Kamerstuk 30196-471

Verslag van een algemeen overleg

Duurzame ontwikkeling en beleid

Gepubliceerd: 8 september 2016
Indiener(s): Roos Vermeij (PvdA)
Onderwerpen: natuur en milieu organisatie en beleid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30196-471.html
ID: 30196-471

Nr. 471 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 8 september 2016

De vaste commissie voor Economische Zaken heeft op 30 juni 2016 overleg gevoerd met de heer Kamp, Minister van Economische Zaken, over:

  • de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 6 juli 2015 ter aanbieding van de evaluatie van instellingen die wettelijke taken uitvoeren op grond van de Metrologiewet (Kamerstuk 33 159, nr. 2);

  • de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 13 juli 2015 inzake werking Beleidsregel mededinging en duurzaamheid (Kamerstuk 30 196, nr. 354);

  • de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 18 december 2015 inzake uitkomsten van de evaluatie Autoriteit Consument & Markt (ACM) (25 268, nr. 132);

  • de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 15 maart 2016 inzake bevindingen op het ACM-jaarverslag 2015 en aanbieding Signaal 2016 (Kamerstuk 27 879, nr. 54);

  • de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 31 maart 2016 met informatie over de start van het traject «beter aanbesteden» (Kamerstuk 34 252, nr. 2);

  • de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 6 april 2016 inzake evaluatie van de pilots gedragscode eerlijke handelspraktijken (Kamerstuk 22 112, nr. 2111);

  • de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 31 mei 2016 met antwoorden op vragen van de commissie over aanbieding ontwerpbesluit tot wijziging van het Aanbestedingsbesluit in verband met de implementatie van aanbestedingsrichtlijnen 2014/23/EU, 2014/24/EU en 2014/25/EU (Kamerstuk 32 440, nr. 92);

  • de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 23 juni 2016 inzake Mededinging en Duurzaamheid (Kamerstuk 30 196, nr. 463).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie, Vermeij

De griffier van de commissie, Franke

Voorzitter: Leenders

Griffier: Kruithof

Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Gesthuizen, Geurts, Leenders, Verhoeven, Mei Li Vos en Aukje de Vries,

en de heer Kamp, Minister van Economische Zaken.

Aanvang 14.38 uur.

De voorzitter:

Ik heet de Minister en zijn gevolg van harte welkom. Ik heet ook de leden, de mensen op de publieke tribune en de mensen die thuis dit debat volgen, van harte welkom. Tegen de leden zeg ik dat we een spreektijd van vier minuten hebben afgesproken. Ik sta twee interrupties toe in de eerste termijn van de Kamer.

Mevrouw Mei Li Vos (PvdA):

Vier minuten spreektijd is toch wel heel krap voor dit belangwekkende onderwerp. We hebben het bijvoorbeeld over het belang van Europa, en daar kunnen we niet genoeg over praten. Laat ik maar snel starten met mijn inbreng.

Voorzitter. Wij hebben een paar vragen over de Beleidsregel mededinging en duurzaamheid. We zien dat er onder andere met de Europese Commissie en de ACM veel gesprekken worden gevoerd over de vraag of de beleidsregel moet en kan worden aangepast. Wij zijn benieuwd of de Minister kan aangeven wat de laatste stand van zaken is. In hoeverre verwacht hij dat zijn drie voorstellen worden goedgekeurd? Wat vindt hij van het feit dat andere lidstaten er wel afspraken over maken? Is hij bereid om dit aan te kaarten in Brussel?

We kregen net een BOR-notitie binnen waarin erop werd gewezen dat de commissie Breed welvaartsbegrip heeft aangegeven dat het belangrijk is om te praten over de verhouding tussen duurzaamheid en de Mededingingswet. Kan hij daarop ingaan en er wat meer duidelijkheid over scheppen?

Ik vind de discussie over de Beleidsregel mededinging en duurzaamheid belangrijk, omdat de Mededingingswet ook raakt aan andere terreinen, zoals de manier waarop wij werken en de manier waarop de economie is ingericht. In dat kader wijs ik op de zzp'ers. We hebben steeds meer zzp'ers en die worden allemaal gezien als ondernemers. Voor sommige sectoren waarin veel zzp'ers werken, is de Mededingingswet heel krap en heel lastig. Ik noem bijvoorbeeld De Persgroep Nederland, een heel grote groep die kranten maakt. De Persgroep legt eenzijdig een tarief van op van € 0,13 per woord voor een journalist. Voor de eindredactie krijgt een zzp'er maximaal € 20 per uur. Daar kun je niet van leven. Zzp'ers stellen elkaar vervolgens de vraag: zullen we dit accepteren? Ze zullen tegen elkaar zeggen: ik kan hier niet van leven, kun jij hier ook niet van leven? Ze moeten elkaar dan eigenlijk aanspreken op het feit dat ze hier niet over mogen praten van de Autoriteit Consument & Markt, omdat er dan sprake zou zijn van prijsafspraken.

Het idiootste voorbeeld dat ik kreeg nadat ik een oproep had gedaan, is afkomstig van illustratoren. Zij maken geweldige strips die door iedereen worden gelezen en werken bijvoorbeeld voor Donald Duck en Eppo. Daar wordt € 150 per bladzijde geboden, gevraagd en geëist. Daar mag je als zzp'er niet over klagen en zeker niet samen over klagen. Er wordt € 150 geboden voor een pagina geweldige strips bij de Donald Duck. Voor € 150 zou je dan een hele week moeten werken. De machtsstructuur in sommige sectoren is dermate veranderd dat je je kunt afvragen of de Mededingingswet en de manier waarop het kartelverbod wordt gehandhaafd nog relevant zijn.

Ik kaart dit aan omdat ik een groot liefhebber ben van Europa. Ik begrijp heel goed alle regels die we destijds hebben afgesproken. Ik snap ook heel goed waarom we die kartelwetgeving hebben, maar als we willen dat Europa voor ons werkt, ons welzijn bevordert en doet wat we nodig hebben in een economie, dan is het van belang dat wij goed nadenken over de vraag of met de Mededingingswet de doelen worden bereikt die wij gesteld hebben. Mijn concrete vraag aan de Minister is of hij bereid is bij deze beleidsregel hetzelfde te doen als hij heeft gedaan bij andere beleidsregels. Ik noem de beleidsregel ten aanzien van PostNL en de afspraak die nu is gemaakt over de inkoop van medicijnen. Daarbij zien we dat de Minister toestaat dat er rekening wordt gehouden met marktomstandigheden. Dat doet de ACM ook. Soms wordt er een oogje dichtgeknepen bij de kartelwetgeving. Is de Minister bereid om ook op die manier te kijken naar de betekenis van de Mededingingswet voor het toegenomen aantal zelfstandigen? Is hij ook bereid te bekijken of er zaken zouden moeten worden veranderd in de uitleg van de Mededingingswet of misschien zelfs in de wet zelf, zodat we met zijn allen een eerlijker markt kunnen hebben?

De voorzitter:

Mevrouw Vos, u hebt nog een halve minuut.

Mevrouw Mei Li Vos (PvdA):

Volgens de PvdA-fractie is het machtsevenwicht in sommige sectoren dermate omgeslagen dat de manier waarop de Mededingingswet nu wordt uitgelegd, niet meer werkt voor zelfstandigen.

Laat ik het hierbij houden. Ik hoop dat ik straks in de interrupties toekom aan andere onderwerpen. Ik heb toch nog één vraag over de cao voor architecten, waarbij juist is geprobeerd om antwoord te geven op de oneerlijke verhoudingen in de markt. In die cao zijn afspraken gemaakt voor architecten die als zzp'er werken. Die schijnt nu ergens te liggen bij de ACM. Kan de Minister aangeven wat daarmee gebeurt en of de algemeenverbindendverklaring die is aangevraagd, binnenkort wordt afgegeven?

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Voorzitter. Ik begin ook met mededinging en duurzaamheid. Het lijkt er nu een beetje op dat we, als de uitspraken ons niet aanstaan, zeggen: we gaan de regels maar aanpassen. Wij vinden het belangrijk dat de ACM een goede onafhankelijke rol kan hebben en houden als het gaat om mededinging en marktwerking. De Minister geeft aan dat hij de beleidsregel wil aanpassen. Daar hebben de Europese Commissie en de ACM forse kritiek op. Ik ben benieuwd naar de reactie van de Minister op dat punt.

De Minister schrijft in de laatste brief die is binnengekomen, dat hij het wettelijk wil verplichten om het algemeen verbindend verklaren mogelijk te maken. Daar heeft de VVD toch wel problemen mee, want het lijkt er een beetje op dat het mogelijk is dat de afspraken, ook als ze maar door een klein deel van de partijen zijn gemaakt, aan allerlei partijen worden opgelegd die helemaal niet hebben meegesproken. Dat vindt de VVD in ieder geval geen goede zaak. Er zijn immers veel meer sectoren die soms weleens worstelen met het mededingingsaspect. Ik heb, gelet op mijn portefeuille met betrekking tot de financiële sector, ook te maken met de telecomsector. In die sector wilde men graag een gedragscode afsluiten, maar toen werd gezegd: dat mag niet vanuit het mededingingsoogpunt. Het Ministerie van Financiën zegt dat het ook niet mag volgens de interpretatie van de Wet op het financieel toezicht. Ze worden daar dus een beetje door vermorzeld. Ik ben bang dat we ons op een hellend vlak begeven als we zeggen dat de mededinging aan alle kanten moet worden beperkt.

Ik kom op de evaluatie van de ACM. Het is mooi dat de beoogde besparing is gehaald. Ik wil graag ingaan op twee aanbevelingen. Over de huidige capaciteitsverdeling over de onderdelen mededinging, consumentenbescherming en regulering wordt gezegd dat het de vraag is of deze de meest doeltreffende is in het licht van het consumentenbelang. Wij zijn benieuwd hoe die aanbeveling wordt vertaald. In welke richting denkt de Minister? Daarnaast is gezegd dat er inspanningen moeten worden blijven gepleegd om de administratieve lasten verder te verlichten. Ook op dat punt zien we dat de toezichtskosten vaak de neiging hebben om de pan uit te rijzen. Wij zijn benieuwd wat de Minister met die aanbeveling wil doen. Wij zijn ook op zoek naar vergelijkingsmateriaal. Hoe zit het met de toezichtskosten op dit punt in andere landen? Misschien kan de Minister daar iets over zeggen.

Er wordt al heel lang gesproken over oneerlijke handelspraktijken. Er is nu een beetje een onbevredigende uitkomst. De ene partij zegt dat er nog steeds eenzijdig contracten worden opengebroken omdat men een bepaalde machtspositie heeft. Er zijn geen klachten ingediend. Ik denk ook niet dat we nu de stap zouden moeten zetten om een onafhankelijke instantie op te richten voor de klachtenafhandeling, maar er zijn nog steeds verschillende geluiden. Wij zijn op dit punt wel een beetje zoekende en vragen ons af hoe we de problemen kunnen oplossen, opdat we in de toekomst een heel goede analyse kunnen hebben. Daarbij stel ik mij voor dat er gedurende een jaar een onafhankelijk meldpunt bij de ACM zou worden ingesteld. Daarbij gaat het overigens niet over klachtenafhandeling. De bedoeling is dat we een goede analyse van de problematiek kunnen maken.

Ik kom op de energiesector. Er komen bij ons vrij veel klachten binnen over netbeheerders die toch wel heel veel activiteiten verrichten die ook door commerciële energiebedrijven worden verricht. De ACM heeft daarbij ook een toezichthoudende rol. Kan de Minister iets zeggen over de handhaving op dit punt? Is er voldoende inzicht in de verschillende activiteiten en de wijze waarop die afgebakend zijn of afgebakend kunnen worden?

Recentelijk ontvingen wij het bericht dat de ACM onderzoek gaat doen naar online recensies. Ik denk dat dat belangrijk is, want mensen moeten op die recensies kunnen vertrouwen. We zijn benieuwd wanneer dat onderzoek klaar is en of de ACM voldoende bevoegdheden en wettelijke mogelijkheden heeft om aan te pakken als er iets mis blijkt te zijn.

De voorzitter:

Zou u willen afronden?

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Ja. Mijn laatste punt betreft het Nederlands Metrologisch Instituut. Volgens ons zou er nog een voortgang van het onderzoek naar de bezuinigingen komen. Wij zijn benieuwd wat daar de stand van zaken van is.

De heer Geurts (CDA):

Voorzitter. Vandaag wil ik ingaan op drie zaken: de agrarische sector en de Beleidsregel mededinging en duurzaamheid, het aanbesteden en de energie.

Allereerst dank ik de Minister voor de brief over de Beleidsregel mededinging en duurzaamheid. De Minister gaat de goede kant op en dat waardeert het CDA. Ik heb er wel een vraag over. Is de Minister bereid om met een duidelijke planning te komen? In zijn brief heeft hij een aantal punten benoemd. Kan hij daar een planning bij geven?

