Kamerstuk 30234-192

Verslag van een algemeen overleg

Toekomstig sportbeleid

Gepubliceerd: 16 juli 2018
Indiener(s): Helma Lodders (VVD)
Onderwerpen: cultuur en recreatie sport
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30234-192.html
ID: 30234-192

Nr. 192 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 16 juli 2018

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft op 28 juni 2018 overleg gevoerd met de heer Bruins, Minister voor Medische Zorg en Sport, over:

  • de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 20 februari 2018 inzake besteding extra middelen topsport (Kamerstuk 30 234, nr. 176);

  • de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 14 maart 2018 inzake RIVM-onderzoeken doping in de breedtesport en vervalste geneesmiddelen (Herdruk) (Kamerstuk 34 543, nr. 16);

  • de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 22 maart 2018 inzake rapporten NL Zwemveilig (Kamerstuk 30 234, nr. 177);

  • de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 26 maart 2018 inzake advies «Akkoord met ambitie» van de Nederlandse sportraad (Kamerstuk 30 234, nr. 178);

  • de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 23 april 2018 inzake voortgang van de totstandkoming van het sportakkoord (Kamerstuk 30 234, nr. 179);

  • de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 26 april 2018 inzake rapport «Sport in transitieregio's» (Kamerstuk 30 234, nr. 180);

  • de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 8 mei 2018 inzake antwoorden op vragen commissie over de Beleidsdoorlichting Sport (Kamerstuk 32 772, nr. 33);

  • de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 22 januari 2018 inzake beleidsdoorlichting Sport (Kamerstuk 32 772, nr. 31);

  • de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 14 mei 2018 inzake fiscaliteit bij sportevenementen (Kamerstuk 30 234, nr. 182);

  • de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 14 mei 2018 inzake taakopdracht Sport en bewegen in de buurt – Pilot Lerend evalueren (Kamerstuk 30 234, nr. 181);

  • de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 17 mei 2018 inzake reactie op verzoek commissie inzake de open brief van Stichting NL Sportclub over de (financiële) positie van sportclubs;

  • de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 14 juni 2018 inzake briefadvies «Subsidies sportevenementen» van de Nederlandse Sportraad (NLsportraad) (Kamerstuk 30 234, nr. 183);

  • de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 22 juni 2018 inzake voortgangsbrief sportbeleid juni 2018 (Kamerstuk 30 234, nr. 184);

  • de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 26 juni 2018 inzake Nationaal Sportakkoord (Kamerstuk 30 234, nr. 185).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie, Lodders

De griffier van de commissie, Post

Voorzitter: Van Brenk

Griffier: Clemens

Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Van Brenk, Bruins Slot, Diertens, Rudmer Heerema, Lodders, Van Nispen en Westerveld,

en de heer Bruins, Minister voor Medische Zorg en Sport.

Aanvang 10.01 uur.

De voorzitter:

Goedemorgen, dames en heren. Dit is een vergadering over sportbeleid van de vaste Kamercommissie voor VWS. In ons midden hebben we Minister Bruins met zijn ambtelijke staf, de heer Heerema van de VVD, de heer Van Nispen van de SP en mevrouw Westerveld van GroenLinks. Omdat er nog niet zo veel sprekers zijn, kan ik wat coulanter zijn dan de vier minuten spreektijd die gepland stonden, maar het moet niet veel langer worden. Ik geef als eerste het woord aan de heer Heerema van de VVD.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Voorzitter, dank u wel. Daar is-ie weer, het mooiste algemeen overleg van het jaar: dit AO Sport. Ik wil het eerst over het sportakkoord hebben. Ik ben daar erg blij mee en u weet vast nog waarom. Mijn letterlijke tekst tijdens het wetgevingsoverleg Sport van 21 november 2016 was: «In het verkiezingsprogramma van de VVD staat prominent in de paragraaf over sport dat wij een nationaal sportakkoord willen sluiten.» Dat sportakkoord is in het regeerakkoord terechtgekomen en deze Minister is daar bijzonder voortvarend mee aan de slag gegaan. Dank daarvoor. Het akkoord ligt er nu. Het wordt morgen ondertekend. Wat ik belangrijk vind, is dat we een grotere ambitie moeten hebben dan we ooit hebben gehad. We moeten als politiek daarom nadenken over de vraag hoe we vorm kunnen geven aan deze ambities. Ik ga proberen om hier een paar piketpalen te slaan. We kunnen kijken of we daar in het wetgevingsoverleg van november mee aan de slag kunnen.

Voorzitter. Mijn droom zou zijn om een zerobased begroting te maken. Dit wil zeggen dat we van nul af aan een optimale sportbegroting opbouwen. Dat lijkt mij echt fantastisch om te doen en volgens mij is dat ook het antwoord op grotere ambities. Er zijn drie onderdelen met mogelijk laaghangend fruit. Ten eerste zijn dat onze 25.000 sportverenigingen. Die moeten we beter ondersteunen. We moeten hen helpen met professionaliseren en we moeten zorgen dat ze hun waardevolle taken kunnen blijven doen. Ten tweede is dat de ondersteuning van talenten die op CTO's zitten. Het gaat om 700 jonge talenten die we kunnen helpen via een scholarship. Ten derde is er de verdere optimalisatie van de topsport, want daar is nog een klein stapje nodig. Ik krijg graag een reactie van de Minister op deze drie punten.

Voorzitter. Er wordt in het sportakkoord over verschillende bedragen gesproken. Ik heb eerlijk gezegd meer tijd nodig om te bepalen of ik het met deze koers eens ben. De uitwerking zal de komende tijd plaatsvinden, maar zijn er nog momenten waarop de Kamer bij kan sturen, of moeten we deze momenten als Kamer zelf organiseren?

Voorzitter. Dan het beleidskader topsportevenementen. We hebben in het regeerakkoord extra geld beschikbaar gesteld voor het organiseren van evenementen in Nederland. We worden daar steeds beter in. We kunnen Nederlandse sporthelden goud zien winnen in eigen land. We doen het zo goed dat zelfs prachtige evenementen als het WK volleybal, het WK atletiek en het WK zwemmen binnen handbereik kunnen komen. Dat zijn evenementen die eens in de zoveel tijd voorbijkomen. Voor deze grotere WK's zou ons beleidskader verruimd moeten worden. Ik wil graag van de Minister weten of hij dit idee ondersteunt.

Voorzitter. We hebben het bij het AO Sport ook altijd over het bewegingsonderwijs. Terecht zegt de Minister van Sport dan altijd dat dit onder het Ministerie van OCW valt, maar dit keer is dat anders. In het sportakkoord is namelijk een speciaal onderdeel getiteld vaardig in bewegen opgenomen. Dit heeft voor mij een relatie met de gymlessen, waar ik bijzonder veel waarde aan hecht. Die lessen moeten alleen door aan de ALO opgeleide vakleerkrachten worden gegeven. We hebben dinsdag de petitie Beweeg jij mee? in ontvangst genomen. We moeten de bewegingsarmoede onder kinderen stoppen, want die is een sluipmoordenaar! Ik zie een kans, want de buurtsportcoachregeling wordt uitgebreid; dat is een regeling waar we nu eigenlijk nog onvoldoende zicht en vrijwel geen sturing op hebben. Hier liggen dus kansen. Is het mogelijk dat u als Minister van Sport in samenwerking met OCW een specifieke koppeling via bijvoorbeeld gemeenten naar vakleerkrachten maakt? Dan lossen we het gebrek aan vakleerkrachten op en bestrijden we de bewegingsarmoede.

Dan mij laatste punt, voorzitter. We hebben in het regeerakkoord structureel 10 miljoen specifiek voor sportbonden en sportverenigingen geregeld. Een bedrag van 2 miljoen is reeds gebruikt voor de verduurzaming van sportverenigingen. Het restant is keihard nodig zodat sportbonden en sportverenigingen stappen kunnen maken. Ze hebben de afgelopen maanden prachtige plannen gepresenteerd. Daar kunnen we wat mij betreft vanaf morgen mee aan de slag. Dus Minister, ga ervoor! Zet een subsidieregeling op, het liefst vanuit het ministerie, en begin met ondersteunen.

Dank u wel. Ik heb nog vier seconden over.

De voorzitter:

Geweldig, meneer Heerema. Dat is een goed voorbeeld. Maar u heeft een interruptie van mevrouw Westerveld van GroenLinks.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik heb even het betoog van de heer Heerema afgewacht voordat ik deze vraag stel. Zoals wel vaker in debatten heeft de heer Heerema het hier over het belang van het bewegingsonderwijs. Dat is een heel belangrijk onderwerp. We hebben het dan inderdaad vaak over scholen. Er zijn in het verleden afspraken met scholen gemaakt over het aantal uren bewegingsonderwijs, maar vaak ontbreekt het budget daarvoor. Scholen zeggen: wij willen wel, maar we hebben ook een tekort aan budget om voldoende gymleerkrachten, leerkrachten bewegingsonderwijs in te schakelen. Kan de heer Heerema misschien met ons meedenken – de heer Van Nispen heeft al een mooi initiatiefwetsvoorstel liggen – over de vraag waar we dat geld vandaan kunnen halen om ervoor te zorgen dat scholen meer middelen krijgen om leerkrachten bewegingsonderwijs aan te nemen?

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik heb in mijn betoog bijvoorbeeld de buurtsportcoachregeling genoemd. Een flink deel van de buurtsportcoaches is voor een deel al op scholen werkzaam, maar we hebben nu helemaal geen sturing op die regeling. Ik zou me kunnen voorstellen dat we een stap gaan zetten nu die regeling van 2.900 fte naar 3.625 fte wordt uitbreid. Het Ministerie van VWS levert daar een prachtige extra bijdrage aan, maar ik vraag me wel af of het Ministerie van OCW in gelijke mate iets toevoegt. Dat is één.

Een tweede is dat het natuurlijk aan scholen is om keuzes te maken in de budgetten die ze krijgen. Het is heel gek dat scholen in vergelijkbare wijken met vergelijkbare docenten, vergelijkbare kinderen en een vergelijkbare omvang heel andere keuzes maken op dit terrein. Als het lukt om in de wet te verankeren dat een vakleerkracht verplicht wordt gesteld, dan moet een school bewust de keuze maken om een vakleerkracht voor de klas te zetten. Op dit moment maken sommige scholen die keuze niet. Ik vind dat doodzonde, want een van de belangrijkste dingen is volgens mij dat je ervoor zorgt dat kinderen vanaf groep 1 tot en met groep 8 goed bewegingsonderwijs krijgen. Dus één is de buurtsportcoachregeling en twee is de verankering in de wet. Met dat laatste is onder anderen de heer Van Nispen bezig is en daar ben ik zeer blij mee.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Verankering in de wet is aan de ene kant mooi en aan de andere kant niet als je bedenkt dat scholen al best wel grote problemen hebben. We weten allemaal dat er een lerarentekort is. Scholen geven ook aan dat ze grote financiële tekorten hebben. Mijn vraag ging dus eigenlijk daarover. Zouden we met elkaar eens kunnen nadenken over de vraag waar we dan ook het geld vandaan halen zodat scholen voldoende lessen bewegingsonderwijs kunnen aanbieden?

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik ga een iets langer antwoord geven. Dat kan volgens mij ook omdat we maar vijf sprekers hebben. Het aantal uren op een school wordt niet uitgebreid als een vakleerkracht gaat lesgeven, want in plaats van de groepsleerkracht staat dan een vakleerkracht voor de klas. Dat is een heel interessant gegeven met de kosten die daarbij horen. Het zou interessant zijn om goed uit te rekenen wat het kost om in plaats van groepsleerkrachten een vakleerkracht voor de klas te zetten. Dat zou theoretisch gezien geen euro extra hoeven kosten. Natuurlijk heb je altijd de docent, de groepsleerkracht die moet mee lopen naar het gymlokaal en die misschien moet helpen met omkleden. Ik weet niet precies hoe dat per school verschilt, maar daar zal een bedrag, een bedragje aan vastzitten. De keuzes die scholen daarin maken, zijn verschillend. Het gaat mij er niet om dat we meer uren aanbieden of een groter aantal fte binnen scholen gaan realiseren; we moeten kijken hoe we slim omgaan met vakleerkrachten in het basisonderwijs. Als we alle gymlessen in Nederland, bijvoorbeeld twee uur in de week, om maar wat te zeggen, laten geven door vakleerkrachten, dan scheelt dat volgens mij uit mijn hoofd gezegd 5.000 fte. Er komt een tekort van duizenden fte's op het primair onderwijs af. Als we deze slag kunnen maken, als we vakleerkrachten voor de klas zetten, zetten we daarmee in ieder geval ook weer een stapje.

De heer Van Nispen (SP):

Nu we het toch over de initiatiefwet van de SP voor meer en beter bewegingsonderwijs hebben, heb ik daar nog wel één vraag over. Ik vind het heel positief dat ik de VVD hier hoor zeggen dat zij de vakleerkracht inderdaad wettelijk wil verankeren. Dat is ook geen nieuw standpunt. Dat verbaast mij gelukkig ook niet. Maar als we kijken naar de inspanningen van het Ministerie van Onderwijs, dan zien we eigenlijk meer van hetzelfde. Dan zien we opnieuw dat er een heel beperkte beurs wordt opengesteld. Dan zien we opnieuw dat er aan de scholen wordt gevraagd om «alsjeblieft een beetje meer gym te gaan geven», iets waarvan we hebben gezien dat het de afgelopen twintig jaar, en misschien wel langer, niet tot resultaten heeft geleid. Steunt de VVD dus in principe een norm voor een vakleerkracht voor de gymles in het primair onderwijs? En steunt de VVD in principe ook een norm, waarbij je er inderdaad over kunt twisten of het twee uur of drie uur moet worden zoals wij voorstellen, zodat scholen niet meer kunnen zeggen: wij laten het bij 30 minuten of 45 minuten gymles per week?

De heer Rudmer Heerema (VVD):

We hebben net de actualisatie van de bestuursakkoorden voor het primair onderwijs en het sectorakkoord voor het voortgezet onderwijs binnengekregen. De VVD heeft daar onder andere een schriftelijk overleg over aangevraagd, juist om de vraag te stellen hoe het nou kan dat deze Minister afspraken met de sector voortzet waarbij er een aantal miljoenen gestoken worden in de leergang bewegingsonderwijs, dus in een bredere bevoegdheid, terwijl het effect daarvan onvoldoende is geweest de afgelopen jaren. Dat is doodzonde van dat geld. Stop dat geld bijvoorbeeld in de buurtsportcoachregeling. Dat zou volgens mij veel effectiever zijn. Vanaf die kant zijn we aan het drukken. Ik ben het met u eens dat het Ministerie van OCW meer zou kunnen doen. Wij steunen absoluut de insteek om het wettelijk te verankeren dat er op alle scholen een vakleerkracht komt. Ik vind het heel lastig om te zeggen hoeveel uur dat zou moeten zijn. Het liefst zou ik wel vijf of zes uur per week willen hebben, maar het is aan scholen om daarmee om te gaan. Het is ook politiek niet haalbaar om te zeggen: dat moet twee uur, dat moet drie uur of dat moet vier uur zijn. Daarom zit ik met name op het in de wet verankeren dat er op alle scholen een vakleerkracht komt. Ik vind het belangrijk dat wij op al die scholen ambassadeurs hebben die zeggen en laten zien hoe belangrijk bewegingsonderwijs is. Volgens mij is dat de eerste slag die we kunnen maken.

De heer Van Nispen (SP):

Daar is veel over te zeggen, maar ik ga op één detail uit het antwoord in, namelijk het deel van het antwoord waarin de crux zit, het deel waarin de heer Heerema zegt dat het politiek niet haalbaar is om een norm te verankeren. Ik vind dat eigenlijk een gekke uitspraak van de grootste fractie in de Tweede Kamer. Wanneer is iets politiek haalbaar? Als daar een meerderheid voor is. Wanneer is iets politiek haalbaar? Als we met z'n allen vinden dat iets urgent is en dat er iets moet veranderen. Er moet extra geld naar het onderwijs. Ik zie natuurlijk ook wel dat we moeten nadenken over waar dat geld vandaan moet komen. Daar moeten we goed naar kijken, maar het gaat om het principe dat een school in de toekomst niet meer kan zeggen: wij geven maar 45 minuten gymles per week. Het gaat erom dat er een norm in de wet komt, een minimum, nog even los van de vraag of dat twee uur of drie uur moet zijn, of – als we elkaar dan toch gaan overtoepen hier, wat me niet nodig lijkt – twaalf uur. Steunt de heer Heerema, los van het aantal uren per week dat er moet worden gegeven, het principe dat een school niet meer kan zeggen «wij geven maar 45 minuten per week», maar dat er een norm komt met een aantal uren?

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Zo'n norm in de wet wordt politiek haalbaar als we de middelen goed in beeld hebben en als we het kunnen financieren. De wet die u heeft ingediend, heeft geen financieel kader. Dat is natuurlijk wel een van de grootste moeilijkheden. Er wordt een wet ingediend die financiële consequenties zou kunnen hebben, maar we weten niet hoe groot die zijn. Je zult dus eerst moeten kijken wat de consequenties daarvan zijn. Volgende week is de deadline om vragen over uw initiatiefwet aan u te stellen. Dit soort vragen zult u ongetwijfeld krijgen. Ik ga daarvan uit. U heeft ook in het reces de tijd om met dat soort antwoorden aan de slag te gaan. Kortom, als u mij aanspreekt op dat kleine onderdeel van mijn antwoord over de politieke haalbaarheid, dan moet ik dat ook bij u terugleggen. We moeten kijken hoe we samen aan middelen kunnen komen om dit goed te verankeren. Ik sta aan uw zijde. Dat weet u. We hoeven niet te doen alsof we daar een politiek verschil over hebben. Maar het moet wel haalbaar zijn en we moeten die middelen ergens kunnen vinden. Op dit moment is het Ministerie van OCW niet het rijkste ministerie. Sterker nog, er zijn kortingen van een aantal honderden miljoenen. Die zijn opgelost met keuzes bijvoorbeeld op het gebied van hoogbegaafdheid, waar de VVD totaal niet blij mee is. Om nu te zeggen: vervolgens moet er nog 70, 150, 200 miljoen bij dat ministerie worden weggehaald om naar het bewegingsonderwijs te sturen. Dat is de haalbaarheid waarover we het hebben.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Heerema. Het woord is aan de heer Van Nispen van de SP.

De heer Van Nispen (SP):

Dank u wel, voorzitter. Laten we dan zorgen dat dat haalbaar wordt en dat we het geld vinden dat we daarvoor nodig hebben. Het klopt trouwens niet dat er geen financieel kader bij zit. Dat zit er wel bij. Maar ik zeg daar ook nog iets anders bij: we moeten ook durven kijken naar de lange termijn. Wat scheelt het ons op termijn als we een gezondere en sportievere samenleving hebben? Ik vind ook dat we die discussie moeten gaan voeren, maar daar kijken we naar uit en komen we op terug.

Voorzitter. Inderdaad, deze week is de campagne Beweeg jij mee? gestart – een fantastische oproep vanuit de sport – en eergisteren hebben we de petitie ontvangen om bewegingsarmoede tegen te gaan en om af te komen van het imago dat Nederlandse kinderen kampioen stilzitten zijn. Kinderen spelen steeds minder buiten. Ik vind dat echt alarmerend. Ik ben ook echt blij met deze urgente oproep vanuit de sport. Ik vind dat we daar echt iets mee moeten gaan doen. Mag ik een algemene reactie van de Minister op deze campagne? Wat gaat hij hiermee doen, bijvoorbeeld op het punt van het buitenspelen? Welke mogelijkheden ziet de Minister om met alle partners, betrokkenen en andere ministeries te kijken hoe we het buitenspelen weer kunnen gaan stimuleren?

Ik ben natuurlijk blij met het sportakkoord. Een vraag die mij wel bezighoudt is: heeft de Minister andere ministeries bereid gevonden om mee te doen? Ik heb bijvoorbeeld gezien dat het Ministerie van OCW heeft meegetekend, maar – we hebben daar net al een discussie over gehad – je hebt meetekenen en je hebt er ook echt vol voor gaan. Hoe zorgen we er nou voor dat alle ministeries doordrongen raken van de kracht van sport en de maatschappelijke effecten en dat dat niet alleen bij deze Minister het geval is? Ik heb het vaker gezegd: van Zorg tot Financiën en van Justitie tot Onderwijs, ze hebben er allemaal mee te maken. Deze Minister kan het niet alleen. Krijgt hij ook zijn collega-ministers echt in beweging en ook echt enthousiast?

Een mooi voorbeeld om de sportvelden veiliger te krijgen is het programma waarbij jongeren die zich hebben misdragen op het voetbalveld naar Halt worden gestuurd. Het werkt. De resultaten zijn goed, maar het programma loopt eind dit jaar af. Eigenlijk is er meer budget nodig om meer jeugdspelers die agressietrainingen te laten volgen en om dit ook naar meer sporten dan alleen het voetbal uit te breiden. Erkent de Minister dat deze agressie, die zich misschien uit op het sportveld, niet een probleem is van de sportbonden, maar een maatschappelijk probleem en dat het daarom dus ook logisch is dat het ministerie dergelijke programma's blijft financieren? Ik krijg graag een toezegging. Het is mij bijvoorbeeld opgevallen dat het Ministerie van Justitie en Veiligheid niet meetekent met het sportakkoord. Daar kwam mijn koppeling dus ook vandaan. Die twee vragen komen nu bij elkaar.

Er zijn zorgen over de financiële positie van sportverenigingen. Door verhogingen van de energiebelastingen en de btw komen ze in de problemen. Heeft de Minister daar oog voor? Wat gaan we hieraan doen? Sportverenigingen zijn natuurlijk van enorm belang voor de samenleving.

Integriteit in de sport is van enorm belang. Wedstrijden horen op het veld beslist te worden en niet op de gokmarkt. Na Belgisch onderzoek is nu ook naar buiten gekomen dat er sprake is van matchfixing in het tennis. Ik blijf mij er zorgen over maken of de aanpak ook in Nederland wel voldoende prioriteit heeft. Ik begrijp dat er vanuit de sport wel signalen worden doorgegeven, maar dat daar vervolgens weinig mee gebeurt. Hoe zit dit nou precies?

Dan over het zwemonderwijs. Nederland is een waterrijk land. Ieder kind moet leren zwemmen, maar het schoolzwemmen is aan het verdwijnen. De SP vindt dat een slechte zaak. We laten het nu aan de ouders over, maar we weten dat kinderen uit arme gezinnen en migranten minder vaak goed leren zwemmen. Een diploma is voor heel veel ouders nauwelijks te betalen. Dat kost meer dan € 750. Er ligt nu een heel mooi plan van het Jeugdsportfonds om kinderen uit arme gezinnen te helpen met het behalen van hun zo belangrijke zwemdiploma, waarbij veel commerciële partijen, de zwemlesaanbieders, bereid zijn om specifiek voor dit doel korting te geven. Is de Minister bereid de ambitie te stellen dat geen kind de basisschool verlaat zonder zwemdiploma? We hebben uitgerekend dat we met ongeveer 5 miljoen euro dit belangrijke doel kunnen bereiken. Is de Minister bereid samen met zijn collega van Sociale Zaken hierover in gesprek te gaan met het Jeugdsportfonds en met NOC*NSF? Want door een beperkte extra uitkering aan gemeenten voor dit specifieke doel kunnen 10.000 kinderen in armoede die nu geen diploma halen, hier gebruik van maken en zwemveilig worden. Ik krijg graag de toezegging dat de Minister zich hiervoor wil inzetten.

Overdag staan zwembaden leeg. 's Avonds en in het weekend is het er druk. Dat is raar, want commerciële bedrijven vragen stevige prijzen voor zwemles, terwijl het door de gemeente gesubsidieerde zwembad overdag niet optimaal bezet is. Dit moet budgetneutraal voor het hele systeem anders kunnen door weer vormen van schoolzwemmen in te voeren, door een vorm van een natte gymles in te voeren. Is de Minister bereid het voortouw te nemen en met experimenten aan de slag te gaan om te komen tot een ander systeem tegen gelijke kosten waarbij de zwemles op school weer wordt heringevoerd? We kunnen daarvoor kijken naar bepaalde gemeenten, bijvoorbeeld de gemeente Rotterdam, die daar al ver mee is.

De voorzitter:

Meneer Van Nispen, wilt u bijna afronden?

De heer Van Nispen (SP):

Ja. Met enige tegenzin zal ik dat inderdaad doen.

Tot slot. Waar kun je naartoe als je zwaar ontevreden bent over de zwemlesaanbieder? Waar kun je naartoe als je bakken met geld hebt betaald zonder enig resultaat of als je ergere klachten hebt? We hebben dit uitgezocht en het antwoord is: nergens. Je kunt gewoon nergens terecht. Er is geen toezichthouder. We hebben het allemaal overgelaten aan de markt. Iedereen mag zonder opleiding zwemles geven en zonder kwalificatie een zwemdiploma uitgeven. Ik vind dat eigenlijk niet kunnen. Moet er niet één nationaal zwemdiploma komen? Of moeten er niet in ieder geval waarborgen komen voor opleidingen van zwemleraren en de kwaliteit van diploma's? Het gaat hier immers wel om de zwemvaardigheid en de zwemveiligheid van onze kinderen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Nispen. Mevrouw Westerveld van GroenLinks.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Een paar weken geleden was ik bij de Special Olympics in de Achterhoek, de nationale spelen voor sporters met een handicap. En nee, ze worden niet in de grote stadions massaal toegejuicht door fans, maar toch is dit soort evenementen net zo belangrijk als grote topsportwedstrijden. Ik was dan ook blij dat de Minister daar de opening verrichte en dat er in het sportakkoord aandacht is voor sporten voor mensen die het wat minder makkelijk hebben. Maar toen ik op de Special Olympics met een aantal mensen sprak, bleek dat het wel flink wat moeite had gekost om de financiering rond te krijgen en dat vrijwilligers zelf extra geld moesten bijleggen in plaats van dat ze een kleine beloning kregen.

Voorzitter. Ik zeg niet dat de Minister dit moet oplossen, maar soms zit er wel een gat tussen mooie woorden en de praktijk. Het sportakkoord staat bol van mooie en ambitieuze plannen – waarvoor mijn complimenten; niemand kan daartegen zijn – maar ik wil de Minister ook vragen naar de relatie met de praktijk. Hoe zorgt hij dat deze mooie plannen werkelijkheid worden? Ik zie bijvoorbeeld geen concrete ambities in het sportakkoord ten aanzien van de plannen over inclusief sporten. Er staat bijvoorbeeld niet in hoeveel meer mensen met een beperking we aan het sporten willen krijgen. Datzelfde geldt voor diversiteit. Verreweg de meeste sportbestuurders zijn bijvoorbeeld man. Wil de Minister ook kijken of hij de verdeling man-vrouw beter in verhouding kan krijgen? En zo ja, zijn daar ook concrete ideeën over?

Voorzitter. Ik wil de Minister ook vragen hoe het sportakkoord tot stand is gekomen. Je kunt natuurlijk niet iedereen aan tafel zetten, maar waarom de ene gemeente wel en de andere niet? Is er ook gepraat met jongeren? Waarom is de Rabobank een van de ondertekenaars?

Dan de nadruk op prestaties. Ik begrijp dat er meetbare doelen worden gesteld zoals de medaillespiegel op de Olympische en Paralympische Spelen, maar ligt de nadruk niet te veel op prestaties? Neem de strijd tussen Ajax en Feyenoord om een 7-jarig jongetje – 7 jaar, dan zit je in groep 3 – terwijl uit onderzoek blijkt dat zo vroeg selecteren vaak helemaal niet werkt. Onlangs stelde ik vragen over het aantal kinderen dat stopt met sporten vanwege de prestatiedruk. De Minister gaf in zijn reactie aan dat het goede voorbeeld van de hockeybond om te stoppen met het selecteren van kinderen onder de 12 jaar wordt meegenomen in gesprekken over het sportakkoord. Ik wil aan de Minister vragen hoe dat is gegaan. Hij heeft eerder aangegeven dat hij niet weet of prestatiedruk in de sport een negatieve invloed heeft op het plezier in de sport. Moeten we dit niet eens onderzoeken? Want als het alleen maar gaat over presteren, dan worden kinderen en jonge talenten de dupe. Ik krijg daar graag een reactie op van de Minister.

Voorzitter. In het sportakkoord wordt gesteld dat het aantal clubs dat veiligheid en sportief gedrag onder de aandacht brengt aan het stijgen is. Dat is natuurlijk heel erg mooi, maar wat zijn de concrete resultaten? Scheidsrechters in het voetbal geven bijvoorbeeld aan dat het aantal incidenten een heel grote zorg is. Vaak worden incidenten ook niet gemeld. Ziet de Minister een rol voor zichzelf om te kijken hoe we de sfeer op en langs het voetbalveld kunnen verbeteren? Toen ik bij de KNVB-bekerfinale was, viel me ook weer op wat voor rare dingen er gebeuren in het stadion. De wedstrijd moest verschillende keren worden stilgelegd omdat er vuurwerk op het veld lag, maar als er bijvoorbeeld homofobe en antisemitische spreekkoren zijn, dan wordt er niet tegen opgetreden. Moeten we niet juist vanwege de voorbeeldfunctie van de betaalde sport strenger hiertegen optreden? Afgelopen maandag werd in Engeland een wet ingediend die dit strafbaar maakt. Kent de Minister deze actie van Damian Collins? Is hij bereid om te onderzoeken of zoiets ook in Nederland mogelijk is?

Voorzitter. We hebben het al even over het bewegingsonderwijs gehad. Ik wil de Minister vragen of hij verwacht dat door het sportakkoord het aantal écht gegeven uren bewegingsonderwijs op scholen omhooggaat. Ik sluit me ook volledig aan bij de vragen van de SP over zwemvaardigheid.

Voorzitter, ik rond bijna af. Ik kaartte eerder al aan dat een op de drie sporters met een beperking en een op de vier lhbtq-sporters seksueel grensoverschrijdend gedrag ervaart. De Minister vond het niet nodig om een apart plan van aanpak te maken voor deze groep, maar ik wil hem wel vragen wat er concreet gaat verbeteren waardoor een plan van aanpak overbodig is. Ik ben dit namelijk nog verder nagegaan en ik zie hier in de praktijk te weinig over terug.

Dan mijn laatste vraag, voorzitter. Vorig jaar heb ik het punt gemaakt van aed's bij sportverenigingen. De Minister gaf aan dat hij die niet wil verplichten. Ik wil graag vragen of hij daar nu nog hetzelfde in staat. Hoe staat het met de toezegging die toen is gedaan om met NOC*NSF en de Hartstichting te kijken naar het beter opleiden van vrijwilligers om de aed's te bedienen?

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Westerveld. Mevrouw Diertens van D66.

Mevrouw Diertens (D66):

Dank u wel, voorzitter. Ik zou uren over sport kunnen praten, maar helaas is de tijd hier beperkt. Ik beperk mij daarom tot een aantal onderwerpen. Ik dank de collega's ook voor de onderwerpen die zij naar voren hebben gebracht, want dat maakt het totaalplaatje.

Voorzitter. Over precies een maand is het 90 jaar geleden dat de Olympische Spelen in Amsterdam begonnen. Tijdens de opening werd de Olympische vlam voor het eerst aangestoken. Dat was een historische gebeurtenis. Tegenwoordig is de vlam een symbool van een evenement dat verbroedert, mensen bij elkaar brengt en inspireert om zelf te sporten. Juist omdat sport zo belangrijk is, hebben we in het regeerakkoord afgesproken dat we 10 miljoen extra uitgeven aan breedtesport. D66 vindt het belangrijk om vaart te maken met het uitgeven van dat geld, want het lijkt me niet de bedoeling om dat op de plank te laten liggen. Mijn vraag aan de Minister is daarom: hoe staat het met deze regeling en kan die nog voor de zomervakantie worden opengesteld?

Voorzitter. Morgen wordt het sportakkoord ondertekend. Ik heb al eerder aangegeven dat het voor D66 heel belangrijk is dat er een goede link wordt gelegd tussen het preventieakkoord en het sportakkoord. Genoeg bewegen en gezonde voeding zijn de twee belangrijkste voorwaarden om een gezonde lifestyle te creëren. Misschien kan de Minister vooruitlopend op de ondertekening al vooruitblikken op de samenhang tussen deze twee akkoorden?

De voorzitter:

Mevrouw Diertens, u heeft een interruptie van mevrouw Bruins Slot.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Ik vind dit een terecht punt van D66, want er wordt in het regeerakkoord specifiek een koppeling gemaakt tussen het preventieakkoord en het sportakkoord. Mijn vraag aan mevrouw Diertens is of zij sport inderdaad ook wil terugzien op de drie verschillende terreinen die in het preventieakkoord worden benoemd.

Mevrouw Diertens (D66):

Ik zou sport niet graag alleen op deze drie terreinen terugzien, maar eigenlijk als basis voor het hele nationaal preventieakkoord. Maar specifiek op deze drie onderwerpen vind ik dat zeer belangrijk.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Uit het sportakkoord en het preventieakkoord krijg ik nu nog de indruk dat het nog enigszins gescheiden paden zijn. Het CDA vindt het ook van belang dat er verbinding wordt gelegd. Het zijn ook het CDA en D66 geweest die ooit de grondslag hebben gelegd voor het preventieakkoord door het Nationaal Programma Preventie. Mijn vraag aan mevrouw Diertens is: op welke manier zou je concreet voor elkaar kunnen krijgen dat die verbinding wel of beter wordt gelegd?

Mevrouw Diertens (D66):

Ik denk dat het begint met een betere communicatie door andere ministeries die hierbij betrokken zijn, zoals de heer Van Nispen al aangaf. Voor het sportakkoord is het belangrijk dat wij hier ook spreken over hoe belangrijk sporten is voor bijvoorbeeld het tegengaan van bewegingsarmoede en voor het hebben van een gezonde leefstijl. Ik zou heel graag zien dat wij ook vanuit de sport een visie hebben op de wijze waarop we binnen het preventieakkoord sport als middel beter kunnen integreren in bestaande plannen.

De voorzitter:

Mevrouw Diertens, u heeft een interruptie van de heer Heerema van de VVD.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

In het regeerakkoord staat heel duidelijk dat sportbonden een rol hebben in het preventieakkoord. Daar zijn ook middelen voor beschikbaar. Is het misschien een idee om via deze interruptie die wij met elkaar hebben, aan de Minister te vragen hoe vaak hij contact heeft gehad met het ministerie over het preventieakkoord? Op die manier kunnen wij dan wat inzicht krijgen in hoe dat gaat op dat niveau.

Mevrouw Diertens (D66):

Ik heb de vraag aan de Minister nog niet kunnen stellen door de interrupties, dus dat gaan we zo doen. Er staat in het regeerakkoord niet «sportbonden» maar «sport», maar in die zin zou ik de vraag ook willen doorgeleiden naar de Minister.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog, mevrouw Diertens.

Mevrouw Diertens (D66):

Misschien kan de Minister, vooruitlopend op de ondertekening, al vooruitblikken op hoe deze twee akkoorden samengaan? Op welke manier worden deze twee akkoorden gekoppeld? Kunnen wij bij het verschijnen van het sportakkoord een aparte brief krijgen waarin dat wordt aangegeven en waarin staat hoe de Minister dit denkt in te vullen? Ik krijg hier graag een reactie op van de Minister.

Nu we het toch over het sportakkoord hebben, wil ik ook graag vooruitlopen op de verdere implementatie. Ik kan me goed voorstellen dat het sportakkoord verder regionaal wordt uitgewerkt – dat staat ook in het akkoord – maar het zou goed zijn als de bestaande instellingen en structuren daarbij zo veel mogelijk benut worden. Ik heb al te vaak ervaren dat er weer nieuwe clubjes ontstaan, waardoor het geld blijft hangen in de organisatie in plaats van dat het terechtkomt bij de mensen, bij de sporters. Hoe ziet de Minister dit?

Voorzitter. Juist voor kinderen met een beperking is het belangrijk om veel te bewegen om de motoriek en talenten te ontwikkelen. Ik denk bijvoorbeeld aan kinderen met een beenprothese. Omdat jonge kinderen snel groeien, krijgen ze op dit moment nog vaak een logge, onhandige prothese. Met die goedkope prothese is het veel lastiger om te bewegen en te sporten. Dat zorgt ervoor dat deze kinderen niet de hulp krijgen die ze nodig hebben. Er zijn aanwijzingen dat dit er op de lange termijn voor zorgt dat kinderen een bewegingsachterstand oplopen en meer kans hebben op overgewicht. De goedkope prothese kost de samenleving daardoor op lange termijn meer geld. Het belangrijkste is natuurlijk dat een betere prothese ook zorgt voor een betere ontwikkeling, een blije sporter en wellicht een paralympiër. Kan de Minister onderzoeken of er binnen de Zorgverzekeringswet gekeken kan worden naar kosten op de lange termijn, dus naar betere protheses voor kinderen als zij hier al zo jong mee geconfronteerd worden? Ik denk bijvoorbeeld aan een pilot waarbij geïnvesteerd wordt in betere protheses voor deze groep kinderen. Ik heb ook wat sporters, die inmiddels paralympiërs zijn, op bezoek gehad en zij hebben verteld hoe belangrijk het was dat een goede prothese het bewegen stimuleert.

D66 wil potentiële olympische en paralympische kampioenen de mogelijkheid geven om hun talent te ontwikkelen. Dat staat ook in het sportakkoord. De RTC-scholen zijn daarbij een goed voorbeeld. Talenten kunnen naar school gaan en ze krijgen de mogelijkheid om intensief te sporten. D66 heeft tijdens werkbezoeken enkele zorgelijke signalen ontvangen van ouders van atleten op RTC-scholen. Voor sommige ouders is het bijna niet te betalen. Ik heb het dan niet over de allerarmste kinderen, want die kunnen soms aanspraak maken op het Jeugdsportfonds, maar door kinderen met talent voldoende te ondersteunen wil D66 graag dat iedereen zijn kansen kan pakken.

De voorzitter:

Wilt u bijna afronden, mevrouw Diertens?

Mevrouw Diertens (D66):

Ja. Iedereen kent onze slogan «kansen voor iedereen». Kan de Minister aangeven welke regelingen beschikbaar zijn voor aanstormende talenten, bijvoorbeeld voor vervoer of materieel? Ik krijg daar graag een reactie op.

Voorzitter. De Nederlandse sport heeft een fantastische geschiedenis. Ik begon met de Olympische Spelen van 1928. Dat is geweldig. Om iedereen in topsport en breedtesport zijn eigen geschiedenis te laten schrijven, moeten we samen blijven werken in een positief sportklimaat.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Diertens. U heeft nog een interruptie van de heer Heerema.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Toch een vraag. Ik laat het even bezinken, maar u heeft het over sporttalent op school. Dat is een heel interessant onderwerp, want we moeten proberen om die kinderen zo goed mogelijk te begeleiden. Er zitten 700 jongeren in Centra voor Topsport en Onderwijs. Het aantal kinderen in regionale talentencentra is volgens mij nog vele malen groter. U vraagt wat de Minister aan regelingen heeft. Ik ken ze eerlijk gezegd niet, behalve de LOOT-regeling en een beetje ondersteuning van het Jeugdsportfonds en het Yvonne van Gennip Talent Fonds. Dat is het volgens mij. Welk beeld heeft u erbij dat we zouden kunnen gebruiken om dit ondersteunen? Heeft u daar zelf ook ideeën bij?

Mevrouw Diertens (D66):

Ik heb getracht dat te onderzoeken. De selectie waardoor je op het RTC terechtkon, is al zeer vaag. Dat wordt door de bonden ingezet. Je kan ook niet elke bond met elke andere bond vergelijken, maar ook de communicatie tussen de RTC's en de bonden over hoe je dit programma invult, is nog redelijk onduidelijk. Wat alleen wél heel duidelijk is, is dat een dergelijk talent, dat zo veel tijd moet investeren in de opleiding tot topsporttalent, heel veel geld kost. Bijvoorbeeld in Heerenveen/Groningen, bij Topsport NOORD, is duidelijk dat er 330 kinderen zijn die naar zo'n RTC gaan. 120 daarvan wonen in de stad, maar de rest woont daarbuiten. Vervoerskosten, internationale kosten, aanpassing in het onderwijsprogramma, dat kost allemaal extra geld. Ouders die juist in die middengroep zitten, hebben daar heel veel kosten aan en kunnen dat nauwelijks opbrengen, waardoor sommige kinderen niet de kans krijgen om zich te ontplooien tot het verdere niveau van toptopsporter. Ik zou er heel graag wat meer helderheid over krijgen hoe de Minister dit samen met de sport kan ondersteunen.

De voorzitter:

De heer Heerema in tweede termijn.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik denk dat mevrouw Diertens uitstekend uitlegt dat het per bond verschillend is, dat de bonden ook zelf mogen bepalen welke kinderen naar RTC's gaan en dat dat een indicering is waar je af en toe ook vraagtekens bij kan zetten. Maar daarom hebben we bijvoorbeeld ook de CTO's. Daar zitten de geïndiceerde talenten vanuit NOC*NSF. We kunnen in ieder geval concluderen dat als we het hebben over talent, het talent van ons land in ieder geval op de CTO's zit.

Mevrouw Diertens (D66):

Ik denk dat het heel fijn is dat dat talent op CTO's terechtkomt en dat dat ook al eerder begint, als wij het over een brede talentontwikkeling hebben en over breedtesport. Ik denk dat dat al heel vroeg begint; dat is ook mijn eigen ervaring. Helaas zal niet iedereen het optimale niveau bereiken, maar ik denk wel dat het belangrijk is dat we elk talent dat er is de mogelijkheid geven om zichzelf te ontwikkelen. Dat begint ook bij RTC's.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Diertens. Als laatste mevrouw Bruins Slot van het CDA.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb even getwijfeld waarmee ik mijn inbreng zou beginnen. Zou ik beginnen met het verlies van Duitsland gisteren, en dat de sport altijd verrassingen heeft? Of begin ik toch met mijn traditionele beginzin, dat sport maatschappelijk goud is dat verzilverd moet worden? Omdat ik inmiddels na deze jaren weet dat de heer Heerema daar altijd op wacht?

Gelukkig zijn er in Nederland vele mogelijkheden om voldoende te bewegen. Dat vraagt om gezamenlijke inzet om dit goed te houden.

Ik wil beginnen met een compliment aan de Minister en zijn ambtelijke ondersteuning voor het sportakkoord dat er ligt en dat morgen ondertekend gaat worden. Ik vind het een knappe prestatie dat men dat in zo'n korte tijd voor elkaar heeft gekregen.

Toch is er ook een zorgelijke ontwikkeling, waar meerdere van mijn collega's zonet over zijn begonnen. Dat is de petitie die is aangeboden, waarin eigenlijk aandacht gevraagd wordt voor de toenemende bewegingsarmoede van kinderen. Nederlandse kinderen zijn met een gemiddelde van 10,5 uur per dag eigenlijk kampioen zitten. Dat wordt alleen maar slechter. Wat mij ook opvalt – dat stond onder andere in het sportakkoord, dat hier wel aandacht voor heeft, dus dat is een goed punt – is dat ouders ook steeds voorzichtiger zijn met hun kinderen als het gaat om buitenspelen in de ruimte en steeds terughoudender.

Ik heb een tweetal vragen aan de Minister. Het CDA vindt het goed dat de Minister erop inzet dat gemeenten meer gevalideerd motorisch gaan testen. Dat vind ik een heel belangrijke indicator die in het sporttakoord zit. Misschien heeft iedereen die hier zit vroeger het verkeersdiploma gehaald. Zouden we zo'n motorisch gevalideerde test niet kunnen ombouwen naar een soort bewegingsdiploma? Iets waarvan het uiteindelijk voor alle kinderen, voor alle generaties op de basisschool, vanzelfsprekend is dat je het haalt en dat je trots bent als je daarmee naar je ouders gaat, want je hebt die stap gedaan? Als je zo'n diploma haalt, is het natuurlijk wel van belang dat er daarna ook verder gewerkt wordt om die motorische vaardigheden te verbeteren.

Het tweede punt is...

De voorzitter:

Mevrouw Bruins Slot, uw mooie suggestie roept vragen op bij mevrouw Diertens.

Mevrouw Diertens (D66):

In de petitie werd ook gesproken over de gymtoets. Nu moet ik iets over de rekentoets in herinnering halen wat niet echt een succes was. Wat ik me wel afvraag, mevrouw Bruins Slot, als we hier ook weer allerlei diploma's aan gaan hangen – ik ben het helemaal eens met uw pleidooi dat er meer bewogen moet worden – zou dat niet een negatief effect kunnen hebben op de bewegingsarmoedestimulans?

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Ik ben blij met deze vraag, want die voorkomt dat er verwarring kan ontstaan over mijn intentie, dus ik dank mevrouw Diertens daarvoor. Natuurlijk ben ik niet op zoek naar een nieuwe toets, want u kent mijn collega Michel Rog, die woordvoerder voor het onderwijs van het CDA is. Ik ben heel blij met zijn inzet. Minder toetsen is beter. Wat eigenlijk de achtergrond van mijn vraag is, en daarom ben ik ook blij dat u nog even doorvraagt, is: hoe maken we het voor kinderen aantrekkelijk op school? En hoe kan je daar een manier voor organiseren die daar inderdaad aan bijdraagt? Dan kan je een naampje aan een beestje geven, «gevalideerd testen» is een, maar je moet het ook aantrekkelijk voor de kinderen en de school maken om dat te doen. Hoe gaan we dat doen?

De voorzitter:

Nog een interruptie van de heer Heerema.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Een papiertje uitreiken aan een kind, dat het bijvoorbeeld een prachtig touwklimdiploma heeft gehaald, is misschien hartstikke goed, maar volgens mij gaat het met name om het beleven van sport, dat kinderen snappen dat het plezierig is om te sporten, dat ze het leuk vinden, dat ze ermee door blijven gaan en dat ze ook uitzoeken in welke sport ze goed zijn. Volgens mij is dat iets wat bijvoorbeeld een ALO-opgeleide vakleerkracht doet. Is mevrouw Bruins Slot dan, naast het zijn voor het halen van een diploma voor een kind dat een bewegingsdiploma zou moeten zijn, ook voor de vorm van een ALO-opgeleide vakleerkracht die niet alleen een diplomaatje kan uitreiken maar die met name ook dat plezier in bewegen kan aanleren?

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Daarvoor geldt natuurlijk wat mijn collega Michel Rog ook tijdens de debatten over bewegingsonderwijs zegt – en dat zijn natuurlijk de debatten waar hier over gesproken gaat worden – namelijk dat het voor het CDA van belang is om zowel vakleerkrachten te hebben alsook bijvoorbeeld docenten die daar een goed diploma voor hebben gehaald. Wat volgens mij de kernvraag is, want ook in de eerdere discussie zag ik dat er geen verschil is tussen de leden van deze Kamer over het belang van goed bewegingsonderwijs. Volgens mij is de discussie nog steeds hoe je dat en de bijkomende financiering daarvan op een goede manier kan organiseren. Die discussie wordt in een andere commissie, bij OCW, gevoerd.

De voorzitter:

Dank u wel. U heeft een interruptie van mevrouw Diertens.

Mevrouw Diertens (D66):

Om deze discussie toch nog iets te verbreden, denk ik dat bewegingsarmoede niet alleen gebaat is bij sport op school. Wij willen bij D66 juist die integrale benadering zien, dus dat kinderen buiten kunnen spelen, dat ze naar sportclubs kunnen gaan, dat ze naschoolse activiteiten op het plein doen en dat dat plein ook zo ingericht is dat het daar dan ook toe uitdaagt. Dus mijn vraag aan mevrouw Bruins Slot is, is het niet alleen een zaak van bewegingsonderwijs met vakleerkrachten maar ook een zaak van de hele professionalisering van de sport? Daarbij noem ik als CIOS'er even deze beroepsgroep, waarbij het ook belangrijk is dat zij dat ondersteunen, dus dat het niet alleen iets is van school, maar dat het juist om een integrale aanpak vraagt.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Dat is vooral ook de kracht van het manifest en het sportakkoord, dat daar diverse partijen onder staan.

Dan kom ik gelijk tot mijn tweede vraag, want de omgeving moet ook uitnodigen tot bewegen. Dat zegt mevrouw Diertens ook. Vorig jaar heb ik daarom een motie ingediend met de oproep om de terreinbeherende organisaties en ook de waterschappen te betrekken bij het sportakkoord. Mijn vraag aan de Minister is dus, wat heeft hij hiermee gedaan, hoe is Sportvisserij Nederland hier bijvoorbeeld bij betrokken? Ik zat te kijken of de Unie van Waterschappen ook bij de ondertekenaars stond, maar ik heb het niet kunnen vinden. Dus mijn vraag aan de Minister is hoe dit zit.

Daarin zie ik dat ook de sportminnende provincies aangeven dat zij een daadwerkelijke bijdrage willen leveren. Welke betrokkenheid kunnen zij hier verder nog bij hebben?

Voorzitter. Het CDA is er trots op dat dit kabinet zo veel investeert in de breedtesport. Er staan zeer veel positieve doelstellingen in het sportakkoord. Sportverenigingen financieel en organisatorisch versterken is hierin terecht een belangrijk aandachtspunt. Ik heb daar een viertal vragen over.

Hoe zorgt de Minister ervoor dat het geld daadwerkelijk bij de verenigingen en de vrijwilligers terechtkomt?

De tweede vraag is, wordt er ook aandacht gegeven aan de sportverenigingen in de transitieregio's? Uit het onderzoek van het Mulier Instituut blijkt dat de sportdeelname en de organisatiekracht van de verenigingen juist daalt in die gebieden en dat die daarmee ook lager ligt dan het landelijk gemiddelde.

Er wordt – dat is ook goed – in het sportakkoord ook specifiek gekeken naar het opleiden van kader van zeer snel groeiende sporten. Mijn vraag is, gebeurt dat ook? Ik kijk bijvoorbeeld naar het vrouwenvoetbal, waarbij je inmiddels echt ziet dat daar een goed kader nodig is om ervoor te zorgen dat die sport verder gaat groeien.

De voorzitter:

Mevrouw Bruins Slot, u heeft weer een interruptie van mevrouw Diertens.

Mevrouw Diertens (D66):

Ik heb nog een interruptie over het rapport over die transitie in de sport. Ik vind het heel teleurstellend dat daar toch niet uit bleek dat de verenigingen die hieraan mee hebben gedaan, een ander resultaat opleveren dan de verenigingen die hier niet aan mee hebben gedaan. Ik vind het ook verontrustend dat maatschappelijke instellingen die mensen laten sporten binnen sportverenigingen, zeggen dat de professionaliteit binnen die sportverenigingen niet op orde is, waardoor zij dus niet het gevoel hebben dat hun cliënten, hun sporters daar goed terechtkunnen. Denkt mevrouw Bruins Slot dat we daar ook een verandering in kunnen aanbrengen, zodat iedereen terechtkan in die sportverenigingen, en dat dit een positieve stimulans kan zijn?

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Wat je ziet in het rapport over transitieregio's, is dat er door de vergrijzing en dergelijke ook minder mensen zijn die zo'n sportvereniging kunnen dragen. Als vrijwilligers in verenigingen op een gegeven moment zien dat die vereniging is afgekalfd, dan is het heel lastig om aan professionalisering te werken. Soms heb ik wel een beetje moeite met het woord «professionalisering». Ik zou dat liever willen vertalen in: ervoor zorgen dat de vrijwilligers die actief zijn, op een goede manier ondersteund worden.

Mevrouw Diertens (D66):

In die zin ben ik het helemaal met u eens. Ik vind het alleen wel jammer dat maatschappelijke organisaties die als stakeholders samenwerken, met deze feedback komen op de transitieprocessen. Daarom zeg ik: daar zouden we toch iets mee moeten doen. Wat we daarmee moeten doen, zouden we, denk ik, wel moeten kunnen uitzoeken.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Volgens mij is die vraag van mevrouw Diertens indirect een vraag aan de Minister. Het lijkt mij prima om die vraag bij de Minister neer te leggen.

De vierde vraag rondom het sportakkoord betreft de 35 miljoen die nog verder besteed moet worden. Dat is nog niet ingevuld. Ik heb de volgende vraag aan de Minister, maar misschien heeft de heer Heerema die ook al gesteld: krijgen we binnenkort ook een overzicht van waar dat naartoe gaat?

Voorzitter. De verduurzaming van sportaccommodaties heeft een prominente plek gekregen in het sportakkoord. Het CDA is blij dat zes jaar nadat het CDA en D66 een motie daarover hebben ingediend, er nog steeds hard aan gewerkt wordt. Hoeveel geld zal hier de komende jaren aan worden besteed?

Nu we het toch over accommodaties en financiën hebben: wil de Minister de effectiviteit en toegankelijkheid monitoren van de subsidieregeling voor de btw-compensatie, zodat deze, wanneer dat noodzakelijk is, bijgesteld kan worden als de oorspronkelijke doelen in gevaar komen? Gaat het hier trouwens ook om een specifieke uitkering naar gemeenten toe?

Voorzitter, ik kom tot een afronding. Ik ga die nu rustig uitspreken, want zonet heb ik wat meer vaart gemaakt. Het gaat om een onderwerp waar de Kamer zich breed achter heeft geschaard: de Invictus Games. Daar ben ik ook ontzettend blij mee. In 2020 komen de Invictus Games naar Nederland. Voor degenen die meeluisteren en de Invictus Games misschien niet kennen: dat zijn de wereldspelen voor militairen die tijdens de uitoefening van hun werk of tijdens uitzending fysiek of mentaal gewond zijn geraakt. Tijdens die militaire wereldspelen laten zij zien dat zij niet alleen gevallen zijn, maar dat zij ook weer opstaan, dat ze herstellen en verdergaan met hun leven. Zij doen dat gesteund door hun familieleden, die ook een belangrijke rol hebben bij de Invictus Games.

Dankzij de inzet van Nederlanders die hiertoe het initiatief hebben genomen, zoals generaal Mart de Kruif, heeft prins Harry gezegd: Nederland mag dat gaan organiseren. Daar ben ik erg blij mee. Defensie gaat zich ook actief hiervoor inzetten. Op welke wijze kan de Minister ondersteunen dat Nederland in 2020 fantastische Invictus Games krijgt? Het is natuurlijk ook wel bijzonder: 75 jaar nadat de Tweede Wereldoorlog is beëindigd, mogen wij in Nederland zo'n evenement organiseren. Zeker in de week naar Veteranendag toe, lijkt het mij relevant om deze vraag tijdens het debat over sport te stellen.

De voorzitter:

Dat is een mooie vraag om mee te eindigen. De Minister heeft een schorsing van een kwartier nodig, dus om elf uur starten we weer.

De vergadering wordt van 10.46 uur tot 11.01 uur geschorst.

De voorzitter:

We gaan door met de vergadering over sportbeleid. Het woord is aan Minister Bruins voor de eerste termijn van het kabinet.

Minister Bruins:

Voorzitter, dank u wel. Dank voor alle opmerkingen die zijn gemaakt over sport en het sportakkoord. Er zit een prettig soort optimisme in alle bijdragen. Dat is heel prettig om te ervaren. Is dat dan zo verschillend ten opzichte van andere commissies? Nee, die zijn ook allemaal heel positief, maar over sport is men altijd een beetje extra positief. Misschien komt dat wel omdat sport emotie is. U heeft in uw spreekteksten gewag gemaakt van allerlei sportevenementen. Het is leuk om sport bij te wonen. In de afgelopen maanden, sinds het vorige overleg over sport, mocht ik onder andere naar Zuid-Korea om aanwezig te zijn bij de Olympics en de Paralympics. Daar kun je trots op zijn. Tegelijkertijd hebben we in het afgelopen halfjaar ook een debat gehad over seksuele intimidatie en doping in de sport. Ook bij die kant moeten we stilstaan.

Het is een prettige constatering dat 9,4 miljoen Nederlanders elke week sporten. De een doet dat in clubverband en de ander gaat bootcampen of naar het fitnesscentrum toe. Dat is wat ons betreft allemaal goed, als er maar gesport wordt en als mensen maar lol in sport hebben. Laat ik van mijn kant benadrukken dat het belangrijk is dat we zo ongelofelijk veel sportverenigingen in Nederland hebben. Daarnaast hebben we heel veel ondernemers in sport en bewegen en honderdduizenden vrijwilligers in de sport, die we dankbaar mogen zijn voor hun tomeloze inzet. Ik durf te zeggen dat die brede sportbasis, met al die verenigingen, ook het fundament is voor het succes van de Nederlandse topsport.

Er zijn dus over het algemeen opgewekte berichten, maar er zijn natuurlijk ook zorgen en wensen. De motorische vaardigheid van kinderen neemt af. Dat heeft u bijna allemaal genoemd. Er is nog steeds een groep mensen die eigenlijk niet of nauwelijks sport, niet iedereen gedraagt zich respectvol langs de lijn en ook de klassieke sportvereniging heeft soms moeite om haar vrijwilligers allemaal gemobiliseerd te hebben en te houden. Daarnaast staat het ledenaantal soms onder druk. Deze punten waren voor u aanleiding om mij op te roepen, al dan niet via het regeerakkoord, om aan een sportakkoord te werken. Dat heeft u gekregen, in twee laagjes. Vorige week vrijdag heb ik u een brief op hoofdlijnen gestuurd en begin deze week kwam daar de tekenbare versie van het sportakkoord overheen. Dat kon dinsdag gebeuren omdat de laatste achterban die nog geraadpleegd moest worden en instemming moest geven, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, dat afgelopen maandagavond op haar congres heeft gedaan. Dus toen kon het akkoord ook naar u gestuurd worden.

In de afgelopen maanden hebben heel veel partijen meegewerkt aan het sportakkoord, onder andere gemeenten en mensen uit het bedrijfsleven, jong en oud. Ik denk dat we met elkaar iets van 150 of 200 verschillende mensen hebben gehoord of gesproken in allerlei vormen, zoals rondetafels, werkconferenties; noem het maar op. Gezamenlijk zijn we gekomen tot zes ambities. Misschien is het toch goed als ik die even benoem, want een aantal van uw vragen wil ik gebruiken als input voor de uitwerking van die ambities. U heeft nu het sportakkoord gekregen. Het is een beetje lastig, want u heeft mij gevraagd om dat maken. Ik heb het gemaakt en ik ga het morgen ondertekenen, maar ik wil bij de uitwerking rekening houden met uw opvattingen. Elk van de zes ambities wordt de komende periode uitgewerkt. De zesde ambitie, over topsport, wordt een beetje later uitgewerkt, begin volgend jaar, omdat ik wil aansluiten bij de olympische cyclus. Maar met de andere vijf ambities gaan we snel aan de slag. Waar mogelijk wil ik rekening houden met de opmerkingen die u vanmorgen heeft gemaakt. Ik zal die zo meteen nog even per persoon langslopen om te kijken wat waar in zou passen. Ik zal de zes ambities even kort samenvatten: inclusief sporten, een duurzame sportinfrastructuur, vitale sport- en beweegaanbieders, het van jongs af aan vaardig bewegen, een positieve sportcultuur en een inspirerende topsport. Die zes hoofdstukjes ziet u weer terug. Ik wil proberen om die in de begroting voor 2019 zichtbaar terug te laten keren, zodat u ook kunt zien wat waaraan wordt besteed, in geld gemeten.

Het sportakkoord wordt morgen ondertekend door een aantal partijen, maar ik wil graag benadrukken dat er veel meer partijen betrokken zijn bij de opzet en uitvoering. Ik hoorde mevrouw Diertens zeggen: er zijn ook allerlei maatschappelijke organisaties; zouden die een rol kunnen krijgen bij de verdere uitwerking van de deelakkoorden van het sportakkoord? Be my guest. De Unie van Waterschappen, waar mevrouw Bruins Slot naar vroeg, hebben we nog niet aan boord, maar dat wil helemaal niet zeggen dat die niet aan boord kan komen. Staatsbosbeheer tekent wel mee op een van de deelakkoorden. Het moet een open karakter krijgen. Het zijn ambities waarvan ik het prettig zou vinden als die zo breed mogelijk gedragen worden. Als er acht sportminnende provincies zijn die vragen of zij ook mee mogen doen, dan is mijn antwoord: zeker. Dat geldt niet alleen voor die acht. Als de andere vier zeggen dat zij ook een rol willen... Graag! Met sommige gemeenten hebben we individueel gesproken omdat zij goede initiatieven lieten zien uit hun gemeenten. Dat gold trouwens ook voor provincies. Maar ook andere gemeenten kunnen natuurlijk bij de uitwerking worden betrokken, maar niet met de gedachte dat dit een centje oplevert via een of andere subsidieregeling. We willen kijken of we gezamenlijk de schouders eronder kunnen zetten. Ik geloof dat het in Nederland alweer een tijdje geleden is dat we op zulke brede schouders hebben kunnen rusten als bij dit sportakkoord. Er zijn echt veel partijen bij betrokken.

Voorzitter: Lodders

Minister Bruins:

Dat wou ik even aan u kwijt. Ik zie het sportakkoord dus ook niet als een afronding. Misschien lijkt het voor nu even afgerond, omdat we morgen gaan tekenen en omdat we nu allemaal kunnen zeggen dat het fijn is, maar dit is eigenlijk het begin. Ook bij de besteding van middelen – dat was een vraag van de heer Heerema, maar ook van anderen – zullen we, aan de hand van de begroting voor 2019, stilstaan bij de vraag wat waaraan wordt besteed. Nogmaals, langs de lijnen van dit sportakkoord wil ik u inzage geven in wat ik waaraan wil besteden.

Voorzitter. Tot zover de algemene inleiding. Ik wil graag per spreker een aantal antwoorden geven. De heer Heerema sprak over het laaghangend fruit. De professionalisering van sportverenigingen is een voorbeeld. Volgens mij delen wij hier allemaal aan tafel dat het belangrijk is om sportverenigingen ook in de komende tijd in hun kracht te zetten. Bij het deelakkoord vitale aanbieders zal deze uitwerking ter hand worden genomen.

Een soortgelijk antwoord geldt voor de opmerking die de heer Heerema maakte over de ondersteuning van de talenten die op de CTO's zitten en over de optimalisering van topsport. Ik ben van plan om deze twee onderwerpen te betrekken bij het deelakkoord topsport inspireert.

De voorzitter:

Ik zie een vraag van mevrouw Diertens. Ik zou met de leden willen afspreken dat we nog voldoende ruimte overhouden voor een tweede termijn. Ik sta daarom twee interrupties toe. Mevrouw Diertens, gaat uw gang.

Mevrouw Diertens (D66):

Even ter verduidelijking: u spreekt over de CTO's, maar dat geldt, neem ik aan, ook voor de RTC's?

Minister Bruins:

Ik was nog bij de beantwoording van de vraag van de heer Heerema, maar we zullen inderdaad ook de regionale centra erbij betrekken. Aan de hand van de vraag van mevrouw Diertens kom ik daar zo meteen nog even op terug.

De heer Heerema zei: wij kunnen nog geen oordeel geven over de financiële kant van het sportakkoord. Dat begrijp ik. Dat lijkt mij voor u allemaal een beetje moeilijk. Ik wil daar bij het wetgevingsoverleg op terugkomen. Dan moet u herkenbaar kunnen zien bij welke ambitie welke financiering terugkomt.

De voorzitter:

Meneer Heerema, gaat uw gang.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Bij het wetgevingsoverleg hebben we het over de begroting. Ik zou me kunnen voorstellen dat wij juist in de aanloop naar dat wetgevingsoverleg een apart moment voor het sportakkoord prikken, omdat het natuurlijk niet alleen maar over de financiën gaat maar ook over het totale sportakkoord. Ik zeg uit mijn hoofd dat we het sportakkoord dinsdag hebben ontvangen en we hadden dus niet heel veel leestijd voor vandaag. Ik zou me kunnen voorstellen dat u, Minister, met een voorstel komt, maar mijn vraag was: als u niet met het voorstel komt, dan zouden wij wellicht als Kamer zelf even aan zet moeten zijn. Hoe ziet u dat?

Minister Bruins:

Zoals ik zojuist zei: als uw Kamer nadere opvattingen heeft, een piketpaaltje wil slaan of een inbreng wil leveren die voor de uitwerking van het sportakkoord nuttig is, dan ben ik daar graag toe bereid. Dat hoeft zich niet te beperken tot vanochtend, want ik begrijp heel goed dat u maar kort leestijd heeft gehad. In woord of geschrift, het is hartelijk welkom.

De voorzitter:

Afrondend de heer Heerema.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Vraag is beantwoord.

De voorzitter:

Nou, kijk eens aan.

Minister Bruins:

Dan de verruiming van het beleidskader voor sportevenementen zodat grotere WK's ook voor een passende subsidie van VWS in aanmerking kunnen komen. Op dit moment evalueert het Mulier Instituut het huidige kader en daarbij zullen dit soort praktische knelpunten naar boven komen. Ik wil met die evaluatie van het Mulier Instituut bekijken met welke wijzigingen ik kom voor het beleidskader dat geldt vanaf 1 januari 2019. Dus daar wil ik de rek wel in opzoeken. Dat gaat dan niet over het oprekken van het budget maar over het uitbreiden van de voorwaarden waaronder die subsidie kan worden aangeboden.

De voorzitter:

Misschien is het handig, meneer Heerema, als de Minister uw vragen eerst beantwoordt. Als ik het goed zie, hoor en observeer, worden de vragen per woordvoerder beantwoord. Even geduld en dan geef ik u zo meteen de ruimte voor uw interrupties.

Minister Bruins:

Voorzitter. Dan het thema van de buurtsportcoachregeling. Eigenlijk heeft u daar allemaal naar gevraagd, ook naar aanleiding van de oproep die eerder deze week in de kranten is verschenen en die ook aan u is u uitgereikt. Ik geloof dat we allemaal sporten willen stimuleren en dat we allemaal zien dat hoe jonger je met sporten begint, hoe beter het is. Het is natuurlijk wel een beetje lastig dat wij niet de commissie voor Onderwijs zijn. Wij zijn gelukkig de commissie van Sport en wij moeten dus kijken langs welke kant wij de inbreng kunnen versterken.

Voorzitter. U heeft in het sportakkoord kunnen lezen dat het aantal buurtsportcoaches significant wordt uitgebreid, van 2.900 naar 3.625. Dat zijn er dus een dikke 700 extra. Het is natuurlijk wel aan de gemeenten om te bepalen waar zij die buurtsportcoaches inzetten. Die kunnen ook op scholen worden ingezet. Ik geloof dat dat in 10% tot 12% van de gevallen ook gebeurt. Wat ik probeer te doen met de extra financiële bijdrage die beschikbaar komt voor de buurtsportcoaches, is het wegnemen van een hobbel. Gemeenten en scholen overleggen nu over waar die buurtsportcoach moet komen en over de vraag of er meer aandacht moet komen voor beweegonderwijs. Door de capaciteit voor buurtsportcoaches te verruimen geven wij hun meer mogelijkheden, zodat er meer beweegonderwijs op die basisscholen kan plaatsvinden. Of dat daar ook plaatsvindt, is natuurlijk aan de scholen. Daarover kunnen wij geen uitspraak doen, maar wij kunnen de financiële hobbel zo wel voor een stukje wegnemen.

Hoe zit die financiering ongeveer in elkaar? Het is een driemanschap. OCW financiert een stukkie, wij financieren een stukkie, maar het grootste gedeelte komt van de gemeenten. Prettig is dat gemeenten de bereidheid hebben om het budget te vergroten wanneer wij het budget vergroten. Dat is heel goed. Onderwijs ziet daar op dit moment nog geen kans toe. Ze begrijpen heel goed de gedachte achter dit vliegwiel, maar zij zitten nu eventjes financieel krap. Toen was aan ons de keuze of wij wel of niet extra middelen inzetten. Wij hebben gezegd: wij doen dat wel, want we willen dat vliegwiel zo veel mogelijk aanzetten. Ik heb er met collega Slob meermalen over van gedachten gewisseld en ik hoop dat hij in de komende jaren ook aan zijn kant dat budget verder kan vergroten. Als dat zo zou kunnen zijn, dan hoop ik dat we de ambitie kunnen waarmaken – dat is nu dus nog niet zo – dat in ieder geval in de groepen 1 t/m 4 van de basisscholen ten minste twee uur per week lichamelijke opvoeding kan worden aangeboden door een vakleerkracht.

Voorzitter, dat wou ik even kwijt over de buurtsportcoachregeling. Ik ga nu verder met de besteding van de 10 miljoen over het lopende jaar. De Kamer heeft mij eerder opgeroepen om ervoor te zorgen dat die 10 miljoen uit het regeerakkoord ter versterking van de sportbonden voor het lopend jaar niet op de plank blijft liggen. We doen een uitvraag bij sportbonden om te kijken wat voor plannen er aan die kant leven. Ik constateer dat we daarmee die tien miljoen van dit jaar niet opmaken, maar wat we niet opmaken, schuiven we door naar volgende jaren zodat het geld van de regeling voor dit doel behouden blijft.

Voorzitter. Ik dacht dat dat de vragen van de heer Heerema waren.

De voorzitter:

Hij heeft ongetwijfeld een vraag voor u.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Dan stel ik mijn vraag over het beleidskader topsportevenementen. De Minister zegt dat het Mulier Instituut onderzoek doet en dat hij voornemens is om daarin op 1 januari, als daar behoefte aan is, een wijziging of verruiming aan te brengen. Ik heb de WK's genoemd die zeer incidenteel in beeld komen om in Nederland georganiseerd te worden. Dat zijn het WK zwemmen, het WK atletiek en het WK volleybal, want die komen gewoon niet zo vaak vrij. Nu hebben we komende zomer een unieke kans om een van die drie evenementen naar Nederland te halen. Dat strookt even niet met het tijdpad dat deze Minister ambieert. Ik ben even op zoek of het mogelijk is, juist omdat we een kans hebben, om dat tijdpad iets te versnellen.

Minister Bruins:

De gewijzigde regeling zou per 1 januari 2019 moeten ingaan maar de afweging moeten we voor die tijd maken. Laten we daar in ieder geval voor het WK volleybal naar kijken want dat is volgens mij de eerste in de rij. Ik ga proberen om dat Mulier-onderzoek in het najaar te krijgen en van een appreciatie te voorzien. Ik zeg u toe dat ik ondertussen met de Nevobo in gesprek ga over hun tijdslijn, zodat we de leerervaringen van het Mulier Instituut eventueel nog kunnen gebruiken bij het bid voor het WK volleybal. Dat lijkt me een praktische werkwijze.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik denk dat dat inderdaad praktisch is. Ik denk dat het ook haalbaar is. Ik ga even nadenken of het misschien handig is om daar zelf nog iets van te vinden. Ik denk dat ik tevreden kan zijn met de beantwoording van mijn andere vragen en ik ga dus alvast beginnen met het schrijven van mijn tweede termijn.

Minister Bruins:

U kunt ook gewoon luisteren naar de andere antwoorden, maar dat is natuurlijk niet aan mij.

Dan de petitie Beweeg jij mee? De heer Van Nispen sprak daarover, geloof ik, als eerste. Er zijn een paar antwoorden op mogelijk. Zo kan de uitbreiding van het aantal buurtsportcoaches hierbij helpen. Daar ligt een concreet doel, een concrete ambitie, onder. Daarnaast gaat een van de deelakkoorden over de vitale infrastructuur en dat gaat niet alleen over sportaccommodaties in de zin van sporthallen en sportgebouwen. Ik wil ook eens met de gemeenten kijken hoe je beweegvriendelijke buitenruimten kunt organiseren. Dat is een thema bij de Vereniging Nederlandse Gemeenten, zo heb ik begrepen. Ik vind dat erg interessant, want misschien helpt het om hier en daar hekjes te zetten of om die juist weg te halen. Misschien kun je een park zo inrichten dat het niet meer voor het uitlaten van honden geschikt is maar wel voor buitenspelen. Ik wil kijken of daar ook een verbreding in zit. Ik zie voor me dat dat thema bij het deelakkoord vaardig in bewegen terugkomt. Ik vind dat ik langs meerdere sporen een reactie kan geven op die petitie Beweeg jij mee?, zichtbaar via deelakkoorden.

Heeft de Minister andere departementen echt meegenomen? Ja! Morgenmiddag tekenen OCW en SZW allebei mee, maar ik denk dat bij de uitwerking ook andere departementen nog wel een rol gaan spelen. Ik hoop inderdaad op Justitie en Veiligheid, maar misschien is er ook nog wel een ander departement. Ik weet niet of alle departementen mee gaan doen, maar ik ga wel kijken naar de in dit opzicht relevante departementen. Ik heb niks aan loze handtekeningen, maar als ik commitment nodig heb, ga ik wel de boer op. Ik vind het heel prettig om te zien dat OCW en SZW meetekenen.

De heer Van Nispen sprak over de Halt-trajecten. De regeling loopt wel af maar de aandacht voor dit onderwerp mag niet afnemen, zou ik willen zeggen. Ik ben voornemens om het vervolg van de aandacht voor dat veilige sportklimaat in dat deelakkoord positieve sportcultuur mee te nemen, zodat het niet in het niks valt. In het komende halfjaar wordt zichtbaar wat de opvolging van de regeling wordt en dat loopt dus via het deelakkoord positieve sportcultuur.

Dan de financiële positie van de sportvereniging, ook mevrouw Bruins Slot heeft daarover gesproken. Heeft de Minister daar oog voor? Jazeker. U heeft bijvoorbeeld kunnen lezen dat er budget beschikbaar is voor de verruiming van de btw-sportvrijstelling. Daarom is het budget dat wij op de sportbegroting hebben staan ook echt meer dan verdubbeld. Dat is echt mooi nieuws, maar dat is dus ook bedoeld om die btw-sportvrijstelling mogelijk te maken. Dat gebeurt er dus aan die kant.

Als het oogmerk van de vraag van de heer Van Nispen meer zat op de versterking van de vereniging langs kanten van goed bestuur, kan ik hem zeggen dat daar ook budget voor is vrijgemaakt, zij het dat het een veel kleiner bedrag, ordegrootte 10 miljoen, is. Wij gaan er voorshands van uit, maar dat is goed bekeken, dat die compensatieregeling voldoet en volstaat. Maar ik houd het wel even in de gaten, want als het onvoldoende blijkt te zijn dan denk ik dat wij opnieuw de tas pakken in de richting van het Ministerie van Financiën om met het ministerie het overleg daarover aan te gaan. Ik heb overigens soms ook wel informatie van de gemeenten nodig om te weten of er sprake is van hiaten in de regeling. Maar het bedrag is juist zo bepaald dat wij denken dat het voldoende is en daar ga ik voorshands van uit.

Integriteit en matchfixing. Daarover had de heer Van Nispen een interessante vraag: gebeurt er genoeg? Zolang er nog sprake is van matchfixing en integriteitsvraagstukken zich in de praktijk aandienen, kun je altijd zeggen dat wij daar niet genoeg aan doen. Tegelijkertijd vind ik wel dat partijen daar als een bok op de haverkist zitten. In een eerder debat hebben we al gewisseld dat de sportbonden de expertise bij verenigingen beter willen verankeren en opbouwen. Bij NOC*NSF is er actieve aandacht voor het thema integriteit in de sport. Er wordt veel voorlichting gegeven en er zijn trainingen mogelijk. Het Ministerie van JenV pakt op het terrein van kansspelen en repressie allerlei acties op. Dus ik vind dat de aandacht er wel is, maar het zal wel onze permanente aandacht blijven vragen. Dat op dat punt.

Voorzitter. De heer Van Nispen sprak over het zwemonderwijs.

De voorzitter:

Voordat u verdergaat een vraag van de heer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):

Ik krijg ontzettend veel antwoorden in korte tijd. Dat is heel fijn, maar soms moet je het ook even op je in laten werken. Dat is nu gebeurd en daarom ga ik toch nog even terug naar het sportakkoord, de partners en de vraag wie er allemaal meegenomen zijn. Bij de beweegvriendelijke buitenruimtes van de gemeenten is er inderdaad heel veel mogelijk om kinderen meer buiten te laten spelen. Met een heleboel dingen kunnen we misschien niet zo veel, omdat ze een beetje buiten onze macht liggen. Ik denk toch dat er nog heel veel wel mogelijk is en daarom vraag ik de Minister na te denken of er in die uitwerking bepaalde doelstellingen kunnen worden gehanteerd. We kunnen de gemeenten wel oproepen om te kijken wat er allemaal mogelijk is aan beweegvriendelijke buitenruimte, maar misschien is dat nog net niet concreet genoeg.

Ik wil hier meteen een vraag aan koppelen over het Ministerie van Onderwijs als partner. Ik vind het mooi dat ze hebben meegetekend. Dat zegt misschien wel iets, maar er is ook een andere kant. Als ik kijk naar wat er tot nu toe is gebeurd en wetende wat er de afgelopen twintig jaar vooral niet is gebeurd, ben ik daar toch wel erg teleurgesteld over. Wat gaat de Minister er nou aan doen om die partner ook echt echt, mee te krijgen?

Minister Bruins:

Ik wou niet de suggestie wekken dat de collega's van Onderwijs niet echt echt meedoen. Ik denk dat ik nog een beetje beter moet slijmen bij dat departement, om het maar eens even huiselijk te zeggen. Ik geloof dat de tekst die we nu hebben opgeschreven, laat zien dat wij onze financiële bijdrage wel geven. Ik denk dat dat de beste inzet is om ook de collega's van Onderwijs aan onze kant te krijgen. Op het moment dat daar de financiering weer voorhanden is, kunnen zij ook hun financiële bijdrage geven.

Maar het thema is natuurlijk niet weg. Ik heb hier echt een doel voor ogen. Ik heb u dat doel net heel precies geformuleerd: de groepen 1 t/m 4 twee uur beweegonderwijs door een vakleerkracht per week en als het niet via die vakleerkracht kan dan via een buurtsportcoach. Ik vind dat een hele concrete ambitie. Ik zou dat mooi vinden en dan weet ik ook wel dat wij niet de scholen allemaal aan een touwtje hebben. We hebben de gemeenten ook niet allemaal aan een touwtje, maar als je die financiële hobbel wegneemt, zou dat een stimulans kunnen zijn. En ik zal die stimulans ook actief blijven uitdragen naar de collega's van Onderwijs. En de onderwijswoordvoerders hebben daar misschien ook wel een rolletje bij. Ik weet precies hoe scheel ik moet kijken om daar een beetje aandacht voor te krijgen.

De voorzitter:

De heer Van Nispen.

Minister Bruins:

Nee, nee, ik heb nog een antwoord! Ik moet namelijk nog een antwoord geven op de vraag over de concrete doelstellingen voor de beweegvriendelijke buitenruimte. Eigenlijk geldt dat voor alle vijf de deelakkoorden. Het wordt de ambitie voor komend jaar om in ieder geval streefcijfers of streefnormen te gaan formuleren. We gaan proberen om toe te werken naar resultaten. Dat geldt in den brede, maar dit zal dan trouwens wel een hele moeilijke zijn. Ik wil het wel langs die kant proberen. Dat wil zeggen dat ik meetbare streefcijfers ga formuleren per deelakkoord.

De heer Van Nispen (SP):

Wat het Ministerie van Onderwijs betreft vind ik dat de Minister nu mooie dingen heeft gezegd. Ik zal hem niet nog verder uitdagen, want dit gaat volgens mij echt de goede kant op. Wat op termijn natuurlijk ook zou helpen, is dat u de Minister vraagt een positief advies te geven over de initiatiefwet voor meer en beter bewegingsonderwijs, want op termijn zal de Minister van Onderwijs optreden als adviseur van de Kamer. Dat kan alleen maar helpen!

Nog één concrete vraag over wat de Minister heeft gezegd over de samenwerking met Halt, het veilige sportklimaat. Mag ik de Minister zo begrijpen dat hij heeft gezegd dat hij zich ervoor zal inspannen dat dat project door blijft gaan, ook na dit jaar? Nu is er financiële onzekerheid. Ik snap dat er nog gesprekken zijn en ik snap ook dat de Minister vandaag niet kan zeggen dat het doorloopt in 2019, maar zijn de inspanningen van de Minister daar wel op gericht? Gaat hij zich daarvoor inspannen?

Minister Bruins:

Dat er middelen nodig zijn, ook in de komende jaren ... Ik wil nu eventjes de vrijheid hebben om te kijken naar de wijze waarop wij dat Halt-project kunnen voortzetten. Daarom zeg ik: geef mij ruimte bij de uitwerking. Ik ben er nog niet aan toe dat ik het plantje precies zo overpot in het deelakkoord, maar er is aandacht voor het onderwerp. En het is mij ook ten volle duidelijk dat daar budget voor nodig is. Ik wil daar ook helemaal niet van af, want ik vind dat er goede resultaten worden geboekt.

Voorzitter. Ik was gebleven bij het zwemonderwijs. De heer Van Nispen zei dat het schoolzwemmen minder wordt. Zeker, maar de pendant daarvan is dat gelukkig nog steeds 97% van de kinderen in Nederland hun zwemdiploma haalt. Dat is superhoog. Dat moet ook zo blijven. Voor specifieke groepen zijn er aanvullende maatregelen nodig om ook hen hun diploma te kunnen laten halen. Op nationaal niveau is dat heel moeilijk te organiseren maar op lokaal niveau lukt dat veel beter. Die afspraken worden gemaakt. Misschien moeten we daar met het Nationaal Platform Zwembaden en de gemeenten in het kader van het deelakkoord naar kijken. Dat thema komt dus op tafel maar ik weet nog niet wat daar uitkomt. Het feit dat zo'n hoog percentage van de Nederlandse kinderen uiteindelijk wel een zwemdiploma haalt, is natuurlijk wel een bericht dat ik hier toch wel wil noemen.

De voorzitter:

De heer Van Nispen.

Minister Bruins:

Ik heb nog meer over de zwembaden voor de heer Van Nispen, voorzitter.

Er is een punt gemaakt van het feit dat er overdag zwembaden leegstaan. Kan dat niet anders? Bij het deelakkoord duurzame sportinfrastructuur zal de aandacht komen te liggen op het thema van het verhogen van de bezettingsgraden. Me dunkt dat je daarvoor van alles in de programmering kunt doen, maar misschien dat ook het tarief er een rol bij kan spelen. Dat is een open vraag, want dat weet ik niet. Maar ik zou het mooi vinden als dat een rol kan spelen. Ik zeg u toe dat ik dit thema meeneem bij het deelakkoord duurzame sportinfrastructuur.

Dan tot slot over het zwemmen. Waar kan de klager naartoe als hij niet tevreden is over de zwemles? Daarvoor hebben we de Nationale Raad Zwemveiligheid en deze raad richt zich op de kwaliteit van het zwemonderwijs.

De heer Van Nispen (SP):

Dat laatste heb ik een beetje uitgezocht. Volgens mij zijn er nu weinig waarborgen voor de opleiding tot zwemleraar en de kwaliteit van zwemdiploma's. Ik denk dat het goed zou zijn als de Minister in een latere fase terugkomt op de vraag of er op deze manier voldoende waarborgen worden geboden. Ik koppel daar de vraag aan of we op termijn niet toe moeten naar één nationaal zwemdiploma. Ik zou het prettig vinden als de Minister daar later op terug zou kunnen komen.

Wat betreft die andere vragen, we hebben nu het hele zwemonderwijs gehad. Ik heb eigenlijk drie hele concrete voorstellen gedaan. Daar is deels een antwoord op gekomen. Ik heb die voorstellen heel concreet gemaakt, bijvoorbeeld mijn voorstel voor experimenten als in de gemeente Rotterdam. Daar staat men te trappelen om weer iets met het schoolzwemmen te gaan doen, zodat die zwembaden minder leegstaan. Zo willen ze ervoor zorgen dat die 10.000 kinderen die nu nog geen diploma halen, wel een diploma halen met een hele beperkte financiële inspanning. Is de Minister bereid om dat ook zo concreet terug te laten komen in de uitwerking van de akkoorden? Dat is de suggestie die ik vandaag heb gedaan.

Minister Bruins:

Die twee concrete voorbeelden die de heer Van Nispen noemt, wil ik aandragen bij het uitwerken van dat deelakkoord, maar we moeten wel voorkomen dat straks per gemeente al die experimenten in de deelakkoorden zijn benoemd. Lering trekken uit zo'n experiment als in Rotterdam lijkt me heel goed. Voor 10.000 kinderen een kleine financiële bijdrage organiseren? Dat is lokaal maatwerk en daar ga ik geen aparte afspraken over maken. De suggestie voor zo'n experiment als in Rotterdam wil ik bij de uitwerking van het deelakkoord best doen.

Dat was de laatste vraag die de heer Van Nispen stelde. Daarvoor vroeg hij of ik nog eens goed wilde kijken naar de Nationale Raad Zwemveiligheid en of er een nationaal diploma moet komen. Ik laat daar de sector maar even haar werk doen. Ik begrijp dat er een plan in aantocht is waar ook een klachtmogelijkheid in verankerd zit. Misschien zitten er ook nog wel andere onderdelen in en daarom wil ik dat plan nu eerst bestuderen voordat ik er actief extra aandacht aan schenk.

De voorzitter:

Afrondend, de heer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):

Afrondend over de kinderen in armoede die nu nog geen diploma halen. We kunnen zeggen dat dat aan de gemeentes is. Dat is nu ook zo, maar ik heb gevraagd of de Minister bereid is in gesprek te gaan met zijn collega van Sociale Zaken en het Jeugdsportfonds en NOC*NSF omdat er nu een hele mooie situatie is. De commerciële zwemaanbieders geven nu speciaal voor dit doel een korting. Ik zeg niet dat de Minister zijn portemonnee moet trekken want dat kunnen ook anderen doen, maar met een hele kleine bijdrage zouden we de ambitie waar kunnen maken dat geen kind de basisschool zonder zwemdiploma verlaat. Ik vind 97% mooi, maar eigenlijk niet genoeg. Er ligt nu een heel praktisch plan voor en de resterende problemen zouden kunnen worden opgelost met een gesprek dat de Minister kan initiëren. Als hij dat doet, zouden we dat doel volledig kunnen bereiken.

Minister Bruins:

Ik ken dat plan niet. Ik wil eerst dat plan lezen en alsdan wil ik beoordelen of ik dat toezend aan de collega van Sociale Zaken of aan de VNG. Ik ga niet achter een plan kruipen dat ik nog niet gelezen heb, sorry.

De voorzitter:

Zullen we anders in de tweede termijn nog even doorpakken? Gezien de klok is daar volgens mij wel ruimte voor. Dan kan de Minister nu even de andere vragen beantwoorden.

Minister Bruins:

Voorzitter. Dan de vragen die zijn gesteld door mevrouw Westerveld van de GroenLinksfractie.

Allereerst de Special Olympics. U was er, mevrouw Westerveld, net als mevrouw Diertens. Maar misschien waren anderen van u er ook wel. Ik was er zelf ook en het was een supermooie bijeenkomst daar in het stadion van De Graafschap. Over twee jaar hebben we hier in Den Haag de Special Olympics. Het is waar dat er een ongelooflijk beroep wordt gedaan op de vrijwilligers en daarom: chapeau voor al die vrijwilligers. Dat zal altijd ingewikkeld blijven. Je wilt niet weten hoeveel mensen er worden ingezet voor die 2.000 sporters die daar een weekendje komen sporten. Daar is van alles en nog wat voor nodig. Ik kan eigenlijk geen uitspraak doen over de financiering, behalve dat we weten dat in het sportakkoord in meer algemene zin voor vrijwilligers de vrijwilligersvergoeding wordt opgetrokken. Dat heeft natuurlijk niet zo veel zin als je alleen maar een weekend meedoet. Maar laat dat alsjeblieft geen belemmering zijn voor de mensen die ook over twee jaar dit evenement weer organiseren.

Ik denk dat ik inmiddels de vragen over de concrete uitwerking van de ambities van het sportakkoord heb beantwoord via de vragen over de deelakkoorden.

Ik heb het ook over de totstandkoming gehad. Mevrouw Westerveld benoemde nog waarom de Rabobank dan een ondertekenaar is. De reden daarvoor is dat de Rabobank bij een van de deelakkoorden laat zien dat ze oog heeft voor het versterken van de verenigingsstructuur en bereid is om daar budget in te steken. Maar er zijn ook andere partijen en laten we eerlijk wezen: we hebben dat private geld naast het overheidsgeld, met de gemeenten voorop. Dat zijn de grote investeerders in de sport. Wij doen ook een aardige duit in het zakje, want volgens mij besteden de gemeenten 1,5 miljard en wij een dikke 400 miljoen. We hebben de Lotto en al die andere bedrijven wel nodig en dat zal ook de komende jaren een feit zijn. Ten Kate tekent morgen ook mee en zo zijn er nog vele vele andere.

Hoe kunnen we mensen met een beperking aan het sporten krijgen? In het wetgevingsoverleg ging het, geloof ik, over Uniek Sporten als een voorbeeld van zo'n initiatief. Uniek Sporten heeft een website waarop heel goed zichtbaar is wat voor sport je kunt doen als je een bepaalde beperking hebt. Afhankelijk van je regio, de reismogelijkheden en je reisbereidheid kun je kijken of je daar terechtkunt. Ik denk dat we bij de uitwerking van een van die deelakkoorden moeten kijken of we een concrete ambitie kunnen formuleren, bijvoorbeeld dat niet 30% maar 50% van de mensen met een beperking aan het sporten moet worden gekregen. Ik weet het niet, maar ik wil heel graag proberen om ook hiervoor een klare doelstelling te formuleren. De inzet van buurtsportcoaches zou hier ook kunnen helpen.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

De Minister begint zelf over Uniek Sporten. Daar hebben we het in het wetgevingsoverleg inderdaad ook over gehad. Er is toen een motie ingediend door de heer Van Nispen, medeondertekend door mevrouw Dijksma van de PvdA en door mij. Die motie hebben we niet in stemming gebracht, maar die ging over de vraag of Uniek Sporten niet wat subsidie zou kunnen krijgen. Daarover zei de Minister: ik ga eerst eens aan tafel zitten met de verschillende partijen. Ik ben benieuwd wat de stand van zaken is. Heeft de Minister dat al gedaan en kan hij misschien al zeggen of Uniek Sporten in aanmerking komt voor subsidie?

Minister Bruins:

Dat is onderhanden werk. We zijn aan het uitzoeken of Uniek Sporten in de kern een privaat of een publiek initiatief is. Als het privaat is, dan zijn de subsidiemogelijkheden beperkt en moeten wij ons de vraag stellen of wij iets moeten aanbesteden, want wellicht kan er zo een subsidie worden georganiseerd. Het zit een beetje op de formele kant van de zaak vast, maar sinds het wetgevingsoverleg hebben we, geloof ik, al wel zeven keer gesproken met de directeur van Uniek Sporten, niet in de laatste plaats omdat de heer Nike Boor bij elk evenement, dus ook bij de Special Olympics, aanwezig is. Die contacten zijn goed en de waardering is groot, maar het moet natuurlijk in de formele contractering goed en juist zitten.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Fijn om te horen dat die gesprekken er zijn, maar kan de Minister ook iets zeggen over de termijn waarop hij verwacht dat er wat meer duidelijkheid is?

Minister Bruins:

Dat zou ik eigenlijk bij de komende begroting wel helder willen hebben.

Dan de vraag van mevrouw Westerveld over het feit dat jongeren steeds jonger worden gescout. Dat haalt levens overhoop met een kleine kans op een sportcarrière. Ik geloof dat we daarover dezelfde opvatting toegedaan zijn. De lol in sporten moet vooropstaan. Bij dat scouten is echt een rol weggelegd voor bonden, clubs en verenigingen. Ik vind dat ook daar moet gelden: laat nou die 7-jarige mannetjes en vrouwtjes gewoon tegen een bal aan schoppen. Dat scouten vind ik net de verkeerde afslag, want het legt te vroeg druk op de prestaties. Ik weet ook niet precies hoeveel concreter ik daarop moet tamboereren. In de gesprekken met de bonden komt dit onderwerp wel aan bod en daaruit blijkt dat er heel gevarieerd over wordt gedacht. 7 jaar, dat herkent men dan wel, maar als er dan een mannetje is van 9 dat heel goed kan voetballen, dan wordt dat mannetje toch gescout. Wat je soms ook hoort, is: de buren doen het ook. Als ik het niet meer doe, ben ik gekke Gerritje van de regio. Dat soort gesprekken worden wel gevoerd.

Hoe kun je de positieve sportcultuur bevorderen? Dat komt dus in een van die deelakkoorden aan bod. Een belangrijk deel daarvan zal de scholing van bestuurders moeten zijn. Het gaat daarbij om het maken van een gedragscode of een code positief coachen. Dat soort dingen zijn in de maak. De KNVB doet dat al, maar dat kan misschien veel breder worden ingezet. Ik vind dat die positieve sportcultuur iets is om aan te werken en daarom is het ook een van de thema's in een deelakkoord. Het is hartstikke taai maar wel nodig.

Welke ideeën zijn er om de diversiteit in de besturen te bevorderen? Ik denk dat dat moet via de Code Goed Sportbestuur. De sportsector zelf heeft daar al het initiatief toe genomen door een projectgroep op te richten om te kijken hoe je diversiteit kunt stimuleren. Dat geldt, eerlijk gezegd, niet alleen voor vrouwen – daarover sprak mevrouw Westerveld – maar ook voor mensen met een andere culturele achtergrond en mensen met een beperking. Het geldt voor mensen over de hele breedte.

Gaat het aantal uren echt gegeven bewegingsonderwijs door het sportakkoord omhoog? Dat zou ik heel mooi vinden, zie de eerder gegeven antwoorden.

De wet uit Engeland die enkele zaken, bijvoorbeeld spreekkoren, strafbaar stelt. Voorzitter, als ik het goed zeg, kennen wij sinds 2010 de Wet maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast. Daaronder vallen ook spreekkoren. We hebben dus al een wet. Ik denk dat Engeland bij ons is wezen kijken in plaats van andersom. Er is toch niemand die daarop reageert!

De gewetensvraag over de aed's bij sportverenigingen. Die kan ik in deze vergadering niet beantwoorden. Wij zouden daarover in contact treden met de Hartstichting, maar ik moet u het antwoord daarover even schuldig blijven. Ik geef u later een nader antwoord en ik voel in uw vraag ook een aansporing, namelijk om dat overleg snel te gaan doen als het er nog niet is geweest.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Nog even een vraag over de spreekkoren. Ik ben ervan op de hoogte dat we in Nederland ook proberen om die tegen te gaan, maar in de praktijk merk je gewoon dat het niet werkt: het komt nog steeds voor in stadions en er wordt weinig tegen opgetreden. De vraag is dan dus of we die wetgeving niet nog wat scherper moeten maken. Of zijn er andere manieren? Ik zeg niet dat je alles met wet- en regelgeving oplost, maar het gebeurt wel. Mijn vraag was: vindt de Minister dat hij daar toch een wat grotere rol in kan spelen?

Minister Bruins:

Ik ben Minister, ik ben geen burgemeester. Ik denk dat de burgemeester hier primair aan zet is, want hij moet de openbare orde handhaven. Zo is dat ook in die wet geregeld. Ik vind dus dat de burgemeesters aan zet zijn. Als ik een burgemeester spreek over spreekkoren, dan zijn ze dezelfde mening toegedaan als u, maar ze maken altijd op lokaal niveau de afweging wat nog toegestaan is en wanneer er moet worden opgetreden. Dat vind ik eigenlijk wel de goede werkwijze.

Voorzitter. Mevrouw Diertens wil graag weten wanneer de regeling impulsversterking sportbonden wordt opengesteld en bonden daarvan gebruik kunnen maken. Wij zoeken in samenwerking met de sportbonden naar een goede inhoud voor de regeling. Die regeling is bijna klaar en dan kunnen we haar openstellen. Maar het leek mij handig om geen regeling te maken vanuit de ivoren toren maar om dat samen met de bonden te doen. Dat kost iets meer tijd maar die regeling kan na de zomer van start gaan.

Niet alleen mevrouw Diertens maar ook anderen hebben een punt gemaakt van de verbinding tussen het sportakkoord en het preventieakkoord. Er zijn allerlei dwarsverbanden. Overgewicht is er zo eentje. Het plezier in sporten vind ik er ook zo eentje. Het jong beginnen met bewegen is ook een voorbeeld. De inzet van buurtsportcoaches, de beweegmogelijkheden in de buitenruimte in gemeenten: ik zie allerlei dwarsverbanden. Ik ben best bereid om te kijken, nu ik eenmaal dit sportakkoord heb, waar die dwarsverbanden echt liggen in relatie tot het op handen zijnde preventieakkoord. Maar dan moet ik even met de collega twee deuren verderop op hetzelfde departement, Paul Blokhuis, aan de slag om te kijken of ik daar ook een beetje nuttige en informatieve brief van kan maken. Ik wil dat wel doen want dan kan ik laten zien waar die dwarsverbanden wat mij betreft moeten komen.

De voorzitter:

Een vraag van mevrouw Diertens. Misschien kan de Minister ook aangeven wanneer die brief te verwachten valt?

Mevrouw Diertens (D66):

Dat was inderdaad ook een vraag. Ik had ook een vraag over de implementatie van dat preventieakkoord en de structuren. Gaat u daar ook nog iets over zeggen?

Minister Bruins:

Ik weet niet precies wat er in dat preventieakkoord komt te staan. Dat is een beetje lastig. Dat is ook een beetje het moment waarop ik die brief wil hebben. Als ik moet zeggen dat ik die brief kort na de zomervakantie stuur, dan stuur ik die brief misschien op het moment dat dat preventieakkoord nog niet af is. Dan krijgt u dus een soort tussenstand. U moet daar niet een blokkade in zien, want ik wil u graag inzicht bieden in waar wij zijn. Ik zal ook even aan Blokhuis moeten vragen wanneer hij dat preventieakkoord tekenbaar gereed heeft, want dat is het meest nuttige moment. Het is een beetje een procedureel antwoord, maar ik geef het voor een betere.

De voorzitter:

Nog een aanvullende vraag? Dat is niet het geval. Dan zou ik de brief in het kader van de toezeggingen willen koppelen aan het gereed zijn van het preventieakkoord. Dat is misschien een goede formulering van de toezegging.

Minister Bruins:

Voorzitter. Dan de kwaliteit van protheses voor kinderen.

Mevrouw Diertens (D66):

Ik had ook nog een vraag over de implementatie van het sportakkoord, de structuur en de regio's. Daarna komen de protheses.

Minister Bruins:

Die komt nog.

De voorzitter:

Laten we de Minister even de gelegenheid geven om de vragen te beantwoorden.

Minister Bruins:

Eerst even de kwaliteit van protheses. Er is een overleg gestart tussen de patiëntenorganisatie, zorgverleners en zorgverzekeraars om met een specifieke kwaliteitstandaard de prothesezorg voor jong én oud te verbeteren. Ik denk dat zo'n specifieke kwaliteitsstandaard weleens tegemoet zou kunnen komen aan het punt dat mevrouw Diertens hier vanochtend opbrengt. Kinderen wisselen natuurlijk vaker van prothese en als je een te zware prothese hebt, kan dat het bewegen hinderen. U moet mij dus even de ruimte geven voor die specifieke kwaliteitsstandaard. Of ik kan de stand van zaken opzoeken of ik moet hem even afwachten, maar aan dat onderwerp wordt gewerkt, concreet en met de zorgverzekeraars aan tafel. Misschien is het ook een thema dat ik in een van de deelakkoorden kan verwerken. Dan is ook geborgd dat ik met een reactie daarop terugkom.

