Kamerstuk 30234-101

Verslag van een algemeen overleg

Toekomstig sportbeleid

Gepubliceerd: 26 augustus 2014
Indiener(s): Helma Neppérus (VVD)
Onderwerpen: cultuur en recreatie sport
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30234-101.html
ID: 30234-101

Nr. 101 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 26 augustus 2014

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft op 2 juli 2014 overleg gevoerd met Minister Schippers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over:

  • de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 30 januari 2014 met het afschrift van de brief aan NOC*NSF inzake de aandacht voor mensenrechten (Kamerstuk 30 234, nr. 95);

  • de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 6 februari 2014 over Sport en recessie 2013 (Kamerstuk 30 234, nr. 96);

  • de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 14 maart 2014 inzake de beantwoording van de vragen van de commissie over de reactie met betrekking tot energiebesparende maatregelen bij sportverenigingen (33 750-XVI, nr. 94);

  • de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 16 april 2014 inzake het verslag van het bezoek aan de Olympische Winterspelen in Sotsji en het bezoek aan de Open Games in Moskou (Kamerstuk 30 234, nr. 97);

  • de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 2 juni 2014 inzake de reactie met betrekking tot energiebesparende maatregelen bij sportverenigingen en de stand van zaken omtrent matchfixing (Kamerstuk 30 234, nr. 99);

  • de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 1 oktober 2013 met de reactie op het rapport «Matchfixing in Nederland, de aard en reikwijdte van het probleem, de risico’s en de aanpak» (Kamerstuk 33 296. nr. 10);

  • de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 5 juni 2012 inzake het onderzoek naar matchfixing (Kamerstuk 33 296, nr. 1).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Neppérus

De griffier van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Teunissen

Voorzitter: Neppérus

Griffier: Clemens

Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Bruins Slot, Van Dekken, Pia Dijkstra, Neppérus, Van Nispen en Van Veen,

en Minister Schippers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, die vergezeld is van enkele ambtenaren van haar ministerie.

Aanvang 15.05 uur.

De voorzitter: Ik heet de Minister, de Kamerleden en de belangstellenden op de publieke tribune of thuis van harte welkom op dit AO Sportbeleid. Het AO over sportbeleid werd één keer per jaar gehouden en voortaan houden we het twee keer per jaar. Het onderwerp is er immers belangrijk genoeg voor. De woordvoerder van het CDA, mevrouw Bruins Slot, mag ik met hockey associëren, de heer Van Veen van de VVD met zwemmen, de heer Van Dekken van de PvdA met voetbal en hardlopen, de heer Van Nispen van de SP met heel hard lopen. Mevrouw Dijkstra zit regelmatig op een racefiets, de Minister denkt nog even na over haar sport en ik wil wel eens roeien.

De geplande spreektijd is drie minuten, maar omdat er slechts vijf woordvoerders aanwezig zijn, sta ik een iets langere spreektijd van vier minuten toe; maar dan ook geen seconde langer.

Mevrouw Bruins Slot (CDA): Voorzitter. Het CDA vindt dat sport maatschappelijk goud is dat verzilverd moet worden. Het is ook goed dat we over dit belangrijke onderwerp nu meer dan één keer per jaar spreken. De sport in Nederland staat er goed voor. Op het gebied van topsport heeft Nederland een topresultaat op de Olympische Winterspelen behaald. Ook hebben we de wereld in de afgelopen tijd laten zien dat we grote toernooien in ons land op een geweldige manier kunnen organiseren. Het WK Hockey vond ik echt een visitekaartje voor de Nederlandse sport. Het is ook bemoedigend dat de sportparticipatie in de breedte toeneemt.

Er zijn echter ook bedreigingen. Er zijn kapers op de kust, misschien zelfs wel kapers binnen het kabinet zelf. Het CDA bereiken signalen dat de Staatssecretaris van Financiën momenteel een wijziging van het Sportbesluit overweegt, waarmee de btw-vrijstelling voor sportaccommodaties op de tocht komt te staan. De financiële schade voor de sport zou hiermee zomaar anderhalf keer zo groot kunnen zijn als het totale budget dat de Minister van Sport op haar sportbegroting heeft staan. Het zou om zo’n 200 miljoen euro gaan. Het CDA neemt aan dat deze Minister hier niet op zit te wachten. We hebben begrepen dat de Staatssecretaris van Financiën het besluit hierover al voor de behandeling van het Belastingplan 2015 wil nemen. Dat is in het najaar, en dus is er haast geboden. Het CDA verzoekt de Minister om zich er binnen het kabinet voor in te zetten dat dit onzalige plan niet doorgaat en de btw-vrijstelling voor sportaccommodaties hoe dan ook behouden blijft.

Voor de toekomstige exploitatie van sportaccommodaties is het goed als er wordt ingezet op verduurzaming. Het CDA is blij dat er een regeling is, maar deze moet natuurlijk wel zo toegankelijk mogelijk zijn. We hebben een brief gekregen van NOC*NSF met een aantal verbetervoorstellen, zoals het verschuiven van de ingangsdatum naar 1 januari 2016 en de mogelijkheid om budgetten naar voren te halen, zodat zo veel mogelijk sportverenigingen hiervan gebruik kunnen maken. Dat lijkt mij een goede doelstelling. Wat vindt de Minister van deze voorstellen?

Een van de topsportbedreigingen is matchfixing – mijn collega van de PvdA zal er zeker over beginnen – en een andere is doping. Het budget voor de dopingautoriteiten is de afgelopen jaren, op verzoek van onder andere het CDA, gelukkig verhoogd. Maar waar blijft de lang beloofde dopingwetgeving, die al door de heer Klink in 2010 is toegezegd?

Dan kom ik te spreken over buitensport. Zeker met de zomer voor de deur gaan miljoenen Nederlanders graag actief de natuur in om te wandelen en te fietsen maar ook bijvoorbeeld om paard te rijden. Dat moet de Minister ook aanspreken. Het CDA vindt dat de natuurgebieden hiervoor vrij toegankelijk moeten blijven. Provincies hebben met Staatsbosbeheer afgesproken dat natuurgebieden in ieder geval voor wandelaars gratis moeten blijven, maar voor mountainbikers en paardensportliefhebbers is hier nog geen zekerheid over. Kan de Minister zich er in het kabinet voor inzetten dat natuurgebieden vrij toegankelijk blijven voor deze sporten? Heeft zij hier slimme oplossingen voor?

Wij hebben veel te winnen bij de sport. Gelukkig zijn er veel positieve en sportieve ontwikkelingen. Dat neemt echter niet weg dat we alert moeten blijven op de bedreigingen die het plezier in sport en de sportparticipatie aantasten.

De heer Van Veen (VVD): Voorzitter. Ik sluit een beetje aan bij de woorden van mijn voorgangster. Er is succes behaald op Roland Garros, op het WK Hockey in Den Haag, tijdens de Paralympics en op de Olympische Winterspelen. Wellicht is er succes op het WK Voetbal, in de Tour de France, in de TT en op het EK Voetbal voor dames in 2015; ik vergeet er vast nog een heleboel. Nederland staat er internationaal goed voor op sportgebied. Toch zijn er continu onzekerheden en bedreigingen, en drijven er donkere wolken over vanwege de inkomsten van NOC*NSF, die gekoppeld zijn aan de inkomsten van de toto en de lotto, vanwege de Wet markt en overheid, volgens welke een verenigingssport als commerciële activiteit kan worden aangemerkt, of vanwege het Sportbesluit. Het is zaak om de meerwaarde van sport te blijven benadrukken en de sport te beschermen.

Het is verontrustend dat er onduidelijkheid blijft bestaan over het Sportbesluit en de Europese btw-richtlijn voor sport. Het feit dat belastinginspecteurs in den lande nog steeds besluiten nemen die van elkaar afwijken is op zichzelf al vreemd, maar dat er nu door de Belastingdienst onzekerheid wordt gezaaid over de rechtszekerheid en uitvoerbaarheid van het Sportbesluit is op zijn zachtst gezegd ongelukkig. Gemeenten en stichtingsbesturen zullen hun investeringen in sportaccommodaties on hold zetten zolang deze onzekerheid voortduurt. In het ergste geval zullen zij de voorgenomen investeringen schrappen. Het Sportbesluit is niet voor niets genomen. Veel van onze hoogwaardige verenigingsfaciliteiten zijn tot stand gekomen door het aantrekkelijk maken van investeringen in onder andere sportaccommodaties. Ik vraag de Minister om te reageren op de onrust die de Belastingdienst heeft gezaaid in gemeenten en in sportland. Hoe wil zij de eventuele negatieve gevolgen voor de sport in Nederland compenseren en de investeringen voor gemeenten en stichtingen blijvend stimuleren?

Kort geleden heb ik samen met NOC*NSF en de KNVB een bezoek gebracht aan voetbalclub Wittenhorst in de gemeente Horst aan de Maas. Het is een club die maatschappelijk participeert, gevestigd is in de gemeenschap en samenwerking zoekt met andere sportverenigingen. Kort geleden is korfbal toegevoegd aan de verenigingsstructuur en wordt er samengewerkt met de gemeente, met basisscholen en met het voortgezet onderwijs. Hierdoor ontstaat er een open cultuur en een clubstructuur en is de toekomst van het lokale verenigingsleven geborgd.

Mevrouw Bruins Slot (CDA): De heer Van Veen sprak de juiste woorden over de waarde van het Sportbesluit. Hij sprak ook over een Europees arrest, het Bridport-arrest. Ik ben daar wat dieper ingedoken en twee dingen zijn mij opgevallen. In de eerste plaats valt wat in het arrest is besloten niet een-op-een samen met de Nederlandse praktijk. In de tweede plaats valt mij op dat wij op dit moment het enige land in Europa zijn dat over dit arrest en de gevolgen daarvan discussie voert. Wat is het oordeel van de heer Van Veen over dat arrest en de werking daarvan in Nederland?

De heer Van Veen (VVD): Ik ben Kamerlid en geen jurist. Mevrouw Bruins Slot en ik beschikken klaarblijkelijk over dezelfde informatie. Daarom vraag ik de Minister hoe wij dit moeten interpreteren. Ook ik heb gelezen dat het arrest op verschillende manieren zou kunnen worden uitgelegd. Ik ben heel erg benieuwd waarom de Belastingdienst zo voortvarend van start is gegaan met het hierover aan gemeenten en verenigingen verstrekken van informatie.

Mevrouw Bruins Slot (CDA): Ik kan mij voorstellen dat de heer Van Veen zegt dat hij Kamerlid is en geen jurist. Het toeval wil dat ik beide rollen in mij verenig. Laat ik de vraag op een andere manier stellen. Dit is een Europees arrest. Is de heer Van Veen met mij van mening dat wij niet altijd het braafste jongetje van de klas hoeven te zijn in Europa?

De heer Van Veen (VVD): Er is een verschil tussen het beste jongetje van de klas zijn en de wet naleven. Ik vind het heel belangrijk dat we heel goed kijken hoe andere Europese landen de wet interpreteren. Wij hoeven er inderdaad niet op vooruit te lopen, maar ik zou het zeker niet willen aanmoedigen dat Nederland zich niet aan de wet houdt.

