Kamerstuk 29937-8

Wijziging Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren i.v.m. aanvullingen op de regeling inzake de nevenbetrekkingen van rechterlijke ambtenaren; Brief minister over de 'Leidraad onpartijdigheid door de rechter'

Dossier: Wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met enkele aanvullingen op de regeling inzake de nevenbetrekkingen van rechterlijke ambtenaren en rechterlijke ambtenaren in opleiding gedurende de binnenstage

Gepubliceerd: 19 juni 2006
Indiener(s):
Onderwerpen: financiƫn inkomensbeleid recht rechtspraak
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29937-8.html
ID: 29937-8

29 937
Wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met enkele aanvullingen op de regeling inzake de nevenbetrekkingen van rechterlijke ambtenaren en rechterlijke ambtenaren in opleiding gedurende de binnenstage

nr. 8
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 juni 2006

Tijdens de plenaire behandeling van de wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren (aanvulling op de regeling inzake nevenbetrekkingen; 29 937) is de (onder meer) door de Nederlandse Vereniging van Rechtspraak tot stand gebrachte «Leidraad onpartijdigheid door de rechter» aan de orde geweest.

Tijdens de plenaire behandeling van genoemd wetsvoorstel heeft het lid Wolfsen gevraagd of ik de initiatiefnemers (abusievelijk is overigens de indruk ontstaan dat het hier om een initiatief van de Raad voor de Rechtspraak ging) wil vragen om de toepassing van de Leidraad tot uitdrukking te laten komen in het jaarverslag. Dat heb ik toegezegd, omdat inzicht in de toepassing van de Leidraad kan helpen om het maatschappelijk vertrouwen in de onpartijdigheid van de rechter te vergroten.

Inmiddels is mij gebleken dat de Leidraad op korte termijn zal worden geëvalueerd en dat besprekingen over de opzet van de evaluatie gaande zijn.

Met dat gegeven meen ik dat ik mijn toezegging het beste gestalte kan geven door de NVvR te verzoeken bij de (opzet van) de evaluatie aandacht te besteden aan de wijze waarop de Leidraad in de praktijk wordt toegepast, of (dit onderdeel van) de evaluatie openbaar kan worden gemaakt, alsmede of regelmatig (bijvoorbeeld jaarlijks) verslag gedaan kan worden van de toepassing van de Leidraad in de praktijk. Ik heb inmiddels begrepen dat deze punten in de voorbereiding van de evaluatie aan de orde zullen komen.

Heden heb ik aan het hoofdbestuur van de NVvR een brief met het bovenomschreven verzoek doen uitgaan. Een afschrift van deze brief is bijgevoegd1.

Ik meen dat ik hiermee in de geest van mijn toezegging gehandeld heb.

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.