Kamerstuk 30696-40

Reactie op toezeggingen gedaan tijdens het algemeen overleg over de Wet op de lijkbezorging op 16 oktober 2014

Dossier: Wijziging van de Wet op de lijkbezorging

Gepubliceerd: 25 februari 2016
Indiener(s): Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA)
Onderwerpen: burgerlijk recht recht
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30696-40.html
ID: 30696-40

Nr. 40 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 februari 2016

Tijdens het Algemeen Overleg met uw Kamer over de Wet op de lijkbezorging op 16 oktober 2014 (Kamerstuk 30 696, nr. 39) heb ik een aantal toezeggingen gedaan. Met deze brief wil ik u informeren over de stand van zaken met betrekking tot deze toezeggingen.

Mogelijke invoering van resomeren

Tijdens het bedoeld Algemeen Overleg is uitvoerig gesproken over resomeren als mogelijk nieuwe methode van lijkbezorging naast de reeds bestaande methoden begraven en cremeren. U heeft mij verzocht om u te informeren over de ethische, veiligheids- en milieu aspecten die resomeren met zich brengt.

Uitvaartorganisatie Yarden verkent thans de bedrijfsmatige mogelijkheden tot invoering van resomeren als nieuwe methode van lijkbezorging. Het is primair aan de branche om nut en noodzaak van een dergelijke nieuwe methode aan te tonen. Bij positieve bevindingen ben ik – zoals ik tijdens het Algemeen Overleg heb opgemerkt – bereid om te onderzoeken of een wetswijziging ter hand zal worden genomen.

De uitkomsten van het in opdracht van Yarden uitgevoerde kwalitatieve- en kwantitatieve onderzoek zijn ter informatie als bijlagen bij dit voortgangsbericht gevoegd1.

In 2011 is door TNO onderzoek gedaan naar milieueffecten van verschillende uitvaarttechnieken2. In 2014 heeft een actualisatie van dit onderzoek plaatsgevonden, uitsluitend gericht op resomeren. Dit rapport is, op verzoek van TNO, gereviewd door een onafhankelijke derde, te weten de Vlaamse instelling voor technologisch onderzoek (VITO). Het Ministerie van IenM is verzocht een oordeel te geven over de inhoud van de actualisatie uit 2014. Het oordeel is dat het een gedegen en adequaat uitgevoerd onderzoek betreft. De milieueffecten zijn gebaseerd op de ReCiPe-methode. Deze methode is in 2013 door een samenwerking van universiteiten en adviesbureaus ontwikkeld op verzoek van het Ministerie van IenM. Wel kan een kanttekening worden geplaatst bij de gestelde milieuvoordelen van resomeren. De totale milieuwinst van resomeren is een correcte weergave op basis van de bestaande handelwijze bij begraven en cremeren. Een deel van deze milieuwinst kan echter ook behaald worden als het materiaalgebruik bij de andere methoden van lijkbezorging zou worden aangepast en als het hergebruik van materialen zou worden verbeterd.

Waar het de ethische aspecten van resomeren betreft, stelt het draagvlakonderzoek, uitgevoerd door onderzoeksbureau Media Test in opdracht van Yarden, dat is gebleken dat binnen de verschillende lagen van de bevolking en diverse religieuze groeperingen resomeren over het algemeen als een acceptabele methode van lijkbezorging wordt beschouwd. Het kwantitatief onderzoek stelt dat resomeren door de meerderheid van de bevolking geaccepteerd zal worden als aanvulling op de bestaande uitvaartmethoden. Ook onder degenen die de methode niet voor zichzelf zullen overwegen bestaat over het algemeen weinig bezwaar tegen het aanbieden van resomeren naast begraven en cremeren, zo stelt het rapport. Dit neemt niet weg dat er bij sommige mensen bezwaar bestaat tegen resomeren, net zoals dat voor sommige bevolkingsgroepen geldt ten aanzien van de bestaande methoden.

Er is nog geen onderzoek uitgevoerd naar de met name arbotechnische veiligheidsaspecten die resomeren met zich brengt. De verwachting is thans dat Yarden dit onderzoek in de loop van 2016 zal laten uitvoeren. Ik zal uw Kamer te zijner tijd informeren over de uitkomsten van dit onderzoek en de vervolgstappen.

Verkenning andere mogelijke vormen van lijkbezorging

Tijdens het Algemeen Overleg heb ik tevens een verkenning naar andere mogelijke vormen van lijkbezorging toegezegd. Deze verkenning is uitgevoerd door middel van een deskresearch. Hierbij zijn met name twee andere methoden van lijkbezorging in beeld gekomen: cryomeren (vriesdrogen) en composteren.

