Kamerstuk 30585-7

Wijziging van de Wet op de Raad van State in verband met de herstructurering van de Raad van State; Nota van wijziging

Dossier: Wijziging van de Wet op de Raad van State in verband met de herstructurering van de Raad van State

Gepubliceerd: 22 december 2006
Indiener(s):
Onderwerpen: bestuursrecht recht
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30585-7.html
ID: 30585-7
Origineel: 30585-2

30 585
Wijziging van de Wet op de Raad van State in verband met de herstructurering van de Raad van State

nr. 7
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 22 december 2006

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel I, onderdeel A, wordt als volgt gewijzigd:

a. Artikel 1, eerste lid, komt te luiden:

1. De Raad van State bestaat, buiten de Koning als voorzitter, uit een vice-president en ten hoogste tien leden.

b. Artikel 2 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt «staatsraden» vervangen door: leden.

2. In het tweede lid wordt «staatsraden» vervangen door «leden» en wordt «de te benoemen staatsraad» vervangen door «het te benoemen lid».

3. Het derde lid komt te luiden:

3. De leden worden bij koninklijk besluit benoemd in de Afdeling advisering of de Afdeling bestuursrechtspraak, dan wel in beide afdelingen. Deze benoeming kan worden gewijzigd, met dien verstande dat een benoeming in de Afdeling bestuursrechtspraak slechts op verzoek van het lid kan worden beëindigd.

4. In het vierde lid wordt «staatsraad» vervangen door: lid.

5. Het zesde lid vervalt.

c. Artikel 3 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt «staatsraden» vervangen door: leden.

2. In het tweede lid wordt «staatsraden» telkens vervangen door «leden» en wordt «de oudste aanwezige staatsraad» vervangen door: het oudste aanwezige lid.

3. In het derde lid wordt «de staatsraad» vervangen door: het lid.

d. In artikel 4 wordt «staatsraad» vervangen door: lid.

e. Artikel 5 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt «staatsraad» vervangen door: lid.

2. In het tweede lid wordt «staatsraden» vervangen door: leden.

3. Aan het tweede lid wordt een volzin toegevoegd, luidende:

De artikelen 44, derde tot en met zesde en achtste lid, en 44a van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren zijn van overeenkomstige toepassing.

f. In artikel 6 wordt «staatsraden» telkens vervangen door: leden.

g. In artikel 7 wordt «de oudste aanwezige staatsraad» vervangen door: het oudste aanwezige lid.

h. Het opschrift van Hoofdstuk I, afdeling 2, komt te luiden:

AFDELING 2 STAATSRADEN EN STAATSRADEN IN BUITENGEWONE DIENST

i. Artikel 8 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste en derde lid vervalt telkens: in buitengewone dienst.

2. Het vierde lid komt te luiden:

4. De artikelen 2, derde tot en met vijfde lid, 3, 4, 5, eerste lid, aanhef en onder d, en tweede lid, en 6 zijn op hen van overeenkomstige toepassing.

j. Artikel 9 komt te luiden:

Artikel 9

De staatsraden hebben bij de vervulling van hun taak de bevoegdheden van een lid van de Raad.

k. Artikel 10 komt te luiden:

Artikel 10

1. Er kunnen staatsraden in buitengewone dienst worden benoemd.

2. Een staatsraad in buitengewone dienst neemt slechts deel aan de werkzaamheden van de Raad of van een van zijn afdelingen, voorzover hij daartoe door de vice-president is opgeroepen.

3. De artikelen 2, derde tot en met vijfde lid, 3, 4, 5, eerste lid, aanhef en onder d, en tweede lid, 6, 8, tweede en derde lid, en 9 zijn van overeenkomstige toepassing.

l. In artikel 15, derde lid, wordt «staatsraden» vervangen door: leden.

m. In artikel 16 wordt «de staatsraden» vervangen door: de leden, de staatsraden.

n. Artikel 31, eerste lid, komt te luiden:

1. De Afdeling advisering bestaat uit:

a. de vice-president en

b. de leden, de staatsraden en de staatsraden in buitengewone dienst die in de Afdeling advisering zijn benoemd.

o. In artikel 33, derde lid, wordt na «de leden» toegevoegd: van de Afdeling advisering.

p. In artikel 38 wordt «de staatsraden» vervangen door: de leden, de staatsraden.

q. Artikel 39 komt te luiden:

Artikel 39

De Afdeling bestuursrechtspraak bestaat uit de leden, de staatsraden en de staatsraden in buitengewone dienst die in de Afdeling bestuursrechtspraak zijn benoemd.

r. Artikel 41 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt »de staatsraden en de staatsraden in buitengewone dienst die met rechtspraak zijn belast en die voldoen aan het vereiste, gesteld in artikel 2, vierde lid,» vervangen door «de leden van de Afdeling bestuursrechtspraak».

2. In het tweede lid wordt «staatsraad» vervangen door: lid van de Raad.

3. In het derde lid vervalt de zinsnede «dat voldoet aan het vereiste, gesteld in artikel 2, vierde lid».

4. Onder vernummering van het vierde lid tot vijfde lid wordt na het derde lid een lid ingevoegd, luidende:

4. De voorzitter is lid van de Raad van State, zo nodig in afwijking van artikel 1, eerste lid.

5. Toegevoegd wordt een zesde lid, luidende:

6. De daartoe door de voorzitter schriftelijk aangewezen ambtenaren verrichten de werkzaamheden die bij of krachtens de wet aan de griffier zijn opgedragen.

s. Artikel 42 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het derde lid vervalt.

