Kamerstuk 29911-97

Verslag van een algemeen overleg

Bestrijding georganiseerde criminaliteit

Gepubliceerd: 19 december 2014
Indiener(s): Tanja Jadnanansing (PvdA)
Onderwerpen: criminaliteit openbare orde en veiligheid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29911-97.html
ID: 29911-97

Nr. 97 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 19 december 2014

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie heeft op 30 oktober 2014 overleg gevoerd met Minister Opstelten van Veiligheid en Justitie over:

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 1 oktober 2013 inzake de resultaten van de bestrijding georganiseerde criminaliteit (Kamerstuk 29 911, nr. 84);

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 20 mei 2014 inzake de uitkomst van het overleg met de burgemeester van Uden over het sluiten van drugslabs (Kamerstuk 29 911, nr. 91);

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 16 juli 2014 met de aanbieding van het Jaarverslag RIEC/LIEC 2013 en de Verantwoording ZwaCri 2013 (Kamerstuk 29 911, nr. 92);

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 4 september 2014 inzake de intensivering van de aanpak ondermijnende en georganiseerde criminaliteit Zuid-Nederland (Kamerstuk 29 911, nr. 93).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Jadnanansing

De griffier van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Hessing-Puts

Voorzitter: Jadnanansing

Griffier: Hessing-Puts

Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Berndsen-Jansen, Bontes, Helder, Jadnanansing, Kooiman, Van Oosten, Oskam en Recourt,

en Minister Opstelten van Veiligheid en Justitie, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

Aanvang 10.00 uur.

De voorzitter: Ik heet de Minister, zijn ambtenaren, de mensen op de publieke tribune en mijn collega's welkom. De heer Oskam moet waarschijnlijk iets eerder weg vanwege de presentatie van het rapport van de enquêtecommissie. Daar hebben we begrip voor. Ik wens hem daar succes bij.

We hebben met elkaar afgesproken dat iedereen vijf minuten spreektijd heeft en twee interruptie mag plegen.

Mevrouw Helder (PVV): Voorzitter. In de brief van 1 oktober 2013 geeft de Minister aan dat in 2012 de beoogde stijging van het aantal aangepakte criminele samenwerkingsverbanden is gerealiseerd. Ook het aantal onderzoeken naar criminele samenwerkingsverbanden is fors gestegen. Daarbij kunnen we meteen lezen dat deze onderzoeken tot concrete strafrechtelijke interventies hebben geleid tegen leden van deze dadergroepen. Zo wordt aangegeven dat het totale bedrag aan ontnemingsmaatregelen in het kader van de aanpak van georganiseerde criminaliteit fors is gestegen tot bijna 70 miljoen euro. In de brief van 1 juli van dit jaar wordt zelfs aangegeven dat ook in 2013 met het aantal onderzoeken een stijging van 80% is gerealiseerd, tegen een doelstelling van 65%. Dat klinkt mooi maar de PVV heeft hier natuurlijk wel een aantal vragen bij.

Allereerst zijn wij benieuwd tot welke concrete strafrechtelijke interventies de onderzoeken dan hebben geleid. De Minister bevestigde in het algemeen overleg op 29 mei 2013 immers dat hij met aangepakt bedoelde: scherp, repressief optreden en criminelen moeten achter tralies. Aangezien de Minister in de brief van 1 oktober 2013 specifiek spreekt over strafrechtelijke interventies wil de PVV ook weten welke. Graag een reactie.

De reden dat mijn fractie dit wil weten, is ook omdat aangegeven wordt dat het aantal onderzoeken is toegenomen, maar dat de stijging van het aantal onderzoeken niet wordt gevolgd door een evenredige stijging van het aantal strafopleggingen. Daarom dan ook de vraag: hoezo aangepakt? Ik verwijs even naar het citaat dat ik net heb aangehaald. De Minister zegt dat hij in gesprek is met het College van procureurs-generaal en de korpsleiding van de Nationale Politie over het feit dat het aantal strafopleggingen niet evenredig meestijgt met het aantal onderzoeken. Aangezien die brief al van 1 oktober vorig jaar dateert, mag de PVV toch aannemen dat deze gesprekken inmiddels tot concrete resultaten, dan wel acties of afspraken hebben geleid. Dus de vraag aan de Minister is: wat gaat er gedaan worden om het aantal strafopleggingen te laten stijgen en liefst fors te laten stijgen? De Minister noemt het niet voor niets, ook in zijn brief van 16 juni van dit jaar, een aandachtspunt.

Verder blijft de PVV erop wijzen dat de stijging van het bedrag en de ontnemingsmaatregelen in beginsel positief is, maar de Minister meldt vooralsnog niet hoeveel dat de belastingbetaler heeft gekost. De Algemene Rekenkamer heeft de Minister hierover ook op de vingers getikt en dringend verzocht om inzichtelijk te maken wat de hiermee gepaard gaande kosten zijn geweest. Er is een bekend spreekwoord: het doel heiligt de middelen. Maar de middelen zijn in dit geval belastinggeld en de Kamer dient de Minister op dit punt te controleren. Gelukkig is de Minister tot inkeer gekomen; tijdens het wetgevingsoverleg over het jaarverslagen heeft hij toegezegd een kosten-batenanalyse te zullen maken, zoals de Algemene Rekenkamer ook heeft gevraagd. Kan de Minister toezeggen dat hij volgend jaar, voorafgaand aan het debat over het jaarverslag, die kosten-batenanalyse al aan de Kamer kan toezenden, of de Kamer daar op een andere wijze inzage in kan geven?

De Minister geeft aan dat over de effectiviteit van de interventies en maatregelen moeilijk een uitspraak kan worden gedaan. Hij zegt wel dat hij er beter zicht op wil krijgen, maar hoe gaat hij dat dan doen? De PVV lijkt het dat in ieder geval duidelijk moet worden hoeveel criminele samenwerkingsverbanden er zijn verdwenen, bijgekomen of in andere samenstelling verder zijn gegaan. In de Verantwoording aanpak georganiseerde criminaliteit 2012 van het Openbaar Ministerie en de politie, wordt gesproken over het feit dat veel van deze samenwerkingsverbanden niet statisch zijn, maar bestaan uit individuen die flexibel zijn en dat ze voortdurend van samenstelling en werkterrein wisselen. Ik krijg hier graag een reactie op.

De landelijk coördinator geeft in zijn rapportage Verwevenheid boven- en onderwereld aan dat er veel is gebeurd op het terrein van de aanpak van de verwevenheid tussen de boven- en de onderwereld en hij concludeert dat er veel goed gaat, maar hij constateert ook dat er verbeteringen mogelijk zijn. Hij komt tot acht aanbevelingen die in de kern zijn terug te brengen tot de noodzaak van een verdere borging en professionalisering van de werkwijze bij de geïntegreerde aanpak. De Minister onderschrijft de aanbevelingen en bevestigt dat hij met de voorzitter van het College van procureurs-generaal, de tien regio-burgemeesters en de korpschef van de Nationale Politie heeft besproken hoe ze deze klus gaan klaren. Maar daar blijft het verder dan ook bij. Daarom de vraag of de Minister dit concreter kan maken. Hij is voorstander van concrete doelstellingen, waarop de Kamer hem kan afrekenen, zo heeft hij ons ooit meegedeeld.

In de brief van 20 mei 2014 gaat de Minister in op het dumpen van drugsafval. De provincie Noord-Brabant heeft verzocht om de pluk-ze-gelden in te zetten voor de opruimkosten. Nu draait de grondeigenaar daar vaak voor op en dat is toch wel zeer onrechtvaardig. De PVV begrijpt van de Minister dat dit idee van de provincie niet mogelijk is vanwege de begrotingssystematiek. De Minister geeft aan dat de dader in eerste instantie moet opdraaien voor de kosten van het opruimen en dat het pas daarna, als de dader onbekend is, op het bordje van de grondeigenaar terechtkomt. Dat onderschrijft de PVV, maar daar blijft het vaak ook wel bij, omdat de dader niet wordt gevonden. De PVV wil dan ook van de Minister weten hoe vaak de dader gepakt wordt en de kosten daadwerkelijk op hem of haar verhaald kunnen worden. Als blijkt dat in de overgrote meerderheid van de gevallen de grondeigenaar voor de opruimkosten opdraait, moet de Minister wat de PVV betreft met een andere oplossing komen. Ik krijg graag een reactie op dit punt.

Mevrouw Kooiman (SP): Voorzitter. Ik kan voorspellen dat de Minister zal zeggen dat de aanpak van georganiseerde criminaliteit een «topprioriteit» is. Niet een gewone prioriteit, maar een topprioriteit. Terwijl de criminelen in Nederland hun zaakjes goed georganiseerd hebben, vraag ik mij steeds vaker af wanneer de Minister dat gaat doen. Ik zal twee voorbeelden geven uit onze hoofdstad. In Amsterdam is het budget voor overuren in 2014 al grotendeels op, omdat ze te veel liquidaties hadden. Deze week kwam nog het bericht naar buiten via AT5 dat er onvoldoende capaciteit is bij het Openbaar Ministerie en de politie om de aanpak van mensenhandel goed te organiseren. In plaats van dat de Minister hierin investeert, wordt er grof bezuinigd op het Openbaar Ministerie en de politie. Ik vraag mij dan ook af: hoezo topprioriteit? Verklaar u nader, Minister, zou ik willen zeggen. De Minister heeft de ambitie om crimineel geld af te pakken van boeven – dat is heel goed, want misdaad mag nooit lonen – maar hoe wil de Minister dat doen als er alleen maar capaciteit weggaat, in plaats van dat er mensen bij komen die dit geld kunnen afpakken?

De Minister zou er volgens de SP verstandig aan doen om geen boeven te creëren en deze geen kans te geven. Hij kan dit doen door criminele bendes niet de vrije hand te geven in het telen van wiet, maar door dit te reguleren. Sterker nog, dit levert 160 miljoen op en daarmee kunnen we de capaciteitsproblemen bij het Openbaar Ministerie en de politie oplossen. Ik hoor de Minister vaak zeggen: dat gaan we regelen. Ik zie hier een kans voor de Minister. Als hij dan toch zaken aan het regelen is, kan hij dan ook regelen dat de bovenregionale politie zich ook bezig kan houden met bijvoorbeeld skimmen, woninginbraken, plofkraken en andere vormen van mobiel banditisme? Ik ben op werkbezoek geweest in Brabant. Ik heb daar schriftelijke vragen over gesteld, die de Minister keurig heel snel heeft beantwoord. Ik was echter niet helemaal tevreden met de antwoorden. Er worden grote teams ondermijning opgericht, die zich specifiek richten op drugs en aanpak van motorbendes – wat natuurlijk ook onwijs belangrijk is – maar er zijn ook heel veel zorgen over die mobiele bendes die zich bezighouden met skimmen en dergelijke, zeker ook bij de bovenregionale politie. Die heeft echter aangegeven dat die prioriteit straks wegvalt. Kan de Minister hier iets meer over zeggen? Zij geven ook aan dat ze vaste officieren in dienst hadden, waar ze heel goed contact mee hadden en die de zaken snel konden oppakken, maar dat die nu zo druk zijn dat er zaken helaas wat langer blijven liggen. Ook de zogenoemde megazaken blijven nu liggen bij het parket. Dat baart mij grote zorgen en ik zou graag willen dat de Minister daar iets meer op ingaat.

Iemand van de politie Brabant – die provincie is vandaag populair in mijn tekst – gaf mij een slimme tip voor de aanpak van synthetische drugs. Ik hoef de Minister niet uit te leggen dat men vooral in deze regio te maken heeft met drugsoverlast, het oprollen van bendes en dumpingen. De grondstoffen die worden gebruikt voor de productie van synthetische drugs wisselen snel. Er worden voortdurend nieuwe grondstoffen gebruikt en daarbij gaat het vaak om stoffen waarvan het gebruik niet strafbaar is. Er is naar aanleiding van een motie van de PVV onderzoek gedaan naar de voor- en nadelen van generieke strafbaarstelling van nieuwe psychoactieve stoffen. Toen werd geconcludeerd dat het niet goed mogelijk is om drugs op basis van chemische structuur of farmacologische profielen te verbieden. De slimme tip die ik kreeg, was dat de politie en het Openbaar Ministerie mogelijk sneller kunnen reageren op veranderde samenstelling van drugs door niet alleen te kijken naar de exacte grondstoffen, maar ook naar de omstandigheden waarin deze worden aangetroffen.

Ter inspiratie kan gekeken worden naar de Wet wapens en munitie. In die wet is de soort restcategorie opgenomen, waardoor overige wapens verboden kunnen worden. Het gaat dan om voorwerpen waarvan, gelet op hun aard of de omstandigheid waaronder zij worden aangetroffen, redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zij bestemd zijn om letsel aan personen toe te brengen of daarmee te dreigen. Dat kunnen we vertalen naar de Opiumwet en dan zouden we kunnen spreken van stoffen waarvan, gelet op de aard of de omstandigheid waaronder zij worden aangetroffen, redelijkerwijs kan worden aangenomen dat ze bestemd zijn voor het vervaardigen van drugs. Ik vind dit zelf een heel slimme tip. Ik heb het wel even keurig voorgelezen, want ik wilde geen fouten daarin maken. De Minister kan mijn tekst krijgen, dan kan hij het overnemen. Ik vond dit zo'n slimme tip dat ik dacht: ik leg het aan de Minister voor.

Tot slot wil ik mij aansluiten bij de zorgen die de PVV-fractie heeft geuit over het dumpen van synthetische drugs. Je zal maar een particulier zijn en die in je achtertuin vinden en dan opdraaien voor de kosten. Dat vind ik zelf ook niet eerlijk. Daar moet dan ook echt een oplossing voor gevonden worden.

De heer Recourt (PvdA): Voorzitter. Ik heb vandaag een verhaal over vraag en aanbod. Je zou dat in zekere zin een liberaal verhaal kunnen noemen, maar dan wel een droevig verhaal. Er is vraag naar drugs en dat betekent dat er ook een aanbod is. Op het moment dat je een markt criminaliseert, een markt verbiedt, krijg je een crimineel aanbod. Dat is wat hier in Nederland en vooral in Zuid-Nederland is gebeurd. Een criminele markt betekent grotere winsten, want de prijzen stijgen, aangezien het verboden is. Maar het betekent ook dreiging, terreur, geweld en er is geen rechter die de conflicten oplost, er is geen moraal. Ik heb het zelf ernstig uit de hand zien lopen op Curaçao en we zien in de krant dat het ernstig uit de hand loopt in Mexico. Maar ook in Amsterdam zien we afrekeningen. Dat zijn allemaal gevolgen van die criminele markt, waarin de onderwereld steeds meer het gezag uitdaagt en zich niet aan regels houdt. Outlaw bikers zijn wat mij betreft een geüniformeerde tak van de onderwereld. Het is een uitdaging voor de overheid. We kunnen niet stil achterover gaan zitten en we kunnen dit niet accepteren. Het is wel een uitdaging die we nooit kunnen winnen, moet ik eerlijk zeggen, vanwege dat systeem van vraag en aanbod. Het is echter ook een uitdaging die we niet mogen verliezen, want als we die verliezen, komen er Mexicaanse toestanden.

Een opleider bij het Openbaar Ministerie zei altijd als we een zaak niet rond kregen of verloren: dat is niet erg, het is vervelend, maar wij hebben de langste adem, wij gaan gewoon door en wij winnen uiteindelijk toch. Dat vraagt echter wel om een enorme alertheid, niet alleen op de aanpak, waar we het vandaag over hebben, maar ook op de integriteit van de overheid zelf. Juist die onderwereld heeft namelijk een aantrekkingskracht, of vanwege het geld of via bedreigingen. We zien het allemaal gebeuren.

Het vraagt aandacht om de zwakkeren, de slachtoffers, zoals winkeliers die afgeperst worden, te beschermen. De overheid moet de sterkste partij zijn. Het moet in de afweging niet zo zijn dat die winkelier denkt «van de overheid heb ik niets te verwachten» en daarom verplicht geld afdraagt aan die misdaadsyndicaten, om maar eens wat te noemen. Dus zorg dat we niet alleen de moraal hebben, maar ook de sterkste arm.

Over het drugsbeleid zal ik nu maar niet beginnen. Dat hebben we recentelijk besproken. Ik ben overigens niet zo naïef om te denken dat dit probleem met legalisering van de achterdeur is opgelost, want we blijven illegale markten houden.

De Minister heeft zich tot doel gesteld om het aantal aangepakte criminele samenwerkingsverbanden te verdubbelen. Mijn eerste vraag is dan: ten opzichte van wat? Als ik het goed beoordeel, is de aanpak gericht op een betere samenwerking tussen diverse partners, zoals politie, fiscus en bestuurders, een integrale aanpak dus. Daar hebben we het al vaker over gehad, want dit speelt al een tijd. Het is wel de bedoeling om door te dringen tot de kern van criminele organisaties. Uit rapporten blijkt echter al hoe complex sommige van die organisaties in elkaar zitten. Wat is er nog meer nodig om die criminele organisaties te ontmantelen en om inzicht te krijgen in de structuren van die organisaties? Hoe krijg je de hoge bazen ook te pakken?

Een belangrijk deel van de georganiseerde criminaliteit zit in Zuid-Nederland. We hebben het dan over hennepteelt, afvaldumping, xtc-labs, maar ook de eerder genoemde outlaw bikers zijn daar oververtegenwoordigd. Er wordt extra in geïnvesteerd en er worden 125 agenten vrijgemaakt om die problemen het hoofd te bieden. Dit is, denk ik, gebeurd op aandringen van bestuurders in de provincies. Die bestuurders zien dat het beste, maar ik heb er wel een aantal vragen over. Waar komen die agenten vandaan? Ontstaan er problemen op de plekken waar die agenten verdwijnen omdat de capaciteit daar afneemt? Is het een aanvulling op de bestaande capaciteit of zijn die 125 agenten dezelfde agenten die al deel uitmaken van de taskforce?

Dan de afvaldumping. De collega's voor mij hebben het daar ook al over gehad. Dat is een probleem en dat heeft er ook mee te maken dat te weinig achterhaald kan worden wie de vervuiler is. De Partij van de Arbeid vindt dat bij het opruimen van het afval forensisch onderzoekers aanwezig moeten zijn om sporen veilig te stellen en om de daders ook daadwerkelijk te kunnen pakken en te laten betalen. Hoe vaak gebeurt dat nu al? Bij de behandeling van de begroting van I en M, gistermorgen, hebben mijn collega's al voorstellen gedaan om te komen tot een fonds, waarbij in ieder geval de Staatssecretaris van dat ministerie een deel van de kosten zal dragen. Het begin van de oplossing is er dus, maar ook Justitie heeft hier natuurlijk een taak te verrichten.

De voorzitter: U moet bijna afronden.

De heer Recourt (PvdA): Dan maak ik nog twee heel korte opmerkingen. Ik maak me zorgen over het gokken. We gaan het daar later over hebben in deze commissie, maar we gaan al wel een illegale markt legaliseren. Hoe voorkomen we dat criminele organisaties op de illegale markt nu als het ware op de legale markt naar boven komen? Er zijn integriteitsonderzoeken, maar gaan die wel diep genoeg om te zien wat de bron is van al het geld? Ook hier put ik dan maar weer uit mijn ervaring op de Cariben, waar dat niet goed gaat.

Het ontnemen gaat wel goed, maar ik heb begrepen dat er niet ontnomen wordt op het moment dat het de overheid meer kost dan het oplevert. Dat vind ik gek, omdat het uiteindelijk niet gaat om de schatkist, maar om het bestrijden van criminaliteit en om de norm te bevestigen dat misdaad niet loont. Dus bij jongere criminele organisaties kun je je voorstellen dat ontnemen, ook al kost het iets meer, wel heel zinvol is. Ik krijg hierop graag een reactie van de Minister.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Voorzitter. We hebben vandaag veel zaken te bespreken omtrent de georganiseerde criminaliteit. Ik zal het daarom maar niet hebben over de criminele burgerinfiltrant. Dat punt bewaar ik voor een later tijdstip. Mijn focus ligt vandaag op de drugscriminaliteit en de tekortkomingen in de strijd tegen georganiseerde criminaliteit. Ik zal het, als ik spreek over drugscriminaliteit, niet hebben over de illegale wietteelt, maar vooral over de synthetische drugs. Ik sluit mij daarbij eigenlijk aan bij mijn collega's die daar al het nodige over gezegd hebben.

In Noord-Brabant hebben in 2013 ongeveer 150 dumpingen plaatsgevonden. Van januari tot eind mei 2014 zijn al 90 dumpingen geregistreerd. In antwoord op vragen van een van de collega's heeft de Minister aangegeven dat hij denkt dat de stijging heeft te maken met het verbieden van bepaalde grondstoffen voor de productie van synthetische drugs. Dat heeft ertoe geleid dat met andere grondstoffen wordt gewerkt, die meer afval genereren. Het middel – verbieden van grondstoffen – blijkt dus erger dan de kwaal. Resultaten laten zien dat verbieden geen oplossing is, maar het probleem soms nog groter maakt. De PvdA en de VVD willen synthetische stoffen, zoals apaan, verbieden, maar dat leidt dus tot meer risico's voor volksgezondheid en milieu. Hoe rijmt het beleid, namelijk alles verbieden, dan met de zorgen over drugsafval? Hoe verklaart het kabinet de zinloze en averechte keuzes?

D66 is er ook voor om drugsafval tegen te gaan en de kosten te verhalen op de daders. De daders zijn echter niet of nauwelijks aan te wijzen, waardoor de kosten vaak naar de grondeigenaren en/of gemeenten gaan. De pakkans is helaas veel te klein. Ondergrondse drugsproductie is moeilijk te bestrijden. Juist aan de voorkant moet nog veel worden gedaan om dumpingen te voorkomen en daders aan te pakken. Hoe gaat het kabinet dat regelen? Of wil het kabinet alleen maar achteraf de gevolgen van het huidige drugsbeleid opruimen?

Burgers, gemeenten en provincies hebben te maken met stijgende kosten. Is het kabinet bereid om te helpen of wil ze alleen maar kennis ter beschikking stellen? Hoewel dat mooi is, lost dat natuurlijk niet de financiële problemen van de eigenaren op. Het is niet rechtvaardig, mevrouw Helder zei dat ook al, dat eigenaren voor de kosten moeten opdraaien. Ze zijn dan eigenlijk twee keer slachtoffer. Wat doet de Minister met de uitspraak van de Raad van State dat grondeigenaren niet zondermeer verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor dumping buiten schuld en medeweten gepleegd? Wat betekent deze uitspraak? Gaat het kabinet de eigenaren nu wel helpen?

Het gaat er dus ook om, de kosten voor de slachtoffers te verminderen. Dat vind ik echt een heel belangrijk punt. Welke opties biedt het kabinet om de maatschappelijke risico's te beperken? Wellicht is het kabinet bereid om een door het Rijk gefinancierde pilot te starten voor het opruimen van drugsafval, bijvoorbeeld om ervaring op te doen met het ruimen van chemisch afval, zodat andere regio's hier hun voordeel mee kunnen doen. Het gaat dus niet om wat de Minister schrijft over de aanpak en de werkwijze, maar met name om het ruimen van drugsafval.

We hebben eerder van de politie en het Openbaar Ministerie zelf al gehoord dat ze de strijd tegen de georganiseerde criminaliteit niet aankunnen. Volgens het kabinet gaat het allemaal eigenlijk wel prima, maar de inspanningen hebben niet geleid tot een reductie van de georganiseerde criminaliteit, noch van de problemen die hiermee gepaard gaan. Het lijkt erop dat de problemen toenemen en dat de capaciteit bij politie en OM onvoldoende is.

Eerst de politie. Collega Recourt had het er ook al over, er worden nu 125 medewerkers naar Noord-Brabant doorgeschoven. Dat is wel een bijzondere actie van het kabinet. Eerst in de media en in antwoord op Kamervragen zeggen dat geen intensivering nodig is in Zuid-Nederland en dan nu een brief sturen met wel een intensivering van de aanpak. Dit gebeurt overigens wel binnen de bestaande sterkte. Ten koste waarvan gaat dit dan? Wat gaat de politie dan niet meer doen?

Dan het OM. Criminelen moeten niet alleen aangepakt worden, ze moeten ook gestraft worden. Hoeveel van de aangepakte criminele organisaties zijn er voor de rechter gebracht? Relevanter dan hoeveel criminele samenwerkingsverbanden aangepakt worden, is de vaag in hoeverre de stijging van het aantal gestarte onderzoeken zich vertaalt in opgelegde sancties. De verdubbeling van de aangepakte criminele samenwerkingsverbanden wordt helaas niet vertaald in hetzelfde aantal strafopleggingen. Hoe verklaart het kabinet dit en hoe gaat het dit oplossen?

De heer Van Oosten (VVD): Voorzitter. Ik heb ter voorbereiding van dit algemeen overleg de stukken natuurlijk met aandacht gelezen. Ik lees met plezier terug dat de Minister zich heel hard heeft ingespannen om niet alleen een beter inzicht te krijgen in al hetgeen de georganiseerde criminaliteit aan ellende toebrengt in ons land, maar er ook voor heeft gezorgd dat de aanpak effectiever lijkt te worden. De ironie is dan wel een beetje dat alles wat wordt gedaan om een beter inzicht te krijgen, er ook voor zorgt dat we moeten vaststellen dat de klus nog niet geklaard is en dat er nog het nodige te doen valt. Daar heb ik dan ook nog wat vragen over.

De brief van 1 oktober 2013 is een relatief omvangrijke brief, waarin de Minister een aantal termen gebruikt. Ik wil dat een aantal zaken dieper gaan wortelen en dat de integrale aanpak beter wordt verankerd. In de brief wordt bijvoorbeeld ook gesproken over een wenselijke, gelijke tred van het aantal onderzoeken en het aantal strafopleggingen en over een integrale aanpak tussen de verschillende overheidslagen en overheidsdiensten en in het bijzonder de Belastingdienst. We hebben recent, ik meen net voor het zomerreces, een brief gekregen waarin wordt gereflecteerd op wat er het afgelopen jaar is gedaan in vergelijking met hetgeen in de brief van het jaar daarvoor is gemeld. Alleen al de omvang van die brief van voor de zomer ten opzichte van die van het jaar ervoor, doet voorkomen dat niet alle aspecten even zwaar belicht worden als het jaar ervoor. Mijn vraag is eigenlijk heel simpel. Wil de Minister deze gelegenheid te baat nemen om uit te leggen welke stappen zijn gezet om die geïntegreerde aanpak dieper te verankeren en een gelijke tred te houden tussen het aantal onderzoeken en het aantal strafopleggingen?

Ik wil in het bijzonder aandacht vragen voor de landelijk coördinator, want die wordt volgens mij niet genoemd in de brief die we voor de zomer hebben gekregen. Mevrouw Helder sprak daar ook over. De landelijke coördinator brengt de verwevenheid tussen de boven- en de onderwereld in kaart. Ik heb daarbij bijzondere interesse voor de aandacht die deze figuur heeft voor de bestrijding en de aanpak van de financieel-economische criminaliteit en fraude. Dat onderwerp houdt ons allemaal erg bezig. We organiseren daar ook aparte bijeenkomsten voor. De aanpak van deze landelijke coördinator op het gebied van de fraude was nieuw voor mij. Ik heb daar een paar vragen over.

De landelijke coördinator deelt ervaringen en knelpunten, maar wat is zijn doorzettingsmacht? Als hij ergens tegen aanloopt en vaststelt dat dat moet verbeteren, kan hij dat dan zo organiseren dat alle diensten van de overheid daarnaar zullen gaan handelen, zodat we de fraude op dat terrein kunnen oplossen? Knelpunten worden, zo staat er, actiever gedeeld, maar worden ze ook opgelost? Daar zou het toch uiteindelijk om moeten gaan. Over wat voor knelpunten hebben we het dan eigenlijk? Wat is er in de tussentijd, we zijn nu een jaar verder, gedaan om die knelpunten te verhelpen?

Ik kom nu op mijn laatste onderwerp en dat is de brief die we recentelijk hebben ontvangen en die gaat over de sluiting van drugslabs en de intensivering van de aanpak van ondermijnende criminaliteit in met name Zuid-Nederland. Dat roept natuurlijk vragen op. Ik sluit mij aan bij de vraag over de extra politie-inzet en wat dat voor de politie in het land betekent. Maar we moeten wel vaststellen dat het heel goed is dat we daar extra politie in gaan zetten, want daar is echt behoefte aan. Er worden ook plantages opgerold, zo is ons ter ore gekomen toen we daar zelf een werkbezoek hebben georganiseerd. Wellicht kan de Minister daar nog wat over vertellen.

Criminele winsten worden aangepakt, want misdaad zou niet mogen lonen. Het kan natuurlijk altijd beter. Wellicht dat de Minister daar ook nog iets van een reflectie op kan geven. Die extra politie-inzet wordt van onze zijde zeer gewaardeerd, maar er blijven natuurlijk wel zorgen bestaan over de benodigde capaciteit daar en de duur van de beschikbaarstelling. Wellicht dat daar ook nog iets over verteld kan worden. Verder zijn er de kosten van het opruimen van drugsafval. Wat gaan we daaraan doen? Welke mogelijkheden kan de Minister in dit verband aanreiken?

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Voorzitter. Politie en justitie verliezen hun greep op de georganiseerde misdaad. Dat moet deze VVD-Minister zich aanrekenen. De georganiseerde criminaliteit dreigt met name in Noord-Brabant en Limburg onbeheersbaar te worden. Meerdere burgemeesters worden bedreigd door onderwereldfiguren. Criminelen proberen via stromannen, soms oud-politici, greep te krijgen op de bovenwereld. Het lijkt alsof ik het heb over de Godfather of de Soprano's, maar het is helaas de trieste realiteit in ons land.

Criminele motorbendes als Satudarah, Bandidos en No Surrender lijken vrij spel te hebben. Bij invallen in woonwagenkampen worden hennepkwekerijen, wapens, gestolen spullen en miljoenen euro’s aan cash geld aangetroffen. In de wereld van de georganiseerde misdaad gaan miljarden om. Alleen al in de regio Tilburg wordt volgens een onderzoek van de universiteit van Tilburg, jaarlijks zo’n 800 miljoen verdiend aan hennepteelt. Naar schatting zijn alleen al in Tilburg dagelijks zo’n 2.500 mensen in de wietteelt actief. Volgens bronnen bij politie, justitie en de lokale overheid proberen criminelen rechtstreeks burgemeesters en wethouders te beïnvloeden. Zo is er een oud-wethouder die als adviseur optreedt voor xtc-producenten. Daarnaast is er een wethouder wiens broer nauwe banden heeft met criminelen en die hem naar voren schuift om hun belangen te behartigen. Verder zouden er politiemensen worden omgekocht. En burgemeesters die eindelijk eens optreden tegen criminelen worden bedreigd en geïntimideerd. Nederland maffialand. Het is Sicilië in de polder.

Ik heb een aantal vragen voor deze VVD-Minister. Gaat hij nu eindelijk eens een vuist maken tegen de georganiseerde misdaad? Is de Minister bereid om criminele motorbendes te verbieden? Ruim een kwart van de leden van die bendes is de afgelopen twee jaar verdacht geweest van moord, afpersing, geweldpleging of drugshandel.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): De heer Bontes gebruikt nu wel heel grote woorden. Hij heeft deze vragen overigens ook al schriftelijk aan de Minister gesteld, met het verzoek om deze te beantwoorden. De Minister heeft daarop aangegeven dat hij daar natuurlijk geen antwoord op kan geven. Hoe weet de heer Bontes dit allemaal? Als hij dat allemaal weet en zegt, waarom zou de politie dat dan niet oppakken?

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): De NOS heeft een aantal interviews gehouden en hier onderzoek naar gedaan. Dat is gepubliceerd. Ik vind dat onderzoek dat is gedaan naar de relatie tussen onder- en bovenwereld, adviseurs, xtc-laboratoria en producenten een betrouwbare bron. Als het gaat om de grote lijn en de vraag of de misdaad in Nederland loont, dan zie ik nog steeds dat de pakkans 1,8% is. Daar is ook onderzoek naar gedaan. Misdaad loont dus. Deze Minister moet hier nu eindelijk eens werk van maken en deze problemen op gaan lossen. Ik heb een paar concrete oplossingen, zoals het verbieden van motorbendes die echt over de grens gaan. Ik heb de namen van die motorbendes al genoemd. Is mevrouw Berndsen wel bereid om mij daarin te steunen en de Minister op dat punt aan te sporen? Dat zijn concrete oplossingen. Ik heb er nog een paar.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Ik krijg nu antwoord op een vraag die ik niet heb gesteld. De heer Bontes komt met allemaal oplossingen. Ik ben het er natuurlijk volstrekt mee eens dat de pakkans groter moet worden. Dat heb ik zelf ook al aangegeven. Het gaat er mij echter om dat er nu allerlei beschuldigingen worden geuit ten aanzien van wethouders, politici en politiemensen die omgekocht zouden worden. Daar heb ik moeite mee, omdat dat niet geëxpliciteerd wordt, maar in zijn algemeenheid hier maar even de zaal wordt ingegooid.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Ik baseer me op het onderzoek van de NOS van 14 juli 2014. Ik heb het artikel bij me en mevrouw Berndsen kan het krijgen. Ze hebben verschillende interviews gehouden. Dat is de bron.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Ik weet waar het over gaat, maar het gaat mij erom hoe we hier met die informatie omgaan.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Zou mevrouw Berndsen dan willen dat ik het niet benoem, omdat zij het niet zo’n prettig geluid vindt? Dit is een deel van de realiteit. Ik herken die realiteit ook uit mijn politiepraktijk. Ik heb lange tijd bij de politie gewerkt, net als mevrouw Berndsen. Dit is ook de realiteit. Ik ben ook politieman geweest in Brabant en Limburg en ik heb die georganiseerde misdaad zien opkomen. Alleen keiharde acties en keiharde maatregelen zullen helpen om dit probleem op te lossen. Anders is het dweilen met de kraan open.

De heer Van Oosten (VVD): Ik twijfelde of ik het moest doen, maar toen mevrouw Berndsen haar interruptie pleegde, dacht ik: ik wil haar toch bijvallen. De integriteit van de overheid ligt mij echt heel nauw aan het hart en rotte politici hoeven van mij niet langer in dit vak door te brengen dan noodzakelijk is. Die moeten we keihard aanpakken. Maar ik wil er toch echt voor waken dat we aan de hand van bronnen die in de media rondgaan, de suggestie wekken dat de integriteit van het openbaar bestuur in dit land in het geding is. Als de opmerkingen van heer Bontes juist zijn, moeten deze mensen keihard worden aangepakt en dan zal ik er ook, via de heer Bontes, bij de Minister op aandringen om daar echt serieus naar te kijken, want dit kun je niet onderbelicht laten. Maar laten we ook een klein beetje voorzichtig zijn en ons realiseren welke uitstraling het kan hebben op al die bestuurders in het land die keihard werken om dit land veilig en welvarend te houden. Ik twijfel een beetje of dit de juiste methode is.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): De link tussen onderwereld en bovenwereld is er in Nederland. Ik vind dat je dit onderzoek moet kunnen benoemen. Ik noem geen namen en ik beschuldig ook niemand persoonlijk. Er is echter wel een probleem en daar is onderzoek naar gedaan. Daar moet je het dan wel over kunnen hebben. Wat is het toch dat het in dit parlement zo gevoelig ligt als je gewoon met de realiteit komt en onderzoeken naar voren brengt? Mag je daar dan niet over spreken? Ik beschuldig niemand, maar er is een onderzoek dat gebaseerd is op interviews en feiten. Waarom mag ik het daar niet over hebben? Waarom vinden D66 en de VVD het zo pijnlijk om dit gewoon te bespreken? Laat de Minister daar nou eens op reageren.

De heer Van Oosten (VVD): Er is een reactie van de Minister en er mag van mij weer een reactie van de Minister komen als het gaat om het bewaken van de integriteit van het openbaar bestuur. Dat is overigens niet alleen een taak van de Minister van Veiligheid en Justitie, maar ook die van de Minister van Binnenlandse Zaken. Het gaat er mij alleen om dat wij voorzichtig moeten zijn met het gebruik van dusdanig grote woorden, dat die het openbaar bestuur van het hele land in diskrediet brengen, zonder dat daar een gegronde reden voor aan te duiden is. Ik ken namelijk ook heel veel voorbeelden waar juist het tegendeel aan de orde is. De foute bazen moet je natuurlijk aanpakken, dat spreekt voor zich. Maar zoals ik de heer Bontes net beluisterde, deed hij het voorkomen alsof het openbaar bestuur onbetrouwbaar is. Ik wil echt het signaal afgeven dat dat niet juist is, maar dat dit openbaar bestuur in den brede, alle overheden bij elkaar, keihard werkt om die criminele situaties juist uit te bannen.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Ik heb ook helemaal niet gezegd dat het hele openbaar bestuur corrupt is. Ik heb een aantal voorbeelden genoemd, waarin dat wel het geval is. Ik heb ook gezegd dat er ook burgemeesters zijn die het wel durven aan te pakken, maar dat die vervolgens weer bedreigd worden. Wat de heer Van Oosten hier zegt, is dan ook complete onzin. Ik beschuldig helemaal niet het volledige openbaar bestuur. Dat is echt complete onzin. Ik noem wel een paar voorbeelden, zonder namen te noemen. Ik vind het mijn spreekrecht om dat gewoon te kunnen benoemen en de problemen op tafel te kunnen leggen. Wat gaan we nou krijgen!

De voorzitter: Vervolgt u uw betoog.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Is de Minister bereid om hoge minimumstraffen in te voeren? Criminelen moeten altijd langdurig worden opgesloten. Is de Minister verder bereid om veel meer te investeren in de bestrijding van de georganiseerde misdaad? De 125 extra medewerkers die zich sinds het begin van deze maand bezighouden met de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit, zijn natuurlijk maar een druppeltje op een gloeiende plaat. Is de Minister bereid om zich binnen het kabinet hard te maken voor veel meer geld voor veiligheid? Mijn fractie dringt al tijden aan op 1 miljard extra voor politie en justitie. Het is namelijk geen vijf voor, maar vijf over twaalf. Nederland verdient beter.

De heer Oskam (CDA): Voorzitter. Door het OM zijn vorig jaar ruim 950 criminele samenwerkingsverbanden aangepakt. De Minister is ambitieus en heeft de lat hoger gelegd voor 2014, want hij heeft gezegd: eind 2014 moet 40% van die samenwerkingsverbanden zijn aangepakt. De Minister heeft aangegeven dat hij op koers ligt. Ik wil graag weten hoeveel verbanden zijn aangepakt in 2014. Ook wil ik graag weten wat de doelstelling voor 2015 is. Ik heb namelijk begrepen dat de lat daar weer bij 950 verbanden is gelegd en dat is natuurlijk geen extra inspanning ten opzichte van 2013.

Vorig jaar hebben we in het AO over georganiseerde criminaliteit gediscussieerd over de definitie van wat het aanpakken van deze verbanden nu precies inhoudt. Ik sluit mij graag aan bij de vragen van mevrouw Berndsen. Wat is er nou uit voortgekomen? Zijn er veroordelingen uit voortgekomen of zijn er rechtszaken gevoerd die verloren zijn door het Openbaar Ministerie of liggen de zaken nog op de plank of is er een andere wijze van aanpak gekozen, bijvoorbeeld in Bibob-verband? Kan de Minister hier zijn licht over laten schijnen?

Ik wil ook graag van de Minister weten of hij niet alleen de aantallen criminele samenwerkingsverbanden kan noemen, maar ook welk type samenwerkingsverbanden dat zijn. Dus over welke thema’s van georganiseerde criminaliteit praten we nu in 2014? Ik zeg dit ook omdat er veel vragen zijn gesteld door de leden van deze commissie over de aanpak van drugscriminaliteit. Het CDA maakt zich daar ook grote zorgen over. Meestal zegt de Minister dat de aanpak van synthetische drugs topprioriteit heeft, maar hoeveel van die aangepakte samenwerkingsverbanden betreffen criminele verbanden die gaan over synthetische drugs?

Dan inhoudelijk over de bestrijding van de drugscriminaliteit. Collega Recourt sprak daar ook al over. De Minister heeft extra middelen toegezegd, om precies te zijn: 125 extra medewerkers voor het Zuiden. Die zouden daar vanaf 1 oktober aan het werk moeten zijn. Ik heb dan ook een iets andere vraag dan de heer Recourt. Is het gelukt? Zijn die 125 man nu operationeel? Zij zouden korte klappen dienen uit te delen en dan is het niet zo gek als ik op bijna 1 november vraag of er resultaten zijn geboekt. Kan de Minister iets vertellen over hoe het gaat? En ook of er een verschil is tussen Limburg en Brabant? In Brabant is namelijk die taskforce samen met Zeeland actief en in Limburg niet.

Dan het andere kwalijke gevolg van georganiseerde drugscriminaliteit dat door de meeste Kamerleden al is genoemd. Dat zijn die dumpingen. Ik wil graag weten wat de stand van zaken is ten aanzien van het waarborgfonds in Noord-Brabant waar om gevraagd wordt om die grondeigenaren te kunnen compenseren. Ik wil graag van de Minister weten of hij inmiddels van gedachten is veranderd. We hebben vorig jaar in het kader van fraudebestrijding ook het idee geopperd om die extra inspanningen van politie en justitie te gebruiken voor die thema’s. Dat kun je natuurlijk ook bij justitie doen. De Minister was daar toen niet voor. Hij zei dat de systematiek van de begroting zich daartegen verzet. In België gebeurt het echter wel en misschien is het toch goed om daar nader onderzoek naar te doen. Ik zal niet uit de school klappen over de woningcorporaties, maar ook daar wordt wel gevraagd of je niet de mensen aan moet pakken en of je niet wat je terughaalt weer kunt inzetten om die dumpingen te bestrijden.

De vraag is hoe we Noord-Brabant tegemoet gaan komen. In de brief van de Minister van mei jongstleden staat – mevrouw Helder sprak hier ook al over – dat als de daders niet bekend zijn, de verantwoordelijkheid bij de grondeigenaren ligt. Dat zijn vaak gemeenten of provincies. Voelt de Minister geen verantwoordelijkheid voor het Rijk om daar ook in mee te doen? Bij de begroting van Infrastructuur en Milieu is het plan van de VVD en de Partij van de Arbeid gelanceerd om 1 miljoen extra uit te trekken voor het opruimen van drugsafval. Ik wil graag van de Minister weten hoe hij tegen dat plan aankijkt en of dat eigenlijk wel genoeg is. Als je namelijk alleen al kijkt naar Noord-Brabant dan bedroeg het niet te verhalen deel van de kosten voor het opruimen in 2012 2 miljoen en tot mei van dit jaar is dat al 3 miljoen. Als je dat doortrekt, kom je ruim boven de 6 miljoen. Het aantal drugsdumpingen is stabiel gebleven of omhooggegaan. De verwachting is dan ook dat de kosten verder op zullen lopen en die kosten zijn niet te verhalen. Dat heeft iedereen ook gezegd. Provincies en gemeenten hebben het al heel moeilijk en het zou dan ook zuur zijn als zij daarvoor moeten opdraaien. Ik hoor graag van de Minister hoe hij dat in de toekomst wil gaan doen en of hij bereid is om die gemeenten en provincies daarin te ondersteunen.

De vergadering wordt van 10.45 uur tot 10.58 uur geschorst.

De voorzitter: De Minister begint met de beantwoording van de vragen van de heer Oskam.

Er mogen bij het antwoord van de Minister twee interrupties per fractie worden gepleegd.

Minister Opstelten: Voorzitter. Ik dank de leden voor hun interventies. Ik ga geen algemene inleiding houden, want dat is niet nodig, gelet op de interventies. De stukken zijn dik, maar u hebt er wel de kern uitgehaald, als ik zo vrij mag zijn om dat te zeggen.

Ik ga meteen over tot het beantwoorden van de vragen van de heer Oskam. Hij heeft gevraagd of er zicht is op de afname van het aantal csv's (criminele samenwerkingsverbanden). De aard van de georganiseerde criminaliteit maakt het onmogelijk om een betrouwbaar cijfermatig beeld te geven van het aantal criminele groeperingen in Nederland. De heer Oskam weet dat als geen ander. Politie, OM en de partners in de bestuurlijke integrale aanpak hebben wel zicht op een aanzienlijk deel van de georganiseerde criminaliteit. Een indicatie van het aantal actieve criminele samenwerkingsverbanden is het aantal onderzoeken dat jaarlijks wordt uitgevoerd en het aantal casussen dat in RIEC-verband wordt behandeld. Dit zijn er in beide gevallen vele honderden op jaarbasis. Ook het nationaal dreigingsbeeld geeft een indicatie van het aantal. Voor 2012 hebben we informatie over 800 criminele samenwerkingsverbanden. Versterking van de aanpak wordt gebaseerd op het aantal onderzoeken per jaar. Dat aantal moet in 2014 verdubbeld zijn. Voor de periode 2015–2018 wordt daarbij een kwalitatieve verbeterslag beoogd, dus niet zozeer meer, maar wel nog beter en effectiever door extra inzet op sleutelfiguren en facilitators en het opwerpen van effectieve barrières. Ik denk dat dit het antwoord op die vraag is.

De heer Oskam (CDA): Ik begrijp het dilemma van de Minister wel en dat hij zegt dat het niet exact aan te geven is, maar aan de andere kant liggen er ook gewoon dossiers op de plank die onderzocht worden. Als de Minister tegen ons zegt: ik wil 40% en ik ben daar heel ambitieus in, want dat is meer dan in 2013, dan wil ik dat ook kunnen controleren en dan wil ik weten waar we het over hebben. Als de Minister nu spreekt over een verdubbeling, moet ik er dan van uitgaan dat het in de richting van de 2.000 gaat voor dit jaar?

