen en dat is het inkomen van T-2. Als je op basis daarvan de huurtoeslag, de kinderopvangtoeslag, het kindgebonden budget en de zorgtoeslag vaststelt, kun je die meteen definitief toekennen. Dat is interessant omdat je daarmee de naheffingsproblematiek kwijtraakt. Mensen kunnen het geld houden dat zij hebben gekregen. Er zitten echter ook nadelen aan. Mensen die twee jaar gelden een lager inkomen hadden dan nu, krijgen dan een te hoge toeslag. Dat heeft budgettaire aspecten. Als mensen met een inkomensterugval te maken krijgen en afgerekend worden op het inkomen van twee jaar geleden, kunnen zij in financiële problemen terechtkomen. Elk systeem heeft dus zo zijn voor- en nadelen.

De heer Braakhuis vraagt of de brief over de kinderopvang veel te laat was. Hoewel, het was geen vraag, maar meer een stelling. In december heeft de minister van Sociale Zaken gezegd dat de brief er in januari zou zijn. Verder is hierover op internet bericht en zijn mensen er via de huis-aan-huisbladen op geattendeerd. Ik noem ook de webpagina van de Belastingdienst, waarop de informatie bekend is gemaakt, ook voor zzp’ers. Verder kunnen burgers nu nog een wijziging indienen, zodat terugvordering of nabetaling kan worden voorkomen. De rekenhulp op de website van de Belastingdienst biedt burgers bovendien de mogelijkheid om een en ander te controleren. Dat is het aardige van de website van het nieuwe toeslagensysteem, het NTS. Met de rekenhulp kunnen mensen precies bekijken wat een verandering in inkomen, gezinssamenstelling, gewerkte uren, zorgpremie of wat dan ook, betekent voor de toeslag. Mensen kunnen 24 uur per dag, zeven dagen per week, zien waarop zij recht hebben. Zij kunnen ook zien wat zij krijgen. Het is dus uitermate simpel gemaakt. Ik doe ook een appel op de eigen verantwoordelijkheid van mensen wanneer die gebruikmaken van rechten van de overheid. Mensen die het niet zelf kunnen, die hulp nodig hebben, kunnen naar de hulp- en informatiepunten.

Ik kom bij de taakstellingen voor de Belastingdienst. In de inbreng van de Kamer zijn hierover verschillende signalen afgegeven. De heer Omtzigt, die zich in eerdere overleggen ongerust toonde, is gerustgesteld nu hij wat meer inzicht heeft gekregen in de plannen over het bereiken van de taakstellingen. Ik hoor dat bij meerdere sprekers. Ik hoorde bij de heer Groot nog wat zorgen. Ik hoop die zorgen nu te kunnen wegnemen.

In de periode tot 2015 loopt de bezuiniging op de begroting van de Belastingdienst op naar 395 mln. per jaar. Overigens is dat een taakstelling die voor een deel nog voortvloeit uit de vorige kabinetsperiode. Ongeveer 130 mln. vloeit voort uit het regeerakkoord van het huidige kabinet. Ongeveer 265 mln. volg uit andere taakstellingen, de overblijvende problematiek van het vorige kabinet waarmee ik ben geconfronteerd. Ik zeg dit om zaken in perspectief te plaatsen. Het is dus niet dit kabinet dat uitgerekend de Belastingdienst aanpakt. Als de hele rijksoverheid moet inkrimpen, mag echter van elk departement en ook van de Belastingdienst wat worden gevraagd. In vergelijking met de taakstellingen voor de UWV, Agentschap NL of andere uitvoeringsorganisaties van de overheid, is de Belastingdienst niet gespaard. Dat kent echter zijn grenzen. Dit is een cruciale dienst en de belastingmoraal moet hoog zijn. Wij schieten niks op met «pennywise and poundfoolish», door op de Belastingdienst zodanig te bezuinigen dat de corebusiness, het collecteren van de belastingen, in gevaar komt.

Wij doen een en ander via twee sporen. Het eerste spoor is dat van de efficiency. De heer Koolmees vraagt wat hij daaronder moet verstaan. Het is een breed pakket aan maatregelen. Voorbeelden zijn een forse reductie van het aantal onbestelbare stukken en een Belastingdienstbrede doorlichting en stroomlijning van processen. Specifieke taken en belastingen zoals de dividendbelastingen worden in één regio geconcentreerd. Dan kan het ook met veel minder capaciteit worden afgehandeld. Uiteindelijk kan het sneller en beter. Het aardige is dat het aanzetten tot besparingen uitdaagt tot creativiteit. Daardoor kan het dat je er meer uithaalt ondanks dat je met minder toe moet. Met minder meer, spreekt mij altijd zeer aan. Het brengt de creativiteit los. Het gaat ook om besparingen met betrekking tot huisvesting, scherpere bedrijfsvoering en versobering van het voorzieningenniveau. Overigens moet ik zeggen dat binnen de rijksoverheid de Belastingdienst ver voor de troepen uitloopt als het gaat om de gemiddelde grootte van de werkplek. Ook bij het aantal kantoren, de inrichting et cetera, kan een aantal slagen worden gemaakt. Bij de IV-keten, de informatievoorziening, wordt al vanaf 2010 een kostenreductieprogramma uitgevoerd. Dit eerste spoor zorgt voor ongeveer twee derde van de besparingen.

Het tweede spoor is goed voor ongeveer een derde van de besparingen. Daarbij heb ik de hulp van de Kamer nodig. Door middel van wetswijzigingen moeten uitvoeringsprocessen gestroomlijnder verlopen. In de brief van afgelopen vrijdag aan de Kamer staat een pakket van 95 mln. De hoofdmoot daarvan is digitalisering, dus online werken in plaats van met de blauwe brieven. De processen die nu via de toeslagen lopen, moeten straks via de inkomstenbelasting lopen. Ook moet de Registratiewet aangepast worden, zodat de Belastingdienst niet meer elke kindertekening registreert. Dat moet op een andere manier gebeuren. Ook zijn wij druk aan de slag met de KNB, de notariële beroepsorganisatie, voor een aantal akten. Zaken die niet tot de corebusiness van de Belastingdienst horen, gaan wij afstoten. Via wetgeving zaken anders organiseren, dat is het tweede spoor.