2. Het vierde lid wordt vernummerd tot derde lid.

B

Artikel XI komt te luiden:

ARTIKEL XI

De wet van 11 september 1964, houdende vaststelling van een nieuwe regeling van de bezoldiging van de vice-president van de Raad van State en de staatsraden, alsmede van de president en de overige leden van de Algemene Rekenkamer (Stb. 387) wordt als volgt gewijzigd:

A

In het opschrift van Hoofdstuk I wordt «staatsraden» vervangen door: leden, staatsraden en staatsraden in buitengewone dienst.

B

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «staatsraden» vervangen door: leden.

2. In het derde lid wordt «staatsraad» vervangen door: lid.

C

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «staatsraden» vervangen door: leden.

2. In het tweede lid wordt «staatsraden» vervangen door: leden.

3. In het vierde lid wordt «staatsraad» vervangen door: lid.

D

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Staatsraden ontvangen een bezoldiging die een zodanig deel van de bezoldiging van een lid bedraagt als overeenkomt met de vastgestelde omvang van de te verrichten taak. Artikel 1, tweede en derde lid, en artikel 2, eerste, tweede en vierde lid, zijn van toepassing.

2. In het tweede lid wordt «De overige staatsraden in buitengewone dienst» vervangen door: Staatsraden in buitengewone dienst.

3. Het derde lid vervalt.

C

Na artikel XIII worden vier artikelen ingevoegd, luidende:

ARTIKEL XIIIA

De Wet op de rechterlijke organisatie wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 15, achtste lid, onderdeel d, komt te luiden:

d. vice-president of lid van de Raad van State.

B

Artikel 84, zevende lid, onderdeel d, komt te luiden:

d. vice-president of lid van de Raad van State.

ARTIKEL XIIIB

In artikel 3, onderdeel f, van de Beroepswet wordt «staatsraad in buitengewone dienst» vervangen door: staatsraad of staatsraad in buitengewone dienst.

ARTIKEL XIIIC

In artikel 4, onderdeel f, van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie wordt «staatsraad in buitengewone dienst» vervangen door: staatsraad of staatsraad in buitengewone dienst.

ARTIKEL XIIID

In artikel 46d, onderdeel a, onder 6°, van de Wet op de ondernemingsraden, wordt «staatsraad» vervangen door: lid.

Toelichting

De wijzigingen houden voor het merendeel verband met het voorstel de leden van de grondwettelijke Raad van State aan te duiden als «leden van de Raad van State», de leden van de afdelingen van de Raad die niet tevens lid zijn van de grondwettelijke Raad van State aan te duiden als «staatsraden» en de aanduiding «staatsraden in buitengewone dienst» nog slechts te gebruiken voor de staatsraden zonder vaste deeltaak.

De overige wijzigingen betreffen de volgende punten:

A (onderdeel a)

In artikel 1, eerste lid, wordt het maximum aantal leden van de Raad van State verlaagd tot ten hoogste tien, buiten de Koning als voorzitter, de overige koninklijke leden en de vice-president.

A (onderdeel b onder 5, onderdeel r onder 1 en 3 en onderdeel s)

De mogelijkheid om in bijzondere gevallen af te wijken van de regel dat slechts juridisch geschoolde staatsraden deelnemen aan de rechtsprekende taak van de Raad van State komt te vervallen.

A (onderdeel e)

Door deze wijziging wordt de regeling van het register van nevenbetrekkingen voor rechterlijke ambtenaren, zoals deze zal luiden na aanvaarding van het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met enkele aanvullingen op de regelingen inzake de nevenbetrekkingen van rechterlijke ambtenaren (Kamerstukken II 2004/05, 29 937, nrs. 1–4) van overeenkomstige toepassing verklaard op de leden van de Raad en de staatsraden.

A (onderdeel j)

Artikel 9, eerste lid, dat bepaalt dat staatsraden (in buitengewone dienst) hetzij met advisering, hetzij met rechtspraak worden belast, vervalt. Dat zelfde geldt voor artikel 9, tweede lid, dat bepaalt dat in de Afdeling advisering maximaal zes staatsraden (in buitengewone dienst) kunnen worden benoemd.

A (onderdeel r onder 4 en 5)

In de nieuwe opzet is het wenselijk dat de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak lid is van de grondwettelijke Raad van State. Dit is neergelegd in het derde lid. Zonodig kan daarbij het in artikel 1, eerste lid, gestelde maximum van tien leden worden overschreden. Dit kan bijvoorbeeld nodig zijn als, zoals zich in het verleden wel eens heeft voorgedaan, de voorzitter het voorzittersambt wil opgeven, maar wel lid blijft van de Raad van State. Het is niet wenselijk dat in zo’n geval de nieuwe voorzitter slechts uit de overige negen leden zou kunnen worden benoemd.

Aan artikel 41 wordt voorts een zesde lid toegevoegd, waarin alsnog het advies van de Raad van State wordt gevolgd om expliciet te bepalen dat de griffiersfunctie bij de Afdeling bestuursrechtspraak wordt uitgeoefend door daartoe door de voorzitter van de Afdeling aangewezen ambtenaren. De tekst is ontleend aan artikel 14 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De artikelen 48, 51, 52 en 55 (nieuw) zijn hiermee in overeenstemming gebracht.

De overige wijzigingen zijn in de nota naar aanleiding van het verslag toegelicht.

De Minister van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. Remkes

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin