Kamerstuk 30950-39

Verslag van een algemeen overleg

Rassendiscriminatie

Gepubliceerd: 26 januari 2012
Indiener(s): Raymond de Roon (PVV)
Onderwerpen: recht staatsrecht
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30950-39.html
ID: 30950-39

Nr. 39 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 26 januari 2012

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie1 heeft op 21 december 2011 overleg gevoerd met minister Opstelten van Veiligheid en Justitie over:

  • de brief van de minister van Veiligheid en Justitie d.d. 8 juli 2011 over aanscherping van de maatregelen in het actieprogramma «bestrijding van discriminatie» (30 950, nr. 34)

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, De Roon

De griffier van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Nava

Voorzitter: De Roon

Griffier: Hessing-Puts

Aanwezig zijn tien leden der Kamer, te weten: Berndsen, Slob, Van Klaveren, Van der Staaij, Hennis-Plasschaert, Van Dam, Karabulut, Dibi, Van Toorenburg en De Roon,

en minister Opstelten van Veiligheid en Justitie, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

De voorzitter: Ik open dit algemeen overleg. De minister van Binnenlandse Zaken kan vandaag niet aanwezig zijn, maar minister Opstelten spreekt vanzelfsprekend mede namens haar. Verder maak ik melding van het feit dat de vaste Commissie voor Binnenlandse Zaken volgcommissie is bij dit overleg.

Mevrouw Berndsen (D66): Voorzitter. Het kabinet wijst iedere vorm van discriminatie af. Dat is een helder statement in de brief van de ministers. Dat had ook in het regeringsakkoord niet misstaan. Daarin vinden wij echter nauwelijks iets terug van dit beleidsterrein, terwijl het aantal geregistreerde meldingen toeneemt en de Kamer zich meer dan eens terecht druk maakt over incidenten. Ik denk aan homostellen en allochtone gezinnen die uit hun buurt worden weggepest. De aanpak van discriminatie is niet optimaal. Er is dus inderdaad reden om het discriminatiebeleid aan te scherpen. Van deze ministers verwacht mijn fractie stevige stappen vooruit, maar de aanscherping stelt teleur. De minister schuift de eigen verantwoordelijkheid van burgers wel heel prominent naar voren, maar waar kunnen wij straks de minister op afrekenen? Op het stimuleren en bevorderen van initiatieven? Op het streven naar verbetering? Dat vloekt met de daadkracht van deze minister.

D66 verwacht van deze bewindspersoon een actieplan met meetbare doelen en duidelijke resultaten. Maatregelen die voortkomen uit een integrale discriminatieaanpak. Met op alle wettelijke discriminatiegronden een stevig en meetbaar beleid. Als het aan D66 ligt, moet de Kamer op termijn acht dingen kunnen constateren:

  • 1. De registratie van discriminatie, zowel bij de politie als bij het OM, is op orde. Alle politieregio’s houden het zaaksoverzicht bij en bespreken dit overzicht met hun partners in het regionaal discriminatieoverleg. Bij het OM moet inzichtelijk zijn hoeveel geweldsmisdrijven een discriminatoir motief hadden. Gaan we de deadline van 1 januari 2012 halen?

  • 2. Jaarlijks wordt een landelijk beeld opgesteld waarin gegevens uit diverse bronnen worden meegenomen. Dus niet allerlei losse rapportages die niet op elkaar aansluiten, maar een samenhangend beeld van discriminatie-incidenten en -meldingen in Nederland. Wat vindt de minister hiervan?

  • 3. Er komt zicht op de beleving van mensen. Beleving zegt meer dan het topje van de ijsberg aan geregistreerde meldingen. Wat vindt de minister van het idee om periodiek een belevingsonderzoek naar discriminatie te laten uitvoeren, vergelijkbaar met de veiligheidsmonitor? Of wellicht als onderdeel van de monitor?

  • 4. De anti-hatecrime-campagne vergaart al jaren stof. Het verbaast mij dat de minister deze flop uit zijn la heeft gehaald. De naam is ongelukkig gekozen. Discriminatie is een bekend begrip, hate crimes niet. Welke garantie biedt de minister dat deze campagne nu wel een succes zal zijn?

  • 5. Slachtoffers van discriminatie worden actief door discriminatie-officieren geïnformeerd over de voortgang van hun zaak. Hoe verloopt dit sinds de invoering een jaar geleden? Hier ligt een mooie monitoringtaak voor het LECD/OM. Vindt de minister dat ook?

  • 6. Zowel politie als OM is structureel en feitelijk voldoende vrijgesteld om deel te nemen aan het RDO. De evaluaties aanwijzing discriminatie noemen dit al jaren als knelpunt. Lukt het deze minister wel om het nu eens goed te regelen? Kan de Kamer hierover in een aparte brief worden geïnformeerd? Overigens is mijn fractie van mening dat de RDO-aanpak niet louter fenomeengericht kan zijn. Kan de minister toelichten wat in zijn optiek dan de concrete activiteiten van het RDO zijn? In hoeverre vindt er afstemming plaats op zaaksniveau? Hoe verloopt de ondersteuning van politiemensen vanuit het LECD/politie? Er was ooit een medewerker discriminatie bij het LECD. Is deze er nog steeds?

  • 7. Het bestuurlijke been moet komend jaar zijn bijgetrokken. Gemeenten kunnen een regierol vervullen in de bestrijding van discriminatie. Dat is meer dan alleen voorzien in een meldpunt. Dat de Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen aanknopingspunten biedt voor een regierol is een magere regeling. Zijn er resultaatafspraken gemaakt met bijvoorbeeld de VNG over de bestuurlijke aanpak van discriminatie?

  • 8. Voorkomen is beter dan genezen, ook hier. Welke expliciete preventieve maatregelen treft de minister om discriminatie te voorkomen?

Voorzitter. Ik heb acht actiepunten genoemd waarop de minister met een meetbaar en resultaatgericht actieplan moet komen en waarin nauwkeurig wordt beschreven welke actoren een rol vervullen en welke verantwoordelijkheden zij hebben.

De heer Slob (ChristenUnie): Voorzitter. Jammer dat de nieuwe minister van BZK er niet is. Zij zal bezig zijn, zich in te werken. Gelukkig is de minister van Veiligheid en Justitie er, die wij als een daadkrachtig en integer bewindspersoon kennen. Ik kom niet met acht, maar met drie punten. Bij deze drie onderwerpen zou ik wel wat meer daadkracht van de minister willen zien omdat het dossiers zijn die al heel lang lopen en waarover afspraken zijn gemaakt die niet conform de geest en de letter worden nagekomen.

Ik begin met de registratie van discriminatie. We weten dat dit lastig is. De politie zoekt op trefwoorden in de aangiftes, maar het is nog maar de vraag of alles even goed en duidelijk wordt vastgelegd. We hebben al eens een discussie gehad over de vraag of deze wijze van registratie wel volledig voldoet aan de criteria die het Europese Agentschap voor Fundamentele Rechten en de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa stellen. Het gaat erom, betrouwbare informatie en registratie te krijgen van racistische en antisemitische incidenten. De minister schrijft dat hij de registratie zal verbeteren, maar wat gaat er daadwerkelijk gebeuren? In de Kamer is de motie-Voordewind aangenomen waarin wordt gevraagd om afzonderlijke registratie van antisemitische incidenten. Is mijn indruk juist dat daarmee nog niets is gebeurd? De oplossing is eigenlijk heel simpel: registreer bij elke aangifte of incident direct om wat voor incident het gaat. Is het gericht tegen joden, homo’s, moslims of wie dan ook? Ik meen dat deze methode ook in Engeland wordt gehanteerd.

Het volgende punt is ook een langslepend dossier. Ik doel op de gevolgen die de Joodse gemeenschap ondervindt van antisemitische uitingen. Er moeten relatief hoge beveiligingskosten worden gemaakt. Ook op dit punt is een motie aangenomen, te weten de motie-Rouvoet waarin de regering wordt opgeroepen hierover in gesprek te gaan met de Joodse gemeenschap en de gemeenten. Alleen het CDA en de VVD waren tegen deze motie. Eind september zou dat gesprek plaatsvinden, maar ik heb de indruk dat dat nog steeds niet is gebeurd. Dat is vervelend. Deze kwestie hebben wij de begrotingsbehandeling wederom aan de orde gesteld. Mijn fractie heeft een amendement ingediend waarin een dekking voorkomt van in ieder geval een deel van de hoge beveiligingskosten. De minister zou de Kamer nog voor de stemming informeren over het gesprek met de Joodse gemeenschap. Gisteren hebben wij, een uur voor de stemmingen, een brief gekregen, waaruit echter niet duidelijk wordt dat de minister met de joodse instellingen zelf heeft gesproken. De minister is wel bezig met oplossingen, maar het meeste wordt doorverwezen naar volgend jaar. Toch moet er deze week over het amendement worden gestemd. Ik vind dit een heel vervelende situatie. Er gebeurt wel iets, maar wat de Kamer daadwerkelijk heeft gevraagd, gebeurt niet. Ik zou graag een positief stemadvies horen van de minister met betrekking tot het amendement. Wellicht dat dat ook het CDA en de VVD over de streep kan trekken.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD): We kennen in Nederland het stelsel beveiligen en bewaken. Daar hechten wij veel waarde aan. Het is een getrapt stelsel waarbij alle niveaus – dus ook de gemeenten – hun verantwoordelijkheid nemen. Dat er geen contacten zijn met de Joodse gemeenschap verbaast mij. Ik had vorige week nog een uitgebreid contact en toen verwees men mij naar directe gesprekken met de minister en Kamerleden. Maar is de heer Slob het met mij eens dat het dreigingsniveau leidend moet zijn? Nu hebben wij het over joodse instellingen. Hun situatie is zorgelijk en wij moeten daar alert op zijn. Maar wat als er morgen een andere instelling aan de deur klopt? Dan is het hek toch van de dam? Moeten wij niet gewoon blijven bij het stelsel van beveiligen en bewaken dat garant staat voor een gedegen aanpak?

De heer Slob (ChristenUnie): Ik weet niet of het hek van de dam is. Ik heb nooit de mogelijkheid uitgesloten dat nog meer instellingen aankloppen. Duidelijk is wel dat de kosten van beveiliging van joodse scholen, synagogen enz. extreem hoog zijn geworden. We praten over zo’n € 800 000. Dat is niet meer te bestempelen als een normaal eigen risico. In deze bijzondere situatie moet het Rijk naar onze mening een deel van die kosten vergoeden. Gemeenten als Amsterdam doen ook al iets in deze sfeer – alle hulde daarvoor – en ook van de joodse gemeenschap zelf mag iets worden verwacht.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD): Daar kan ik mij voor een deel in vinden, maar de heer Slob maakt niet duidelijk waarom het stelsel beveiligen en bewaken niet volstaat als het gaat om joodse instellingen.

De heer Slob (ChristenUnie): Het dreigingsniveau is zo hoog dat men zich genoodzaakt voelt om maatregelen te nemen in de sfeer van de beveiliging. Als het een tandje minder kan, hoor ik dat graag van de minister. Er zijn in ieder geval hoge kosten verbonden aan die beveiliging. Dat is niet meer te beschouwen als een normaal risico en daarom heeft de overheid hier ook een verantwoordelijkheid. Amsterdam heeft dat al gedaan en ook de rijksoverheid kan zich hieraan niet onttrekken. De kosten zijn zo buitenproportioneel hoog voor de joodse gemeenschap dat wij niet kunnen zeggen dat het allemaal wel meevalt. Andere niveaus pakken het niet op voldoende wijze op. Ik hoop dat wij hierin wat verder komen dan tot nu toe het geval is. Mijn informatie is dat er nog niet officieel met de instellingen is gesproken. Als dat wel zo is, zou dat een verheugend feit zijn.

Mijn derde punt betreft de uitvoering van de moties-Rouvoet en -Van der Staaij over de plaats van de holocaust in het onderwijs. De minister schrijft dat er al voldoende is geregeld in de docentenopleiding en dat in de canon van de Nederlandse geschiedenis Anne Frank en de jodenvervolging centraal staan. Dat wisten wij al toen de discussies in de Kamer werden gevoerd. Maar in de motie-Rouvoet werd verwezen naar een onderzoek waaruit blijkt dat één op de vijf geschiedenisdocenten in de vier grote steden moeite heeft om de holocaust ter sprake te brengen in de klaslokalen. Wij willen niet alles van bovenaf regelen, want er is al voldoende geregeld, maar wij willen toch bezien of deze docenten kunnen worden geholpen om het wel te doen. Ik denk dat het evident is dat de holocaust in de klaslokalen aan de orde moet komen.