Het CDA vraagt zich af waarom in de beleidsregel enkel wordt gefocust op de vrijstelling van het kartelverbod en waarom er niet wordt ingegaan op de leer van de inherente beperking, terwijl dat wel is geadviseerd door de Sociaal-Economische Raad (SER). Kan de Minister daarop ingaan?

Het CDA vindt de reactie van de Europese Commissie op de beleidsregels opvallend. Het is jammer dat de Commissie zo reageert. Ik vraag mij af hoe de DG Mededinging omgaat met de ketenafspraken die bijvoorbeeld in België zijn gemaakt over varkensvlees. Hoe beziet de Minister het feit dat in andere lidstaten ketenafspraken wel mogelijk zijn?

In de brief staat dat bij het ministerie gebruik wordt gemaakt van de notitie «denklijn Mededinging en Duurzaamheid». Daar ben ik heel benieuwd naar. Kan de Minister dit document delen met de Kamer?

Boeren en tuinders staan onder druk door de toegenomen marktconcentratie in de retail. Dit is een structureel probleem waarvoor een oplossing gezocht moet worden, zodat boeren een eerlijke boterham kunnen verdienen. In de ogen van het CDA dient deze marktmacht te worden doorbroken. Daarnaast moeten de symptomen van deze zeer ongelijke machtsverhoudingen worden bestreden. Ik geef een voorbeeld. Op dit moment nemen inkooporganisaties of afnemers in hun leveringscontracten op dat de goederen niet mogen worden verpand en dat afnemers, als ze dringend om financiële middelen verlegen zitten, wel bij leveranciers een lening mogen afsluiten die wordt afgetrokken van het uitstaande tegoed. De vraag is of de Minister het met mij eens is dat dit doet denken aan een koppelverkoop, maar dan vanuit de dominante afnemer in plaats van de verkoper. Ik vraag mij af of dit legaal is. Als het niet legaal is, zou het dan legaal moeten zijn? Is de Minister bereid dit te onderzoeken in het kader van de aangenomen motie van het lid van Gerven over inkoopmacht?

Ik ga over naar de oneerlijke handelspraktijken, en dan kom ik meteen op de stuurgroep oneerlijke handelspraktijken. Ondanks de inspanning van de brancheorganisaties, was de opzet van de pilot van begin af aan ontoereikend. Ik heb dat hier al diverse keren gememoreerd. Welke producent zou, als hij wordt geconfronteerd met oneerlijke praktijken zoals nieuwe voorwaarden of lagere prijzen, terwijl hij zwaar onder druk staat van de bank, naar een sectorvertegenwoordiging toestappen die geen beslissing kan nemen noch afdwingen en op de koop toe het risico nemen dat hij het verkoopkanaal verliest? Zou de Minister niet eens moeten kijken naar andere mogelijkheden, zoals een onafhankelijke scheidsrechter in de keten die wel beslissingen zou kunnen nemen? Hoe weet de Minister zo zeker dat er geen daadwerkelijke problemen zijn met oneerlijke handelspraktijken?

Ik kom op de aanbestedingsrichtlijnen. Begin dit jaar werd tijdens de behandeling van het wetsvoorstel tot wijziging van de Aanbestedingswet 2012 de motie-Agnes Mulder c.s. op stuk nr. 14 (34 329) ingediend betreffende de verhoging van aanbestedingsdrempels. De Kamer heeft deze motie aangenomen. De Minister heeft aangegeven dat deze motie wordt uitgevoerd door ten eerste bij de Europese Commissie opnieuw het signaal af te geven dat Nederland voorstander is van een verhoging van de drempels. De vraag is op welke wijze de Minister dit gaat doen. Ten tweede geeft de Minister aan dat de Europese Commissie zal worden verzocht om dit onderwerp in de tweede helft van 2016 op de agenda te zetten in een van de reguliere overleggen over de aanbestedingsrichtlijnen. Kan de Minister duidelijk maken bij welk overleg hij dat zal doen?

Ter afronding heb ik een puntje over energie. De ACM heeft aangegeven niet te kunnen handhaven bij netbeheerbedrijven omdat de wet de ruimte biedt voor deze activiteiten waarbij wordt geconcurreerd met marktpartijen. Ik heb het dan over de laadpalen. Hiermee wordt benadrukt dat een duidelijke taakafbakening van staatsdeelnemingen en transparantie over investeringen heel belangrijk zijn. De vraag is of de Minister gehoor geeft aan dit advies bij het wetsvoorstel voortgang energietransitie, dat binnenkort naar de Kamer wordt gestuurd.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Van Gesthuizen.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Het woord «Van» kunt u weglaten, voorzitter. «Gesthuizen» is genoeg. Ik ben van de arme tak.

Voorzitter. Ik heb vandaag een aantal punten. Volgens mij gaat het debat weer alle kanten op. Dat komt doordat we een drukke agenda hebben.

Allereerst kom ik te spreken over de ACM. Ik blijf mij zorgen maken over de signalen die onder anderen zijn afgegeven door een op de drie respondenten bij het onderzoek van KWINK groep. Op pagina 36 van het rapport, onder de subtitel «Detectie», staat dat ongeveer een derde van de respondenten van mening is dat de ACM onvoldoende in staat is om belangrijke overtredingen te detecteren. Dat strookt met wat bepaalde mededingingsrechtadvocaten hebben gezegd, namelijk dat het erop lijkt dat complexe zaken minder door de ACM worden opgepakt omdat zij daar simpelweg te veel tijd mee kwijt zou zijn. De Minister zegt dat de onderzoekers dat niet hebben kunnen constateren en dat hij dat ook niet herkent. Ik vertrouw gedeeltelijk op het signaal dat de heer Fonteijn heeft gegeven. Hij stelt dat er minder kartels zijn in Nederland. Maar ik heb ook goed geluisterd naar commentaren van diverse kanten, ook van mensen die het echt kunnen weten. Ik vrees dat de ACM te maken heeft met een schurende capaciteit. Ik denk dat zij eigenlijk meer zou kunnen en zou willen aanpakken dan nu het geval is. Ik wil daar graag een reactie op van de Minister.

Ik kom op de aanbestedingen. Dit punt is niet direct door de Minister benoemd, maar ik ben erg bezorgd over het nieuwe onderwijsaccountantsprotocol voor 2016, dat op de website van de Onderwijsinspectie staat. Wij dachten dat accountants die bij opdrachten boven de Europese aanbestedingsgrens controleren of een en ander goed gebeurt en daarover rapporteren, voortaan ook bij opdrachten onder de Europese aanbestedingsgrens zouden controleren of instellingen goed aanbesteden, maar het lijkt erop dat ze dat voortaan zelfs niet meer doen als het bedragen betreft boven die grens. Sterker nog, er wordt voortaan ook boven de Europese aanbestedingsgrens uitsluitend nog beoordeeld op basis van administratieve organisatie en interne beheersing. Het komt erop neer dat we zeggen: je mag niet zwartrijden in een bus of een trein, maar we gaan het niet meer controleren. Dat lijkt mij een heel erg slecht signaal. Uit eerder uitlatingen heb ik begrepen dat het Ministerie van Economische Zaken ook helemaal niet zo positief was over een dergelijke ontwikkeling. Ik hoop dat de Minister mijn visie op dit punt deelt. Ik hoor het graag van hem.

Ik kom op de Gedragscode eerlijke handelspraktijken. Ik kan voor een belangrijk deel aansluiten bij datgene wat collega's daar al over hebben gezegd. Het is positief dat de gedragscode veel bewustwording heeft opgeleverd, maar we moeten wel doorpakken. De SP ziet veel in het Engelse model, dat inhoudt dat een onafhankelijke toezichthouder zelf onderzoek kan doen en boetes kan opleggen, zonder dat de leveranciers bekend hoeven te worden. In Ierland doet de onafhankelijke Competition and Consumer Protection Commission zelfstandig onderzoek, zonder dat de klager bekend wordt. Dat is vergelijkbaar met de wijze waarop de ACM opereert. Waarom leren wij op dit vlak niet van onze westerburen? Ik wijs op de motie-Van Gerven. De heer Geurts heeft al eerder op deze motie gewezen. Waarom pakken we niet nu de uitgelezen kans om een onafhankelijk klachtenloket in te stellen? Ik wijs de Minister erop dat ook het Europees Parlement begin juni aan de Commissie heeft gevraagd om met voorstellen voor maatregelen tegen oneerlijke handelspraktijken te komen.

De heer Verhoeven (D66):

Mevrouw Gesthuizen, van de arme tak, heeft een en ander gezegd over oneerlijke handelspraktijken. Zij heeft daar een heel goed verhaal over gehouden, maar opeens begon zij over het feit dat het Europees Parlement daar ook op heeft gewezen. Wat vindt mevrouw Gesthuizen van het feit dat Europa zich hiermee bemoeit? De SP is daar nooit positief over, maar nu is het blijkbaar ineens wel goed dat Europa zich hiermee bemoeit.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Ik vrees dat ik de vraag niet helemaal goed begrijp. Dat zeg ik overigens niet omdat ik geen antwoord wil geven op de vraag. De heer Verhoeven zegt: «De SP is daar nooit positief over». Ik begrijp niet helemaal wat hij daarmee bedoelt. Misschien zou hij zijn vraag iets kunnen specificeren? Dan zal ik daar graag uitgebreid op antwoorden.

De voorzitter:

Kunt u de vraag nog een keer herhalen, mijnheer Verhoeven?

De heer Verhoeven (D66):

Ik hoorde afgelopen maandag een verhaal van de SP dat erop neerkwam dat ongeveer alles wat Europa deed, slecht was en waardeloos was. De SP had het over dictaten en allerlei andere ellende. Ik zal het nu niet opjutten, maar als iemand ernaar vraagt, ben ik zeer bereid om er wat meer over te zeggen. Over het algemeen is het verhaal van de SP heel erg gericht op het negatief neerzetten van de Europese Unie en de Europese Commissie. De SP spreekt vaak van «Europese bemoeizucht» en van de «Europese superstaat». Toen ik zojuist hoorde wat mevrouw Gesthuizen zei, dacht ik: is zij misschien een positieve uitzondering op die regel?

De voorzitter:

Is dat dan de vraag, mijnheer Verhoeven? Ik zie dat die nu wel goed is begrepen.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

De vraag of ik op veel regels een positieve uitzondering ben, kan ik zonder enige schroom met ja beantwoorden. Ik zal ook ingaan op datgene wat de heer Verhoeven bij het debat wenst te betrekken, namelijk het verhaal over de dictaten en de vraag hoe de SP aankijkt tegen zoiets als de Europese Commissie. In de eerste plaats heb ik een correctie. Datgene waar wij bezwaar tegen hebben gemaakt, komt niet alleen van de Europese Commissie maar uit Brussel in het algemeen. Het komt dus uit de Europese Unie. Ik verwijs bijvoorbeeld naar de rigide, starre, niet handige 3%-norm. Daar mag D66 het mee eens zijn, maar de SP vindt het een kwalijke zaak. Wij vinden dat landen zelf over hun begrotingen moeten gaan. Verder zijn wij een groot voorstander van Europese samenwerking, samenwerking tussen landen die daarmee een gemeenschappelijk doel kunnen dienen, zeker als het gaat om grensoverschrijdende problematiek. Voor een deel zijn er grensoverschrijdende problemen op het vlak van Economische Zaken. Wij spreken daar dus ook in deze commissie over.

Om nog eventjes heel flauw de puntjes op de i te zetten ...

De voorzitter:

De heer Verhoeven wil nog even reageren op wat u zojuist zei.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Ik had het over datgene wat het Europees Parlement heeft gevraagd en niet over datgene waar de Europese Commissie mee kwam. Maar eerlijk is eerlijk, het Europees Parlement heeft aan de Europese Commissie gevraagd of zij op dit vlak voorstellen kan doen.

De heer Verhoeven (D66):

Dit is gewoon een helder betoog. Mevrouw Gesthuizen zegt: soms vinden we een idee of een voorstel van de Europese Commissie dwingend en dan zijn we daar niet voor, en op andere gebieden vinden we het heel goed dat ze met voorstellen komt. Dat is een genuanceerd verhaal, waarbij rekening wordt gehouden met de verschillen tussen onderwerpen. Mij gaat het er alleen om dat de SP afgelopen maandag in het algemeen heel erg negatief was. Wat betreft het tegengaan van oneerlijke handelspraktijken, vindt mevrouw Gesthuizen het echter positief als andere bestuurslagen zich ermee bemoeien. Ik ben heel blij dat sinds deze interruptie de nuance terug is bij de SP. Dat doet mij goed.

De voorzitter:

Mevrouw Gesthuizen, gaat u verder met uw betoog. Of wilt u hier nog even op reageren?