Waar het cryomeren en composteren betreft is op dit moment geen partij bekend die overweegt een van deze twee methoden in Nederland aan te bieden. Cryomeren is ontwikkeld in Zweden. Bij deze methode wordt het lichaam eerst tien dagen op een temperatuur van -18 graden Celsius bewaard. Daarna gaat het lichaam in een bad met vloeibare stikstof (-196 graden Celsius) waardoor het broos wordt. Door blootstelling aan trillingen valt het lichaam daarna uiteen tot een organisch poeder. Dit poeder wordt gevriesdroogd in een droogkamer waardoor ongeveer 30% van het gewicht verloren gaat. Na verwijdering van alle niet lichaamseigen materialen (implantaten, vullingen, etc.) blijft er ongeveer 25–30 kilogram droge stof over. Dit wordt gedeponeerd in een biologisch afbreekbare kist die geplaatst wordt in de toplaag van de bodem, waar aerobe bacteriën de overblijfselen in 6–12 maanden verteren tot compost. Cryomeren is bij Yarden in beeld geweest en maakt ook deel uit van het eerder genoemde TNO-rapport uit 2011. Omdat al vrij snel de vooruitzichten voor resomeren beter werden geacht is er niet diepgravend op cryomeren ingegaan. Cryomeren is als methode van lijkbezorging tot op heden nergens toegestaan.

Over composteren kan ik u melden dat in 2015 enkele non-profitorganisaties kenbaar hebben gemaakt deze methode graag mogelijk te willen maken in de Verenigde Staten. Composteren kent enkele overeenkomsten met cryomeren, in die zin dat ook hier het lichaam in de eerste fase tien dagen wordt ingevroren. Om een overledene te kunnen composteren moet het lichaam (zonder dat het wordt gebalsemd) tien dagen worden ingevroren. Daarna wordt het lichaam in een betonnen compostbak geplaatst. In slechts een paar weken moet het lichaam dan veranderen in een vierkante meter compost. Composteren is als methode van lijkbezorging op dit moment ook nergens toegestaan.

Procedure overledene met besmettelijke ziekte

Naar aanleiding van de Ebola-epidemie werden tijdens het AO zorgen geuit over de omgang met lichamen van personen die op het moment van overlijden een besmettelijke ziekte hadden. Er waren signalen dat uitvaartverzorgers niet altijd even goed op de hoogte zijn van hoe om te gaan met overledenen die op het moment van overlijden een besmettelijke ziekte hadden. Met de kanttekening dat dit primair het beleidsterrein is van de Minister van VWS heb ik uw Kamer toegezegd na te gaan of er voor uitvaartverzorgers ter zake een heldere procedure bestaat.

Inmiddels heb ik geconstateerd dat de kans dat een uitvaartverzorger onvoorbereid in aanraking komt met een overledene met een besmettelijke ziekte gering is. Op het moment dat een persoon leidt aan een besmettelijke ziekte is de behandelend arts op grond van de Wet publieke gezondheid verplicht de GGD te informeren; de GGD zal de benodigde maatregelen nemen om verdere besmetting te voorkomen. Het is ook de taak van de GGD om, ingeval een patiënt overlijdt, de uitvaartverzorger te informeren over de te nemen maatregelen. Er bestaat daarnaast reeds een landelijke richtlijn infectieziekten. Deze richtlijn bevat per infectieziekte uitgebreide informatie over hoe te handelen en is te vinden op de website van het RIVM3.

Uitbreiding handleiding opgraven en ruimen

Tijdens het AO is tevens aan de orde gesteld de vraag of de handleiding opgraven en ruimen uitgebreid zou kunnen worden ten behoeve van de crematoriumbranche. De aspecten die een rol spelen bij cremeren, zijn van een andere orde dan die bij opgraven en ruimen. Uitbreiding van de handleiding opgraven en ruimen ligt dan ook minder voor de hand; dit neemt niet weg met de crematoriumbranche nog wordt bezien of er behoefte is aan een aanvulling op de reeds bestaande handleidingen voor goed en veilig cremeren. In de tweede helft van 2016 zal ik u hierover nader informeren.

Overleg VNG

Ten slotte heb ik uw Kamer ook toegezegd om met de VNG te overleggen over de kwaliteit van begraafplaatsbeheer, crematoria en uitvaartorganisaties en eventuele behoefte van gemeenten om hier (meer) toezicht op te kunnen uitoefenen. Dit overleg heeft uitgewezen dat er bij de VNG vooralsnog geen signalen bekend zijn dat er behoefte is aan meer toezichtmogelijkheden dan gemeenten nu al hebben. Niettemin is het van belang de visie van gemeenten op hun rol en positie op dit punt nader in kaart te brengen. Ik verwacht de Kamer hier voor het einde van 2016 over te kunnen informeren.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk