Kamerstuk 30696-33

Antwoord op de vraag van het lid Arib gesteld werd tijdens het mondelinge vragenuur op 9 maart 2010 inzake de datum waarop de bepalingen in de Wet op de lijkbezorging

Dossier: Wijziging van de Wet op de lijkbezorging

Gepubliceerd: 3 mei 2010
Indiener(s): André Rouvoet (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport, minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU)
Onderwerpen: burgerlijk recht recht
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30696-33.html
ID: 30696-33

Nr. 33 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR JEUGD EN GEZIN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 mei 2010

In deze brief beantwoord ik de vraag van mevrouw Arib die gesteld werd tijdens het mondelinge vragenuur op 9 maart 2010 inzake de datum waarop de bepalingen in de Wet op de lijkbezorging (hierna: Wlb) betreffende de NODO-procedure worden ingevoerd (Handeling der Kamer II, vergaderjaar 2009–2010, nr. 60, blz. 5346).

Ik verwijs u naar de brief van 14 december 2009 van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (TK 2009–2010, 30 696, nr. 32) waarin is aangegeven dat de Wlb per 1 januari 2010 in werking is getreden, met uitzondering van de bepalingen over het Nader Onderzoek DoodsOorzaak (NODO) bij onverklaard overlijden van minderjarigen (Stb. 2009, 501). De noodzakelijke voorbereidingen voor een zorgvuldige invoering van deze procedure zijn nog niet afgerond. De inwerkingtreding van genoemde bepalingen zal bij afzonderlijk besluit plaatsvinden, zodra de minister van Justitie de implementatie voldoende voorbereid acht.

Voor verdere informatie verwijs ik u naar de antwoorden van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties tijdens het mondelinge vragenuur van 12 januari 2010 (Handeling der Kamer II, vergaderjaar 2009–2010, nr. 40, pag. 3885–3886).

De minister voor Jeugd en Gezin,

A. Rouvoet