Minister Opstelten: Mijn richtsnoer is het jaarverslag van het OM, waarin dit wordt aangegeven. Het OM heeft de cijfers en geeft ook die van de politie door. Ik kan ook nog zeggen dat het zicht op het aantal csv's wordt gemonitord op basis van het Nationaal dreigingsbeeld. Daar gaan we natuurlijk mee door. Het zal u niet ontgaan zijn dat we daar ook steeds beter zicht op hebben. Ik kan echter niet zeggen: er zijn zo veel criminele samenwerkingsverbanden. Dat zou niet juist zijn van mijn kant. Er zullen er ook zijn die wij niet kennen; daarom zijn het ook criminele samenwerkingsverbanden. Dat moeten we steeds dieper analyseren en dieper onderzoeken. Daarom hebben we, met alle burgemeesters, het Openbaar Ministerie en de politie, er echt bewust voor gekozen om voor 2013 het cijfer van 950 aan te geven. De vraag is dan of dat wel voldoende is.

Ik heb ook heel bewust gezegd dat het geen afvinken van aantallen moet zijn. Het moet kwaliteit hebben en het moet een verdiepingsslag inhouden. Dat vind ik belangrijk. Misschien worden het er dan eens wat minder, maar er moet wel worden aangetoond dat het belangrijker en zwaarder is en dat we ons daarop moeten richten. Het moet immers, in de woorden van de heer Recourt, duidelijk zijn dat de overheid de baas is. Het moet duidelijk zijn dat de overheid altijd de winnaar zal zijn en dat zij altijd de langste adem zal hebben. Dat is belangrijk.

Er is veel gesproken over Zuid-Nederland. De heer Oskam vroeg het meest specifiek hoe het staat met de intensivering in het zuiden. Men is er aan de slag. Wat ik in de brief heb geschreven, ga ik niet herhalen. Ik zeg nog een keer: uit de drie eenheden is het 3 maal 25. Uit de landelijke eenheid, dus de Landelijke Recherche, de echte specialisten, gaan er 50 mensen naartoe. Dit komt natuurlijk allemaal uit de bestaande sterkte. In totaal kom ik zo op 125 mensen. Op dit moment zijn er 100 politiemedewerkers aangewezen die in de ondermijningsteams gaan werken. De komende weken worden ook de overige 25 medewerkers aangewezen. Vanaf november zijn de ondermijningsteams voor de aanpak van de georganiseerde hennepteelt en de synthetische drugs volledig operationeel. Dit leidt tot heel stevige ondermijningsteams in de drie politie-eenheden, die gaan draaien op de afgesproken thema's, namelijk synthetische drugs en hennepteelt. Het gezag en de sturing op deze teams is zodanig dat men direct kan reageren als de situatie daar om vraagt. Er zijn korte lijnen en vooral ook korte klappen. Er is hier immers uiteraard sprake van een vorm van verloedering. Dat vind ik zelf ook. Daarbij moet de overheid als één overheid acteren. Het hele gezag staat hierachter. Ik wil ook dat de samenleving ziet dat dit effect heeft en dat er wordt opgetreden. Deze ondermijningsteams werken ook nauw samen met de andere partners, zoals de Belastingdienst en natuurlijk de gemeenten. Dit vindt plaats via de Taskforce Brabant Zeeland. In Limburg vindt het plaats via het RIEC, ook op nadrukkelijk verzoek van Limburg. Het gaat daarbij om de effectiviteit.

De heer Oskam (CDA): Er zit toch nog een kleine discrepantie in het antwoord van de Minister. Enerzijds heeft hij het over korte klappen. Dat snap ik heel goed. Hij wil gewoon snel resultaten boeken. Dat willen wij ook. Anderzijds zegt de Minister: in 2015 wil ik kwalitatief beter onderzoek. Hij zegt: laten we niet de hoeveelheden gaan afvinken. Dat betekent dus dat die samenwerkingsverbanden moeten worden ontworteld. Hoe verhoudt zich dat nu met die «korte klappen»? Daarbij pak je snel even wat mensen, terwijl je eigenlijk dieper in die organisaties wilt duiken.

Minister Opstelten: De heer Oskam stelt deze vraag terecht. Hij begrijpt als geen ander dat als er wordt gesproken over de verwevenheid van de bovenwereld en de onderwereld, langdurig onderzoek soms noodzakelijk is. Het is dus en-en. Het is echter ook duidelijk dat het soms belangrijk is om iets kapot te maken, opdat het niet een verdere verloedering in de samenleving veroorzaakt. Het is dus absoluut en-en. Voor de samenleving moet echter ook zichtbaar zijn dat hier een grote operatie gaande is.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Door het landelijk hennepteam wordt best wel veel illegale hennepteelt opgerold, maar tegelijkertijd zien we dat er een waterbedeffect ontstaat en dat er ook steeds meer voor terugkomt. Ik sluit me daarom aan bij de vraag van de heer Oskam. Het gaat er immers uiteraard om dat je die criminele samenwerkingsverbanden in kaart brengt. Daardoor kun je met name de georganiseerde criminaliteit pakken die achter de kleine telers zit, in plaats van alleen de kleine telers te pakken. De Minister zegt ook dat die ondermijningsteams twee prioriteiten hebben, namelijk synthetische drugs en hennepteelt. Zit daar nog een rangorde in?

Minister Opstelten: Het antwoord op de laatste vraag is nee. Volgens mij moeten we dit echt aan de gezagsdragers overlaten. We moeten optreden als één overheid, met het beste wat we op recherchegebied hebben in Nederland aan boord. Dat is belangrijk. Volgens mij is dat een antwoord op de kern van de vraag. Ik zeg tegen mevrouw Berndsen verder wat ik ook tegen de heer Oskam heb gezegd, namelijk dat het om beide zaken gaat. Laten we ze nu gewoon gaan starten; ze zijn al gestart. Ik heb zojuist even de facts and figures van heden meegegeven. Geef nu het vertrouwen aan het gezag in het zuiden van Nederland dat men dit goed aanpakt. Ik heb dat vertrouwen in ieder geval absoluut wel. Ik zal de mensen daar vierkant steunen. Dat heb ik in Brabant zelf destijds ook gezegd. Ik heb daar gezegd: u krijgt niet structureel extra sterkte, maar u krijgt wat nodig is. Dat is belangrijk. Daarvan is dit een voorbeeld. Dit is natuurlijk ook een van de voordelen van de Nationale Politie; daarmee kunnen we inschuiven waar het nodig is in Nederland. Dat gebeurt hier. Die Nationale Politie heeft hieraan ook enorm hard meegewerkt. Ik kan ook zeggen dat er geen aanleiding is voor herprioritering. Natuurlijk, sterkte is sterkte en er worden keuzes gemaakt. Maar we hebben ook gezegd dat dit past in het plaatje van de integrale veiligheidsagenda die we met het gezag op nationaal niveau hebben gemaakt. Dat blijft overeind. Alle regioburgemeesters stemmen ook in met deze operatie.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): De vraag is alleen of alle andere dan de regioburgemeesters zo blij zijn als ze merken dat er capaciteit is weggehaald waardoor bijvoorbeeld woninginbraken niet meer kunnen worden aangepakt of een lagere prioriteit krijgen. Maar goed, dat komt op een ander moment wel aan de orde. De Minister zegt dat er korte klappen moeten worden gegeven. Dat gebeurt volgens hem met deze ondermijningsteams. Tegelijkertijd moeten echter die criminele samenwerkingsverbanden goed in kaart worden gebracht. Ik vind dat toch een beetje haaks op elkaar staan. Ik snap dat de Minister ons vraagt om deze teams het vertrouwen te geven. Dat wil ik met alle liefde doen. Ik wil echter wel dat de Minister ons hiervan regelmatig op de hoogte houdt, want het gaat hierbij wel om de effectiviteit van de aanpak.

Minister Opstelten: Dat wil ik graag doen. Ik wil dat immers natuurlijk ook zelf graag weten. Ik zal hierover ook verantwoording afleggen, want dit is echt een grote operatie die succesvol moet zijn. Ook moet blijken dat de overheid gewoon de langste adem heeft en dat we dit aankunnen. Dat is absoluut de inzet. Als het niet op deze manier lukt, zal het op een andere manier lukken. Ik wil dus voortdurend de feiten op tafel hebben. Ik wil echter ook aan de Kamer vragen om met mij ervan overtuigd te zijn dat dit niet allemaal op korte termijn weg zal zijn. Om dit vast te houden en vol te houden, is natuurlijk ook een rechte rug van de gezagsdragers nodig, maar ook van de Kamer en van mij.

De heer Oskam heeft ook gevraagd naar het type criminele samenwerkingsverbanden. Zijn de synthetische drugs voldoende aangepakt? In 2013 zijn er meer dan 900 projectmatige onderzoeken uitgevoerd. De criminele samenwerkingsverbanden houden zich vaak met meerdere vormen van georganiseerde criminaliteit tegelijk bezig. In ieder geval ongeveer 300 van deze onderzoeken waren gericht op drugs. Bovendien waren 200 onderzoeken hiervan primair gericht op witwassen. Dit is vaak ook gerelateerd aan drugscriminaliteit. Dit zijn de cijfers die ik kan leveren.

Over de aanpak van synthetische drugs zijn veel vragen gesteld. Dat is terecht, want het gaat hierbij om een ernstige vorm van criminaliteit. Dit gaat gepaard met bedreiging en geweld. Deze criminaliteit vormt ook een gevaar in de woonwijken en niet in de laatste plaats wordt hiermee schade aangericht aan het milieu. De aanpak is daarom op verschillende manieren geïntensiveerd. Ik geef graag antwoord op de gestelde vragen.

De heer Oskam, mevrouw Berndsen, mevrouw Helder, de heer Van Oosten, de heer Bontes en mevrouw Kooiman hebben vragen gesteld over de aanpak van drugsdumpingen. Wie heeft hierover eigenlijk geen vragen gesteld? De aanpak van drugsdumpingen is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van het bestuur, de provincie, de gemeente, de politie en het OM. In dit dossier trek ik natuurlijk ook samen op met de Staatssecretaris van I en M. Zij heeft vanuit de invalshoek van de bodemsanering ook een rol bij de aanpak van deze problematiek. Criminele organisaties die achter de productie van de synthetische drugs zitten, worden hard aangepakt. Zij veroorzaken namelijk de dumpingen. In mijn brief van 4 september schreef ik al dat die aanpak wordt geïntensiveerd. Het doel is om waar mogelijk de kosten voor het opruimen te verhalen op de daders. Daarop zijn de politie en het OM alert tijdens strafrechtelijke onderzoeken. Het opruimen van afval, en dus ook van drugsafval, behoort tot de reguliere taak van provincies, gemeenten en waterschappen. De provincie Noord-Brabant is daarom bezig met het opstellen van een plan van aanpak van de drugsdumpingen. De politie en het OM, maar ook de milieudiensten, zijn daarbij betrokken. Zo is er een integrale aanpak gewaarborgd. Vanuit mijn departement wordt kennis en expertise geleverd om samen met de partners in de provincie te komen tot het opwerpen van barrières tegen drugsdumpingen. Ik heb daarvoor een bedrag beschikbaar gesteld van naar ik meen € 750.000. Als het om een ander bedrag gaat, hoor ik dat nog van de ambtenaren. Ook zal mijn departement ervoor zorgen dat de andere provincies gebruik kunnen maken van de ervaringen met de aanpak in Noord-Brabant. Alle partijen werken dus gezamenlijk aan een zo goed mogelijke aanpak van dit probleem. Ik wil er wel op wijzen dat dit probleem niet van vandaag op morgen opgelost zal zijn. We zullen vasthoudend moeten zijn. De extra capaciteit die ik heb toegezegd en die vanaf november operationeel is voor de bestrijding van de drugscriminaliteit in Zuid-Nederland, en de recente uitbreiding, verdubbeling van de Landelijke Faciliteit Ondersteuning Ontmanteling (LFO) zijn mijn inzet. De inspanningen die worden geleverd door de provincie, de gemeenten, de politie en het OM komen daarbij. Tezamen zullen deze inspanningen een kentering moeten veroorzaken in de problematiek.

De heer Recourt (PvdA): Ik dank de Minister voor het antwoord op de vragen over de drugsafvaldumpingen. I en M heeft bij de behandeling van de begroting hiervoor een miljoen euro beschikbaar gesteld. Ik hoor nu net dat het Ministerie van Justitie hiervoor € 750.000, en hopelijk nog meer, beschikbaar stelt. Is dat voldoende? De heer Oskam zei al dat de kosten van het opruimen van dit afval veel hoger zijn. Nu hoeft het Rijk niet voor alles op te draaien, maar staan deze bedragen in verhouding tot de werkelijke kosten? Verder heb ik gevraagd hoe dit afval wordt onderzocht om daardoor de daders te kunnen achterhalen. Alleen het opruimen van dit afval is onvoldoende; het is ook wel handig om te bekijken of er sporen zijn die het opsporen van de daders van de dumping vergemakkelijken.

Minister Opstelten: Ik wil dit even ordelijk behandelen. De begroting van I en M speelt hierbij ook een rol. Wij bekijken natuurlijk hoe die in de Kamer wordt ontvangen. De heer Oskam heeft mij gevraagd of ik bereid ben om een waarborgfonds op te richten waaruit de kosten van het opruimen van drugsdumpingen betaald kunnen worden. Er zijn geen wettelijke belemmeringen bij het vormen van een waarborgfonds, maar zo'n fonds zou op het niveau van de provincie moeten worden ingericht. Op rijksniveau kan dat niet. Het staat elke provincie vrij om een dergelijk fonds te vormen. Het staat dus ook de provincie Noord-Brabant, waar deze problematiek het sterkst speelt, vrij om een dergelijk fonds te vormen. Voor zover mij bekend is, is er nog niet zo'n fonds opgericht. Aan het verzoek van de provincie Noord-Brabant om een waarborgfonds te vullen met pluk-ze-gelden, kan ik niet voldoen omdat deze gelden, conform de begrotingssystematiek, in de algemene middelen vloeien. De Minister van Veiligheid en Justitie kan daarover niet vrij beschikken. Op het Ministerie van I en M wordt natuurlijk wel altijd gekeken naar mogelijkheden die er zijn binnen de begroting van I en M. Hierop kom ik straks nog terug. Tegen de heer Oskam zeg ik dat Minister Dijsselbloem en ik, in overleg met de burgemeesters, hebben gezegd dat altijd bekeken kan worden wat mogelijk is bij een businesscase. Dat hebben we ook eerder gedaan, met de ontnemingsgelden. Als er dan wordt geïnvesteerd, wordt bekeken wat de effecten zijn van die investeringen. Bij een businesscase gefinancierd met openbare financiën is het nodig om er zeker van te zijn dat de bedragen terugkomen. Anders veroorzaakt dat enorme gaten in de begroting. Langs die randvoorwaarden wordt dit dus nu bekeken.

Tegen de heer Recourt kan ik zeggen dat het Ministerie van Veiligheid en Justitie het project van de provincie steunt. Daarbij heb ik een kleine vergissing gemaakt. In mijn hoofd had ik een optelsom van alles wat we doen. Excuses daarvoor. Ik hoop dat dit kan worden geschrapt uit de Handelingen. Ik weet dat dat niet kan. Maar goed; ik meld nu dat het onjuist is. In het overleg met de gedeputeerde heb ik € 20.000 aangeboden. Dat is inderdaad een groot verschil. Het gaat daarbij om kennis en expertise. Daarnaast gaat het om extra capaciteit, namelijk een verdubbeling bij de LFO. Daar komt mijn vergissing uit voort. Er is dus sprake van extra inzet van de politie en het Openbaar Ministerie. Verder is er dus de bijdrage van I en M.

De heer Recourt (PvdA): De Minister zegt ons waar het geld aan is besteed. Dank daarvoor. Ik heb echter de Minister de cijfers nog niet horen noemen die daarbij horen. Hij had het eerst over € 750.000, maar dat werd gecorrigeerd. Op welk bedrag komt het nu dan wel uit, zonder de bijdrage van het Ministerie van I en M?

