Kamerstuk 29911-76

Verslag van een algemeen overleg

Bestrijding georganiseerde criminaliteit

Gepubliceerd: 24 januari 2013
Indiener(s): Tanja Jadnanansing (PvdA)
Onderwerpen: criminaliteit openbare orde en veiligheid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29911-76.html
ID: 29911-76

Nr. 76 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 24 januari 2013

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie heeft op 20 december 2012 overleg gevoerd met minister Opstelten van Veiligheid en Justitie over:

  • de brief van de minister van Veiligheid en Justitie d.d. 26 november 2012 inzake faillissementsfraude (29 911, nr. 74).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Jadnanansing

De griffier van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Nava

Voorzitter: Jadnanansing

Griffier: Hessing-Puts

Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Gesthuizen, Helder, Van Oosten, Oskam, Recourt en Jadnanansing,

en minister Opstelten van Veiligheid en Justitie, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

Aanvang 12.00 uur

De voorzitter: Ik heet de minister, zijn ambtenaren, het publiek en mijn collega's van harte welkom. De spreektijd is vijf minuten, met twee interrupties in de termijn van de Kamer en in de termijn van de minister.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Voorzitter. Ik wil mijn collega's en de overige aanwezigen mijn excuses aanbieden. In 2011, anderhalf jaar geleden, heb ik een notitie «Bedrog bij bankroet; acht voorstellen van de SP ter bestrijding van faillissementsfraude» uitgebracht. Daarin beweer ik dat de pakkans bij faillissementsfraude 2,5% is. Ik heb mensen daarmee echter verkeerd geïnformeerd. De pakkans is namelijk 1%, zo bleek laatst uit artikelen. Het regent de laatste tijd, gelukkig, artikelen en uitzendingen over dit enorm belangrijke en zware onderwerp faillissementsfraude, dat ondernemers al jaren nekt. In 1996 werden er voor het eerst, voor zover ik heb kunnen terugzoeken, Kamervragen over gesteld. De SP, de PvdA, D66; allemaal hebben ze erover aan de bel getrokken. Wij zijn inmiddels een hele tijd verder, maar er lijkt nog heel weinig te zijn gebeurd.

Recentelijk kreeg ik weer een brief van een Limburgs bedrijf. De werknemers schrijven mij aan dat de eigenaar het bedrijf inclusief de werknemers wil overdoen aan een andere eigenaar, een zogenaamde «bedrijvendokter». Die werknemers maken zich grote zorgen. Zij hebben wat research gedaan en wat mensen gebeld. Wat blijkt? De man die het zou overnemen, heeft de afgelopen drie jaar maar liefst twaalf bedrijven failliet laten gaan. De fraudeur neemt het bedrijf over, haalt het leeg en laat het failliet achter. De schuldeisers, de Belastingdienst en de werknemers blijven berooid achter en niemand legt de fraudeur een strobreed in de weg. Dat is Nederland anno 2012.

De SP is hier al sinds 2004 mee bezig. Ik heb er twaalf series Kamervragen over gesteld, steeds specifieker met concrete voorstellen. Wij hebben er debatten over gevoerd. In 2011 kwam de notitie «Bedrog bij bankroet» met voorstellen. Hoe meer je je erin verdiept, hoe treuriger het beeld wordt. Het is op zichzelf heel goed dat het de laatste tijd zo breed in het nieuws is, waardoor anderen in onze rechtsorde zich er misschien iets van zullen aantrekken. Wat mij het meest raakt, is het feit dat het zo ontzettend slecht wordt vervolgd, dat de pakkans zo laag is, dat zo weinig mensen uiteindelijk voor de rechter komen en dat zo ontzettend weinig mensen hun straf krijgen. Er is een compleet gebrek aan prioriteit en capaciteit bij de politie en het Openbaar Ministerie. Ja, er zijn wel ontzettend goede financieel specialisten met de materie bezig. Ik mag die mensen ook graag spreken. Zij roepen allemaal: wij hebben de kennis in huis, wij hebben de expertise, maar wij worden onvoldoende gehoord.

Opeenvolgende ministers beloofden beterschap, maar het is er dus nog niet van gekomen. Ook deze minister valt veel te verwijten, heel veel. Sinds zijn aantreden zijn wij hierover dan ook in discussie geweest. Het herziene toezicht op rechtspersonen werd door deze minister genoemd als de oplossing. Dankzij goed onderzoekswerk van Siem Eikelenboom van Het Financieele Dagblad weten wij dat HTR en het systeem RADAR tot nu toe volledig falen. Het gevolg is dat notoire fraudeurs de afgelopen maanden nog tientallen rechtspersonen hebben kunnen oprichten of overnemen. De beroepsfraudeurs glippen gewoon door de mazen van de wet heen en de overheid doet nagenoeg niets. Hoe gekmakend moet dat zijn voor een ondernemer, als je erin bent getuind en er helemaal niets gebeurt als je voor € 170.000 het schip in bent gegaan? Welk vertrouwen heb je dan nog in de Nederlandse rechtsorde?

Het systeem is later ingevoerd dan gemeld aan de Kamer en het werkt niet naar behoren. Ik heb al eerder gezegd dat ik vind dat hiermee een onjuiste voorstelling van zaken wordt gegeven, wat zeer ernstig is. Ook nu in de brief van 26 november jl. schrijft de minister dat er 650 meldingen zijn binnengekomen vanuit de dienst Justis. Om welke meldingen gaat het dan precies? Zijn dat risicomeldingen? Dat zou namelijk compleet in contrast zijn met hetgeen al eerder door Het Financieele Dagblad is gemeld, namelijk dat het slechts om tientallen meldingen zou gaan. Ik wil dat precies weten, want ik voel mij een beetje voor de gek gehouden.