De heer Van Klaveren (PVV): Voorzitter. Uit het Poldis-rapport 2010 blijkt dat de discriminatie van joden en homo’s enorm toeneemt. Over de daders vinden wij niets terug, behalve dan dat het meestal gaat om mannen. Omdat het rapport zelf al stelt dat de cijfers niet helemaal betrouwbaar en valide zijn, is het handig om ook wat andere rapporten te noemen. Volgens het rapport «Als ze maar van me afblijven» van de UvA zijn Marokkanen extreem overtegenwoordigd als het gaat om fysiek geweld tegen homo’s. Uit het rapport «Monitoring van sociale acceptatie van homoseksualiteit in Nederland» blijkt dat Turkse en Marokkaanse jongeren het scherpst zijn in hun veroordeling van homoseksualiteit. Het rapport «Geweld en agressie in het onderwijs» van het Verwey-Jonker Instituut meldt dat het aantal incidenten, gericht tegen homoseksuele docenten, toeneemt op scholen met veel allochtone en met name islamitische jongeren. Dit zijn de zure vruchten van de massa-immigratie. Ook discriminatie van en geweld tegen joden hangt voor het grootste gedeelte samen met het mislukte project dat wij multiculturele samenleving noemen. Zo schreef de AIVD in 2004 al dat de toename van het antisemitisme onder middelbare scholieren toe te schrijven is aan islamitische jongeren. De oorzaak zou liggen in de opvattingen van deze leerlingen. Uit het onderzoek «Antisemitism worldwide» blijkt dat daar waar de islamitische gemeenschap groeit, ook het antisemitisme groeit. Ook lezen wij dat veruit de meeste gewelddadige acties in West-Europa tegen joden of joodse instellingen gepleegd worden door personen met een islamitische achtergrond. Uit onderzoek van onderzoeksbureau ResearchNed blijkt dat 20% van de geschiedenisdocenten in de vier grote steden de holocaust vrijwel niet ter sprake kan brengen omdat leerlingen de lessen dan verstoren. Ze lopen weg of worden zelfs agressief. Docenten gaven aan dat het in bijna alle gevallen gaat om Turkse en Marokkaanse leerlingen.

Wat betreft de discriminatie op grond van herkomst/etniciteit – nog steeds de grond waarop de meeste gevallen worden gemeld – zien we een daling van bijna 10% ten opzichte van 2008. Dat is een goede ontwikkeling. Opvallend is wel dat in het rapport «Kerncijfers 2010» van de landelijke brancheorganisatie van antidiscriminatiebureaus valt te lezen dat veruit de meeste slachtoffers van discriminatie van Nederlandse afkomst zijn, bijna vier keer zoveel als personen van bijvoorbeeld Marokkaanse afkomst.

De PVV vraagt ook aandacht voor de toenemende spanning en gewelddadige discriminatie tussen allochtonen onderling. Ik denk aan de rellen tussen Koerden en Turken, maar ook tussen Surinamers en Marokkanen in Amsterdam (2006), tussen Marokkanen en Antillianen in Den Bosch (2007) en het geweld tussen Marokkanen en Molukkers in Culemborg (2011). Het linkse multiculturele feestje heeft een wel erg grimmig karakter! Vaak denkt men bij het zien van tabellen over discriminatie van allochtonen dat de daders voornamelijk boze witte Nederlanders zijn. Niemand zal ontkennen dat ook autochtonen discrimineren, maar ik heb al aangetoond dat de vaak gewelddadige discriminatie tussen allochtonen onderling een groot probleem is.

Wat betreft de registratie van discriminatie van allochtonen stel ik vast dat niet wordt geregistreerd wie wie discrimineert. Er is zelfs geen enkel antidiscriminatiebureau in Nederland dat interetnische discriminatie meet en bijhoudt. Hoe denkt de minister hier zicht op te krijgen? Deelt hij de visie van de PVV dat het zeer eenzijdige idee dat discriminatie van allochtonen voornamelijk veroorzaakt wordt door autochtonen een overblijfsel is van het afschuwelijke politiekcorrecte denken van de afgelopen decennia?

De PVV onderschrijft de maatregelen om het aangifteproces te vereenvoudigen en de zwaardere straffen bij gewelddadige misdrijven.

Net als de heer Slob willen wij dat de staat de kosten van beveiliging van joodse instellingen voor zijn rekening neemt. Is het gesprek met joodse instellingen en gemeenten hierover al gevoerd?

Minder islam betekent minder discriminatie. Daarom pleit de PVV voor het sluiten van alle islamitische scholen. Er mogen geen nieuwe moskeeën bijkomen en geweld predikende imams moeten worden uitgezet. Vindt de minister net als de PVV het initiatief om gevangenen voor te lichten over de islam volslagen absurd? Denkt de minister dat islamitische jodenhaat, homohaat en vrouwenhaat discriminatie zal verminderen?

De heer Van Dam (PvdA): Goed dat ook de PVV zich druk maakt over discriminatie. Is de PVV ook bereid om haar eigen voorstellen die discriminerend uitpakken op grond van etniciteit, geloof, geslacht en overtuiging, terug te nemen?

De heer Van Klaveren (PVV): De PVV doet geen discriminerende voorstellen. Onze fractievoorzitter heeft zelfs in een bizar politiek proces voor de rechter gestaan. En die heeft uitgesproken dat er op geen enkele manier sprake was van discriminatie. Er wordt geen haat gezaaid. Uw standaard-demoniseringsverhaaltje begint een beetje saai te worden.

De heer Van Dam (PvdA): Ik noem vijf voorstellen van de PVV-fractie. De PVV heeft voorgesteld om jongeren wier grootouders op de Antillen zijn geboren terwijl ze een Nederlands paspoort hebben en hier geboren zijn, te verbannen naar de Antillen als ze worden veroordeeld. De PVV heeft voorgesteld om jongeren wier (groot)ouders Marokkaan zijn, te verbannen naar Marokko als ze over de schreef gaan. De PVV heeft voorgesteld om moslims op grond van hun geloof niet langer toe te staan om moskeeën te bouwen. De PVV heeft voorgesteld om islamitische vrouwen die graag een hoofddoek willen dragen daarvoor belasting te laten betalen. De PVV heeft voorgesteld om de vrijheid van meningsuiting van omroepen die opvattingen hebben die niet stroken met die van de PVV in te perken. Dit zijn vijf voorstellen die discriminerend zijn op grond van etniciteit, geloof, grond, geslacht en overtuiging! Als de PVV discriminatie echt een probleem vindt, wil zij dan deze voorstellen terugnemen?

De heer Van Klaveren (PVV): Wij vinden niet alleen dat moslims geen islamitische scholen mogen stichten maar ook dat niet-moslims dat niet mogen doen. Niet-moslims mogen van ons ook geen nieuwe moskeeën bouwen. Wij maken dus geen onderscheid tussen moslims en niet-moslims. Wij willen gewoon geen islam. Wat de rest betreft: Diederik Samsom sprak over een etnisch monopolie van Marokkanen als het gaat om overlast. Dat hebt u ons nooit horen zeggen. Het was de heer Van Dam persoonlijk die op de thee ging bij Hamas, een terroristische organisatie die streeft naar de vernietiging van de joodse staat en de uitroeiing van joden. Welk signaal geeft de PvdA af als het gaat om het tegengaan van discriminatie als zij dit soort fratsen uithaalt?

De heer Van Dam (PvdA): De heer van Klaveren draait er heel bewust omheen en daaruit blijkt dat ik een punt heb. De PVV-voorstellen zijn daadwerkelijk discriminerend De heer Brinkman stelde voor om iemand, wiens grootouders op de Antillen zijn geboren is en die wordt veroordeeld voor een misdrijf, te verbannen naar de Antillen. Dat betekent dus discriminatie van Nederlanders. De ene Nederlander wordt anders behandeld dan de andere Nederlander op grond van etniciteit. Is de PVV bereid om dit voorstel terug te nemen? Of was het verhaal van Van Klaveren over zorgelijke vormen van discriminatie gewoon flauwekul?

De heer Van Klaveren (PVV): Nee, er zit geen komma flauwekul in mijn betoog. Discriminatie is het maken van onderscheid op grond van kenmerken die in de context van de handeling geen aanvaardbaar motief vormen. Als er wel een aanvaardbaar motief is om onderscheid te maken, kun je dat gewoon doen. Wat ons betreft is daarvan sprake in de gevallen die u noemde. Ik heb trouwens nog geen reactie gekregen op mijn vraag hoe u staat tegenover de opmerking van Diederik Samsom dat het etnisch monopolie op overlast bij Marokkanen ligt. Wij vinden dat erg ver gaan, helemaal voor iemand van de PvdA. Ook hoor ik nog graag iets over uw theekrans bij Hamas.....

De voorzitter: Het is niet de bedoeling dat u wedervragen stelt aan vragenstellers.

De heer Van Dam (PvdA): Maar het is wel de bedoeling dat de heer Van Klaver antwoord geeft.

De voorzitter: U hebt een antwoord gekregen, maar dat bevalt u wellicht niet. U kunt het straks toelichten in uw eigen termijn.

Mevrouw Berndsen (D66): Ik aarzel altijd om te interrumperen, maar wat de PVV nu naar voren brengt moeten wij niet als gewoon beschouwen. De heer Van Klaveren had het over het demoniseren van zijn fractievoorzitter, maar in zijn bijdrage weet hij het zo te draaien dat als het gaat om discriminatie van allochtonen zij het onderling doen. Wat vindt hij dan van het wegpesten van allochtonen uit wijken door niet-allochtonen?

De heer Van Klaveren (PVV): Dat vinden wij verkeerd. Wegpesten mag nooit.

Mevrouw Berndsen (D66): Dan ben ik benieuwd wat de heer van Klaveren daaraan gaat doen. Hij gebruikt heel veel woorden als het gaat om niet-allochtonen, maar het blijft oorverdovend stil bij discriminatie door autochtonen.

De heer Van Klaveren (PVV): Het blijft helemaal niet stil. Ik heb gezegd dat je discriminatie altijd moet aanpakken, of het nu van allochtonen of van autochtonen komt. Volgens mij was het D66 in Amsterdam die vond dat criminele Marokkanen onder militaire tucht op een eiland geplaatst moeten worden. Dat was niet ons voorstel. Dit lijkt mij ook een vorm van discriminatie.

De heer Dibi (GroenLinks): Het lijkt er erg vaak op dat de PVV-fractie moslims ziet als minderwaardige mensen als hen iets wordt aangedaan. Ik geef een voorbeeld. In het Europees Parlement werden mensen herdacht die waren omgekomen bij de Arabische «lente». PVV’ers stonden bij die herdenking niet op. Ze zeiden dat ze een kopje koffie waren gaan drinken, maar dat bleek een leugen te zijn. De PVV heeft schijt aan discriminatie van moslims of allochtonen, maar vraagt wel de aandacht voor discriminatie van anderen.

De heer Van Klaveren (PVV): Ik vind het niet zo netjes dat u de term «schijt hebben aan» gebruikt, maar dat moet u natuurlijk zelf weten. De PVV-fractievoorzitter in het Europees Parlement heeft gezegd dat er een fout gemaakt is. Ik zie niet in waarom hij hierover zou liegen. Er zijn bovendien ook veel christelijke Egyptenaren omgekomen, dus ik zie hier niet zo het onderscheid tussen moslims en niet-moslims.

De heer Dibi (GroenLinks): De eerste reactie was dat de PVV-fractie was gaan koffiedrinken en dus niet kon meedoen aan de herdenking. Later bleek dat ze wel in de zaal zaten en toen kwam er een nieuw verhaal. Dat roept mij het beeld op dat de PVV discriminatie van «blanke autochtonen» erger vindt dan discriminatie van mensen met een kleurtje. Dan maakt het kennelijk niet zoveel meer uit.

De heer Van Klaveren (PVV): Dat is volslagen kul, ook al omdat er blanke moslims zijn. Slachtoffers van geweld zijn slachtoffers van geweld en dat betreuren wij.

De heer Van der Staaij (SGP): Voorzitter. Het tegengaan van discriminatie begint thuis in de opvoeding. Bij de aanpak van discriminatie moet de overheid dichtbij de burger blijven. Als het goed is, krijgt iedereen van thuis uit bijgebracht dat ieder mens om je heen je medemens is die je normaal hebt te behandelen, welke geaardheid of levensovertuiging die ook heeft. Dan is het triest om te moeten vaststellen dat nog altijd mensen te maken krijgen met schelden of fysiek geweld. Dat kan en mag niet worden geaccepteerd. Dat mogen wij nooit normaal gaan vinden.

De overheid heeft een belangrijke rol in de ondersteunende zin en in de strafrechtelijke normhandhaving. Dat vind ik elementair, want je moet discriminatie niet weer zo breed maken dat alle discussies in de Kamer onder die noemer worden geschaard. Dan doe je af aan de ernst van de problematiek. Wij vinden het belangrijk dat aan die normhandhaving goed de hand wordt gehouden in de opsporing en vervolging.

Wij zijn positief over het algemene antidiscriminatiebeleid. Ik wil nu inzoomen op de bestrijding van antisemitisme.

De heer Van Dam (PvdA): De heer Van der Staaij noemde ook de geaardheid op basis waarvan mensen worden gediscrimineerd. Hij had het over schelden en fysiek geweld, maar hij weet dat er mensen zijn die vanwege hun geaardheid geen leraar mogen worden op een school. Sommige ambtenaren weigeren mensen te trouwen vanwege hun geaardheid. Waarom is dat voor de heer Van der Staaij geen enkel probleem?

De heer Van der Staaij (SGP): Dat is een heel andere discussie. Hierbij is onze visie op het huwelijk in het geding. Wij zien het huwelijk als een klassieke verbintenis tussen man en vrouw. Het homohuwelijk vinden wij geen goede zaak. Deze opvatting mag niet worden gecriminaliseerd. Ze mag ook niet worden voorzien van het etiket «discriminatie». Het is een te respecteren minderheidsopvatting in dit land. Lang geleden was dat een meerderheidsopvatting en in tal van landen is dat nog het geval. Je kunt dit niet wegzetten als discriminatie. Ik zei het al: als je er alles bij gaat halen, doe je afbreuk aan de bestrijding van elementaire vormen van discriminatie. De laatste tijd waren er nogal wat nare incidenten rond homo’s en homostellen en ik ben er trots op dat die niet plaatsvonden in de Bijbelbelt. Ieder mens is je medemens!

