Kamerstuk 29911-90

Verslag van een algemeen overleg

Bestrijding georganiseerde criminaliteit

Gepubliceerd: 24 januari 2014
Indiener(s): Tanja Jadnanansing (PvdA)
Onderwerpen: criminaliteit openbare orde en veiligheid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29911-90.html
ID: 29911-90

Nr. 90 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 24 januari 2014

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie heeft op 27 november 2013 overleg gevoerd met Minister Opstelten van Veiligheid en Justitie over:

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 9 oktober 2013 inzake mobiel banditisme, aanpak sinds 2012 (Kamerstuk 29 911, nr. 85).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Jadnanansing

De griffier van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Hessing-Puts

Voorzitter: Jadnanansing

Griffier: Tielens-Tripels

Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Helder, Van Oosten, Kooiman, Berndsen-Jansen, Oskam, Marcouch en Jadnanansing,

en Minister Opstelten van Veiligheid en Justitie, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

Aanvang 12.00 uur

De voorzitter: Goedemiddag. Hierbij open ik het algemeen overleg over mobiel banditisme. Ik heet de mensen op de publieke tribune, de Minister, zijn ambtenaren en mijn collega's van harte welkom. De spreektijd bedraagt vijf minuten en er mag twee keer geïnterrumpeerd worden.

Mevrouw Helder (PVV): Voorzitter. Dit algemeen overleg gaat voornamelijk over het rapport Mobiel Banditisme van de Universiteit Utrecht. De Minister heeft in zijn brief aangegeven dat hij dat als ondersteuning van zijn beleid ziet. In diezelfde brief wijst de Minister erop dat een van de conclusies is dat er in Nederland aanzienlijke inspanningen worden verricht om Oost- en Centraal-Europese rondtrekkende bendes aan te pakken. Dat is goed en dat moet ook vooral zo doorgaan. De Minister geeft echter ook aan dat niet blijkt dat er specifieke beweegredenen zijn om naar Nederland te komen. Zo zou Nederland niet bovenaan de lijst van populaire landen staan en is Nederland inwisselbaar met elk ander Europees land waar veel te halen valt. Volgens de Minister is ook een belangrijke conclusie van het onderzoek dat de detentieomstandigheden in Nederland veelal niet als positief gezien worden. Met andere woorden, de Nederlandse cel wordt niet als een hotelkamer beleefd. Men zou de straffen in Nederland ook hoog vinden. Refererend aan het artikel in Vrij Nederland van de hoofdonderzoeker, vraag ik de Minister hoe naïef hij is. In het onderzoek staan passages van interviews met agenten uit landen waarmee Nederland samenwerkt. De lage pakkans en de lage straffen werken op deze criminelen als een magneet. De hoofdonderzoeker zelf bevestigt dit. De Minister baseert zijn mening op vragen die gesteld zijn aan gedetineerden in onze gevangenissen. Zij zijn het die zeggen dat zij de straffen te hoog vinden en de detentieomstandigheden niet positief. Graag een toelichting van de Minister op deze keuze en op de uitlating van de hoofdonderzoeker, mevrouw Siegel in Vrij Nederland, dat een eerdere brief van Opstelten «ontzettend naïef» was. Dat heeft zij met haar onderzoek duidelijk willen maken. Het is volgens haar een enorm probleem, dat nog gaat groeien.

De PVV heeft wel een oplossing voor het tegengaan van deze criminaliteit. Het makkelijkste is natuurlijk de grenzen dicht, maar daar staan wij vooralsnog alleen in. De straffen moeten zwaarder worden en moeten ook zwaarder uitvallen als ze in groepsverband worden gepleegd. Ik ben benieuwd naar de reactie van de Minister. Als hij dit idee niet wil overnemen, overweeg ik een motie op dit punt. Een goede opsporing, pakkans, straf en uitzetbeleid zorgen ervoor dat deze criminelen Nederland niet meer lastig zullen vallen. Er zijn signalen vanuit buurlanden en bronlanden dat Nederland zich moet voorbereiden op een toename van het aantal gevallen van georganiseerde bedelarij, zakkenrollerij, etc. etc. Dit heeft ermee te maken dat de groepen zich genoodzaakt zien naar Nederland uit te wijken als gevolg van de repressieve maatregelen die in andere West-Europese landen als Duitsland en Frankrijk worden ingevoerd. Daar hebben die maatregelen een positief effect. Door het waterbedeffect komen deze mensen volgens de onderzoekers zeer waarschijnlijk naar Nederland. Wij moeten die repressieve maatregelen overnemen. Ik hoor graag van de Minister of hij het hiermee eens is.

Nederland heeft de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van strafvonnissen, waardoor Nederlandse gedetineerden die elders zijn veroordeeld, hier hun straf kunnen uitzitten. Blijkbaar hebben Roemenië en Bulgarije het hieraan ten grondslag liggende kaderbesluit nog niet geïmplementeerd. De Minister schrijft namelijk dat hij zijn Roemeense en Bulgaarse collega's in de JBZ-Raad heeft aangesproken op het belang van het in het eigen land ondergaan van de straf. Heeft de Minister daar misschien nog een termijn aan verbonden? Wanneer zullen deze landen het kaderbesluit implementeren?

Ik heb ook een vraag over het European Criminal Records Information System (ECRIS). In zijn brief schrijft de Minister: «De meeste Europese lidstaten hebben ECRIS in de praktijk geïmplementeerd.» Welke landen wel en welke landen niet? Is ECRIS door Roemenië en Bulgarije geïmplementeerd? Zo nee, zal de Minister zijn collega's bij de volgende JBZ-Raad daarop aanspreken?

De PVV zou graag zien dat de Minister alle aanbevelingen uit het rapport overneemt. Zij is benieuwd of de Minister in ieder geval de aanbeveling overneemt om meer autoriteit en kennis van zaken te tonen in contacten met verdachten en daarmee te voorkomen dat Nederlandse politiemensen genegeerd of uitgelachen worden. Wat gaat de Minister hieraan doen? Wat gaat hij doen om de samenwerking van de politie met die in de buurlanden te verbeteren? Volgens België en Duitsland is onze aanpak niet efficiënt en doen wij niets met hun informatie. Graag een reactie van de Minister. Deelt de Minister het standpunt van politiechef Heeres, die bij de Nationale Politie verantwoordelijk is voor de bestrijding van High Impact Crime en die in het rapport zegt dat hij ook signalen ontvangt dat de Nederlandse politie te bureaucratisch is en dat hij het daarmee eens is? Als de Minister het daarmee eens is, ben ik benieuwd wat hij hieraan gaat veranderen. Kan de Minister toezeggen dat het zeer succesvolle project Secure Lane wordt voortgezet?

De heer Marcouch (PvdA): Goed dat mevrouw Helder van de PVV pleit voor kennis en expertise bij de politie om dit probleem effectief aan te pakken. Begrijp ik het goed dat de PVV de Minister vraagt om bij de samenstelling van teams te kijken naar diversiteit om ervoor te zorgen dat de teams die kennis en expertise hebben?

Mevrouw Helder (PVV): Ik herken die vraag van collega Marcouch. Daar heeft hij een motie over ingediend en daar hebben wij gisteren tegengestemd. Dit is dus een vraag naar de bekende weg. Als dit daarvoor nodig zou zijn, zou het anders zijn, maar ik denk dat dat niet het geval is. Er zijn heel andere dingen nodig om de samenwerking te verbeteren. Een daarvan – dat staat ook in het rapport – is dat gewoon erkend wordt dat wij hier te bureaucratisch werken. De agenten uit Oost-Europa zeggen het ook: iedere keer moet er een toestemminkje hier en een toestemminkje daar worden gevraagd; iedere keer wordt gezegd dat erop terug zal worden gekomen terwijl dat dan niet gebeurt. Ik denk dat het meer daarin gezocht moet worden.

De heer Marcouch (PvdA): Ik begrijp dat collega Helder er dus niet voor kiest om in de robuuste teams die we aan het formeren zijn, de nodige kennis te organiseren, maar dit laat afhangen van de informatie die wij van over de grens krijgen. De PVV wil eigenlijk de grenzen sluiten en heeft er dus weinig vertrouwen in dat er iets goeds komt uit die landen, maar vertrouwt er tegelijkertijd wel op dat er de nodige informatie wordt geleverd waardoor wij effectief kunnen zijn. Is het niet veel reëler en eerlijker om te zeggen dat onze politie geholpen zou zijn als er in teams politiemensen zouden zitten die Romatalen spreken, die culturen kennen, die Bulgaren goed kennen? Dat is toch een manier om te voorkomen dat wij uitgelachen worden?

Mevrouw Helder (PVV): Hier worden verbanden gelegd die ik niet zie en die ik ook niet wil leggen. Ik zie niet in waarom Oost-Europese agenten in onze Nederlandse teams geïncorporeerd zouden moeten worden. Samenwerken kan ook ...

De heer Marcouch (PvdA): Sorry, dat zeg ik niet. Ik doel gewoon op onze Nederlandse agenten. Bent u voor of tegen teams waarin de nodige kennis en expertise aanwezig zijn?

Mevrouw Helder (PVV): Dan haal ik hieruit dat agenten op een talencursus Roemeens moeten gaan en dat zie ik niet zitten. Nee, de samenwerking moet goed verlopen. Dat kan via de digitale weg en via allerlei andere mogelijkheden die wij hebben. De barrière die als eerste opgeheven moet worden, is die van de bureaucratische rompslomp.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Ik ken mevrouw Helder als iemand die vindt dat er altijd effectief opgetreden moet worden. Haar stellingname dat de politie geen kennis hoeft te hebben van andere culturen, verbaast mij dan ook. Diversiteit was een vies woord tijdens het eerste kabinet-Rutte, maar in Rutte II is het gelukkig weer bespreekbaar. Hoe denkt mevrouw Helder dat de politie effectiever kan optreden? Het gaat toch niet alleen om bureaucratisering, maar ook om kennis?

Mevrouw Helder (PVV): Ik ga over mijn eigen antwoorden. Het oplossen van de bureaucratische rompslomp is voor mij punt één voor een effectievere politie. Vergroting van kennis is prima, maar dat zie ik als punt twee. Ik hoor graag of de Minister dat met mij eens is.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Ik concludeer dat we een klein beetje zijn opgeschoven. Het is inmiddels punt twee.

De heer Van Oosten (VVD): Voorzitter. We hebben het vandaag over mobiel banditisme. Wij hebben er een brief van de Minister over gekregen, maar centraal staat het rapport van professor Siegel dat daar als onderlegger voor fungeert. Beide documenten lezend, krijg ik het idee dat de brief niet alle observaties uit het rapport ondervangt. Dat hoeft natuurlijk ook niet, maar het viel mij wel op. Ik stel een aantal aanvullende vragen om het beeld op onderdelen iets helderder te krijgen.

Ik sluit mij aan bij collega Helder dat in het rapport heel expliciet wordt aangegeven dat er signalen zijn die erop wijzen dat criminaliteit veroorzaakt door rondtrekkende Oost- en Midden-Europese bandieten in Nederland kan gaan toenemen en dat wij ons daarop moeten voorbereiden. Onze buurlanden nemen forse repressieve maatregelen en die hebben het effect dat de criminelen naar Nederland uitwijken. Maar hoe voorkomen we nu dat waterbedeffect? Hoe voorkomt de Minister dat die mobiele bendes hun criminele gedrag vanuit bijvoorbeeld Duitsland naar Nederland verleggen? Het interesseert me ook welke repressieve maatregelen de Minister van onze buurlanden zou willen overnemen en welke niet.

In het rapport is ook te lezen dat de mobiele bandieten contacten onderhouden met migranten uit hetzelfde herkomstland. Die migranten zouden dan een rol spelen in het faciliteren van criminele activiteiten zoals heling, snelle doorverkoop et cetera. Herkent de Minister die lezing van het rapport? Zo ja, hoe tackelen we dat dan? Hebben politie en OM afdoende zicht op deze groep?

Interessant vond ik ook het hoofdstuk dat opent met het citaat: «Zonder gestolen goederen zou Beverwijk allang failliet zijn gegaan». Ik weet niet of het chic is zo'n citaat in een rapport op te nemen. We weten namelijk niet precies van wie het afkomstig is, want het is een anonieme bron. Maar als ik dat afzet tegen de opmerkingen in de brief van de Minister vraag ik mij wel af of het verticale en horizontale toezicht waarover wordt gesproken de veronderstelde criminaliteit in voldoende mate ondervangen. Moeten we dan toch niet intensiever handhaven?

Criminele winsten worden volgens het rapport geherinvesteerd in de thuislanden in onroerend goed en dure sportwagens. Er werd zelfs gesproken over een zwart marmeren grafzerk of iets dergelijks. In Nederland kennen wij de pluk-ze-wet. Hoe zorgen we ervoor dat uit Nederland gejatte goederen en de opbrengsten daarvan van de criminelen in het buitenland worden ontnomen? Ik meen dat mevrouw Helder daar ook aan refereerde.

Wat betreft de samenwerking met de korpsen in Duitsland en België blijft het bij mij een beetje knagen. De Minister verwijst in zijn brief naar een thematische werkgroep rondtrekkende dadergroepen. Zouden we niet intensiever en actiever moeten samenwerken, zeker gezien het feit dat die signalen niet van de minsten komen? Wij moeten ons voorbereiden op toenemende criminaliteit. In hoeverre functioneert ECRIS optimaal? Ik sluit me wat dit betreft aan bij de vraag van collega Helder. Zijn de landen waarover we het nu hebben daar ook bij aangesloten?

Mevrouw Kooiman (SP): Voorzitter. We hebben het vandaag over mobiel banditisme. De titel geeft het probleem al aan. Het feit dat deze bendes rondtrekken en een spoor van ellende achterlaten, maakt het soms heel lastig om ze te grijpen. Gezien de ellende en schade die zij aanrichten, moeten we alles in het werk stellen om deze bendes en boeven te pakken. Hoe doen we dat? Welke afspraken heeft de Minister inmiddels gemaakt met de bronlanden waar deze bendes vandaan komen en met andere landen waar ze eveneens veel schade aanrichten? Gaat de Minister in Brussel steun verzamelen om het eenvoudiger te maken om criminelen uit een andere lidstaat verblijf te ontzeggen? We hebben daar bij de begrotingsbehandeling ook al over gesproken en volgens mij is er gisteren een motie over aangenomen. Toch gaat het nog steeds erg moeizaam. Aangezien deze personen de Europese vrijheid van verkeer van personen vooral misbruiken als vrij verkeer van boeven, moeten we dat aanpakken.

Mijn volgende punt sluit hier mooi op aan. Mijn collega Sharon Gesthuizen heeft vorig jaar nog bepleit dat criminelen uit EU-lidstaten voortaan hun straf moeten uitzitten in hun eigen land en dat ze een verbod moeten krijgen om in Nederland terug te keren: een terugkeerverbod of een gebiedsverbod. Dat voorstel lijkt mij heel logisch. Wat is de reactie van de Minister en is hij bereid om dit voorstel over te nemen?

Tijdens het debat over woninginbraken van 12 juni jl. heb ik de Minister nog gewezen op het probleem dat rondtrekkende bendes een doorn in het oog van de winkeliers zijn. Het zijn meestal dezelfde boeven die woninginbraken plegen en winkels leegroven. Winkeliers hebben vaak camerabeelden die zij op een zilveren dienblaadje kunnen aanleveren aan de politie en het OM. Het grootste probleem was dat politie en OM die informatie niet verzamelen of het niet konden oppakken vanwege tijdgebrek. De Minister gaf aan dat dit inderdaad misschien wel een probleem is en dat hij dit signaal van de winkeliers serieus wilde nemen en in overleg wilde gaan met Detailhandel Nederland. Hoewel in de brief van de Minister daarover niet zo veel staat, weet ik wel dat er inmiddels over gesproken is en dat er zo snel mogelijk wordt gestart met de Gemeenschappelijke Informatie Organisatie (GIO). Deze organisatie verzamelt informatie van het bedrijfsleven over daders en maakt die toegankelijk voor politie en Openbaar Ministerie. Die informatie wordt geanalyseerd en kan gebruikt worden door politie en OM voor de opsporing en vervolging. Mogelijk kan de Minister daar iets meer over vertellen. Ik heb begrepen dat het project één jaar draait en daarna geëvalueerd wordt. Maar wat gaan we doen met deze evaluatie? Komt die terug in de Kamer? Hoe wordt dat verder gefinancierd? Volgens mij krijgt het nu nog een zetje vanuit het ministerie, maar hoe wordt dat straks na een jaar voortgezet? Kan de Minister garanderen dat politie en justitie daadwerkelijk in voldoende mate die informatie gebruiken om op te sporen? Je kunt het wel heel mooi verzamelen, maar het belangrijkste is dat er voldoende capaciteit is om er daadwerkelijk iets mee te doen.

De Minister gaat in zijn brief niet in op het feit dat deze bendes van zware criminelen grof geweld niet schuwen, maar ik maak me daar wel zorgen over. Brink's is een goed voorbeeld. Er werden explosieven en volautomatische geweren gebruikt. Is de politie daar voldoende op getraind? Kunnen zij dat aan? Zijn daar misschien speciale trajecten voor? Het is niet misselijk en ik maak mij daar zorgen over.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Voorzitter. Diefstal, roof en inbraken. Rondtrekkende bendes bestaan al lange tijd en plegen overal in Europa dezelfde delicten. Dat blijkt uit het onderzoek. In Nederland is het bestrijden van mobiel banditisme in 2011 en 2012 tot prioriteit verheven. Sinds ongeveer een halfjaar staat dit onderwerp hoger op de agenda van politie en Openbaar Ministerie. Toch blijft het lastig om deze criminelen op te pakken, tot frustratie van opsporingsambtenaren, maar vooral tot frustratie van slachtoffers van woninginbraken, straatroven, winkel- en autodiefstallen. Het gaat om een opsporingsproces dat niet gemakkelijk is. Rondtrekkende bendes opereren snel, bewegen van de ene regio naar de andere of verlaten zelfs snel ons land. Goede samenwerking tussen politie en burgers, tussen regionale eenheden en tussen landen is noodzakelijk. Helaas lukt dit niet altijd. Detailhandel Nederland geeft aan dat de informatievoorziening en -uitwisseling tussen de regionale eenheden onderling en tussen de regionale Openbaar Ministeries onderling niet of onvoldoende werkt. Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat de IT-problemen worden opgelost en de regionale werkwijzen worden geharmoniseerd? Hoeveel politie- en OM-capaciteit is er beschikbaar om daders van woninginbraken, straatroven, winkel- en autodiefstal op te sporen? Gaan de extra inspanningen op dit gebeid gepaard met extra opsporingscapaciteit en geld? Zo ja, met hoeveel?

Nederland heeft zich gecommitteerd aan een Europese aanpak van rondtrekkende bendes, maar de internationale samenwerking loopt nog stroef. D66 wil betere Europese samenwerking om grensoverschrijdende criminaliteit tegen te gaan. De richtlijn persoonsgegevens voor politie en justitie moet zo snel mogelijk worden aangenomen. Hiermee wordt het vertrouwen tussen de lidstaten vergroot en wordt de uitwisseling van gegevens makkelijker en komt die binnen de kaders van privacyrechten. Hoe gaat de Minister zich inzetten om de internationale samenwerking te bevorderen?

We zien nog geen remmend effect op woninginbraken. Integendeel, het aantal woninginbraken neemt toe. De kans is groot dat misdrijven als woninginbraken een stijgende lijn blijven vertonen. Volgens het Nationaal dreigingsbeeld 2012 zijn er geen duidelijke aanwijzingen dat de woninginbraken de komende vier jaar in aantal en/of ernst zullen afnemen. Hoe kan de Minister dan beloven dat het aantal woninginbraken in 2014 zal afnemen? Waar is zijn belofte op gebaseerd? Of gaat het hier alleen om een politieke wens van de Minister?

Hetzelfde geldt voor winkeldiefstal. Volgens het Nationaal dreigingsbeeld 2012 is het aantal winkeldiefstallen ten opzichte van 2007 toegenomen. Ook voor de komende jaren wordt verwacht dat het aantal winkeldiefstallen eerder zal groeien dan afnemen. Behalve de financiële schade is er ook sprake van toenemende agressie tegen winkelpersoneel als winkeldieven op heterdaad worden betrapt. Winkeliers doen nog te weinig aangifte. Bij winkeliers heerst het gevoel dat er met de aangiftes en de beschikbare informatie te weinig wordt gedaan. Mevrouw Kooiman had het er ook al over. Hoe wordt ervoor gezorgd dat de informatie bij de Gemeenschappelijke Informatie Organisatie daadwerkelijk wordt gebruikt om daders op te sporen?

De welvaartsverschillen tussen Oost- en West-Europa blijven naar verwachting bestaan. Nederland blijft net als alle andere welvarende Europese landen een aantrekkelijk land voor mobiele bendes. De inspanningen om grensoverschrijdende criminaliteit tegen te gaan, dienen niet alleen in Nederland plaats te vinden, maar ook in heel Europa. Ik hoop dan ook dat de Minister zich inzet voor betere samenwerking en voor voldoende aandacht voor de oorzaken van de problemen.

Beverwijk is al even genoemd. Als voormalig burgemeester van Beverwijk ken ik de Beverwijkse Bazaar erg goed. In mijn tijd was er een helingregister. Dat was een middel om te voorkomen dat er inderdaad illegale of geroofde goederen werden aangeboden. Ik zou de Minister willen vragen of dit nog steeds het geval is en of dit een effectief middel is. Verder zou ik de Minister willen vragen om te bekijken of er toch niet een landelijke richtlijn moet komen om geprepareerde tassen strafbaar te stellen voordat er daadwerkelijk een delict mee begaan is. Dat moet nu in de Algemene Plaatselijke Verordening worden opgenomen en die kan binnen Nederland heel divers zijn.

De heer Oskam (CDA): Voorzitter. Voordat ik in de Kamer kwam, was ik coördinerend rechter-commissaris in Amsterdam en hadden wij iedere vrijdag 50 tot 60 voorgeleidingen van mensen die in bewaring moesten worden gesteld. Een groot deel daarvan waren Polen en Roemenen die winkeldiefstallen pleegden, skimden of zakkenrolden. De Poolse en Roemeense tolken hadden daar een dagtaak aan. Zij waren erg blij met ons, want dan konden zij op vrijdag de hele dag vullen tegen een behoorlijke declaratie.

Twee weken geleden was ik op een congres van Detailhandel Nederland. Daar ging het ook over mobiel banditisme en daar spraken onder anderen Frans Heeres en Dina Siegel. Daar bleek dat het bedrijfsleven miljoenen investeert in preventie, bewaking, beveiliging en samenwerking met de politie en de overheden, maar dat dit niet allemaal even goed van de grond komt en dat de schade nog steeds enorm groot is. De schadebedragen variëren enorm, maar de bendes die straatrovend, zakkenrollend, winkeldiefstallen plegend en skimmend door Europa trekken, zorgen in Nederland voor ten minste 250 miljoen euro aan schade. Op het congres in Utrecht werd vrijuit over «Romacriminaliteit» gesproken. Ik denk dat het ook goed is om het zo te benoemen. Het wordt echt tijd dat we dit gaan benoemen. Het is goed om je te verdiepen in de mensen die dit doen, want het zijn mensen die te maken hebben met grote werkloosheid en enorme armoede in landen waar enorme corruptie heerst. Vandaar dat de samenwerking met die landen ook belangrijk is. Het is verklaarbaar dat zij op zoek gaan naar het gouden geld. Toch zijn we zulke groepen mensen aan het importeren naar West-Europa om daar strafbare feiten te plegen; dat is lucratief. Ik heb die mensen ook zelf verhoord: ze geven dat gewoon toe. In Oost-Europa dalen de criminaliteitscijfers op dit moment. Daar zou ik graag een reactie op krijgen van de Minister. Dit klemt temeer omdat de grenzen straks worden opengesteld voor Roemenen en Bulgaren.

Dan kom ik op de brief van 9 oktober over het rapport Mobiel Banditisme van de Universiteit Utrecht. Dat is natuurlijk een opsomming van wat er allemaal mogelijk is. Wij willen echter graag weten wat de concrete resultaten zijn. Hoeveel personen zijn er al opgepakt en bestraft? Hoe zwaar waren die straffen? Hoeveel ongewenstverklaringen zijn er geweest? Wij willen niet in de rol van de rechter treden – we praten daar vaker over met de Minister – maar ik zie nog steeds rechters die geen geldboete opleggen, zoals gebruikelijk bij de eerste winkeldiefstal, omdat mensen geen geld hebben, noch een vaste woon- of verblijfplaats. Het zijn allemaal vage vonnissen die we niet kunnen uitvoeren. Hoe moeten we daarmee omgaan? Kan het OM andere richtlijnen maken, juist voor mobiel banditisme? We moeten er maatwerk van maken.

In de brief wordt niet expliciet ingegaan op de aanbevelingen uit het rapport. De aanbevelingen gaan over informatie-uitwisseling, samenwerking tussen bestuurders, politie en winkeliers, preventie op straat, wetenschappelijk onderzoek en een EU-aanpak. Graag zou ik zien dat de Minister ook ingaat op de onderwerpen in de aanbevelingen die niet expliciet in de brief aan de orde zijn gekomen. Ik wijs op de druk op de landen van herkomst, controles op met die landen gemaakte afspraken en eventuele sancties op het niet nakomen daarvan. Ik vind dat landen als Roemenië, Polen en Bulgarije zich ook wel moeten realiseren wat ze op ons afsturen.

Nederlandse winkeliers hebben veel last van de rondtrekkende bendes. Over het actieplan criminaliteit tegen bedrijven zegt de Minister dat er in het afgelopen halfjaar belangrijke resultaten zijn bereikt. Op het congres van Detailhandel Nederland was men toch niet echt heel tevreden. Hij heeft ook gewezen op het Keurmerk Veilig Ondernemen (KVO) en de campagne «Uw kiezers, onze klanten». Wat leveren die concreet op? Zijn er cijfers bekend over de veiligheidsmarge?

Intussen klagen winkeliers nog steeds en worden de door mobiele bendes gestolen goederen te koop aangeboden. Ik dacht dat die naar het buitenland gingen, maar kennelijk gaan ze naar Beverwijk. De VVD heeft in haar verkiezingscampagne gezegd te willen doorpakken. Misschien is dit een gebied waar alles mooi samenkomt en waar je je op justitieel gebied kunt laten zien met de Nationale Politie en de Belastingdienst. Maak een pilot en pak die lui keihard aan. Ik heb vroeger ook bij de politie gezeten. Toen zeiden we altijd: de heler is net zo erg als de steler. Zonder helers heeft het geen zin om te stelen, want als je je spullen niet kwijt kunt, wat moet je er dan mee? De winst ligt nu bij de handelaren op de zwarte markt en bij de dieven, maar misschien moet de winst naar justitie en zouden ze eens met een soort pilot in Beverwijk moeten komen. Collega Van Oosten sprak daar ook al over.

Winkelketens en transportbedrijven beschikken vaak over informatie over mobiele bendes. De GIO is net genoemd door mevrouw Kooiman. Op het congres van Detailhandel Nederland kwam echter ook aan de orde dat sommige mensen de GIO niet eens kennen en niet weten wat daar gebeurt. Wat levert het dan op? Wat zijn de concrete resultaten van de GIO? Graag hoor ik de stand van zaken.

Op het congres werd ook aangegeven dat mobiele bendeleden hun schouders ophalen over de straffen. Dat is net ook al aan de orde gekomen. Tijdens de begrotingsbehandeling hebben we al gesproken over de moeilijkheid om dit soort mensen ongewenst te verklaren. We hebben ook gesproken over de Pool die in Almelo op de trein is gezet. Kan de Minister een reactie geven op het idee om het mensen die alleen maar naar Nederland komen met de bedoeling om rond te trekken en te stelen, zo moeilijk mogelijk te maken? Wil hij aandacht besteden aan de mogelijkheden van ongewenstverklaring?

De voorzitter: Mijnheer Oskam, u bent over uw vijf minuten heen.

De heer Oskam (CDA): Dan stop ik er mee.

De heer Marcouch (PvdA): Voorzitter. Ik dank de Minister voor de brief. We hebben het over rondtrekkende bendes. De Minister spreekt in de brief over mobiel banditisme. Dat is bijna een ideologie. Daar lijkt het inderdaad op. We hebben het over bendes die ontzettend goed georganiseerd zijn en die een echte organisatiestructuur hebben. De criminelen komen hier willens en wetens naartoe om te roven. Dan hebben we het over woninginbraken. Soms worden hele woningen leeggehaald. We hebben het over autodiefstal en zakkenrollerij, bijvoorbeeld in Amsterdam. Ook hebben we het over winkeldiefstallen. De winkelcriminaliteit is eigenlijk de grootste schadepost. In die zin is het terecht dat de Minister hier een prioriteit van maakt. Ik zei al dat dit niet de eerste keer is dat we erover spreken. Ik zou heel graag van de Minister willen horen hoe die organisatiestructuur van de politie en het OM eruitziet. De Minister zegt heel vaak dat hij erbovenop zit, maar als ik de brieven lees, dan zie ik daar ook weer dingen in die een voornemen in zich hebben. Ik denk dan: hadden we dat niet allang geregeld? Ik lees bijvoorbeeld dat de Nationale Politie het beter gaat doen en dat de informatie-uitwisseling beter gaat worden. Dat zijn dingen waarvan ik denk dat we ze allang hadden moeten doen. Ik zou graag een beeld willen hebben, gewoon pragmatisch, van hoe de politieoperatie eruit ziet.

Wat doet de Minister om deze criminaliteit tegen te houden? Wat ons betreft moeten we er alles aan doen om te voorkomen dat deze mensen de kans krijgen om überhaupt een winkel binnen te lopen en een hele etalage mee te nemen in hun geprepareerde tassen, of een hele woning leeg te roven, of de zakken van de mensen die aan het shoppen zijn, leeg te halen.

Welke maatregelen neemt de Minister om dit tegen te houden? Zo nu en dan zien we verkeerscontroles, soms in samenwerking met de marechaussee. Dat lijkt mij echter iets incidenteels. Als ik dan lees wat de opbrengsten zijn, feliciteer ik ons en de Minister met die resultaten. Daarom denk ik: kan dat niet wat vaker? Wat heeft de Minister nodig om dat meer en scherper te doen?