Hoe zit het met de criminaliteitsbeeldanalyse, waarover Wegener en De Persdienst onlangs in allerlei kranten meldden dat die al sinds 2005 is beloofd door opeenvolgende ministers van Justitie? Ook deze minister heeft in de zomer van 2011 gezegd dat er een criminaliteitsbeeldanalyse komt, een breed beeld van de schade van fraude in onze samenleving. Hoe staat het daarmee? Ik hoor in de wandelgangen dat die er uiteindelijk helemaal niet zal komen.

Wij hebben recentelijk een brief ontvangen van de minister bomvol goede voornemens. De minister heeft zich de kritiek duidelijk aangetrokken, maar vrijwel al die plannen zijn natuurlijk niet nieuw. Ze zijn al eerder beloofd, ze zijn al eerder toegezegd, maar er is flinke vertraging en nu worden ze eigenlijk als nieuw gepresenteerd. Dat vind ik niet helemaal netjes. Het belangrijkste is om vooruit te kijken. Zal de minister nu woord houden? Blijft het niet alleen bij wetgeving? Dat is namelijk wel erg gemakkelijk. Natuurlijk moeten die wetten veranderd worden, maar zal de bestrijding van faillissementsfraude in de praktijk meer prioriteit krijgen? In de brief wordt bovendien niet ingegaan op het cruciale punt dat HTR niet functioneert. Daarop krijg ik graag nog een reactie. Wordt de pakkans 50%? Wordt die in ieder geval 25%? Gaat die van 1% flink omhoog? Wat zijn de ambities van deze minister? Het mag niet bij mooie woorden alleen blijven.

Er is een concrete suggestie geweest van hoogleraar mevrouw Hilverda om ook iets te doen aan het ontbreken van een goede administratie. Als die er niet is, is er eigenlijk al sprake van ondeugdelijk bestuur van een onderneming. De minister heeft het over een verbeterde strafbaarstelling daarvan. Wat bedoelt hij daar precies mee?

Mevrouw Helder (PVV): Voorzitter. Voor dit algemeen overleg staat eigenlijk weinig op de agenda. Er wordt vandaag slechts een brief besproken. In deze brief kondigt de minister wel een heleboel maatregelen aan, maar de inhoudelijke onderbouwing daarvan blijft grotendeels achterwege. Daarbij komt dat uit de brief blijkt dat de minister niet helemaal thuis is in de materie van het faillissementsrecht. Hij wil de curator namelijk preventief laten optreden ofwel voordat sprake is van een faillissement. Ik heb in mijn studententijd geleerd dat dat niet kan, omdat een curator pas wordt benoemd op het moment dat het faillissement wordt uitgesproken. De PVV wil graag van de minister weten hoe hij dit gaat regelen, nu dat in ieder geval op dit moment wettelijk niet kan. Is hij voornemens de hele Faillissementswet op de schop te nemen?

De minister geeft in zijn brief ook aan dat hij het opzettelijk niet beschikken over een fatsoenlijke boekhouding strafbaar wil stellen. Dat klinkt mooi en de PVV kan dat alleen maar toejuichen, maar het valt nog te bezien of de minister echt met concrete maatregelen komt. Vooralsnog staat het op de langetermijnplanning voor 2013. Wat gaat de minister doen met gevallen waarin nu sprake is van een opzettelijk waardeloze boekhouding of zelfs van het ontbreken van een boekhouding?

Ook wil de PVV weten hoe de minister over het volgende denkt. Iemand die voor faillissementsfraude is veroordeeld, moet ten minste vijf jaar na een onherroepelijke veroordeling daarvoor niet de mogelijkheid krijgen om een soortgelijke onderneming te starten. Is de minister bereid dit wettelijk te regelen?

Voorts geeft de minister in zijn brief aan dat hij in het kader van de verrijking van het faillissementsrecht denkt aan de totstandkoming van akkoorden buiten faillissement en stille bewindvoering. De PVV wil dan ook weten wat hij hieronder verstaat en hoe hij hieraan uitvoering zal geven. Wat is «stille bewindvoering»? Is het dan voor derden niet meer duidelijk dat iemand in een schuldsaneringstraject zit? Dat zou namelijk onwenselijk zijn, want dan ben je als nietsvermoedend crediteur toch wel voor de gek gehouden. Jouw rekening zal vrijwel zeker niet betaald worden, terwijl je nergens in een of ander register hebt kunnen nagaan of jouw wederpartij wel in staat is tot betaling. Hoe denkt de minister dat stille bewindvoering dan in zijn werk gaat? Ook een bewindvoerder wordt in de regel benoemd na of in ieder geval gelijktijdig met het uitspreken van de schuldsanering.

Voorts wil de PVV weten hoe de minister denkt de aangiftebereidheid van curatoren te verhogen. Vaak is de curator niet gemotiveerd om aangifte te doen. Een van de redenen is dat bij veel faillissementen weinig in de boedel zit en er dus weinig te verdelen valt. Een nog belangrijkere reden waarom bijna geen aangifte wordt gedaan, is het feit dat er na de aangifte vrijwel niets meer gebeurt. Waar zijn de gespecialiseerde teams gebleven? Gaat de minister die teams of althans een landelijk team – ik denk aan de nationale politie – weer instellen? Er wordt wel gesproken over veel meer capaciteit, maar er moet specifieke deskundigheid zijn op dit punt. Waarom kon de minister dit voor de camera van Zembla niet bevestigen? Wij weten allemaal dat deze minister dol is op de media. Hij heeft er weleens een handje van om hen eerder te informeren dan de Kamerleden, maar dat terzijde.

Tot slot merk ik op dat het aardig is om te zien dat mijn eerdere opmerking tijdens het algemeen overleg financieel-economische criminaliteit nu in de vorm van een wetsvoorstel bij de Raad van State ligt. Het betreft het verhogen van het plafond op de strafrechtelijke geldboete. Meerdere malen heb ik tijdens dat AO gezegd dat het plafond eraf moet voor witwassen en economische delicten, omdat de hoogte van de maximale geldboete van € 750.000 in geen enkele verhouding staat tot de winst die met die vorm van criminaliteit wordt gemaakt. Leg er nog een keer de pakkans naast en dan is het helemaal een kosten-batenanalyse waarvan wij de uitkomst wel weten. Kennelijk zijn de ideeën van de PVV zo gek nog niet, want het ligt nu in een wetsvoorstel voor bij de Raad van State. De PVV zou het toch chiquer hebben gevonden als de minister ons er even bij had genoemd.