Minister Opstelten: Ik lever de extra capaciteit van de LFO. Die capaciteit wordt dus verdubbeld. Het gaat daarbij om werving et cetera. Dat loopt. Dan heb ik ook nog de extra inzet van politie en OM. Verder is er de normale bijdrage van I en M. Er loopt nu, ik meen zelfs op dit moment, een debat over de begroting van I en M. Dat laat ik even aan de Staatssecretaris over. Dat zal zij waarderen. Dit zijn de cijfers.

De heer Recourt (PvdA): Ik hoor u geen cijfers noemen.

Minister Opstelten: Ja, ik had het over € 20.000. De andere zaken zijn gewoon feiten. Die vind ik belangrijker. Ik heb dus 125 eenheden bij de politie geregeld. Dat is gewoon een herschikking. Bij de LFO gaat het natuurlijk ook om een herschikking, maar ook om een extra investering. Het aantal mensen die de ontruimingen doen, wordt verdubbeld. Verder is er de bijdrage van I en M. Wij denken bovendien voortdurend mee met de provincie. Men zit bij ons aan tafel. Ik had echter een bedrag in mijn hoofd dat te maken had met een ander onderwerp. Dat bedrag heb ik ten onrechte in dit verband genoemd, maar dankzij mijn medewerkers heb ik dat direct kunnen corrigeren.

Mevrouw Helder (PVV): Ik hoor de Minister zich nu corrigeren. Bij de inzet van V en J gaat het om herschikkingen. Een groter aantal mensen gaat dus deze problematiek aanpakken. Dit is echter geen antwoord op de vraag wat er onder de streep gebeurt. De PVV heeft gevraagd hoe vaak er een dader wordt gepakt. Hoe vaak worden de kosten voor het opruimen van het afval daadwerkelijk op de dader verhaald? Dat is wat er onder de streep gebeurt en waar de provincies en de grondeigenaren uiteindelijk mee blijven zitten. Ik begrijp dat de Minister zegt dat hij niet over de pluk-ze-gelden kan beschikken. Feit is dat er voor de grondeigenaren wel iets moet gebeuren. Gehoord de vragen die zijn gesteld, ga ik ervan uit dat veel collega's dat met mij eens zijn. Ik heb het daarbij niet over de herschikking van capaciteit.

Minister Opstelten: Ik moet nog veel vragen beantwoorden die hierover zijn gesteld. Ik zal die van mevrouw Helder en mevrouw Kooiman er even uithalen. Hoe vaak wordt een verdachte van afvaldumping gepakt en hoe vaak worden de kosten daadwerkelijk verhaald? Deze informatie is niet uit de systemen te halen. Ik kan er niets anders van maken. Er wordt niet specifiek geregistreerd op drugsafvaldumpingen. Dit kan bijvoorbeeld onder de noemer milieu, maar ook onder de noemer Opiumwet worden weggeschreven.

Mevrouw Helder (PVV): Mij rest nog het stellen van een heel simpele en korte vraag. De Minister zegt dat die informatie niet uit het systeem te halen is en dat dit niet apart wordt geregistreerd. Is de Minister bereid om, gezien de problematiek, ervoor te zorgen dat dit wél wordt geregistreerd?

Minister Opstelten: We gaan met de genoemde teams de zaak natuurlijk nu aanpakken. Daarbij wordt er ook geregistreerd en dit zal gemonitord worden. Ik wil dit echter niet per onderwerp gaan registreren. We moeten voorkomen dat er nieuwe bureaucratie ontstaat. Dit zou namelijk betekenen dat de dienders die we hiervoor nu vrijmaken, worden belast met het doorvoeren van registraties. Ik vind natuurlijk wel dat ook dit punt in de monitoring aan de orde moet komen. We moeten weten waar men tegen is opgetreden en waartoe dat heeft geleid. Dat kan een echte drugsdeal zijn, maar het kan natuurlijk ook een afvaldeal zijn. Dit neemt het team dat dit samen met het OM doet dus mee in de totale opzet. Ik hoop dat mevrouw Helder dat goedvindt. Ik wil het zelf ook weten.

Mevrouw Kooiman (SP): Alle leden hebben gezegd dat zij zich grote zorgen maken over mensen die een afvaldumping in hun achtertuin vinden. Zo wordt ook Natuurmonumenten verantwoordelijk gehouden voor het opruimen van afval. Dat willen we eigenlijk niet. We willen eigenlijk dat hiervoor een oplossing wordt gevonden. Inderdaad wordt mogelijk in de begroting van I en M al het een en ander afgetikt, hoor ik van de heer Recourt. We zullen straks ook een WGO houden over de begroting van de politie. Daar zal dit waarschijnlijk ook worden besproken. Ik zou heel graag willen dat de Minister, voorafgaand aan de behandeling van de politiebegroting, de Kamer hierover informeert. Wat is er afgesproken met I en M? Wat is de bijdrage van het Ministerie van Veiligheid en Justitie? Is een en ander voldoende voor de provincie Noord-Brabant? Als we die informatie dan ontvangen, zijn we volgens mij vandaag verder gekomen.

Minister Opstelten: Ik heb dat net gezegd. Dan is de begroting van I en M natuurlijk gewoon vastgesteld. Dan kunnen we het bij elkaar brengen. Ik zal dan zeker precies aangeven wat de politie in dat verband doet, ja. Dat is goed. Dat zal ik dan nog een keer doen.

Mevrouw Kooiman (SP): Het gaat mij niet alleen om wat de politie doet. Ik doel bijvoorbeeld ook op het waarborgfonds dat de provincie Noord-Brabant wenst. Wie wordt er verantwoordelijk voor het opruimen van het gedumpte afval? Daarover word ik graag wat meer geïnformeerd. Zijn de afspraken voldoende die bijvoorbeeld bij I en M zijn gemaakt? Of moet hiervoor ook gekeken worden naar de begroting van Veiligheid en Justitie? Ik wil daar gewoon wat meer zicht op hebben.

Minister Opstelten: Dat kunt u krijgen, maar ik denk dat dat niet past in de behandeling van de politiebegroting. Het lijkt mij dat het er daarbij namelijk om gaat wat de politie doet.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Ik vind het een beetje een rommeltje worden. Ik zal de Minister wat helpen met die bedragen. Hij heeft een bijdrage van € 750.000 voor het werk van het Integraal Afpakteam Brabant en voor Zeeland. Hij heeft ook € 500.000 voor andere activiteiten van de Taskforce Brabant Zeeland. Verder is er € 520.000 voor de LFO. Dat is samen 1,25 miljoen. Volgens mij is het toch wel handig als wij weten wat er voor dat geld precies wordt gedaan. Wat levert dat nu op?

Verder gaat de Minister bij zijn reactie op de interrupties voorbij aan mijn vraag over die uitspraak van de Raad van State. De Minister zegt wel een brief toe, maar dit vind ik wel een heel wezenlijk punt.

Minister Opstelten: Ik stel voor dat ik eerst even de vragen langsloop. Daarna kunnen de leden zeggen welke vragen nog niet zijn beantwoord en kunnen we bekijken of er aanleiding is om een brief naar de Kamer te sturen. Zoals het nu gaat, blijven we bij de eerste vraag over dit onderwerp hangen en wil iedereen het antwoord op zijn eigen vraag horen.

De heer Oskam en mevrouw Berndsen hebben vragen gesteld over de uitspraak van de Raad van State. Die heeft geoordeeld dat de gemeente Valkenswaard de kosten van het opruimen van het drugsafval niet mag verhalen op de grondeigenaar. De grondeigenaar was immers niet betrokken bij het dumpen van het afval. Daarom is die niet verantwoordelijk voor de kosten van het opruimen van het afval. De consequentie van de uitspraak is dat de kosten van het opruimen van het afval vaker voor rekening van de overheid zullen komen. Overigens hebben zich bij I en M op dit moment nog geen gemeenten of provincies gemeld met de mededeling dat ze met de gelden voor de wet rond de bodemsanering dit jaar niet uitkomen. Ik denk dus dat we dit ook op deze manier relatief moeten zien. Iedereen heeft gelukkig de eigen verantwoordelijkheid.

De heer Oskam vroeg wat ik doe aan de kosten die gemeenten moeten maken om het gedumpte drugsafval op te ruimen. Ik heb vernomen dat dit aan de orde is bij de behandeling van de begroting van I en M. Ik zou daarnaar willen verwijzen en er daarom nu niet op willen ingaan. We wachten dit af. Dit onderwerp hoort bij I en M thuis.

De heer Oskam en mevrouw Kooiman hebben gesproken over de situatie van burgers die worden geconfronteerd met die kosten voor het opruimen van het afval. Ik ben verantwoordelijk voor de politie en het OM. Zij onderzoeken bij drugsafvaldumpingen altijd of de dader kan worden achterhaald. Dat lukt echter niet altijd en dus worden particuliere grondeigenaren geconfronteerd met de kosten van het opruimen van drugsafvaldumpingen. We hadden het zojuist in dit verband over de uitspraak van de Raad van State.

Mevrouw Kooiman trok de vergelijking met de Wet wapens en munitie. Kan dit ook worden bekeken samen met de omstandigheden die worden aangetroffen? We zullen de tekst van mevrouw Kooiman nog even goed lezen. Als ik haar goed begrijp, zou volgens haar opgetreden moeten kunnen worden als uit de feiten en omstandigheden blijkt dat men drugs produceert. Bij mijn weten kan en gebeurt dit al, op grond van artikel 10a van de Opiumwet. Wij kijken echter graag naar de suggestie van mevrouw Kooiman.

Mevrouw Berndsen stelt dat grondstoffen voor synthetische drugs verboden zijn, maar dat er nu meer dumpingen zijn. Zij vraagt hoe we daarmee omgaan en wat we verder doen. Mag ik het als volgt zeggen? We nemen continu maatregelen om de productie van synthetische drugs aan de voorkant aan te pakken. Criminelen zullen altijd proberen zich hieraan aan te passen. We zullen ook in de nieuwe situatie blijven inzetten op het bemoeilijken van het verkrijgen van hardware en grondstoffen. Daarvoor wordt op internationaal niveau samengewerkt met de Belgen, de Fransen en de Duitsers. We pakken de toppers in deze vormen van criminaliteit aan.

Mevrouw Berndsen vraagt ook nog wat ik vind van de pilot op het vlak van het ruimen van drugsafval. Wellicht doelt zij specifiek op de vraag, hoe drugsafval te ruimen. De Landelijke Faciliteit Ondersteuning Ontmantelen (LFO) is daar volgens mij op dit moment al buitengewoon goed toe in staat en zij wordt er nog beter in. Ik ben al eens een keer met de mensen van de LFO mee geweest. Het zijn perfecte mensen. Verder is de provincie Noord-Brabant bezig met een plan van aanpak om meer barrières op te werpen. Dat willen wij ook steunen en dat heb ik al gezegd. Wij willen ook meer samenwerken vanuit dit thema. Laat ik ook zeggen dat ook hierbij binnen de verschillende verantwoordelijkheden het adagium geldt dat dit als één overheid moet worden aangepakt.

De heer Recourt heeft het over meer forensisch onderzoek. Het is vooral van belang om dat onderzoek zo vroeg mogelijk in het productieproces te krijgen. Productie moet zo veel mogelijk worden tegengegaan. Chemisch afval en synthetische drugs vergen bijzondere expertise. Gelukkig hebben we hiervoor zeer gespecialiseerde en gedreven mensen. De LFO is vrijwel bij elke ruiming van afval betrokken. Forensische expertise is niet onbeperkt. Daarbij moeten dus ook keuzes worden gemaakt. De inzet bij dumpingen en bij het voorkomen ervan heeft een relatief laag rendement. De bestrijding aan de voorkant is enorm van belang.

Ik denk dat ik hiermee de vragen die zijn gesteld over dit thema heb beantwoord. Ik heb het in ieder geval geprobeerd te doen.

De voorzitter: Ik stel vast dat er geen leden zijn die op dit thema willen interrumperen.

Minister Opstelten: Mevrouw Helder en anderen hebben gevraagd naar de resultaten en de voortgang van de aanpak. De intensivering van de aanpak blijkt uit de cijfers. Ik ga dat niet herhalen, want mevrouw Helder heeft dat ook al genoemd. Ik wil er nog een keer op wijzen dat het aantal strafopleggingen stabiel blijft, maar dat het aantal ontnemingsmaatregelen stijgt. Het OM en de politie rapporteren in hun verantwoording dat er sprake is van 86 miljoen, terwijl het in 2009 nog ging om 44 miljoen. Het aantal Bibob-zaken vind ik ook altijd belangrijk. Dat aantal steeg naar 1.443. In 2012 waren dat er nog 802. Dat zegt ook iets over het involvement van het bestuur. Er kan dus zeker worden gesteld dat de aanpak wordt geïntensiveerd. Regelmatig verschijnen er berichten in de media waarin staat dat het OM en de politie zouden falen bij de aanpak van de georganiseerde criminaliteit en het niet meer aan zouden kunnen. In de periode dat ik Minister ben, heb ik dat gelukkig nog nooit zelf van het OM of van de politie gehoord. Het is ook niet juist. Ik zou die uitspraak niet aanvaardbaar vinden, tenzij hij zou kloppen. Als dat laatste zo zou zijn, dan zouden we er iets aan moeten doen. Ik heb zulke opmerkingen dus niet gehoord. De politie en het OM hebben in de afgelopen jaren ongelooflijk goede resultaten behaald bij de aanpak van de georganiseerde criminaliteit. Ze liggen op koers. Wel is het zo dat er in de komende jaren nog ongelooflijk veel moet worden gedaan. We zijn nog totaal niet tevreden. Het gaat hierbij om een hardnekkig probleem dat we niet kunnen wegdenken. Integendeel, we moeten er vierkant bovenop zitten. Er zijn hiervoor geen gemakkelijke oplossingen te bedenken en er zijn ook geen gemakkelijke verhalen over te houden. Het gaat hierbij om doorzetten, vasthouden, optreden en de druk op de ketel houden. Behalve op de strafrechtelijke opsporing en vervolging wordt ook breed ingezet op de geïntegreerde aanpak, samen met de Belastingdienst en de gemeenten. Denk hierbij aan bijvoorbeeld het opleggen van grote belastingaanslagen door de Belastingdienst en het intrekken van vergunningen door gemeenten en steden. Hierdoor wordt het ondernemingsklimaat voor criminelen zo slecht mogelijk gemaakt. Nederland moet zo onaantrekkelijk mogelijk worden voor dit soort criminaliteit.

Worden er voldoende straffen opgelegd? Mevrouw Helder en mevrouw Berndsen waren de toonzetters bij vragen hierover. In 2013 zijn in dit kader meer dan 450 vrijheidsstraffen opgelegd. Bij 10% daarvan ging het om een straf van meer dan vijf jaar. Bij 30% daarvan ging het om straffen van tussen de twee jaar en de vijf jaar. Met het OM en de politie kijk ik naar de ontwikkeling van de straffen. Die staat natuurlijk niet stil. Er is sprake van dynamiek. De intensivering van de integrale aanpak leidt tot een combinatie van meer straffen, meer bestuurlijke sancties, meer fiscale maatregelen en meer opgeworpen barrières. Ik heb zojuist een voorbeeld van een bestuurlijke sanctie genoemd. Dit blijkt ook uit de resultaten. Wel laat ik nog nader onderzoek doen naar de relatie tussen het aantal onderzoeken en de strafopleggingen, om tot nog hogere resultaten te komen. Ik wil dat beeld scherper krijgen.