De heer Van Dam (PvdA): Mijn vraag ging niet over opvattingen, maar over daden. Homo’s die leraar willen zijn, worden gediscrimineerd op christelijke scholen. Er zijn ambtenaren die weigeren om homo’s te trouwen terwijl die wel dat wettelijke recht hebben. Ik heb weinig respect voor die opvattingen, want ze getuigen ervan dat je mensen verschillende waarden toekent. Maar hier gaat het om daden. Er zijn kennelijk nog altijd mensen in dit land die menen het recht te hebben om in hun daden te discrimineren. En de SGP vindt dat geen enkel probleem.

De heer Van der Staaij (SGP): Dat zijn andere discussies. Ik vind dat daar geen sprake is van discriminatie. Scholen hebben het recht om een benoemingsbeleid te voeren dat past bij hun identiteit. In de Kamer wordt uitgebreid gediscussieerd over het homohuwelijk en ik vind dat de heer Van Dam een afwijkende visie ten onrechte bestempelt als discriminatie. Bij de behandeling van het wetsvoorstel is nadrukkelijk gesteld dat het niet gold als dwingende uitwerking van het gelijkheidsbeginsel. Ook in Europese rechtelijke jurisprudentie kom je niet tegen dat landen die niet instemmen met het homohuwelijk discriminatoir bezig zijn. Laten we de deze discussie niet vervuilen door deze onderwerpen erbij te betrekken. Laten we accepteren dat je op die punten verschillende visies kunt hebben. We moeten ons sterk maken voor het tegengaan van basale vormen van discriminatie. Je moet mensen serieus nemen en ze niet onheus bejegenen.

De heer Dibi (GroenLinks): Deze discussie moet wél worden gevoerd. De heer Van der Staaij heeft er moeite mee als een gemeente of stadsdeel Youth for Christ uitsluit als samenwerkingspartner. Ik had daar ook kritiek op, maar vervolgens gaat hij ermee akkoord dat scholen kinderen met een andere overtuiging mogen weigeren en dat scholen docenten mogen weigeren of op non-actief mogen stellen vanwege hun homoseksuele geaardheid. Ook is hij het ermee eens dat vrouwen niet mogen worden toegelaten tot een politieke partij. Dat zijn allemaal voorbeeld van fysieke uitsluiting. Je zet je opvatting om in handelen en dat is discriminatie. Je kunt zeggen dat die discriminatie legitiem is omdat het gebeurt op basis van een bepaalde opvatting die al heel oud is, maar als puntje bij paaltje komt, is het gewoon een harde uitsluiting. Hoe geloofwaardig is de SGP dan als zij een punt maakt van discriminatie?

De heer Van der Staaij (SGP): De heer Van Dam zong hetzelfde versje en dus moet ik hetzelfde antwoord geven. Er zijn uitvoerige discussies gevoerd over de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging aan de ene kant en het tegengaan van discriminatie aan de andere kant. Is er sprake van discriminatie in de zin van een ongerechtvaardigd onderscheid? Of maak je een gerechtvaardigd onderscheid op grond van een onderliggende opvatting? In het kader van de algemene wet gelijke behandeling is daarover uitvoerig gesproken. Ik vermoed dat die discussie niet zal stoppen. Het gaat om de vraag waar je precies het evenwicht legt. Ik vind echt dat je niet kunt zeggen dat ik moet zwijgen over discriminatie omdat ik het standpunt van de heer Dibi en Van Dam niet deel. Dat doe ik dus niet.

De heer Dibi (GroenLinks): Nee, dat zeg ik niet. De heer van der Staaij heeft recht op zijn opvatting. Hij mag zijn minderheidsopvattingen verdedigen. Wat mij betreft, worden ze tot in het extreme geuit. De vraag is wel of je die opvattingen mag omzetten in daden. Mag je mensen weigeren op basis van hun geaardheid of overtuiging? De SGP steunt voorstellen die daarop neerkomen en daarom vind ik het betoog van de heer Van der Staaij ongeloofwaardig.

De heer Van der Staaij (SGP): Daar ben ik het absoluut niet mee eens. Wij vinden dat het ongerechtvaardigd onderscheid maken moet worden tegengegaan. We denken verschillend over bepaalde zaken en daarover moet je op een fatsoenlijke manier met elkaar omgaan. Ook voor de opvattingen van een trouwambtenaar met gewetensbezwaren moet ruimte zijn. Dat vond GroenLinks vroeger ook. Je moet zo’n ambtenaar niet wegpesten. Is dat geen discriminatie? Ik denk overigens niet dat het lukt om in een interruptiedebat tot een vergelijk te komen over gevoelige onderwerpen waarbij sprake is van een botsing van grondrechten. Laten we dat debat over de afzonderlijke onderwerpen op een respectvolle manier voeren. We kunnen ook nagaan waarover we het wél fundamenteel eens zijn.

Mevrouw Karabulut (SP): Toch wil ik hier graag kort op doorgaan, want het gaat hier om een fundamenteel uitgangspunt van onze rechtsstaat. Het uitgangspunt van gelijke behandeling is in het geding. Zou u het acceptabel vinden als een docent op een openbare school wordt geweigerd als hij of zij een christelijke overtuiging heeft? Zou u het acceptabel vinden als hij wordt geweigerd omdat hij man is?

De heer Van der Staaij (SGP): Dat zijn aparte discussies. Is het acceptabel als men weigert mij op de SP-lijst te zetten? Dat zou heel pijnlijk zijn als ik dolgraag bij die partij wil horen, maar ik snap in ieder geval dat ik er niet helemaal welkom ben met mijn opvattingen omdat die niet passen bij de identiteit van de SP. Dat kan bij scholen ook aan de orde zijn. Ik denk niet dat het veel zin heeft om nu afzonderlijk in te gaan op al die ingewikkelde situaties.

Mevrouw Karabulut (SP): Vindt u het acceptabel dat openbare scholen docenten weigeren vanwege hun overtuiging?

De heer Van der Staaij (SGP): Iedereen moet zich aan de wet houden en elke school moet docenten kunnen benoemen die passen bij de identiteit van die school

Mevrouw Karabulut (SP): Het zijn met name voor de heer Van der Staaij ingewikkelde discussies. Als je de redeneringen van hem toepast in de praktijk, is er wel degelijk sprake van discriminatie. Dat is pijnlijk en ik hoop oprecht dat de SGP doorgaat met de discussie en zich op alle fronten inzet voor de bestrijding van discriminatie. Ik vind discriminatie onacceptabel.

De heer Van der Staaij (SGP): We horen de kerstboodschap van mevrouw Karabulut met belangstelling aan. Mijn mening is duidelijk.

Voorzitter. Ik was gebleven bij de bestrijding van het antisemitisme. Hierover is een motie door de Kamer aangenomen. Ik hoop dat dit integraal terugkomt in de najaarsbrief en dat we niet uit allerlei paragrafen zinnen moeten halen om een samenhangend beeld te kunnen construeren. Op blz. 18 van het Poldis-rapport staat dat er in Rotterdam/Rijnmond opvallend veel antisemitische incidenten zijn geregistreerd. De verklaring is dat het vaak gaat om politieagenten die door voetbalfans voor jood worden uitgescholden. De uitspraak dat deze verklaring «eenvoudig» is, klinkt geruststellend, maar ik vind het helemaal niet zo geruststellend. De vervolgvraag is of er werk van wordt gemaakt om dat tegen te gaan. Je kunt daar toch niet in berusten?

Ook de registratie blijft aandacht vragen. Zijn er stappen vooruit gezet bij het registreren van antisemitische incidenten?

De Kamer heeft moties aangenomen over de holocaust in het onderwijs en bij herdenkingen. Ik vraag de regering uitdrukkelijk aandacht voor de zelfstandige en unieke betekenis van de holocaust als zwarte bladzijde in de Nederlandse geschiedenis. Het mag niet wegglippen in brede discussies. Er moet afzonderlijk aandacht aan worden besteed.

Het is goed dat er gesprekken zijn gestart over de beveiliging van joodse instellingen. Er worden onevenredig hoge kosten gemaakt voor die beveiliging, maar er worden onvoldoende oplossingen voor geboden. Welk perspectief ziet de minister op dit punt?

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD): Geweld, heimelijk of opzichtig, treiteren en wegpesten. En dat alles omdat jouw huidskleur, seksuele voorkeur of overtuiging iemand niet aanstaat. Dat is natuurlijk onacceptabel. Afgelopen zaterdag stond er weer een groot artikel in de Volkskrant over een Marokkaans gezin dat is weggepest uit Leidsche Rijn door dezelfde jongeren die een homostel hebben weggepest. De politie kent de daders maar wist weer niet deze straatterreur te voorkomen, aldus de Volkskrant. Is de minister van mening dat burgemeesters over voldoende instrumenten beschikken om dit probleem te managen? Het kabinet wijst terecht elke vorm van discriminatie af en ik wil de minister vragen nogmaals te bevestigen dat dit kabinet zich te allen tijde ondubbelzinnig zal uitspreken tegen discriminatie. Op dit punt mag er geen ruis op de lijn zijn.

De voorgestelde maatregelen of aanscherping ervan kunnen rekenen op steun van mijn fractie. Wel heb ik nog enkele vragen. Diverse belangengroeperingen vragen zich hardop af waarom discriminatie op grond van etnische herkomst c.q. ras geen specifieke aanscherpende maatregelen kent. Deze discriminatiegrond is immers de meest hardnekkige. Het lijkt mij goed dat de minister in duidelijke bewoordingen uitspreekt welke maatregelen hij neemt om discriminatie op grond van etniciteit te voorkomen en te bestrijden.

Verder wil ik graag weten hoe de minister denkt over het toevoegen van gender-identiteit en gender-expressie aan relevante artikelen over discriminatie in het Wetboek van Strafrecht.

Uit de brief begrijp ik dat ook de minister vindt dat «geen melding, maar aangifte» uitgangspunt moet zijn. Hoe gaat hij dit realiseren? In de praktijk laat dit nogal te wensen over.

Wat is de stand van zaken met betrekking tot de hate crimes campagne? Is er al een landelijke uitrol? Is het voldoende herkenbaar en wordt het goed opgepakt?

Een soortgelijke vraag heb ik over «roze in blauw». Dat heeft goede resultaten opgeleverd, maar hoe gaat het met de landelijke implementatie? Of beperkt het zich voornamelijk tot Den Haag en Amsterdam?

Hoe staat het met de proefprojecten op het gebied van de aanpak van geweld tegen lesbische vrouwen en transgenders? Alles wijst erop dat er sprake is van onevenredig veel geweld tegen en discriminatie van deze mensen.

Het is geen geheim dat de ict-problemen bij de politie voorlopig nog niet zijn opgelost. De minister heeft een aanvalsplan gelanceerd, maar gaat hij er ook voor zorgen dat in het toekomstige systeem sprake is van concrete registratiemogelijkheden van de achtergrond van een delict?

De heer Van Dam (PvdA): Voorzitter. Ik dank de minister voor de brief die overigens al van het begin van het zomerreces dateert. Die brief schetst vooral een beeld van discriminatie op straat. Soms gaat het om discriminatie in daden, maar vooral ook om discriminatie in woorden. Het is dieptriest dat «homo» en «jood» kennelijk geaccepteerde scheldwoorden blijken te zijn op straat. Schokkend vind ik dat. Doordat er steeds meer wordt geregistreerd, krijgen wij er ook steeds meer zicht op. Het komt nog vaker voor dan wij vorig jaar dachten.

Mijn fractie steunt de aanscherping van het beleid. De registratie moet zo specifiek mogelijk worden gemaakt zodat wij weten om wat voor discriminatie het gaat.

Het afgelopen jaar was er terecht weer veel verontwaardiging over het feit dat mensen vanwege hun geaardheid worden weggepest uit hun buurt. In de brief van de minister vind ik daarvan echter niet zoveel terug, terwijl de incidenten plaatsvonden voor het moment van datering. In hoeverre zijn lokale autoriteiten in staat om zich aan de kant van de slachtoffers te scharen om te voorkomen dat het zover komt? In hoeverre zijn ze in staat om de daders tijdig in de kraag te vatten? Er zijn vaak bewijsproblemen.

Het kabinet schrijft dat het elke vorm van discriminatie afwijst, maar het gedoogt nog wel steeds discriminatie in daad. Er zijn immers nog steeds scholen die leraren weigeren vanwege hun geaardheid en er zijn nog steeds ambtenaren die weigeren huwelijken te sluiten vanwege de geaardheid van de mensen die willen trouwen. Ziet de minister ook niet de discrepantie tussen de scherpe bewoordingen van zijn brief en de praktijk? Zojuist verschenen op internet interessante berichten over een nieuwe lesmethode voor het christelijk onderwijs waarin homoseksuelen niet langer expliciet worden afgewezen, maar het addertje onder het gras is dan dat ook wordt gezegd dat seksualiteit exclusief is voorbehouden aan het huwelijk tussen man en vrouw. Wat vindt de minister ervan dat dit soort lesmethodes nog steeds in het Nederland van vandaag worden aangeboden aan scholen? Ze zijn toch discriminerend voor homo’s?