De heer Van Oosten (VVD): Voorzitter. Wat de VVD betreft, is het goed om vandaag nader stil te staan bij de brief van de minister van 26 november jl. In feite gaat de brief over een tweetal onderwerpen: de herijking van het faillissementsrecht, in krantenartikelen als stokoud betiteld en de faillissementsfraude. Het laatste onderwerp heeft recentelijk dan ook de meeste aandacht in de media gekregen. Ook in de brief van de minister beslaat het een aantal pagina's.

Ik begin met een compliment. Ik ben heel tevreden dat deze minister serieus met de aanpassing van het faillissementsrecht aan de slag gaat, eindelijk na zoveel jaren dat er al discussie over is geweest en allerlei commissies zich over dit onderwerp hebben gebogen. Het is goed te lezen dat een flink aantal maatregelen worden voorgesteld en dat begin volgend jaar een rondetafelbijeenkomst wordt georganiseerd met diverse spelers om hier specifiek op door te gaan. Ik merk dit temeer op omdat, ook aan de hand van Kamervragen die de VVD zelf heeft gesteld, deze minister zich ervan bewust is dat ons faillissementsstelsel mogelijkerwijs effect heeft op de vestiging van buitenlandse bedrijven in Nederland. Zeker als je in een economisch ingewikkelde tijd leeft zoals wij nu doen, moet je alles in het werk stellen om dat soort zaken te voorkomen en hindernissen op economisch vlak tegen te gaan. Ik kijk dan ook uit naar de uitwerking van die plannen. Wel zou ik het fraai vinden, als wij bijvoorbeeld nog voor de zomer van volgend jaar concreet weten welke wijzigingen zullen worden doorgevoerd en op welke wijze ze effect hebben. Kan de minister zich vinden in die termijn? Zo niet, aan welke termijn denkt hij dan om voortgang in dit dossier te houden ten aanzien van de modernisering van het faillissementsrecht?

Ik maak van de gelegenheid gebruik om de aandacht van de minister en deze commissie te vragen voor het volgende. Mijn oog viel op het artikel «De notariële curator» van de hand van mr. Rothfusz in het Tijdschrift voor insolventierecht. In dit artikel wordt de vraag opgeworpen of er geen ruimte geboden zou moeten worden voor een zogeheten notariële curator. Dat kan interessant zijn, omdat ook notarissen verstand hebben van het ondernemingsrecht vanuit hun eigen specifieke deskundigheid. Dat kan wellicht waardevol zijn op die momenten dat er iets mis blijkt te gaan met een onderneming. Nu wij toch spreken over een herziening van het faillissementsrecht, stel ik de minister de vraag of hij hier positief tegenover staat en, in het geval hij dat positief benadert, of wij in het voorjaar concreet kunnen vernemen welke acties hij daarop zal zetten.

Het is goed om vast te stellen dat de minister ook op dit terrein het onderwerp fraudebestrijding serieus neemt. Het is terecht dat hij bereid is om een breed palet aan maatregelen te nemen die het komend jaar zullen worden uitgewerkt. Het betekent natuurlijk dat wij behoorlijke verwachtingen daarvan hebben opgebouwd. Ik heb er nog de volgende opmerkingen of vragen over.

De minister spreekt zich nadrukkelijk uit voor een civielrechtelijk bestuursverbod; noem het maar een soort boevenlijst van personen die een bepaalde periode geen bestuursfunctie zouden mogen uitoefenen.

Voorts gaat de minister in op het ICT-systeem RADAR. Het effect zou moeten zijn dat een ketenbrede en integrale aanpak van faillissementsfraude wordt gerealiseerd. Ik ondersteun dat streven natuurlijk van harte, maar ik vraag mij opnieuw af of er niet een explicietere rol kan worden gespeeld door het notariaat, dat weer een belangrijke rol speelt bij de oprichting van vennootschappen. Dat lijkt niet altijd even soepel te verlopen. Zo las ik deze week bijvoorbeeld een artikel in Het Financieele Dagblad, een krant die regelmatig aandacht aan dit onderwerp heeft besteed, dat bij mij vragen oproept over de reikwijdte van de preventieve toets die het notariaat nu tot zijn beschikking heeft. Op dit moment is die toets van het notariaat beperkt tot oprichtingshandelingen bij redelijk publiek bekende bronnen. Als ik het mis heb, verneem ik dat graag van de minister. Meent hij niet, ook in het licht van de aanpak van faillissementsfraude, dat aan de voorkant de preventie verstevigd kan worden door het notariaat meer handvatten te bieden en bijvoorbeeld inzage te geven in het systeem RADAR? Ik begrijp dat het systeem geëvalueerd zal worden. Wellicht kan dit er onderdeel van uitmaken.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik vroeg mij af of de heer Van Oosten ook meent dat de taak überhaupt moet worden uitgevoerd en of het hem dan heel veel uitmaakt of dat bijvoorbeeld door de notarissen gebeurt of wellicht door de Kamers van Koophandel.

De heer Van Oosten (VVD): Welke taak bedoelt mevrouw Gesthuizen precies?

Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik bedoel de taak waarop de heer Van Oosten net uitgebreid is ingegaan: het van tevoren kijken of er niet sprake kan zijn van iemand die de ene bv na de andere opricht om ze vervolgens allemaal te laten ploffen.