Ik vervolg mijn betoog. Het is mooi dat wij zoeken naar besparingsprojecten en kaderondersteuning voor sportverenigingen. Zolang sportvelden overdag niet worden gebruikt en er gymzalen zijn die buiten de onderwijstijden leegstaan, lijkt het ons de moeite waard om te onderzoeken hoe een betere verbinding kan worden gelegd tussen onderwijs, sportbeoefening en vrijetijdsbesteding. Veel gezinnen met jonge kinderen kunnen ’s avonds niet meer op een normale tijd eten omdat de trainingen voor de jeugd vaak rond etenstijd geroosterd zijn. Om een lang verhaal kort te maken: is de Minister bereid om te onderzoeken of en hoe de verbinding tussen verenigingssport en onderwijs nog beter kan worden gelegd, en om hiervoor een aantal pilots te starten?

De recessie lijkt de sportbeoefening maar zeer beperkt te raken. Dat blijkt uit het in opdracht van de Minister uitgevoerde onderzoek. Toch stelt de VNG in een reactie dat het niet uitgesloten is dat gemeenten en verenigingen uiteindelijk toch maatregelen gaan nemen om de stijgende kosten en lagere sponsorinkomsten te compenseren. Initiatieven als het Jeugdsportfonds en specifieke gemeentelijke bijzondere bijstand maken vooral voor jeugdigen de sportdeelname laagdrempelig.

Toch doen nog te veel kinderen niet aan sport, hoewel ze dat wel graag zouden willen. De pilots met professioneel gymonderwijs in het basisonderwijs waren positief. Het professioneel gymonderwijs kan een wezenlijke bijdrage leveren aan het vergroten van de sport- en bewegingsdeelname en de doelstelling van de Minister om de sportparticipatie met 10% te verhogen. Daar waar professioneel gymonderwijs wordt gegeven door ALO-studenten en het Lekker Fit-gesprek is ingevoerd als onderdeel van het tienminutengesprek met ouders, is er kans om te praten over talent, overgewicht en leefstijl. Gymleraren zijn bij uitstek geschikt om op een laagdrempelige manier het gesprek met ouders aan te gaan en ouders de weg te wijzen naar de gemeente en het Jeugdsportfonds, mocht de financiële situatie van de ouders daarom vragen. Hoe staat het met het voornemen voor meer uren in het bewegingsonderwijs en het professionaliseren ervan?

De heer Van Dekken (PvdA): Voorzitter. Binnen een paar minuten kan alles ineens anders zijn. Dat bleek in de wedstrijd Nederland-Mexico. Ik had gerekend op drie minuten spreektijd, maar dat werden er vier. In die wedstrijd van Oranje stond binnen drie minuten het land op zijn kop. Dat was een fantastisch succes. Eigenlijk hoop ik dat dat in dit sportdebat ook het geval zal zijn. Ik ga een poging wagen met bijna een elftal vragen en opmerkingen aan de Minister van Sport.

Hoe staat de Minister tegenover de wildgroei aan zwemdiploma’s? Vindt zij dat ieder kind veilig moet leren zwemmen, zoals de bedoeling is van het ABC-systeem? Is zij voorstander van een eenduidig en wettelijk verankerd zwemdiploma waarbij de veiligheid van het kind centraal staat?

Kinderen uit arme gezinnen moeten kunnen sporten en aan spel kunnen doen. Dat moet de topprioriteit van dit kabinet zijn. Om ervoor te zorgen dat armoede onder kinderen wordt bestreden en gemeenten de extra middelen op een juiste wijze inzetten, werk ik samen met collega Kuzu aan een initiatiefnota om alle kinderen de mogelijkheid tot sporten te geven. De Partij van de Arbeid dient deze nota overigens na het reces in. We hopen de nota te kunnen behandelen tijdens het wetgevingsoverleg over sport. We werken daarbij volgens de normen van het Jeugdsportfonds en het Jeugdcultuurfonds; dat heeft ons enorm geholpen. Ik herinner in dit verband ook aan de motie van de VVD en de Partij van de Arbeid, waardoor 20.000 arme kinderen vanaf 2016 kunnen gaan sporten.

De heer Van Nispen (SP): Ik kijk met grote belangstelling uit naar die initiatiefnota. Staat in die nota ook een oplossing voor het probleem dat de recessie toch wel hard toeslaat in de sport en dat heel veel gemeenten, vanwege de financiële situatie waarvoor zij zich gesteld zien door dit kabinetsbeleid, hard bezuinigen op sportfaciliteiten, accommodaties en verenigingen, wat weer contributieverhogingen tot gevolg heeft? Op welke manier zal de initiatiefnota daarvoor een oplossing bieden?

De heer Van Dekken (PvdA): Deze initiatiefnota is bedoeld om arme kinderen – dat zijn er 380.000 in totaal – daadwerkelijk aan het sporten en spelen te krijgen. Ik realiseer mij heel goed dat er bezuinigingen plaatsvinden op lokaal niveau. Wij zijn van mening dat gemeenten ervoor moeten zorgen dat het totale sportaanbod op orde moet blijven. Daar past het pakket voor de arme kinderen in. Waar dat kan, zullen wij ons natuurlijk proberen te verzetten tegen elke bezuiniging op sport. Dat is ook de reden waarom wij bijvoorbeeld een brede oproep hebben gedaan omwille van de negatieve consequenties van de Wet markt en overheid, waarin de sportvoorziening buitenboord zou vallen. Wat ons betreft is dat niet aan de orde. Gemeenten spelen daarin een grote rol, en ik ga ervan uit dat zij het belang van sport en spel zien. Ook ga ik ervan uit dat de initiatiefnota daarbij zal helpen.

De heer Van Nispen (SP): Natuurlijk hoop ook ik van harte dat zo’n initiatiefnota daaraan bijdraagt, maar hoe verhoudt zich dat tot de decentralisatieoperaties van dit kabinet, die gepaard gaan met enorme bezuinigingen, waaronder 1 miljard op het Gemeentefonds? Nogmaals, ik kijk met warme belangstelling uit naar de initiatiefnota, maar ik hoop wel dat daarin ook een voorstel staat om het gemeenten wat minder moeilijk te maken, waardoor zij zich niet genoodzaakt zien om op sport te bezuinigen.

De heer Van Dekken (PvdA): Dat begrijp ik, maar de initiatiefnota spitst zich toe op de toegankelijkheid van sport voor armere kinderen. We gaan in deze initiatiefnota niet de hele bezuinigingsoperatie van het kabinet herzien. Dat is ontzettend jammer vanuit het oogpunt van de SP, maar niet vanuit het coalitieperspectief. Wij gaan door met wat we aan het doen waren.

Een ander punt is de toegankelijkheid van sport voor elke doelgroep. We kennen het enthousiasme van de Minister voor de gehandicaptensport. Dat hebben we gezien in Sotsji. Daar waren we blij om, maar tegelijk vinden we de aandacht voor de gehandicaptensport in het sportbeleid wat broos. Kan de Minister daar iets over zeggen?

We zijn er ontzettend blij mee dat er actie wordt ondernomen in verband met het pensioen voor judoka Henk Grol en zijn collega’s. Welke pensioenfaciliteiten zijn er precies nodig en hoe kan de sociale zekerheid worden bekostigd?

Uit onafhankelijk onderzoek van het Mulier Instituut blijkt dat Heerenveen de bekendste sportstad van Nederland is. Vanuit het Friese wordt er heel veel geïnvesteerd in de topschaatsvoorziening Heerenveen. Is de Minister het met ons eens dat de effecten van een goede sportinfrastructuur in Heerenveen hebben geleid tot geweldige resultaten? Kan de Minister bevorderen dat ook na 2016 de regionale spreiding over de Centra voor Topsport en Onderwijs geborgd blijft? Het baart ons namelijk zorgen of dat zo blijft.

Mevrouw Bruins Slot (CDA): Het CDA is ook fan van Thialf. Ik hoor de heer Van Dekken omfloerst spreken over «regionale sportvoorziening». Welk pleidooi houdt de heer Van Dekken? Pleit hij ervoor om Thialf te behouden als het schaatsmekka? Of houdt hij een ander pleidooi? Ik kan het er niet uit halen.

De heer Van Dekken (PvdA): U keek ook wat verward, mevrouw Bruins Slot. Ik hoop dat ik duidelijkheid kan creëren. Er is natuurlijk enorm veel gebeurd rondom de aanwijzing van een locatie voor de fameuze schaatshal. Er is een heel traject ingezet, waarvan de PvdA vindt dat dit behoorlijk is mislukt. Er is een prachtige topsportvoorziening. Er wordt door gemeente en provincie voor meer dan 50 miljoen geïnvesteerd. Elders in het land zijn er ook ontwikkelingen. Dat is prima; laat maar komen. Met dit pakket hangt echter veel meer samen, namelijk een goede spreiding en de toekomst van de Centra voor Topsport en Onderwijs. Dat is de kern. Dat neemt echter niet weg dat Heerenveen – Thialf – voor de PvdA een belangrijke plek in de internationale sportwereld inneemt.

Mevrouw Bruins Slot (CDA): Dat vindt het CDA natuurlijk ook. Bedoelt de heer Van Dekken daarmee te zeggen je het risico loopt dat dat centrum als geheel verdwijnt en dat andere sporters daar ook door geraakt worden, als je een bepaalde voorziening uit dat Centrum voor Topsport en Onderwijs haalt?

De heer Van Dekken (PvdA): Dat is de spijker op de kop; dat zou dan de toekomst kunnen zijn. Dat zou niet alleen nadelig zijn voor de topsport in Noord-Nederland, maar ook voor de topsport in het hele land. Het is goed dat er elders in het land ontwikkelingen zijn, maar die zijn nog niet afgerond. We maken ons zorgen over de toekomst van de Centra voor Topsport en Onderwijs, zeker in broze situaties.

Ik sluit af met twee onderwerpen. Het programma Naar een veiliger sportklimaat loopt in 2016 af. Dat is al heel gauw. Gelukkig zijn er minder excessen, maar toch gaat het wekelijks nog steeds mis op de amateurvoetbalvelden. Dat is voor de PvdA reden om de Minister te vragen of zij bereid is om het programma na 2016 voort te zetten. Waar ik in dit kader echt van schrok, is dat de Alliantie Gelijkspelen – een belangrijke organisatie voor homoacceptatie in de sport – zou verdwijnen. Dat willen we onder geen beding. Nog niet zo lang geleden is afgesproken dat homoacceptatie een belangrijk project binnen de sportwereld, zeker in het voetbal, moest zijn. De discussie over de acceptatie is gaande, maar ik moet er niet aan denken dat zo’n alliantie, die nuttig werk doet, verdwijnt.

Matchfixing is actueler dan ooit. Op verzoek van de PvdA en andere partijen, waaronder het CDA, is er via Minister Opstelten een justitieel vooronderzoek naar fraude, witwasserij en matchfixing in de sport gestart. Het werd hoog tijd. Door niets te doen met de beruchte Bochum-tape hebben we enorme vertraging opgelopen. Met collega Hanke Bruins Slot neem ik direct na het zomerreces het initiatief tot een officiële hoorzitting met relevante personen. Dan komt er een debat en zal de Partij van de Arbeid een initiatiefnota presenteren om in Nederland matchfixing, fraude en witwasserij in de sport tegen te gaan.

