Gepubliceerd: 18 juni 2006
Indiener(s): Mariƫtte Hamer (PvdA)
Onderwerpen: organisatie en beleid werk
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30479-5.html
ID: 30479-5
Origineel: 30479-2

30 479
Voorstel van wet van het lid Hamer houdende regels met betrekking tot een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang en waarborging van de kwaliteit van kinderopvang (Wet basisvoorziening kinderopvang en ontwikkelingsstimulering)

nr. 5
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 18 juni 2006

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het eerste lid komt de begripsomschrijving vanberoepskracht te luiden: beroepskracht:

1°. degene die werkzaam is bij een kindercentrum en is belast met de verzorging, opvoeding en stimulering van de ontwikkeling van kinderen;

2°. degene die werkzaam is bij een gastouderbureau en is belast met het tot stand brengen en begeleiden van gastouderopvang;.

b. In het eerste lid wordt in de begripsomschrijving vanberoepskracht in opleiding de zinsnede «verzorging en opvoeding van kinderen» vervangen door: verzorging, opvoeding en stimulering van de ontwikkeling van kinderen».

c. In het eerste lid wordt in de begripsomschrijving vankinderopvang na «artikel 167 van de Wet op het primair onderwijs» toegevoegd: alsmede de begeleiding van ouders daarbij;.

d. In het tweede lid, onder b, wordt «Wet op de jeugdhulpverlening» vervangen door: Wet op de jeugdzorg.

B

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het tweede lid, onder c, wordt «Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte zelfstandigen» telkens vervangen door «Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen» en wordt «vorziening» vervangen door «voorziening».

b. In het tweede lid, onderdeel h, onder 2°, wordt «artikel 9.1 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen» vervangen door «artikel 82 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen» en wordt «artikel 4.4.1 van die wet» vervangen door «artikel 42 van die wet».

c. In het tweede lid, onderdeel h, onder 3°, wordt «artikel 4.2.5 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen» vervangen door: artikel 37 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.

d. In het tweede lid vervalt onderdeel i en worden de onderdelen j en k verletterd tot i en j.

e. Onder vernummering van het vierde tot en met zesde lid tot vijfde tot en met zevende lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

4. Een ouder die in een berekeningsjaar, na tegenwoordige arbeid te hebben verricht als bedoeld in het tweede lid, onder a of b, werkloos wordt, en

a. recht heeft op algemene bijstand of een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand,

b. recht heeft op een uitkering op grond van hoofdstuk IIA of IIB van de Werkloosheidswet, of

c. als niet-uitkeringsgerechtigde werkzoekende is geregistreerd bij de Centrale organisatie werk en inkomen, genoemd in hoofdstuk 4 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, behoudt gedurende zes maanden na de dag waarop de arbeidsverhouding of het verrichten van arbeid in de onderneming van de partner is geëindigd, zijn aanspraak op een kinderopvangtoeslag als bedoeld in het tweede lid.

f. Het vijfde lid (nieuw) komt te luiden:

5. Een ouder die niet in Nederland woont, heeft slechts aanspraak op een kinderopvangtoeslag als bedoeld in het eerste of tweede lid, indien hij in een andere lidstaat of Zwitserland woont en, daartoe gerechtigd, in Nederland arbeid verricht of een uitkering ontvangt als bedoeld in het eerste lid, onder c, d, e, g of h, en gebruik maakt van een in één van die onderdelen bedoelde voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

g. Het zesde lid (nieuw) komt te luiden:

6. Een ouder met een partner heeft slechts aanspraak op een kinderopvangtoeslag als bedoeld in het eerste of tweede lid, indien de partner in Nederland, een andere lidstaat of Zwitserland woont, en

a. in Nederland, een andere lidstaat of Zwitserland arbeid verricht, of

b. een uitkering ontvangt als bedoeld in het eerste lid, onder c, d, e, g of h, en gebruik maakt van een in één van die onderdelen bedoelde voorziening gericht op arbeidsinschakeling of een daarmee vergelijkbare uitkering respectievelijk voorziening, vastgesteld krachtens de wetgeving van een andere lidstaat of Zwitserland, of

c. een persoon is als bedoeld in het tweede lid, onder f, i en j, of vierde lid.

C

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het eerste lid, wordt «Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte zelfstandigen» vervangen door: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.

b. In het tweede lid wordt «artikel 72, eerste lid» vervangen door «artikel 72, tweede lid» en wordt «artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet werk en bijstand» vervangen door «artikel 7, derde lid, tweede volzin, van de Wet werk en bijstand».