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Ik reageer hier nog even op, voorzitter. Volgens mij hebben wij al heel erg lang een genuanceerd verhaal over Europa, in tegenstelling tot D66, dat er met zijn avantgardistische houding over een elitaire bestuurslaag in Europa voor zorgt dat de grote massa, die je wel mee moet nemen in de ontwikkelingen en in de stappen die de Europese Unie zet – dat heeft het referendum in Groot-Brittannië laten zien – achterop blijft. Dat risico erkent de SP. Ik ben in deze commissie alsook in andere commissies, zoals in de commissie voor Veiligheid en Justitie, waarin we het vaak over de asielproblematiek hebben, een enorm voorstander van goede Europese oplossingen en samenwerking. Daar hoort inderdaad soms ook bij dat je dwingende regels met elkaar afstemt.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog. U hebt nog 40 seconden.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Ik kom te spreken over mededinging en duurzaamheid. Het is goed dat er wordt gekeken naar wetgeving waarmee aan duurzaamheidsafspraken algemene geldigheid wordt gegeven, opdat initiatieven niet spaak lopen op mededingingsregels. De vraag is wel of de Autoriteit Consument & Markt straks nog verrassingen heeft voor de convenanten van Minister Ploumen. Ik wil hier graag een reactie op.

Nogmaals vraag ik speciale aandacht voor tolken en vertalers die al jaren een groot probleem hebben. Aan hen, als eenlingen, worden eenzijdige regels van zeer grote opdrachtgevers of, beter gezegd, tussenpersonen gedicteerd.

Tot slot kom ik op Airbnb. Ik begrijp dat Minister Blok niet van plan is om de wetgeving aan te passen. Dat wil zeggen dat de verplichte registratie voor wie zijn woning verhuurt via Airbnb, van tafel lijkt te zijn. Daarmee ben ik het hartgrondig oneens. Ik vraag de Minister hoe het gesprek met zijn collega-minister is verlopen. Hoe is het gesprek tussen beide Ministers en de gemeente Amsterdam verlopen? Een gelijk speelveld is van groot belang. Anders doen we ons bedrijfsleven tekort en doen we het de das om.

De heer Verhoeven (D66):

Voorzitter. Ik zal inzetten op een avantgardistische bijdrage.

Vorige week heeft D66 haar Techvisie gepresenteerd, want digitalisering is niet alleen een economisch thema; het raakt ook de marktwerking. Door digitalisering is het steeds makkelijker om heel snel grote marktmacht te verkrijgen. Kijk maar naar Google en Facebook, maar kijk ook naar Booking.com, Uber en dat soort bedrijven, die heel snel als eerste bijna de hele markt voor zichzelf krijgen. Deze week werd bijvoorbeeld bekend dat de Europese Unie Google gaat aanklagen voor misbruik op de advertentiemarkt. Wat D66 betreft is het duidelijk dat de digitalisering additionele aandacht vergt van mededingingsautoriteiten. Vorig jaar ging de ACM hierop zelf expliciet in in haar document Signaal 2015, maar dit jaar is het onderwerp ineens helemaal verdwenen. Dat vind ik opvallend en teleurstellend. Welke verklaring heeft de Minister hiervoor? Is hij het met D66 eens dat dit onderwerp wel extra aandacht vergt van de ACM? Dan doel ik op de digitalisering en de handhaving in de praktijk. Is de ACM voldoende geëquipeerd om goed toezicht te kunnen houden op deze nieuwe markt- en mededingingsrisico's? De ACM zelf zegt namelijk zelf «dat de capaciteit door de toename van een aantal wettelijke taken onder druk is komen te staan».

Wellicht moet de wet op onderdelen worden aangescherpt of aangepast. In Frankrijk is bijvoorbeeld onlangs een wet over platformneutraliteit aangenomen. Deze wet verplicht online platforms, zoals Uber, om transparant te zijn over de wijze waarop aanbiedingen en zoekresultaten tot stand komen. Deze wet is mede op basis van een advies van de Franse digitale raad aangenomen en geïnitieerd. Is de Minister bekend met dat advies en met de wet? Ziet hij het voordeel hiervan? Denkt hij ook dat dit noodzakelijk is voor Nederland?

Mevrouw Mei Li Vos (PvdA):

Begrijp ik het goed dat ook D66 ziet dat, sinds we de Mededingingswet hebben, de wereld nogal eens verandert? Dan heb ik het niet alleen over digitalisering maar bijvoorbeeld ook over de toename van het aantal zelfstandige ondernemers. Kan ik daaruit concluderen dat D66 het eens is met mijn oproep om ook te bekijken hoe de Mededingingswet werkt voor bijvoorbeeld prijsafspraken tussen zzp'ers in de creatieve sector?

De heer Verhoeven (D66):

Over het algemeen vind ik dat mevrouw Vos hier een herkenbaar en goed geluid laat horen. In het verleden hebben we heel vaak gesproken over een race to the bottom, ontwrichting, zelfstandige freelancers die worden gedwongen om tegen heel lage tarieven te werken en die zich niet kunnen verenigen. Dat gaat niet goed; daar ben ik het mee eens. Of dat betekent dat de wet moet worden aangepast, is een andere vraag. Ik denk dat voor een deel het toezicht moet worden aangescherpt. Ik ben zeer benieuwd naar de voorstellen van de Partij van de Arbeid als het gaat om de vraag waar de wet moet worden aangepast. Daar wil ik heel graag samen in optrekken, want ik zie absoluut mogelijkheden. Het enige wat in ieder geval D66 altijd lastig vindt – ik weet niet hoe de VVD erin zit – is het idee van een minimumtarief. Daarover verschillen de PvdA en D66 van mening. Verder zie ik heel veel in het verhaal van mevrouw Vos.

Mevrouw Mei Li Vos (PvdA):

Dat stemt mij hoopvol. Het gaat er mij om dat we anders kijken naar de machtsbalans in de sectoren van de economie. We zien dat de digitalisering een bedrijf in één keer supermachtig kan maken. Dat gebeurt ook in een aantal sectoren. De vraag is of je de Mededingingswet moet aanpassen. Dat moet uitgezocht worden. Ook moet worden gekeken naar de manier waarop de ACM hiermee moet omgaan. Ik weet zelf ook nog niet of de Mededingingswet moet worden aangepast, maar ik zou graag willen dat daar serieus naar wordt gekeken. Daar gaat mijn vraag over. Ik hoop dat D66 hier ook benieuwd naar is.

De heer Verhoeven (D66):

Om voor mijn doen overdreven verbindend te zijn, zeg ik het volgende. Mevrouw Gesthuizen had het net terecht over een heel grote groep mensen die zichzelf niet meer meegenomen en betrokken voelen of die in ieder geval het gevoel hebben dat het allemaal over hun hoofden heen gebeurt. Wat mevrouw Vos schetst, sluit daarop aan. De wereld is dusdanig aan het veranderen dat de vraag aan de orde is hoe we de welvaart op een goede manier kunnen verdelen. Hoe zorgen we ervoor dat de kansen die robotisering, automatisering en digitalisering opleveren, heel goed worden verdeeld, zodat iedereen ervan kan profiteren? Dat is een heel belangrijk vraagstuk. Binnen dat vraagstuk moeten we absoluut ook naar de Mededingingswet kijken en naar het toezicht op de mededinging. Anders heeft een heel kleine groep machthebbers alles en heeft een heel grote groep werknemers niks.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog, mijnheer Verhoeven.

De heer Verhoeven (D66):

Dat zal ik doen. Hoe lang heb ik nog?

De voorzitter:

Twee minuten.

De heer Verhoeven (D66):

Bij duurzaamheid knelt de praktijk weleens met de wet. Dat hebben we gezien bij de Beleidsregel mededinging en duurzaamheid, die nu door de Minister wordt herzien. De bedoeling is om de ruimte voor duurzaamheidsinitiatieven binnen het mededingingskader te herzien en daarbij ook langetermijnvoordelen mee te nemen. D66 is op zich positief over deze actie, al vinden wij de kritische reactie van de Europese Unie, de ACM en de VVD wel begrijpelijk. In het vorige AO heb ik ook gezegd dat onafhankelijk toezicht soms ook betekent dat je niet blij bent met wat de toezichthouder zegt. Ik noem het voorbeeld van de open kabel. De Minister en de hele Kamer willen open kabel, maar de ACM heeft gezegd dat zij dat geen goed idee vindt. Een onafhankelijke toezichthouder is immers ook een soort onafhankelijke rechter. We moeten dus niet elke keer boos zijn als de toezichthouder niet doet wat wij willen.

De Minister is ook bezig met een wetsvoorstel om duurzaamheidsinitiatieven algemene gelding te geven. Hoe ziet de Minister dat voor zich? Kan een initiatief van 50% of 60% van de markt voor de rest van de markt bindend verklaard worden? Of gaat het alleen om gevallen waarbij vrijwel de hele markt samen afspraken maakt? Wat is het tijdpad van het initiatief? Zijn dit niet slechts pleisters? Zouden we niet moeten kijken of de Mededingingswet zelf gemoderniseerd moet worden? Dat zeg ik ook in reactie op mevrouw Vos.

Ik heb nog twee korte punten. Ik kom op de verticale inkoopmacht. Het CDA en de SP spraken daar ook al over. Het gaat daarbij om de macht van een supermarkt of inkooporganisatie die zijn of haar wil oplegt aan boeren en producenten. Er is een pilot geweest, maar het blijft een moeilijk oplosbaar probleem. Ik heb begrepen dat er in het Verenigd Koninkrijk een organisatie is – voor zolang die er nog is, want er gebeurt veel – die onafhankelijk de marktmacht in de voedselindustrie kan monitoren en beoordelen. Misschien gaat het in het voorbeeld van Ierland wel om dezelfde organisatie. Hoe kijkt de Minister aan tegen de mogelijkheid van zo'n bevoegdheid bij de ACM?

Tot slot kom ik op de postmarkt. De aanbesteding van de Belastingdienst is belangrijk voor een goede concurrentie. Sandd heeft nu de aanbesteding voor de 72 uursmarkt gewonnen, maar PostNL heeft de aanbesteding voor de 48 uursmarkt gewonnen met een nog lager tarief. De angst is nu dat alle post volgens een 48 uurskavel verstuurd zal worden. Dat is een risico. Ik zie de Minister geïntrigeerd kijken, maar kan hij garanderen dat dit niet gaat gebeuren?

De voorzitter:

De Minister kan gelijk aanvangen met de beantwoording in eerste termijn. Ik spreek met de leden af dat we maximaal twee keer interrumperen.

Minister Kamp:

Voorzitter. Laat ik beginnen met de Beleidsregel mededinging en duurzaamheid, waar mevrouw Vos over sprak. We zijn gekomen met die beleidsregel. Die hebben we laten werken, en op een gegeven moment zijn we tot de conclusie gekomen dat het verstandig is om daar een stap verder in te zetten. We hebben een nieuwe beleidsregel opgesteld. Die is geconsulteerd. Daar zijn reacties op gekomen. Met name de reacties van de ACM en de Europese Commissie kwamen erop neer dat de overtuiging bestond dat wij daarmee over de grenzen heen zouden gaan van wat binnen het Europese recht mogelijk zou zijn.

We gaan nu een paar dingen doen. Ten eerste ga ik met de beleidsregel zover als ik kan gaan, want ik vind het belangrijk dat de mogelijkheid bestaat om duurzaamheidsafspraken te maken, voor zover er redelijkerwijs duurzaamheidsafspraken kunnen worden gemaakt, gelet op het goed functioneren van markten en eerlijke mededinging. Ik weet ook dat in de wet die mogelijkheden er wel degelijk zijn, maar dat die nog niet altijd optimaal benut worden. Ik denk dat zo'n beleidsregel daaraan meer zou kunnen bijdragen dan tot dusver het geval is. Ik wil alle ruimte die ik met de beleidsregel kan creëren voor verstandige afspraken met betrekking tot duurzaamheid, ook benutten. Ik weet niet precies wanneer, maar ik zal in de zomer naar buiten komen met de definitieve versie van de beleidsregel. Dan zal de Kamer zien dat ik de grenzen opzoek maar niet eroverheen ga, omdat ik anders terechtkom in een probleemproces met onder andere de Europese Commissie.

Als het niet kan via een beleidsregel en door ruimte te bieden voor afspraken – dat is de manier waarop wij het het liefst doen – maar wij toch van mening zijn dat bepaalde dingen moeten gebeuren, dan wil ik de mogelijkheid hebben om zo'n regel algemene gelding te geven. Dat betekent dat er dan een wettelijke basis is voor zo'n afspraak, en dan kan het dus wel. Andere landen maken daar wat meer gebruik van dan Nederland. Wij zitten vaker op de toer van het maken van goede afspraken omdat dat in ons land nu eenmaal goed werkt, ook gezien de onderlinge verhoudingen, de rechtszekerheid daaromtrent en de actieve wijze waarop de overheid er vaak bij betrokken is. Wij doen het dus op onze manier. Maar stel dat op dit punt iets niet lukt wat volgens mij wel zou moeten gebeuren. Het gaat dan vaak over belangrijke dingen. Ik vind de Kip van Morgen heel belangrijk. Ik vind de kwaliteit van het leven van dieren in onze sterke agrarische sector belangrijk. Ik vind het belangrijk dat we met betrekking tot de kolencentrales dingen kunnen doen als we denken dat dat moet gebeuren. Het gaat dus niet om klein bier bij dit soort afspraken. Als het nodig is, wil ik er dus ook algemene gelding aan kunnen geven. Dat is het tweede wat ik ga doen.

Ik kom op het derde dat ik ga doen. Ik denk dat de Europese Commissie iets meer in beweging zou kunnen komen. Wij proberen vooral via de onderliggende lagen, de ambtelijke lagen, voor elkaar te krijgen dat men wordt overtuigd. Wij hopen dat het uiteindelijk doordringt bij de Commissie. Ikzelf doe daar ook in mijn rechtstreekse contacten met de Commissie mijn best voor. Wij denken nog wat ruimte te kunnen krijgen. Op dit moment zullen we de ruimte die er is, dus maximaal benutten via een aangepaste beleidsmaatregel. Voor belangrijke gevallen willen we doorzetten en willen we een wettelijke voorziening treffen om een en ander algemeen geldend te verklaren. Verder proberen we de Europese Commissie tot wat meer ruimte en inschikkelijkheid te bewegen.

Mevrouw Mei Li Vos (PvdA):

Ik dank de Minister voor zijn antwoord. Maar stel dat het niet lukt om binnen de grenzen van wat kan, de grenzen die de Europese Commissie stelt, een beleidsregel aan te passen. Begrijp ik het goed dat de Minister dan toch de Europese Commissie volgt, die zegt: als je iets met duurzaamheid wilt, moet je daar gewoon een andere wet voor maken? Begrijp ik het goed dat de Minister het dan in een aparte wet wil regelen? Hoe moet ik het precies begrijpen? Verder steun ik zijn voornemen om met de Europese Commissie te gaan bewegen. Uit mijn pleidooi en dat van de heer Verhoeven blijkt dat, willen we van Europa blijven houden, het wel belangrijk is dat Europa een beetje meebeweegt met de tijd.

Minister Kamp:

Wij hebben die Europese regels vertaald in onze Mededingingswet. Een en ander sluit dus heel goed bij elkaar aan. Ik denk ook dat die regels heel nuttig zijn. Ik vind het heel belangrijk dat er sprake is van eerlijke mededing. Als er sprake is van een goede marktwerking en een goede toezichthouder binnen een goed kader van regels, biedt dat ondernemers de mogelijkheid om eerlijk met elkaar te concurreren. Dat is niet alleen goed voor henzelf maar ook voor de afnemers en in laatste instantie voor de consumenten, die dan met een goede prijs-/kwaliteitverhouding de dingen krijgen die ze willen hebben. Ik verzet mij dus niet tegen de Europese regels. Ik ben ook niet ontevreden met de Mededingingswet, maar ik voel vaak wel dat het krap is als het gaat om het aspect duurzaamheid. Op dat punt mogen dingen niet waarvan ik wel vind dat ze zouden moeten kunnen. We hadden al de Beleidsregel mededinging en duurzaamheid om wat extra ondersteuning te geven. We gaan een en ander nu nog verder uitvoeren. Er zullen gevallen zijn waarin het dan nog steeds niet kan, terwijl we het wel belangrijk vinden om er ruimte voor te bieden. Je zou dan met een aparte wet algemene gelding moeten geven aan een regel waarvan je vindt dat die voor iedereen moet gaan gelden. Dat mag ook. Dat doen andere landen ook, dus wij kunnen dat ook doen. Ik ben van plan om dat kort na de zomer in een brief aan de Kamer uiteen te zetten. Dan ga ik verder door op het onderwerp dat mevrouw Vos heeft aangesneden. Ik zal uitleggen hoe ik denk dat het moet, waarom ik het zo wil doen en hoe de wettelijke voorziening er ongeveer zal uitzien. Ik kom daar dus na de zomer bij de Kamer op terug.

Voorzitter. Ik kom op het punt dat mevrouw Vos en anderen aansneden, namelijk de pilots voor de gedragscodes eerlijke handelspraktijken.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Ik merk dat de Minister naar een ander onderwerp wil gaan, maar ik kom nog even terug op de mededingingsregels. Het lijkt er een beetje op dat, omdat het om duurzaamheid gaat, wij bereid moeten zijn om heel veel mededingingsregels te verzachten. Mijn vraag is waar dan de grens ligt. Ik vind het belangrijk dat de mededingingsregels er zijn. Waarom geldt het niet voor andere sectoren waar het knelt? Heel veel mensen vinden duurzaamheid een leuk onderwerp. Het lijkt erop dat we daarom de mededingingsregels maar gaan aanpassen.

Ik kom op de wetgeving inzake het geven van algemene gelding. Het is mogelijk dat misschien maar met 40% van de sector afspraken worden gemaakt. Dat noemde D66 ook al. Kan een en ander op dat moment algemeen geldend worden? Waar ligt daar de grens voor de Minister?

Minister Kamp:

Ik heb niet zo vaak het voorrecht om met mevrouw De Vries een algemeen overleg te hebben, maar ik zou zeker nog ingaan op de punten die zij heeft aangedragen. Ik ga meestal van woordvoerder naar woordvoerder, ook om te voorkomen dat ik mijn eigen verhaal ga houden. Ik wil graag zo veel mogelijk met de woordvoerders communiceren. Ik weet dat de mededingingsregels ook door mevrouw De Vries worden gesteund. De bedoeling van de mededingingsregels is juist om bedrijven zo veel mogelijk ruimte te laten bieden, om ze eerlijk te laten concurreren met elkaar en om consumenten en andere afnemers goed te laten bedienen. Die regels steunen wij, denk ik, allebei. Maar als die regels in bepaalde situaties knellen, dan moeten we daarover kunnen praten. Ik weet van de situatie die zich voordoet wat betreft duurzaamheid. Als er andere onderwerpen zijn waarvan mevrouw De Vries ook vindt dat ze knellen, dan sta ik er zeker voor open om daar met haar over te spreken en te bezien of daar ook nadere aandacht aan moet worden besteed.

Mevrouw De Vries zegt ook dat zij er niet dol op is om, als een aantal mensen afspraken met elkaar maken, via de overheid de anderen ook te verplichten om zich aan de afspraken te houden. Ik denk dat zij daar gelijk in heeft. Zo kan het natuurlijk niet zijn. Maar als je als sector verschrikkelijk je best doet om omstandigheden te creëren waardoor je in Europa een heel goede markt kunt creëren en kunt bedienen en er vervolgens een aantal bedrijven zijn die daar niet aan meedoen en die het aan andere overlaten om dat belangrijke werk te doen, terwijl ze wel meeprofiteren – ik heb het over de zogenaamde freeriders – dan krijg je ook een vervelende situatie. Stel dat er iets gebeurt in een bepaalde sector waarvan we de overtuiging hebben dat het voor iedereen en zeker ook voor de bedrijven in de sector belangrijk is, maar dat een aantal bedrijven zich niet aan de afspraken houden, waardoor er geen eindresultaat is waar we met zijn allen belangen bij hebben. We moeten ervoor openstaan om iets wat we van algemeen belang vinden, voor iedereen te laten gelden. Dat doen we ook op andere terreinen. Hierbij kunnen we dat eveneens doen. Het moet zeker niet lichtvaardig worden gedaan. Als we eisen stellen wat betreft de minimumpercentages mensen die dit willen, waarna we bereid kunnen zijn om het algemeen geldend te verklaren, moeten we dat goed kunnen onderbouwen. Dat gaan we ook doen. Ik vind het dus terecht dat mevrouw De Vries het kritisch benadert. Die kritische benadering kan zij ook gebruiken als ik met concrete voorstellen kom. Zij kan dan bezien of het binnen haar marges blijft.

De voorzitter:

Hebt u behoefte aan een reactie, mevrouw De Vries?

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Ja, ik houd het heel kort. Ik denk dat we naar aanleiding van de brief die de Minister nog gaat sturen over het algemeen geldend verklaren, wel verder zullen spreken. De Minister zegt dat ik er niet dol op ben, maar dat is wel redelijk zacht uitgedrukt.

Ik kom op het punt van het aanpassen van de mededingingsregels. Ik zit er niet om te springen dat de regels altijd maar worden aangepast op het moment dat een uitspraak je niet zint. Ik heb een heel concreet voorbeeld vanuit de portefeuille financieel toezicht. De telecomsector wil een gedragscode afspreken over abonnementen voor mobiele telefoons. Dan wordt er gezegd dat dit niet mag vanuit mededingingsoogpunt. Het Ministerie van Financiën zegt: ja, maar gelet op de interpretatie van de Wft, mag je dat niet afspreken. Men wordt daartussen vermorzeld. Ik zou het heel raar vinden als we in al die gevallen zeggen: nu hebben we een probleem en nu moeten we de mededingingsregels aanpassen. Dat lijkt nu wel een beetje het geval te zijn bij duurzaamheid. Dat vind ik een heel rare ontwikkeling. Daarom vraag ik de Minister waar de grens ligt.

De voorzitter:

U zei «heel kort». Misschien kan ik nu het woord weer aan de Minister geven.

Minister Kamp:

Ja, waar ligt de grens? Ik denk dat er op het punt van duurzaamheid sprake is van een heel brede ambitie, niet alleen in de politiek maar ook in het bedrijfsleven, om dingen te doen die, gelet op de toekomst, verantwoord zijn. Je moet niet bezig zijn met je voordeel op korte termijn, maar je moet dingen doen die ook op langere termijn verantwoord zijn, dingen die verantwoord zijn voor het milieu en voor de samenleving. Het bedrijfsleven is daar zeer in geïnteresseerd. Bedrijven nemen hierbij vaak het voortouw. Als zowel bij het bedrijfsleven als bij ons de overtuiging bestaat dat bepaalde dingen moeten gebeuren, maar regels die wij met de beste bedoelingen hebben gemaakt dat in de weg staan, dan moeten we daar oplossingen voor zoeken. Dat kan ook heel goed. Dat kun je doen met beleidsregels, maar je kunt ook dingen vastleggen in een wet. Ik denk dat het nooit zo is dat een wet, als hij er eenmaal ligt, klaar is. Een wet is altijd bedoeld om dingen in goede banen te leiden. Als zich knelpunten voordoen, moet je daarop kunnen reageren. Ik ben het wel met mevrouw De Vries eens dat je moet proberen om wetten zodanig te maken dat ze heldere kaders stellen en dat de ontwikkelingen die zich voordoen, zich binnen die kaders kunnen afspelen. Ik ben dus ook voor een meer toekomstgerichte wetgeving. Wij zijn als Ministerie van Economische Zaken ook bezig met een proces om dat voor elkaar te krijgen. We nemen daar als EZ het voortouw in. Wij zijn ook bezig om ons hele wetgevingspakket door te lopen, en te bekijken of het toekomstbestendig is en op welke wijze wij het kunnen verbeteren. Maar als je met de beste bedoelingen regels hebt vastgesteld en je vindt dat het in de praktijk op belangrijke punten verkeerd uitpakt, dan moet het mogelijk blijven om daar een oplossing voor te vinden. Ik vind dat een beetje het bestuurlijke handwerk.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog. Bent u inmiddels beland bij de inbreng van de heer Geurts?

Minister Kamp:

Nee, ik was nog met de inbreng van mevrouw Vos bezig. Zij spreekt over de situatie in de journalistieke wereld. Zij zei dat een hele pagina van de Donald Duck moet worden gemaakt voor € 150 per week en dat journalisten € 0,13 per woord ontvangen en € 20 per uur voor de eindredactie. Het is niet mijn taak om mij daarin te mengen. Als zzp'ers bereid zijn om hoge kwaliteit voor weinig geld te leveren, dan doen ze dat. Misschien moeten zij dat niet doen en moeten zij wat anders doen. Mevrouw Vos omschrijft een situatie in die wereld die ik serieus neem, anders was zij er niet over begonnen. Ik zal hierover met de ACM van gedachten wisselen en zal nagaan of zij dergelijke signalen heeft ontvangen, of zij zicht heeft op hoe het in die wereld gaat en of zij, gelet op de verhouding tussen de grote bedrijven die werk te verdelen hebben en het grote aantal zzp'ers, het idee heeft dat er op de een of andere manier sprake is van misbruik van de machtspositie of van misbruik van de inkoopmacht. Naar aanleiding van wat mevrouw Vos naar voren heeft gebracht, zal ik daarover van gedachten wisselen met de ACM.

Mevrouw Mei Li Vos (PvdA):

Ik dank de Minister voor deze toezegging. Ik benieuwd wanneer hij de Kamer daarover kan informeren. Wanneer denkt hij dat dat kan?

Minister Kamp:

Ik heb een keer of twee per jaar overleg met de ACM. Ik stel voor dat ik het in het volgende overleg aan de orde stel. Ik weet niet precies wanneer dat overleg is, maar als ik daarover wat terug te koppelen heb en mevrouw Vos belangstelling heeft voor het onderwerp, dan zal ik dat zo snel mogelijk daarna terugkoppelen.

De voorzitter:

Ik zie dat mevrouw Vos geen behoefte heeft aan het geven van een reactie. Dan kan de Minister verder met zijn betoog.

Minister Kamp:

Mevrouw Vos vroeg ook naar de architecten-cao. Ik ging een tijd lang over cao's, maar toen was ik nog Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Ook de Partij van de Arbeid had grote belangstelling voor dat ministerie, dus nu zit ik op het Ministerie van Economische Zaken. Ik ga tegenwoordig dus niet meer over het goedkeuren van cao's. Ook in dit geval gaat mijn collega van SZW daarover. Hij moet daarover een besluit nemen. Het kan zijn dat hij daar bij de ACM en bij andere organisaties informatie en advies over vraagt, maar de voortgang is altijd aan hem. Ik zal naar aanleiding van de vraag van mevrouw Vos ook even met mijn collega overleggen om te bekijken hoe het met de architecten-cao staat en wanneer daar een besluit over te verwachten valt.

Ik kom in meer algemene zin op het groeiende aantal zzp'ers. Ik ben van mening dat dit een goede ontwikkeling is, want zzp'ers nemen hun eigen verantwoordelijkheid en zorgen zelf voor hun acquisitie. Ze doen het gemiddeld genomen ook heel goed. Als in een gezin beide ouders werken en er één in loondienst is, biedt dat de ander de gelegenheid om zzp'er te worden. Men beschouwt dat vaak als een interessante combinatie. Ik ben op dit punt niet terughoudend, want ik vind het een mooie aanvulling op ons geheel van ondernemers met personeel, werknemers, en ondernemers zonder personeel. We hebben daar ook een algemeen onderzoek naar gedaan, het ibo zzp (interdepartementaal beleidsonderzoek zelfstandigen zonder personeel). Het kabinet is in oktober met een reactie gekomen op dat onderzoek. Wat mij betreft, is die reactie voldoende, want daarin staat hoe het kabinet tegen zzp'ers aankijkt en op welke manier het met hen omgaat.

Mevrouw De Vries sprak zich kritisch uit over de mogelijkheid om het algemeen verbindend verklaren wettelijk te verplichten. Daar ben ik reeds op ingegaan.

Ik kom op de ACM-aanbevelingen. We kunnen met elkaar vaststellen dat de evaluatie van de ACM goed is uitgepakt. ACM is een erg grote toezichthouder. In andere landen heeft men aparte toezichthouders voor specifieke sectoren. Wij hadden in het verleden ook aparte toezichthouders, bijvoorbeeld voor consumentenzaken en telecom. We hebben inmiddels alles ondergebracht in één algemene toezichthouder en organisatie, ACM. We hebben die laten evalueren en daaruit blijkt dat het een goed draaiende organisatie is, zoals ik ook had verwacht. Sommige woordvoerders vinden dat ACM te weinig capaciteit heeft. Ik weet niet precies hoeveel mensen daar werken, maar ik geloof een dikke 500. Ik heb nog nooit meegemaakt dat een organisatie tegen mij zei dat zij genoeg capaciteit en geld heeft. Iedereen vindt dat hij daarvan te weinig heeft. Dat geldt niet alleen voor CBS, CPB, ACM en de Ombudsman, maar ook voor het Ministerie van Economische Zaken, waar het aantal beleidsambtenaren in zes jaar tijd met 40% is gedaald. Kortom: we hebben allemaal te weinig capaciteit. Het mooie in ons land is juist dat je probeert om het optimale te halen uit de capaciteit die je hebt en die je is gegund door de Tweede Kamer, door degene die het budgetrecht heeft. Als er echt grote knelpunten zijn, moeten daar natuurlijk oplossingen voor gevonden worden, maar ik vind dat ACM zodanig is toegerust, dat zij het werk kan doen dat gedaan moet worden. Zij kan zelf haar prioriteiten stellen. De heer Verhoeven zei terecht dat de digitalisering nieuwe kennis en aandacht vraagt en daardoor verdienen andere sectoren terecht minder aandacht, omdat zij op dit moment minder belangrijk zijn of omdat er minder in omgaat. Ik vind dat ACM dit zelf intern moet oplossen. ACM neemt een aantal aanbevelingen heel serieus en gaat daar ook mee aan de slag. Het goede van evaluatieonderzoeken is dat zaken extern worden bekeken, zodat je er vervolgens mee verder kunt.

Mevrouw De Vries had het in het bijzonder over de administratieve lasten van ACM. ACM gaat dit punt oppakken en zal bekijken op welke manier zij zodanig kan functioneren, dat zij het bedrijfsleven niet om te veel informatie hoeft te vragen. Ze bekijkt bijvoorbeeld of informatie dubbel gebruikt kan worden, in plaats van die informatie twee keer op te vragen. ACM is daar dus mee bezig.

Mevrouw De Vries vroeg ook of ik de toezichtskosten kan vergelijken met die in andere landen, maar er is geen goed vergelijkbaar land met een vergelijkbare toezichthouder. Alle landen hebben hun eigen situatie, waarin vaak sprake is van meerdere toezichthouders. Ik kan het om die reden niet vergelijken. Maar ik vind wel dat hetgeen wij gedaan hebben, de verschillende toezichthouders onder één dak en één leiding brengen, goed werkt. We hebben daardoor flinke besparingen kunnen realiseren en we hebben een sterke en herkenbare autoriteit in de markt gezet. Uit de evaluatie blijkt dat het op dit moment goed loopt, dus ik denk dat we tevreden mogen zijn met de manier waarop dit zich hier ontwikkeld heeft.

Mevrouw De Vries vroeg tevens naar een onafhankelijk meldpunt bij de ACM voor oneerlijke handelspraktijken. Ik ben in twee pilots heel ver gegaan om ervoor te zorgen dat oneerlijke handelspraktijken bespreekbaar werden gemaakt, zo zeg ik ook tegen de heer Geurts. Iedereen kon een klacht indienen. De heer Geurts zei dat bedrijven dit niet altijd doen en daarom hebben we geregeld dat zij ook anoniem een klacht konden indienen via brancheorganisaties. Voor twee van de sectoren waarvan men dacht dat daar de grootste problemen zouden zitten, hebben we een voorziening opgetuigd, zodat klachten behandeld konden worden. Ik stel vast dat er in beide sectoren geen concrete klachten zijn aangemeld. De aandacht die wij er in de politiek aan hebben gegeven, het feit dat we die voorziening hebben opgetuigd en dat partijen met elkaar in gesprek zijn gegaan over de manier waarop die voorziening eruit moest komen te zien en bemenst moest worden, heeft een heleboel mensen aan het denken gezet en bewust gemaakt van bepaalde dingen. Er is een louterende werking van uitgegaan. Ik denk dat we alle mogelijkheden geboden hebben. Ik heb op dit moment geen signalen waaruit blijkt dat er dingen misgaan of dat men zich niet heeft durven te melden, terwijl men dat eigenlijk wel had moeten doen. Ik geloof dat we hiermee de zaak behoorlijk op orde hebben gekregen. Ik zie op dit moment dan ook geen aanleiding om hiervoor een onafhankelijk meldpunt in te richten, zo zeg ik tegen mevrouw De Vries. Ik heb geen of onvoldoende signalen ontvangen om daartoe over te gaan.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Ik maak mij hier toch zorgen over. Ik krijg namelijk wel degelijk veel signalen uit het veld waaruit blijkt dat men bedeesd en bang is om zich te melden en uit te spreken. Wellicht komt de Minister hier nog op als hij mijn vragen beantwoordt, maar ik vraag hem toch nu alvast of het niet verstandig zou zijn om de praktijk in andere landen te bekijken, met name de landen waar men dit echt heeft aangepakt en een onafhankelijk klachtenloket op poten heeft gezet. We moeten goed kijken naar de resultaten die in dat soort landen geboekt worden.

Minister Kamp:

Nee, ik ben dat niet van plan. Wat in andere landen gebeurt, is niet per definitie beter dan hetgeen in Nederland gebeurt. Ik vind de manier waarop wij het in Nederland doen in de regel goed, zeker als je de resultaten bekijkt. Als er verschillen zijn, dan zijn die meestal goed verklaarbaar vanuit de Nederlandse situatie. Maar er kunnen ook verschillen zijn, omdat wij het beter doen. Als wij een voorziening treffen, omdat er in twee sectoren gezegd wordt dat er problemen zijn en dat daar iets aan moet gebeuren, maar men zich vervolgens niet meldt, zelfs niet anoniem bij een brancheorganisatie – of bij een brancheorganisatie die de melding anoniem in procedure brengt – dan koop ik daar niets voor. Mevrouw Gesthuizen geeft aan dat mensen tegen haar zeggen dat ze bang zijn. Met alle respect, maar waar zijn ze dan bang voor? Als je een probleem hebt en daar wordt een voorziening voor getroffen, gebruik die dan! Als je goede redenen hebt om geen melding te doen onder je eigen naam, doe het dan anoniem via de brancheorganisatie. Als er geen gebruik wordt gemaakt van die voorziening en ik als Minister geen signalen krijg, heb ik geen trek om te doen wat ze in Ierland of Engeland doen.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Ik begrijp de irritatie daarover wel – die zou ik zelfs tot op zekere hoogte kunnen delen – maar als er geen meldingen zijn, moeten we met zijn allen niet doen alsof er ook geen probleem is. Dat doen we bij sommige vormen van criminaliteit ook niet. Ik kan mij niet voorstellen dat we niet geloven dat er sprake is van een structureel probleem in verschillende sectoren, met name in de levensmiddelensector. Daarvan hebben we in de afgelopen jaren immers veel te veel voorbeelden voorbij zien komen, zoals brieven waarin tot een korting van 2% werd gesommeerd.

Minister Kamp:

Mevrouw Gesthuizen weet dat ze die brieven een jaar geleden kreeg. Een jaar geleden was er sprake van een korting van 2%, maar zo'n voorbeeld hebben we recentelijk niet meer gezien. Wij zijn in de beide sectoren gedoken waarin het probleem het grootst werd geacht. We hebben met die sectoren overlegd en beide sectoren hebben hun eigen model gekozen, in de vorm van een pilot. We hebben hen daarin ondersteund. Het probleem dat men te bang zou zijn om zich te melden, is ter sprake gekomen en daarvoor hebben we een voorziening getroffen, zodat er ook anoniem gemeld kon worden. Daar is dus echt een oplossing voor gecreëerd. Ik heb de overtuiging dat er het nodige is veranderd sinds dit in de Kamer, terecht, aan de orde is geweest. Naar mijn mening heeft dit louterend gewerkt. Ik blijf dit punt serieus nemen, want we kunnen natuurlijk ook wegzakken en daarom ben ik van plan om twee keer per jaar met die sectoren te overleggen om te bekijken hoe de situatie op dat moment is en of er sprake is van veranderingen die ook tot een verandering in mijn opstelling zouden moeten leiden. Maar op dit moment zie ik niet de wenselijkheid, laat staan de noodzaak, om andere dingen te doen dan ik al gedaan heb.

De voorzitter:

Ik had net niet opgemerkt dat de heer Verhoeven ook wilde interrumperen, dus ik geef hem nu alsnog het woord.

De heer Verhoeven (D66):

Ik wil inderdaad ook op dit punt interrumperen. Ik snap heus wel dat het lastig is als je het eng vindt om aangifte te doen of het überhaupt niet durft. In zo'n geval is het lastig om het probleem aan de oppervlakte te krijgen. De Minister zei dat die brieven er niet meer zijn, maar de praktijk is er nog wel en die is ook algemeen bekend. In een onderzoek van de FNLI (Federatie Nederlandse Levensmiddelen Industrie) onder de brancheorganisaties voor producenten heeft twee derde van de ondernemers in de enquête aangegeven dat er nog steeds problemen zijn. Ik hoop niet dat we nu concluderen dat er geen probleem meer is, puur omdat er geen aangiftes worden gedaan. Ik hoop dat de Minister iets meer wil doen dan alleen maar constateren dat het probleem voorbij is en dat we de vinger aan de pols moeten houden.

Minister Kamp:

Maar wat kan ik nog meer doen? We hebben een Mededingingswet waarin allerlei dingen geregeld zijn. We hebben daarnaast de Beleidsregel mededinging en duurzaamheid die op onderdelen nog een stapje verder gaat. We hebben een onafhankelijke toezichthouder bij wie je terecht kunt als je problemen hebt. In twee sectoren gaf men aan dat er sprake was van bijzondere problemen. Wij hebben toen met die sectoren zelf een organisatie opgezet om die problemen aan te pakken. Toen er werd aangegeven dat men te bang was om zich te melden, hebben we een voorziening getroffen om dat anoniem te kunnen doen. Het houdt natuurlijk wel een keer op. Het kan niet alleen maar van onze kant komen. Degenen die klagen en brieven sturen, moeten ook zelf bereid zijn om zich bij zo'n voorziening of brancheorganisatie te melden om daar hun problemen op tafel te leggen. Als dat niet gebeurt, houdt het een keer op. Ik kan niet door blijven gaan.

De heer Verhoeven (D66):

Dat kan wel. Ik begrijp echter dat de Minister zegt dat er al een heleboel gedaan is, want dat is waar. Maar helaas heeft dit niet datgene opgeleverd waarop wij hoopten, namelijk meer zichtbaarheid en grip op het probleem. Ik weet heus wel dat de Mededingingswet op dit punt beperkte mogelijkheden biedt. Dat geldt ook voor de ACM, want het gaat niet om een verticale relatie, maar om een horizontale relatie in de keten. Maar in een ander land heeft een onafhankelijke autoriteit wel degelijk tot een verbetering van de situatie geleid. De Minister zei dat hij dit sowieso afwijst, maar is dat wel zo'n goed idee? Is het niet toch de moeite waard om dat nog eens goed te bekijken? De ACM kan niets doen op basis van de Mededingingswet, omdat die hier niet echt op ingaat. Dit probleem blijft onder water, omdat ondernemers niet durven te klagen. Uit alles blijkt dat dit probleem nog steeds aan de orde van de dag is, ook al zijn de brieven van Albert Heijn er misschien niet meer.

Minister Kamp:

Dat blijkt mij niet. Ik ben immers ook een van degenen tot wie men zich kan wenden. Toen men dat gedaan heeft, heb ik samen met de sectoren naar praktische oplossingen gezocht en heb ik ondersteuning geboden. Ik heb het idee dat wij de zaken op een goede manier hebben aangepakt, omdat de problemen die hier destijds op tafel lagen, nu niet meer op tafel liggen, en omdat men zich niet heeft gemeld bij de eigen voorziening die wij daarvoor getroffen hebben. Naar mijn overtuiging hebben we de zaken nu op orde, dankzij de combinatie van de getroffen voorzieningen, de wetgeving en de onafhankelijke toezichthouder. Ik ga daarom niet bekijken of ik hiervoor nu weer een aparte instantie kan optuigen, daar ben ik echt niet toe bereid.

De voorzitter:

Ik denk dat er voldoende woorden zijn gewisseld over dit punt.

Minister Kamp:

Voorzitter. Mevrouw De Vries vroeg ook aandacht voor het onderzoek van de ACM naar onlinerecensies. Ik vind dat een belangrijk punt, want voor steeds meer consumenten zijn die platforms steeds belangrijker. Ik zal zo nader ingaan op die platforms. Een bedrijf mag zijn klanten niet misleiden, want dat is verboden. Als dat wel gebeurt, moet daartegen opgetreden worden. ACM is zich daar heel goed van bewust, zij doet dat al en zij zal dat blijven doen, zeker bij die belangrijke en grote platforms. Ik vind het belangrijk en goed dat ACM daar aandacht aan besteedt en ik zal dat ook blijven volgen om te bekijken hoe dit zich ontwikkelt. Consumenten hebben immers het recht om tegen misleiding beschermd te worden.

Mevrouw De Vries sprak tot slot over het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut. Zij vroeg naar de voortgang van het onderzoek naar de bezuinigingen. Een extern bureau heeft dit geëvalueerd en uit het onderzoek is gebleken dat de instanties die zijn aangewezen om het meteorologische werk te doen, goed werken en dat hun kwaliteit en doeltreffendheid hoog is. Het aantal klachten dat zij krijgen, is laag en dat geldt ook voor het aantal beslissingen waartegen men bezwaar of beroep aantekent. We hebben dit dus goed op orde in Nederland. Degenen die geëvalueerd hebben, zien wel een aantal mogelijkheden om op onderdelen verbeteringen door te voeren. De instanties zijn ook zeker bereid om dat te gaan doen. Het gaat met name om Verispect. Ook het Agentschap Telecom, dat vanaf 1 januari toezicht houdt op de uitvoering van de Metrologiewet, zal dit blijven volgen. Maar dit is gelukkig niet iets waarover wij ons op dit moment ongerust hoeven te maken.

De heer Geurts sprak over de beleidsregels voor mededinging en duurzaamheid. Hij vroeg naar een tijdschema en naar informatie over de inherente beperking. Ik heb aangegeven dat ik in het derde kwartaal met de toegezegde brief zal komen. Daarin zal ik ingaan op de inherente beperking. De heer Geurts vroeg waarom in andere landen dingen wel mogelijk zijn. In ons land zijn ook dingen mogelijk. Binnen de huidige Mededingingswet kunnen bedrijven afspraken maken. Als het maar niet zo is dat die afspraken erop gericht zijn om op het punt van kwaliteit en/of prijs dingen voor elkaar te regelen ten koste van de klanten en de consumenten. Maar als je bijvoorbeeld in de intensieve veehouderij afspraken wilt maken om het onverdoofd castreren van biggen te beëindigen en het op een andere manier te gaan doen, verzet zich daar helemaal niets tegen.

De heer Geurts heeft gemerkt dat ik het belangrijk vind dat er afspraken gemaakt kunnen worden. Ik heb eraan gewerkt om dat mogelijk te maken. Ook nu zoek ik de grenzen op om ervoor te zorgen dat je met een beleidsregel, eventueel met een aanvullende wettelijke bepaling en met overleg met de Commissie, de mogelijkheden schept die nodig zijn voor de duurzaamheid. De heer Geurts maakte nog de vergelijking met andere landen. Sommige andere landen gaan wat makkelijker om met wetgeving. Wij proberen het op een andere manier te doen. Ik denk dat het niet verkeerd is zoals wij het doen. Verder ben ik daar al op ingegaan.

De heer Geurts stelde een vraag over een notitie waarvan de naam mij ontschoten is.

De heer Geurts (CDA):

Denklijn Mededinging en Duurzaamheid.

Minister Kamp:

Het feit dat ik de naam niet paraat heb, betekent dat ik de notitie niet heb gelezen tijdens de voorbereiding voor dit overleg. Het is, begrijp ik, geen openbare notitie. Maar als die informatiebehoefte bij de heer Geurts leeft, moet ik even kijken of ik daaraan kan voldoen. Ik zal me daarover zo mogelijk met hem verstaan.

De heer Geurts stelde vervolgens een vraag over de Europese aanbestedingsdrempels. Je hebt een bepaald niveau en als je daarboven zit, val je onder de Europese regels. Als je daaronder zit, is dat niet het geval. Hij vindt dat die drempels eigenlijk moeten worden verhoogd. Ik voel daar wel wat voor, want wat wij daarvoor zelf geregeld hebben, is in heel veel gevallen goed. Ik heb geprobeerd dat voor elkaar te krijgen, maar daar heb ik de handen niet voor op elkaar gekregen in Europa. De andere landen vinden dat nu wel lang genoeg over die drempels is gesproken en zijn tevreden over de uitkomst. Er is geen behoefte aan verandering. Dat is me dus niet gelukt. Het heeft niet veel zin om dit soort dingen in Europese vergaderingen te bespreken. Daar bespreek je alleen zaken waarvan je verwacht dat je eruit kunt komen. In het ambtelijk overlegcircuit en een-op-een met andere Ministers moet je dat proberen te bereiken. Dat hebben we gedaan, met als uitkomst dat de huidige grenzen een gegeven zijn. Er zijn geen mogelijkheden om dat nu op te rekken.

Bij de netbeheerbedrijven gaat het om de bedrijven die na de splitsing van de oude energiebedrijven de netten moeten beheren. Aan de ene kant heb je energieproductie en -levering, aan de andere kant heb je de bedrijven die het gas- en elektriciteitsnet moeten beheren. Dat zijn grote professionele organisaties, die ook kijken naar toekomstige ontwikkelingen. Alliander houdt zich met laadpalen voor elektrische auto's bezig. Voor zover dat gebeurt binnen de geldende grenzen vind ik dat wel een gewenste ontwikkeling. Zij doen goede dingen om ervoor te zorgen dat we daarmee verder komen. We zijn heel ambitieus wat elektrische auto's betreft. De PvdA heeft de Kamer zo ver gekregen om uit te spreken dat we binnen negen jaar helemaal niet meer in gewone auto's rond mogen rijden. Het enthousiasme in de Kamer over elektrische auto's is dus groot. Dat over de hele linie wordt bekeken hoe iedereen daaraan kan bijdragen, begrijp ik wel. Maar we hebben wel afgesproken en vastgelegd dat het niet mag zijn dat zulke bedrijven oneerlijke concurrentie plegen. Daar houd ik die bedrijven al langere tijd aan en dat zal ik blijven doen. Ze moeten binnen hun marges kunnen opereren, maar er mag geen sprake zijn van oneerlijke concurrentie.

De heer Geurts (CDA):

De Minister schakelde heel snel door naar de andere twee onderwerpen. Ik wil echter terugkomen op de oneerlijke handelspraktijken. Die moeten gemeld worden bij de brancheorganisaties. Een brancheorganisatie is een bundeling van concurrenten met gelijke belangen. Maar de wereld is klein, dus als je dit soort wezenlijke zaken meldt bij je brancheorganisatie, ligt dat voor je het weet op straat. Daarom zijn individuele ondernemers zeer terughoudend bij het zomaar melden hiervan. Ze vinden dat te gevaarlijk, want voordat je het weet, ben je afzet kwijt. Ik heb de Minister een concreet voorbeeld voorgehouden: inkooporganisaties en afnemers hebben in hun contracten staan dat tegoeden niet mogen worden verpand. Als je aan dat tegoed wilt komen, kun je dat via een lening krijgen, wat wordt verrekend met je uitstaande tegoed. Dat zijn toch koppelverkopen die we niet zouden moeten willen, ook al mag het volgens de wet wel.

Minister Kamp:

Ik weet niet of het verkeerd is dat je iets niet mag verpanden. Daar kunnen goede redenen voor zijn. Maar we hebben dit overleg niet voor niets. De heer Geurts kent deze sector. Hij draagt dit probleem aan, voorzien van een concreet voorbeeld. Dat zal ik gebruiken in mijn overleg met de ACM. Ik zal haar vragen of dat voorbeeld bekend is en, zo ja, wat haar opvatting daarover is en of er reden is om op te treden. Ik denk dat de brancheorganisaties in staat zijn om ervoor te zorgen dat problemen van leden anoniem worden behandeld, dus zonder dat hun leden daardoor in de problemen komen. Als ze dat nu niet kunnen, moeten ze ervoor zorgen dat ze dat wel kunnen. Mij hebben ze in ieder geval niet laten weten dat ze dat niet kunnen. Nogmaals, ik vind dit de verantwoordelijkheid van de ondernemers zelf. We hebben veel voor ze gedaan, we hebben de zaken in hun eigen sectoren geregeld en we hebben die anonieme voorziening getroffen. Als ondernemers van mening zijn dat dingen helemaal verkeerd gaan, laat ze dan bij mij en/of de ACM komen, zodat we daar nog over kunnen spreken. Ik vind dat ik nu het maximale heb gedaan. Gelet op de huidige situatie, mijn beoordeling daarvan en het ontbreken van meldingen bij mij wil ik het daar nu bij laten.

De heer Geurts (CDA):

De SP-collega zei het al: we kunnen daarin vanuit de positie van de Minister een heel eind meegaan. Maar tijdens werkbezoeken en uit contacten met individuele ondernemers blijkt mij wel dat de stelling «er zijn geen klachten ingediend, zodat er geen klachten zijn» niet geldt. Zo zit de wereld niet in elkaar, dit is een best wel complexe wereld, ook qua concurrentieverhoudingen. Andere collega's hebben er ook al op gewezen: er is wel wat aan de hand. We zullen bezien hoe we dit op een andere manier bij de Minister onder de aandacht kunnen krijgen.

De voorzitter:

Dat was geen vraag.

Minister Kamp:

Dat wacht ik af. Dat wat verschillende woordvoerders op dit punt naar voren hebben gebracht, zal ik melden bij de lopende pilots. Ik zal betrokkenen vragen hierover na te denken. Verder zal ik hierop specifiek ingaan tijdens mijn gesprek met betrokkenen, komend najaar.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Over de publieke netbeheerders zegt de Minister dat het hem wel aanstaat dat ze bezig zijn met andere activiteiten. Dat moet allemaal kunnen. De Minister zegt daar alert op te zijn. Maar kan de Minister überhaupt laten onderzoeken hoe dat zit binnen die bedrijven? Ik denk aan kruissubsidiëring. Daarover bestaan namelijk wel zorgen bij de Kamer. Niet iedereen is ervan overtuigd dat dat op dit moment mogelijk is.