De heer Van Oosten (VVD): Ik wil mij er nu nog niet tot in detail over uitlaten. Ik stel vast dat het notariaat nu een rol speelt bij oprichtingshandelingen. Als je een bv wilt oprichten, ga je naar een notaris toe. Ik kan mij voorstellen dat je er ook even over moet nadenken of zo'n notaris dan alle bronnen kan raadplegen die hij nodig heeft om goed te kunnen bekijken of er geen sprake is van rotte appels. Daarom heb ik deze vraag aan de minister gesteld.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik vind dit heel interessant, omdat ik mij juist de kritiek heb aangetrokken van een officier van justitie bij het functioneel parket van het OM, gespecialiseerd in fraude, die in een artikel van vandaag zegt dat het met de invoering van de flex-bv allemaal een stukje moeilijker is geworden. Wij zijn samen op zoek naar een manier om dat vorm te geven. Ik hoop dat de heer Van Oosten zich realiseert dat het geen sluitende oplossing zal zijn.

De heer Van Oosten (VVD): Ik heb het artikel waaraan mevrouw Gesthuizen refereert vanochtend natuurlijk ook met aandacht gelezen. Ik heb ook gelezen wat die fraudeofficier daarover heeft geschreven. Dat neemt niet weg dat ik mijn vraag waardevol vind, juist in het gezamenlijk streven naar het bestrijden van faillissementsfraude. Ik denk dat je dan ook zult moeten kijken naar de rol die het notariaat daarin kan spelen.

Mijn laatste punt betreft het centraal aandeelhoudersregister. Wij hebben daarover gisteren nog een brief gekregen van de minister. Het staat niet direct geagendeerd voor dit AO, maar het maakt natuurlijk wel onderdeel uit van dit AO omdat het een alinea betrof in de brief van 26 november. Het is plezierig om vast te stellen dat de minister zijn toezegging gestand heeft gedaan om nog dit jaar daarover een brief aan de Kamer te sturen. Gestuurd wordt op een centraal aandeelhoudersregister. Ik volg die intentie vanuit het oogpunt van het voorkomen en bestrijden van faillissementsfraude. Wel wil ik de minister wijzen op een eerdere schriftelijke inbreng van leden van de VVD-fractie bij een schriftelijk overleg naar aanleiding van het initiatief van de collega's Groot en Recourt. Ik vraag de minister die inbreng en de daarbij gestelde vragen te betrekken bij de verdere uitwerking van deze plannen.

Ook wil ik specifiek stilstaan bij de mogelijke effecten van een centraal aandeelhoudersregister op onder meer het vestigingsklimaat. De VVD vindt het essentieel dat het register geen negatieve bijeffecten heeft op onze concurrentiepositie en de aantrekkelijkheid voor bedrijven om in Nederland te blijven investeren. Ik kan mij voorstellen dat dit aspect als randvoorwaardelijk wordt beschouwd. Wil de minister dat toezeggen?

Wil de minister ten slotte toezeggen dat hij in het vervolgtraject van het centraal aandeelhoudersregister de stakeholders die hij eerder heeft geraadpleegd erbij blijft betrekken?

De heer Oskam (CDA): Voorzitter. Wij zullen nog wat andere accenten leggen, maar wij beginnen met complimenten voor de minister. Het is goed om te constateren dat het kabinet faillissementsfraude wil aanpakken. In het verleden heeft dat niet altijd hoge prioriteiten gehad. Wij hebben ook lof voor de SP-fractie, die dit onderwerp op de kaart heeft gezet.

De minister schrijft dat de aanpak van faillissementsfraude een hoge prioriteit heeft. Dat is fijn om te weten, want het is nog steeds een groot probleem. Dat is het al jaren en de aanpak heeft ook al jaren hoge prioriteit, maar toch gaan de meeste faillissementsfraudeurs vrijuit. Veel te vaak vinden rondom een faillissement allerlei praktijken plaats die schuldeisers op ontoelaatbare wijze opzettelijk benadelen in hun mogelijkheden tot verhaal. Tineke Hilverda, hoogleraar faillissementsfraude, schreef in november in het NJB dat de FIOD jaarlijks 40 tot 60 fraudezaken onderzoekt. Wetend dat de faillissementsfraude veel groter is, is dat echt onvoldoende als wij die stevig willen aanpakken. Vooral de lichtere gevallen van faillissementsfraude worden verwaarloosd als gevolg van te weinig prioriteit en gebrek aan deskundigheid.

Ik lees in de brief van de minister niet veel over de vereiste deskundigheid bij politie en justitie. Zijn er voldoende enthousiaste en kundige mensen die zich willen storten op de aanpak van faillissementsfraude? Zijn er ook voldoende perspectieven voor deze mensen? Als zij zo'n functie uitoefenen, zie je vaak dat zij niet verder komen binnen het bedrijf. Het is de bedoeling dat zij worden gestimuleerd om hun kennis en kunde langer in te zetten dan twee tot drie jaar. Prof. Hilverda pleit ook voor duidelijke afspraken met de parketten en het Bureau Ontneming van het Openbaar Ministerie (BOOM) over de hoeveelheid en soort van af te handelen zaken. Ik krijg hierop graag een reactie van de minister.

De CDA-fractie heeft met instemming de plannen gelezen voor de herziening van het strafrechtelijke deel van het faillissementsrecht. De minister wil het ontbreken van een fatsoenlijke boekhouding strafbaar stellen en de reikwijdte van faillissementsdelicten verbreden. Wij zijn het daarmee eens. Is de minister bereid om in de uitwerking van zijn plannen ook nog iets anders mee te nemen, namelijk de positie van de schuldeisers bij een faillissement? Alweer ruim vijf jaar geleden heeft een vrij dure commissie heel veel onderzoek en goede aanbevelingen gedaan. De commissie-Kortmann heeft toen een concept voor wijziging van de Faillissementswet aan de toenmalige minister van Justitie overhandigd, die schreef dat hij er geen prioriteit aan wilde geven omdat allerlei andere wetgevingsoperaties aan de gang waren. Misschien is het goed om dat nu toch in onderlinge samenhang te beschouwen.