D

In artikel 9, eerste lid, wordt «artikel 8, tweede en derde lid» vervangen door: artikel 8, derde lid.

E

In artikel 12, eerste lid, wordt «opvang die aan een goede en gezonde ontwikkeling van kinderen bijdraagt en deze stimuleert» vervangen door «opvang die bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling van kinderen en de ontwikkeling van kinderen stimuleert», wordt na «in de leeftijd van 2 tot 4 jaar» ingevoegd «door middel van programma’s voor voorschoolse activiteiten als bedoeld in artikel 167 van de Wet op het primair onderwijs» en wordt «en» vervangen door «alsmede».

F

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het tweede lid, aanhef, tweede zin, vervalt: die voor de soorten kinderopvang verschillend kunnen zijn.

b. In het tweede lid, onder d, wordt «ontwikkelingsstimulering van kinderen» telkens vervangen door: stimulering van de ontwikkeling van kinderen.

G

Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het eerste lid wordt «zorgt ervoor dat wordt samengewerkt met» vervangen door: werkt samen.

b. In het derde lid wordt «burgemeester en wethouders» vervangen door: het college van burgemeester en wethouders.

H

Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het tweede lid vervalt onderdeel b en worden de onderdelen c tot en met e verletterd tot b tot en met d.

b. In het derde lid wordt «De artikelen 15, 16 en 17»vervangen door: De artikelen 15 en 16.

I

In artikel 19, eerste lid, wordt «artikel 13, tweede lid, onder d,» vervangen door «artikel 13, tweede lid, onder a en d» en wordt, «ontwikkelingsstimulering van kinderen» vervangen door «en stimulering van de ontwikkeling van kinderen».

J

Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het zesde lid, eerste zin, wordt «Een besluit als bedoeld in het tweede lid» vervangen door: Een besluit als bedoeld in het vierde lid.

b. In het zevende lid wordt «nietigheid als bedoeld in het vierde lid» vervangen door: nietigheid als bedoeld in het zesde lid.

K

Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het eerste lid vervalt na «kindercentrum»: of een gastouderbureau.

b. Het vierde lid vervalt.

L

In artikel 19 wordt «14, 15, 16, 17» vervangen door: 14, 15, 17.

M

In artikel 36, vierde lid, wordt «die de inhoud van de beschikking» vervangen door: de inhoud van de beschikking.

N

De aanduiding «HOOFDSTUK 6. EXPERIMENTEN» wordt vervangen door: HOOFDSTUK 5. EXPERIMENTEN.

O

Artikel 44 wordt vervangen door:

Artikel 44

1. Onze Minister zendt in overeenstemming met Onze Minister van Financiën en Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap drie maanden voor het einde van de werkingsduur van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 43, eerste lid, aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van het experiment in de praktijk, alsmede een standpunt inzake de voortzetting van die maatregel, anders dan als experiment.

2. Indien een experiment als bedoeld in artikel 43, eerder wordt beëindigd dan de bij algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste lid van dat artikel, gestelde duur, zendt Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Financiën en Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, in afwijking van het eerste lid, twee maanden na de beëindiging van dat experiment aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten ervan in de praktijk alsmede een standpunt inzake de voortzetting van die maatregel, anders dan als experiment.

P

De aanduiding «HOOFDSTUK 7. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN» wordt vervangen door: HOOFDSTUK 6. SLOTBEPALINGEN.

Q

De artikelen 46 en 47 vervallen.

Toelichting

De voorgestelde wijzigingen in deze nota van wijziging vloeien enerzijds voort uit de (artikelsgewijze) opmerkingen en redactionele kanttekeningen van de Raad van State in zijn advies (30 479 nr. 4) en anderzijds uit door de indiener nader geconstateerde wetstechnische en redactionele onvolkomenheden.

Onderdelen A, B, onder a tot en met c, en C tot en met P

Deze onderdelen bevatten wetstechnische aanpassingen en redactionele verbeteringen.

Onderdeel B, onder d tot en met g

Onderdeel d

De in dit onderdeel voorgestelde wijziging betreft het schrappen van onderdeel i in artikel 4, tweede lid, van het wetsvoorstel. Dit onderdeel heeft betrekking op (de aanspraak op een (aanvullende) kinderopvangtoeslag) van met werkloosheid bedreigde werknemers die – ter voorkoming van werkloosheid of verkorting van de werkloosheidsduur – deelnemen aan een reïntegratietraject. Het genoemde onderdeel – dat is overgenomen uit de huidige Wet kinderopvang – is aan die wet toegevoegd bij gelegenheid van de wijziging van de Werkloosheidswet in verband met ondermeer het preventief inzetten van reïntegratieinstrumenten (Stb. 2005, 382). Bij nader inzien is deze toevoeging overbodig. De betreffende personen zijn immers (nog steeds) werknemer en hebben niettegenstaande hun deelname aan een reïntegratietraject, nog steeds verplichtingen tot het verrichten van arbeid. In die hoedanigheid hebben zij dus al aanspraak op een (aanvullende) kinderopvangtoeslag, namelijk op grond van artikel 4, tweede lid, onder a, van de wet.

