Kamerstuk 31058-18

Wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de aanpassing van de regeling voor besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid (Wet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht); Amendement om verschillende onderwerpen ten aanzien van aandeelhouders in één artikel samen te brengen

Dossier: Wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de aanpassing van de regeling voor besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid (Wet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht)

Gepubliceerd: 2 december 2009
Indiener(s): Frans Weekers (VVD)
Onderwerpen: burgerlijk recht recht
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31058-18.html
ID: 31058-18

31 058
Wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de aanpassing van de regeling voor besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid (Wet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht)

nr. 18
AMENDEMENT VAN HET LID WEEKERS

Ontvangen 2 december 2009

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

In artikel I, onderdeel O, wordt artikel 192 als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. De statuten kunnen met betrekking tot alle aandelen of aandelen van een bepaalde soort of aanduiding:

a) bepalen dat verplichtingen van verbintenisrechtelijke aard, jegens de vennootschap of derden of tussen aandeelhouders, aan het aandeelhouderschap zijn verbonden;

b) eisen verbinden aan het aandeelhouderschap;

c) bepalen dat de aandeelhouder in gevallen, in de statuten omschreven, gehouden is zijn aandelen of een deel daarvan aan te bieden en over te dragen.

d) bepalen dat het stemrecht, het vergaderrecht of het recht op uitkeringen van de aandeelhouder in gevallen in de statuten omschreven is opgeschort.

Een in de vorige zin onder a bedoelde verplichting kan niet, ook niet onder voorwaarde of tijdsbepaling, tegen de wil van de aandeelhouder worden opgelegd. Een statutenwijziging waarbij een in de eerste zin onder b, c of d bedoelde regeling wordt ingevoerd, heeft geen werking ten aanzien van een aandeelhouder die ten tijde van het nemen van het besluit tot statutenwijziging verkeerde in de in die regeling omschreven omstandigheden, tenzij hij met die regeling heeft ingestemd en geen ontheffing heeft bedongen. Een in de vorige zin onder d bedoelde opschorting van rechten vervalt, indien de opschorting tot gevolg heeft dat geen van de aandeelhouders het stemrecht kan uitoefenen.

2. Het vierde lid komt te luiden:

4. Indien een aandeelhouder een of meer van de in lid 1 onder d genoemde rechten niet kan uitoefenen en de aandeelhouder niet gehouden is zijn aandelen aan te bieden en over te dragen, vervalt de opschorting wanneer de vennootschap niet binnen drie maanden na een verzoek daartoe van de aandeelhouder gegadigden heeft aangewezen aan wie hij al zijn aandelen waarop de opschorting betrekking heeft zal kunnen overdragen volgens een regeling in de statuten. Het bepaalde in lid 3 is van overeenkomstige toepassing.

Toelichting

In de voorgestelde tekst voor artikel 192 is een aantal onderwerpen samengebracht die thans in verschillen wetsartikelen (192, 195a en 195b) worden geregeld. In de literatuur (o.m. Van Veen, WPNR 6801 en Dortmond, Tijdschrift voor Ondernemingsrecht 2007 p. 350 en 2009 p. 34) en door de Expertgroep Vereenvoudiging BV-recht (p. 55) is erop gewezen dat een aantal elementen uit de huidige regelingen zijn vervallen en dat omissies in de huidige regeling door het voorgestelde artikel 192 niet worden weggenomen.

Sinds 1928 is het heersende leer, dat het tegen de wil van een aandeelhouder opleggen van een statutaire verplichting – zoals thans geregeld in art. 2:192 en voor de NV in art. 2:81 – betekent dat alleen een betrokken aandeelhouder bezwaar kan maken en dat dan die «extra» verplichting voor hem niet geldt. Ook in de indertijd, voor de beoordeling van statuten geldende Departementale Richtlijnen (§ 19 en § 30) werd er vanuit gegaan, dat bij het opleggen van statutaire verplichtingen, doch ook bij het in de statuten opnemen van vereisten voor het aandeelhouderschap, alleen de betrokken aandeelhouder, bezwaar kan maken.

Met het voorgestelde amendement wordt bewerkstelligd dat minderheidsaandeelhouders ook bescherming wordt geboden tegen de invoering van de daargenoemde sancties als opschorting van het stemrecht, het recht op deelname aan de algemene vergadering en het recht op uitkeringen. Dat deze sancties kunnen worden ingevoerd blijkt uit het vierde lid, maar bescherming tegen de invoering daarvan ontbreekt terwijl het opleggen van een of meer van deze sancties ingrijpende gevolgen heeft voor de betrokken aandeelhouders. De Expertgroep had dan ook geadviseerd een regeling van deze strekking in de wet op te nemen. Hierin voorziet het voorgestelde onderdeel d.

In aansluiting op de invoering van het onderdeel d, wordt ook de slotzin van lid 1 aangepast. De bescherming tegen het opleggen van verplichtingen als bedoeld onder a in het voorgestelde artikel 192 is adequaat. Ten aanzien van de invoering van regelingen als bedoeld onder b, c en d wordt de bescherming overeenkomstig het advies van de Expertgroep en zoals ook bepleit door Van Veen in zijn hierboven genoemde artikel en zijn brief gericht aan de Vaste Commissie d.d. 4 maart 2009, beperkt tot de aandeelhouders die door de statutenwijziging gedwongen zouden worden om hun aandelen te vervreemden of waarvan door de invoering van de regeling de rechten zouden worden opgeschort. Het besluit tot statutenwijziging is dan in wezen gelijk te stellen met een besluit tot uitstoting, waartegen aandeelhouders dienen te worden beschermd. Deze bescherming wordt door de voorgestelde tekst geboden zonder de vrijheid tot inrichting onnodig te beperken.

Door de invoering van onderdeel d in lid 1, kan het huidige lid 4 komen te vervallen. In de plaats daarvan wordt een bepaling voorgesteld die een aandeelhouder waarvan het stemrecht, recht op deelname aan de algemene vergadering of het recht op uitkeringen is opgeschort, de mogelijkheid biedt om zijn benarde positie te beëindigen zonder tussenkomst van de rechter. Deze regeling – die thans is opgenomen in artikel 195b lid 2 – is ten onrechte in het nieuwe artikel 192 niet opgenomen, waarmee een praktische en vanuit het oogpunt van bescherming van een benarde aandeelhouder belangrijke regeling dreigt te vervallen. Door het hierbij voorgestelde amendement wordt deze nuttige regeling gehandhaafd.

Overeenkomstig het advies van de Expertgroep is in lid 4 bepaalt dat in het geval dat er geen gegadigden zijn, geen ontheffing wordt verleend van de gronden die tot de opschorting leidden, maar dat de opschorting als zodanig vervalt. Dit brengt mee dat indien de statuten op het niet voldoen van een bepaalde verplichting als sanctie stellen dat een of meer van de genoemde rechten worden opgeschort, de desbetreffende aandeelhouder als er geen gegadigden blijken te zijn, van de opschorting wordt verlost maar overigens gehouden blijft aan zijn verplichtingen te voldoen. Door de verwijzing naar het derde lid wordt bewerkstelligd dat de prijsbepalingsregeling die ook geldt bij een gedwongen overdracht van aandelen van overeenkomstige toepassing is.

Weekers