Minister Kamp:

Mevrouw De Vries zegt ook hier weer dat ik vind dat het zus en zo gaat. Ik zeg wat omdat mij wat gevraagd wordt. Ik doe dat zo goed mogelijk. In de Elektriciteitswet en in de Gaswet zijn hiervoor regels opgenomen. Op die regels wordt door de ACM gehandhaafd. Ik vind die regels niet optimaal. Daarom heb ik ze verder aangescherpt in de Wet STROOM, die met steun van de VVD door deze Kamer is aangenomen, maar aan de overzijde niet is aangenomen, omdat men vond dat Delta en Eneco niet hoefden te splitsen. De Minister moest daarvoor gestraft worden, vond men. Maar goed, dat probleem is niet door mevrouw De Vries veroorzaakt en ook niet door haar partij, want ook in de Eerste Kamer steunde de VVD mij. De Wet STROOM, waarin dit voor mevrouw De Vries belangrijke punt is verduidelijkt, is niet aangenomen, wat betekent dat ik al een nieuw wetsvoorstel bij deze Kamer heb ingediend voor Wind op Zee. In september kom ik naar de Kamer met een tweede vervangend wetsvoorstel inzake de voortgang van de energietransitie. Daarin neem ik deze bepaling opnieuw op. Het door mevrouw De Vries geschetste probleem kan daardoor nog beter getackeld worden. De ACM kan daar nog beter op toezien. Ik hoop dat die wet dan snel van kracht kan worden, waarmee ervoor gezorgd wordt dat de betrokken bedrijven doen wat ze binnen de regels mogen doen, zonder dat oneerlijke concurrentie mogelijk wordt gemaakt. Het laatste moet onmogelijk worden gemaakt.

Mevrouw Gesthuizen zei dat bij de ACM vanwege capaciteitstekorten complexe zaken onvoldoende worden opgepakt. Ik weet niet of dat helemaal het probleem is. Het is niet makkelijk om met complexe zaken om te gaan. Voordat je het weet, word je daarin meegesleept en wordt er steeds meer bijgehaald, waardoor het steeds complexer wordt. Op een gegeven moment ben je eruit, maar als je dan kijkt naar het resultaat, vraag je je af of je daarbij de juiste prioriteiten hebt gesteld. Dat soort dingen moet iedere organisatie in de praktijk leren, wat ook geldt voor de ACM. Ik vind dat je complexe zaken zeker moet aanpakken, maar je moet ze niet complexer laten worden dan nodig is. Je moet ook zorgen voor een balans tussen grote en kleine zaken. Ik denk dat de ACM dat in algemene zin goed doet. Dat wordt bevestigd door de evaluatie. Ik heb daarover gesprekken gehad met de leiding van de ACM en heb de indruk dat men het heel goed in beeld heeft en de goede beslissingen neemt.

Mevrouw Gesthuizen begon ook even over de praktijk van de aanbestedingen. Uit de evaluatie van de Aanbestedingswet is gebleken dat er verbeteringen mogelijk waren. Die voer ik door. Verder is vooral gebleken dat de problemen met name in de uitvoering en toepassing van de Aanbestedingswet zaten. Dat moet op de werkvloer gebeuren. De situatie varieert ook van regio tot regio. Vandaar dat ik besloten heb om het van regio tot regio te ondersteunen. Er is een organisatie opgezet onder leiding van de heer Huizing, die in de regio's met aanbestedende diensten en bedrijven praat over de problemen die zich voordoen. Daaruit komen vertegenwoordigers uit de regio's naar voren waarmee de zaak verder wordt uitgewerkt. Op die manier proberen we de uitvoering van die goede wet te ondersteunen. Ik denk dat dit heel goed helpt.

Mevrouw Gesthuizen zei dat accountants onvoldoende kunnen controleren. Het is niet mijn taak of die van de ACM om de werkwijze van accountants te controleren. Daar zijn andere instanties voor. Ik heb niet het idee dat er iets is met accountants waardoor ik op dit moment zou moeten optreden.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Dit is mijn laatste interruptie. Ik vrees dat de Minister mijn vraag niet goed heeft begrepen. Er zijn in de nieuwe Aanbestedingswet regels opgenomen voor boven en onder de grens voor Europese aanbestedingen. Controle op naleving van die regels vindt onder andere plaats doordat bedrijven die zich benadeeld voelen, naar de rechter kunnen stappen. Dat gebeurt in de praktijk zelden of nooit. De belangrijkste stok achter de deur zodat de regels netjes worden gevolgd, is controle door de accountant. Op de website van de onderwijsinspectie heb ik echter gezien dat voor 2016 wordt voorgesteld om de accountantscontrole enorm te versimpelen en alleen nog maar te bekijken of er beleid is op het gebied van administratieve organisatie en interne beheersing. Er wordt niet meer gekeken naar de manier waarop zaken worden uitgevoerd. De Minister geeft nu aan dat er juist in de uitvoering een probleem is. Ik maak me hier heel erg zorgen over, omdat je met deze stap het signaal afgeeft dat je maximaal 130 mag rijden op sommige stukken van de snelweg, maar dat je je geen zorgen hoeft te maken dat je geflitst wordt. Dat lijkt mij een heel verkeerd signaal.

Minister Kamp:

Ja, maar ik ga niet over de accountants en ook niet over het onderwijs. Als je boven of onder de grens valt, is het niet zo dat de aanbestedingsregels al dan niet gelden. Ze gelden wel degelijk. Er zijn alleen wat andere eisen voor de proportionaliteit, maar ze moeten wel gecontroleerd worden. Als de ondernemers daar klachten over hebben, kunnen ze bij de aanbestedende dienst en bij de Commissie van Aanbestedingsexperts terecht, of ze kunnen naar de rechter gaan. Ik heb dus geen positie ten opzichte van accountants en het onderwijs.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Ik vind dat deze Minister, die verantwoordelijk is voor de Aanbestedingswet, zich hier wel zorgen over zou moeten maken. Volgens mij klopt het ook niet. Misschien is de Minister het vergeten, maar vorig jaar hebben het Ministerie van OCW en de accountants dit samen met de instellingen besloten. Toen was de reactie van het Ministerie van Economische Zaken nog dat men er helemaal niet gelukkig mee was. Ik kan me voorstellen dat dit punt de Minister nu wat rauw op zijn dak valt, dus wellicht moet ik er na het overleg maar schriftelijke vragen over stellen om er wat meer over te weten te komen.

Minister Kamp:

Mevrouw Gesthuizen vroeg ook naar de Airbnb-problematiek. Ik zie het trouwens in de eerste plaats niet als problematiek. Ik zie het als iets wat steeds meer in de samenleving opkomt, namelijk dat je de mogelijkheden van internet gebruikt om bezittingen te delen. De ene keer gaat het om gereedschap, de andere keer om een auto en weer een andere keer om een huis. Deze ontwikkeling doet zich voor in de samenleving. Dat heeft niet alleen nadelen, want we kunnen er zeker ook van profiteren. Hoe je er in de praktijk mee moet omgaan, varieert enorm. Amsterdam moet er anders mee omgaan dan steden waar de druk minder groot is. Ik heb de overtuiging dat de mogelijkheden om op te treden niet optimaal benut worden. Het is makkelijk om te zeggen: er is een probleem, dus overheid, zorg voor een nieuwe regel. We hebben al heel veel regels. Ik heb de overtuiging dat hiervoor regels gebruikt kunnen worden die nog niet gebruikt worden. Daar is al behoorlijk veel overleg over geweest met gemeenten, ook met Amsterdam. Minister Blok gaat er op korte termijn apart met Amsterdam over praten. Het moet vooral gezocht worden in de bestaande regels en in samenwerking, om ongewenste uitwassen te voorkomen. Het lijkt me bijvoorbeeld heel logisch dat sociale huurwoningen die voor een bepaald doel en een bepaalde prijs ter beschikking worden gesteld niet als melkkoe worden geëxploiteerd. Dat lijkt mij logisch. Voor al die dingen zijn regels. Het gaat erom dat die regels toegepast en nageleefd worden. Dat is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van daarvoor aangewezen instanties, zoals het gemeentebestuur. Dit wat betreft Airbnb.

De heer Verhoeven sprak over wat er allemaal loopt op het gebied van digitalisering. Ik ben er al op ingegaan en heb gezegd dat hij dat terecht aan de orde heeft gesteld, omdat er grote verschuivingen te zien zijn als gevolg van digitalisering, de mogelijkheden van internet en big data. Daardoor zijn grote veranderingen gaande. Dat levert een andere situatie op voor de ACM. Die zal daarop moeten inspelen. Daarvan is men zich bewust en daar is men ook mee bezig. Platforms vind ik daarvan een heel goed voorbeeld. We hebben daar zelf een analyse van gemaakt voor de Nederlandse situatie. We hebben ook voor elkaar gekregen dat Europa zich in die platforms gaat verdiepen. Frankrijk doet het ook, maar is er altijd wat defensiever in. Frankrijk wil vooral de Franse cultuur beschermen en beziet hoe men daar ook in dit verband iets aan kan doen. Nederland staat er wat anders in. Ik vind die platforms prima. Ik denk ook dat daar vanuit Nederland nog een heleboel aan gedaan kan worden. Er zijn initiatieven op dat gebied gaande. Ik snap dat de Engelstalige landen voordelen hebben omdat hun platforms wat makkelijker breder over de wereld uit te rollen zijn. Het is heel goed om de platforms te houden aan de regels die we hebben. Ze mogen consumenten niet misleiden en niet van hun marktmacht gebruikmaken om anderen weg te drukken. Dat hebben we vastgelegd, en dat geldt dus ook voor de platforms. Ik heb gezien wat men in Frankrijk heeft gedaan en heb daar niet iets uitgehaald waar wij ook toe over zouden moeten gaan. Onze eigen analyse wijst daar ook niet op. Als we ons ervan bewust zijn dat de regels net zo goed gelden voor de platforms – dat zijn ook commerciële organisaties – kunnen we de zaak goed volgen.

De heer Verhoeven sprak over de postmarkt. Hij noemde het bedrijf Sandd, door hem waarschijnlijk beter uitgesproken als «Sàndd», maar iedereen zegt meestal «Séndd», dus dat blijf ik ook nog maar even doen. Ik heb mij het afgelopen halfjaar zeer intensief met de postmarkt bemoeid. Dat is begrijpelijk, want er zijn ontwikkelingen bij Sandd en bij PostNL. Ik heb onderzoek aangekondigd, dat in het tweede halfjaar wordt uitgevoerd. De resultaten daarvan komen ook in het tweede halfjaar beschikbaar. We bekijken hoe de postmarkt zich in de afgelopen jaren ontwikkeld heeft, hoe de huidige situatie is, hoever die eventueel afwijkt van de volgens ons wenselijke situatie en wat wij zouden moeten doen om die wenselijke situatie dichterbij te brengen. Ondertussen probeer ik de dingen te doen die nodig zijn om concurrentie in stand te houden, om zo de bedrijven in staat te stellen zich in de internationale context te handhaven. De Belastingdienst heeft voor de overheid als geheel de postaanbesteding gedaan. De heer Verhoeven zegt terecht dat er bij het bedrijf Sandd verschillende prijzen zijn geoffreerd. Hij zegt dat de prijs die voor 48 uurspost is geoffreerd, lager is dan de prijs voor 72 uurspost. Hij vraagt zich af wat de consequenties daarvan zijn. De werkwijze met 48 uurspost en 72 uurspost bevalt de overheid goed. De prijzen geven ook niet direct aanleiding om die werkwijze te veranderen. Er zijn dus beslissingen genomen over de rijkspost die niet tot ongelukken leiden. Ik geloof dus dat de manier waarop we de zaak aangepakt hebben, tot tevredenheid bij de heer Verhoeven zou kunnen leiden.

Ik heb het idee dat ik de andere punten die de heer Verhoeven naar voren heeft gebracht, al heb behandeld toen ik er bij de andere woordvoerders op ben ingegaan.

De voorzitter:

Ik zie de heer Verhoeven knikken, dus dat klopt. Ik dank de Minister voor zijn antwoorden. Er is behoefte aan een tweede termijn. Ik geef mevrouw Vos het woord voor anderhalve minuut.

Mevrouw Mei Li Vos (PvdA):

Voorzitter. Het was een kalme maar toch nuttige en interessante wisseling van gedachten. Het punt van de PvdA is dat machten anders worden verdeeld in een veranderende economie. We zien oligopolisering, waar ook de heer Verhoeven het over had en mevrouw Gesthuizen ook vaak over spreekt. Aan de andere kant is er, met de zzp'ers, verkruimeling van het ondernemerslandschap te zien. Het is daarom goed dat de Minister van Economische Zaken met de ACM spreekt over de veranderingen op de markt en de manier waarop de ACM daarmee omgaat.