Niet zo lang geleden was ik in een gemeente in Flevoland waar criminele rijkdom niet teruggebracht wordt naar het land van herkomst, maar in ons land wordt geïnvesteerd. Politiemensen zeggen dat zij dat inderdaad zien. Ze zien dure auto's en dure villa's. Ze weten dat dit met fout geld betaald is, maar dat kunnen zij niet hardmaken. Ze hebben onvoldoende capaciteit en soms ontberen ze de expertise. Als ze deze mensen willen afluisteren, lopen ze tegen een taalprobleem aan. Hoe faciliteert de Minister de politie en het OM om de nodige expertise en kennis in huis te hebben waardoor de politie ook effectief kan zijn? De politiemensen hebben ook tegen mij gezegd dat de loyaliteit binnen die groepen zo groot is dat het bijna niet lukt om tolken te krijgen. Ik hoor dat collega Oskam op vrijdagen een volle bak had, maar de betrouwbaarheid en het verkrijgen van die tolken is ontzettend ingewikkeld. Dat lijkt me een groot knelpunt om boeven op te kunnen sporen. Want om iemand te plukken – wat we graag willen – moet je ze eerst te pakken krijgen. Dan kunnen die zware straffen ook toegepast worden. Graag krijg ik een reactie van de Minister op dit probleem rond kennis, expertise en informatiepositie. Kan de Minister aangeven of er binnen de gemeenschappen die toch een eigen gesloten cultuur hebben, de bereidheid is om met de politie samen te werken? Wordt er informatie gedeeld? Wordt er samengewerkt? Zo nee, wat doet de Minister om dat te doorbreken? Informatie is toch de sleutel. Volgens winkeliers ligt de informatie – beelden, videobeelden, foto's – bij hen klaar, maar doet de politie er niets mee. Die klacht hebben we al eerder gehoord. Ook op deze klacht van de ondernemers zou ik graag een reactie van de Minister krijgen. Een groot deel van de boeven haalt namelijk bij de winkeliers de etalages leeg.

Ik ben blij met de inzet van de Minister op heling: het digitale opkopersregister (DOR). Toch zie ik een gat tussen wat de Minister zegt over heling en dat wat mevrouw Siegel in haar rapport constateert. De Minister zegt namelijk dat heling effectief wordt aangepakt en dat er toezicht is op de markten. Tegelijkertijd constateert de onderzoeker dat op de markten, niet alleen in Beverwijk, maar ook in Rotterdam en dergelijke, van alles verkocht wordt. In hoeverre is dat register dan geschikt voor schappen die leeggehaald zijn bij Kruidvat? Dat is geen elektronica, die artikelen kun je moeilijk registreren. Toch gaat het soms ook om vrachtwagens vol shampoo. Hoe zorgen we ervoor dat onze markten geen afzetmarkt worden voor dat soort gestolen goederen?

Ik wil nog kort iets zeggen over de ongewenstverklaring. Collega Kooiman heeft net iets gezegd over een inreisverbod. Hebben de politie en het OM zicht op de dadergroepen? Zijn dit veelplegers? Of zijn het steeds nieuwe mensen? Wat doen we met die inreisverboden en ongewenstverklaringen? Wat mij betreft hoef je geen veelpleger te zijn om, zoals in Almelo, op de trein gezet te worden. Bij de eerste constatering dat iemand lid is van zo'n bende kan dat voldoende reden zijn om iemand ongewenst te verklaren of een inreisverbod te geven. Kan dat op die manier of is daarvoor nieuwe of aangepaste regelgeving nodig?

Mevrouw Helder (PVV): Ik heb goed geluisterd naar het betoog van mijn collega. Hij zegt dat er wat moet gebeuren met die informatie. Dat heb ik ook gezegd. In het rapport staat dat Oost-Europese agenten wel informatie leveren, net als Duitsland en België, maar dat wij er vanwege bureaucratische rompslomp te weinig mee doen. De heer Marcouch spreekt over «tegenhouden». Ik leg hem daarom een van de voorgestelde oplossingen voor, namelijk om de grenzen dicht te doen. Wat is zijn reactie daarop? Ook heb ik hem horen zeggen dat we het zo veel mogelijk moeten tegengaan als dat niet lukt. In dat kader wil ik hem vragen, en dat sluit mooi aan bij zijn afrondende woorden over de ongewenstverklaring, of hij het met de PVV eens is dat de vreemdelingencirculaire moet worden aangepast. Dan heb ik het specifiek over artikel 3.86. Daar staat dat het rechtmatig verblijf ook op grond van veelvuldig gepleegde lichte strafbare feiten kan worden beëindigd. Dat gebeurt in de praktijk echter te weinig. Dat artikel behoeft aanpassing. Daar zou ik graag een reactie van de heer Marcouch op krijgen.

De heer Marcouch (PvdA): De PvdA-fractie is gewoon voor het vrije verkeer van personen in Europa. Dat is iets wat we moeten koesteren. Criminelen en mensen die foute dingen komen doen, kun je beperkingen opleggen. Het moet echter wel gaan om dergelijke personen. Wij zijn er geen voorstander van om hele groepen als Bulgaren, Roemenen of Polen over een kam te scheren. Het gaat hier echt om criminele groepen die losstaan van al die andere Bulgaarse, Roemeense en Romagezinnen die het gewoon goed doen. Zo zitten wij erin. Wij zijn voorstander van toepassing van die regel uit de circulaire. Die wordt ook al toegepast, we kennen de glijdende schaal. Daar hoeft wat mij betreft niets aan gewijzigd te worden. Ik vind wel dat we daarmee aan het werk moeten. Daarom heb ik de Minister ook naar het tegenhouden gevraagd. Ik ben daar wel benieuwd naar. Om dat heel goed en effectief te doen, is het ook van belang dat we weten hoe de dadergroep eruitziet. Maar we willen ons dus focussen op de criminelen en de daders en niet generaliseren.

Mevrouw Helder (PVV): Dank voor deze uitgebreide toelichting. De heer Marcouch spreekt over het tegenhouden van criminele groepen. Ja, daar zijn wij ook voorstander van. Het is echter de vraag hoe je dat moet doen. Er wordt altijd gezegd dat het dichtgooien van de grenzen ons terugbrengt naar de middeleeuwen, maar vrij verkeer is ook mogelijk als je in de Europese vrijhandelsassociatie zit; daar hoef je niet voor in de Europese Unie te zitten. Ik hoor graag van collega Marcouch hoe hij die criminele groepen denkt tegen te houden. Wat betreft de vreemdelingencirculaire heeft hij wel een punt. Uit jurisprudentie blijkt echter dat er te weinig gebruik van wordt gemaakt. Dat punt van kritiek houd ik dus overeind. Wellicht dat de PvdA daar in de toekomst anders over gaat denken. Dan dienen we daar een motie over in.

De heer Marcouch (PvdA): Ik ben zelf politieman geweest en daarom zei ik dat de informatiepositie echt de sleutel is. Naarmate de politie meer geïnformeerd is en de nodige middelen en capaciteit heeft, is zij beter in staat om heel precies te zijn. Daarom vind ik het ook zo jammer dat mevrouw Helder de politie niet wil toerusten met die extra kennis en expertise die nodig is ten aanzien van deze specifieke groepen, maar dat zij het zoekt in heel rigoureuze maatregelen als de grenzen sluiten. Dat is gewoon niet werkbaar. Als je dit een reëel probleem vindt, kom dan alsjeblieft met werkbare oplossingen.

Toen ik voorzitter was in Slotervaart is het met de vreemdelingencirculaire gelukt om een jongen die zowat hier geboren was, maar een verblijfsvergunning en een buitenlands paspoort had, het land uit te zetten omdat hij stelselmatig en jarenlang criminele activiteiten ontplooide. Het kan dus wel. Daar hoeft helemaal geen wet voor aangepast te worden. Wat wel nodig is, is kennis en expertise. Het zou fijn zijn als mevrouw Helder vanuit de PVV de politie ook op die manier ondersteunt en faciliteert.

Mevrouw Kooiman (SP): Ik ben erg blij om te horen dat de heer Marcouch niet voor het vrije verkeer van boeven is. Hij heeft gesproken over de ongewenstverklaring. Dat is inderdaad een middel en daar hebben we ook over gesproken bij de begrotingsbehandeling. Daar is ook een voorstel over aangenomen. Het klopt echter dat het nog te weinig wordt opgelegd, zoals mevrouw Helder zegt. Daarom heeft mijn collega Gesthuizen voorgesteld om bijvoorbeeld een terugkeerverbod op te leggen als extra maatregel bij een straf. Dan regelen we dat in ieder geval goed. Hoe staat de heer Marcouch daartegenover?

De heer Marcouch (PvdA): Ik begrijp dat de rechter heel vaak een stevig dossier eist. Dat is ook de insteek van mijn vraag aan de Minister. Laat nu eens zien hoe vaak het gebeurt en of de regelgeving daartoe voldoende is. We hebben het over georganiseerde bendes, niet over iemand die in zijn eentje iets doet. Deze mensen werken als organisatie en doen dit willens en wetens. Volgens mij is het gerechtvaardigd om daarbij een andere benadering te hanteren dan bij een reguliere dief. Ik zou met de ongewenstverklaring en het inreisverbod graag veel effectiever willen zijn. Ik weet dat dit vanuit zorgvuldigheidsoogpunt ingewikkeld is. Als de Minister zegt dat de wetgeving dat niet toestaat of dat de regelgeving niet toereikend is, dan zie ik dat als een knelpunt dat we met elkaar moeten oplossen.

Mevrouw Kooiman (SP): Ik hoor de heer Marcouch spreken over de ongewenstverklaring en het terugkeerverbod. Dat vind ik heel goed. Dat zijn inderdaad twee verschillende zaken. Daarom heb ik ze ook apart benoemd in mijn betoog en ben ik blij dat de heer Marcouch ze ook apart benoemt. Als iets juridisch niet mogelijk is, moeten we daar een oplossing voor vinden.

Het overleg wordt geschorst van 12.47 uur tot 13.02 uur.

De voorzitter: Wij zijn toe aan de termijn van de Minister. Ik stel voor dat elke woordvoerder maximaal twee keer interrumpeert.

Minister Opstelten: Voorzitter. Dank aan de geachte afgevaardigden. Eigenlijk is dit een nieuw fenomeen dat we met elkaar hard en duidelijk proberen te bestrijden. Het is niet nieuw, maar ik ben blij dat ik mobiel banditisme nu met de Kamer voor het eerst kan bespreken. Daar is het onderwerp belangrijk genoeg voor. Mobiel banditisme is een combinatie van ondermijnende of georganiseerde vermogenscriminaliteit en High Impact Crimes. Dit is per definitie grensoverschrijdend. Alle West-Europese landen kampen ermee. Het gaat om een opkomend Europees fenomeen. We kunnen het dus nadrukkelijk niet in ons eentje aanpakken. Europese samenwerking is van essentieel belang. We hebben goede, intensieve contacten met onze buurlanden. Dat zijn dan natuurlijk de Ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken van onze buurlanden: Nedersaksen en Noordrijn-Westfalen, de Belgen en de Fransen; mes chers collègues français. Dat is heel essentieel. Ook werken de operationele organisaties samen. Daar hebben we de laatste jaren heel essentiële stappen in gezet.

In 2011 en 2012 stuurde ik al brieven over dit fenomeen waarin ik belangrijke stappen voor de aanpak aankondigde. In mijn brief uit 2012 heb ik een scherpere, repressieve aanpak ter ontmoediging van mobiele bendes aangekondigd. Die is er ook gekomen. Ondanks de brief hecht ik eraan toch een aantal zaken nog te benoemen – verschillende woordvoerders hebben daar ook naar gevraagd – en voorbeelden te geven, alvorens ik specifiek inga op de vragen.

De komst van de Nationale Politie maakt natuurlijk verschil. Nu is er een landelijke informatiehuishouding en -uitwisseling mogelijk. Dat was vroeger anders met 25 verschillende organisaties. Het buitenland had ook kritiek op ons en op het feit dat we geen nationale politie hadden. Men vond ons moeilijk aanspreekbaar: bij wie moeten we zijn? Die vraag was begrijpelijk. Nu wordt dat goed opgebouwd. De Nationale Politie houdt nu wekelijks acties tegen mobiel banditisme en er is maandelijks een grote actie. We geven natuurlijk niet al onze geheimen prijs, maar de bestrijding van mobiel banditisme is zeer intensief. Het blijft niet bij zomaar een actie, want er zit structuur in.

Het project tegen autokraak heeft resultaat. Landelijk is er een daling van 24% ten opzichte van 2011. Dat is dus meer dan de 20% die ik beloofde voor 2014. We gaan de targets voor 2014 daarom ook opschroeven. Ik zal nog enkele voorbeelden geven. Er is een Litouwse dadergroep opgepakt voor auto-inbraken in juni 2013, met arrestanten, maar ik ga niet alle details geven. Er is een Mongoolse dadergroep opgepakt voor cosmeticadiefstal op grote schaal. Later is ook de opdrachtgever in Utrecht aangehouden. Op de Amsterdam Gay Pride zijn 46 zakkenrollers aangehouden waarvan 43 afkomstig waren uit Roemenië. Dat is met de Roemeense collega's in precisie gedeeld waarop er per ommegaande een aanbod kwam om Roemeense agenten te leveren. Zo gaat het dus. De Roemenen en Bulgaren zijn op dat punt buitengewoon scherp en zeer bereid om mee te werken. Ik zei al dat er steeds meer personen uit Oost-Europa worden aangehouden omdat zij verdacht worden van vermogensdelicten. In 2012 waren dat er 5.000 waarvan een groot deel lid was van een mobiele bende. Op 14 november hebben we een actie gedaan met Duitsland langs de oostgrens. Ook was er een grote vierdaagse controle in de omgeving van Roosendaal en Bergen op Zoom van 12 tot en met 15 november. Bij deze controles is heel specifiek geselecteerd en gecontroleerd op mobiele bendes. Dat is een van de structurele acties die worden uitgevoerd. Voertuigen worden uitvoerig doorzocht op voorwerpen die mogelijk gebruikt worden bij woninginbraken. Er wordt bekeken of er buit wordt vervoerd. Alle inzittenden van de auto's werden uitvoerig bevraagd op hun reis en hun reden daarvoor. Het gaat om de opbrengst van dit soort acties: aangehouden verdachten en aangetroffen goederen. Het kernpunt is informatie die later weer van pas kan komen bij opsporingsonderzoek. Personen die strafbare dingen van plan zijn, weten zich gezien door de politie. Een aantal van de aangehouden verdachten heeft zeker een link met mobiel banditisme.

Dan kom ik op de resultaten van het Europese samenwerkingsproject property crime committed by Mobile Organised Crime Groups. In 2013 zijn er meer dan 50 gezamenlijke opsporingsonderzoeken gestart naar mobiele criminele groepen met ondersteuning van Europol. Op twaalf gezamenlijk actiedagen zijn 200 verdachten gearresteerd, inclusief faciliteerders. In de afgelopen jaren zijn steeds meer personen uit Oost-Europa aangehouden die verdacht worden van vermogensdelicten en die niet in Nederland woonachtig zijn. In 2014 start als aanvulling op ons eigen project tegen woninginbraken een Europees project tegen woninginbraken. De repressieve actie is van essentieel belang om Nederland zo onaantrekkelijk mogelijk te maken voor mobiele bendes. Preventieve maatregelen zijn nodig om ervoor te zorgen dat bendes die hier komen zo min mogelijk succes zullen hebben. De samenwerking met het bedrijfsleven is goed en scherp. Daardoor is er sprake van vergrote waakzaamheid en weerbaarheid. Sinds 2010 delen grote winkelketens concrete informatie over bendes en hun activiteiten met de politie. Dit krijgt vanaf december vorm in de Gemeenschappelijke Informatie Organisatie (GIO). Een aantal leden was daar al over geïnformeerd; dat gaat snel in zo'n overleg. Bedrijven kunnen dan niet alleen de politie informeren, maar ook elkaar alerteren. Behalve de winkelketens zullen ook de transportbedrijven hierbij aansluiten, zo is in het overleg met mij afgesproken. Ik constateer dus een algemene lijn: OM, politie en alle andere betrokken diensten, maar ook gemeenten en bedrijven hebben veel in gang gezet om dit probleem aan te pakken. Dat gebeurt als één overheid in een publiek-private organisatie met het bedrijfsleven. Dat is heel goed te merken in de gesprekken die wij voeren. De brief die ik de Kamer vorige maand stuurde, laat goed zien wat er allemaal gedaan wordt. Hiermee worden flinke barrières opgeworpen tegen mobiel banditisme. In de tussentijd zitten wij niet stil. Er is overleg gevoerd met Detailhandel Nederland en de marechaussee. Op korte termijn zal nog overleg volgen met de Duitse, de Belgische, de Franse en de Roemeense collega's.

In het rapport van professor Siegel staan negen aanbevelingen. Het rapport is hier en daar positief en hier en daar kritisch. Wij zien het als een steun in de rug, ook wat de kritische punten betreft. Wij hebben gewerkt aan die betere informatie-uitwisseling. Er is inmiddels een stuurgroep opgericht. Het kan niet sterker georganiseerd zijn: politie, OM, bedrijfsleven, verzekeraars, wetenschappers en bewindslieden. Je moet er ook weer niet in overdrijven, want dan wordt de club te groot. Anders komt heel Nederland in een stuurgroep terecht. Er moet natuurlijk ook gestuurd worden. Volgens het rapport moeten er bestuurders bij worden betrokken die de alertheid op lokaal niveau moeten vergroten. Ja, dat is goed. De politie zou meer kennis moeten verwerven en getraind moeten worden in de aanpak van mobiele bendes. De politie is bezig met het stroomlijnen en borgen binnen de eigen organisatie van de internationale informatie-uitwisseling bij aangehouden verdachten. Dit is gericht op het identificeren van mobiele veelplegers en het verbeteren van de dossieropbouw ten behoeve van een adequate afdoening door het OM, de rechterlijke macht en de IND. Het doel is om de hele week 24 uur per dag te kunnen beschikken over relevante internationale politie-informatie. Daarnaast wordt in het ZSM-traject een doelgroepenaanpak voor mobiele bendes voorgesteld. In de periode van inverzekeringstelling wordt doorgerechercheerd naar achterliggende samenwerkingsverbanden. Ook wordt snelrecht toegepast. Met de KMar zijn afspraken gemaakt over het uitvoeren van controles in de grensregio's.

Voor de winkeliers is preventie van groot belang. Daarin is de integrale aanpak in de GIO heel belangrijk. Daarin zit een koppeling aan de alertering van de aangesloten bedrijven. Die alertering over gesignaleerde mobiele bendes ontvangen zij drie keer per week. De onderzoekers adviseren ook verscherpte controles op de zwarte markten, de Beverwijken in onze samenleving. Overigens wordt ook weleens gezegd dat Beverwijk helemaal geen zwarte markt is. Ik zeg dit maar even voor de zekerheid en ook omdat ik het ermee eens ben. De integrale aanpak van mobiele bendes wordt opgezet in de doorontwikkeling en landelijke invoering van het digitale opkopersregister (DOR) en de aansluiting van dit register op www.stopheling.nl . Bij de politie is hiervoor een landelijk projectleider aangesteld. Het DOR is in 2012 in Apeldoorn beproefd en heeft daar in een halfjaar geleid tot de aanhouding van 44 verdachten en de oplossing van 68 zaken voor delicten als inbraak, straatroof en diefstal. In het kader van de landelijke invoering zijn inmiddels 30 gemeenten aangesloten op het DOR. Dat zijn er natuurlijk nog te weinig.

Een andere aanbeveling van de professor was het vergroten van de awareness bij burgers met landelijke campagnes. Wij moeten bekijken of wij het zo gaan organiseren. Het moet in ieder geval voorkomen worden dat specifieke bevolkingsgroepen als de Roma ... Wij moeten ervoor zorgen dat dit programma goed kan doorgaan.

Er is gepleit voor vervolgonderzoek naar samenwerking met de Midden- en Oost-Europese landen. In de programmering van het WODC is dat al opgenomen. Het was on hold gezet, maar wij zullen het uit de ijskast of de mottenballenkist halen.

De EU dient van de onderzoekers een centrale rol te spelen. Mobiel banditisme is aangemerkt als een van de prioriteiten op EU-niveau.

Tot zover de negen aanbevelingen. Wij kunnen ons daarin echt vinden. Het is een steun in de rug. Wij danken de professor voor het rapport. Wij nemen dit buitengewoon scherp en serieus. Niet alleen ik neem het serieus, maar ook alle organisaties waar ik verantwoordelijk voor ben, alsmede het bedrijfsleven in zijn verschillende organisaties.

De heer Oskam (CDA): Ik vraag nog even door over Beverwijk. Ik weet nog goed dat wij met de Minister hebben gedebatteerd over die inbraken in Oost-Nederland. Daar zou te weinig politiecapaciteit voor zijn. Het risico is dat de spullen de grens overgaan. Polen zouden naar Apeldoorn komen om in te breken en vervolgens de spullen naar Polen mee te nemen. Daar is indertijd onderzoek naar gedaan. Op grond daarvan is aan de orde gekomen dat vrij veel gestolen spullen uit Nederland toch naar Beverwijk gaan, ondank het helingsregister etc. Dat is wat burgers in Nederland zeggen: als je naar Beverwijk gaat, is er grote kans dat je je eigen spullen tegenkomt. Ik wil van de Minister weten hoe hij erbij komt dat het allemaal goed geregeld is in Beverwijk.

Minister Opstelten: Ik maakte een algemene opmerking. Zo dadelijk kom ik terug op Beverwijk.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Wij hebben tot nu toe datgene gehoord wat de Minister ook in zijn brief heeft geschreven in de trant van «het gaat allemaal wel goed; gaat u maar rustig slapen». Wat de GIO betreft schrijft de Minister dat het gaat om informatie-uitwisseling tussen de regionale eenheden, maar in de praktijk wordt dat anders ervaren. Ik vraag de Minister wat hij gaat doen aan die ICT-problemen, die niet nieuw zijn. Ook hier is het weer een groot struikelblok. Er wordt nog steeds op verschillende manieren gewerkt. Ik snap dat het lastig is. Je moet op een uniforme wijze protocolleren. Het zijn wezenlijke elementen om met Detailhandel Nederland verder te kunnen.

Minister Opstelten: Ik heb niet laten doorschemeren dat we er al zijn. Anders zou ik wel een veel meer ontspannen verhaal hebben gehouden. Nee, ik zeg dat wij de zaak stevig aanpakken. Wij zijn er nog helemaal niet. Over de GIO heb ik twee of drie weken geleden een bespreking gehad. Toen is de knoop doorgehakt dat die GIO er per 1 december zal zijn. Dan zijn niet alle punten opgelost. Ik weet ook nog niet of het goed werkt. Het bedrijfsleven, de detailhandel, het OM, politie, het departement, iedereen was aan boord. Wij hebben bij die gelegenheid gewoon zakengedaan. Mevrouw Kooiman was er kennelijk over geïnformeerd, want zij zei dat voordat ik het antwoord heb kunnen geven. Dat vind ik een goede taakverdeling. Als zij de vragen stelt en vervolgens zelf het antwoord geeft, dan is dat prima, dan zijn de vergaderingen korter. Die afspraak is gemaakt. In het nationale overleg met het bedrijfsleven op 2 december zullen wij er formeel een klap op geven. Dan is iedereen aan boord, de heer Wientjes, de nieuwe voorzitter van MKB-Nederland, noem maar op.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Natuurlijk, de Minister zit aan tafel. Dat weten wij allemaal, want wij worden allemaal goed geïnformeerd, maar daarmee is het probleem van informatiedeling nog niet op orde. Als wij de vergaderingen wat korter willen maken, dan hoop ik dat de Minister wat helderder antwoorden geeft waar wij iets mee kunnen. Dan hoeven wij minder te interrumperen.

Minister Opstelten: Dit is geen vraag, maar een mededeling. Aan tafel heeft iedereen toegezegd dat zij de organisatie zo zullen inrichten, dat het gaat werken. Daarmee werkt het natuurlijk nog niet. Dit hele verhaal is afhankelijk van informatievoorziening. De politie komt langzamerhand eindelijk op orde qua informatievoorziening en digitalisering. Het bedrijfsleven sluit aan en is bereid om alle informatie te geven. Wij opereren als een eenheid in de GIO. Daar kan operationeel mee gewerkt worden. Zo gaat het. Ik heb geen enkele aanleiding om te twijfelen over wat het OM, de politie en het bedrijfsleven zeggen.

Hoeveel personen zijn er opgepakt? Ik heb daar antwoord opgegeven: 5.000 Oost-Europeanen, van wie een groot deel lid van een mobiele bende.

De aanpak van het mobiel banditisme is een algemene aanpak van personen die zich op stelselmatige wijze in georganiseerd verband in verschillende landen schuldig maken aan vermogensdelicten en/of fraude. Daders van mobiel banditisme zijn ook afkomstig uit andere landen, inclusief Nederland. Het gaat dus niet alleen om Oost-Europa.

In de afgelopen jaren zijn steeds meer personen uit Oost-Europa aangehouden. In 2012 ging het om bijna 5.000 personen. In 2010 waren het er bijna 4.300. Een groot deel van hen maakt deel uit van rondtrekkende bendes. Je kunt het beschrijven als een sprinkhanenplaag. Ik verzin dat woord nu, maar zo kun je het echt noemen. Het ging om 2.003 Polen, 1.936 Roemenen, 500 Bulgaren en 545 Litouwers. In totaal werden er in 2012 ruim 8.700 personen met deze nationaliteiten aangehouden, waarvan 60% voor vermogensdelicten. Deze 8.700 personen vormen 4,6% van het totaalaantal aangehouden personen in Nederland.

Hoe ziet de politieorganisatie eruit? Ik heb daar al iets over gezegd. De aanpak gebeurt op eenheidsniveau en op landelijk niveau. Er is aandacht voor tijdens nationale briefings. Dat betekent dat er landelijke sturing op dit onderwerp plaatsvindt. Er zit 24 uur per dag intelligence op. De korpsleiding doet dit krachtig. Ik heb al gewezen op het verbeteren van de ICT en op de informatie-uitwisseling. Kennis en expertise worden uitgewisseld. Er is samenwerking met de KMar. Op vluchtroutes en snelwegen wordt intelligence gepleegd. De samenwerking met de gemeenten is intensief en heel belangrijk. Met het bedrijfsleven en de detailhandel wordt samengewerkt, op top- en op werkniveau. Er is voldoende capaciteit en er zijn voldoende projectleiders. Capaciteit is op dit issue geen punt en komt in de gesprekken ook niet aan de orde. Er is nog nooit zo veel operationele sterkte geweest.

High Impact Crime, woninginbraken en straatroof zijn topprioriteit. De recherchecapaciteit in de regionale eenheden en de landelijke eenheid is voldoende. «Ruim voldoende» kan ik niet zeggen. Dat zou ik wel willen zeggen, maar dat vind ik raar klinken. Wij zitten er bovenop en boeken succes, maar nog niet genoeg.

Mevrouw Kooiman (SP): In het onderzoek komt ook naar voren dat onze buurlanden aangeven dat er onvoldoende capaciteit is. Ook winkeliers zeggen dat zij heel veel zaken aanleveren, maar dat er onvoldoende opsporingscapaciteit is. Dat is toch wel gek, want er is in een convenant van 2012 daadwerkelijk met de winkeliers afgesproken dat er specifieke opsporingscapaciteit zou komen voor mobiele bendes. Ik ben heel nieuwsgierig hoeveel capaciteit er nu is en hoeveel zaken daarmee afgedaan kunnen worden. Als de Minister dat nu niet kan aangeven, wil ik best wachten op zijn brief hierover. Graag opheldering.

Minister Opstelten: Dit is een misverstand, want dit zouden wij als laatste doen. Wij gaan niet allemaal specifieke capaciteit voor mobiele bendes inrichten. Dan zou ik direct afscheid nemen, want dan gaan we die bendes natuurlijk nooit aanpakken. Dit is een landelijke prioriteit. Ik hoop dat ik daarnet geschetst heb hoe dat in de praktijk gaat. Het is dynamisch, het gaat niet om het reserveren van een aantal mannen en vrouwen voor de aanpak van mobiele bendes. Dan zou het de ene keer genoeg zijn en de andere keer niet genoeg. Het is gewoon een prioriteit. De capaciteit wordt ingezet voor de acties. Er is de hele dag intelligence. Het kan dus de hele dag actie zijn. Zo gaat dat gelukkig. Misschien was het vroeger anders, maar nu gaat het op deze manier. Sterkte is niet het onderwerp in de gesprekken. Het gaat daarin wel over de expertise. Wij moeten een keer ophouden met spreken over de sterkte. Wij moeten over kwaliteit, expertise, prioriteiten en kennis spreken.

Mevrouw Kooiman (SP): De Minister heeft zelf zijn handtekening gezet onder een convenant met de winkeliers waarin dit specifiek wordt genoemd. Er wordt gesproken van specifieke opsporingscapaciteit voor mobiele bendes. Dan is het toch heel logisch om de Minister te vragen wat hij daarmee bedoelt. Is zijn handtekening iets waard als hij hier vandaag niet kan zeggen hoeveel opsporingscapaciteit het betreft?

Minister Opstelten: Als wij spreken van specifieke opsporingscapaciteit, doelen wij natuurlijk op de kennis die er moet zijn in regionale eenheden en in de nationale eenheid. Dat geldt voor de robuuste basisteams, de recherche en nationaal. Er zijn dus geen aantallen te noemen. Het gaat om de zaken.

Mevrouw Helder vindt de aanpak te bureaucratisch. Het klopt dat het soms nog veel te bureaucratisch gaat. Het is absoluut een item van mij om de bureaucratie bij de politie en de hele strafrechtketen weg te werken, vooral bij de informatie-uitwisseling en de verzoeken om rechtshulp. Vanuit een verleden is daarin een enorme bureaucratie opgebouwd, die wij nu gelukkig aan het afbreken zijn.

Mobiele bendes zijn mobiel. Door de komst van de Nationale Politie gaat de sturing al veel beter. Met de komst van het integraal bevragen van de Basisvoorziening Informatie-Integrale Bevraging (BVI-IB) kan de politie de antecedenten van een verdachte in het hele land bekijken. In de BVI-IB is niet alle informatie voorhanden over strafbare feiten die dezelfde verdachte in het buitenland heeft gepleegd. Deze informatie moet via internationale informatie-uitwisseling worden opgevraagd. Dat gebeurt door de komst van de Nationale Politie steeds beter. In mijn brief staat dat op dit punt een verbeterslag zal worden gemaakt, onder meer via ECRIS.