Over Zuid-Nederland heb ik, meen ik, wel alles gezegd wat gezegd moest worden. Men moet daar vooral aan de slag gaan.

Mevrouw Helder (PVV): Ik dank de Minister voor de beantwoording van mijn vraag, maar ik heb specifiek naar strafrechtelijke interventies gevraagd. Bibob en maatregelen van de Belastingdienst vallen daarbuiten. Het is mooi dat dit allemaal gebeurt, maar ze vallen buiten de specifiek strafrechtelijke interventies. De Minister zegt dat er in 2013 450 vrijheidsstraffen zijn opgelegd, waarvan 10% langer dan vijf jaar. Er is dus nauwelijks sprake van een stijging ten opzichte van vorige jaren, want het gaat om een stijging van 4%. Maar goed, een stijging is een stijging. De Minister laat onderzoeken hoe dit nog verder naar boven kan worden gebracht. Bij 30% van de vrijheidsstraffen gaat het om een gevangenisstraf van tussen de twee jaar en de vijf jaar. Hoe zit het met de andere zaken? Het stafrechtelijk arsenaal is groter. De PVV is voorstander van gevangenisstraffen en zelfs van minimumstraffen, maar we hebben bijvoorbeeld ook nog de taakstraffen en andere strafrechtelijke sancties. Kan de Minister daarover ook iets zeggen?

Minister Opstelten: Het beeld daarover heb ik op dit moment niet. Ik heb hier willen weergeven wat de grote lijnen zijn en wat de positie is. Ik ben het ermee eens dat als het gaat om zware georganiseerde criminaliteit, we dat ook moeten terugzien in de strafmaat. Mevrouw Helder kent mijn opvatting daarover. Ik heb ook gezegd dat we dat goed blijven volgen. Bij een integrale aanpak hoort echter ook een divers instrumentarium. Dat heb ik willen zeggen. Mensen die in dit kader een straf krijgen opgelegd, kunnen ook worden geconfronteerd met bijvoorbeeld belastingmaatregelen of met andere manieren waarop men wordt gepakt. Het bedrijf kan bijvoorbeeld worden stilgelegd omdat de vergunning wordt ingetrokken. Boetes en financiële sancties horen ook tot het arsenaal. Ik wil dus zeggen dat het heel breed is en dat het de strakke aandacht van alle partners heeft.

Mevrouw Helder (PVV): Die brede aanpak is mooi, maar de Minister schrijft zelf in zijn brief van 1 oktober 2013 over specifiek strafrechtelijke interventies. Zou hij de volgende keer in de informatie aan de Kamer niet alleen licht willen werpen op de vrijheidsstraffen, maar ook op de andere strafrechtelijke sancties?

Minister Opstelten: Ik zeg dat ik hiernaar blijf kijken, dat ik dit blijf volgen met het OM en de politie. Dat betekent dus ook dat we telkens proberen die rapportage zo scherp mogelijk te krijgen. Daarnaar zal ik blijven kijken. We proberen echter ook bureaucratie te vermijden. Ik vraag de Kamer om ons daarbij te helpen. Ik spreek nu de wens uit van het Openbaar Ministerie en van de politie. Men zegt mij: probeer die bureaucratie een beetje tegen te houden. Men moet het inzicht kunnen krijgen dat de aanpak succesvol is, maar laten we voorkomen dat we hele fabrieken moeten laten werken om elk detail te monitoren. Ik wil echter ook de feiten weten en op tafel krijgen, zeg ik tegen mevrouw Helder. Maar de opmerking over de bureaucratie maak ik er even bij. Dat is een cri du coeur van de mensen voor wie ik ook wil staan.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): De Minister zegt dat de politie en het OM niet aan de bel trekken en dat ze het allemaal prima aankunnen. Eind 2012 hebben ze wél aan de bel getrokken. De Minister heeft daarop ook gereageerd en mevrouw Berndsen heeft daarover vragen gesteld. Vervolgens zien we dat de situatie in Brabant escaleert. De politie en het OM trekken dus aan de bel, maar de situatie escaleert verder. De Minister zei in 2012 al: maakt u zich geen zorgen en gaat u rustig naar huis, want het komt allemaal goed. Wat zien we echter gebeuren? Het loopt verder uit de klauwen. Ik zal niet op alle details ingaan, maar op de hoofdlijn. Hoe kan de Minister ons garanderen dat de georganiseerde misdaad in Brabant, Limburg en de rest van Nederland echt wordt aangepakt? We moeten hier niet over twee jaar weer zitten en zeggen: o ja mensen, het is eigenlijk niet gelukt. De Minister zegt dat de politie en het OM niet aan de bel trekken. Zij hebben wel aan de bel getrokken. De Minister heeft daar toen zelf op gereageerd.

Minister Opstelten: Ik zeg niet met de heer Bontes dat het niet is gelukt. Het is namelijk wél gelukt. We liggen op koers, maar er is een extra problematiek die een rol speelt. Die willen we beter aanpakken dan we tot nu toe deden. Dat geldt voor Zuid-Nederland. Er is nu ook de Nationale Politie. Er is een heel gericht Openbaar Ministerie dat hiervoor staat en dat hierop focust. Daar gaan resultaten uitkomen. Ik ga natuurlijk niet garanderen dat het dan en dan klaar is. Dit zal nooit klaar zijn. De heer Bontes kent echter mijn targets tot en met 2018. Die heb ik geformuleerd. Daar staan we voor en die gaan we halen. Daarop wil ik aangesproken worden.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Ongeveer dezelfde woorden gebruikte de Minister in 2012. Hoe gaat hij ervoor zorgen dat ik hier niet volgend jaar weer zit om over dezelfde problemen te spreken en weer dezelfde woorden van de Minister ga horen? Ik hoor die woorden nu al vele jaren.

Minister Opstelten: Het is terecht dat ik dat in 2012 ook zei. Waarschijnlijk heb ik het ook in 2010 gezegd. Toen heb ik namelijk ook de targets en de prioriteiten geformuleerd. Hoe gaan we het doen, met welke capaciteit en met welke inzet? We kunnen zien dat targets steeds zijn gehaald bij de zaken die we prioriteit hebben gegeven. Dat vind ik knap. Dat is niet zozeer knap van mijzelf, als wel van de politie, het Openbaar Ministerie, de gezagsdragers in de gemeenten en anderen. Zij hebben dat met elkaar gedaan. Dat is het punt waar we voor staan. Laten we de mensen die ervoor staan om de problematiek in het zuiden aan te pakken, even de ruimte geven. Laten we ze het vertrouwen geven dat ze de resultaten zullen boeken die wij willen zien.

Mevrouw Kooiman vroeg wat er concreet gebeurt voor de versterking van de algemene aanpak. In de begroting van mijn departement is opgenomen dat het OM er in 2015 5 miljoen bijkrijgt. Dat loopt door naar 20 miljoen. Dit bedrag is bedoeld voor de aanpak van de internationale criminaliteit en dus ook voor de aanpak van de georganiseerde misdaad, die veelal internationaal van aard is. De politie krijgt er ook geld bij in de begroting. Daarbij gaat het om het cluster van 105 miljoen. Dat loopt tot 2017. Dat geld wordt ook op deze thema's van de integrale veiligheidsagenda ingezet. Er is dus ook een financiële bijdrage aan het werk van de Taskforce Brabant Zeeland. Dan komen we toch ergens op die € 750.000 uit. Voor 2014 is er 5,5 miljoen. Afzonderlijk hiervan lever ik voor het werk van het Integraal Afpakteam Brabant in 2014 nog eens een bijdrage van € 750.000. Dat gaat dus naar de taskforce.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Ik ga nog even terug naar de beantwoording van de vragen van de heer Bontes. We kennen de ronkende teksten van de Minister: we liggen op koers, er is één overheid en noem maar op. Hoe kan de Minister dit nu echter zo goed weten terwijl hij vervolgens in antwoorden op vragen van onder andere mevrouw Kooiman zegt dat hij geen landelijke cijfers heeft over het aantal dumpingen van drugsafval, omdat er geen eenduidige registratie plaatsvindt? Dat vind ik toch wel heel opmerkelijk. Het College van procureurs-generaal stelt op antwoorden van vragen van het CDA op 14 juli dat men geen overzicht heeft van zaken waarin verdachten zijn veroordeeld wegens het dumpen van drugsafval. Twee registraties die hierbij van wezenlijk belang zijn, vinden kennelijk niet plaats, maar toch vindt de Minister dat hij op koers ligt.

Minister Opstelten: Zeker. Ik zeg dit op basis van de gegevens die ik heb genoemd en die ook in de stukken staan. Daarbij gaat het natuurlijk ook over het dreigingsbeeld, de monitoring, het jaarverslag van het Openbaar Ministerie, de cijfers van het CBS et cetera, et cetera. Daaruit blijkt in grote lijnen voortdurend dat wat we ons hebben voorgenomen, ook wordt gehaald. Er is even over het aantal inbraken gesproken. Bij het boeken van resultaten daarbij gaan we veel en veel sneller dan we hadden gedacht. Ik kan ook andere voorbeelden noemen, zoals overvallen en straatroven. Nu spreken we over de criminele samenwerkingsverbanden. Er is inderdaad een beperking van de registratie, maar elke leek op dit terrein kan bedenken dat er zo'n beperking is. We kunnen namelijk de werkelijkheid op dit vlak niet altijd kennen. Over de afvaldumpingen moeten we verder gewoon de feitenkennis opbouwen. Ik heb al gezegd dat we dat gaan doen. Dit is natuurlijk ook iets wat zich pas de laatste tijd intensiever voordoet. Pas de laatste tijd komt deze problematiek boven tafel. Drie jaar geleden hadden we het hier nog niet over. Nu spreken we er terecht wel over. Gegevens hierover gaan we dus opbouwen, zodat de resultaten ook kunnen worden gemeten. Ik wil altijd gevalideerd worden afgerekend. Ik wil niet alleen worden afgerekend op grond van wat ik zelf zeg, maar ook op grond van de feiten en de cijfers die door anderen worden geleverd.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Gevalideerd afrekenen klinkt mij natuurlijk als muziek in de oren. Dat zou ik ook wel graag willen, maar dan moet je wel weten op basis waarvan je gaat afrekenen. Je zult dus inzicht moeten hebben in de registraties die plaatsvinden. Hoeveel afvaldumpingen zijn er? Op basis daarvan ga je bepalen hoeveel er worden geruimd en wat je wilt voorkomen. Die registratie vindt dus niet plaats. Daarom denk ik dat de Minister niet zo stellig kan zeggen dat we op koers liggen.

Minister Opstelten: Ik zeg nog een keer dat we dat opbouwen. Ik meen dat ik dat al tegen mevrouw Helder of mevrouw Kooiman heb gezegd. We bouwen dit op. Ik wil ook weten wat de 125 dienders bereiken onder leiding van het gezag. Zij houden zich bezig met het bestrijden van de hennepteelt en met afvaldumpingen. Gegevens daarover willen we opbouwen en laten zien. Wat is er aan de hand? Hoe vaak hebben criminelen iets gedaan, en wat dan? Welke straf is er opgelegd? Gegevens daarover gaan komen. Ik ben zo eerlijk om te zeggen dat we die gegevens op dit moment nog niet hebben.

De voorzitter: Voordat u verder gaat, Minister, moet ik zeggen dat ik mevrouw Berndsen bereid heb gevonden om het voorzitterschap over te nemen, omdat ik zelf naar een procedurevergadering moet waar ik woordvoerder ben. Ik hoop zo snel mogelijk terug te zijn.

Voorzitter: Berndsen-Jansen

Mevrouw Kooiman (SP): Ik vind het vervelend dat de Minister goochelt met cijfers. Hij zegt telkens dat hij toch investeert in de politie en het Openbaar Ministerie. Mag ik het uitleggen? Je haalt € 10 uit een pot met geld, doet er € 1 in terug en zegt dan dat je ontzettend veel investeert. Dus je investeert wel € 1, maar je hebt er eerst € 10 uitgehaald. Uit het potje van de politie wordt tot 2018 260 miljoen gehaald en uit het potje van het OM 114 miljoen. Dat is een behoorlijk bedrag. De politie en het Openbaar Ministerie in Amsterdam geven aan dat zij onvoldoende capaciteit hebben om mensenhandel tegen te gaan. Op werkbezoek in Brabant hoorde ik dat men daar niet meer kan investeren in de bestrijding van mobiel banditisme. Bij het Openbaar Ministerie komen ze officieren tekort. Uit deze voorbeelden blijkt wel dat de realiteit hier aan tafel en die van het werkveld enorm uiteenlopen.

Minister Opstelten: Ik deel uw conclusies niet. Ik vind juist dat binnen de capaciteit van het Openbaar Ministerie en de politie enorm goed de focus wordt aangegeven. Laten we ook vaststellen dat de performance van de politie enorm verbeterd is door de ingrepen die worden gedaan. Natuurlijk is het een spannende kwestie, waar we apart nog over komen te spreken. De prioriteiten van het gezag zijn helder; daar past dit in. Die zaken komen dus aan de orde. Bij alle zaken liggen we op koers, maar daarmee is het probleem niet opgelost.

Mevrouw Kooiman vraagt naar de beschikbaarheid van het OM en de politie. Met de bestaande capaciteit zal een verdubbeling van het aantal aangepakte criminele samenwerkingsverbanden worden gerealiseerd. Zowel OM als politie hebben zich daarop vastgelegd. Het blijkt ook dat we dat gaan halen. Capaciteit is per definitie natuurlijk schaars. De aard van de criminaliteit maakt dat OM en politie continu op de situatie moeten inspelen. Ondanks dit spanningsveld hebben OM en politie de afgelopen jaren de doelstellingen op het gebied van de georganiseerde criminaliteit gehaald. De beschikbare capaciteit is voldoende om de ambities ook in de komende jaren te realiseren.

Mevrouw Kooiman (SP): Ik ben in ieder geval blij dat de Minister niet ontkent dat hij de potjes bij de politie en het Openbaar Ministerie leegrooft. De cijfers uit de begroting laten dat namelijk zien. Daar komen we nog over te spreken. Daar ben ik ook helemaal niet bang voor. In de praktijk geeft men aan dat men heel veel capaciteiten heeft, maar onvoldoende man- en vrouwkracht om zaken te realiseren. Bij het OM zijn er onvoldoende officieren van justitie, de politie heeft een tekort aan agenten en ook de recherche heeft een tekort. Ze geven het allemaal steevast aan. Ik vind het dus buitengewoon irritant dat de Minister zegt: nee, ik heb een fantastisch roze bril op. Ik vraag hem nu om zijn blauwe bril op te zetten en te zeggen: we hebben inderdaad een probleem, dat gaan we regelen.

Minister Opstelten: We hebben geen probleem. Dat is denk ik het verschil tussen ons. Natuurlijk is de capaciteit beperkt. Daarvoor is er een agenda met zes prioriteiten, die worden uitgewerkt in de regio-eenheden en waarmee aan de slag wordt gegaan. De 125 man voor de aanpak van drugscriminaliteit is daar een helder voorbeeld van. Men moet nu dus niet de hele dag zeuren over het feit dat er meer agenten bij moeten. Nee, we moeten gewoon aanpakken met de middelen die we hebben, afspreken dat die daarvoor worden vrijgemaakt en resultaten boeken. Dat is besturen en dat is het werk waar de politie en het Openbaar Ministerie voor staan. Ik kom echt voor ze op. Anders ontstaat het beeld dat er veel meer kan dan we nu doen. We werken binnen de door ons gestelde prioriteiten.