De heer Van Nispen (SP): Voorzitter. De crisis slaat vrij hard toe in de sport. 93% van de gemeenten heeft bezuinigd of gaat dat nog doen. Dat zal leiden tot bezuinigingen op subsidies en sportaccommodaties. 12% van de zwembaden wordt met sluiting bedreigd en het schoolzwemmen lijkt langzaam uit het gemeentelijk beleid te verdwijnen. Contributieverhogingen bij sportverenigingen zijn eerder regel dan uitzondering. De SP vindt dit alles zeer zorgelijk. Het belang van breedtesport kan namelijk niet genoeg worden benadrukt. Het doel moet zijn dat mensen meer gaan bewegen, en niet minder. Hoe gaat de Minister voorkomen dat sportvelden en -mogelijkheden onbereikbaar worden voor jong en oud? Tijdens het vorige wetgevingsoverleg gaf de Minister aan om naar aanleiding van het onderzoek van het Mulier Instituut te bekijken hoe zij de sector zou kunnen ondersteunen. Welke plannen heeft de Minister hiervoor?

Wij weten dat de Minister een groot voorstander is van sportevenementen. Ik noem de mogelijke komst van UEFA-wedstrijden naar Amsterdam. Moeten wij daarvoor kiezen als de breedtesport zo onder druk staat? Wat vindt de Minister van het volgende voorstel: voor elke euro die naar een topsportevenement gaat, moet er ook minimaal een euro naar de breedtesport gaan?

Ook bij mijn fractie komen zorgelijke berichten binnen over de aanstaande wijziging van het Sportbesluit. Btw-vrijstelling klinkt mooi, maar het leidt tot een gigantische financiële strop voor gemeenten. Het is heel technisch, maar het gaat om miljoenen. Kan de Minister daarnaar kijken, in overleg met de gemeenten en de Staatssecretaris van Financiën?

Ik ben blij dat de Minister 5 miljoen euro inzet om jongeren uit gezinnen met lage inkomens de kans tot sporten te bieden. Echter, is de Minister met mij van mening dat jongeren het beste via school kunnen sporten? Daar komen immers alle jongeren. Sporten op school is natuurlijk de basis. Als je sport en bewegen daar op een leuke manier voor alle kinderen aanbiedt, bestrijd je overgewicht bij kinderen en leer je kinderen hoe leuk sporten is. Ik ken de discussie: op school moeten we al zo veel, zoals leren lezen, schrijven et cetera. Maar het is natuurlijk overduidelijk dat je na sport en beweging weer frisser bent om je hersens te gebruiken. Ik weet ook dat de Minister er een voorstander van is om meer te sporten op school. Hoe is het gesteld met de uitwerking van dit deel van het regeerakkoord? Daarin staat dat dit kabinet streeft naar meer uren gymles per week in het primair onderwijs. Het gebeurt niet iedere dag dat de SP het kabinet met zo veel enthousiasme oproept om een deel van het regeerakkoord uit te voeren, dus ik zou zeggen: grijp uw kansen.

Hoe zit het op dit punt met het voortgezet onderwijs en wat is de stand van zaken bij de inzet van vakleerkrachten? Kan de Minister hierover duidelijkheid geven?

Wedstrijden moeten natuurlijk niet op de gokmarkt maar op het veld worden beslist. Matchfixing is een serieuze bedreiging voor de sport, al weten we niet precies hoe groot het probleem in Nederland is. De Minister noemt in haar brief het wetsvoorstel Wet kansspelen op afstand en de wet over het internetgokken. Juist op dit wetsvoorstel is kritiek. Het biedt immers de kans om matchfixing duidelijk te benoemen, bijvoorbeeld door een verbod op makkelijk te beïnvloeden gebeurtenissen: wie haalt de eerste gele kaart of iets dergelijks. Is de Minister bereid om dit punt met de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie te bespreken?

Over de aanpak van voetbalvandalisme en voetbalgerelateerd geweld spreken we natuurlijk verder met Minister Opstelten van V en J. Toch zou ik de Minister van VWS willen vragen of zij onze ambitie deelt dat een betere en effectievere aanpak van voetbalvandalen ertoe moet leiden dat we terugkeren naar normalisering, dus minder verplichte combiregelingen, lagere hekken et cetera. Het bezoek van een wedstrijd in het betaald voetbal moet weer een feestje voor jong en oud worden. Deelt de Minister deze ambitie?

De heer Van Dekken (PvdA): Ik prijs mijn SP-collega voor zijn pleidooi voor de nieuwe voetbalwet, waarin hard wordt gewerkt aan normalisatie. Aan deze wet is twee à drie jaar hard gewerkt door de Kamer, de KNVB en alle betrokkenen, inclusief de supportersverenigingen. Het wetsvoorstel wordt spoedig behandeld, dus dat komt mooi uit. Ik wil de heer Van Nispen nog een andere vraag stellen. Hij maakte een opmerking over de EK-wedstrijden in 2020 in Amsterdam. Begrijp ik het goed dat de SP dat liever niet wil en dat zij het Nederlandse publiek dat niet gunt? Of heb ik dat te negatief geïnterpreteerd?

De heer Van Nispen (SP): Dat laatste is het geval. Dat heeft de heer Van Dekken inderdaad te negatief geïnterpreteerd. Ik denk dat hij daar blij mee is. De SP zegt wel dat we in een tijd waarin door gemeenten fors wordt bezuinigd op de breedtesport, heel goed moeten bekijken hoe we de spaarzame middelen besteden. Het voorstel van de SP ziet juist op het volgende. Als je investeert in topsportevenementen, die ik ook heel graag in Nederland georganiseerd zie worden, moet je minstens hetzelfde bedrag aan de breedtesport besteden.

De heer Van Dekken (PvdA): Mag ik dan tot de conclusie komen dat de SP de bid steunt? Er is altijd een hele discussie over de garantiestelling. Er is gezegd dat we het gaan doen conform de Nederlandse afspraken en de brief die de Minister naar de Kamer heeft gestuurd. Daaromheen moeten krachten, organisatie en inzet ook op de breedtesport zijn gericht. Als de SP die conclusie deelt, dan steunt zij de opvattingen van de PvdA in dezen; daar ben ik blij mee.

De heer Van Nispen (SP): Dat is dan wel weer een heel andere vraag. De kwestie van de bid heb ik niet aangeroerd. De SP is altijd bezorgd dat Nederlandse wetten en regels opzij worden gezet voor de komst van internationale evenementen. Op verzoek van de heer Van Dekken wil ik die zorgen nog wel een keer onder de aandacht brengen. Wat de SP betreft kan het niet zo zijn dat Nederlandse wetten en regels aan de kant worden gezet vanwege de UEFA, FIFA of welke organisatie dan ook.

De heer Van Veen (VVD): In het rapport Sport en recessie 2013 wordt aangegeven dat de sport buiten schot is gebleven in de recessie. Hoe komt de heer Van Nispen er dan bij dat steeds meer mensen niet gaan sporten vanwege de recessie? Uit het rapport blijkt daar namelijk niets van.

De heer Van Nispen (SP): Ik heb niet gezegd dat steeds minder mensen gaan sporten. Ik heb gezegd dat steeds meer mensen moeten gaan sporten. In het rapport heb ik wel degelijk gelezen dat 93% van de gemeenten al heeft bezuinigd op sport of dat nog van plan is te gaan doen. Het onvermijdelijke gevolg daarvan zal zijn dat een heleboel contributies omhooggaan, dat er bezuinigd zal worden op sportaccommodaties en dergelijke. Daarover heb ik mijn zorgen uitgesproken.

De heer Van Veen (VVD): De heer Van Nispen deelt dus mijn opvatting dat tot op heden in de meeste gemeenten de bezuinigingen juist niet zijn neergeslagen bij de sportverenigingen. En dat mensen bereid zijn om lang te blijven sporten, omdat de prijselasticiteit heeft aangetoond dat mensen best bereid zijn om een beetje extra te betalen voor sport. En dat gemeenten juist in deze tijd investeren in het Jeugdsportfonds en in de bijzondere bijstand.

De heer Van Nispen (SP): Nu zegt de heer Van Veen een heleboel dingen die ik inderdaad ook in het rapport heb gelezen. Maar het is niet oneindig. Zeker mensen met lage inkomens kunnen geen voortdurende contributieverhogingen aan. Daarover heb ik mijn zorgen uitgesproken. Als de contributies gaan stijgen, zullen er zeker mensen zijn, onder wie de heer Van Veen en ik, die toch wel blijven sporten. Maar ik maak mij wel degelijk zorgen om de lage inkomens, met name om de kinderen uit zulke gezinnen. Niet iedereen heeft de mogelijkheid om contributieverhogingen dan maar zelf op te vangen.

Mevrouw Pia Dijkstra (D66): Voorzitter. Ik begin zoals iedereen is begonnen, behalve de SP, met de vraag wat sport voor ons doet. In de aanloop naar de volgende wedstrijd van Oranje in Brazilië is het namelijk niet te missen dat sport verbindt. 8 miljoen mensen keken naar Nederland-Mexico. We staan met zijn allen achter één team en één land. Ook de prachtige finale van de hockeydames zit nog fris in ons geheugen. Afgelopen maandag werd bekend dat vier topwielrenners Nederland zullen gaan vertegenwoordigen bij de Jeugd Olympische Spelen, deze zomer in Nanjing. Het is de moeite waard om dat toch even te vermelden.

Naast de prestaties van onze topsporters gaat Nederland er namelijk ook in de breedte op vooruit. Uit onderzoek van NOC*NSF blijkt dat twee derde van alle Nederlanders aan sport doet. Dat is 2% meer dan vorig jaar. Dat is geweldig, maar de ambitie is om de sportparticipatie te verhogen naar 75%. Om die ambitie waar te maken, moet de sport toegankelijk blijven. Door verschillende bezuinigingen kunnen sportverenigingen genoodzaakt zijn om de contributies te verhogen. Dat gaat ten koste van de sportdeelname. Het rapport Sport en recessie 2013 laat zien dat de sportsector tot nu toe niet zwaar getroffen is. Laten we echter niet te vroeg juichen. In het rapport staat ook heel duidelijk dat gemeenten de komende jaren op sport gaan bezuinigen. Gemeenten trekken jaarlijks 1 miljard uit voor sport; daar staat 125 miljoen op de rijksbegroting tegenover. De belangrijkste financiering is dus van de gemeenten afkomstig. 93% van de gemeenten gaat bezuinigen of heeft dat al gedaan. Daar moeten we dus goed naar kijken. Daarbovenop werkt het kabinet aan aangepaste wet- en regelgeving die extra lasten met zich brengt, zoals die mogelijke verruiming van de sportvrijstelling in de btw. Houdt de Minister het overzicht over wat er allemaal op sportverenigingen afkomt? Als het ter beschikking stellen van sportaccommodaties door gemeenten wordt vrijgesteld van btw, kunnen gemeenten de btw-kosten van de investeringen niet meer verrekenen. De gemeenten zullen de gemaakte kosten mogelijk terughalen door de huur van de accommodaties te verhogen. Een eerste inschatting van de gemeenten is dat het om 200 miljoen per jaar gaat. Dat is meer dan de totale sportbegroting van VWS. Is de Minister hierover in gesprek met de Staatssecretaris van Financiën? En wat is de laatste stand van zaken in dat verband?

In het licht van de bezuinigingen vraagt de sportdeelname van kinderen in armoede extra aandacht. Het initiatief van de Partij van de Arbeid is interessant. We wachten graag af waar de initiatiefnemers mee komen. Het Mulier Instituut publiceerde hierover in februari een rapport. Naast een tekort aan financiële middelen zijn er voor sportdeelname vaak nog andere drempels te overwinnen; we kennen het Jeugdsportfonds en de buurtsportcoaches. Het rapport doet nog enkele andere aanbevelingen voor verbeteringen op landelijk en lokaal niveau. Wat is er tot nu toe gedaan met de aanbevelingen uit dit rapport van februari? Misschien heb ik het gemist, maar ik krijg daarop graag een reactie van het kabinet.

Om sport toegankelijk te houden is ook veiligheid essentieel. Mijn fractie is zich bewust van de stappen die de Minister zet op het terrein van matchfixing, integriteit en mensenrechten. Ik sluit mij ook aan bij de vraag van het CDA waar de dopingwet blijft.

Een ander punt is het WK vrouwenvoetbal in 2017. Ik heb de Minister gevraagd om te kijken naar de mogelijkheden om dat toernooi naar Nederland te halen. Zij zou hierover in gesprek gaan met de KNVB. Ik ben heel benieuwd of er een bid wordt ingediend; de tijd begint te dringen.

Tot slot houd ik een warm pleidooi om ook de komende jaren financiële steun voor de Alliantie Gelijkspelen mogelijk te maken.

De vergadering wordt van 15.39 uur tot 15.50 uur geschorst.

De voorzitter: We vervolgen met de beantwoording van de Minister in eerste termijn. Ik stel twee interrupties per woordvoerder voor.

Minister Schippers: Voorzitter. Ik dank de leden voor hun inbreng in eerste termijn.

Ik begin met een opmerking die mij een beetje dwarszit: u doet niets aan gehandicaptensport, terwijl u daar zo warm voor loopt. Dat is volstrekt onjuist. Wij zijn ongelooflijk druk bezig met een nieuw gehandicaptensportbeleid. Ik ben het helemaal met de heer Van Dekken eens dat de participatie in die groep te laag is. Afgelopen jaar is weer de Monitor (On)beperkt sportief uitgevoerd. Die laat zien dat de sportdeelname van mensen met een beperking achterblijft. 29% versus 59%. Dat moet ons dwarszitten, omdat wij iedereen willen laten sporten, ook als iemand een handicap heeft. Belangrijkste inzet op dit terrein is om mensen met een beperking bij ons standaard sportaanbod te betrekken. De buurtsportcoach is er niet alleen voor kindjes zonder beperking maar ook voor kindjes met een beperking. Ook moeten de verenigingen toegankelijk zijn voor mensen met een handicap. Tijdens het wetgevingsoverleg heb ik de Kamer toegezegd om met de stakeholders in gesprek te gaan over de aanbevelingen van het rapport. Dat is gebeurd. Nu zijn we druk bezig met het ontwikkelen van een nieuw gehandicaptensportbeleid, waarin we het goede willen behouden. We willen het wiel namelijk niet opnieuw uitvinden. Voorafgaande aan het wetgevingsoverleg in het najaar zal ik de Kamer laten weten hoever we daarmee zijn. De eerste inzet is om iedereen bij het sporten te betrekken en om lekker te mixen. Omdat dit helaas niet altijd kan, hebben we extra tandjes nodig. Zo is er een topsportnetwerk waarin ook paralympische topsporters zitten. Deze topsporters hebben vaak al eigen initiatieven genomen. Ze bezoeken bijvoorbeeld scholen om kinderen met een beperking te laten zien wat sport voor hen kan betekenen of ze hebben een eigen foundation waarmee ze mensen activeren. Via dat topsportnetwerk proberen we ook om de rode draad van alle foundations te pakken te krijgen, zodat er synergie ontstaat. Ik deel dus de passie van de Kamer om de gehandicaptensport nog beter voor het voetlicht te brengen, zodat meer kinderen maar overigens ook ouderen met een beperking gaan sporten dan nu het geval is.

De heer Van Dekken (PvdA): Ik dank de Minister voor haar antwoord. Ik zei dat het «wat broos» was, en niet meer dan dat. Ik heb haar ook geprezen voor het feit dat zij de Paralympische Spelen in Sotsji zeer goed gesteund heeft. Ze kon zelf niet naar Sotsji toe, maar heeft allerlei acties ondernomen om ervoor te zorgen dat de paralympiërs steun ondervonden. Zo negatief was het dus niet geformuleerd.

Minister Schippers: Zo bedoelde ik het niet.

De heer Van Dekken (PvdA): Ik ook niet. Het gaat mij erom dat wij onze gedeelde passie zo snel mogelijk concreet maken; volgens mij is de Minister dat ook van plan.

Minister Schippers: Het is heel weerbarstig, heel moeilijk. Mijn voorgangers waren er ook al heel druk mee bezig. Mijn voorganger, mevrouw Bussemaker, heeft ook allerlei programma’s in gang gezet. Ondanks de energie die wij erin steken, is het dus moeilijk om dat percentage omhoog te krijgen. Vandaar dat wij nu allerlei informatie inwinnen waarmee wij ons voordeel kunnen doen.

De woordvoerders vertelden hoe trots we mogen zijn op de topsport en hoezeer het verbindt. Dat geldt niet alleen voor het WK Voetbal of het WK Hockey, dat onlangs in Den Haag heeft plaatsgevonden. Daarnaast staan nog andere evenementen op de rol, namelijk het WK Roeien in augustus, het WK BMX in juli, het WK Softbal voor dames, evenals het WK Beachvolleybal, de Grand Départ en het WK Atletiek. We moeten topsport en breedtesport niet tegenover elkaar plaatsen; zij horen bij elkaar. Wie een evenement als het WK Hockey organiseert, krijgt subsidie als hij niet alleen binnen de muren van het stadion, maar ook daarbuiten activiteiten ontplooit. Ontzettend veel kinderen hebben daardoor tijdens het WK Hockey in Den Haag voor het eerst kunnen hockeyen. Er was beachhockey, streethockey et cetera. Wij betalen alleen mee als niet alleen binnen de muren, maar ook buiten de muren voor iedereen zichtbaar wordt dat er wat op het gebied van de topsport gebeurt. Dat wordt goed opgepakt en op die weg willen wij door.

De heer Van Nispen stelde dat tegenover elke euro aan topsport een euro aan breedtesport moet staan. Daar ben ik zeer op tegen. De verhouding is namelijk € 1 topsport versus € 2,50 breedtesport. Dat is niet voor niks. De breedtesport is immers ongelooflijk belangrijk. De topsportbeoefening is hard gegroeid. Dat komt met name door het stipendium, dat mensen een inkomen garandeert waardoor ze kunnen sporten. Ook het aantal paralympische sporters is enorm gegroeid, omdat meer mensen met een beperking een beroep doen op het stipendium. 37 miljoen gaat nu naar topsport, 88 miljoen naar breedtesport en 7 miljoen naar kennis.

De heer Van Nispen (SP): Ik heb het natuurlijk niet bedoeld als een pleidooi voor minder geld voor de breedtesport of wat dan ook. Natuurlijk vindt ook de SP het mooi als er topsportevenementen naar Nederland worden gehaald. Maar als we met krappe budgetten te maken hebben en investeren in topsportevenementen, moet daar in ieder geval een extra investering in de breedtesport tegenover staan.

Minister Schippers: Voor evenementen wordt door de rijksoverheid 6 à 7 miljoen per jaar uitgegeven. Van dat budget wordt alles betaald. Er is een heel goede balans tussen het geld dat elders wordt opgehaald en de bijdrage van de rijksoverheid. Bovendien vragen wij de organisatoren van al die evenementen om ook activiteiten buiten de poorten te organiseren, zodat kinderen met die sporten in aanraking komen. Neem het WK Turnen in Rotterdam. Langs de hele onderkant van het gebouw stonden turntoestellen waarop kinderen uit heel Rotterdam konden turnen. Dat vonden die kinderen geweldig. De subsidie wordt verstrekt onder de voorwaarde dat het evenement openstaat voor iedereen. Het budget van de rijksoverheid is van jaar op jaar ongeveer hetzelfde. Daar doen we niet zomaar iets bij en daar gaat ook niet zomaar iets af.

Ook zetten wij actief in op transparantie en good governance. Wij vinden dat een internationale sportorganisatie haar zaken op orde moet hebben. De afgelopen tijd zijn er allerlei discussies geweest, bijvoorbeeld over de locatie van de Olympische Spelen en de locatie van het WK. Dat kunnen de Kamerleden zich ook nog wel herinneren. Daarom is het belangrijk dat wij al bij de toewijzing afspraken maken over de arbeidsvoorwaarden bij de bouw van de accommodaties en andere zaken. Op Europees niveau zetten wij daar ook op in. Dat moet je ook in Europees verband doen, want Nederland alleen zou te weinig impact hebben. De EU-sportministers hebben onlangs gezamenlijk een brief geschreven; dat helpt als het bijvoorbeeld om mensenrechten gaat.

Er is gevraagd naar een overbruggingsregeling voor topsporters. Topsporters hebben het duidelijke signaal afgegeven dat er behoefte is aan een overbruggingsregeling voor de overgang van fulltime topsporter naar een maatschappelijke carrière. Ik vind dat niet primair de verantwoordelijkheid van de overheid. We zetten veel geld in op topsport, 37 miljoen; het is dus primair de verantwoordelijkheid van de topsport zelf. Als hij met concrete voorstellen komt, ben ik bereid om die te bekijken en het gesprek daarover met Financiën, Onderwijs en Sociale Zaken aan te gaan. Eind dit jaar moet er meer duidelijkheid zijn over hoe dat zou kunnen worden opgepakt.

Een ander onderwerp is de regionale spreiding over topsportcentra. In zijn algemeenheid is dat altijd een aandachtspunt. Specifiek ten aanzien van Heerenveen vind ik het voorbarig om over «het wegvallen van Thialf» te spreken, want de wereld kan er, zoals de heer Van Dekken het zelf formuleerde, in één ochtend heel anders uitzien; dat is hierbij ook het geval. De KNSB en NOC*NSF beraden zich op de vraag hoe te komen tot een nieuwe topsportlocatie. Daarom kunnen we nu nog niet spreken over de gevolgen voor CTO Heerenveen. Op termijn worden hierover besluiten genomen. Betrokken partijen worden geraadpleegd. Het is dus echt te vroeg om ons daar nu al zorgen over te maken.

Enkele woordvoerders hebben gevraagd naar het Bridport-arrest en de verruiming van de btw-vrijstelling. Wat zijn de mogelijke consequenties van de implementatie van het Bridport-arrest in btw-wetgeving voor de sport? Op dit moment wordt door de Staatssecretaris van Financiën uitgezocht wat de consequenties van dit arrest zijn en in welke vorm dit arrest aanpassing van wetgeving vereist. Natuurlijk heb ik daarover contact met hem. Het onderzoek is nu bezig, dus er zijn nog geen bevindingen. Als er bevindingen zijn, word ik daarvan op de hoogte gesteld. Er worden bedragen van 150 à 200 miljoen per jaar genoemd. Dat is de eerste inschatting van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), de Vereniging Sport en Gemeenten (VSG) en NOC*NSF. Het Ministerie van Financiën is nog bezig met het verzamelen van alle gegevens. Op basis daarvan zal Financiën de mogelijke financiële gevolgen doorrekenen. Die cijfers zijn nog niet voorhanden, maar de Kamer kan ervan op aan dat ik er nauw op aangesloten ben en goed bijgepraat wil worden over de bevindingen en de mogelijke consequenties.

Mevrouw Bruins Slot (CDA): Ik vind het in ieder geval goed dat de Minister hierop nauw aangesloten is. Zij vind het dus van belang om hierop te sturen, omdat de consequenties voor de sport enorm zijn. Zij zegt dat het Ministerie van Financiën de gegevens nog aan het verzamelen is. Ik krijg veelvuldig signalen uit het veld dat het Ministerie van Financiën er eigenlijk al uit is en dat het Sportbesluit moet worden aangepast, met enorme financiële consequenties van 200 miljoen voor de gemeenten. Weet de Minister echt zeker dat het Ministerie van Financiën er nog niet uit is?

Minister Schippers: Het primaat ligt bij de Staatssecretaris van Financiën. Wij zijn daar nauw op aangesloten. Als hij eruit is, weten wij dat. Het is logisch dat dit rondzingt. Iedereen die dit arrest leest, gaat immers rekenen. Van Financiën hebben wij echter nog geen bevindingen ontvangen.

Mevrouw Bruins Slot (CDA): Dit proces gaat heel snel. In het najaar ligt het Belastingplan al bij de Kamer. Dan staat de Kamer voor een voldongen feit, terwijl dit gigantische gevolgen voor de sport kan hebben. Ik heb het idee dat de Minister het oordeel van Financiën afwacht. Ik verzoek de Minister om op dit proces te sturen om te voorkomen dat er straks 200 miljoen euro voor de sport verloren gaat; dat al die jongeren, volwassenen en mensen die aan gehandicaptensport doen de mogelijkheid verliezen om op mooie accommodaties sport te bedrijven.

Minister Schippers: Het kabinet kent niet voor niets een taakverdeling. Er zijn mij ook vragen gesteld over onderwijs; in dat verband kom ik terug op de taakverdeling. Het primaat ligt bij de Staatssecretaris van Financiën en die kan niets besluiten zonder de Kamer. Het Belastingplan wordt uitgebreid behandeld in de Kamer en dan kunnen alle fracties, ook die van het CDA, hun alternatieven inbrengen als het hun niet bevalt. Als er iets gebeurt op het gebied van sport, is het mijn taak om daar ons geluid van sport bij te laten horen. Dat doe ik luidkeels als het moet en subtiel als het kan, maar ik ben wel afhankelijk van de processen binnen een ander departement. Financiën zal zeker anderen consulteren, met als gevolg dat er allerlei berekeningen en verhalen naar buiten komen; dat is onvermijdelijk. Men is er uiteraard van op de hoogte dat wij niet zitten te wachten op dit soort verhogingen. Eerst moet er echter door het kabinet een besluit worden genomen. Vervolgens komt dat in het Belastingplan naar de Kamer toe, die daarna aan zet is. Mevrouw Bruins Slot kan er echter zeker van zijn dat het onze aandacht heeft. Dat is evident.

De heer Van Veen (VVD): Ik wil geen vraag stellen over de gevolgde procedure, maar stel wel vast dat de ambtenaren van het Ministerie van Financiën in hun overleg met gemeenten al hebben aangegeven dat gemeenten er rekening mee moeten houden dat het Sportbesluit wordt verruimd. Daarover hebben wij een brief gekregen van de VSG, NOC*NSF en van VVD-wethouders in het land. Er is dus onrust en dat betekent dat de investeringen in sportaccommodaties, in kunstgrasvelden voor het voetbal en het hockey et cetera in die gemeenten ter discussie staan. Je zou maar een wethouder zijn en aan de gemeenteraad moeten uitleggen dat je een investering wil doen voor een kunstgrasveld voor de hockeyclub en de garantie moeten geven dat de btw vervolgens via het Sportbesluit kan worden gecompenseerd. Als je dan als wethouder verstandig bent, ga je dat dat natuurlijk nooit doen. Die onrust moet zo snel mogelijk worden weggenomen. Ik vraag de Minister dus om deze signalen bijzonder serieus op te pakken en de Staatssecretaris van Financiën onder het genot van een kop koffie luidkeels duidelijk te maken dat het over veel geld gaat. Volgens de berekeningen gaat het alleen voor de G-32 om 200 miljoen, maar we hebben nog 370 andere gemeenten die wellicht met dezelfde problematiek worden geconfronteerd. Ik denk dat het voor de investeringen in de sportinfrastructuur van Nederland onverstandig is om te wachten. Ik krijg daarop graag een reactie van de Minister.

Minister Schippers: Het gaat om voorlopige bevindingen. Ik kan de Kamer geruststellen dat ik geen AO nodig heb om onrust in een sector tot mij te laten komen. Mensen weten de weg naar het ministerie heel goed te vinden. Ik ben heel blij dat we daarvoor de netwerken hebben. De onrust was ons dus bekend. Maar ik weet niet wat de Kamer van mij vraagt. Zij controleert het kabinet. Ik geef aan dat ik in dezen binnen het kabinet de belangen van de sport verdedig, maar dat het primaat bij de Staatssecretaris van Financiën ligt. Ik kan niet tegen hem zeggen: schuif eens een beetje op, ik neem dat van je over. Zo werkt dat niet. Ik ben er wel bij betrokken om de genoemde gevolgen te voorkomen. Als dit de gevolgen zijn, moet je kijken hoe je dat kunt oplossen. Ik ben er dus bij betrokken, maar veel meer kan ik nu niet zeggen. Ik kan geen cijfers geven over voorlopige bevindingen, want zo gaat dat niet. Daarvoor moet de Kamer echt niet bij mij zijn. Het enige wat ik kan toezeggen, is dat ik goed meekijk vanuit de belangen waarvoor wij hier zitten.

De heer Van Veen (VVD): Ik begrijp het dilemma van de Minister en hoe de verantwoordelijkheidsverdeling binnen het kabinet is opgebouwd. De VVD waarschuwt ervoor dat er op dit moment wellicht niet geïnvesteerd wordt in sportaccommodaties. Ik zal blijven zoeken naar aanwijzingen dat dit binnen Nederland aan de hand is. In een later stadium zullen wij daarop terugkomen. Wij hebben echt behoefte aan helderheid en wij zullen erover nadenken hoe wij die kunnen krijgen.

Minister Schippers: Dan zou het ook handig zijn als u uw collega’s op andere terreinen daarvan op de hoogte stelt, zodat zij, als het bij de Staatssecretaris van Financiën aan de orde komt, er ook voor opkomen.

Mevrouw Pia Dijkstra (D66): De heer Van Veen heeft uitstekend verwoord wat ik wilde zeggen. Ik denk dat de hier verzamelde Kamerleden allemaal hetzelfde van de Minister vragen. Zij zegt dat het haar aandacht heeft, maar het voornaamste wat wij van haar willen horen is dat zij zich er met alle kracht voor zal inzetten om de negatieve gevolgen voor de sport te voorkomen.

Minister Schippers: Dat heb ik al gezegd. Ik heb hier ook weleens discussies over het derde sportuur. Dan blijkt dat punt bij de behandeling van de begroting van OCW niet eens aan de orde te zijn geweest, terwijl we allemaal weten waar het aan de orde moet komen. De VWS-woordvoerders kunnen dan wel een beroep op mij doen, maar het zou ook handig zijn als zij dat Kamerbreed doortrekken. Verder zeg ik er niets meer over.

Dan kom ik bij de ecotaks. Ben ik bereid om de ingangsdatum van de regeling te verschuiven naar 1 januari 2016? Daar is over gesproken en ik ben bereid om een latere ingangsdatum te overwegen. Daarbij denk ik aan een halfjaar tot een jaar later. Kan ik aangegeven of het mogelijk is om bij het succes van de regeling budgetten naar voren te halen, zodat zo veel mogelijk verenigingen al in het eerste jaar gebruik kunnen maken van de regeling? Ik wacht eerst de aanvragen tijdens de looptijd af. Als er nou meer aanvragen binnenkomen dan het jaarbudget toestaat, zal ik bekijken of er ruimte is binnen de begroting om budgetten naar voren te halen.

Mevrouw Bruins Slot (CDA): Ik heb een procedureel punt. De Minister geeft aan dat zij bereid is om uit te zoeken of de ingangsdatum een halfjaar of een jaar kan worden uitgesteld. Wanneer kan zij ons daarover informeren? Kan zij dat tijdig doen, zodat wij er nog op kunnen reageren?

Minister Schippers: Na de zomer. Dat is wel snel, want het is nog één dag tot het reces.

De voorzitter: Is dat dan in het najaar?

Mevrouw Bruins Slot (CDA): Voor het herfstreces?

Minister Schippers: September.

De VVD-fractie heeft gevraagd te onderzoeken of en hoe de verbinding tussen verenigingssport en onderwijs geïntensiveerd kan worden en om hiervoor een aantal pilots te starten. ik heb heel positief nieuws: de pilot Sport en Bewegen in de Buurt is gestart. Het allergrootste deel van het budget voor de breedtesport gaat daarnaartoe. Deze pilot is opgezet om een verbinding te leggen tussen verenigingssport, onderwijs en misschien een bedrijf in de buurt of een professionele fitnesshal. Hoe kun je in eerste instantie de jeugd en in tweede instantie de grootouders in de buurt aan het bewegen krijgen? Vaak beschikken we wel over de harde infrastructuur, maar ontbreekt het aan de zachte infrastructuur, de begeleiding. Je moet er een trainer neerzetten. Je kunt een veldje hebben, maar daar moet begeleiding bij. Wij willen dat ouders hun dochtertjes daarheen durven laten gaan, omdat het er veilig en schoon is. Ik heb gemerkt dat het ook op scholen heel belangrijk is, en dat buurtsportcoaches inmiddels ook juffen bijspijkeren in gymen. Veel jongeren in en rond de scholen worden daarmee bereikt. De buurtsportcoaches proberen hen naar een sportvereniging toe te geleiden. Het gaat dus om meer, maar ook om een betere kwaliteit. Ik heb de Kamer toegezegd om een effectmeting te starten. Dat is inmiddels gebeurd. Vlak voor het wetgevingsoverleg hoop ik ook een en ander aan de Kamer te kunnen meedelen. De verbinding tussen sport en onderwijs vind ik ontzettend belangrijk en daarom zijn wij er ontzettend druk mee bezig.

Een extra uur gymles is een van de voornemens uit het regeerakkoord. Wij merken bij kinderen een afnemende motorische vaardigheid. Dit is zorgelijk, ondanks de goede berichten op andere terreinen. Het heeft niet zo veel te maken met de sportparticipatie, want die is onveranderd hoog. 75% van de jeugd tussen 6 jaar en 17 jaar is lid van een sportclub. Kinderen moeten vaker lopend en fietsend naar school, het bewegingsonderwijs moet meer en beter en kinderen moeten vaker buitenspelen. Bij sportbeoefening staat het sportplezier van kinderen voorop. Je moet ervoor zorgen dat ze het leuk vinden. Als ze het leuk vinden, gaan ze het vaker doen. Het pedagogische klimaat op sportclubs is daarom ook van groot belang. De Staatssecretaris van Onderwijs en ik hebben onlangs extra middelen beschikbaar gesteld voor een gezonde schoolaanpak en veilige en kindvriendelijke schoolpleinen. De Staatssecretaris van Onderwijs voert momenteel overleg met de PO-Raad over het sectorakkoord. Een extra uur gymles maar ook professionalisering maken daar deel van uit. Ikzelf zit niet bij het overleg, maar als dat is afgerond zal de Staatssecretaris van Onderwijs de Kamer informeren over de uitwerking van de ambitie in het regeerakkoord.

De heer Van Veen (VVD): Wat was het gevoel van de Minister tijdens het kopje koffie met de Staatssecretaris van OCW? Dat in ieder geval de kwaliteitsimpuls voor het inschakelen van professionele gymleraren wordt gerealiseerd? Ik weet dat de Minister er niet over gaat, maar misschien kan zij er toch iets over zeggen.

Minister Schippers: Initieel vond ik dat extra uur altijd het allerbelangrijkst. Maar ik ben door Nederland getrokken en heb gezien dat het bewegingsonderwijs in delen van Nederland behoorlijk is teruggelopen doordat er geen vakleerkrachten zijn of andere leerkrachten er geen affiniteit mee hebben. Sommige kinderen kunnen bijvoorbeeld geen koprol maken. Als ze dat niet leren voor een bepaalde leeftijd, leren ze het nooit meer. De kwaliteit is dus heel belangrijk. Ik heb begrepen dat dat ook echt onderwerp van gesprek is, maar dat dat altijd lastig ligt in het onderwijs. Wij schrijven immers niet het aantal rekenuren en het aantal taaluren voor, en dus ook niet het aantal sporturen. Aangezien het nu expliciet onderwerp van onderhandelingen is, weet ik dat beide punten op tafel liggen, maar ik kan niet vooruitlopen op de resultaten.

De heer Van Veen (VVD): Omdat dit mijn tweede interruptie is, herhaal ik meteen maar mijn vraag over de professionalisering van het gymonderwijs. Welke rol kan de professionele gymleraar spelen in de tienminutengesprekken met ouders op school? Ik ben heel benieuwd of de Minister het eens is met de VVD dat zo’n gymleraar ook in staat is om ouders, van wie de kinderen te weinig bewegen of heel veel talent hebben, door te geleiden naar de sportvereniging. De Minister heeft net gesproken over de buurtsportcoach en allerlei andere mensen die dat kunnen doen. Welke rol zou het professioneel gymonderwijs daarin kunnen spelen?

Minister Schippers: De kwaliteit van de gymles kan worden verbeterd door het inzetten van een professionele vakleerkracht of door het behalen van een aantekening bewegingsonderwijs.

Over het tienminutengesprek heb ik het volgende te zeggen. Er is een extra gesprek via Jeugdzorg. Of je overgewicht hebt, of je sport en of je de mogelijkheden kent: dat zijn de belangrijke vragen die onderwerp van gesprek kunnen zijn. Daarnaast is er het grote belang van de buurtsportcoach tussen het onderwijs en de verenigingen. Op deze manier kan het op lokaal niveau worden ingevuld. Ouders vinden leren en rekenen vaak heel belangrijk, maar in beweging blijven is dat ook. Tegen de ouders die het nut van bewegingsonderwijs niet inzien, zou ik willen zeggen: kinderen die bewegen, leren ook beter. Gym op school vind ik heel belangrijk. Als uit de Jeugdzorggesprekken blijkt dat er sprake is van overgewicht of motorische onhandigheid, moet er zeker op de mogelijkheden in de gemeente worden gewezen.

De Partij van de Arbeid heeft twee initiatiefnota’s in voorbereiding. Complimenten daarvoor. Ik weet hoe intensief het is als je je zomer moet wijden aan een initiatiefnota. Ik heb het ook gedaan; dat is buffelen. Ik kijk uit naar de voorstellen over armoede en matchfixing; over matchfixing wordt zelfs een hoorzitting gehouden. Als daar dingen uitkomen waardoor we onze gezamenlijke doelen kunnen versterken, ben ik daarin zeer geïnteresseerd.

Het voornemen ten aanzien van armoede en kinderen is om de subsidie aan de landelijke organisatie van het Jeugdsportfonds te verlengen en zelfs te verhogen met jaarlijks € 400.000 tot en met 2016. Hierdoor kunnen jaarlijks 40.000 kinderen uit achterstandsgezinnen deelnemen aan sport. Het aantal aangesloten gemeenten kan daarmee worden verhoogd van 180 naar 260. Extra aandacht gaat uit naar het verhogen van het percentage sportende meisjes en gehandicapte kinderen. Het is de bedoeling dat dit voor gehandicapte kinderen gebeurt op een vereniging met aanbod van aangepaste sporten. Dat sluit ook aan bij de motie van de heer Van Dekken. Een ophoging van de sportimpuls met 5 miljoen voor armoede staat in het regeerakkoord. De eerste projecten starten eind 2014.

Ben ik bereid om het actieplan Naar een veiliger sportklimaat voort te zetten? We zitten nu halverwege de looptijd. Ik investeer veel geld in dit plan. Ik vind dit een belangrijk onderwerp, want ik vind dat sporten veilig en leuk moet zijn. De sportsector is daarmee flink aan de slag. Men heeft het echt enthousiast opgepakt. Concrete resultaten worden momenteel geboekt. 42 sportbonden doen mee. Ze zijn bezig met de aanpassing van het tuchtrecht en de opleidingen, met het aanspreken van bestuurders, trainers, coaches en ouders op hun verantwoordelijkheid. Ik zou zeggen: laten we dit actieplan verder uitvoeren. In het najaar komt er een tussenrapportage. Vervolgens kunnen we bekijken wat we nog moeten verbeteren. We zijn nu halverwege, dus we kunnen nog verbeteringen aanbrengen in het plan. Ik ben het ermee eens dat we het moeten doorzetten als het effectief en goed blijkt te zijn. Ik wil daarop echter niet vooruitlopen. Pas als er geleverd wordt, kunnen we het plan eventueel doorzetten.

De heer Van Dekken (PvdA): De Minister zag een aantal goede voorbeelden. Zij is dus heel positief over de aanpak in het kader van een veiliger sportklimaat; vanuit maatschappelijk oogpunt et cetera is het ook heel belangrijk. Tegelijk maakt de Minister een enigszins terugtrekkende beweging. Ik begrijp dat er moet worden geëvalueerd, maar zij deelt toch mijn opvatting dat we vanaf 2016 gewoon moeten doorgaan met het actieplan voor een veiliger sportklimaat dat nu lichtelijk in de kinderschoenen staat? De excessen op de voetbalvelden en elders zijn volgend jaar immers niet voorbij.

Minister Schippers: Dat veiligheid een belangrijk onderwerp blijft, is evident. Die opvatting delen wij. Of dat het beste via dit programma kan of anderszins, is de vraag. De Kamer heeft mij niet voor niets expliciet gevraagd om ook de buurtsportcoach te evalueren. Daarmee ben ik het eens. Je kunt ergens geld in stoppen, maar het moet wel iets opleveren. Ik vind het dus heel belangrijk om het toch afhankelijk te laten zijn van de evaluatie. Is dit de beste manier? Veiligheid zal, zolang ik deze portefeuille heb, een belangrijk aandachtspunt blijven, dus ook na 2015. Hoe dat op de beste manier kan worden ingevuld, is de vraag. Men is enthousiast en goed bezig. Ik hoop dat dat ook zo blijft en dat wij goede resultaten boeken. Mijn hoop is dat het uiteindelijk integraal onderdeel wordt van het beleid van verenigingen zelf. Misschien is het daarvoor te vroeg. Wij hebben er in ieder geval gezamenlijk aandacht voor dat sporten veilig moet zijn om leuk te kunnen zijn.

D66 en SP hebben gevraagd naar het recessie- en armoedevraagstuk. Naar aanleiding van het rapport over de gevolgen van de recessie heb ik niet toegezegd de sector te ondersteunen. Laat ik eerlijk zijn: ik heb 130 miljoen op mijn begroting. Dat is niet heel veel. Er is al gewezen op de verhouding van 1 miljard versus 130 miljoen. Wel gaan wij de ontwikkeling monitoren en volgen, zodat je weet wat er gebeurt en we elkaar daarop kunnen aanspreken. Ook zal NOC*NSF een analyse maken van de collegeakkoorden en de gemeentebegrotingen. Via het Mulier Instituut zetten we ook nog een onderzoek uit naar de ontwikkelingen bij contributies en tarieven. Daarnaast is er speciale aandacht voor armoede onder kinderen. Wij hebben dus allerlei acties in gang gezet. Wat gaat er gebeuren, moeten we ergens bijsturen en op welke manier zou dat het beste kunnen?

Dan kom ik bij de dopingwet. Zolang ik Minister ben, is die een onderwerp van gesprek. Mevrouw Bruins Slot wees er zeer terecht op dat mijn voorganger het wetsvoorstel al had aangekondigd. Iedere keer zeg ik dat we er druk mee bezig zijn en iedere keer komt er weer iets op ons pad waardoor het toch weer moeilijker blijkt dan wij dachten. De dopingwet zal overigens niets aan de huidige praktijk veranderen. Hij biedt er een grondslag voor, maar zal geen aanvullende taken voor de Dopingautoriteit regelen. Er komt een wettelijke grondslag als alternatief voor de toestemming bij de groep sporters van wie het College bescherming persoonsgegevens heeft opgemerkt dat die toestemming onvoldoende grondslag biedt voor de verwerking van persoonsgegevens bij dopingcontroles. Ik verwacht het wetsvoorstel voor eind 2014 in procedure te hebben gebracht. Er is weer vertraging opgelopen vanwege de complexiteit van het wetsvoorstel en de tijd die nodig is om inzicht te krijgen in de informatiestromen rondom de dopingcontroles. Ook is er per 2015 een nieuwe WADA-code, waarmee het wetsvoorstel in overeenstemming moet zijn.

De voorzitter: Mevrouw Bruins Slot heeft hierover nog een vraag. Ik herinner mij overigens als woordvoerster al in het najaar van 2009 om de dopingwet te hebben gevraagd.

Mevrouw Bruins Slot (CDA): Volhardend heb ik het stokje overgenomen. De Minister had inderdaad gezegd dat het wetsvoorstel er in het voorjaar van 2014 zou zijn, en dat wordt nu eind 2014. Dat ik die wet graag wil hebben, heeft te maken met het volgende. Ik wil met de Minister discussiëren over de vraag of die wet een grondslag kan bieden om ook de handel in doping beter aan te pakken. De Minister weet dat dat een wens is van het CDA. In het verlengde daarvan is mijn vraag of die nieuwe WADA-code ervoor gaat zorgen dat de Minister meer in die wet moet gaan regelen.

Minister Schippers: De handel is geregeld bij Veiligheid en Justitie. We hebben deze discussie al vaker gevoerd, dus bij de behandeling van het wetsvoorstel zullen we het daar zeker nog over hebben. Dit wetsvoorstel kost al veel tijd en is zeer complex. Ik krijg nu overigens van mijn medewerker te horen dat de WADA-code tot mogelijke aanpassingen leidt. Met V en J hebben we heel veel discussie over handel. Ik heb de laatste uitvoering nog niet gezien, dus laten we daarop niet vooruitlopen; dat lijkt mij heel onhandig, want dan zijn we via briefjes aan het communiceren. Wij komen zo snel mogelijk met het wetsvoorstel naar de Kamer toe. Dat zit al hartstikke ingewikkeld in elkaar en dat wordt blijkbaar nog verder uitgebreid.

Mevrouw Bruins Slot (CDA): Het gaat inderdaad om het verbeteren van de informatie-uitwisseling tussen de verschillende organisaties die zijn betrokken bij de handel in doping, waaronder de Dopingautoriteit. Het ligt ook in de lijn der verwachting dat de nieuwe WADA-code waarschijnlijk tot aanpassing van de dopingwet zal leiden. Tot welke extra aanpassingen zal het leiden? Kan de Minister al een tipje van de sluiter oplichten? Welke onderdelen zouden in de dopingwet terecht moeten komen?

Minister Schippers: De WADA-code gaat niet over de handel maar over de entourage, zoals coaches et cetera. Het wetsvoorstel zal dus niet over handel gaan, maar wordt wel uitgebreid met dit aspect. Daar houd ik het bij, want ik kan daar nu toch verder niets over zeggen. Ik vind het vervelend dat een wet waarvan iedereen zegt dat die er moet komen, zo lang op zich laat wachten. Uit ervaring weet ik echter dat kwesties rond informatiestromen en de bescherming van persoonsgegevens gevoelig liggen. Daar moet je dus heel voorzichtig mee omgaan; dat moet goed verankerd zijn in het wetsvoorstel, om te voorkomen dat het onderweg sneuvelt. Wij moeten dit wetsvoorstel dus in nauw overleg met de deskundigen op dat terrein in elkaar zetten.

Dan kom ik bij matchfixing en kansspelen. Mij is gevraagd om met Staatssecretaris Teeven te bespreken of de Wet op de kansspelen beperkingen moet kennen ten aanzien van de gokmogelijkheden. De heer Teeven heeft dit op het netvlies. Er wordt een aantal maatregelen voorgesteld op het terrein van matchfixing. Het is van belang dat dit soort aspecten wordt opgenomen in het wetsvoorstel dat door de heer Teeven in de Kamer wordt behandeld.

Omdat de subsidie voor de Alliantie Gelijkspelen afloopt, is mij gevraagd of ik voornemens ben om die te verlengen. Die subsidie valt niet onder mij maar onder OCW. Daar wordt dus uiteindelijk het besluit genomen om al dan niet te verlengen. De Minister van OCW laat op dit moment een midterm review uitvoeren naar de werking van de verschillende Gay-Straight Alliances (GSA’s) in de sport, in het onderwijs, op de werkvloer, in de ouderenzorg en in de krijgsmacht. De Minister van OCW wil de uitkomsten afwachten om vervolgens samen met de betreffende Minister – in mijn geval gaat het om de Alliantie Gelijkspelen – te bekijken of de GSA’s moeten worden voortgezet en, zo ja, in welke vorm.

Blijft de buitensport voor iedereen toegankelijk? Ik vind dit belangrijk. Er is veel gediscussieerd over de dreigende sluiting van deze buitensportvoorzieningen. Op dit moment is daar geen sprake van. Ik ben wel begrepen dat er op dit moment gesprekken plaatsvinden tussen verschillende buitensportbonden en de beheerders over hoe het gebruik en het beheer van onder andere wandel-, fiets- en ruiterpaden in de toekomst het beste kunnen worden georganiseerd. Ik zal bij mijn collega van Economische Zaken in ieder geval aandacht vragen voor specifieke sportactiviteiten die in die buitengebieden moeten kunnen blijven plaatsvinden.

Ook is er gevraagd naar de wildgroei aan zwemdiploma’s. Volgens onderzoek van het Mulier Instituut valt het mee met de wildgroei aan zwemdiploma’s. De nationale zwemdiploma’s A, B en C hebben een marktaandeel van 95%. Dat is dus hét zwemdiploma in Nederland. De resterende 5% wordt door drie partijen, waaronder de KNZB, ingevuld. Ouders kunnen zelf kiezen. Het zwemonderwijs an sich is de verantwoordelijkheid van mijn collega van OCW, maar zwembaden en sportverenigingen zijn daar vrij in.

Tot slot de bid voor het EK vrouwenvoetbal in 2017. De KNVB is in gesprek met mogelijke speelsteden. De bid is in voorbereiding. VWS is daarvan op de hoogte en is daarbij betrokken. In dit evenement zouden we als partner willen investeren. Uiterlijk op 10 oktober moet de bid bij de UEFA worden ingediend. De KNVB onderzoekt momenteel de mogelijkheden, maar is wel voornemens om dit te doen.

De voorzitter: Daarmee zijn wij aangekomen bij de tweede termijn van de Kamer. Twee minuten en één interruptie per woordvoerder lijken mij voldoende.

Mevrouw Bruins Slot (CDA): Voorzitter. Het CDA weet natuurlijk ook wel hoe de taakverdeling in het kabinet is en dat deze Minister nog niet over de financiën gaat. Het Sportbesluit is echter heel belangrijk voor gemeenten en alle mensen die sporten. Ik kan de Minister verzekeren dat het CDA ook de Staatssecretaris van Financiën hierop zal aanspreken. Samen met mijn collega Pieter Omtzigt heb ik al regelmatig vragen gesteld over het Sportbesluit. Wel vind ik dat de Minister haar invloed op het kabinetsbeleid niet moet onderschatten. Het zou onterecht zijn als de Minister haar licht onder de korenmaat zou zetten. Het CDA roept de Minister dan ook op om erbovenop te gaan zitten en actief het gesprek aan te gaan met de Staatssecretaris van Financiën. De maatschappelijke gevolgen van de wijziging van het Sportbesluit zijn namelijk enorm groot. Voor het weinige geld dat de rijksoverheid uitgeeft aan sport, krijgen we veel waar.

Met betrekking tot de dopingwet heb ik de feitelijke vraag welke verdere uitbreidingen we op basis van de WADA-code kunnen verwachten.

Ik dank de Minister voor haar toezegging om bij Economische Zaken aandacht te vragen voor specifieke sportactiviteiten in de buitengebieden, vooral die van Staatsbosbeheer. Het is van belang dat alle beschikbare kennis en kunde worden ingezet om slimme oplossingen te bedenken. Het Ministerie van VWS beschikt over die kennis en kunde. Het zou mooi zijn als die ook gebruikt wordt ten behoeve van de discussie tussen de sportbonden en het Ministerie van EZ om tot slimme oplossingen te komen.

De heer Van Veen (VVD): Voorzitter. Na dit AO zijn de donkere wolken boven sportend Nederland niet verdwenen. Ook voor mij is het helder dat er binnen het kabinet een bepaalde taakverdeling is. Toch denk ik dat wij heel goed moeten nadenken over de vraag hoe wij communiceren met de belangrijkste spelers in het sportveld, namelijk de gemeenten, de sportverenigingen en het onderwijs. Ik heb er alle vertrouwen in dat de Minister onder het genot van een kopje koffie heel duidelijk zal maken dat sommige dingen niet acceptabel zijn. Ik ben heel benieuwd hoe de Staatssecretaris daar in de komende weken invulling aan zal geven. Ook ik zal met onze woordvoerder belastingzaken overleg voeren om te bezien hoe we dit op een juiste manier kunnen verwerken in aanloop naar het Belastingplan 2015.

Amerika is misschien niet het goede voorbeeld omdat obesitas daar is uitgevonden. Maar als we zien hoe de sport in Amerika is georganiseerd en hoe daar de verbinding tussen onderwijs, sport en cultuur wordt gelegd, dan kunnen we daar welllicht iets van leren. De Minister heeft aangegeven dat zij allerlei projecten aan het opstarten is. Dat is heel goed, en ik zal mij daar nog meer in gaan verdiepen, maar ik hoop dat er initiatieven komen vanuit de regio’s, die daarmee kunnen laten zien dat ze met de middelen die de Minister daarvoor ter beschikking stelt, successen kunnen boeken bij het verder integreren van sportvereniging in het onderwijs.

De heer Van Dekken (PvdA): Voorzitter. Inzake het zwemdiploma heb ik de Minister gevraagd of zij voorstander is van een eenduidig en wettelijk verankerd zwemdiploma waarbij de veiligheid van het kind centraal staat. De wildgroei heeft tot gevolg dat steeds meer spelers op de markt komen die verschillende diploma’s uitreiken. Ik krijg signalen dat de zwemwereld daar niet op zit te wachten, ondanks het feit dat het ABC-systeem een aandeel heeft van 95%.

Ik begrijp van de Minister dat er aan het eind van het jaar duidelijkheid komt over het pensioen van Henk Grol. Mag ik ervan uitgaan dat de Minister ons de informatie daarover doet toekomen vóór het wetgevingsoverleg over sport?

Wat de regionale spreiding betreft zegt de Minister dat te veel drukte inzake de topsportcentra voorbarig is, omdat de gevolgen nog niet duidelijk zijn. Wel wil ik heel duidelijk kenbaar maken dat de Partij van de Arbeid voorstander is van een topsportcentrum in Noord-Nederland en dat de sportminister zich daar sterk voor moet blijven maken.

Wij hechten bijzonder veel waarde aan het project Naar een veiliger sportklimaat. Ik snap dat er geëvalueerd moet worden, maar we hopen dat het na 2016 doorgaat.

Tot slot spreekt het voor zich dat het Sportbesluit ook op de stevige aandacht en de kritische houding van de Partij van de Arbeid kan rekenen.

De heer Van Nispen (SP): Voorzitter. Ik heb het antwoord gemist op mijn vraag over de aanpak van voetbalvandalisme en of dat gepaard gaat met normalisatie, dus lagere hekken, minder verplichte combiregelingen et cetera, waardoor voetbal weer een feestje wordt.

In eerste termijn heb ik uitgebreid aandacht gevraagd voor het belang van breedtesport. Ik snap best dat je met een begroting van 130 miljoen niet 1 miljard aan bezuinigingen kunt dempen. Helaas, was het maar zo. Die bezuinigingen komen echter niet uit de lucht vallen maar zijn het gevolg van de politieke keuzes van dit kabinet.

Ik sluit mij aan bij de vragen van mijn collega’s over het Sportbesluit. De Minister heeft gezegd dat het wordt onderzocht en dat er nog geen duidelijkheid is. Maar wij allen hebben hierover zorgelijke signalen ontvangen. De Minister zegt dat zij die signalen ook heeft ontvangen, maar dat het primaat bij de Staatssecretaris van Financiën ligt en wij de fractiewoordvoerder voor Financiën kunnen inseinen. Dat zullen wij doen, maar de bal ligt nu echt bij het kabinet. Als het kabinet hierover nog geen beslissing heeft genomen, moet de Minister hiermee actief aan de slag. Andere collega’s hebben daar ook om gevraagd.

Sport op school is volgens de SP inderdaad de manier om alle kinderen te bereiken. Ook in dit verband heeft de Minister gezegd dat wij de desbetreffende woordvoerder kunnen inseinen. De kost gaat ook hierbij immers voor de baat uit. Als wij vaststellen dat een heleboel kinderen zelfs geen koprol meer kunnen maken, dan is dat om van te schrikken. Natuurlijk moet sport op een zo leuk mogelijke manier worden aangeboden, dus het lijkt mij dat de Minister van Sport daarin een belangrijke rol vervult.

Hetzelfde geldt voor matchfixing. Ook hiervan heeft de Minister gezegd dat het de verantwoordelijkheid van een ander ministerie is, in dit geval van de Staatssecretaris van V en J. Dat weet ik. Ik ga daarover ook in debat met de Staatssecretaris van V en J. Aangezien het wetsvoorstel echter nog niet naar de Kamer is gestuurd, heb ik de Minister van Sport gevraagd om aandacht te besteden aan het specifieke punt van de makkelijk te beïnvloeden gebeurtenissen. Ook in deze kwestie vraag ik dus om een actieve houding van de Minister van Sport.

Mevrouw Pia Dijkstra (D66): Voorzitter. Ik dank de Minister voor haar antwoorden.

De Minister stelde dat de verantwoordelijkheid voor de Alliantie Gelijkspelen in eerste instantie bij OCW ligt. We wachten nog op midterm reviews, maar ik denk dat het belangrijk is om deze kwestie ook bij onze besprekingen te betrekken. Ik zal daarop zeker terugkomen in het WGO Sport later dit jaar.

Alle woordvoerders hebben toch nog even doorgevraagd op het Sportbesluit. Als dit doorgaat, heeft het Rijk straks meer inkomsten doordat gemeenten meer btw-belasting gaan afdragen over investeringen in sportaccommodaties. Klopt mijn veronderstelling dat geld dat eerst besteed werd aan sport, dan in de schatkist verdwijnt? Kan zij met de Staatssecretaris van Financiën bekijken of deze extra inkomsten voor het Rijk terug kunnen vloeien naar sport? Ik geef de Minister de suggestie mee om te bekijken of in dezen het btw-compensatiefonds uitkomst kan bieden. Mijn collega, die woordvoerder Financiën is en die dit ongetwijfeld veel beter kan dan ik, zal ik dit ook meegeven. Toch wil ik graag opnieuw benadrukken hoe belangrijk we dit onderwerp vinden.

In eerste termijn hebben we ook kort gesproken over voorzieningen voor ex-topsporters. De Minister heeft aangegeven niet veel te zien in een overbruggingsfaciliteit. Ook voor mijn fractie lijkt dit geen structurele oplossing te zijn; wij zetten liever in op het bieden van nieuwe kansen. Kan de Minister samen met haar collega van Onderwijs verkennen welke barrières er zijn voor topsporters om na hun 30ste met een studie te starten? Uiteraard zullen wij dit ook laten terugkomen via de commissie voor OCW.

Minister Schippers: Voorzitter. Ik heb er niet voor niets op gewezen waar het primaat voor de genoemde wetsvoorstellen ligt. Er zijn vijf collega’s aangesproken in dit overleg. Bij sport is het gebruikelijk dat meerdere collega’s tegelijk worden aangesproken. Sport heeft immers te maken met EZ – buitengebieden – V en J – de voetbalwet en de Wet op de kansspelen – en heel vaak met OCW; gym op school of een subsidie aan de Gelijkspelen Alliantie. De Kamer kan ervan verzekerd zijn dat ik actief aandacht vraag voor de verschillende belangen. Niet omdat ik die belangen zo belangrijk vind, maar omdat ik het inhoudelijk zo belangrijk vind dat mensen kunnen sporten en bewegen. Ik ben dus voortdurend in gesprek met andere collega’s om zo veel mogelijk voor elkaar te krijgen. Soms lukt dat wat meer en soms wat minder, maar de mensen die bij VWS met sport bezig zijn, zitten meer op andere ministeries dan bij ons. De Kamer kan er dus zeker van zijn dat ik mij daarvoor inzet. Ik heb heel vaak overleg met andere collega’s over sport. Het primaat inzake de Alliantie Gelijkspelen ligt bij de Minister van OCW. Zij inventariseert de verschillende regelingen. Daar komt iets uit en vervolgens gaan wij samen naar de desbetreffende regeling kijken. Zo moet de Kamer dat zien.

Het Sportbesluit is belangrijk; ik zit er dus bovenop.

Ik zal alvast een brief over de dopingwet schrijven, zodat de Kamer die direct na het reces heeft. Dat lijkt mij handig, want dan krijgt het eindelijk handen en voeten, ondanks dat het wetgevingsproces nog doorgaat. Laten we het zo afspreken.

Wij hebben aangehaakt bij Economische Zaken ten aanzien van sportactiviteiten in het buitengebied. Er gebeurt al heel veel op regionaal niveau, maar wij zullen ons geluid in ieder geval laten horen.

Ook is mij gevraagd naar het opstarten van projecten om verbindingen te leggen tussen onderwijs en sportverenigingen. Dat vind ik echt een understatement. Wij werken al bijna vier jaar keihard aan dit programma. Daar gaat 70 miljoen in om. Het is geen klein pilotje. 70 miljoen van de 130 miljoen gaat naar Sport en Bewegen in de Buurt. Daarmee willen wij in die buurten van alles van de grond krijgen. Ik ben zelf verschillende malen gaan kijken en iedere gemeente pakt het anders op. De ene gemeente koppelt het nadrukkelijk aan school en zet zelfs tijdens schooluren buurtsportcoaches in. Andere hebben het veel meer vanuit een vereniging geregeld. Het is zeer divers. Leeuwarden is immers geen Amsterdam en ook geen Cuijk. Ik vind het dus ontzettend goed dat iedereen dat op zijn eigen manier oppakt.

Ook is mij gevraagd naar het wettelijk verankeren van het zwemdiploma. Wij hebben dat altijd de verantwoordelijkheid van de sector laten zijn. Als ik zie dat één diploma een aandeel heeft van 95% en dat van die andere 5% een diploma van de eigen zwembond is, dan maak ik mij daar ook geen zorgen over. Ik deel de zorgen over het zwemonderwijs dus niet. Dat gaat heel goed in Nederland.

Mij is ook gevraagd om voor het WGO input te geven over de pensioenen. Dat kan nu zeker; ik zal dat proberen te regelen. Daarvoor zijn wij wel afhankelijk van de input uit de sector. Daar ligt het primaat.

De Partij van de Arbeid heeft gezegd voorstander te zijn van het CTO Noord-Nederland. Dat is goed om te weten. Ikzelf wacht nog even af hoe het verdergaat.

Ik ben zeer verknocht aan het programma Naar een veiliger sportklimaat. We hebben daarin heel veel energie gestoken. Het wordt enthousiast opgepakt. Ik hoop dus ook dat het goed wordt geëvalueerd, zodat we daar verder mee kunnen.

In verband met het voetbalvandalisme heeft de heer Van Nispen gevraagd naar normalisatie van de situatie. Normalisatie is mogelijk als het is aangepakt. Dat je met je kind naar het voetbal kunt, in een gezellige omgeving en met lage hekken om het veld, is precies de doelstelling van dit kabinet. Soms heb je daar repressieve maatregelen voor nodig, maar normalisatie is ons einddoel.

Als over een kwestie nog niets is besloten door het kabinet, ligt de bal bij het kabinet en ga ik er dus ook over. Dat is evident. Ook ben ik met de Kamer van mening dat de kost voor de baten uitgaat.

Over matchfixing zijn wij in gesprek met V en J. Ik zal expliciet aandacht vragen voor makkelijk te beïnvloeden gebeurtenissen.

Mevrouw Dijkstra heeft een aantal suggesties gedaan in het kader van het Sportbesluit. Die onderschrijven wij. Wij blijven daar dus ook actief mee aan de slag.

Ook heeft mevrouw Dijkstra gevraagd naar de voorzieningen voor ex-topsporters. Wij hebben Goud op de Werkvloer. Dat vind ikzelf heel mooi. Daarbij gaat het er namelijk niet om dat wij een subsidie regelen om tegemoet te komen aan behoeften, maar hoe wij mensen na hun sportcarrière weer heel goed aan het werk krijgen. Er zijn bedrijven die zich daar enorm voor inzetten. Randstad bijvoorbeeld doet heel veel op dat terrein. Daarnaast hebben we met hbo- en wo-instellingen het Actieplan Flexibel Onderwijs en Topsport ontwikkeld. Op 30 september 2013 hebben partijen het actieplan ondertekend en aangeboden aan OCW en ons. Dat is een eerste aanzet om de knelpunten in het onderwijs aan te pakken. Ik ben heel blij dat onderwijsinstellingen zich er zonder overheidsbemoeienis toch voor inzetten om met talentvolle sporters goede afspraken te maken over de combinatie van topsport en onderwijs. Neem het voorbeeld van de voetballers onder 17 jaar, die het in Malta heel goed deden en de finale haalden. Sommige spelers hadden terug moeten komen voor het eindexamen, maar toen is er in overleg tussen Onderwijs, Buitenlandse Zaken en ons voor gezorgd dat die kinderen in Malta eindexamen konden doen en gewoon verder konden voetballen. Ze zijn ver gekomen, maar helaas hebben ze het toernooi niet gewonnen. Sommige bekende sporters combineren geneeskunde met hockey of met turnen. We voeren structureel overleg met de betrokken partijen om de afstemming tussen onderwijs en topsport te optimaliseren. Komend jaar ligt de focus met name op het inzichtelijk maken van de gevolgen van het sociaal leenstelsel voor studerende topsporters.

De heer Van Nispen (SP): Ik heb een procedurele vraag. Bij twee specifieke punten, het Sportbesluit en matchfixing, heeft de Minister gezegd dat zij erbovenop zal zitten. Het is mij nog niet helemaal duidelijk wanneer wij over het Sportbesluit worden geïnformeerd. De Minister zegt dat het in het Belastingplan wordt opgenomen. Kan zij de Kamer een brief sturen met daarin een doorrekening van de specifieke gevolgen voor de sport? Ook heeft de Minister toegezegd om met de Staatssecretaris van V en J te overleggen over een verbod bij matchfixing op makkelijk te beïnvloeden gebeurtenissen. Ik hoor graag wat er uit dat overleg komt.

Minister Schippers: De Kamer komt uiteindelijk met één standpunt. Als het standpunt gevolgen heeft op deze terreinen, dan ben ik best bereid om de Kamer daarover te informeren. Eerst moet er echter een besluit worden genomen, maar dan ben ik best bereid om daarnaar te kijken. Zeker ten aanzien van het Sportbesluit is dat evident. Als we weten wat het eindplaatje is, zal ik de Kamer over deze twee terreinen informeren. Ik weet niet of de twee punten heel erg samenvallen, maar anders zullen we de Kamer los van elkaar informatie doen toekomen. Laten we dat afspreken.

De heer Van Dekken (PvdA): Ik heb ook een procedurele vraag. In Europa staat er ook nog het nodige op stapel qua beleid en acties op het terrein van matchfixing. Misschien is het beter om het in die zin samen te voegen en het dan naar de Kamer te sturen.

Minister Schippers: Waarmee wilt u het combineren?

De heer Van Dekken (PvdA): Met de vraag van de collega van de SP, als dat zou kunnen. Het lijkt mij het beste als er een eenduidig pakket is, anders wordt het gefragmenteerd. Dat moet je in het dossier matchfixing echt niet doen.

Minister Schippers: Ik kan het ene laten liggen als het andere klaar is, maar als u liever hebt dat we het op elkaar laten wachten en het dan bundelen, is dat ook goed. Uiteindelijk zullen we er toch in het wetgevingsoverleg over spreken.

De voorzitter: Ik zie de heer Van Nispen instemmend knikken.

Daarmee zijn we gekomen aan het eind van dit algemeen overleg over sport. Ik dank de Minister, de collega’s en de belangstellenden.

Sluiting 16.51 uur.