Een van de zaken die in het conceptwetsvoorstel waren geregeld, was een verbetering van de positie van de crediteuren bij een faillissement. Schuldeisers krijgen nu in het overgrote deel van faillissementen geen cent terug van hun vordering. Door de economische crisis krijgen steeds meer ondernemers te maken met faillissementen van hun klanten. De CDA-fractie zou het een goede zaak vinden als ondernemers meer kans krijgen op geld uit een faillissement. Concurrente schuldeisers krijgen nu pas een uitkering als de preferente schuldeisers, waaronder de fiscus, volledig zijn betaald. Het laat zich raden wat zij dan krijgen.

Het conceptwetsvoorstel waarover ik zonet sprak, zou dat kunnen veranderen. Als ik het goed heb, zouden preferente en concurrente crediteuren allemaal een uitkering krijgen in de verhouding 2:1. Daarmee zouden ondernemers eerder geld uit een faillissement krijgen, dat zij in deze crisistijd goed kunnen gebruiken. Dat is ook goed voor de economische positie. Onder het huidige recht staan concurrente schuldeisers eigenlijk steeds met lege handen. Ligt dit conceptwetsvoorstel van de commissie-Kortmann nog steeds op de plank te wachten om ooit behandeld te worden? Zo ja, wanneer zal dat dan gebeuren? Wat vindt de minister ervan om het onderwerp mee te nemen bij het strafrechtelijke gedeelte van de wetgeving over faillissementsfraude?

Naast de fiscus zijn er ook de banken, die meestal als hypotheekhouder of pandhouder separatist zijn en dus tijdens een faillissement gewoon hun rechten kunnen uitoefenen. Strikt genomen zijn ze concurrent, maar door hun positie als separatist feitelijk preferent, ook voor de fiscus. Als er onroerend goed is, gaat de opbrengst naar de bank als hypotheekhouder en niet naar de boedel, zodat niet alleen de concurrente, maar zelfs de preferente schuldeisers achterblijven. De vraag is of de positie van de banken, die nu al niet te veel doen met de verstrekking van hypotheken, terecht zo sterk is. Graag krijg ik hierop een reactie van de minister.

De minister wil de Faillissementswet aanpakken. De CDA-fractie verzoekt hem dringend niet alleen te kijken naar het onderwerp faillissementsfraude, maar ook naar de economische aspecten ervan. Is hij bereid om met zijn collega van Economische Zaken, de heer Kamp, ook te kijken naar de preferentie van de schuldeisers?

Onnodige faillissementen brengen onze economie en werkgelegenheid schade toe. In deze tijd is dat natuurlijk funest. De minister zegt altijd dat hij houdt van een geïntegreerde aanpak. Wat mij betreft, mag hij dat waarmaken bij deze Faillissementswet.

Mevrouw Helder (PVV): Ik hoor de heer Oskam zeggen dat banken misschien geen separatist zouden moeten zijn. Is hij er niet bang voor dat de goede ondernemers onder de kwade zullen lijden? Ik voorspel dat banken dan heel voorzichtig zullen worden met het verlenen van hypotheken; ik verwijs naar de huizenmarkt. Is de CDA-fractie er niet bang voor dat het dan de andere kant op zal slaan?

De heer Oskam (CDA): Het blijft een dilemma. Je ziet nu dat mensen heel vaak met lege handen blijven staan, dat de banken en de fiscus voorgaan en dat het slecht is voor de onderhandelingspositie. Ik snap heel goed wat mevrouw Helder zegt. Je ziet nu al dat mensen bijna geen hypotheek meer kunnen krijgen, omdat de banken gewoon op hun geld gaan zitten. De vraag is of wij toch niet even moeten kijken naar ondernemers die steeds het schip ingaan door faillissementen. Het is een afweging van belangen. Wij zeggen: dan maar iets minder naar de banken en iets meer naar andere schuldeisers.

Mevrouw Helder (PVV): Ik begrijp het verhaal van de heer Oskam en in zekere zin ben ik het eens met zijn antwoord. Op het laatst deed hij het echter bijna voorkomen alsof er een verband is tussen een frauderende ondernemer en de bank. De bank hoeft niet altijd te weten dat de ondernemer niets goeds in de zin heeft. Daar zit natuurlijk een spanningsveld.

De heer Oskam (CDA): Ik bedoelde niet de frauderende ondernemer. Het algemene probleem bij faillissementen is dat de banken en de fiscus altijd voorgaan. Het is een afweging: wie gun je het? Wij denken dat de banken misschien iets meer kunnen lijden dan de gemiddelde ondernemer of de gemiddelde klant.

De heer Recourt (PvdA): Voorzitter. Risicoloos crimineel ondernemen, wie wil dat niet in een groeimarkt van 1 à 2 miljard per jaar in economisch zware tijden? Zo staat het er nu zo'n beetje voor op het gebied van faillissementsfraude. Dat is onacceptabel. De Kamer vraagt er al heel lang aandacht voor. In die zin ben ik ontzettend blij met de brief van 26 november jl. waarin de minister een groot aantal voornemens tentoonspreidt en ambitie toont. Ik wil dan ook beginnen met de positieve vaststelling dat het ontzettend goed is. In de marge wordt de verbetering van het algemene faillissementsrecht aangekondigd. Wij zullen het er later over hebben, maar in deze economische crisis lijkt mij dat een uitstekende ambitie.

Wat het overleg van vandaag betreft over faillissementsfraude, staan er ook een heleboel voorbeelden in, waarvan ik de leden slechts een beperkt aantal heb horen noemen. Ik ben heel blij met de versterking van de positie van de curator, bijvoorbeeld met de aangifteplicht. Ik ben blij met het civiele bestuursverbod, met de verbetering van de strafrechtelijke aanpak wat de wetgeving betreft en natuurlijk met het aandeelhoudersregister. Er zijn van die dagen in de politiek dat je heel blij wordt. Collega Groot en ik hebben anderhalf jaar geleden de initiatiefnota ingediend. Op het moment dat het register definitief lijkt te worden ingevoerd, ben ik een beetje trots. Dat wil ik met u delen. Het register is zo goed omdat dat het mogelijk maakt om de persoon achter de vennootschap te blijven traceren. Het maakt niet alleen de bestrijding van fraude beter mogelijk, maar het maakt ook alle handel in en overdracht van aandelen veel transparanter. Het maakt het ook veel beter mogelijk om de handel in onroerend goed te volgen. Behalve de faillissementsfraude hopen wij daarmee ook de gewone criminaliteit een slag toe te brengen. Zo zijn er vele voordelen. Ik vermoed dat het ook in het voordeel van het Nederlandse bedrijfsleven is. De notariskosten voor de overdracht van aandelen kunnen worden verlaagd, omdat de notaris efficiënter kan werken.

Er zijn twee randvoorwaarden voor de uitwerking van het aandeelhoudersregister. Wie moet dat doen? Moeten de notarissen dat doen of de Kamers van Koophandel? Ik zie dat de minister daarover in gesprek gaat met alle betrokkenen. Ik verzoek hem om vooral te bekijken wat het snelste en wat het goedkoopste is.

Ik ga snel door naar de kritische punten, want die blijven natuurlijk ook bestaan. Het eerste punt is de capaciteit. Wij kunnen een boek vol plannen opstellen. Als dat geen vervolg krijgt in feitelijk handelen, in mensen die er professioneel mee bezig zijn, hebben wij daar echter helemaal niks aan en gaat de pakkans nooit omhoog. Kan de minister daar extra op ingaan? Er komen mogelijk meer meldingen door curatoren. Overigens melden zij nu onder meer weinig omdat justitie het vaak laat liggen, dus het is ook nog eens demotiverend. Met de meldplicht komen er meer meldingen. Hoe pakt justitie dat op? Hoe zorgen wij ervoor dat het aantal dat het eind van de pijplijn bereikt stevig omhoog gaat?

Hoe zorgen wij er vervolgens voor dat de overheid financieel meeprofiteert van deze aanpak? In theorie kun je er geld aan verdienen. De fiscus is immers een van de grootste benadeelde partijen bij faillissementsfraude. Hoe kunnen wij de fiscus, anders dan vanuit strafrechtelijk oogpunt met de ontnemingsvorderingen, beter laten profiteren?

Samen met collega Kerstens heb ik vragen gesteld over het systeem RADAR. De antwoorden zijn gisteren binnengekomen. Er staat in dat er vanaf 1 juli 2011 650 risicomeldingen zijn gedaan. Daarmee wordt de suggestie gewekt dat het risicomeldingen zijn op basis van het systeem RADAR. Ik heb echter ook informatie dat het gewoon meldingen uit het veld zijn en dat het systeem RADAR zelf nog maar enkele tientallen meldingen heeft gedaan. De ambitie van het systeem RADAR is mooi, maar hoe komt het nu feitelijk uit de verf? Functioneert het wel?

Ik heb nog een vraag over de positie van de notaris naar aanleiding van het artikel in Het Financieele Dagblad van maandag, waarin staat dat een persoon 400 bedrijven heeft kunnen laten failleren. In datzelfde stuk zegt de notaris vervolgens: maar ik heb niks fout gedaan. Volgens mij moeten wij er eens goed naar kijken hoe dat mogelijk is.

Ik dank de minister. Wij gaan door, er is aandacht voor; nu de resultaten.

De vergadering wordt van 12.33 uur tot 12.44 geschorst.

Minister Opstelten: Voorzitter. Ik dank de geachte afgevaardigden voor hun interventies bij deze ook in de Kamer breed gedeelde ambitie en prioriteit. Natuurlijk zie ik op een aantal punten hier en daar een verschil, maar er is een gemeenschappelijke wil om hieraan prioriteit te geven. Ik deel dat. Ik vind het terecht dat mevrouw Gesthuizen naar het verleden kijkt. Ik ben daar bepaald een onderdeel van, dus dat vind ik altijd goed. Het is absoluut een ambitie die ik wil waarmaken en waarin ik een belangrijke rol zal moeten spelen. Het gaat niet alleen om wetgeving, maar ook om het versterken van de pakkans. Laten wij het even niet over de cijfers hebben. Er zijn verschillende cijfers, maar ze zijn niet goed. Ze zijn totaal onvoldoende, dus daarin moet geïnvesteerd worden. Bij de aanpak via de wetgeving moeten wij het hele complex van de faillissementswetgeving goed bekijken en niet weer allerlei commissies aan het werk zetten, want het is ook belangrijk om tempo te maken. Wij gaan aan de slag met het materiaal en de kennis die aanwezig zijn. De aanpak nu van de faillissementsfraude is niet makkelijk, zeg ik ook in de richting van mevrouw Helder. Er is wat dat betreft geen optimisme, maar wel een absolute urgentie. Een «sense of urgency» in de samenleving mag via ons ook verder komen.

Ik zal de prioriteit verder toelichten en met name spreken over de pakkans, de kwaliteit en de capaciteit. Wij kunnen veel willen en veel wetgeving tot stand brengen, maar de capaciteit moet er natuurlijk zijn en moet ook kwalitatief goed zijn. De heer Oskam vroeg naar de integrale benadering. Deze brief is niet alleen door mij geschreven, maar mede namens de staatssecretaris van Financiën en de minister van Economische Zaken. De brief over het aandelenregister is mede namens de minister van Financiën geschreven. De hierbij betrokken leden van het kabinet zullen hierover telkens één geluid laten horen, waarbij ik zal coördineren. De rijksoverheid, het kabinet heeft één gezicht. Die ambitie is overal aanwezig op dezelfde manier.