Ik kom dan bij de vraag van mevrouw Kooiman naar de inzet in Amsterdam van recherchecapaciteit om de liquidaties te onderzoeken. De Nationale Politie zorgt er in afstemming met de driehoek in Amsterdam voor dat de inzet die hiervoor nodig is, kan worden gerealiseerd. Door samenwerking tussen de betrokken eenheden van politie en OM worden de verschillende incidenten in samenhang aangepakt. Dat is natuurlijk het voordeel van een centraal aangestuurde organisatie als het OM en een centraal beheerde organisatie als de politie met lokaal gezag. Vanzelfsprekend trekken dergelijk zware onderzoeken een enorme wissel op de capaciteit; dat zal ik niet ontkennen. Dit kan betekenen dat door het gezag keuzes moeten worden gemaakt bij de aanpak van andere problematieken. Dat is vanzelfsprekend het geval. Echter, door ondersteuning binnen het kader van de Nationale Politie worden deze pieken opgevangen. Dat is soms moeilijk en gaat soms met piepen en knarsen, maar het gebeurt wel.

Over de intensivering in het zuiden heb ik het nodige gezegd. Ik denk dat ik de vragen van mevrouw Kooiman over de capaciteit heb beantwoord, al weet ik niet helemaal zeker of we het met elkaar eens zijn; ik hoop natuurlijk van wel. Ook de vragen van de heer Bontes daarover heb ik beantwoord.

Dan kom ik bij de vragen van de heren Recourt en Van Oosten over de geïntegreerde aanpak. Uit de resultaten blijkt dat de geïntegreerde aanpak steeds succesvoller wordt. Daarvoor moet je de criminele samenwerkingsverbanden ontwrichten. Wij zitten criminelen op alle fronten dwars door middel van fiscale, bestuurlijke en strafrechtelijke interventies. In het ene geval wordt dat gedaan door de volledige criminele organisatie inclusief de top op te rollen. In een ander geval kan ontwrichting van de groepering of het criminele proces juist worden gerealiseerd door gerichte acties. Sleutelfiguren worden uit het criminele proces getrokken, bijvoorbeeld als door ingrijpen van de overheid een cruciale facilitator zijn diensten niet meer levert. Denk bijvoorbeeld aan een financieel adviseur die niet langer kan helpen witwasconstructies op te zetten.

Om de kern van de georganiseerde criminaliteit zo effectief mogelijk te raken, wordt ook actief ingezet op het ontnemen van crimineel vermogen. Het is juist dat het een uitdaging is dat criminele groeperingen zich afschermen.

Wat is nog meer mogelijk? We zouden het niet over de criminele burgerinfiltrant hebben; daar is natuurlijk door de motie-Recourt ook duidelijkheid over gecreëerd. De aanwijzing is gegeven door het Openbaar Ministerie. De mogelijkheid daartoe is van start gegaan in september. Ik denk dat wij het verder moeten doen en uitwerken aan de hand van de instrumenten die wij hebben.

Dan kom ik bij de vraag van mevrouw Helder over de rapportage van de Landelijk Coördinator Verwevenheid boven- en onderwereld. Wat gebeurt er met de aanbevelingen uit die rapportage? In de kern komen alle aanbevelingen neer op de noodzaak van borging en verdere professionalisering van de geïntegreerde aanpak. Ik ben het daarmee eens. Ik garandeer dat we daar continu aan werken. Dat blijkt ook uit het jaarverslag van het RIEC-LIEC. Daarnaast krijgen we een steeds beter integraal beeld van de georganiseerde criminaliteit. Dat beeld bevestigt dat we vol moeten blijven inzetten op een integrale aanpak en op integraal afpakken. Ook werk ik samen met een aantal collega-bewindspersonen aan een verkenning naar een kaderwet voor gegevensuitwisseling. Ik verwacht die verkenning voor het eind van het jaar naar de Kamer te kunnen sturen. Dat was ook een van de aanbevelingen van de landelijk coördinator. We zetten de krachtige gezamenlijke aanpak stevig door. Dat ziet de Kamer ook terug in de veiligheidsagenda.

De heer Van Oosten heeft gevraagd waarom de landelijk coördinator geen doorzettingsmacht heeft. Dat is een bewuste keuze op velerlei verzoek, om het te laten werken. Bij de integrale aanpak van de georganiseerde en ondermijnende criminaliteit is gekozen voor een regionale structuur, zo dicht mogelijk bij waar het gebeurt. Op die manier wordt het beste aangesloten bij de regionale en lokale problematiek. Sturing op die operationele samenwerking met het lokale gezag is daarbij cruciaal. Een landelijk coördinator met doorzettingsmacht staat daar haaks op. In aanvulling hierop is de landelijke aanpak van de regio-overstijgende ondermijnende en georganiseerde criminaliteit belegd bij het landelijk parket en het functioneel parket van het OM en bij de landelijke eenheid van de Nationale Politie. De landelijk coördinator heeft tot taak om knelpunten te signaleren en niet om ze op te lossen. Daar moeten de betrokken organisaties zorg voor dragen. Zo heb ik bijvoorbeeld samen met mijn collega-bewindspersonen de aanbeveling van de coördinator met betrekking tot een kaderwet voor informatie-uitwisseling opgepakt. Dat heb ik zojuist ook gememoreerd. Daarnaast pakken partijen de knelpunten die ze ervaren, zelf op met de RIEC's en het LIEC en, indien nodig en gewenst, met het Landelijk Platform Geïntegreerde aanpak Ondermijnende Criminaliteit. Een goed voorbeeld hiervan is natuurlijk de taskforce voor de aanpak van de ondermijnende criminaliteit in Zuid-Nederland. Een ander voorbeeld is de aanpak van de outlaw motorcycle gangs (omg's), waarvan één RIEC de coördinatie op zich neemt. Dat volgen we met elkaar via het LIEC om vervolgens maatregelen te kunnen nemen.

De heer Van Oosten heeft nog gevraagd naar de versterking van de geïntegreerde aanpak van de ondermijning. In de kern komen alle aanbevelingen van de landelijk coördinator neer op wat ik net ook heb gezegd. Daarmee hoop ik natuurlijk de vragen van de heer Van Oosten op dit terrein te hebben beantwoord.

De voorzitter: De heer Van Oosten is dat niet met u eens. Ik geef hem dus graag de gelegenheid voor een interruptie.

De heer Van Oosten (VVD): De Minister heeft wel antwoord gegeven op de vragen, maar er komt bij mij een nieuwe vraag op over de landelijk coördinator. Ik begrijp dat de Minister een bewuste keuze heeft gemaakt door hem geen doorzettingsmacht te geven. Echter, die landelijk coördinator kan de knelpunten signaleren, die er wellicht ook tussen overheidslagen zijn, ten aanzien van de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit in zijn algemeenheid. Is het niet toch mogelijk om die coördinator de bevoegdheid te geven om evidente knelpunten te helpen oplossen door de koppen tegen elkaar aan te slaan, voor zover dat aan de orde zou zijn, zodat dat varkentje is gewassen? Daarmee voorkomen we dat er een rapport wordt toegestuurd waar allerlei lieden met de beste bedoelingen naar gaan kijken.

Minister Opstelten: Daar is helemaal geen behoefte aan. In de verticale organisatie is het OM, het college van pg's, de gezagsdrager. Kom ik iets raars tegen, dan stel ik daar een vraag over en staat dat binnen twee sms'jes op de agenda. We hebben er bewust voor gekozen om niet weer een aparte meneer of mevrouw achter een bureau te zetten. Dat zou inderdaad veelal tot rapporten leiden waarin staat wat er wel en wat er niet moet worden gedaan. Nee, daarom is het hoofd van het functioneel parket tevens de landelijk coördinator. Daarmee heb je meteen iemand die klappen kan uitdelen. Daar ben ik ook op gespitst. Het zou dus geen goede organisatie zijn. Ik vind het wel een terechte vraag, want in het kader van de georganiseerde criminaliteit is het altijd de vraag of er niet meer gecoördineerd moet worden, of er niet meer richting aan moet worden gegeven. De focus is echter enorm scherp en de organisatie ook. Dat hebben we de afgelopen jaren voor elkaar gekregen. Zowel de politie en het OM als de Minister en de regioburgemeesters zitten dicht op elkaar. Is er iets aan de hand, dan blazen we op het fluitje en hakken we de knoop door.

De heer Van Oosten (VVD): Dan delen wij dus de gedachte dat de landelijk coördinator een zodanig kort lijntje met de Minister zelf heeft dat de Minister meteen op de hoogte wordt gesteld en kan handelen als overheden langs elkaar heen werken of als gegevens niet worden gedeeld die cruciaal zijn voor de aanpak. Zo'n onderwerp raakt dan niet zoek in het totaal aan andere prioriteiten van het ministerie.

Minister Opstelten: Dat is precies wat ik heb geprobeerd te zeggen. Op die manier bereiken we dat doel. We hebben het zo ingevuld en blijven het zo invullen.

Ik ben het volledig met de heer Recourt en de heer Bontes eens dat de schijnbare onaantastbaarheid van outlaw motorcycle gangs met kracht moet worden bestreden. Dat gebeurt ook. In een ander verband hebben we daar al helder over gesproken. We zijn alle instrumenten nagelopen; we zitten er bovenop. De focus ligt bij de clubhuizen, het bestrijden van de invloed van outlaw motorcycle gangs in de horeca, het bestrijden van hun invloed binnen beveiligingsbedrijven en natuurlijk binnen de georganiseerde criminaliteit. Het is, ook internationaal, een gevaarlijke ontwikkeling, zodat we ook grensoverschrijdende maatregelen nemen. Ten aanzien van de voortgang van de aanpak kan ik concrete resultaten noemen. Daarover rapporteer ik de Kamer eenmaal per jaar uitvoerig. De politie heeft 345 verdachten gehoord in opsporingsonderzoeken, wat geleid heeft tot 159 strafzaken. Clubhuizen zijn gesloten of voorkómen, evenementen zijn geweerd en leden van outlaw motorcyle gangs zijn persoonsgericht, integraal aangepakt. In RIEC-verband worden integrale, operationele analyses opgesteld. Deze analyses vormen de basis voor interventies. Daarnaast is er natuurlijk de strafrechtelijke aanpak. In dat verband verwijs ik ook naar de mogelijkheden die het OM heeft om deze gangs te verbieden, maar dan moet men wel een zaak hebben. Dat houdt men in de gaten.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Ik heb een vraag over het verbieden. Het ligt primair bij het OM om dat voor elkaar te krijgen. Maar wanneer is voor de Minister het punt bereikt waarop hij zegt: ik ga aansturen op een verbod van deze organisaties?

Minister Opstelten: We hebben dit punt een tijd geleden ook met een aantal bestuurders besproken. Zij vonden dat een goede zaak. Dat is de inzet van het OM. Het moet een zaak hebben, zodat het dat er voor de rechter uit kan halen. Nederland heeft niet het Duitse systeem. Het zomaar verbieden is ook geen oplossing van het probleem. Dat hoor ik ook van mijn Duitse collega's. Natuurlijk, het Burgerlijk Wetboek is het instrument waarmee je dat moet opbouwen. Het gaat om dossiervorming. Dat laat ik helemaal bij het OM. Verder steunen we vierkant het bestuur, samen met de politie en het OM. Ik heb daar een aantal resultaten van genoemd. Ik wil ook zeggen wat ik vind van de integriteit van het bestuur. Ik vind dat wij een goed bestuur hebben. Natuurlijk gebeurt er weleens wat. Dat is altijd zo, maar kom niet aan de burgemeesters. Die moeten gewoon vierkant worden gesteund als zij heel moeilijke maatregelen nemen. De Kamer heeft daar een aantal voorbeelden van genoemd. Gelukkig hebben we burgemeesters die dwars door bedreigingen heen de guts en de moed hebben om te doen wat nodig is en wat wij van hen verlangen. Daar krijgen ze onze vierkante steun voor, in alle opzichten. Gelukkig hebben wij een heel stevig burgemeesterskorps.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): De Minister zegt: Duitsland heeft een ander systeem. Is hij bereid om op dat systeem over te stappen, om die motorbendes wel een verbod te kunnen opleggen?

Minister Opstelten: Ik heb dat al eerder gezegd: nee.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Maar we zijn nu verder in de tijd en het escaleert door. Je kunt dus op het punt komen dat je zegt: tot hier en niet verder, nu moet ik wel ...

De voorzitter: Mijnheer Bontes, u hebt al twee interrupties gehad.

Minister Opstelten: Nee, ik vind niet dat de situatie aanleiding geeft om dat te doen. Wij hebben ons instrumentarium. We pakken ze op alle fronten aan. Ik heb de voorbeelden genoemd. In de situaties waarin ze verkeren, moeten ze gewoon geen schijn van kans krijgen. In een aantal gemeenten is dat inderdaad een kwestie van lange adem. Als een gemeente het niet meer pikt en daar gedurende enige tijd een consistent beleid op voert, zijn ze weg. Dan worden ze aangepakt; dat is ook belangrijk. Daarom is het heel goed om voortdurend daarover met elkaar in gesprek te zijn en erbovenop te zitten. Bovendien zal het OM zeker zijn verantwoordelijk nemen als het daartoe aanleiding ziet.

De heer Recourt heeft gesteld dat het bij het ontnemen niet alleen gaat om het spekken van de kas. Daar ben ik het helemaal mee eens. Misdaad mag niet lonen. Natuurlijk verhalen wij dat altijd. Waar het kan, pakken wij af op alle mogelijke manieren, via het strafrecht, fiscaal of bestuurlijk. We laten als één overheid zien dat we het niet pikken dat mensen onterecht geld verkrijgen door het overtreden van leges. Het doel van een businesscase is het terugpakken van crimineel verkregen geld. Het moge duidelijk zijn dat ook een gering bedrag moet worden teruggepakt. We gaan niet zeggen: daar maakt de overheid geen winst op, dus doen we het niet. De inzet is om af te pakken wat verkregen is.

De heer Recourt heeft ook nog gevraagd waar het criminele geld vandaan komt. Iedere vorm van criminaliteit die geld opbrengt, is een bron van crimineel vermogen. Het accent ligt op drugshandel, mensenhandel et cetera. Belangrijk aandachtspunt is ook het aan het zicht ontnemen van crimineel vermogen om het wit te wassen. In het kader van een betere bestrijding van witwassen wordt aan het inrichten van een nationaal riskassessment gewerkt, zodat we dat scherp zien. Het doel van dat riskassessment is om de witwasrisico's in Nederland in beeld te brengen. Wij gaan ervan uit dat daarmee ook een beter zicht wordt verkregen op de herkomst van het crimineel vermogen.

De lastigste vraag heb ik tot het laatst bewaard. Mevrouw Helder herinnert mij aan de toezegging over de baten-lastenanalyse door de Rekenkamer. Het is een terechte vraag. Ik herinner mij heel goed dat ik die toezegging heb gedaan bij het wetgevingsoverleg over het wetsvoorstel Verruiming mogelijkheden bestrijding financieel-economische criminaliteit. Ik zal deze toezegging gestand doen in de voortgangsrapportage over de rijksbrede fraudeaanpak, die de Kamer eind dit jaar ontvangt.

De Kamer weet dat van dit kabinet geen voorstel kan worden verwacht om het instrument van minimumstraffen in te voeren. Daar zijn wij geen voorstander van. De straffen die kunnen worden opgelegd, zijn hoog genoeg. Als we echt van mening zijn dat het te weinig is, doen we daar wat aan. Zo wordt in het bovengenoemde wetsvoorstel de strafmaat voor witwassen en corruptie verhoogd. Dit voorstel is al door de Kamer aangenomen en ligt nu in de Eerste Kamer.