Ik ben blij met de steun die de Kamer heeft uitgesproken. Ik zoom straks nog wat meer in op het digitaal communiceren. Niet te vergeten, in het Belastingsplan en de overige fiscale maagregelen die afgelopen november zijn goedgekeurd, staat een portie in het kader van spoor twee van 33 mln.

Bij uitvoering van dit pakket is het grootste deel van de taakstelling voor de Belastingdienst gerealiseerd. Ik zit er nog even mee hoe snel wij de digitalisering kunnen realiseren. Is dat daadwerkelijk mogelijk in 2015 of wordt het pas 2016? Ik moet nog bekijken wat wij precies halen en of er nog wat extra’s nodig is. Het gat waarmee ik zit in spoor twee bedraagt 15 mln. Het blijft voor mij en voor de Kamer dus een uitdaging om zaken te vinden die wij door middel van nieuwe wetgeving kunnen stroomlijnen.

De voorzitter: Ik wil de staatssecretaris op een andere uitdaging wijzen, namelijk de tijd. Hij is natuurlijk de Kamer een antwoord schuldig. De zeven woordvoerders hebben echter samen 34 minuten gesproken en de staatssecretaris nadert al een half uur. Normaal gesproken bedraagt het antwoord van de regering de helft van de tijd van alle fracties samen. Dat hoeft niet altijd precies zo te zijn. Wij hebben ook de tijd. Ik wil de staatssecretaris echter vragen om wat voortvarender en wellicht iets minder gedetailleerd te antwoorden.

Staatssecretaris Weekers: Goed, voorzitter.

Er is iets gezegd over cultuur, dienstauto’s en kerstbomen. Is de Belastingdienst geen megalomane organisatie? Integendeel, die is buitengewoon sober. Ik begrijp dat de Kamer overtuigd is en laat dan ook alle voorbeelden achterwege!

Het volgende onderwerp is het digitaal communiceren. Hoe wordt bij de overstap naar digitaal communiceren rekening gehouden met mensen die digitaal niet zo goed mee kunnen, de digibeten, mensen dus die zelf niet digitaal aangifte doen of digitale berichten willen ontvangen. Ik ben mij ervan bewust dat er mensen zijn die niet een-op-een mee kunnen. Het eindperspectief is overigens wel dat alles digitaal wordt. De vraag is wanneer je dat echt voor iedereen kunt bereiken. Dat moet worden uitgewerkt. Er zijn technische details gevraagd, zoals via welk e-mailadres gecommuniceerd moet worden en of de overheid van rijkswege e-mailadressen verstrekt. Dat is een punt van uitwerking. Ik heb de Kamer horen zeggen het proces te steunen. Dat betekent dat ik nu met wetgeving kan beginnen. Al dit soort vragen in de uitvoering worden dan geadresseerd. Deze discussie, over al deze buitengewoon belangrijke details, voeren wij op dat moment. De Kamer kan ervan overtuigd zijn dat wij altijd rekening houden met mensen die zelf geen computer hebben of die er niet mee overweg kunnen. Nu helpen wij in het kader van de hulp bij aangifte, de HUBA, ook mensen die het zelf niet kunnen. De ouderenbonden en de vakbonden helpen mensen. Wij zullen ervoor zorgen dat er in elk geval een systeem is zodat iedereen in het land in de nieuwe werkwijze op een of andere manier de dienstverlening krijgt die hem of haar past. Ik hoop hiermee bij voorbaat wat zorgen weg te hebben genomen. Over de exacte invulling kom ik graag later te spreken.

Er zijn vragen gesteld over verticaal en horizontaal toezicht. Wij kennen een breed palet aan toezicht. Als bij iemand de gedachte bestaat dat alles overgaat naar horizontaal toezicht, moet ik zeggen dat dit jammer genoeg nooit helemaal het geval zal zijn. Niet elke belastingplichtige kan in het kader van horizontaal toezicht opgenomen worden. Ik ben voor een «high trust»-organisatie, waarbij de overheid uitgaat van vertrouwen. Degene die het vertrouwen beschaamt, moet vervolgens ook hard worden gepakt en afgerekend worden. Dat betekent dat altijd verticaal toezicht nodig is. Horizontaal en verticaal toezicht zijn twee zijden van dezelfde medaille.

Bij de Belastingdienst en in de samenleving moeten wij een omslag maken van alleen maar verticaal toezicht en boekonderzoek naar toezicht dat meer in de actualiteit werkt en zich richt op de vraag of een onderneming fiscaal «in control» is. Niet iedereen is daarmee opgegroeid en opgeleid, ook niet binnen de Belastingdienst. Ik vind het dus niet meer dan logisch dat er kritische geluiden over te horen zijn. Wij moeten een objectief beeld krijgen van hoe het functioneert, wat de zorgpunten zijn en waar het verbeterd kan worden. Daarvoor is een commissie in het leven geroepen onder leiding van emeritus professor Leo Stevens, die zeer voortvarend aan de slag is gegaan. Ergens in de loop van het voorjaar zal die rapporteren. Ik op mijn beurt zal de Kamer daarover weer rapporteren. Ik wil gewoon een waardheidsgetrouw beeld hebben, en dus geen geflatteerd beeld, van hoe het loopt. Of het loopt goed, en wij gaan ermee verder, of er zijn mankementen, en dan moeten wij zien hoe die te ondervangen. Het is een moderne manier van werken. Dus niet overal, als een kip zonder kop, verticaal toezicht toepassen, maar proberen om vooraf het kaf van het koren te scheiden. Degenen die zich niet aan het horizontaal toezicht committeren, kunnen op basis van risicoselectie verticaal toezicht verwachten.

De heer Groot (PvdA): Een aanvullend vraagje. Als mocht blijken dat zich mankementen voordoen, kan het betekenen dat de Belastingdienst alsnog meer geld moet uitgeven aan verticaal toezicht. Gaat dat ook gebeuren? Wij zitten immers keihard vast aan de bezuinigingsdoelstellingen.

Staatssecretaris Weekers: Wat mij betreft is horizontaal toezicht geen bezuinigingsdoelstelling. Horizontaal toezicht is een buitengewoon goede en de meest efficiënte manier van toezicht, ook in het kader van een «high trust»-benadering. Het maakt ook school. Een paar maanden geleden heeft er een conferentie plaatsgevonden op het ministerie van Financiën met alle directeur-generaals van de landen van de Europese Unie. Ik heb hen nog mogen toespreken. In alle landen van Europa vindt men het een buitengewoon aantrekkelijk concept. In het Verre Oosten, in Zuid-Korea, is het al overgenomen.

Nogmaals, verticaal toezicht zal moeten blijven bestaan. Als de heer Groot zegt dat straks kan blijken dat het dreigt door te schieten, ben ik daarvoor gevoelig. Voor mij staat echter voorop dat de belastingmoraal hoog moet zijn. Mensen moeten niet op hun blauwe ogen vertrouwd worden. Er moeten goede checks zijn dat ondernemingen fiscaal in control zijn, wil men voor horizontaal toezicht in aanmerking komen.

De heer Braakhuis (GroenLinks): Bij het verschil tussen belastingontwijking en belastingfraude speelt de moraal en niet zozeer de wet een grote rol. Ik vraag de staatssecretaris het volgende over belastingontwijking. Ik begrijp dat verticaal toezicht op belastingontduiking blijft bestaan. De moraal van belastingontwijking kennen wij ook in Nederland. Die maakt ook school. In hoeverre zit het horizontaal toezicht echter het toezicht op ontwijking in de weg?

Staatssecretaris Weekers: Ik bestrijd het beeld dat belasting ontwijken school zou maken. Sterker nog, het is mijn beeld dat het bedrijfsleven en zijn adviseurs in mindere mate aan fiscaal trapezewerk doen. Men wil weten waaraan men toe is. Wij kunnen de discussie van vorige week opnieuw doen, die over mismatches tussen belastingsystemen en verdragen. Dat in het ene land iets als eigen vermogen wordt gezien en in een ander land als vreemd vermogen, waarover de heer Braakhuis een vraag heeft gesteld, is een kwestie waarop ik vorige week al omstandig in ben gegaan. Ik heb een onderzoek ingesteld als het gaat om «substance». Ik wil de discussie van vorige week niet met die van vandaag verwarren.

De heer Van Vliet (PVV): Komt de staatssecretaris nog terug op mijn specifieke vraag over de VHMF? Ik bedoel de kritische opmerkingen van de VHMF en de AVB.

Staatssecretaris Weekers: De invordering vormt zeker een aandachtspunt. De Belastingdienst is bezig om de invordering waar nodig verder te verbeteren. Vrij recent heeft een conferentie plaatsgevonden met de invorderaars. Wij zijn bezig om de processen te verbeteren. Bij invordering moeten wij niet alles wat klein is bij voorbaat afschrijven. Bekeken moet worden waar het goed teruggehaald kan worden. Wij zijn bezig met verbetering van de processen. Wij werken aan een slimme mix van instrumenten. Ik kan mij zo voorstellen dat ik hier in de volgende halfjaarrapportage wat uitgebreider op inga. Het thema interesseert mij, net als een deel van de Kamer, ook buitengewoon. Ik zal daarover rapporteren. Ik hoop dat dit goed is voor het moment.

De heer Van Vliet (PVV): Ik noteer het.

Staatssecretaris Weekers: Als het gaat om het bedenken van allerlei constructies die niet door de beugel kunnen, mag men ervan verzekerd zijn dat de FIOD er bovenop zit en dat mensen in hun nekvel worden gegrepen.

De voorzitter: Ik neem aan dat de staatssecretaris aan het afronden is?

Staatssecretaris Weekers: Er liggen nog een paar losse punten.

Er is gevraagd naar de steunstichtingen. Wij zijn druk bezig met overleg hierover. Volgende week ontmoeten wij elkaar over de Fiscale agenda. Ik zal dan de Kamer aangeven wat mijn tijdpad is bij de steunstichtingen. Daarover bestaat nog wat onduidelijkheid. Er wordt hard gewerkt. Er vinden gesprekken plaats over wanneer duidelijkheid gegeven kan worden. Het beeld dat ik nu heb, is dat met name de sportkoepels de steunstichting een geweldige oplossing vinden. Nu wordt er heel veel in de sport ANBI-gefaciliteerd. Als er maar 7 mln. beschikbaar is, kun je daar echter niet zo gek veel mee. Ik heb mij voorgenomen mijzelf met de organisaties te verstaan. Die moeten scherpe keuzes maken bij beperkte budgettaire mogelijkheden. Het is mijn ambitie om snel tot duidelijkheid te komen. Het is immers niet prettig om deze discussie voort te laten duren.

Er is gevraagd naar Stichting De Periodieke Gift in het licht van de periodieke giftenaftrek. Ik ken die casus niet. Als mij die aangereikt wordt, reageer ik daarop. Ik kan niet overzien of het een constructie is die moet worden bestreden of dat het altijd al in de wet stond. Het staat mij niet bij dat dit in het kader van de Geefwet is veranderd. Het kan zijn dat het altijd al niet mogelijk was en dat men door de mazen van de wet is geglipt.

De voorzitter: Ik hoor een uitnodiging om de casus aan te leveren.

De heer Koolmees (D66): Ik zal de casus aan de staatssecretaris sturen.

Staatssecretaris Weekers: De heer Braakhuis en mevrouw Neppérus vragen naar de informatie-uitwisseling. Dit thema houdt de Kamer terecht bezig. Van de 43 TIEA’s zijn er 30 ondertekend. Op dit moment zijn er 21 in werking getreden. Er zijn nog acht TIEA’s in onderhandeling. In vijf gevallen is sprake van een wijzigingsprotocol bij bestaande verdragen. Het merendeel van de TIEA’s is pas van toepassing vanaf belastingjaar 2011. De aangiften over dat jaar kunnen pas in de loop van 2012 behandeld worden. Ik heb een team ingesteld bij de Belastingdienst dat zich met name gaat bezighouden met het maximaal profiteren van de informatie-uitwisselingsverdragen. De Kamer moet zich daarbij realiseren dat het in de meeste verdragen, en in elke geval in alle TIEA’s, gaat om uitwisseling op verzoek. Je moet een behoorlijk sterke case hebben, met namen en rugnummers, om überhaupt informatie te kunnen vragen. Fishing expeditions zijn immers niet toegestaan.

In de belastingverdragen die wij onderhandelen en heronderhandelen op dit moment, zetten wij in op automatische informatie-uitwisseling.

De heer Braakhuis (GroenLinks): Betekent dit concreet dat er mogelijk maar acht keer sprake is van automatische informatie-uitwisseling en dat het niet meer aan de orde komt bij de 21 bestaande verdragen? Het streven moet toch zijn dat bij landen die wij kenmerken als een soort belastingparadijs, zoals de Seychellen, automatische uitwisseling plaatsvindt?

Staatssecretaris Weekers: Nee, dat is niet het geval. Ik heb gezegd dat bij TIEA’s geen sprake is van automatische informatie-uitwisseling. Met het belastingverdrag met Zwitserland, dat in november vorig jaar in werking is getreden, is een sprong voorwaarts gemaakt. Er is ook daar echter nog steeds geen sprake van automatische informatie-uitwisseling. Als wij wat aan de Zwitsers willen vragen, moeten wij echt namen en rugnummers hebben. Anders krijgen wij de informatie niet. Ik kan op mijn kop gaan staan, maar de landen geven deze informatie niet prijs. Er zijn ook landen die nu bij ons aankloppen en een belastingverdrag willen afsluiten. Er speelt een discussie met bijvoorbeeld het Isle of Man. In nieuwe gevallen zeg ik veel meer te willen dan de praktijk was in het verleden. Uiteindelijk heb ik bij een belastingverdrag alle belangen te wegen van Nederland, ook de economische belangen, om tot overeenstemming te komen.

Mevrouw Neppérus (VVD): Wij herhalen gedeeltelijk de discussie van vorige week. Ik heb toen, net als anderen, gezegd dat voor mij het vermijden van dubbele belastingen essentieel is, net als het voorkomen van misbruik en het verzwijgen van inkomsten. Het is een twee-eenheid. Ik proef nu dat het alleen kan in bepaalde verdragen met zes of acht landen. Mijn punt is dat het spontaan moet gebeuren, ook in de richting van een ander land, als het lijkt dat echt sprake is van misbruik en verzwijging van inkomsten. Dat is essentieel, los van het opzetten van een heel systeem, ook voor toekomstige verdragen.

Staatssecretaris Weekers: Ik kom op een nader moment terug over het punt in hoeveel gevallen het automatisch plaatsvindt. Met een aantal landen, en trouwens ook in de Europese Unie, zijn afspraken gemaakt. Wij hebben bijvoorbeeld goede contacten met Duitsland en Frankrijk, ook in relatie met cd-roms die zij aan ons hebben gegeven. Ook als Nederland erachter komt dat de buitenlandse fiscus wordt getild, zullen wij de collega’s in het andere land actief opzoeken. Omgekeerd gebeurt dat ook door een aantal landen, maar lang niet door alle. Ik wil het beeld wegnemen dat er niks zou gebeuren. Wij moeten echter niet alle heil verwachten van de TIEA’s, zo zeg ik in een poging om aan verwachtingenmanagement te doen.

Mevrouw Neppérus vraagt over het kantoor Heerlen. Zij zegt er nogal wat klachten over te horen, met name over de buitengewoon uitgebreide formulieren. Kan het niet wat simpeler? Waarom gebeurt het niet digitaal? Ik heb kantoor Heerlen zelf bezocht. Als de Kamercommissie het kantoor graag wil bezoeken om ter plaatse polshoogte te nemen, is het van harte uitgenodigd. Wij zijn op dit moment bezig om de formulieren aan te passen, die ook ons een doorn in het oog zijn. Zeker in buitenlandse situaties zouden zaken toch vooral digitaal en online gedaan moeten kunnen worden. Daar wordt op dit moment dan ook hard aan gewerkt. Een buitenlandkantoor heeft echter met heel veel buitenland te maken, met heel veel verschillende situaties en complexe systemen. Dat blijft moeilijk. Mensen die in het buitenland wonen, zijn ook niet allemaal even gemakkelijk op te sporen. Het is dan ook altijd lastiger dan in een binnenlandsituatie. Ik stel mij voor, in de volgende halfjaarsituatie, vlak voor de zomer, een stand van zaken te geven van het digitaliseringsproces.

Mevrouw Neppérus zegt dat de Belastingdienst meer in de actualiteit werkt, maar vraagt naar de rechtsvragen. Moeten mensen wachten tot een zaak is doorgeprocedeerd bij de Hoge Raad? Daar spelen nu nog zaken uit 2004 en 2005. Dat leidt tot een langdurige rechtsonzekerheid, wat voor ondernemers en burgers niet prettig is.