Met het versterkingsprogramma FinEC heeft het vorige kabinet de capaciteit bij het OM en bij de politie voor de aanpak van financieel-economische criminaliteit al significant versterkt. De politie is in het kader van het programma financieel-economische criminaliteit met 120 rechercheurs uitgebreid. De Kamer is bekend met de investeringen sindsdien in de aanpak van de vastgoedfraude en de faillissementsfraude en in capaciteit, kennis en kunde in het kader van het programma Afpakken. Dat programma, waarmee de politie nu verder wordt versterkt om crimineel vermogen af te nemen, is ook voor de aanpak van fraude van groot belang. Over de capaciteit kom ik zo te spreken en op de kwaliteit kom ik ook nog terug. Het aantal fte binnen de nationale politie voor het specialisme dat financieel-economische expertise heet, zal worden verhoogd tot 1156. Dat is 585 fte meer dan op dit moment. Het gaat hierbij voor een deel over hbo-plus opgeleid personeel. Dit houdt in dat het voor het Openbaar Ministerie mogelijk wordt om met de politie meer zaken op te pakken waarbij financiële expertise noodzakelijk is, waaronder fraude. Er is in de arbeidsmarkt ook ruimte voor. Ik heb al vaker gezegd dat de politie als zodanig een populaire werkgever is. Ook voor de slimme mensen in ons land die goede vooruitzichten hebben, is de politie een van de populairste werkgevers en van de overheid in ieder geval de populairste. In de laatste ranking, van vorig jaar, van Intermediair stond de politie op drie. Daarboven stonden Rabo en Shell, dus in dat soort rubrieken verkeren wij. Ik ben er dan ook optimistisch over dat wij dat binnenhalen.

Niet alleen de opsporing bij het OM en de politie wordt versterkt. Ik herhaal hier graag dat je fraude het effectiefst aanpakt met een integrale aanpak of de juiste mix van preventieve, bestuurlijke, civiele en strafrechtelijke maatregelen. Het kabinet heeft besloten het toezicht bij de Belastingdienst verder te versterken en daarmee verschijnt staatssecretaris Weekers in de brief. Hiertoe wordt de opsporingscapaciteit van de FIOD met 50 fte versterkt voor de bestrijding van onder andere de fiscale constructies. De aanpak van ondermijnende criminaliteit, waaronder witwassen en zware vormen van fraude, is als prioriteit nog steeds het vertrekpunt in dat beleid. De FIOD zal in deze kabinetsperiode nog verder worden versterkt. Ik denk aan het samenpakken van het functioneel parket en de FIOD in de complexe betekenisvolle zaken met betrekking tot financieel-economische criminaliteit. Een voorbeeld zijn de 50 betekenisvolle zaken van faillissementsfraude in het afgelopen jaar. De politie doet de overige fraudezaken. Hier vindt een substantiële versterking plaats met die 585 fte. Bij de regionale eenheden van de nationale politie komen FinEC-teams, waarmee de inzet op financieel-economische criminaliteit wordt gewaarborgd. Deze eenheden voeren zelfstandig onderzoek uit naar witwassen en fraude. Ik denk aan vastgoedfraude, faillissementsfraude en overige vormen van horizontale fraude waarvan burgers en bedrijven het slachtoffer worden. Ter ondersteuning van deze eenheden wordt op landelijk niveau een expertisefunctie ingericht bij de nationale politie. Gezien het opkomende belang van een effectieve aanpak van fraude waarvan burgers en bedrijven het slachtoffer worden, heb ik met het OM besproken welke inzet per 2013 gepleegd kan worden. Het OM maakt dit voorjaar per regio kwantitatieve afspraken met de politie over deze vormen van fraude, waaronder faillissementsfraude en beleggingsfraude vallen. Dat vind ik de beste waarborg voor de pakkans. Dan zijn het concrete, in getallen uitgedrukte zaken. Het gaat om duidelijke afspraken die voor mij te volgen zijn en waaraan wij zowel de politie als het OM kunnen houden. Belangrijk is de vraag of de organisatie voldoende in staat is om waar te maken wat wij willen. Ik benadruk nogmaals dat een integrale aanpak de effectiefste manier is om een fenomeen zoals fraude te bestrijden, met preventieve, civiele en bestuurlijke maatregelen in samenhang met het strafrecht. Het plegen van fraude moet op alle fronten ontmoedigd en bemoeilijkt worden.

De voorzitter: Mevrouw Gesthuizen heeft al een tijdje een vraag.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Dank u wel, voorzitter. Volgens mij is de minister een beetje Oost-Indisch doof, maar goed, ik had een vraag. De minister heeft gesproken over in ieder geval 120 financieel rechercheurs, versterking van de FIOD, veel extra fte en dergelijke. Ik wil heel graag concreet weten hoeveel extra fte erbij komen die niet elders vandaan komen: dus geen verschuiving van mensen, maar echt extra fte. Zijn dat dan mensen die zich exclusief met financieel-economische delicten mogen bezighouden, dus niet ook zeden en allerlei andere recherchezaken?

Minister Opstelten: Ik zou de vraag ook gesteld hebben. Ik heb al gezegd dat er 585 extra fte komen, waarmee de capaciteit in totaal ruim 1100 wordt. Het is specifieke deskundigheid. Samen met de bestaande capaciteit heb je dat specialisme nodig. Zij zullen zich richten op de vormen van economische delicten, wat iets breder is dan alleen faillissementsfraude. Ik noem drie punten: het zelfstandig uitvoeren van onderzoeken naar vastgoedfraude, het zelfstandig uitvoeren van onderzoeken naar de overige vormen van fraude en het zelfstandig uitvoeren van onderzoeken naar witwassen. Het is allemaal economisch getint.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Dat is in ieder geval goed nieuws. Ik noteer dat die 585 fte niet ergens anders vandaan komen, maar dat die capaciteit echt erbij komt.

De minister geeft aan dat er afspraken met het OM worden gemaakt, maar ook daar is vaak sprake van druk en prioriteit. Welke plannen heeft de minister wat dat betreft? Is daar ook een investering te verwachten?