De heer Slob (ChristenUnie): Ik heb het ook gelezen van die lesmethode. En weet u wat ik dan denk? Fijn dat er ruimte is om over dit soort zaken te spreken. Mag er verschil van mening zijn over dit onderwerp of vindt u dat er maar één mening dominant mag zijn? Als dat zo is, zou ik het een enorme verarming vinden.

De heer Van Dam (PvdA): Ik zou het een enorme verrijking vinden als iedere jongere in Nederland wordt geleerd dat homoseksualiteit iets normaals is. Maar het komt nog steeds voor dat jongeren wordt geleerd dat homoseksualiteit afkeurenswaardig is en dat vind ik verschrikkelijk. Ik zou willen dat de heer Slob geen begrip toont voor deze intolerantie.

De heer Slob (ChristenUnie): Ik vind dat de heer Van Dam heel zware woorden in de mond neemt. Er is verschil van opvatting over vorm en inhoud van het huwelijk. Dat is niet van de laatste jaren. Mogen we daarvoor in Nederland nog een beetje ruimte hebben? Het is toch niet de heer Van Dam die beslist wat wel en niet acceptabel is? Dat zou ik een slechte ontwikkeling vinden. Misschien moet hij eens nadenken over de uitspraak dat tolerantie ook weleens pijn kan doen.

De heer Van Dam (PvdA): Mijn verontwaardiging gaat niet over verschillende opvattingen over het huwelijk. Ik wijs erop dat in Nederland is afgesproken dat het huwelijk openstaat voor iedereen, ongeacht de vraag of je met een partner van hetzelfde geslacht wilt trouwen. Jongeren wordt echter onderwezen dat seksualiteit is voorbehouden aan relaties van man en vrouw. Seksualiteit tussen mensen van hetzelfde geslacht is kennelijk iets wat je moet afkeuren. Ik blijf erbij dat dit een schande is. We kunnen onze mond vol hebben over de bestrijding van discriminatie, maar zolang wij dit soort zaken tolereren, wordt discriminatie gevoed op jonge leeftijd.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD): Ik neem aan dat de heer Van Dam het met mij eens is dat wij het voor elkaar hebben gekregen dat voorlichting over seksuele diversiteit in de kerndoelen wordt opgenomen.

De heer Van Dam (PvdA): Dat vind ik ontzettend goed zolang het niet vertaald wordt in lesmethodes waaraan ik net refereerde. Dan schiet het alsnog zijn doel voorbij.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD): Waarvan akte.

De heer Van Dam (PvdA): Voorzitter. Het kabinet wijst in zijn brief op de rol voor burgers, maatschappelijke organisaties en de overheid. Terecht natuurlijk, maar er ligt ook een rol voor de politiek. Ik denk dan niet alleen aan bestrijding van discriminatie die tot op de dag van vandaag wordt getolereerd. De politiek heeft ook een voorbeeldfunctie. Ik heb een vijftal voorstellen van de PVV genoemd die in hun uitwerking discriminerend zijn. Maar ik hoor het kabinet daar zo weinig over. Het kabinet gebruikt scherpe bewoordingen in zijn brief en die ondersteun ik van harte, maar ik zou het ook graag terug willen zien in het politieke debat. De minister werkt samen met een partij die evident discriminerende voorstellen doet. Ik neem aan dat de minister die voorstellen kent en het wat dit betreft met mij eens is. Waarom neemt hij daarvan niet met veel passie en vuur afstand? Wat vindt hij van die voorstellen?.

Veel allochtone jongeren krijgen bij een sollicitatie te maken met discriminatie. Als ze hun echte naam gebruiken, hebben ze veel minder kans dan jongeren met een Nederlandse naam. Voor een deel vindt dergelijke discriminatie bewust plaats en dat is te bestrijden door tegen mensen te zeggen dat ze fout bezig zijn. Maar ik heb ook de indruk dat het vaak onbewust gebeurt omdat mensen nu eenmaal vooroordelen hebben. Dat is niet zo raar, maar hoe gaat het kabinet om met deze vorm van discriminatie? Soms selecteren mensen onbewust op grond van eigenschappen. Als je die mensen er expliciet naar vraagt, zeggen zij veelal dat zij tegen discriminatie zijn. Dat zijn ze ook, want discriminatie past niet bij Nederland. Toch komt het in de praktijk veel vaker voor dan je op basis van de opvattingen van mensen zou verwachten. Een van de redenen van vooroordelen is soms het gedrag van groepen. Als Marokkaanse en Antilliaanse jongeren oververtegenwoordigd zijn in de criminaliteitscijfers, doen mensen daar iets mee in hun gedrag. Sommigen lopen een blokje om als ze een groepje Marokkaanse jongeren zien. Is het niet logisch om veel gerichter de criminaliteit onder dit soort groepen aan te pakken? Het kabinet verschuilt zich nu achter de ideologie dat het geen doelgroepenbeleid wil. Ik denk echter dat de doelgroepen waarom het gaat hartstikke blij zijn met het doelgroepenbeleid.

De heer Van Klaveren (PVV): Mijn vraag is of u met vuur en passie afstand wilt nemen van uw bezoek aan de terroristische en jodenhatende Hamas. En neemt u ook afstand van de uitspraak van uw fractiegenoot Samsom dat Marokkanen het etnisch monopolie hebben op overlast? U leverde verder kritiek op het christelijk onderwijs. De PVV is erg blij dat er nu stappen in de goede richting worden gezet. Voormalig COC-voorzitter Van Dalen verklaarde dat de sluizen in het christelijk onderwijs juist opengaan. De heer Van Dam wijdde echter geen woord aan het hermetisch gesloten islamitische onderwijs.

De heer Van Dam (PvdA): Wat mij betreft is er geen enkele school in Nederland die een leraar mag weigeren op grond van zijn geaardheid, ongeacht dus de denominatie van de school. Het gaat niet om de achtergrond van de school, maar om het gedrag van de school. Dat zou bestreden moeten worden. Zolang de heer Van Klaveren geen afstand doet van zijn discriminerende voorstellen, begrijp ik überhaupt niet waar hij het lef vandaan haalt om zich druk te maken over discriminatie.

De heer Van Klaveren (PVV): Wij maken ons heel erg druk over discriminatie tegen homo’s en joden. U hebt nog steeds geen afstand gedaan van de uitspraak van uw fractiegenoot Samsom dat Marokkanen een etnisch (dus biologisch) monopolie hebben op overlast. En u hebt ook nog geen spijt betuigd over uw gekke bezoek aan het jodenhatende Hamas. Welk signaal geeft u daarmee af?

De heer Van Dam (PvdA): De heer Samsom zegt dat in de wijk waar hij geopereerd heeft als straatcoach de overlast alleen maar door Marokkaanse jongeren wordt veroorzaakt. Hij heeft ook in Amsterdam-Noord gewerkt en daar blijken het veelal autochtone jongeren te zijn die problemen veroorzaken. Uiteraard neem ik daar met geen woord afstand van. De heer Samsom beschreef de werkelijkheid en die is zorgwekkend genoeg. Dat zouden wij met z’n allen onder ogen moeten zien.

Als je je als politicus bezighoudt met buitenlandse zaken en je wilt dat op een serieuze manier doen, dan moet je je verdiepen in de standpunten van de meest extremistische en problematische politici die actief zijn op dat toneel. Daarom heb ik gesproken met Hamas, maar ook met de grote vriend van de heer Wilders, de heer Liebermann. Die heeft zo’n beetje de meest fascistoïde opvattingen binnen de Israëlische politiek en is zwaar anti-Palestijns. Zo vindt hij dat je een atoombom op Gaza moet gooien. De partijleider van de PVV heeft, geloof ik, vriendelijke diners met deze figuur. Ik ga echter niet zo vriendschappelijk om met dat soort mensen, maar ik wil wel met hen spreken. Het is goed om je te verdiepen in hun opvattingen. Dan weet je ook welke opvattingen je hebt te bestrijden.

Mevrouw Karabulut (SP): Voorzitter. Ik ben blij dat het kabinet zegt pal te staan tegen discriminatie en dat iedereen, ongeacht geslacht, afkomst en seksuele voorkeur, gelijk moet worden behandeld. Veel maatregelen die de minister aankondigt in die brief kunnen wij dan ook van harte ondersteunen. Maar ik zie nog wel een paar punten die beter kunnen.

De minister geeft de voorkeur aan aangifte boven melding. Prima, dat is echt nodig. Uit een brief van het COC blijkt dat slechts 15% van de slachtoffers aangifte doet. Dat betekent dat wij slechts het topje van de ijsberg in beeld hebben. In de praktijk blijkt echter dat mensen die aangifte willen doen, later terug moeten komen omdat er geen capaciteit is, omdat het te druk is, of omdat er geen bewijs is. Na lang aandringen, kan het dan toch, maar dit is natuurlijk niet de manier waarop je de aangiftebereidheid bevordert. Wat gaat de minister hieraan doen? Hoe gaat hij ervoor zorgen dat dit probleem serieuze aandacht krijgt bij alle bureaus en dat er ook iets met de aangifte wordt gedaan?

Discrimineren, pesten, wegtreiteren uit buurten en wijken moeten echt worden aangepakt. Collega’s hebben al enkele voorbeelden genoemd. Ik heb de indruk dat nog steeds slachtoffers als dader worden behandeld en dat de daders te gemakkelijk wegkomen. Wat gaat de minister doen om de samenwerking tussen de diverse instanties te verbeteren? Duidelijk moet zijn wie wanneer moet handelen. Het moet vooral ook in een zo vroeg mogelijk stadium gebeuren om te voorkomen dat mensen hun buurt uit moeten vluchten.

Ik ben erg blij dat de minister werk maakt van de bestrijding van discriminatie van lesbische vrouwen, homoseksuele mannen en transgenders. Het is goed dat het kabinet ervoor gaat zorgen dat op elke school straks voorlichting wordt gegeven. Wanneer gaat dat gebeuren? Kan het alstublieft heel erg snel? Hetzelfde geldt voor het project «roze in blauw», de proefprojecten van bestrijding van de discriminatie van lesbische vrouwen en de voorlichting over homoseksualiteit in migrantenkringen. Ik begrijp dat goedlopende projecten worden gestopt, maar is dat wel verstandig?

In de brief wordt weinig aandacht besteed aan arbeidsmarktdiscriminatie, maar van de commissie gelijke behandeling en uit eigen ervaring weet ik dat er een gigantisch probleem is. Ik denk aan leeftijdsdiscriminatie, discriminatie op basis van een handicap, geslacht of afkomst. Wat gaat het kabinet hieraan doen? Het is goed dat mensen het kunnen melden, maar wat gebeurt er vervolgens mee? Mensen krijgen een waarschuwing, maar is een boete niet beter op zijn plaats? Moet de arbeidsinspectie niet betere instrumenten krijgen zodat ook op dit belangrijke terrein daadkracht kan worden getoond?

Discriminatie op grond van etniciteit is ook nog steeds een groot probleem. Welke plannen heeft de minister op dit punt? Wat doet hij met signalen vanuit de overheid? Ik schrok mij rot toen ik afgelopen vrijdag een artikel las in de Volkskrant met de kop «Klopjacht op negroïde werksters». Op basis van uiterlijke kenmerken is een opsporingstraject ingezet en zijn vervolgens mensen het land uitgezet. De onderliggende problemen – uitbuiting en mensenhandel – en de klachten tegen opdrachtgevers kwamen echter niet aan bod. Waarom wordt er niks gedaan aan het probleem dat mensen op grond van uiterlijke kenmerken worden gediscrimineerd? Dezelfde signalen krijg ik als het gaat om preventief fouilleren. Dat kan een goed instrument zijn, maar als je selecteert op mensen met een donkere huidskleur, is sprake van discriminatie. Dat moeten wij echt niet willen.

Gaat de minister de registratie nu eindelijk op orde maken? Ik heb het over de registratie van alle vormen van discriminatie. Misschien zou het kunnen in de reorganisatie van de politie. Komt de minister met een overall actieplan met maatregelen en doelen?

Mijn laatste vraag is waar de agenda voor hedendaags burgerschap blijft.

De heer Dibi (GroenLinks): Voorzitter. De Nederlandse rechtstraat is gefundeerd op het gelijkheidsbeginsel. Hoe belangrijk dat beginsel is, wordt onderstreept door de grondwetbank op het Buitenhof. Artikel 1 van de Grondwet is een van de weinige grondrechten die in marmer staan gebeiteld. Discriminatie en discriminatoir geweld raken niet alleen het individu, het slachtoffer, maar de samenleving als geheel omdat het een inbreuk is op de gedachte dat in Nederland iedereen vrij is om zichzelf te zijn en gevrijwaard te blijven van vernedering en minderwaardigheid.

Het ontbreekt aan betrouwbare gegevens over de precieze aard en omvang van discriminatie. De minister gaat een commissie aan het werk te zetten om dit probleem in kaart te brengen. Van belang is wel dat er een uitsplitsing plaatsvindt naar verschillende vormen van discriminatie.

Het lijkt er helaas nog steeds op dat veel mensen er geen vertrouwen in hebben dat de politie bijdraagt aan een adequate reactie op discriminatie en geweld. De situatie in de Utrechtse wijk Leidsche Rijn vergroot dat vertrouwen niet. Als de minister zegt dat hij het antidiscriminatiebeleid wil aanscherpen (de aangiftebereid vergroten) kan er een aantal concrete doelstellingen aan worden gekoppeld. Hoe groot zal aan het einde van deze kabinetsperiode de aangiftebereidheid zijn? Hoeveel zaken zijn dan goed afgehandeld? Recent bleek dat ook joodse Nederlanders vaak melding achterwege laten vanwege het gebrek aan vertrouwen. Homoseksuelen lijken daarentegen wat vaker de gang naar het politiebureau te maken. Hoe kan dat verschil worden verklaard?