Mevrouw Kooiman heeft gevraagd of het mobiel banditisme wordt aangepakt. Ja. Ook in het kader van de veiligheidsagenda zijn er afspraken gemaakt over het terugdringen van de «high-impact crime»-delicten. Een van de elementen is de aanpak van mobiele bendes. Die worden ook opgenomen in de actieprogramma's met collega's uit België, Frankrijk, Duitsland, Niedersachsen en Nordrhein-Westfalen.

Over de bedreigde burgemeesters heb ik het nodige gezegd. Zij weten dat wij vierkant voor hen staan en dat ze nooit tevergeefs een beroep op ons kunnen doen.

De voorzitter: Ik dank de Minister voor zijn beantwoording in eerste termijn. Ik stel vast dat er behoefte is aan een korte tweede termijn.

Mevrouw Helder (PVV): Voorzitter. Ik dank de Minister voor de beantwoording van de vragen. Ten aanzien van het drugsafval en de kosten van het opruimen heb ik gevraagd hoe vaak de dader wordt gepakt en of kosten verhaald kunnen worden. De Minister antwoordt daarop dat hij dit niet apart gaat registreren omdat dit tot onnodige bureaucratie leidt. De dumpingen van drugsafval vallen echter onder de noemer «brengdelicten». In de regel wordt daar aangifte van gedaan en er is sprake van een direct aanwijsbaar slachtoffer. De registratie aan het begin van de keten heb je dus al. Ik wijs de Minister in dat verband ook op zijn eigen programma met de – je bedenkt het niet – leuke titel «meten in de keten». De doelstelling daarvan is het optimaliseren van de ketenbrede beleidsinformatie om een transparant en volledig beeld te hebben van de prestaties in de strafrechtsketen en om het tijdig bijsturen van de schakels van de keten mogelijk te maken. Daar past het gewoon in. Mij lijkt het helemaal geen onnodige bureaucratie op te leveren. Als er wordt gemeten in de keten, kan de Kamer daarvan op de hoogte worden gehouden; dat geldt zeker voor dit punt, waar ik en andere collega's naar gevraagd hebben.

Een ander punt zijn de onderzoeken en de capaciteit. De Minister heeft vaak gezegd dat de capaciteit voldoende is; er is wel geschoven binnen de capaciteit, maar zij is voldoende. Ik wijs hem echter op het rapport verantwoording aanpak georganiseerde criminaliteit 2013, waarin staat dat, gezien de beschikbare capaciteit van opsporingsdiensten en OM, het plafond van het aantal strafrechtelijke onderzoeken dat mogelijk is, nagenoeg bereikt is. Ook hebben we de Minister van Binnenlandse Zaken in een begrotingsdebat horen zeggen dat er meer mensen van het OM naar Sint-Maarten moeten om daar de corruptie te bestrijden. De PVV houdt haar hart dus vast, zeker omdat de Minister al heel vaak heeft gezegd dat hij de aanpak «vierkant steunt» en «vierkant achter de mensen staat» die het moeten doen. Om in die termen te blijven: de PVV komt er rond voor uit dat ze dat zeer nauw zal volgen. We hebben er een hard hoofd in en menen dat het niet gaat lukken. Bij de begrotingsbehandeling komen we er binnenkort nader over te spreken.

Mevrouw Kooiman (SP): Voorzitter. Ik heb vandaag geleerd dat we topprioriteiten hebben, actieprogramma's en fantastische agenda's om het allemaal uit te voeren. Ik blijf echter hangen bij het feit dat ik uit de praktijk iets anders hoor dan wat de Minister aan deze tafel zegt. Ik hoor dat er inderdaad een probleem is bij de aanpak van mensenhandel in Amsterdam, dat ze te veel overuren maken, dat ze in Brabant geen vaste officier meer hebben met wie ze de georganiseerde misdaad kunnen aanpakken en dat megazaken al ruim een jaar op de plank liggen om behandeld te worden. Ik vind dat de Minister onvoldoende ingaat op deze zorgen. Ik zal er zeker op ingaan bij de behandeling van de begroting van de politie, maar ik zou het toch wel netjes vinden als de Minister daar nog iets over kan zeggen.

Ik heb bij de Minister een aantal tips neergelegd. Eentje kwam van een politieagent uit Tilburg. Een medewerker komt er straks aan, om die tips aan de Minister mee te geven. Artikel 10 was namelijk niet voldoende, zo begreep ik. Er was een heel mooi, slim idee bedacht, maar het is misschien toch goed als ik dat onderhands aan de Minister meegeef.

De heer Recourt (PvdA): Voorzitter. Een weerbare democratie, een weerbare rechtsstaat is nodig om georganiseerde criminaliteit – die er altijd zal zijn – te bestrijden. Dat moet continu. We moeten altijd de langste adem hebben. Het debat is even gegaan over het Duitse model versus het Engelse model. Het Duitse model redeneert vanuit de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog, waarin de democratie bedreigd werd. Vanuit die ervaring treedt men proactief op. In de richting van de heer Bontes voeg ik daaraan toe dat in Duitsland ook politieke partijen worden verboden. Ik heb veeleer oog voor het Engelse model, dat stelt dat democratie een marktplaats is waar iedereen moet kunnen zeggen wat hij wil. Daar moet je als overheid niet te defensief in zijn. Dat geldt ook voor het beschermen van de democratie. Als die outlaw motorcycle gangs de wet overtreden, moet je daar snoeihard tegen optreden. Als het een criminele organisatie is, moet je die ook verboden zien te krijgen. Ik ken alleen het debacle van de vorige poging. Als we het deze keer willen doen, moeten we het dus ook goed doen. Het mag niet leiden tot niet-ontvankelijkheid van het OM.

Kortom, ik hoor de Minister, door alle plannen, beleidsjargon en ambtenarentaal heen, en wat daar allemaal bij hoort, wel uitspreken dat het een prioriteit is en blijft. Dat is goed en dat is nodig. Ik complimenteer hem daarmee en ik zal hem blijven aansporen. Want nogmaals: het blijft altijd topprioriteit om de Nederlandse samenleving te vrijwaren van de rotting die de georganiseerde criminaliteit veroorzaakt. Ik wens hem daar succes mee.

De heer Van Oosten (VVD): Voorzitter. Ik maak gebruik van de tweede termijn om even terug te grijpen op de geïntegreerde aanpak waarover de Minister in zijn beantwoording al het nodige heeft gezegd. Met de Minister heb ik een kort interruptiedebatje gevoerd over de landelijke coördinator. Om te bereiken dat overheden niet langs elkaar heen werken – vele autoriteiten spelen er immers een rol bij – en de georganiseerde criminaliteit bij de wortel wordt aangepakt, is het ook cruciaal dat de relevante gegevensbestanden et cetera in voldoende mate aan elkaar gekoppeld en in voldoende mate inzichtelijk zijn. Kan de Minister zeggen hoe het daar nu mee staat? In hoeverre zijn daar in de afgelopen periode stappen in gezet en in hoeverre dienen daar nog nadere stappen in te worden gezet? Ik roep graag de vragen in herinnering, die ik de Minister een aantal weken geleden heb gesteld. Die zagen bijvoorbeeld op het handelsregister, waaruit je het adres kunt afleiden waarop bijvoorbeeld een vennootschap staat ingeschreven. Vervolgens kan het GBA van de gemeente inzicht geven in de vraag of op dat adres misschien wel een tiental personen of instellingen staat ingeschreven. Dat zou wat belletjes moeten laten rinkelen. Het roept bij mij dus vragen op. In hoeverre is die koppeling optimaal en wat kan daaraan nog verbeterd worden?

Ook hoor ik graag van de Minister welke tegen- of weerstand wellicht aanwezig is bij overheden, andere departementen of wat dan ook op dit punt. Ik vermoed helemaal niet dat die er is, maar als die er is, dan hoor ik dat graag, want het kan wellicht functioneel zijn om er als Kamer een bijdrage aan te leveren dat de georganiseerde criminaliteit ook langs die weg op de meest effectieve manier kan worden aangepakt. Ik wacht de reactie af.

Voorzitter: Jadnanansing

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Voorzitter. Twee jaar geleden hadden we ongeveer hetzelfde debat. Daarin ging het er ook over dat de georganiseerde misdaad uit de hand liep. De Minister zei toen: mijnheer Bontes, ik zit erbovenop, het komt goed; wacht maar af, wees niet ongeduldig, ik heb het allemaal in de hand. Nu zijn we twee jaar verder, en wat zien we? We zien de opkomst van criminele motorbendes, we zien de opkomst van mobiele bendes, we zien de situatie in Limburg en Brabant uit de hand lopen. We hebben inmiddels te maken met mocromaffia, wat heeft geleid tot tal van liquidaties in onder andere Amsterdam. Dus wat dat betreft zie ik geen verbetering. Ik zou de Minister dan ook willen vragen om over te gaan op een resultaatverbintenis in plaats van een inspanningsverplichting. Die «inspanningsverplichting» kent mijn fractie nu wel, maar wij zouden heel graag resultaten willen zien van de aanpak van de georganiseerde misdaad in Nederland.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Voorzitter. Ik dank de Minister voor zijn beantwoording. Het was weer heel veel beleidstaal; collega Recourt zei dat ook al. Ik heb er behoefte aan om te horen wat er daadwerkelijk gebeurt, op basis waarvan er een aanpak plaatsvindt en tot welke resultaten dat zou moeten leiden. Nogmaals, we hebben het eerder gehoord van politie en Openbaar Ministerie: het water staat hun tot de lippen. Met de bezuinigingen voor de boeg, lijkt het mij welhaast ondoenlijk om tot een effectieve methode te komen om de georganiseerde zware criminaliteit in Nederland een forse slag toe te brengen. Het wordt echt tijd dat de Minister eens gaat nadenken over een andere aanpak dan alleen maar repressie. Maar goed, daar hebben we het eerder al eens uitvoerig over gehad. Het reguleren van de wietteelt zou er toch in ieder geval toe kunnen leiden dat er wat minder wietteelt in handen van de georganiseerde zware criminaliteit komt. De besparing die dat oplevert bij het Openbaar Ministerie en bij de politie zou dan effectief kunnen worden ingezet voor de bestrijding van de georganiseerde zware criminaliteit. Maar goed, de Minister wil daar niet aan. Ik kom bij de politiebegroting nog wel terug op de inzet die gepleegd wordt en het oormerken van bepaald geld voor de aanpak. Ik lees het namelijk zo dat de Minister die € 1.223.000 eigenlijk binnen de politiebegroting oormerkt.

Minister Opstelten: Voorzitter. Ik dank de leden voor hun reacties. Er zijn nog een paar vragen gesteld. In de richting van mevrouw Helder herhaal ik dat we de aanpak Zuid-Nederland gaan monitoren. Ook ik wil de resultaten daarvan zien. In dat kader zullen we ook kijken naar de resultaten met betrekking tot de drugsdumpingen en de registratie daarvan. Laten we echter geen onnodige bureaucratie organiseren. We zijn dit dus aan het opbouwen. Ten aanzien van de capaciteit is het plafond van het aantal onderzoeken bereikt. Met de beschikbare capaciteit wordt de doelstelling van de verdubbeling bereikt. Daarom zitten we op koers. Wat we een aantal jaren geleden hebben gezegd, gaan we bereiken in het juiste tempo; dat maken we ook zichtbaar. In de periode van 2015 tot 2018 wordt ingezet op een kwalitatieve intensivering. Er wordt meer ingezet op sleutelfiguren, er worden effectievere barrières opgeworpen en er wordt niet zozeer ingezet op meer zaken maar op meer verdieping. Daar hecht ik zelf enorm aan.

Ik dank mevrouw Kooiman trouwens voor de praktische tips; we zullen ze bekijken. Ze heeft haar zorgen geuit over de capaciteit bij de politie en het OM. Ze noemde onder andere het voorbeeld van de liquidaties in Amsterdam. Dat zijn zware zaken. Natuurlijk worden daarbij keuzes gemaakt. De capaciteit is schaars – dat zullen we nooit ontkennen – maar voldoende om te bereiken wat we zeggen te gaan bereiken. Dat hebben we nu, van onderaf opgebouwd, voor het eerst vastgelegd in de veiligheidsagenda. Daarmee hebben we – dat is voor de politie en het OM natuurlijk belangrijk – een heel heldere focus aangebracht. Ik hoop dat iedereen uit zichzelf zegt dat hetgeen we vandaag bespreken, altijd een topprioriteit is.

De heer Recourt heeft aangegeven dat we de aanpak van de outlaw bikers krachtig moeten doorzetten. Daar zijn we het op alle fronten geheel mee eens.

De heer Van Oosten heeft gevraagd naar de informatie-uitwisseling met de Kamer van Koophandel en andere instanties. De knooppunten zijn in beeld en krijgen we aangereikt. We zoeken naar een duurzame oplossing hiervoor. Daarom ben ik ook, zoals de landelijk coördinator heeft geadviseerd, bezig met een kaderwet voor gegevensuitwisseling. Dat vind ik belangrijk. Dan weet iedereen waar hij aan toe is. De Kamer ontvangt de verkenning nog dit jaar. Ook ten aanzien van de rijksbrede fraudeaanpak is dat natuurlijk aan de orde. We kijken samen met alle ministeries naar de verbetering van de gegevensuitwisseling. Ik kan zeggen dat er geen bureaupolitieke kwesties zijn. Als die er zijn, worden ze in de commissie die daarvoor is binnen het kabinet, opgelost.

De heer Bontes vraagt om van een inspanningsverplichting over te stappen naar een resultaatsverplichting. Ik vind beide van belang. Zonder inspanning kan er geen resultaat zijn. Ik ben erg gefocust op een resultaatsverplichting. De organisaties willen dat ook graag weten, want daarmee is de focus aangegeven. Daarom hebben we ook die veiligheidsagenda 2015–2018 genoemd. Ik heb gezegd wat dat betekent voor het komende jaar. We zullen laten zien wat de resultaten daarvan zijn; dat zullen we met elkaar monitoren.

Ik zal nu niet het bekende standpunt van het kabinet over de suggestie van mevrouw Berndsen herhalen. Dat bewaren we voor later.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Ik wilde de Minister niet teleurstellen door er niet over te beginnen.

Minister Opstelten: Ik wou mevrouw Berndsen wel teleurstellen door het er nu niet over te hebben. Zo hebben we, ieder op onze eigen wijze, enig genoegen geschept in dit onderwerp.

De voorzitter: Daarmee zijn we aan het eind gekomen van de beantwoording in tweede termijn door de Minister.

Er is één toezegging gedaan. De Kamer wordt in de voortgangsrapportage over de rijksbrede fraudeaanpak geïnformeerd over het aantal strafopleggingen in relatie tot het aantal strafrechtelijke onderzoeken.

Mevrouw Helder (PVV): Volgens mij staat er in datzelfde rapport, dat eind dit jaar naar de Kamer wordt gestuurd, ook een kosten-batenanalyse.

De voorzitter: Dat komt in dezelfde voortgangsrapportage te staan. Daar maken we een aantekening van.

Minister Opstelten: De strafoplegging zit daar niet in. Dat verstond ik even. Dat heb ik ook niet gezegd.

De voorzitter: Misschien kan de Minister het precies formuleren.

Minister Opstelten: De analyse komt aan de orde in de frauderapportage en de strafoplegging in de voortgangsrapportage over de georganiseerde criminaliteit.

De voorzitter: Ik dank de Minister voor de verheldering.

Daarmee zijn we aan het eind gekomen van dit algemeen overleg. Ik dank de Minister, zijn ambtenaren, de mensen op de publieke tribune en mijn collega's.

Sluiting 12.37 uur.