Dezelfde kwestie, de veranderde machtsverhouding, speelt ook met het probleem rond de inkoopmacht. Dat is niet op lossen met een simpel meldpunt, maar gaat juist ook over de vraag wat we willen met de Mededingingswet. Ik verwacht dus veel van het gesprek met de ACM. Daarbij wil ik de Minister meegeven dat vroeger, in de jaren negentig van de vorige eeuw, bijvoorbeeld in de cao van de NVJ (Nederlandse Vereniging van Journalisten) een lijstje stond met tarieven voor freelancers. De grote vraag is wat er veranderd is ten opzichte van de jaren negentig. Nou, er zijn veel meer freelancers en veel minder kranten. Zo'n cao met bepalingen over wat een freelancer zou mogen verdienen, lijkt mij dan juist extra nodig. Ik vraag de Minister om daarop in te gaan in zijn gesprek met de ACM.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Voorzitter. Ik dank de Minister voor zijn antwoorden. Volgens mij heeft de Minister mijn vraag over VSL niet helemaal goed geïnterpreteerd. Wij hebben gevraagd naar de voortgang van het financieel onderzoek bij het meetinstituut VSL. De Minister begon over Verispect, maar volgens mij is dat net iets anders.

We hebben ook gevraagd wanneer het onderzoek van de ACM naar onlinerecensies klaar kan zijn. Uit de antwoorden van de Minister leid ik af dat er in principe voldoende mogelijkheden zijn om misleiding van de consument wettelijk aan te pakken.

Ik denk dat we naar aanleiding van de brief die de Minister na de zomer stuurt, verder te spreken komen over mededinging en duurzaamheid.

Tot slot wil ik ingaan op oneerlijke handelspraktijken. Het lijkt een beetje of de signalen die de Tweede Kamer krijgt, niet bij de Minister terechtkomen. Ik doe een oproep aan degenen die bij ons hun punten hebben gemaakt, om die ook nog bij de Minister aan te geven. Ik vind dat we duidelijkheid moeten krijgen in de discussie. Vandaar dat we hebben voorgesteld om, als men niet durft te melden bij de eigen brancheorganisatie, ook al kan dat anoniem, voor een jaar een meldpunt in te richten bij de ACM. Zo kunnen we een goede analyse van het probleem maken en is er gewoon eens een keer een goed beeld van de omvang van de problematiek. Ik vind het jammer dat de Minister daar niet in mee wil gaan, maar vraag hem om in ieder geval nog een keer na te denken over de vraag of dat toch niet een oplossing is.

De heer Geurts (CDA):

Voorzitter. Ik dank de Minister voor zijn antwoorden en toezeggingen. Ik zie ook uit naar de brief over mededinging en duurzaamheid. De Minister geeft aan dat die na de zomer komt. Ik zit wat te drukken op dit onderwerp om wat definitievere data te krijgen. Nadat de Kamer de motie-Dijkgraaf/Geurts heeft overgenomen over de beleidsregel mededinging heeft het, op een paar dagen na, een jaar geduurd voordat wij er weer over konden spreken. Wij vinden het belangrijk – ik merk dat ook bij andere collega's – dat er wat duidelijkheid over de planning komt. «Na de zomer», in het derde kwartaal, is wel een heel breed begrip. Graag krijg ik dus een nadere duiding van de Minister.

We hebben ook over oneerlijke handelspraktijken gesproken. Die discussie zullen we vervolgen. Er ligt een initiatiefnota van mijn hand waar collega's vragen over gesteld hebben. Daar zal de komende weken de laatste hand aan gelegd worden. We zullen dan ook de discussie kunnen vervolgen over de scheidsrechter in de voedselketen, want die is een onderdeel van de initiatiefnota. Ik hoop dat na de zomer te kunnen doen.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Voorzitter. Ik begin bij laatste punt dat de Minister maakte over mijn inbreng over Airbnb. Airbnb is inderdaad niet louter een probleem. Helemaal niet, niet in de ogen van de SP, en overigens ook niet in de ogen van de hotelhouders, van ketens en individuele ondernemers. Die willen wel heel graag een gelijk speelveld. Dit is toch het ideale algemeen overleg om dat aan de orde te stellen? Daarom ben ik een beetje teleurgesteld vanwege de reactie van Minister Blok. Ik hoop dat de Minister nog eens goed kijkt naar de huidige regels. Hij zegt: eigenlijk zouden de huidige regels beter moeten worden toegepast, want dan kan er een gelijker speelveld komen voor alle mensen die op de een of andere manier toeristen accommoderen. Daar houd ik me voorlopig eventjes aan vast, maar ik vrees dat we ons heel goed moeten realiseren dat we niet alleen richting de horeca maar ook richting de klanten een verantwoordelijkheid hebben voor de veiligheid.

Ik wil een VAO aanvragen omdat ik meen dat een aantal partijen in de Kamer een heel duidelijk signaal hebben gegeven aan de Minister om iets te doen ten aanzien van een onafhankelijk klachtenloket voor oneerlijke handelspraktijken. Ik wil proberen om de Minister een steuntje in de rug te geven op dat punt.

De heer Verhoeven (D66):

Voorzitter. Ik dank de Minister voor de beantwoording. Ik heb niet heel veel uit dit AO kunnen halen, maar ben wel heel benieuwd naar de moties van de Socialistische Partij. Ik ben ook benieuwd naar de daden van de coalitie. De coalitie heeft absoluut heel goede woorden gesproken: beide partijen hebben aangegeven oog te hebben voor dit onderwerp. Mevrouw Vos deed dat in wat bredere zin over de veranderende verhoudingen in de economie en wat daaraan moet gebeuren. Mevrouw De Vries van de VVD ging met name in op oneerlijke handelspraktijken. Dat vind ik heel positief. Ik hoop dan ook echt dat we nu een stapje kunnen zetten, want we spreken heel vaak over dit onderwerp en zijn het op hoofdlijnen met elkaar eens, maar het is lastig om een stap te zetten. De Minister heeft zich laten kennen als iemand die zo nu en dan een duwtje in de rug toch wel prettig vindt. Al zal hij dat niet snel toegeven, is het wel goed dat de Kamer zo nu en dan zelf dat duwtje geeft. Ik ben dus optimistisch en hoop dat we het balletje aan het rollen kunnen krijgen naar een iets eerlijkere marktruimte in Nederland voor heel veel bedrijven die het nu zwaar hebben.

De voorzitter:

Ik neem, hem kennende, aan dat de Minister direct door kan.

Minister Kamp:

Voorzitter. Mevrouw Vos brengt opnieuw het punt van de veranderde verhoudingen in. Ze haalt de jaren negentig erbij en zegt: bedrijven zijn sindsdien steeds groter geworden en daartegenover staan steeds meer kleine partijen, met name zzp'ers. Dit is een terecht punt van mevrouw Vos. Ik heb al aangegeven dat ik met de ACM zal praten over die ontwikkeling. Ik zal daarbij het voorbeeld gebruiken van de sector die mevrouw Vos noemde, om daar wat dieper op in te kunnen gaan. Zij sprak over cao's, maar ik zie zzp'ers als ondernemers. Als zzp'ers eigenlijk schijnzelfstandigen zijn, moeten we daar zo gauw mogelijk een eind aan maken. Zij moeten dan gewoon werknemer worden, of ze moeten alsnog ondernemer worden. Maar als je een zzp'er bent, ben je ondernemer en draag je je eigen verantwoordelijkheid. Je hebt dan dus ook geen cao.

Het spijt me, zeg ik tegen mevrouw De Vries, dat ik op het verkeerde onderwerp ben ingegaan omdat ik haar niet goed begreep. Zij wil weten hoe het zit met de bezuiniging bij VSL, het oude ijkwezen. Ik zal na de zomer wat meer kunnen zeggen over de stand van zaken. In het derde kwartaal kom ik met informatie daarover naar de Kamer.

Mevrouw De Vries sprak over het belang van het aanpakken van valse recensies. Zoals ik al gezegd heb, vind ik dat een belangrijk punt. Ik zal het de aandacht geven die zij heeft gevraagd.

Zij ging ook in op het meldpunt. Mevrouw Gesthuizen wil een VAO omdat ze een motie wil indienen voor een onafhankelijk klachtenmeldpunt. Maar de ACM is natuurlijk al een onafhankelijk klachtenmeldpunt. Het kan zo zijn dat ze niet tevreden is met wat we allemaal gedaan hebben binnen de sectoren, maar ik heb al een paar keer gezegd dat ik vind dat we heel ver zijn gegaan. Als dat nog niet genoeg is en iemand met een klacht bij een onafhankelijk meldpunt terecht wilt, zeg ik: kijk even in het telefoonboek waar «ACM» staat, bel die op en kom met je klacht. Daar hebben we toch een onafhankelijke toezichthouder voor? Die is er ook op ingericht om dat soort telefoontjes op te vangen. Die mogelijkheid is er volgens mij dus al.

De heer Geurts vroeg voor de tweede keer om het tijdschema voor de aangescherpte beleidsregel en de eventuele wettelijke voorziening voor algemene gelding. Ik zou heel snel kunnen komen met die aangescherpte beleidsregel, maar ik heb wat meer tijd nodig voor de brief over de wettelijke voorziening. Ik kan het allebei tegelijk doen in oktober. Het lijkt me het beste om dat maar te doen, want dan stuur ik het geheel in samenhang. Zonder gesputter van zijn kant, kom ik dus met deze informatie in oktober.

De heer Geurts (CDA):

Dat laatste heb ik misschien niet helemaal goed verwerkt in mijn hoofd. Die beleidsregel zou in de zomer komen en zou via de Staatscourant worden gepubliceerd. Daar gaat de Minister nog gewoon mee door, neem ik aan? De rest komt dan in oktober. De Minister zei: in het derde kwartaal. Dat is september.

Minister Kamp:

Oké. Als de heer Geurts dat het meest geschikt acht, dan heb ik er geen probleem mee om dat zo te doen. Ik kom dus zo snel mogelijk met de beleidsregel en kom in oktober met de brief over een eventuele wettelijke voorziening op dit punt.

Mevrouw Gesthuizen heeft gesproken over het onafhankelijke klachtenloket. Daar ben ik al op ingegaan. Ik wacht even af hoe zich dat verder ontwikkelt. Ik geloof dat ik daarmee ook de punten die de heer Verhoeven naar voren heeft gebracht van een reactie heb voorzien.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dan zijn wij klaar. Er zijn vier toezeggingen genoteerd.

  • De Minister komt in oktober met een brief voor een mogelijke wettelijke basis voor het algemeen geldend verklaren van beleidsregels.

  • De Minister zal de Kamer zo snel mogelijk informeren over het gesprek met de ACM over mogelijk machtsmisbruik bij de inkoop ten nadele van zzp'ers in de journalistiek.

Minister Kamp:

Bij een volgend regulier overleg met de ACM ga ik de diverse onderwerpen die besproken zijn aan de orde stellen, onder andere dit onderwerp. Ik heb ook zo mijn eigen punten. Ik zal de Kamer terugkoppelen over het besprokene.

De voorzitter:

De volgende toezegging.

  • De Minister zal de Kamer indien mogelijk informeren over de denklijn Mededinging en Duurzaamheid van de ACM.

Minister Kamp:

Laat mij daar nog iets over zeggen, voorzitter. Dat is een intern stuk van het ministerie. Wij hebben een consultatie uitgevoerd voor de beleidsregel, die wij wilden aanscherpen. Wij hebben daar een concept voor gemaakt. Daarover hebben we via internet geconsulteerd. Daar zijn reacties op gekomen. Mijn mensen hebben die reacties geanalyseerd, daar conclusies uit getrokken en die aan mij voorgelegd. Dat is een intern ambtelijk stuk naar mij toe. Inmiddels is mij de status van dat stuk precies duidelijk. Het is echt een ambtelijk stuk, voor mij bedoeld. Ik verwerk dat nu in mijn voorstellen aan de Kamer. De inhoudelijke informatie wordt dus in mijn reguliere voorstellen opgenomen. Ik kom niet apart met een ambtelijk stuk naar de Kamer, omdat ik dat nooit doe.

De voorzitter:

Met deze toevoeging is dat duidelijk voor de leden.

De laatste toezegging.

  • In het derde kwartaal komt er nadere informatie over VSL.

Er is een VAO aangevraagd met als eerste spreker mevrouw Gesthuizen. Ik heb daar wel een vraag bij. U weet allemaal hoe het zit met de planning van de laatste week voor het reces. Is het noodzakelijk om dit nog volgende week te doen, of kan dit VAO na het zomerreces plaatsvinden?

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Bij voorkeur voor het zomerreces, maar als het niet kan, kan het niet.

De voorzitter:

We gaan dat vragen aan degenen die de planning maken.

We zijn klaar met deze vergadering. Dank.

Sluiting 16.19 uur.