In Utrecht is niet alleen een homostel weggepest, maar ook een Marokkaans gezin. En dat door dezelfde groep jongeren. Misschien dat andere gemeenten hieruit kunnen leren hoe je hiermee wél moet omgaan. Ik denk namelijk dat vaker meldingen niet goed worden opgepakt. Kan de minister een overzicht geven van wat er precies is gebeurd, welke stappen er zijn genomen en hoe de casus in Utrecht een voorbeeld kan zijn voor andere gemeenten?

Sorteert het antidiscriminatiebeleid van dit en voorgaande kabinetten wel voldoende effect? Ook doemt de vraag op of de kern van dit beleid gediend is met de huidige strafrechtpraktijk. Je ziet nu dat strafrechtelijke veroordelingen voornamelijk worden uitgesproken op basis van uitingsdelicten. Gesteld voor de keuze hoe om te gaan met spaarzame opsporings- en vervolgingscapaciteit, vind ik dat de voorkeur moet worden gegeven aan discriminatie in de woonomgeving, in het uitgaansleven en op de werkvloer en minder aan de zittingsklare strafzaken tegen verknipte mensen met weerzinwekkende opvattingen. Kortom: minder focus op uitingsdelicten – hoe pijnlijk ook – en meer op fysieke uitsluiting. Want op dat punt raakt discriminatie mensen echt in het hart.

Het Amsterdamse politieproject «roze in blauw» verdient landelijke navolging. Graag een toezegging van de minister.

Het COC bepleit de nodige aanvullingen op bijvoorbeeld scholen. In de VS zie je hoopgevende initiatieven waarbij homoseksuele en heteroseksuele leerlingen netwerken sluiten die moeten leiden tot minder pest- en intimidatiegedrag. Hoe gaat het kabinet dergelijke netwerken versterken?

In een tijd van recessie moet de focus zijn gericht op arbeidsmarktdiscriminatie. Mensen mogen niet worden geweigerd om hun afkomst, leeftijd, handicap of geslacht. We hebben al die mensen hard nodig op de arbeidsmarkt.

Uit eigen ervaring en uit de ervaringen van familieleden en vrienden weet ik dat vooral in de grote steden nog veel horecadiscriminatie voorkomt. Soms is het begrijpelijk omdat Marokkaanse of Antilliaanse jongens de boel verzieken, maar in Nederland worden personen op gedrag beoordeeld en niet op hun uiterlijk. Ik mis de horecadiscriminatie en ik vind dat wij hierin niet mogen verslappen.

Voorzitter. Dit kabinet gedoogt discriminatie. Het kabinet wordt gedoogd door PVV en SGP. Mensen mogen van mij alle opvattingen hebben die ze willen, maar als ze worden omgezet in handelingen hebben ze een probleem met mijn fractie. Dit kabinet zou niet bestaan zonder partijen met opvattingen die leiden tot discriminatie in de praktijk. Hoe oordeelt de minister hierover? Ik ben getroffen door de zinsnede in de brief dat discriminatie haaks staat op de burgerschapsgedachte omdat ze mensen in het hart raakt. Ik sta achter de brief, maar er wordt met geen woord gesproken over de discriminatie van moslims. Ik vond slechts één keer het woord Marokkanen, maar dan omschreven als dadergroep. Terecht, maar Marokkanen, moslims en allochtonen zijn zeker de laatste jaren ook steeds vaker slachtoffer van discriminatie. Homodiscriminatie en antisemitisme worden terecht wél genoemd, maar de moslims horen ook in dit rijtje. Toen ik merkte dat ze niet werden genoemd, werd ik een beetje wantrouwig. Moskeeën worden besmeurd en meisjes met hoofddoek worden uitgescholden. Als we benoemen dat Marokkaanse en Antilliaanse Nederlanders voor veel problemen zorgen, moet je dat ook doen als zij slachtoffer zijn. In mijn wijk wonen veel allochtonen. Als een autoraam wordt ingetikt, als er een inbraak plaatsvindt of een straatroof, dan zijn de slachtoffers heel vaak moslims of allochtonen. Ik mis hiervoor de aandacht van het kabinet en dat vind ik verdacht.

Ten slotte sluit ik mij aan bij de woorden van mevrouw Karabulut over de negroïde werksters. Ik vind het bericht hierover nogal schokkend.

De heer Van Klaveren (PVV): Ook GroenLinks heeft indertijd een bezoek gebracht aan Hamas. Vindt u Hamas een normale gesprekspartner? Deze organisatie pleegt moorden en bomaanslagen. U hebt het over discriminerende maatregelen die direct of indirect afkomstig zijn van de PVV. Het rapport van GroenLinks «Kom, maar op eigen kosten» stelt dat immigranten niet dezelfde rechten moeten krijgen als autochtone Nederlanders of personen met een Nederlands paspoort. Is dat de lijn van GroenLinks? En is dat discriminerend?

De heer Dibi (GroenLinks): Er worden nu heel veel dingen op een hoop gegooid. Wat betreft het bezoek aan Hamas kan ik geen beter antwoord geven dan de heer Van Dam deed. Ik vind het geen normale gesprekspartner. Veel opvattingen van Hamas vind ik verwerpelijk, maar toch moet je met die partij om tafel gaan omdat er een oplossing moet komen. Ik kan de heer Van Klaveren confronteren met heel veel mensen waarmee de PVV heeft gesproken. Ik noem Pamela Geller die van mening is dat de sociaaldemocratische jongeren die in Noorwegen zijn vermoord, het enigszins over zichzelf hebben afgeroepen. Zij is een goede vriendin van mijnheer Wilders. Laten we elkaar niet lastigvallen met dat soort bezoekjes, maar laten wij bezien wat de partijen doen. Ja, immigranten hebben rechten maar niet direct dezelfde als Nederlanders omdat ik vind dat het Nederlands staatsburgerschap iets betekent. Die rechten kan je wel krijgen, maar dan eerst het staatsburgerschap!

De heer Van Klaveren (PVV): Ik vind het een schande dat Pamela Geller op een lijn wordt gesteld met Hamas, een terroristische organisatie. De heer Liebermann is een democratisch politicius. Hij is dus een normale gesprekspartner. Met het land Israël hebben wij banden, maar dat geldt niet voor Hamas. GroenLinks, de PvdA en overigens ook de SP vinden Hamas wel een normale gesprekspartner. Zij drinken thee met een stel moordenaars. Dat vinden wij schandalig. Het zou de heer Dibi sieren als hij afstand nam van de vergelijking van mevrouw Geller met Hamas.

De heer Dibi (GroenLinks): Voorzitter, Er wordt weer van alles op een hoop gegooid. Ik vergeleek Pamela Geller niet met Hamas. Ik zeg alleen dat de PVV warme contacten heeft met deze mevrouw, terwijl zij de meest afschuwelijke dingen zegt. Zo vergoelijkt zij wat er in Noorwegen is gebeurd. Je kunt je dus afvragen waarom de PVV met die vrouw in contact treedt of waarom de PVV misschien zelfs geld krijgt van Geller. Je kunt in gesprek gaan met mensen met weerzinwekkende opvattingen – ik vind Hamas geen normale gesprekspartner – maar dat doe je dan omdat je een ander belang wilt dienen. In dit geval is het de oplossing van het conflict tussen Israël en Palestina.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA): Allereerst dank voor de brief die wij hebben gekregen. De CDA-fractie deelt de visie van het kabinet dat discriminatie haaks staat op de burgerschapsgedachte, dat discriminatie de sociale cohesie bedreigt en zorgt voor tegenstellingen. De eerstverantwoordelijken voor discriminatie zijn inderdaad de burgers en de bedrijven zelf. Laat de maatschappelijke verantwoordelijkheden daar waar ze horen, maar de overheid heeft wel een ondersteunende rol in het kanaliseren van klachten, voorlichting en educatie en het adequaat reageren op meldingen en aangiften binnen het strafrecht. Maar ik mis in de brief de term «beschermen». Denk aan de weggepeste homostellen en de belaagde synagogen. Veel collega’s hebben hierover al vragen gesteld en opmerkingen gemaakt. Ik wacht het antwoord op die vragen af. De gemeenten hebben voldoende opsporingsmiddelen, maar weten we voldoende wat wel en niet werkt? Wat zijn de best practices om mensen adequaat te kunnen beschermen? We kunnen wel zeggen dat wij de aangiftebereidheid willen stimuleren, maar wat als je daarna in de kou blijft staan? Ik denk weer aan het weggepeste homostel.

Net als mevrouw Karabulut zijn wij benieuwd naar de agenda van hedendaags burgerschap. De Kamer zou die in het najaar krijgen. De agenda komt interactief tot stand. Hoe verloopt het met de participatie?

De regionale discriminatieoverleggen (RDO’s) worden niet ondergebracht bij de veiligheidshuizen omdat die vooral individueel gericht zouden zijn. De RDO’s zouden ontwikkelingen moeten signaleren, stimuleren en de samenwerking moeten bevorderen. Maar het een sluit het ander toch niet uit? De RDO’s komen nog niet goed uit de verf omdat de aanpak niet gestructureerd is en omdat er gebrek is aan continuïteit. De discriminatieproblemen zouden juist goed te tackelen zijn als ze worden aangehaakt bij de veiligheidshuizen. Waarom moet er sprake zijn van twee aparte werelden?

Een ander punt betreft de verhoging van de strafeis. Er wordt nu ook gekeken naar ingrijpende feiten. Daartoe is de aanwijzing «discriminatie» gewijzigd. Valt daarover al iets te zeggen? Wordt er bij de tenuitvoerlegging van de straf wel voldoende aandacht besteed aan die feiten? Bij ernstige gewelds- en zedendelicten mag straks niet meer louter een taakstraf worden opgelegd. Dat is een goede zaak, maar wordt tijdens de detentie wel voldoende aandacht besteed aan de aard van het delict, te weten een discriminatoire achtergrond? De CDA-fractie heeft er niet voor niets voor gezorgd dat een taakstraf kan worden opgelegd, aanvullend op een gevangenisstraf, juist om de aard van het delict een plek te kunnen geven. Ik nam vroeger jongeren mee naar de dodenherdenking in Vught. Die jongeren zaten vast wegens discriminatoire delicten. Niets maakte zo’n indruk als een herdenking van de transporten van meer dan 1200 kinderen. Daar kregen de jongeren zweetdruppels op hun voorhoofd en daarna konden wij er met hen over spreken: daartoe kan discriminatie leiden! Het discrimineren in gevangenissen kan een agendapunt worden genoemd, maar wordt in de strafoplegging voldoende aangesloten bij de resocialisatiegedachte? Mensen die voor dit soort delicten in de gevangenis komen, moet je aanpakken op hun gedachten. In kamp Vught is trouwens een geweldige tentoonstelling over kinderen in de oorlog. Dat is goed materiaal voor scholen, want daar kan je goed zien waartoe discriminatie kan leiden. In de Diamantbuurt is op een gegeven moment een brief bezorgd bij alle huizen waarin stond: in dit huis woonde vroeger dit gezin en daarvan is dit kind of die ouder niet meer teruggekeerd na de oorlog. Dat maakte veel indruk op de mensen, want je brengt het zo heel dichtbij.

Politieambtenaren zijn vaak slachtoffer van discriminatie. Melden zij meer en wordt er stevig gereageerd? Wanneer is een scheldpartij «gewoon» schelden en wanneer discriminatie? Ik ben advocaat geweest voor Feyenoordhooligans en op een gegeven moment begrijp je dat het woord «jood» roepen naar een agent bijna de norm is. Dat kan natuurlijk niet, maar wij moeten wel willen zien dat niet «jood» wordt bedoeld in de zin van de drama’s die zich hebben voltrokken. Als ik als gevangenisdirecteur optrad tegen een delinquent, kreeg ik steevast de term «hoer» naar mijn hoofd. Dat was niet omdat ik een hoer was, maar omdat het een scheldwoord is dat voor in de mond ligt. Wij moeten dergelijk woordgebruik natuurlijk niet goedkeuren, maar ik vind het wel belangrijk om na te gaan of echt sprake is van discriminatie. Het verschil is niet altijd gemakkelijk aan te geven, maar als een politieambtenaar aangifte doet, zou dat verschil wellicht wel worden kunnen gemaakt.

Ik ben mij suf geschrokken van de incidenten van antisemitisme in Duitsland. Hebben wij nu serieus het gevoel dat dit in Nederland niet aan de orde is?

De heer Slob (ChristenUnie): Of een scheldwoord wel of niet discriminerend is bedoeld, lijkt mij heel ingewikkeld worden bij de registratie. Moeten er dan twee vakjes bij komen in de zin van: 1. de intentie was om te discrimineren. 2. de intentie was niet om te discrimineren? Het is toch gewoon niet acceptabel om iemand voor jood uit te schelden, zelfs als het niet discriminerend is bedoeld? De norm moet zijn dat je dat niet doet.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA): Dat zei ik ook, maar wellicht kunnen we die analyse wel maken als een politieambtenaar een melding maakt. Ik hecht daar wel aan. Op allerlei niveaus worden analyses gemaakt, maar uiteindelijk ontstaat er geen goed beeld. Mensen voor «jood» uitschelden kan natuurlijk niet. Dat heeft een andere lading dan mij voor «hoer» uitschelden. Maar je moet je afvragen wanneer iemand een gevaar is voor de joodse gemeenschap en wanneer een ongeleid projectiel is aan wie duidelijk moet worden gemaakt dat je in Nederland iemand niet uitscheldt voor «jood».