Handhaving kan geschieden door goed door te rechercheren. Daar zijn goede aanknopingspunten voor nodig. Afpakken is sowieso een belangrijk doel. Wij slagen er steeds beter in, maar zijn er nog niet.

In de brief staat niets over inbeslagname en ontneming van criminele winsten in de thuislanden, omdat ik daarop in de brief van 2012 al uitgebreid ben ingegaan. In die brief staat dat ik Europese collega's stimuleer om zo spoedig mogelijk de instrumenten voor ontneming te implementeren. Het Asset Recovery Office (ARO) in de lidstaten – in Nederland is dat het Bureau Ontnemingen – moet de pluk-ze-wetgeving uitvoeren. Daarmee kan men het crimineel verworven geld snel afnemen. Het Kaderbesluit wederzijdse erkenning van beslissingen tot confiscatie is hierin zeer belangrijk.

Aan de aanpak van heling hecht ik veel belang. Immers, zonder helers geen of aanzienlijk minder stelers. De aanpak van mobiele bendes voorziet in de doorontwikkeling en landelijke invoering van het DOR en de aansluiting daarvan op www.stopheling.nl . Bij de politie is hiervoor begin dit jaar een landelijk projectleider aangesteld. Uit een eerdere proef met het register is gebleken dat het een belangrijk instrument is. Een aantal resultaten heb ik in mijn inleiding genoemd. In acht eenheden worden pilots met het DOR gedraaid. Wij zullen dit nader uitwerken en blijven monitoren. Het DOR dat vanaf begin 2013 landelijk wordt uitgerold, biedt toegevoegde waarde door de registratieplicht op basis van artikel 437 van het Wetboek van Strafrecht voor handelaren in tweedehands goederen te digitaliseren. Opkopers kunnen zo eenvoudiger worden gecontroleerd. Ook kan de politie meteen nagaan of gestolen goederen bij een opkoper aangeboden zijn. Met de koppeling aan www.stopheling.nl , dat door de politie gevuld wordt met informatie over gestolen goederen, krijgen de opkopers bovendien zelf meteen een hit als zij een gestolen goed in het register invoeren.

Het beeld van Beverwijk dat de onderzoekers hebben gepresenteerd, baseren zij vooral op interviews en eigen observaties op Nederlandse markten en niet op strafrechtelijke onderzoeken. Op de Beverwijkse markt is sprake van verticaal toezicht. Gemeente, OM, politie, Belastingdienst en andere handhavingsdiensten controleren de markt regelmatig in een integrale aanpak. Daarnaast is sprake van horizontaal toezicht door de Beverwijkse markt zelf. Ik herinner mij uit mijn verleden dat dat altijd een belangrijk fenomeen is geweest. Als er voldoende concrete aanwijzingen zijn, stellen OM en de politie strafrechtelijke onderzoeken in. Dit is in het verleden ook gebeurd. Het heeft ook tot veroordelingen geleid. Naar mijn oordeel heeft Beverwijk hiermee een goed kader voor toezicht en handhaving gecreëerd.

Deze week is een motie van de heer Oskam aangenomen waarin de regering wordt verzocht om initiatieven te ondernemen om de Europese regelgeving omtrent ongewenstverklaring aan te passen. Het gaat snel. De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft dit opgepakt en zal de Kamer informeren over de vorderingen. Iedereen die zich in Nederland schuldig maakt aan criminele activiteiten kan en moet strafrechtelijk worden vervolgd. Tegen criminele EU-burgers worden aanvullend vreemdelingrechtelijke maatregelen genomen, zoals verblijfsbeëindiging en ongewenstverklaring. De IND maakt daarbij bij wijze van pilot gebruik van vonnisgegevens uit ECRIS. De politie wordt binnenkort bij deze pilot betrokken om zo meer gegevens te genereren over de bruikbaarheid van ECRIS bij ongewenstverklaring. Medio 2014 zal een evaluatie volgen.

Is het lidmaatschap van een mobiele bende voldoende voor ongewenstverklaring? Ongewenstverklaring is mogelijk bij zware criminele feiten of veelvuldig gepleegde lichte feiten. Ongewenstverklaring kan worden opgelegd indien sprake is van veel reële en voldoende ernstige bedreiging van een fundamenteel belang van de samenleving. Het is altijd een individuele beoordeling van het geval. Het feit dat iemand lid is van een criminele bende is niet per definitie genoeg. Dit volgt uit Europese regelgeving.

Het Bureau voor Euregionale Samenwerking (BES) in de grensstreek is er voor snelle actie en rechtshulp. Het verdrag van Prüm maakt uitwisseling van bepaalde gegevens zoals kentekens heel snel mogelijk. Met Duitsland hebben wij al een paar jaar een gecombineerd politieteam. Voor het Nederlandse deel werkt dat vanuit Enschede. Het richt zich specifiek op grensoverschrijdende criminaliteit, waaronder mobiele bendes. In de afgelopen tijd heeft de politie geïnvesteerd in het verbeteren van de rechtshulprelaties. De komst van de Nationale Politie maakt dat hierop beter intern gestuurd kan worden en dat wij vanuit het buitenland ook makkelijker bereikbaar zijn. Ik zal er binnenkort over overleggen met mijn Belgische collega's. Ik kijk daar naar uit.

Sancties voor het niet nakomen van Europese afspraken zijn niet nodig en niet mogelijk. Bronlanden zijn wel degelijk bereid om assistentie te verlenen. Dat is echt het resultaat van onze contacten. Voor deze landen gaat het ook om het eigen imago. Men ziet het belang ervan in om te laten zien dat men zijn rol en positie als EU-lidstaat serieus neemt. De landen nemen deel aan het project mobiel banditisme. Er worden afspraken gemaakt over het gezamenlijk uitvoeren van acties en doen van onderzoek. Knelpunten in de samenwerking worden besproken en opgelost. De bilaterale samenwerking met Litouwen, Roemenië en Bulgarije wordt versterkt, onder meer met een intensieve uitwisseling van informatie over criminele netwerken. Er zijn gezamenlijke acties en opsporingsonderzoeken tegen mobiele bendes afkomstig uit Oost-Europa. Er worden afspraken gemaakt over het onmiddellijk natrekken van antecedenten van aangehouden verdachten in het nationale informatieproces van de politie. Er worden door de Staatssecretaris en mij werkbezoeken aan die landen afgelegd. Het gebeurt dus niet alleen en marge van de JBZ-Raadsvergadering. Nee, er zijn over en weer contacten. Met alle EU-lidstaten wordt informatie uitgewisseld. Met Oostenrijk, België, Bulgarije, Tsjechië, Denemarken, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Polen, Roemenië, Spanje en Groot-Brittannië gebeurt dat op dit moment elektronisch. Voor de overige negen lidstaten gaat het nog op papier, maar ook daar zijn er vorderingen in het elektronische domein.

Internationaal optreden is van cruciaal belang. Het is een van de prioriteiten voor nu en in de toekomst van de EU. Raadsconclusies bevatten veel maatregelen op het gebied van operationele samenwerking tussen politie- en justitiediensten. Wij zijn daar daadwerkelijk mee aan de slag gegaan. Ik noem de informatie-uitwisseling rond mobiele bendes en Europol en de aansluiting op het programma Organised Property Crime. Er zijn nog veel verbeteringen nodig. Wij zijn er nog niet, maar ik geef met mijn antwoorden aan dat onze ambities gemeenschappelijk zijn.

Wij weten niet of er in de toekomst meer mobiele bendes naar Nederland zullen komen. Het is een fenomeen waar wij op zichzelf niet optimistisch over zijn. Ik zit er scherp in en wil het totaal niet relativeren. Integendeel, wij moeten realistisch en niet naïef zijn. Het is een groot fenomeen waar wij in de nieuwe samenleving mee te maken hebben en waartegen wij gewapend moeten zijn, letterlijk en figuurlijk. Hebben wij de capaciteit tegen het geweld dat zich zo nu en dan voordoet? Ja, die hebben we. Daar zijn we echt heel goed in met de Dienst Speciale Interventies (DSI), die dag en nacht beschikbaar en inzetbaar is. Dat is het zwaarste dat wij hebben. Het is het zwaarste arrestatieteam dat wij hebben, dat tegen alles gewapend is. De buurlanden nemen vergelijkbare maatregelen. Door wat zich heeft voorgedaan, bijvoorbeeld de overval op Brink's, is de internationale, operationele samenwerking enorm gegroeid. Informatie wordt steeds beter gedeeld. In het politievak is dat niet altijd het makkelijkste, want iedereen heeft zijn eigen wetgeving. Iedereen is natuurlijk gehouden om de wetgeving van zijn eigen land te handhaven. Wij zijn er bovenuit aan het groeien, gelet op de fenomenen die zich hier en in het buitenland voordoen.

Leden van mobiele bendes zitten zo veel mogelijk hun vrijheidsstraffen in eigen land uit. Dat is de kern van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van strafvonnissen. Strafrechtelijk veroordeelde vreemdelingen zonder verblijfstatus komen niet in aanmerking voor voorwaardelijke invrijheidstelling na twee derde van de straf. De tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf wordt tussentijds beëindigd indien de vreemdeling kan worden uitgezet. De illegaal die niet meewerkt aan uitzetting, moet zijn volledige straf uitzitten. Als hij wel terugkeert, kan de straf worden bekort. Dit is dus een prikkel tot vertrek.

Mevrouw Helder vindt de Nederlandse gevangenissen te luxe en de straffen te laag. Uit het eerdergenoemde onderzoek blijkt dat de opgelegde straffen als disproportioneel hoog worden ervaren. Eén persoon per cel wordt in sommige landen als inhumaan gezien. Ons beleid is erop gericht om Nederland onaantrekkelijk te maken voor mobiele bendes. Niet alleen het strafregime moet daarvoor zorgen, maar ook preventie speelt een belangrijke rol. De te lage pakkans moet omhoog. Vandaar de aanpak en de voorbeelden die ik heb gegeven. De pakkans is belangrijker als preventief item dan straf. De straf wordt hoger als door middel van ECRIS strafbladen worden uitgewisseld.

Het rapport van het CBS bevat cijfers over woninginbraken in 2012. Ik hou die cijfers goed in de gaten en ik weet dat er van een stijging sprake is. Ik geef daar nu extra aandacht aan door het Landelijk Programma Woninginbraak. Volgens mijn informatie – het zijn maandkoersen tot en met oktober – is er een lichte daling van 2%. De komende twee maanden zijn dus cruciaal. Het is geen belofte, het is geen wens, het is een reëel met de burgemeesters van de 50 steden met de meeste inbraken, het OM en de politie aangegaan statement. Het is een resultaatsverplichting om het aantal inbraken in 2017 met 30% naar beneden te krijgen. Het moet en het zal lukken.

De barrières tegen mobiele bendes om het plegen van criminaliteit te frustreren, vormen een goede aanvulling op de aanpak. Er is een barrièremodel ontworpen dat zich richt op de keten van delictpleging vanaf zeven punten: binnenkomst in Nederland, verblijf in Nederland, vervoer door Nederland, delictpleging, eventuele opslag van gestolen goederen, heling en aanwending van criminele vermogens. Die zeven punten worden bij elkaar gebracht.

Mevrouw Berndsen heeft een verbod op geprepareerde tassen in alle gemeenten aanbevolen. Een landelijk verbod op geprepareerde tassen acht ik moeilijk haalbaar, namelijk niet handhaafbaar. De huidige strafbepalingen zijn toereikend om bij winkeldiefstal, al dan niet met geprepareerde tassen, op te treden, zo is de mening van deskundigen. Winkelbedrijven kunnen zelf voorwaarden stellen aan het betreden van hun pand en zo mensen met geprepareerde tassen weren. Gemeenten kunnen in de APV een verbod op dergelijke tassen opnemen. De VNG heeft de gemeenten hierover in 2010 geïnformeerd. In de campagne «Uw kiezers, onze klanten» heeft Detailhandel Nederland de mogelijkheid van dit verbod onder de aandacht van lokale politici gebracht.

Er is gevraagd om het voortzetten van de Secure Lane. Ik heb voldaan aan de verplichtingen rond deze Secure Lane. Nu zijn de private partijen aan zet. Mogelijke ladingdiefstallen zijn geborgd in de landelijke eenheid transportcriminaliteit bij het Openbaar Ministerie. Ik vind dat het project moet worden voortgezet, maar de markt is nu aan zet. Wij hebben het aan de orde gesteld in de bespreking die mevrouw Kooiman noemde.

De voorzitter: Gezien de tijd moet de tweede termijn uiterst beperkt zijn. De Minister kan de vragen dan schriftelijk beantwoorden.

Mevrouw Helder (PVV): Voorzitter. Ik dank de Minister voor de beantwoording van de vragen. Ik heb er nog wel een paar openstaan. Ik zou graag een toelichting krijgen op de verhalen van gedetineerden dat de gevangenissen hier geen hotel zijn, die de Minister blijkbaar voor waar aanneemt. Daar mag de Minister in een brief nog een paar zinnen aan wijden.

De Minister is niet ingegaan op het voorstel om het in groepsverband plegen van criminaliteit strafverzwarend te maken. Dat het enkele lidmaatschap van een criminele bende niet strafbaar is, is daarop geen antwoord. Ik vraag een VAO aan omdat ik hierover een motie wil indienen.

Welke landen hebben ECRIS geïmplementeerd en welke niet? Het zou mooi zijn als in het antwoord op deze vraag specifiek aandacht wordt besteed aan Roemenië en Bulgarije.

Ik hoop dat de Kamer op de hoogte wordt gehouden van de vorderingen rond de Secure Lane, ook al is de markt nu aan zet.

De heer Van Oosten (VVD): Voorzitter. Ik heb nog twee vragen, waarop de Minister het antwoord zou kunnen verwerken in de brief die hij ons nog stuurt. Mijn prangendste punt is dat mobiele bendes zich nog meer dan nu op de Nederlandse markt zullen toeleggen. In het rapport staat letterlijk dat dat mede het gevolg is van repressieve maatregelen die momenteel worden geïmplementeerd in andere West-Europese landen. De Minister geeft aan dat wij al vergelijkbare maatregelen nemen, maar dat verhoudt zich niet geheel tot het rapport. Ik stel een nadere uiteenzetting op prijs. Mogelijk kunnen wij van onze buurlanden leren, juist ter voorkoming van het waterbedeffect.

Ik begrijp dat wij gaan werken met een DOR. Ik zie dat in connectie met de markt in Beverwijk. Ik heb in mijn bijdrage in eerste termijn een citaat genoemd. Ik vraag het mij echt af of dit DOR een aanvullende, toegevoegde waarde kan hebben in het voorkomen van doorverkoop van gestolen goederen. Als je het rapport leest, zie je dat het met name gaat over cosmetica. Wordt de doorverkoop daarvan ondervangen door zo'n register?

Kunnen wij overigens niet beter een VSO houden? Dan kunnen wij de opmerkingen van de Minister in zijn brief daarin verwerken.

Mevrouw Kooiman (SP): Voorzitter. Ook ik heb een heleboel vragen die zijn blijven liggen. Ik begin met het ongewenst verklaren van EU-burgers. Daarover is bij de begrotingsbehandeling gesproken. In een interruptiedebatje met de heer Marcouch hebben wij samen uiteengezet dat er ook nog een andere optie is. Als iemand na een criminele daad veroordeeld wordt door een rechter, kan die rechter ook een terugkeerverbod opleggen. Die mogelijkheid zouden wij graag zien. Ik kan het mij voorstellen dat dit moet worden afgestemd met de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, maar het is een duidelijke wens die ik ook bij collega's eerder heb gehoord. Wij willen graag een duidelijke reactie.

Ik heb gesproken over de winkeliers en de GIO. Ik weet dat er een brief komt waarin dit helder uiteengezet zal worden. Ik heb gevraagd naar de financiering. Het is vooralsnog een project voor één jaar. Wie wordt er ook financieel voor verantwoordelijk?

Het verbaast mij dat de Minister zegt dat de capaciteit geen issue is, terwijl in het convenant met Detailhandel Nederland duidelijk staat dat er specifieke opsporingscapaciteit zou worden vrijgemaakt. Ik zou graag van de Minister horen hoe hij die passage in het convenant leest. Blijkbaar is er veel onduidelijkheid over. Het onderzoek dat wij hier vandaag bespreken geeft aan dat er wel degelijk een capaciteitsprobleem is.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Voorzitter. Ik zou in ieder geval de Minister willen vragen om met de VNG te overleggen of een verbod op geprepareerde tassen niet standaard in de model-APV die aan gemeenten wordt aangereikt, kan worden opgenomen.

De Minister zegt dat het tot en met oktober voorzichtig 2% minder is met het aantal woninginbraken. Ik zeg erbij dat de donkere maanden nog moeten komen. Ik ben dus niet zo optimistisch. Het is belangrijk om hierbij de vinger aan de pols te houden.

De heer Oskam (CDA): Voorzitter. Eén vraag is niet beantwoord door de Minister. Ik heb gevraagd of de druk op de landen van herkomst kan worden opgevoerd en wat eventueel de sancties kunnen zijn voor landen die hun controles niet uitvoeren.

Ik heb twee aanvullende vragen. Een Bulgaarse expert heeft verteld dat zakkenrollen helemaal hot is in de georganiseerde criminaliteit. Men opereert in familienetwerken die moeilijk te doorgronden te zijn. De mensen worden heel goed getraind; ze zijn heel professioneel. Je merkt er weinig van als je gerold wordt. Wil de Minister daar in Europees verband aandacht voor vragen? Hoe kan de samenwerking tussen de Europese politiekorpsen worden verbeterd opdat vanaf het begin in de herkomstlanden actie kan worden ondernomen?

Heel veel gemeentes hebben bedelarij in hun APV opgenomen. Wat ook een bron van ergernis is, zijn die Oost-Europese straatmuzikanten. Vallen zij onder het begrip «bedelarij»? Worden die straatmuzikanten gecontroleerd? Wordt de APV op dat gebied gehandhaafd?

De heer Marcouch (PvdA): Voorzitter. Ik heb de Minister horen zeggen dat de benadering van deze bendes heel individueel is, terwijl de onderzoekers spreken van georganiseerdheid, voorbedachten rade en geplande acties. Het lijkt mij van belang dat wij goed weten waar wij het over hebben. Gaat het om georganiseerde criminaliteit met enige structuur of hebben wij het over individuele bendes? Dat lijkt mij gevolgen te moeten hebben voor de aanpak. Het lijkt mij een verzwarende factor voor het opleggen van de maatregel waar wij het net over hadden.

Collega Kooiman en de Minister hebben gedebatteerd over de capaciteit. Wij vinden het van belang dat de aanpak er is. Het is heel positief dat er wekelijks en maandelijks acties worden georganiseerd, maar de Minister gaat nogal makkelijk voorbij aan de kennis en expertise. Ik zie die nog niet een-twee-drie bij onze rechercheteams en politie. Dat verklaart men zelf ook. Ik zie dat in Amsterdam bij het zakkenrollersteam mensen worden ingezet uit bijvoorbeeld Roemenië. Zo leert de Amsterdamse politie hoe dat moet worden aangepakt. Ik moedig de Minister aan om heel pragmatisch te zijn en ook te kijken naar de lange termijn. Hoe kunnen wij de kennis en expertise van deze groepen organiseren?

Misdaadbestrijding is niet alleen iets van de overheid en de politie. Wij hebben de gemeenschap er bij nodig. In hoeverre is er vanuit de gemeenschappen van de nationaliteiten die wij hier bespreken, de bereidheid om met de politie samen te werken en de vinger op de zere plek te leggen? Het lijkt mij dat wij niet zonder die gemeenschappen kunnen. Van de politie hoor ik dat dat heel erg moeizaam en moeilijk gaat.

De voorzitter: We hebben daarnet afgesproken dat de vragen schriftelijk worden beantwoord. Kan de Minister een indicatie geven van een termijn waarop dat zal gebeuren?

Minister Opstelten: Dat kan volgende week.

De voorzitter: Zowel mevrouw Helder als mevrouw Kooiman heeft aangegeven een motie te overwegen.

Mevrouw Helder (PVV): Ik wil dat verzoek graag handhaven. Zo'n VSO of VAO kan mooi geagendeerd worden nadat wij de brief hebben ontvangen.

De voorzitter: Dat spreken wij af.

Ik dank de Minister, zijn ambtenaren, de collega's en de mensen op de publieke tribune.

Sluiting 14.02 uur.