De financiering van de LOOT-scholen. De kosten daarvan zijn hoog en het is niet duidelijk wie het betaalt. Hoe zit dat in relatie tot de regionale centra voor topsport? Er zou sprake zijn van onduidelijke communicatie en onduidelijkheid over de vervoerkosten voor internationale reizen. Ik wist niet precies waar mevrouw Diertens naar vroeg. Voor de duidelijkheid, als er onduidelijke regelingen zijn dan zie ik het als mijn taak om die onhelderheid via het deelakkoord inspirerende topsport weg te nemen. Dan heb ik nog niks extra's gedaan maar wel helderheid geboden over hoe het bijvoorbeeld loopt met de financiering van de stichting LOOT en hoe het zit met de bijdrage voor talenten die zijn verbonden aan een CTO. Het lijkt mij voor het inzicht dus heel goed om de bestaande regelingen te verduidelijken. Als de vraag daarop is gericht, ben ik graag bereid om dat op mij te nemen.

Voorzitter. Wil de Minister de bestaande instellingen en structuren benutten bij de regionale uitwerking van het akkoord? Zeker weten, we gaan niet allemaal nieuwe dingen oprichten maar proberen aan te haken bij dat wat er al is.

Tot zover de vragen van de D66-fractie, voorzitter.

Mevrouw Diertens (D66):

Ik ben blij met de antwoorden op de vragen die ik heb gesteld. Ik denk dat kinderen met protheses toch een bijzondere categorie zijn, omdat je als je gaat sporten uiteindelijk toch een prothese met spikes en al dat soort dingen nodig hebt. Dus daarvoor in die zin toch graag extra aandacht.

Ik heb begrepen dat bij de RTC's de vervoerkosten een behoorlijk probleem zijn. Misschien dat dat ook nog een aandachtspunt kan zijn.

Ten slotte zou ik graag aandacht willen vragen voor die bestaande structuren en de instellingen die er al zijn. Deze maatregelen zijn veelal stedelijk gericht, terwijl de krimpregio's ook regionaal werken. Dat vereist soms een wat andere aanpak.

Als woordvoerder Koninkrijksrelaties wil ik hier ook even benadrukken dat wij hierin ook Caribisch Nederland moeten meenemen.

De voorzitter:

Het is bijna geen vraag maar een tweede termijn. Een interruptie is echt een korte vraag op de antwoorden die de Minister geeft. Ik kijk in de richting van de Minister voor een korte reactie.

Minister Bruins:

Voorzitter. Er zitten een paar vragen in het betoog van mevrouw Diertens. De sportprothese komt bij die werkgroepen aan bod. Het is vooral interessant om de uitkomsten van die werkgroep te bezien om te kijken wat verzekerbare zorg kan zijn. Dat zou de prettige uitkomst zijn. We moeten dat even afwachten, maar het antwoord op de vraag of de sportprothese daarbij aan bod komt is ja.

De RTC's en de vervoerkostenregeling. NOC*NSF werkt momenteel aan een vervoerregeling voor topsporters én talenten. Ze hopen dat dit na de zomer concreet gemaakt zal zijn. Dan kan ik die regeling publiceren en benoemen. Dat geeft dan weer een stukje helderheid.

Tot zover de vragen die zijn gesteld door D66. Dan de vragen die zijn gesteld van de zijde van het CDA, mevrouw Bruins Slot.

Allereerst het punt van de motorisch gevalideerde tests. Dat was geloof ik de eerste vraag van mevrouw Bruins. In steeds meer gemeenten worden dergelijke tests ingevoerd. Ik vind het belangrijk dat die tests gevalideerd worden. Binnen het sportakkoord wil ik daarop inzetten. Ik wil dat eigenlijk graag doen samen met de PO-Raad en met de aanbieders van dergelijke testen. Het punt van de validering komt dus terug. Dat zou ik ook graag eerst willen doen voordat ik toekom aan het thema of we ook een beweegtest of een beweegdiploma moeten instellen. Eerst deze!

Dan de betrokkenheid van andere organisaties bij de totstandkoming van het sportakkoord. Staatsbosbeheer en Sportvisserij Nederland tekenen mee. De Unie van Waterschappen doet dat nog niet. Ik heb ook nog niet een rood hoofd uit de Unie van Waterschappen aan mijn bureau gehad, maar voor een goed plan ben ik natuurlijk altijd in. Ze zijn zeker niet uitgesloten. Ze zijn immers ook wegbeheerder en daarmee geven ze invulling aan de openbare ruimte. Dat geldt ook voor de provincies, maar ik dacht dat ik dat punt eigenlijk wel besproken had.

Hoe komt het geld bij de sportverenigingen terecht? Dat wil ik bij de uitwerking van de sportdeelakkoorden in de komende periode zichtbaar maken. Ik denk daarbij met name aan het deelakkoord vitale aanbieders, maar voor een stukje zit het ook in duurzame sportinfra en voor een ander stukje in positieve sportcultuur om te laten zien waar verenigingen zich kunnen melden voor het meedoen aan activiteiten. Via die weg kunnen ze ook een vergunning krijgen voor die activiteiten. Ik wil dus meer precies invullen waar de middelen voor sport heen gaan, maar dat wil ik graag doen bij het wetgevingsoverleg. Ik wou al bijna zeggen: de hele begroting Sport zit in het sportakkoord. Er zit nog een heel klein beetje in de begroting over de aanpak van doping en misschien nog een paar andere kleinere onderwerpen, maar verder gaat bijna alles via het sportakkoord.

Wil de Minister de btw-compensatie gaan monitoren? Daar zit een beetje de vraag achter of het voldoende is. Ik ga er voorshands van uit dat het voldoende is. Het compensatiebedrag is niet een slag in de lucht geweest, maar als dat een nader gesprek oplevert, ga ik dat niet uit de weg.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

De inhoud van mijn vraag was anders. Ik denk dat ik hem niet duidelijk genoeg gesteld heb. Mijn inschatting is dat de Minister een zorgvuldige raming heeft gemaakt, maar ik zou graag willen weten of deze regeling effectief en toegankelijk is. Het is een grote regeling en het gaat over heel veel geld. Ik zou willen dat de Minister deze regeling gewoon na anderhalf jaar of een jaar gaat evalueren: doet de regeling wat er van tevoren was beoogd? Waarom wil ik dat? Ik weet dat Minister Schippers hier hard voor gewerkt heeft. Het is iets wat een belangrijke bijdrage levert aan sport- en spelplezier. Het is dan ook van belang om te kijken of het doet wat we willen. Zou de Minister dit willen toezeggen?

Minister Bruins:

Ja, want ik vind het ook een belangrijke regeling. De regeling moet toegankelijk worden opgeschreven, zodat verenigingen daar op een handzame manier mee aan de slag kunnen. Daarom zei ik al dat ik bij de uitvoering in gesprek wil blijven met de sector, zodat ik ook kan concluderen of in ieder geval kan beoordelen dat het een toegankelijke regeling is. Ik wil hem ook evalueren. Daarbij leunde ik erg op het been: zit er voldoende budget in? Maar als er andere vragen rijzen, wil ik dat ook graag weten. De regeling gaat volgend jaar in en het lijkt mij prima om dan ergens in het jaar daarop een eerste indruk te krijgen.

Gaat er geld naar de duurzaamheid van sportaccommodaties? Jazeker! Daarvoor is dus een deel van die 240 miljoen beschikbaar. Hoeveel? Dat staat niet van tevoren precies vast, want dat is afhankelijk van de aanvragen die worden gedaan. Duurzaamheid wordt een onderdeel van de subsidieregeling voor bouw en onderhoud van sportaccommodaties. Die regeling willen we nog voor de zomer publiceren.

Dan het opleiden van kader voor snelgroeiende sporten. Is daar aandacht voor? Ja, dat is bij heel veel bonden het geval. Daar is geen aparte regeling voor gemaakt en het valt dus binnen de termen van de opleidingsinfrastructuur die al bestaat voor trainers, officials en bestuurders.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Hoe ik kom op deze vraag? Ik ben ook in gesprek met vrijwilligers die zich sterk maken voor vrouwenvoetbal en bij amateurverenigingen actief zijn. Zij merken dat het kader, doordat het een snel groeiende meisjessport is, nog niet voldoende up-to-speed is. Er komt een impulsversterking sportbonden en is dit nou typisch zo'n onderwerp waarbij het versterken van het kader door goede opleidingen en training van vrijwilligers onderdeel uitmaakt van die impulsversterking sportbonden?

Minister Bruins:

Het lijkt mij goed om dit thema bij die impuls te betrekken. In een van de deelakkoorden zal ik dat thema verankeren zodat er aandacht voor is. Ik vind het een hele logische vraag.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Dat klinkt goed. Ik denk ook dat het een realistisch antwoord is omdat het nog verder uitgewerkt moet worden. Ik neem aan dat de Minister aan de Tweede Kamer terugrapporteert over hoe dat dan precies gebeurd is.

Minister Bruins:

Zoals ik ze alle vijf plus één ga monitoren wil ik u ook laten weten wat de vorderingen zijn van alle vijf plus één. En die «één» is dan topsport; die komt een beetje later.

De verenigingen in transitieregio's. Ik denk dat mevrouw Bruins Slot refereert aan een rapport waarin wordt gesproken over krimp en de anticipeerregio's waar de sportparticipatie tussen 2012 en 2016 en het bondslidmaatschap tussen 2014 en 2016 zijn gedaald. In het rapport wordt geconcludeerd dat sportverenigingen in krimpregio's in verband met de vergrijzing rekening moeten houden met nieuwe sportvoorkeuren die meer gericht zijn op recreatieve beweging. Binnen de kaders van het sportakkoord zal ik samen met de ondertekenaars van het deelakkoord vitale sport en bewegen aanbieders inzetten op nieuwe bindingsvormen en regionale samenwerking.

Voorzitter, dan de laatste, de Invictus Games. Ik heb voor 10 juli een afspraak staan met de burgemeester van Den Haag, zijnde de stad waar de Invictus Games worden georganiseerd, net als de Special Olympics. Heel goed gedaan, Den Haag! Ik weet dat er een bijdrage is. Het was wel duidelijk dat ik «Den Haag» zei, hè. Ik weet dat Defensie het financieel ondersteunt, maar ik weet eigenlijk niet precies wat de vraag zal zijn en op welke wijze Den Haag verdere steun zoekt. Ik ga de vraag horen en dan ga ik het antwoord formuleren. Daarna laat ik u het weten.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we gekomen aan het einde van de eerste termijn van de zijde van de Minister. De heer Heerema had al aangekondigd dat hij aan de slag ging met zijn tweede termijn. Daar is dus behoefte aan. Ik geef graag als eerste het woord aan de heer Heerema.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Voorzitter. Ik heb drie punten voor mijn tweede termijn. Ten eerste ben ik blij om te zien dat er in het sportakkoord zo veel opgenomen is over de middelen die beschikbaar zijn en hoe dat precies vorm zou moeten krijgen. Alleen is daar natuurlijk nog wel wat onduidelijkheid over. Als we een oude begroting hebben en een sportakkoord met nieuwe middelen erin, hoe zou een nieuwe begroting er dan uit kunnen komen te zien? Ik heb er wel behoefte aan om dat in te kunnen zien, niet in een zo vroeg mogelijk stadium maar wel ruim voor het WGO. Ik weet niet of die mogelijkheid er is, maar kunt u mij een overzicht geven van hoe dat er komt uit te zien, zodat wij er ook iets van kunnen gaan vinden?

Een tweede punt is naar aanleiding van de vraag van mijn collega Van Nispen over de zwembaden en de bezettingsgraad. Er zijn vele accommodaties in Nederland waar de bezettingsgraad laag is. De Minister gaf zelf aan dat er door gemeenten 1,5 miljard wordt geïnvesteerd. Ik ben daar altijd kritisch op, want dat zit vooral in stenen en je kunt je afvragen of dat ook echt naar sport gaat. Nu is deze Minister fan van cofinanciering. Is het een idee als we kijken of we via het Waarborgfonds Sport voor bonden of gemeenten die naast velden ook andere accommodaties willen bouwen, meer ruimte kunnen maken voor cofinanciering?

Het laatste onderdeel betreft het debatje van collega Diertens met de Minister over de LOOT-scholen, de bereikbaarheid, de vervoerskosten et cetera. Bij het Ministerie van OCW wordt op dit moment de LOOT-regeling geëvalueerd. Dat hoort daar ook thuis; het is een uitzondering op de Onderwijswet. Omdat het ook over sporttalenten gaat, zou het volgens mij goed zijn als vanuit deze commissie het signaal kwam dat de LOOT-regeling veel breder zou moeten zijn en opengesteld zou moeten worden voor alle scholen. Dat zou misschien een mooie aanvulling op de evaluatie kunnen zijn. Ik heb behoefte aan een uitspraak, dus ik kondig een VAO aan met stemmingen volgende week.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):

Ik heb drie concrete voorstellen gedaan voor het zwemonderwijs: meer waarborgen voor opleidingen van zwemleraren en de kwaliteit van zwemdiploma's; kijken of je met experimenten, bijvoorbeeld bij schoolzwemmen, gesubsidieerde zwembaden minder vaak leeg kunt laten staan; 10.000 kinderen in armoede een zwemdiploma laten halen. Over dat laatste punt zei de Minister dat hij dat plan niet kent, maar mijn vraag aan de Minister was om zich daar nou juist in te verdiepen door een gesprek met zijn collega van Sociale Zaken, het Jeugdsportfonds en NOC*NSF. Ik vind de Minister op dit punt een beetje te afwachtend. Dat vind ik jammer. Is de Minister bereid tot dat gesprek om alle kinderen zwemveilig te krijgen? En is de Minister bereid om in een brief terug te komen op deze drie voorstellen?

Ik ben wel blij met de toezeggingen van de Minister over het veilige sportklimaat en de financiering van het HALT-project, dat volgens mij gewoon zou moeten blijven, maar dat gaan we nog horen. Ik ben blij met de toezegging dat de petitie Beweeg jij mee? een plek krijgt in de uitwerking van de deelakkoorden, maar ook met de toezegging van de Minister om te gaan slijmen bij het Ministerie van Onderwijs. Dat is volgens mij heel hard nodig, want daar moet echt nog wel wat gebeuren. Als we een gezonde en sportieve samenleving willen in de toekomst, moeten we ook echt kijken naar de manier waarop we onze kinderen leren bewegen; gymles dus. Ik vind het raar dat we dit eigenlijk al jaren belangrijk vinden met elkaar, maar dat er nog helemaal niks verbeterd is. Sterker nog, er zijn dingen verslechterd. Daarom dus ons initiatief tot een wet die per week een aantal uren gym onder leiding van een vakleerkracht regelt. Die discussie moeten we echt dringend gaan voeren. De Minister kan daar ook een handje bij helpen door zijn collega van Onderwijs daarop te beslijmen.

De voorzitter:

Dat is een nieuw woord! Dank u wel. Mevrouw Westerveld, ga uw gang.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Om bij die laatste woorden aan te sluiten: aan de ene kant ben ik heel blij dat de Minister gaat slijmen bij zijn collega van OCW, maar aan de andere kant moeten we wel opletten dat dit debat daardoor niet telkens tussen die twee ministeries blijft hangen. Ook in het sportakkoord wordt namelijk weer gezegd dat er 237 miljoen vrijkomt voor het werkdrukakkoord. Lerarenteams kunnen dan met elkaar besluiten waaraan ze dat extra geld willen besteden om de werkdruk tegen te gaan. Ik vraag de Minister of hij met zijn collega van OCW wil bekijken hoeveel van dit bedrag dan echt ten goede komt aan bewegingsonderwijs, want ik heb de indruk dat dat nog best weleens kan tegenvallen. Ik weet het niet, maar ik heb niet de indruk dat die 237 miljoen nou helemaal besteed gaat worden aan bewegingsonderwijs, ondanks dat we al eerder hebben gezegd dat het een mooie manier is om de werkdruk onder docenten te verlagen.

Ik heb een paar opmerkingen gemaakt over de concrete uitwerking. Het is een heel mooi sportakkoord geworden, maar het is wel de vraag wat a nou de concrete ambities zijn en b of er wel voldoende budget is om al deze ambities te realiseren. Ik heb ook aandacht gevraagd voor mensen met een handicap aan de hand van een voorbeeld van de Special Olympics, niet omdat we het specifiek over dat evenement moeten hebben, maar wel om te laten zien dat er soms een gat zit tussen de mooie woorden en wat er vervolgens in de praktijk gebeurt. Daar wilde ik de Minister vooral op wijzen. Ik vraag hem of hij nog extra aandacht en misschien ook extra middelen heeft om meer mensen met een handicap te stimuleren om te gaan sporten.