De heer Slob (ChristenUnie): En dan? Je loopt het risico dat je het af gaat zwakken. Zo van: de intenties waren niet zo heftig, dus valt het wel mee. Die boodschap wil je ook niet uitstralen, dunkt mij.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA): Absoluut niet. Daarom zeg ik dat je in beide situaties stevig moet reageren, maar ik heb zelf gemerkt in mijn jeugdinrichting dat die ongeleide projectielen anders moeten worden aangepakt. Ze hoeven niet een leergang van discriminatie op grond van ras te volgen. Het gaat veeleer om de vraag: hoe gaan wij met elkaar om? Het einddoel is dat zij ermee stoppen. Ik onderken natuurlijk dat het scheldwoord «jood» erg beladen is.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

De voorzitter: De heer Slob heeft de vergadering verlaten wegens andere verplichtingen. De heer Van der Staaij heeft mij meegedeeld dat hij de vergadering eerder zal verlaten. Beide fracties volgen echter het verloop van dit overleg.

Minister Opstelten: Voorzitter. Ik dank de commissieleden voor hun interventies, hun kritische aantekeningen en hun vragen. Ik proef in de kern steun voor de brief die wij hebben gestuurd. Het gaat om aanscherpingen van de aanpak van discriminatie. Wij hebben natuurlijk een gezamenlijke verantwoordelijkheid en ik wil er geen misverstand over laten bestaan dat dit kabinet elke vorm van discriminatie afwijst. Ik begrijp dan ook niet goed dat wordt gezegd dat dit kabinet discrimineert door de politieke samenwerking met de PVV. Het gedoogakkoord bevalt ons prima. Er zijn meningsverschillen, maar daarover zijn duidelijke afspraken gemaakt. Dat er meningsverschillen zijn, kunnen wij in onze vrije democratie spijkerhard tegen elkaar zeggen. De opmerking dat het kabinet discrimineert, wijs ik dus af. Het gaat dan vooral over de positie van de PVV en de SGP. Er zijn eeuwenoude tradities gevormd en je mag elkaar daarop aanspreken, maar ik respecteer die tradities en heb er zo mijn eigen opvattingen over. Hetzelfde geldt voor het kabinet. Wij werken samen met de partners van het gedoogakkoord en met andere partners als daarvoor aanleiding is in onze parlementaire democratie. Maar discriminatie wijzen wij in alle vormen af en dus ook discriminatie van moslims. Daar hoef ik niet over na te denken. Als het niet mogelijk is dat mensen naar moskeeën gaan, dient daarvoor een voorziening te worden getroffen. In de eerste plaats door de organisatie zelf en als er problemen ontstaan, moet de overheid haar gezicht laten zien. Wij kennen de vrijheid van godsdienst.

De heer Van Dam (PvdA): De minister wekt de indruk dat hij niet de discriminerende voorstellen van de PVV afwijst, maar wel het feit dat wij daar kritiek op hebben. Hij zei dat het kabinet over die voorstellen zo zijn opvattingen heeft. Die zou ik dan wel even graag willen horen.

Minister Opstelten: Dat heb ik niet gezegd. Ik heb gereageerd op de opmerking dat het kabinet discrimineert omdat het de PVV gedoogt en ook samenwerkt met de SGP. Wij werken met alle fracties samen als daarvoor aanleiding is. Ik heb de indruk dat elke fractie in de Kamer dat doet. Wij verschillen bijvoorbeeld met de PVV van mening over de positie van de islam. Ik ga nu niet allerlei casuïstiek behandelen, maar als wij vinden dat wij iets van de PVV moeten zeggen, zullen wij dat niet nalaten. Het omgekeerde is trouwens ook het geval.

De heer Van Dam (PvdA): De minister laat het juist wél na. De PVV heeft voorgesteld om Nederlandse jongeren met een Nederlands paspoort die over de schreef gaan, te verbannen naar de Antillen als een van de grootouders daar vandaan komt. Is de minister het met mij eens dat dit discriminatie op basis van afkomst is? Als een van je grootouders op Curaçao is geboren, word je om die reden anders behandeld dan andere Nederlanders. Wat doet het kabinet tegen dit soort voorstellen?

Minister Opstelten: Als dat soort voorstellen het kabinet bereiken, bepalen wij onze positie.

De heer Van Dam (PvdA): Dus dat is de opvatting van het kabinet. Als er discriminerende voorstellen komen uit de politieke arena, leunt het kabinet achterover en wacht het af of het ooit een officieel wetsvoorstel wordt. Moet discriminatie zo worden aangepakt?

Minister Opstelten: Als er aanleiding toe is. zullen wij in een parlementair debat de voorstellen van de PVV beoordelen. Het is goed om daarnaar te kijken vanwege de positie van Antilliaanse jongeren in ons land. Een aantal van hen bezondigt zich aan criminele activiteiten. Daarvoor moet je niet de ogen sluiten. In het verleden heb ik daarmee praktische ervaringen opgedaan. Het is goed om kritisch te kijken naar de diverse mogelijkheden.

De heer Dibi (GroenLinks): De minister zei dat de discriminatie van moslims een even groot probleem is als alle andere vormen van discriminatie. Daar twijfel ik niet aan, maar in de brief wordt daar met geen woord over gesproken. Er wordt wel iets gezegd over antisemitisme en homodiscriminatie, maar ik wijs erop dat de afgelopen tijd diverse moskeeën zijn belaagd. Alleen al deze week zijn twee personen met een twitterprofiel door arrestatieteams opgepakt omdat er dingen werden gezegd als: «ik wil ze het liefst levend zien branden» of «ik wil ze in slow motion onthoofd zien worden». Dat soort uitspraken zie je regelmatig op internet. Ik heb het gevoel dat de discriminatie van moslims een blinde vlek is van het kabinet. Ik hoop dat dit niets te maken heeft met de gedoogpartner. De commissie die de discriminatie in Nederland in kaart gaat brengen, moet daarbij expliciet de discriminatie van moslims, allochtonen en migranten betrekken.

Minister Opstelten: Allochtoon of autochtoon, elke vorm van discriminatie wordt aangepakt. In de Kamer is een plenair debat gevoerd over brandstichting en bekladding van moskeeën. Ook is een debat gevoerd over de positie van homoseksuelen, lesbische vrouwen, biseksuelen en transgenders. Maar je moet ook vaststellen dat in sommige wijken allochtonen autochtonen discrimineren. Beide zaken deugen niet! Het een is niet belangrijker dan het andere. Het kabinet is er voor alle mensen en in artikel 1 van de Grondwet staat niet voor niets het gelijkheidsbeginsel. Je moet niet praten over de herkomst of de seksuele geaardheid. Iedereen moet gelijk worden behandeld. Dat zit in mijn genen en daar ga ik voor. Een integrale benadering is gewenst. Mevrouw Berndsen heeft prima dingen gezegd. Zij noemde acht punten en die ga ik natuurlijk allemaal honoreren! Met de meeste zijn we trouwens al bezig, maar het kan inderdaad beter.

De heer Dibi (GroenLinks): Ik kan me helemaal vinden in het antwoord van de minister. Ik geloof hem, maar ik wil hem beoordelen op wat hij doet en op zijn plannen. Daarin zie ik juist wel een onderscheid. In de brief worden de Marokkanen slechts één keer genoemd en dan ook nog als dader. Voor de rest is er aandacht voor homodiscriminatie en antisemitisme. Ik signaleer al langer een maatschappelijke trend waarbij het normaal is om moslims en allochtonen uit te sluiten omdat ze zoveel problemen veroorzaken. In een volgende brief moet deze groep expliciet worden benoemd, niet alleen als dader maar ook als slachtoffer.

Minister Opstelten: We zullen de positie van dader en slachtoffer goed in de gaten houden, maar ik wil niet de ene helft wel en de andere helft niet noemen. Daar zou ik mij niet prettig bij voelen. Ik hoop dat u zich hierin herkent. Als u nou eens een keer per dag «ja» zou zeggen, zou ik dat erg waarderen. Dan kunt u de rest gewoon afwijzen.

De heer Dibi (GroenLinks): Ja.

Minister Opstelten: Ik dank u zeer. Mijn dag is goed. Dit heb ik in dagen niet bereikt.

Voorzitter. Voordat ik met mijn collega van BZK de brief componeerde, werd de verhoging van de strafeis van het OM geregeld voor zaken met een discriminatoir element. De eis kan nu tot 100% hoger uitvallen. Ik ben blij dat deze wijziging is doorgevoerd en inmiddels ook wordt toegepast. Per 1 november is de nieuwe aanwijzing taakstraffen ingegaan waardoor het onmogelijk wordt om bij zware delicten met een discriminatoire achtergrond taakstraffen op te leggen. Begin deze maand organiseerde mijn departement samen met OC&W een politieconferentie om de acceptatie van lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen en transgenders te bevorderen. Vandaag gaat de herziene website www.hatecrimes.nl de lucht in. Gisteren, toen de site informeel startte, werden al een aangifte en een melding van discriminatie ontvangen. Het is goed hierbij te vermelden dat ze uit een andere regio kwamen dan de politieregio’s waar het proefproject draaide. De landelijke uitrol heeft dus al effect en zal versneld voortgang vinden. Volgend jaar komt er een voorlichtingscampagne. Vanmiddag worden in Amsterdam de resultaten van onderzoek naar de veiligheid van lesbische vrouwen en transgenders gepresenteerd. Vanavond bekijkt de politie aldaar welke maatregelen genomen kunnen worden om die veiligheid te vergroten. In 2012 zal in de gemeenten Leiden en Arnhem een vraag naar de seksuele voorkeur dan wel seksuele gerichtheid worden opgenomen in de integrale veiligheidsmonitor. We moeten even zien hoe dat werkt en of de goede vragen worden gesteld. Op basis van de respons zal een vraag worden geformuleerd die vanaf 2013 in de landelijke vragenlijst zal worden opgenomen.

Naar aanleiding van de motie-Rouvoet ben ik in gesprek gegaan met gemeenten en instellingen over de kosten van de beveiliging van joodse instellingen. Eergisteren heb ik u hierover per brief geïnformeerd. Straks ga ik er nog even specifieker op in.

Naast dit alles werken wij aan het vereenvoudigen van het aangifteproces. Dat is erg belangrijk. Wij zijn op de goede weg, maar we zijn er nog niet. Door goede registratie laten wij zien dat wij het niet zomaar ergens over hebben en dat discriminatie vandaag de dag nog steeds een maatschappelijk probleem is. In het algemeen overleg op 2 februari over antisemitisme heb ik toegezegd de registratie van discriminatie te verbeteren en dat doe ik ook. De aantallen stijgen. Ik weet niet of dat ook betekent dat het aantal gevallen van discriminatie toeneemt. Wel weet ik dat er vaak melding of aangifte wordt gedaan en dat is op zichzelf een goede zaak. Het is een hele klus om een goede registratie op orde te krijgen, want er moeten gezamenlijke definities en uitgangspunten komen. De verbetering van de Poldis-registratie betekent een grote stap vooruit. Per 1 januari werkt de politie met een nieuw registratieformulier dat gecombineerd wordt met de landelijke gebruikershandleiding. Dit leidt tot een meer eenduidige en beter gestructureerde politieregistratie van de discriminatie-incidenten. In 2012 worden politiemedewerkers nog beter getraind in het herkennen en beter registreren van discriminatie.

Het kabinet zet erop in dat discriminatie op verschillende plaatsen kan worden gemeld. Discriminatie kan gemeld worden bij antidiscriminatievoorzieningen en bij de politie. In het laatste geval zie ik dan het liefst dat er aangifte wordt gegaan in plaats van enkel een melding. Ook kan gemeld worden bij belangenorganisaties. Als mensen liever thuis blijven, is er ook de mogelijkheid om via de website hatecrimes.nl aangifte te doen. Daarna vindt een goede afronding van de aangifte plaats in de regio.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD): Mooie woorden van de minister. Het is goed te horen dat de registratie is verbeterd sinds het algemeen overleg van 2 februari jongstleden. Maar komt er in de registratie ook aandacht voor de achtergrond van het delict? Gaat dat door middel van een vinkje gebeuren in de nieuwe database van politie en OM?

Minister Opstelten: Geen vinkje, wel registratie.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VV): En dat geldt zowel voor politie als OM?

Minister Opstelten: Daar kom ik zo op terug. Er komt een nationale politie, althans daar ga ik vanuit. Ik hoop dat de Eerste Kamer ook hieraan steun zal geven. Als die politie er is, hebben we natuurlijk veel meer mogelijkheden. Dan hoef je niet meer 25 regiosystemen met het OM te verbinden. Ik wil gewoon die registratie duidelijk hebben.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD): Dat gaat zo spoedig mogelijk gebeuren, veronderstel ik. Zo ken ik deze minister. Het gaat stapje voor stapje. Helaas zit de ict-baviaan op zijn schouder en wij moeten oppassen dat het geen gorilla wordt. Ik vind dit al met al een mooie toezegging. Net als de minister geef ik de voorkeur aan aangifte boven melding. Hoe denkt de minister mensen te bewegen vooral aangifte te doen?