Mevrouw Neppérus vraagt ook of voordat een aanslag is opgelegd een zaak al aan de rechter kan worden voorgelegd. Dan moet je het wel eens zijn over de feiten. Dat staat natuurlijk voorop. Er kan een geschil bestaan over een bepaalde rechtsvraag bij vaststaande feiten. Dan kan ik mij voorstellen dat die rechtsvraag moet worden beantwoord. Dan ga je niet eerst naar de gewone rechter en vervolgens pas naar Hof en Hoge Raad. Er kan overigens al gebruik worden gemaakt van sprongcassatie. Als dat zinvol is, werkt de Belastingdienst daar ook aan mee. Het punt is mij helder. Ik ben graag bereid, toe te zeggen om wat modaliteiten te bekijken om ook in de beantwoording van rechtsvragen een inhaalslag qua tijd te maken. Ik kan dat niet alleen, maar moet dat samen doen met de collega’s van Veiligheid en Justitie en met de rechtspraak. Ik kom daarop terug.

Mevrouw Neppérus heeft ook nog vragen gesteld over de bankeninfo. Wat loopt wel en wat loopt niet? Bij de vooringevulde aangifte komen dit jaar de lijfrentes erbij. De spaarrentes komen er volgend jaar bij. De bankrekeningnummers stonden ook al gepland voor volgend jaar. Wat dit jaar zou komen, zijn de hypotheken. Wij willen echter eerst zeker weten of het echt goed functioneert. Dat loopt nu in het laatste stadium. Ik wil hier immers geen risico’s lopen. In de loop van de komende weken wordt duidelijk of wij die informatie op de vooringevulde aangifte kunnen zetten. De vooringevulde aangifte kan vanaf 1 maart gedownload worden. Als het dan functioneert, moet ik ook de overtuiging hebben dat het goed functioneert. Anders kunnen in het kader van degelijkheid en voorzichtigheid wij beter even wachten.

Mijnheer Braakhuis vraagt naar de relatie tussen geheimhoudingsplicht en recht op informatie van de Kamer. Hierover is contact gelegd met het ministerie van BZK. Er wordt gewerkt aan een notitie, die nog dit voorjaar naar de Kamer komt.

Ook is mij een uitspraak over de btw-harmonisatie gevraagd. De Commissie heeft eind december een mededeling gedaan over de toekomst van de btw. Het motto daarbij is hetzelfde als mijn motto: het moet meer solide, eenvoudiger en fraudebestendig. Daar hoort bij dat ook de uitvoeringspraktijk meer eenduidig wordt en er minder uiteenlopende regelingen in de lidstaten zijn. Punt is wel dat met de introductie van de btw als Europese belasting – het is een volledig Europees gereguleerde belasting – er bij toetreding van landen tal van derogaties zijn overeengekomen. Landen willen die bestaande praktijken niet graag kwijt. Ik heb de hoop om aan de hand van de mededeling van de Commissie een goede discussie te voeren. Landen komen immers op voor belangen. Uitzonderingssituaties zijn vaak prettig. Dat zien wij ook in de btw-discussie in Nederland.

De heer Groot heeft mij een casus uit Oost-Brabant voorgelegd. Ik zal daarnaar laten kijken. Ook andere sprekers hebben iets gezegd over de vrijwilligers. Ik heb de motie van de Kamer afgelopen zomer uitgevoerd. In mijn brief staat exact wat wel en niet is toegestaan. Zo zal in de uitvoeringspraktijk ook gehandeld moeten worden. Ik kan niet beoordelen of mensen er in individuele situaties aan voldoen. Ik kan natuurlijk zelf nooit over individuele gevallen spreken. Ik kan er, als ik de casus ontvang, wel naar laten kijken. Gelijke gevallen moeten immers gelijk worden behandeld. Ik laat het terugkoppelen.

De heer Koolmees vraagt naar de Nationale ombudsman. Die doet vaker aanbevelingen over de Belastingdienst. Wij hebben goed contact met de Ombudsman. Ik ben zelf nog niet zo heel lang geleden bij hem op bezoek geweest. De dg gaat er regelmatig op bezoek. De mensen in de uitvoering hebben ook goed contact. De lijnen zijn kort. Uitgangspunt voor zowel de Ombudsman als de Belastingdienst is dat klachten beter voorkomen kunnen worden dan achteraf opgelost. Afgesproken is dat Belastingdienst en Nationale ombudsman samen een aantal thema’s aanpakken voor verdere verbetering van dienstverlening. Daarmee voorkomen wij echter niet dat mensen naar de Ombudsman lopen als zij bij de Belastingdienst bot vangen. Ik krijg vaak stukken van de commissie voor de Verzoekschriften. Ik bekijk al die dossiers persoonlijk. Wat is er aan de hand? Ik zie wel eens dingen waarvan ik denk: dat had anders gemoeten. In die gevallen worden er passende oplossingen gevonden.

De heer Omtzigt (CDA): Kunt u bij de volgende halfjaarsrapportage een kleine passage opnemen over wat er veranderd is naar aanleiding van de rapportage van de Ombudsman? De mensen die bij de Ombudsman komen, zijn immers vaak de mensen die alle stadia doorlopen hebben.

Staatssecretaris Weekers: Het is inderdaad zo dat mensen zich tot de Ombudsman wenden als zij alle stadia hebben doorlopen. Zij wenden zich tot de commissie voor de Verzoekschriften en tot de Koningin. Uiteindelijk krijg ik alle dossiers persoonlijk onder ogen. Ik krijg zo een beeld van wat er soms misgaat. Ik krijg ook een beeld van wat mensen als oneerlijk beschouwen, maar wat soms gewoon uit wet- en regelgeving voortvloeit.

De voorzitter: De vraag is of u bij de volgende halfjaarrapportage hier een kort stukje aan kan wijden.

Staatssecretaris Weekers: Ik zeg dat graag toe.