Onderdeel e

Deze wijziging betreft het – in overeenstemming met de memorie van toelichting – toevoegen van een nieuwe doelgroep aan artikel 4 van het wetsvoorstel, te weten de werkloze ouders gedurende de eerste zes maanden van hun uitkering. De betreffende (als vierde lid ingevoegde) bepaling houdt in, dat een ouder die in een bepaald jaar werkloos wordt, gedurende zes maanden zijn aanspraak op een kinderopvangtoeslag behoudt. Het doel van deze bepaling is om deze categorie ouders gedurende een bepaalde periode in staat te stellen actief op zoek te gaan naar werk door middel van oriëntatie en sollicitatie. Het behouden van de aanspraak op een (extra) kinderopvangtoeslag en daarmee het wegnemen van de zorg, dat de kosten van kinderopvang in een dergelijke periode zelf moeten worden opgebracht of dat de kinderopvang moet worden beëindigd, zal de kans op een snelle, hernieuwde intrede op de arbeidsmarkt vergroten. De doelgroep bestaat uit ouders die hun baan of werk verliezen, maar (nog) geen recht hebben op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) (bijvoorbeeld omdat ze een te kort arbeidsverleden hebben of zelf ontslag hebben genomen) en direct instromen in de Wet werk en bijstand (onderdeel a), ouders die (wel) recht hebben op een uitkering op grond van de WW (onderdeel b), en ten slotte ouders die noch recht hebben op een uitkering op grond van de WW noch op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) (bijvoorbeeld omdat zij een partner met inkomen hebben dan wel beschikken over in aanmerking te nemen vermogen), maar wel zijn ingeschreven bij de Centrale organisatie werk en inkomen (CWI) (onderdeel c).

De genoemde periode van zes maanden is mede ingegeven door ervaringsgegevens dat tweederde van de instroom in de WW gemiddeld na zes maanden is uitgestroomd. Indien na zes maanden geen nieuw werk is gevonden, wordt betrokkene een reïntegratietraject aangeboden en behoort hij, voor zover hij daarvan gebruik maakt, (weer) tot een van de andere doelgroepen van de wet, in casu de ouder die een uitkering op grond van de WW ontvangt en deelneemt aan een traject gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 4, het tweede lid, onder g.

Naast de bovenomschreven wijziging van het wetsvoorstel is voorts de artikelsgewijze toelichting in bovenstaande zin aangevuld.

Onderdeel f

In verband met de toepasselijkheid van Verordening (EEG) nr. 1408/71 betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de gemeenschap verplaatsen (hierna te noemen Verordening (EEG) nr. 1408/71) op de kinderopvangtoeslag, dient naast het in het vijfde lid (nieuw) gehanteerde begrip lidstaat tevens het land Zwitserland te worden vermeld. Hoewel Zwitserland geen staat is die lid is van de Europese Unie en evenmin is aangesloten bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, is Verordening (EEG) nr. 1408/71 – op grond van het Verdrag tussen de Europese Unie en Zwitserland (PB L 114 van 30 april 2003, blz. 6, Overeenkomst zoals laatstelijk gewijzigd bij Besluit nr. 2/2003 van het Gemengd Comité EU-Zwitserland, PB L 187 van 26 juli 2003, blz. 55) – niettemin van toepassing op in Zwitserland wonende gerechtigden op een kinderopvangtoeslag.

Onderdeel g.

De voorgestelde wijziging van het zesde lid (nieuw) vloeit voort uit de wijzigingen in de onderdelen e en f zoals hiervoor toegelicht.

Onderdeel Q

In dit onderdeel worden de oorspronkelijke artikelen 46 (wijziging van de Wet op de economische delicten) en 47 (intrekken Wet kinderopvang) van het wetsvoorstel geschrapt. Bij nader inzien passen genoemde artikelen beter in de (nog op te stellen) Invoeringswet Wet basisvoorziening kinderopvang en ontwikkelingsstimulering. In verband hiermee is het opschrift van hoofdstuk 6 gewijzigd in «slotbepalingen» (zie onderdeel P).

Hamer