Minister Opstelten: Dat doen we met campagnes. Verder wordt het aangiftevolgsysteem verbeterd. Aangifte doen, is het allerbelangrijkste. Daar blijven we op hameren. Het is nog niet ideaal en daarom ook zijn er informatietrainingen bij de politie nodig. Agenten moeten tegen mensen zeggen dat ze aangifte moeten doen.

We werken hard om discriminatie tegen te gaan, maar we zijn er nog lang niet. Dat mensen uit hun huis worden weggepest, is totaal onaanvaardbaar. Het is de wereld op z’n kop. Iemand moet gewoon in zijn wijk kunnen wonen. Het kan niet de bedoeling zijn dat de pesters er blijven wonen en dat de gepesten vertrekken. Ik tolereer dat van geen kant. Het is overigens wel een verantwoordelijkheid van de lokale driehoek. Als ik er te veel over zeg, krijg ik natuurlijk een standje van de Kamer. Vaak is bij dit soort pesterijen geen sprake van strafbare gedragingen. Dat verklaart ook waarom in veel gevallen geen aangifte wordt gedaan. Verbeteringen van het aangifteproces en de daaraan gekoppelde trainingen van politiemedewerkers moeten ertoe leiden dat signalen van discriminatie eerder worden opgepakt. De zaken van weggepeste homostellen in Utrecht, Haarlem, Den Haag, Delft, Ulft en Sittard staan mij ongelooflijk helder voor de geest. Elke case komt op mijn bureau, want ik wil zien wat er is gebeurd. In antwoord op verschillende Kamervragen heb ik te kennen gegeven dat ik hiervan een ongelooflijke afkeer heb. Ik zal gemeenten niets in de weg leggen om dit aan te pakken. In Amsterdam is de inzet van het politiehomonetwerk «roze in blauw» effectief gebleken. Door de introductie van de nationale politie wordt die aanpak landelijk uitgerold. Het is van belang dat alle groepen de weg naar de politie kunnen vinden om aangifte te doen van discriminatie en geweld. Het OM, de politie en het COC – die noem ik met ere – slaan de handen ineen en starten ondermeer een netwerk van regionale veiligheidscoördinatoren. Per regio wordt een medewerker van het OM en de politie gekoppeld aan een veiligheidscoördinator van een van de 21 regionale COC’s die in heel Nederland aanwezig zijn. De COC’s kunnen aldus signalen over geweld tegen homo’s en transgenders direct kwijt bij het OM en politie. Het OM en politie informeren de COC’s over de aanpak van dat geweld. Informatie over best practices van de aanpak van discriminatie zullen tussen de regio’s worden uitgewisseld.

Er zijn ook vragen gesteld over de rol van de RDO’s en de gemeentelijke aanpak. In de RDO’s werken OM, politie en de antidiscriminatievoorzieningen samen om discriminatie aan te pakken. Het is van belang dat de RDO-partners meer in verbinding komen met gemeentelijke instanties zodat ze er in een eerder stadium bij betrokken worden. Ik wil dat signalen van discriminatie snel worden opgepakt. Bij het voorkomen en het terugdringen van discriminatie spelen gemeentes, scholen, woningbouwcorporaties en belangenorganisaties een belangrijke rol. Ik deel de zorg dat er onvoldoende tijd is voor de verschillende organisaties om te participeren en ik zal erop toezien dat dit aandacht krijgt. Waar het toegevoegde waarde heeft, moeten politie en OM klaar staan voor een strafrechtelijke vervolging. Zoals wij ook in de brief van 8 december over het wegpesten van buurtbewoners hebben aangegeven, willen wij langs deze lijn de discriminatie bij de wortel aanpakken. Het betoog van mevrouw Van Toorenburg spreekt mij aan. In overleg met mijn collega van BZK zal ik bekijken of de RDO’s beter kunnen worden aangesloten bij de veiligheidshuizen. Ik denk overigens niet dat je het helemaal moet integreren, want dan wordt het veel te breed. Dan verspeel je de meerwaarde van de RDO’s.

Mijn collega van BZK heeft een belangrijke coördinerende rol ten aanzien van de lokale aanpak van discriminatie. In het voorjaar van 2011 is een groepje koplopers bij elkaar geweest om goede voorbeelden van initiatieven uit de samenleving in kaart te brengen die sociale bindingen bevorderen en discriminatie voorkomen. Daaraan zal een vervolg worden gegeven op een burgerzakencongres begin 2012. De goede voorbeelden zullen ter beschikking worden gesteld aan iedereen die ermee aan de slag wil.

Mevrouw Berndsen (D66): Uit mijn ervaring als landelijk portefeuillehouder discriminatie bij de politie herinner ik mij dat de aanwezigheid van de discriminatieofficier van Justitie bij het RDO altijd een groot probleem was. Hij moet echter wel aanwezig zijn bij een zaaksoverleg. Hoe denkt de minister dit te realiseren? Het is vooral een capaciteitsvraag bij het OM.

Minister Opstelten: Dat is punt twee van de acht punten van mevrouw Berndsen. Ik ga haar lijstje langslopen.

We hebben een flinke verbeterslag gemaakt bij de registratie. Sinds dit jaar registreren politie en OM nu ook beter op discriminatiegronden. Het heeft onze volle aandacht en wij zijn op de goede weg. In het najaar van 2012 krijgt de Kamer nadere berichten.

Alle regio’s houden een zaaksoverzicht bij en bespreken dat in het RDO. Dat is onderdeel van het actieplan van 7 juli. Ik zal dit verder stimuleren en ik zal aansluiting van het RDO bij gemeenten en belangenorganisaties bevorderen. Ik zal de positie van het OM daarbij bespreken met het college van pg’s.

Inmiddels kan in het OM-registratiesysteem het discriminatie-element worden geregistreerd. De cijfers over 2012 gaan naar de Kamer. Ook is gevraagd naar een jaarlijks beeld van alle cijfers. Mijn collega van BZK heeft dat direct bij haar aantreden opgepakt. Cijfers van het OM, politie, ADV’s, CIDI en MDI worden bijeengebracht, zodat er eind 2012 een totaalbeeld is. Dit is werk in uitvoering.

Mevrouw Berndsen vroeg ook naar zicht op de beleving van mensen. BZK voert een survey uit op dit terrein: «Beleefde en ervaren discriminatie».

De vernieuwde site van de anti-hate crime-campagne is vandaag op internet verschenen en er zijn al reacties binnen. In het voorjaar 2012 komt er een landelijke communicatiecampagne richting politie en belangenorganisaties.

Mevrouw Berndsen (D66): Ik heb ook nog gevraagd naar de term «hate crimes». Is dat nu wel een handige term om te bevorderen dat mensen aangifte gaan doen? «Discriminatie» is een helder begrip. De anti-hatecrimes-campagne heeft tot heel weinig geleid. De minister gaat op dezelfde voet door en ik vrees met grote vreze dat het opnieuw weinig zal opleveren. Ik wil hem best het voordeel van de twijfel geven, maar ik vind het begrip «hate crimes» niet gelukkig gekozen.

Minister Opstelten: Ik respecteer de opinie van mevrouw Berndsen. Hate crime is ondertussen – helaas – een bekend begrip geworden. We gaan natuurlijk niet over een nacht ijs en zullen strak beoordelen wat het oplevert. Daarover wordt de Kamer geïnformeerd. De campagne is gestart en ik ga er na de opmerking van mevrouw Berndsen niet mee stoppen. Wij gaan ervan uit dat het een succes wordt. We gaan de campagne evalueren, maar nu nog niet. Sommigen hebben de neiging om iets te evalueren als het pas begonnen is, maar....

Mevrouw Berndsen (D66): Ik hoop niet dat de minister op mij doelt. Ik herken mij daar niet in.

Minister Opstelten: Nee, sommigen hebben die neiging. Ik bezondig mij er ook wel eens aan.

Het informeren van slachtoffers van discriminatie over de voortgang van hun zaak is sinds januari jl. geregeld in de Wet versterking positie slachtoffers. Ik zal dit actief monitoren. In de loop van 2012 zijn de cijfers beschikbaar.

Het OM heeft bij alle parketten aandacht gevraagd voor participatie in het RDO en wil daarvoor in principe capaciteit vrijmaken. Ik zal er nogmaals om vragen bij het OM.

Elk najaar krijgt de Kamer van mijn collega van BZK en mij een brief met de stand van zaken van de aangekondigde maatregelen. Vanuit het LECD/politie zijn structureel een medewerker voor de discriminatie en een medewerker LHBT actief.

In de brief wordt de nodige aandacht geschonken aan de preventie, naast concrete maatregelen zoals cameratoezicht, surveillance en voorlichting in het onderwijs.

Met joodse instellingen hebben wij traditiegetrouw een goede relatie. Ik heb intensief overleg gevoerd met de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en de uitvoerende partners om inzicht te krijgen in de dreigingen, de risico’s en de incidenten rondom joodse instellingen. Dat doen wij continu, maar naar aanleiding van de motie-Rouvoet en het amendement van de ChristenUnie hebben wij dat nog een keer gedaan. De dreigingen en risico’s overstijgen niet het niveau waarbij er door de rijksoverheid aanvullende beveiligingsmaatregelen genomen of geadviseerd dienen te worden. Dat zouden dus maatregelen zijn die aansluiten op de eigen verantwoordelijkheid van instellingen en lokale overheden. Ik onderken absoluut de specifieke situatie van de joodse gemeenschappen en heb begrip voor de gevoelens van onveiligheid in met name gemeenten met meerdere joodse instellingen. Ik heb gesprekken gevoerd met de joodse gemeenschap en met gemeenten met meerdere joodse instellingen. Deze gesprekken vinden ook de komende periode plaats, ook nog in december van dit jaar. Ik hecht eraan de uitgangspunten en de werking van het stelsel bewaken en beveiligen in stand te laten. Dat stelsel werkt goed en door dat te hanteren, worden – als daarvoor aanleiding is – gelijkwaardige beveiligingsmaatregelen geboden aan culturele, religieuze en onderwijsinstellingen, van welke herkomst dan ook. De beoordeling daarvan dient primair lokaal plaats te vinden. Nationaal wordt, zo nodig, ondersteuning geboden door onze diensten. In gemeenten kan sprake zijn van een tijdelijk verhoogde dreiging rond een persoon of object waarbij extra inzet van beveiligingsmaatregelen nodig is die niet kunnen worden geleverd door de eigen regio. Ook kan er sprake zijn van een structurele situatie in een gemeente die extra inzet van beveiligingsmaatregelen nodig maakt. Ik denk aan een concentratie van joodse instellingen of een verhoogde dreiging jegens religieuze instellingen. Het is al mogelijk om in geval van verhoogde dreiging of risico, die lokaal niet opgevangen kan worden, een beroep te doen op beveiligingsmiddelen als camera’s en bewakingscontainers die op rijksniveau beschikbaar zijn. Bij gemeenten zal ik onder de aandacht brengen dat dit ook kan gelden voor specifieke situaties als de concentratie van joodse instellingen. De inzet van beveiligingsmaatregelen op lokaal niveau kan geschieden aan de hand van de beleving van veiligheid door de joodse gemeenschap en kan de kosten beperken die de gemeenschap moet maken. In de gesprekken met de gemeenten die ik momenteel voer – ik noem Amsterdam, Amstelveen en Rotterdam – verken ik of en onder welke voorwaarden ik een bijdrage kan leveren. Ik verwacht een en ander in januari 2012 af te ronden. Verder worden de speciale maatregelen die reeds worden getroffen ten behoeve van de veiligheid van de joodse gemeenschap op lokaal en rijksniveau gecontinueerd. Afgesproken is dat ik dit in de loop van januari zal afronden. Er komt dan een generaal afsluitend gesprek met vertegenwoordigers van de joodse gemeenschap, waarna ik mijn conclusies zal trekken. Ik ben ervan overtuigd dat wij eruit komen, zoals wij er elk jaar zijn uitgekomen in overleg met de burgemeesters van Amsterdam, Amstelveen en Rotterdam. Ook met de vertegenwoordigers van de joodse gemeenschap zullen wij eruit komen. Na het overleg zal ik de Kamer uiteraard informeren.

Mevrouw Hennis sprak over de genderidentiteit en de genderexpressie. Staatssecretaris Teeven werkt aan een aanpassing van de wetgeving rond geslachtsverandering. De consultatie is inmiddels afgerond en genderidentiteit en genderexpressie staan daarbij centraal. In de brief leest u dat ik bijzondere aandacht heb voor de positie van transgenders. Ik zeg mevrouw Hennis toe te bezien of de huidige bepalingen in het Wetboek van Strafrecht volstaan om discriminatie en geweld tegen transgenders tegen te gaan.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD): Wederom mooie woorden van de minister. Ik heb dus nu de toezegging dat hij zal bezien of er extra ruimte moet worden geboden in het Wetboek van Strafrecht. Hoeveel tijd denkt de minister nodig te hebben om dat te bezien?.

Minister Opstelten: Ik denk dat dit kan gebeuren in het eerste kwartaal van 2012. U krijgt voor 1 april antwoord.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD): Dank daarvoor. Ik hoop dat de minister goed heeft geluisterd naar hetgeen ik heb gezegd.

Minister Opstelten: We hebben naar iedereen goed geluisterd. Vandaar ook dit antwoord, want het stond nog niet in de brief.