Ik had twee vragen gesteld waarop ik geen duidelijk antwoord heb gekregen. De eerste gaat over de sfeer op en langs de velden. Hebben we een beeld van het aantal daadwerkelijke incidenten, bijvoorbeeld op voetbalvelden? De tweede vraag ging over seksuele intimidatie onder sporters met een handicap en lhbtqi-sporters. De Minister heeft daar volgens mij nog geen reactie op gegeven.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Diertens, aan u.

Mevrouw Diertens (D66):

Dank voor het vele werk dat inmiddels verzet is. Ik heb maar een paar korte dingen.

De Minister heeft gezegd dat de impuls van 10 miljoen na de zomer komt. Zou hij daar een wat exactere tijd aan kunnen verbinden?

Wat preventie betreft, ben ik blij met de toezegging dat we een brief krijgen waarin we duidelijker kunnen zien hoe de relatie ligt tussen preventie en het sportakkoord.

Ten aanzien van de bewegingsarmoede in relatie tot onderwijs vraag ik de Minister om heel duidelijk te kijken naar het feit dat ook de sport zelf daarin een rol kan nemen, alsmede andere partners dan OCW. De Sportbegroting moet nu niet worden uitgehold naar één specifiek deel. Ik vind dat deel overigens wel belangrijk, maar ik denk wel dat de balans in de gaten gehouden moet worden.

Ik ben blij dat de Minister bezig gaat met de prothesezorg, ook omdat hij daar heel dicht op het vuur zit. Volgens mij gaat hij er zelf over.

Ik zie uit naar het deelakkoord voor de RTC's, met name het vervoer en de ondersteuning van ouders die hun talentvolle kinderen verder moeten brengen. Kan dit wat exacter worden aangegeven dan «na de zomer compleet»? Wanneer komt dit precies? Een indicatie daarvan zou ik fijn vinden.

De voorzitter:

Dank u wel. Tot slot mevrouw Bruins Slot.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Voorzitter. Ik dank de Minister voor zijn antwoorden. Het CDA kijkt reikhalzend uit naar de uitwerking van het sportakkoord, want daar moet het echte werk gebeuren.

Ik ben blij met de toezegging over de evaluatie van de subsidieregeling. Voor de zekerheid vraag ik nog even of het dan inderdaad om een evaluatie van beide subsidieregelingen gaat, dus de Subsidieregeling stimulering bouw en onderhoud sportaccommodaties 2019 en de Regeling specifieke uitkering stimulering sport 2019. Ik snap dat dit allebei een ander soort evaluatie is, want de een is volgens mij een specifieke uitkering, die altijd een bepaalde systematiek heeft, maar ik wil dit ook graag voor de subsidieregeling. Het gaat dan inderdaad niet alleen om de vraag of het geld voldoende is, maar vooral of het effectief besteed is en goed toegankelijk is. Die toegankelijkheid is van belang omdat zeker kleine sportverenigingen ook moeten kunnen bijdragen, maar vaak niet de mankracht – of om maar even het woord van mevrouw Diertens te gebruiken: professionaliteit – hebben om hier op een goede manier van te kunnen profiteren. Het is van belang dat zij daarin gestut en gesteund worden.

Ik heb nog een opmerking over het zwemmen, een vraag om mee te geven naar aanleiding van de input die een aantal collega's heeft gedaan. Ik was laatst op werkbezoek bij de Reddingsbrigade Nederland. Het is fantastisch welk werk zij in Nederland voor ons allemaal doen qua veiligheid op de stranden en in de duinen. Wat ik niet wist, is dat zij ook heel veel zwemonderwijs geven aan kinderen van ouders die vaak weinig geld hebben, want zij zijn een van de goedkoopste aanbieders. Zij lopen ertegenaan dat gemeenten heel veel soorten regelingen hebben om gebruik te maken van het Jeugdsportfonds en zij in de ene gemeente wel kunnen meedoen om daarvan gebruik te maken en in de andere gemeente niet. Ik vroeg me af of de Minister dit wil meenemen in het grotere plaatje dat hij gaat bestuderen.

Ik heb nog twee afsluitende opmerkingen. Over de Invictus Games: mooi dat de Minister in gesprek gaat. Defensie is vooral in natura aan het investeren. Ze hebben een heleboel faciliteiten die ze voor de Invictus Games kunnen inzetten. Ook wil ik de Minister nog bedanken voor het gesprek dat hij heeft gehad met de KNVB over vrouwenvoetbal. Ik ben laatst bij zo'n wedstrijd geweest en het is fantastisch om de sfeer in het stadion te merken. Het is een groot verschil met het mannenvoetbal: gezinnen, een positieve sfeer en vooral ook mensen die heel lang in het stadion blijven hangen, omdat hun idolen daar aan het voetballen zijn. Ik vond dat echt mooi om mee te maken.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee komt er een einde aan de tweede termijn van de zijde van de Kamer. De Minister heeft behoefte aan vijf minuten schorsing, dus ik schors de vergadering voor vijf minuten.

De vergadering wordt van 12.12 uur tot 12.17 uur geschorst.

De voorzitter:

Dames en heren, ik vraag u om uw stoel weer op te zoeken, zodat we verder kunnen gaan met de beraadslaging. Het woord is aan de Minister voor de beantwoording in tweede termijn. Ga uw gang.

Minister Bruins:

Voorzitter. De heer Heerema vroeg of de commissie, liefst een beetje eerder dan het wetgevingsoverleg, informatie krijgt over de uitgaven op hoofdlijnen. Dat lijkt mij prima. Ik wil eigenlijk proberen om dat bij Prinsjesdag al te doen, dus dat is nog veel eerder dan het wetgevingsoverleg.

Voorzitter. Dan de bezettingsgraad van de zwembaden, die vaak laag is. Kan de cofinancieringsregeling van de Stichting Waarborgfonds Sport hier een deel van de oplossing vormen? We hebben de afgelopen drie jaar al 8,5 miljoen in de Stichting Waarborgfonds Sport gestort. Het is mij bekend dat de stichting met deze middelen de komende jaren verder kan gaan met de borgstellingen die zij regelt, zodat sportaccommodaties blijvend gerealiseerd kunnen worden. Tot zover op dat onderwerp.

De voorzitter:

Eén korte vraag.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ja, één korte vraag. Geldt dat dan ook voor bijvoorbeeld de ontwikkeling van nationale trainingscentra of is dat alleen voor gemeentelijke accommodaties?

Minister Bruins:

Ik denk dat meneer Heerema het antwoord wel weet. Het geldt alleen voor de gemeentelijke accommodaties.

Voorzitter. Dan de oproep die de heer Heerema deed over het veel breder openstellen van de LOOT-regeling en het afgeven van dat signaal bij het Ministerie van Onderwijs. Ik zal zorgen dat uw oproep het Ministerie van Onderwijs bereikt door het toezenden van het verslag van deze vergadering aan de Minister van Onderwijs. Dat gaat in een moeite door met het andere geslijm!

Voorzitter. De heer Van Nispen sprak over het zwemonderwijs, met name over de groep kinderen die in armoede leeft en of het zwemdiploma ook binnen hun bereik kan komen. De heer Van Nispen weet beter dan ik dat daarvoor het Jeugdfonds Sport & Cultuur beschikbaar is. Ik wil graag onderzoeken of dit ook voor ons kan worden opengesteld voor het behalen van een zwemdiploma, en dan niet in specifieke gemeenten maar meer algemeen. Dat waren de vragen van de heer Van Nispen.

Dan mevrouw Westerveld.

De voorzitter:

De heer Van Nispen voor een korte vraag.

De heer Van Nispen (SP):

Inderdaad, voorzitter, een korte vraag. Ik begrijp het dan zo dat de Minister zegt: ik ben bereid om in gesprek te gaan met onder andere het Jeugdfonds Sport & Cultuur. Ik zou zeggen: ook met het Ministerie van Sociale Zaken en met NOC*NSF, die daar ook goede ideeën over hebben. Wil de Minister ook toezeggen om daarop terug te komen in een brief?

Minister Bruins:

Ik ga met dat jeugdfonds in gesprek. Als daar allemaal «zwaan-kleef-aan»-partijen bij zitten met wie ik ook moet spreken, dan doe ik dat. Ik ga het eerst onderzoeken en dan laat ik u weten wat de uitkomst van mijn bevindingen is. Ik geef daarbij ook aan wat de herkomst is van mijn onderzoek, namelijk kijken of je voor kids in armoede budget kunt vinden voor het behalen van het zwemdiploma.

Dan de vraag van mevrouw Westerveld over de 237 miljoen die op de begroting van OCW staat om de werkdruk in het onderwijs te verminderen. Welk deel gaat naar het beweegonderwijs? Dat is toch echt aan de Minister van Onderwijs. Ik kan vanaf deze kant geen greep uit de kassa daarvoor doen. Daar gaat hij over, daar gaan de scholen over, maar daar gaan wij niet over.

Dan het punt van het concreet maken van het sportakkoord op het gebied van sporten voor mensen met een beperking. Ik heb u gezegd dat ik dat doe, onder andere via de buurtsportcoachregeling en via de toegankelijkheid van de accommodaties, waarvoor een subsidieregeling is. Ik vind dat u in mijn deelakkoorden moet zien hoe ik daar concrete actie neem.

Dan de vraag of we een beeld hebben van de sfeer langs de velden. Ik niet, maar over het algemeen houden bonden de incidenten wel bij. Dat is weer wat anders dan de sfeer langs de velden, maar op bondsniveau is er dus wel iets van informatie beschikbaar. Als de vervolgvraag is wat wij kunnen doen om die positieve cultuur te bevorderen, dan zijn er allerlei onderwerpen. Vanochtend spraken wij over het helpen van bestuurders van verenigingen om bijvoorbeeld een integriteitsplan te maken. Bij sporters kun je denken aan het bevorderen van spelregelkennis. Bij trainers kun je denken aan trainingen om de pedagogische kennis meer op peil te brengen, enzovoorts en zo verder. Er ligt ook een rol voor de ouders, zou ik willen zeggen.

De laatste vraag van mevrouw Westerveld was of er toch geen apart plan moet komen voor de aanpak van seksuele intimidatie voor de kwetsbare lhbtiq-groep waarover zij sprak. Ik blijf op mijn eerdere standpunt staan dat seksuele intimidatie voor alle groepen moet worden aangepakt en dat we dus geen verbijzondering nodig hebben. Dat zou ik eigenlijk ook een teken van zwakte van dit plan vinden.

De voorzitter:

Ook mevrouw Westerveld heeft nog een korte vraag.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ja, een korte toevoeging. Ik wil voorkomen dat de suggestie is dat ik vind dat we hier een greep uit de kas van de werkdrukmiddelen moeten doen. Ik denk niet dat de Minister dat zo bedoelde, maar ik bedoel het ook zeker niet zo.

De voorzitter:

Waarvan akte. De Minister.

Minister Bruins:

Ik ga verder met de beantwoording van de vragen die zijn gesteld door mevrouw Diertens. Mevrouw Diertens deed eigenlijk een oproep. Ze zei: het is mooi dat we de buurtsportcoaches inzetten, maar we hebben ook buiten het onderwijs nog allerlei ambities waarvoor we die buurtsportcoaches nodig hebben. Dat ben ik zeer met haar eens. Het is het een én het ander. Soms maak je een beetje vaart op het een en dan lijkt het alsof het ander geen nadruk krijgt, maar het overgrote merendeel van de buurtsportcoaches wordt natuurlijk ingezet buiten het onderwijs om.

Op de vraag om met de collega van OCW de werkdrukmiddelen te bespreken heb ik net al geantwoord.

Wanneer kom ik met de plannen voor de uitwerking van de vitale sportaanbieders? Kan ik daar een exactere termijn aan hangen? Dat zal kort na de zomer zijn, maar pint u mij daar niet op vast. De regeling is bijna af. Wat moet ik zeggen? September? Zoiets, niet later.

Dan de vragen die mevrouw Bruins Slot heeft gesteld over de monitoring en evaluatie van de SPUK en de subsidieregeling voor accommodaties. Voor allebei geldt dat het toegankelijke regelingen moeten zijn waarop makkelijk – in de zin van makkelijk en begrijpelijk – een beroep kan worden gedaan. Ik zal voor beide monitoren of dat het geval is.

Dan het punt van de reddingsbrigade die zwemonderwijs geeft, terwijl gemeenten verschillende regelingen hebben. Kan ik dat meenemen in het overleg? Ja, in het kader van mijn ondersteuning van het Nationaal Platform Zwembaden zal ik dit punt meenemen. En terwijl wij hier zitten te vergaderen, wordt er een zwemakkoord gesloten tussen de Reddingsbrigade Nederland, de Zwembond en de brancheorganisatie van de zwembaden waarbij ook dit thema aan bod komt. Ik weet dus niet wie op wie heeft gewacht of wie de inspirator was, maar zo snel kan het gaan. Dan hebben we dus toch al een beetje een effect van ons sportakkoord, terwijl dat nog niet is getekend.

De laatste opmerking ging over het vrouwenvoetbal. Daar hebben we het eerder over gehad. Laat ik hiermee afronden: Johan Derksen vond het allemaal flauwekul, maar ik ben blij dat mevrouw Bruins Slot het een waardevol punt vond. Daar hecht ik meer aan dan aan de woorden van Johan Derksen.

De voorzitter:

Nou, dat is een mooie afsluiting van de tweede termijn van de zijde van het kabinet. Daarmee zijn we gekomen aan het einde van de beraadslaging over het sportbeleid. In eerste termijn is door de heer Heerema aangegeven dat er afspraken worden gemaakt over het sportakkoord, maar dat komt volgende week in de procedurevergadering. Daar kunnen de Kamerleden uiteraard hun voorstellen doen voor de verdere behandeling.

De Minister heeft een heel aantal toezeggingen gedaan, dus ik ga die met u delen. Voor de leden zeg ik dat dit alleen toezeggingen zijn die extra naar de Kamer komen. Sommige hebben we samengevoegd. Dat geldt met name voor de eerste toezegging.

  • Op diverse vragen van de leden wordt teruggekomen bij de uitwerking van de deelakkoorden. Voor de inhoud daarvan verwijs ik echt even naar het verslag.

  • In het kader van de VWS-begroting wordt de Kamer nader geïnformeerd over de te besteden gelden per ambitie van het sportakkoord.

  • Na evaluatie van het Beleidskader Topsportevenementen ontvangt de Kamer een standpunt waarin wordt ingegaan op eventuele wijzigingen, alsmede de uitkomsten van het overleg met de Nevobo over het organiseren van de WK Volleybal in het najaar van 2018.

  • Via de deelakkoorden wordt een reactie gegeven op de petitie Beweeg jij mee?

  • In het kader van de VWS-begroting wordt de Kamer bericht over een eventuele subsidie voor Uniek Sporten.

  • De Kamer wordt geïnformeerd over de uitkomsten van het overleg met de Hartstichting over het gebruik van aed's bij sportverenigingen.

  • Na de totstandkoming van het preventieakkoord ontvangt de Kamer een brief over de dwarsverbanden met het sportakkoord.

  • In de loop van 2020 wordt de Kamer bericht over de eerste evaluatie van de btw-compensatieregeling.

  • De Kamer wordt bericht over de uitkomsten van het overleg met de gemeente Den Haag over de organisatie van de Invictus Games.

  • De Kamer wordt bericht over de uitkomsten van het overleg met het Jeugdfonds Sport & Cultuur over het besteden van gelden voor het halen van zwemdiploma's voor kinderen in armoede.

  • In september ontvangt de Kamer de regeling vitale sportaanbieders.

Ik zie dat mevrouw Bruins Slot een vraag heeft.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Voorzitter, u heeft het natuurlijk uitstekend gedaan, maar ik heb een kleine finetuning als het gaat om de evaluatie van de subsidieregeling. Dat gaat inderdaad om beide subsidieregelingen, maar dat had ik zelf in mijn inbreng in eerste termijn ook niet helemaal scherp geformuleerd.

De voorzitter:

Ja. Ik had deze inderdaad kunnen toevoegen, dus de Stimuleringsregeling bouw en onderhoud sportaccommodaties 2019 én de Regeling specifieke uitkering stimulering sport 2019. Dan heb ik hem helemaal. De eerste had ik al genoemd, maar het gaat om beide.

De heer Heerema heeft een VAO aangekondigd, dat volgende week zal worden ingepland vanwege het zomerreces, met aansluitend stemmingen. Wij zullen dat doorgeleiden naar de Griffie. De eerste spreker is de heer Heerema.

Daarmee zijn wij aan het einde van dit algemeen overleg. Ik dank de Minister voor Sport en zijn ambtelijke ondersteuning voor de bijdrage aan dit debat. Ik dank de Kamerleden. Ik dank uiteraard de mensen op de publieke tribune die het debat gevolgd hebben, maar dat geldt zeker ook voor de mensen die het debat op een andere manier gevolgd hebben. Ik dank u hartelijk.

Sluiting 12.33 uur.