Er zijn door de heer Van Vliet vragen gesteld over de telefonische bereikbaarheid. Hij en anderen hebben daar een jaar geleden een belangrijk punt van gemaakt. Bij de bereikbaarheid is in de sector van callcenters een norm van 80% niet ongebruikelijk. Het gaat er om een goed evenwicht te vinden tussen bereikbaarheid en doelmatigheid. Er zijn bepaalde pieken die wij zien aankomen, bijvoorbeeld die rondom de aangifte, het automatisch continueren van de toeslagen, de introductie van een nieuw systeem of als wetswijzigingen worden doorgevoerd die ertoe leiden dat mensen iets anders overgemaakt krijgen dan zij gewend zijn. In dat soort gevallen wordt opgeschaald, zoals bijvoorbeeld in het kader van het NTS. Er is zelfs een extern callcenter ingericht en achter de hand gehouden. Daarop zijn wij dus voorbereid. Je kunt echter niet op alles voorbereid zijn. Ik pas er ook voor om mensen bij de telefoon te zetten die de hele dag niks te doen hebben. Er werken ongeveer 1 100 medewerkers bij de Belastingtelefoon. Het zou mij een lief ding waard zijn, als wij verdere besparingen moeten realiseren, om die juist hier te realiseren in plaats van bijvoorbeeld bij de handhaving. Ik denk dat het ook kan. Als iedereen gewend is aan het nieuwe NTS, waarbij mensen hun status online 24 uur per dag, zeven dagen per week, kunnen bekijken, bellen mensen niet meer naar de Belastingtelefoon. Het gros van de telefoontjes naar de Belastingtelefoon gaat immers over de status.

De voorzitter: Ik kijk even naar de leden of een tweede termijn nodig is. Ik stel een tweede termijn voor met een spreektijd van een minuutje per fractie.

Mevrouw Neppérus (VVD): Voorzitter. Ik ben blij met de toezegging dat de staatssecretaris met een nader voorstel komt over Heerlen, de eenheid buitenland. Ik ben ook blij met zijn positieve houding over snellere duidelijkheid over rechtsvragen.

Ik sluit mij aan bij het eerdergemaakte punt van de heer Van Vliet over de invordering. De staatssecretaris gaat daarnaar kijken. Ik vraag wel hoe het zit met de geautomatiseerde systemen. Hoe gaat het daarmee? Zijn die voldoende bij?

De heer Van Vliet (PVV): Voorzitter. Ik heb een vraag gesteld over de afhandelingstermijnen bij bezwaarschriften. Die wordt nog steeds te vaak overschreden. Mijn vraag is of, als de termijn door de Belastingdienst wordt overschreden en de belastingplichtige langer moet wachten op de uitspraak op bezwaar, dit in alle gevallen betekent dat de opschortende werking van betaling van belastingschuld gehandhaafd blijft. Er mogen tussentijds geen dwangbevelen of dat soort zaken op de deurmat vallen. Een belastingplichtige moet er zeker van zijn dat de opschortende werking van de betaling van de belastingschuld gehandhaafd blijft.

De heer Braakhuis (GroenLinks): Voorzitter. In mijn eerste termijn heb ik gezegd dat het een rapportbespreking was. Ik heb daarbij vooral ingezoomd op de vijfjes en de zesjes. Het past echter om, in aansluiting bij de heren Koolmees en Omtzigt, ook de achten en de zevens te vermelden. Ik complimenteer uiteraard de Belastingdienst in grote lijnen met het rapport.

De staatssecretaris en ik blijven van mening verschillen over de belastingmoraal van multinationals. Daarover kruisen wij ongetwijfeld nog eens de degens.

De heer Groot (PvdA): Voorzitter. Dank voor de antwoorden, al er zijn twee vragen blijven liggen. Mensen die fiscaal partner zijn en in echtscheiding liggen, weten hun privacy onbeschermd omdat zij hun gegevens moeten uitwisselen. Ik heb ook gevraagd naar de vereniging van eigenaren en het box 3-vermogen. Ik kan mij voorstellen dat de staatssecretaris die schriftelijk beantwoordt als de vragen niet direct van een antwoord kunnen worden voorzien.

De heer Omtzigt (CDA): Voorzitter. Dank voor de antwoorden. Ik heb een aantal toezeggingen gehoord, zoals die over een exposé over de veiligheid van e-mails en de registratie. Ik ben blij dat de staatssecretaris de ouderenbonden en vakbonden als positief beoordeelt. Ik neem aan dat dit betekent dat die een mate van ondersteuning door de Belastingdienst blijven houden. Zij nemen immers veel werk uit handen van de Belastingdienst omdat zij mensen individueel bijstaan. Ik wil graag de toezegging hebben dat de antwoorden op de vragen naar zwartspaarders en wat er gebeurt na de rechterlijke uitspraak er snel zijn. Omdat er vanmorgen al door het departement in de media gereageerd is, neem ik aan dat dit ook snel mogelijk is aan het adres van de Kamer. Ik wil ook graag de toezegging dat de productietabellen gehandhaafd worden in het jaarverslag.

Ik reik de staatssecretaris een setje aan van voorbeelden van vrijwilligers die bij dezelfde organisaties werken. De ene vrijwilliger krijgt de vergoeding wel, de ander niet, terwijl zij hetzelfde werk doen maar toevallig in een ander belastingrayon wonen.

Ik wil best een werkbezoek brengen aan de kantoren in Almelo en Enschede. Het liefst pas over tien jaar, dan weten wij zeker dat zij er nog staan!

De heer Koolmees (D66): Voorzitter. Een punt van mij was blijven liggen, namelijk de vrijwilligers. De heer Omtzigt heeft de voorbeelden al overgedragen.

Dank voor de antwoorden van de staatssecretaris.

De heer Bashir (SP): Voorzitter. Dank voor de beantwoording. Er is een vraag van mij blijven liggen, die over de externen. Ik vroeg hoeveel in 2011 in totaal bespaard is op de externen. De staatssecretaris zegt dat de uitgaven 0,7 mln. per maand minder zijn. Ik stel ook de vraag of de staatssecretaris inzet om de trend vast te houden.