De heer Van Dam sprak over een nieuwe lesmethode over homoseksualiteit. Het kabinet heeft onderwijs over homoseksualiteit verplicht, want het is belangrijk te weten dat zoiets als homoseksualiteit bestaat, dat het een normaal verschijnsel is en ook dat het geen vrije keuze is. Net zoals heteroseksualiteit is er homoseksualiteit en iedereen moet even gelukkig zijn. Duidelijk moet zijn dat discriminatie op grond van seksuele gerichtheid niet mag en dat er daarnaast vrijheid is om te communiceren over de houding in eigen kring jegens homoseksualiteit. Die houding wordt overigens wel bepaald door de grenzen die de wet stelt. Er zijn Kamervragen over de door de heer Van Dam bedoelde lesmethode gesteld aan mijn collega van OC&W. Dat zal ik met haar afstemmen. Ik conformeer mij graag aan de orde van dit huis en gezien mijn coördinerende rol op dit moment wil ik mijn collega niet voor de voeten lopen. Die antwoorden volgen wel zo spoedig mogelijk.

De heer Van der Staaij vroeg of er werk wordt gemaakt van de bestrijding van het toenemende antisemitisme. Mijn antwoord is «ja». Er is een goede aansluiting bij belangenorganisaties als CIDI op het regionale discriminatieoverleg.

De heer Van Klaveren heeft gevraagd of er een totaaloverzicht discriminatie komt. In mijn antwoord aan mevrouw Berndsen heb ik hierover al iets gezegd. Er worden al veel incidenten op het gebied van discriminatie bijgehouden. Ik noem de Poldis-cijfers, de registratie bij het OM, de meldingen bij alle antidiscriminatievoorzieningen in het land, de cijfers van het door mij gefinancierde meldpunt discriminatie op internet. Deze cijfers worden momenteel door BZK bijeengebracht, samen met bijvoorbeeld informatie van het CIDI. Eind 2012 zal het overzicht er zijn. Als je effectief en krachtig wilt besturen, moet je de feiten kennen. We zijn goed op weg om dat voor elkaar te krijgen. Ik wil niet elk algemeen overleg over dit punt debatteren. Dit zijn instrumenten, terwijl we het over de inhoud moeten hebben. De cijfers moeten bij elkaar worden gebracht, waarna wij er een conclusie aan verbinden.

Aan de motie over de holocaust wordt uitvoering gegeven door mijn collega van OC&W. De lerarenopleidingen besteden inhoudelijk en vakdidactisch specifiek aandacht aan de holocaust en de jodenvervolging. Het gaat dan vooral om de vraag hoe je daaraan aandacht kan besteden in een moeilijke klas. Ik zal mij bij de staatssecretaris oriënteren op de vraag hoe je daaraan het beste aandacht kan besteden in penitentiaire inrichtingen. Er hoort een relatie te zijn tussen het strafbare feit en de straf en dan kan je dit soort dingen natuurlijk heel goed doen.

Aan het adres van de heer Van der Staaij merk ik op dat in Rotterdam sprake is van een hardere aanpak van voetbalhooligans die anderen uitschelden met «jood». Ik ben een trouwe bezoeker van de Kuip en dan hoor je dat. De politie pakt dat hard aan en registreert vervolgens ook. Ik voel weinig voor een aparte registratie van gevallen waarin politieagenten voor «jood» worden uitgescholden. Elk feit wordt apart beoordeeld en dit soort gevallen moeten wij oppakken in het kader van de veilige publieke taak. Wij mogen niet accepteren dat onze autoriteiten op straat, waaronder de politie, beledigd en bespuugd worden. Het LECD onderkent dit fenomeen overigens wel. Niet alle scheldpartijen zijn hetzelfde van aard.

Hoe staat het met de aanpak van antisemitisme in de gevangenissen? Op dit moment worden de uitkomsten van de zogenoemde gedetineerden-survey geanalyseerd. Ongeveer 1/5 van de gedetineerden heeft te maken met discriminatie en van deze groep geeft ongeveer 10% aan gediscrimineerd te worden op grond van het geloof. Er lopen twee preventieve initiatieven waarbij geestelijke verzorgers begrip kweken tussen de verschillende religies.

De heer Van Klaveren (PVV): Dank u voor de antwoorden. De PVV-fractie vindt dat de islam een vrouwonvriendelijk, homofoob en antisemitisch karakter heeft. In gevangenissen wordt nu voorlichting gegeven over de islamitische ideologie. In hoeverre draagt dat dan bij aan het verminderen van discriminatie?

Minister Opstelten: De inzet is dat mensen worden geïnformeerd over wat er aan de orde is in ons land. Welke geloven zijn er? Wat zijn de achtergronden van mensen? Daar is niets mis mee. Het zijn preventieve initiatieven op het terrein van discriminatiebestrijding. Geestelijke verzorgers in gevangenissen zoeken punten van verbindingen en informeren gedetineerden over de gedachten en achtergronden van de verschillende religies.

Zijn er resultaatsafspraken gemaakt met de VNG over de ADV’s? De VNG heeft in 2009 gevraagd, betrokken te worden bij de evaluatie van de wet ADV in 2012. Bij die evaluatie zal ook aan de orde komen in hoeverre gemeenten hun regierol bij de lokale aanpak van discriminatie hebben opgepakt. Er wordt samengewerkt met de VNG op verschillende terreinen. In 2012 zal de VNG betrokken worden bij de evaluatie van de wet ADV en bij de conferentie over de lokale aanpak. Als gemeenten niet voldoen aan die wet zijn de algemene interbestuurlijke toezichtsmechanismen van kracht. In eerste instantie worden echter eerst op ambtelijk niveau contacten gelegd.

De heer Dibi vroeg zich af waarom homo’s beter de weg naar registrerende instellingen vinden dan anderen. Ik denk dat het komt omdat homo’s zich goed hebben georganiseerd. Het COC is een organisatie van hoge kwaliteit die veel respect verdient. Het kabinet vindt het belangrijk dat groepen burgers die zich gediscrimineerd voelen, de weg naar de registrerende instellingen weten te vinden. Daarom ook heeft het kabinet twee jaar achtereen een landelijke publiekscampagne gehouden om de meldingsbereidheid te vergroten. Het ministerie van BZK heeft in het afgelopen jaar een gesprek gevoerd met de CIO over het bereik van de wet ADV. Het ministerie van BZK is voornemens om dat te doen met meerdere migrantenorganisaties.

Mevrouw Karabulut vroeg of ik afstand neem van de wijze waarop negroïde werksters worden gecontroleerd. Uiteraard ken ik de uitspraak van de Raad van State. Die heeft geoordeeld dat de werkwijze van de politie Kennemerland onrechtmatig was, juist omdat de politie aangaf dat uiterlijke kenmerken de aanleiding waren voor haar aanpak, terwijl andere vermoedens beperkt waren. Dit krijgt dus een gevolg. Ik heb mij overigens niet erg verdiept in deze casus. Collega Leers is op dit punt de eerstverantwoordelijke.

Mevrouw Karabulut (SP): Is de minister het eens met de Raad van State dat deze werkwijze van de politie maar ook van de buscontroleurs ongeoorloofd is? En zullen de schriftelijke vragen die ik hierover heb gesteld zo snel mogelijk worden beantwoord? Dit moet tot op de bodem worden uitgezocht, inclusief de achterliggende uitbuiting en mensenhandel. De zaken tegen de opdrachtgevers zijn door het OM geseponeerd, terwijl er wel mensen zijn uitgezet.

Minister Opstelten: De vragen zullen ongetwijfeld worden beantwoord. Dit doet overigens niets af aan de aanpak van de mensenhandel.

Van mijn collega’s in het kabinet heb ik begrepen dat de agenda burgerschap begin 2012 naar de Kamer komt. Goede initiatieven vanuit de samenleving om discriminatie te bestrijden krijgen daarin een plaats.

Mevrouw Berndsen wil dat alle politieregio’s het zaaksoverzicht bijhouden en met hun partners in het RDO bespreken. Dat gebeurt. Ik ga die bespreking verder professionaliseren. Mevrouw Van Toorenburg wees op de noodzaak van het uitwisselen van best practices. Er is al een handreiking aanpak woonoverlast van het Rijk. Op de website Centrum voor criminaliteitspreventie en veiligheid staan cahiers met de aanpak van overlast. Gemeenten moeten met elkaar in contact treden. Ik ben voornemens met politie, OM en de burgemeesters van de betreffende gemeenten bij elkaar te komen. Aan de hand van gevallen van wegpesten van bewoners kan dan de vraag aan de orde komen of het instrumentarium wel voldoende is. Ik denk overigens dat dit wel het geval is. Wegpesten is in ieder geval onacceptabel. Elke wijkbewoner moet worden beschermd tegen pesten.

De heer Dibi mist de focus op discriminatie in de horeca en de arbeidsmarkt. Ook mist hij in de brief de discriminatie van moslims. Ik ben het met hem eens dat de horeca en de arbeidsmarkt belangrijke terreinen zijn. Het kabinet houdt discriminatie in de horeca en op de arbeidsmarkt goed in de gaten. Collega Kamp is uiteraard de eerstverantwoordelijke voor het laatste. De lokale overheid is verantwoordelijk voor de horeca. In de volgende discriminatiebrief zullen wij deze terreinen meenemen. Dat geldt ook voor de discriminatie van moslims. Wonen, horeca en arbeid vind ik interessante thema’s die in de volgende brief meer aandacht zullen krijgen. Ik zal mij oriënteren bij de gemeenten op hun aanpak in het horecabeleid.

Mevrouw Karabulut (SP): Daar hoort volgens mij nog een vierde punt bij, te weten discriminatie op etnische afkomst. Als het gaat om discriminatie op de arbeidsmarkt vind ik het te gemakkelijk als de minister zegt dat minister Kamp daarvoor primair verantwoordelijk is. Het gaat hier om een groot maatschappelijk probleem dat al jaren bestaat. Ik ken de minister als een daadkrachtig bewindsman en ik zou willen dat hij bij zijn brief mijn verzoek betrekt om het mogelijk te maken arbeidsmarktdiscriminatie te bestraffen. Dat gebeurt nog te weinig.

Minister Opstelten: Ik doe dat. Als ik collega Kamp noem, is dat collegiaal gedrag van mij. Wij zullen dat punt meenemen. Als je straft moet je wel zeker weten dat het effectief is, dat het rendement heeft.

De voorzitter: Ik dank de minister voor zijn antwoord. Ik stel vast dat er geen tijd meer is voor een tweede termijn. Als de leden toch een tweede termijn willen, zal die op een ander moment moeten plaatsvinden.

Mevrouw Berndsen (D66): De heer Van Klaveren heeft mij in een interruptie iets voorgelegd waarop ik graag nog wil reageren. Ik wil hem in ieder geval complimenteren met zijn diepgravende onderzoek, want het blijkt een uitspraak te zijn uit 2006. Iedereen die D66 kent, zal weten dat een dergelijke uitspraak, zoals geciteerd door de heer Van Klaveren, niet het standpunt is van D66.

De heer Van Klaveren (PVV): D66 Amsterdam verkondigt kennelijk niet het standpunt van D66. In Zaltbommel heeft D66 expliciet gesteld....

De voorzitter: Dit gaan we niet doen. Ik probeer tot een afronding van dit overleg te komen. Als de commissie een tweede termijn wil, gaan we op een ander moment verder. Er is nog gelegenheid voor een enkele korte interruptie.

Mevrouw Karabulut (SP): Ik had graag nog een duidelijk antwoord gehad van de minister op mijn vraag of discriminatie op etnische afkomst wordt meegenomen. Wat gaat hij doen op dit punt? Ook heb ik gevraagd naar een allesomvattend actieplan met duidelijke doelen voor alle vormen van discriminatie.

De heer Dibi (GroenLinks): Ik dank de minister voor de toezegging dat hij in de eerstvolgende brief expliciet aandacht zal geven aan de discriminatie in de horeca en op de arbeidsmarkt. Geldt dat ook voor de discriminatie van moslims? Ik verwees naar een persoon die net is opgepakt. Bij hem zijn ook vuurwapens gevonden.

Minister Opstelten: Het antwoord op de vraag van mevrouw Karabulut is «ja». Hetzelfde geldt voor de vraag van de heer Dibi. Op de tweede vraag van mevrouw Karabulut antwoord ik dat in het najaar van 2012 een alomvattend plan verschijnt op basis van de toezeggingen die ik heb gedaan in dit algemeen overleg.

De voorzitter: Ik concludeer dat de commissie afziet van een tweede termijn. De volgende toezeggingen zijn gedaan:

  • De minister zal de Kamer informeren na afronding van gesprekken met gemeenten en de joodse gemeenschap;

  • De minister zal de Kamer voor 1 april 2012 informeren over het toevoegen van genderdiscriminatie aan het Wetboek van Strafrecht;

  • De minister zal in een volgende brief, najaar 2012, ook ingaan op arbeidsmarkt- en horecadiscriminatie.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD): Ik mis de toezegging dat bij het verder ontwikkelen van de politie-ict de kwartiermaker bedrijfsvoering – ik zeg het nu even in mijn eigen woorden – ook de opdracht krijgt om te kijken naar de mogelijkheden van een «vinkje».

Minister Opstelten: Dat heb ik niet toegezegd. Ik heb gezegd dat er wordt geregistreerd. Er wordt niet gevinkt.

De voorzitter: Ik dank de leden voor hun inbreng en de minister voor de beantwoording. Ik sluit de vergadering.