De voorzitter: De Kamerleden waren heel vlot. Dat is de staatssecretaris denk ik ook.

Staatssecretaris Weekers: Voorzitter. Ik kan dat bevestigen!

Ik bevestig het cijfer van de heer Bashir van wat er minder is uitgegeven aan externen. Dat is 8,4 mln. Ik ga even van rechts naar links. Ik begin bij de SP, voor mij rechts aan tafel.

De heer Bashir (SP): Het is ook maar net hoe je het bekijkt. Het schept natuurlijk wel mogelijkheden voor de toekomst!

Staatssecretaris Weekers: Ik heb afgelopen dinsdag de stemmingen in de Kamer gevolgd!

De heer Bashir (SP): Ik heb ook gevraagd of de staatssecretaris bereid is om de trend voort te zetten en nog minder externen te gebruiken.

Staatssecretaris Weekers: Natuurlijk. Ik heb immers een taakstelling. Ik werk dus het liefste met mensen in vaste dienst van de Belastingdienst. Waar wij verantwoord externen kunnen schrappen, doen wij dat ook.

De heer Omtzigt stipt de zaak van de vrijwilligers aan. Die zaak is voorgelegd en wij zullen ernaar kijken. Het kan niet zo zijn dat in verschillende regio’s verschillend wordt omgegaan met identieke gevallen. Dat heb ik vorig jaar al gezegd. Het moet dan echter wel gaan om identieke gevallen. Het kan zijn dat het in de beleving van mensen hetzelfde geval is, maar dat uit de feiten en omstandigheden blijkt dat het toch geen gelijke gevallen zijn. Ik kom hierop terug. Ik houd mij altijd aanbevolen voor concrete signalen. Daarmee kan ik echt testen of de uitspraken die ik doe in de praktijk ook exact zo worden uitgevoerd. Het is echter een grote dienst.

De heer Omtzigt vraagt naar de kwestie van identiteit van de tipgever, waar de geheimhoudingskamer een uitspraak over heeft gedaan. Bij de regeling van werkzaamheden heeft de heer Omtzigt al gevraagd om hierop binnen een week te antwoorden. De heer Omtzigt krijgt dan ook schriftelijk een uitvoerige reactie. Ik kan hier wel zeggen dat het mij een lief ding waard is dat de identiteit van tipgevers geheim kan worden gehouden. Dat leidt er namelijk toe dat wij met name mensen in bedrijven die sjoemelen en die zwart geld niet opgeven in de kraag kunnen vatten en er de FIOD op kunnen zetten. Wanneer wij het risico lopen dat wij alles openbaar moeten maken en dit soort tips niet meer krijgen, zou dat zeer frustrerend zijn. Wij kunnen dan veel minder achter zwart geld aanzitten. Ik kom daar schriftelijk uitvoerig op terug.

De heer Groot heeft nog recht op twee antwoorden. De discussie over fiscaal partnerschap is gehouden bij de behandeling in 2009 van het Belastingplan en de Fiscale vereenvoudigingswet 2010. Dat was in de vorige Kamerperiode met mijn ambtsvoorganger. Toen is dit soort zaken aan de orde gekomen. De wetgever heeft er uiteindelijk uitdrukkelijk voor gekozen om te werken met een objectief en niet met een subjectief partnerbegrip. Er zijn mensen die al jarenlang gescheiden leven, maar nooit een verzoek tot echtscheiding of scheiding van tafel en bed hebben ingediend. Als die willen dat de formele situatie bij de Belastingdienst wordt veranderd in de situatie van gescheiden, of gescheiden van tafel en bed, zullen zij echt een dergelijk verzoek moeten indienen. Dat lijkt mij, eerlijk gezegd, ook vrij normaal. Blijft de vraag over van die over mensen die officieel getrouwd zijn, maar lopende een jaar uit elkaar gaan. Daarvoor geldt dat die vanaf het moment van indiening van het echtscheidingsverzoek niet meer worden gezien als fiscaal partner voor dat jaar. De geschetste problematiek is ook veel kleiner dan wordt gesuggereerd of gedacht. Als ik nu allerlei uitzonderingen moet creëren die voor de Belastingdienst niet verifieerbaar zijn, wordt het lastig in de toekomst. Er moet andermaal aandacht aan worden geschonken, ook bij echtscheidingsadvocaten en -bemiddelaars, dat er fiscale componenten aan vast zitten. Er moeten officiële daden worden verricht, zoals het in gang zetten van een procedure. Dat is vervolgens ook voldoende.

Over het stallen van eigen geld bij de vereniging van eigenaren om de box 3-heffing te ontgaan het volgende. Middelen beheerd door de vereniging van eigenaren, bijvoorbeeld geld dat wordt gespaard voor toekomstig groot onderhoud, behoren volgens de wet tot het box 3-vermogen van de eigenaren. Dat is een afgesproken bijdrage van alle leden en moet gewoon aangegeven worden. Naar mijn waarneming geven verenigingen van eigenaren dat ook door aan de leden. Als mensen geld stallen bij de vereniging van eigenaren, zijn er blijkbaar leden van de vereniging die veel meer geld betalen dan wordt gevraagd en die dat lekker niet opgeven en het zo buiten het zicht van de fiscus houden. Ik kan niet beoordelen of het voorkomt, laat staan op welke schaal. Het lijkt mij niet logisch dat mensen geld niet in eigen beheer houden. Ik ben het liefst heer en meester over mijn eigen centen en stal het liever niet bij een vereniging, zeker niet als ik weet dat het geld opgegeven moet worden. Ik ben dan in overtreding en kan daarvoor gepakt worden. Ik weet niet of het probleem echt manifest is. De Belastingdienst krijgt die signalen niet. Ik zie vooralsnog geen reden om de vereniging van eigenaren te verplichten om deze zaak te «renseigneren». Dat leidt ook weer tot extra administratieve lasten. Dit kabinet heeft zich voorgenomen om de administratieve lastendruk fors te verminderen. Daarbij past het niet om die lasten weer te verhogen. Dat geldt zowel voor bedrijven als voor burgers. Ik wil het pas overwegen als ik signalen heb dat dit problematische vormen aanneemt.

De heer Van Vliet stelt dat de termijnen voor bezwaarschriften niet in alle gevallen worden behaald en vraagt wat dit betekent voor de invordering. Heeft het opschortende werking? Ja, zeker. Het kan niet zo zijn dat als de zaak niet vaststaat toch tot invordering wordt overgegaan. Ik zeg daarbij dat het afhandelen van bezwaarschriften sterk is verbeterd. De cijfers tot en met oktober 2010 laten zien dat het aantal afgehandelde bezwaarschriften staat op 83%. Tot en met oktober 2011 staat het percentage op 94. De interne cijfers van de laatste maanden geven mij bovendien de verwachting dat de volgende halfjaarsrapportage een nog beter beeld laat zien.

De heer Omtzigt heeft in eerste termijn gevraagd om alle productietabellen te blijven verschaffen. De heer Koolmees zegt dat dit voor hem niet hoeft. Als een meerderheid van de Kamer zegt deze informatie per se elk halfjaar te willen hebben, voldoe ik natuurlijk aan die wens. Ik vraag de Kamer echter ook begrip voor het volgende. Eens per jaar komt een beheersverslag over de Belastingdienst uit. Daar staat dit allemaal in. De Kamer kan dus de vinger aan de pols houden. Een paar jaar geleden is overgegaan tot het verstrekken van de halfjaarsgegevens omdat er toen heel grote problemen waren bij de Belastingdienst. Als het nodig is, moet alles op tafel komen. Ook in de toekomst moet alles periodiek op tafel komen. Ik vind echter dat de Kamer bij het uitvragen van informatie aan een dienst kan afschalen in frequentie. Ook dat past bij een kleinere overheid.

De heer Omtzigt (CDA): Ik handhaaf mijn verzoek. Ik neem aan dat deze gegevens bij de Belastingdienst wekelijks of maandelijks gemonitord worden. Ik vind het prettig als die ook gewoon aan de Kamer meegedeeld wordt.

Mevrouw Neppérus (VVD): Hoeveel menskracht kost het om de gegevens twee keer per jaar aan de Kamer te geven? Dat lijkt mij nuttige informatie.

Staatssecretaris Weekers: Ik weet niet hoeveel menskracht het kost. Ik hecht eraan om de Kamer goed en volledig te informeren. De vraag is welke toegevoegde waarde het heeft om elk half jaar dikke pakketten papier te versturen. De gegevens moeten bijgehouden worden. Ik krijg ze ook. De vraag voor de Kamer is hoe dicht het op elk detail wil zitten. Als er zaken uit het lood hangen of niet goed lopen, kan ik mij voorstellen dat de Kamer er veel dichter op wil zitten. Tegen die achtergrond zeg ik dat wij het wat mij betreft achterwege kunnen laten. Als de Kamer er in meerderheid op staat om het elk half jaar te ontvangen, krijgt de Kamer het ook. De Kamer kan zich ook de vraag stellen of het wel nodig is.

De heer Van Vliet (PVV): De stortkokers in Parlis staan altijd vol open. Voor mij is één keer per jaar voldoende.

Staatssecretaris Weekers: Dan kom ik bij de VVD. De PVV heeft geen nadere vragen.

Het punt van Heerlen is voldoende uitgediscussieerd.

Mevrouw Neppérus vraagt wel hoe het zit met de geautomatiseerde systemen. Wij hebben afgelopen jaar een vervolgonderzoek laten doen door McKinsey, dat een paar jaar geleden is ingehuurd toen er grote problemen waren. Vorig haar hebben wij McKinsey terug laten komen om de thermometer opnieuw in het badwater te steken. De conclusie is dat de zaak redelijk goed op orde is. Er wordt buitengewoon goede voortgang gemaakt. De aanbevelingen van McKinsey naar aanleiding van het eerste onderzoek worden voortvarend geïmplementeerd. Dat betekent dat waar in het verleden giga-, mega-automatiseringsprojecten werden opgetuigd, die vervolgens ook qua financiële beheersbaarheid, tijd en menskracht uit de hand liepen, nu met die traditie is gebroken. Zaken worden nu veel meer modulegewijs, gefaseerd, en met een beheerste implementatie aangepakt.

Mevrouw Neppérus (VVD): Dat is goed om te horen. Mijn vraag betrof echter vooral de invordering.

Staatssecretaris Weekers: Als het heel specifiek gaat over de invordering, heb ik zojuist toegezegd op dat thema in te gaan in de volgende halfjaarsrapportage. Ik zal in elk geval daarin ook het thema automatisering meenemen.

Ik ben erg blij met de complimenten van de Kamer. Ik ben ook erg blij dat de heer Braakhuis in tweede termijn heeft gezegd dat als er vijfjes en zesjes staan ook de zevens en de achten benoemd moeten worden. Er is vandaag gezegd dat het goed is dat er geen grote incidenten en geen productieverstoringen hebben plaatsgevonden. Dat hangt samen met het nieuwe beleid rondom automatisering en beheerst implementeren. Ik kom op dit specifieke punt terug in de volgende halfjaarsrapportage. Ik hoop dat de stemming dan hetzelfde is!

De heer Omtzigt (CDA): De staatssecretaris triggerde mij over het McKinsey-rapport. Daar zou ik graag kennis van nemen.

Staatssecretaris Weekers: Het evaluatierapport heb ik de Kamer vorig jaar toegestuurd.

De voorzitter: Ga de stapels papier nog een keer na! Ik dank de deelnemers, de ondersteuning en de aanwezigen.