Minister Opstelten: Wij zullen er natuurlijk over spreken, maar die investering is daar al gedaan. Dat wordt bevestigd in bijvoorbeeld het interview in Het Financieele Dagblad van vanochtend. Het punt is inderdaad de kwaliteit en de capaciteit van de politie. Daar gaat het gebeuren. Met het functioneel parket zullen wij raamafspraken maken die men per regio invult. Ik zal de Kamer graag hierover rapporteren, want dat houdt iedereen scherp, maar wel over de totaliteit. Ik ga ervan uit dat het dan heel goed werkbaar kan zijn in de keten.

De heer Oskam (CDA): Het is fijn dat de minister een «boost» geeft met het aantal fte. Het is ook fijn dat het minimaal hbo-plusniveau is. Maar het gaat natuurlijk vooral om specifieke kennis. Fraude, zeker faillissementsfraude, is vrij ingewikkeld, dus de mensen moeten op niveau worden gebracht. Hoe gaat de minister dat doen? De advocatuur op dat gebied is vaak «top of the bill»; het zijn vaak fiscalisten. Worden er ook carrièremogelijkheden geschapen voor mensen bij het functioneel parket die anders weglopen, omdat zij senior willen worden?

Minister Opstelten: Ik wilde iets later iets diepgaander op de kennis ingaan, maar dat kan nu in een klap. De kennis bij de politie voor het aanpakken van faillissementsfraude wordt op verschillende manieren op peil gebracht en gehouden. Wij zien diezelfde ontwikkeling in de cyber security. De talenten en de doorstroom- en carrièremogelijkheden zijn daardoor nadrukkelijk aanwezig. Het zijn de dossiers in de opsporing van de toekomst. De ervaring is dat het helemaal niet voor twee jaar is. In deze markt is dat ook mogelijk. De nationale politie biedt ook veel meer carrièremogelijkheden. Wij hebben nu nog 25 korpsen – over een paar dagen niet meer – en een landelijk korps, de nationale recherche. Straks wordt de opsporing nationaal gecoördineerd en gestuurd, waardoor er veel meer carrièremogelijkheden zijn. Dat geldt ook voor het functioneel parket. Ik vind het hartstikke goed dat daar zijinstroom plaatsvindt. Mensen die bijvoorbeeld hun loopbaan twintig jaar geleden bij een bank zijn begonnen, hebben dat wel gezien en willen zich nu inzetten voor de publieke zaak. Het OM lijkt hen ontzettend goed, dus zij willen daar tien, vijftien jaar werken en dan weer eens wat anders doen. Ik heb dat zelf ook mogen ervaren. Ik ben erg voor dergelijke goede, moderne carrières. Eerst doe je ervaring op in het bedrijfsleven, dan zet je je in voor de publieke zaak bij het OM en vervolgens ga je wat anders doen, misschien een boek schrijven. Het zijn aspecten die ikzelf ook in mijn hoofd heb. Het OM zal monitoren hoe dat allemaal werkt. Na een jaar is er meer inzicht in. Laten wij niet alles van tevoren regelen. Dat kan niet en zo werkt het ook niet. De prioriteiten moeten overal hetzelfde zijn. Je moet afspraken maken, ze laten zien en mensen de rust geven om waar te maken wat zij willen bereiken.

Mevrouw Helder (PVV): Na dit lange antwoord van de minister wil ik even terug naar de kern. Net als mevrouw Gesthuizen hoorde ik de minister spreken over economische delicten. Mevrouw Gesthuizen vroeg toen terecht: wacht even, financieel-economische delicten. De minister hield toen ook een heel betoog en sprak over financieel-economische criminaliteit en faillissementen, want die zijn ook economisch getint. Maar als wij de Wet op de economische delicten erbij pakken, schrik je je de tandjes van wat er allemaal aan strafbare feiten onder staat. Daarvan maken faillissementen weer een heel klein deel uit. Ik hoor graag van de minister – ik denk dat ik dat mede namens mevrouw Gesthuizen vraag – of het echt gaat om faillissementen en faillissementsfraude. Denk eens aan die omvangrijke faillissementen. Het vergt veel tijd om ze goed te kunnen onderzoeken. Worden alle getallen die de minister heeft genoemd nu specifiek en alleen maar betrokken bij faillissementen en gerelateerde strafbare feiten?

Minister Opstelten: Ik begrijp de vraag. Ik dacht dat ik er een vrij helder antwoord op had gegeven. Die 500 fte zijn extra, dus het is een echte investering. Zij moeten geworven worden om de fraude aan te pakken op de terreinen die ik heb aangegeven. Dat is echter niet het enige. Wilt u dat die 1100 zich alleen op de faillissementsfraude richten? Dat kan niet. Daar ben ik reëel in. Ik heb dat ook gezegd. Laten wij nu eens iets opbouwen met elkaar. Wij hebben eenzelfde ambitie, maar die ambitie hebben wij natuurlijk ook op het terrein van het witwassen. Het kabinet en de Kamer denken ongeveer hetzelfde over de aanpak van faillissementsfraude. Het kabinet wil gewoon aanpakken en ik wil daarop aangesproken worden.

Kennis vind ik nog belangrijker dan capaciteit. Voor eenvoudige zaken is de leidraad eenvoudige faillissementsfraude ontwikkeld. De leidraad is niet alleen een praktisch handvat, maar omvat ook theorie en naslag. Bij de Politieacademie wordt in samenwerking met externe partners gewerkt aan een cursus eenvoudige faillissementsfraude, die in 2013 aangeboden zal worden. Daar is die prioriteit ook gesteld. Op initiatief van de politie is een kenniskring faillissementsfraude actief waarin alle voor dit fenomeen relevante partijen kennis delen over bijvoorbeeld de modus operandi en mogelijkheden voor ketenoplossingen. Bij de KLPD, straks de Landelijke Eenheid, wordt een expertisecentrum ingericht met hoogwaardige financieel-economische expertise, die onder meer landelijk wordt ingezet ter ondersteuning van complexe fraudeonderzoeken en voor kennisontwikkeling en -borging. De politie en de Belastingdienst werken samen aan het ontwikkelen van kennis en methodieken voor faillissementsfraudedetectie. De directe kennisuitwisseling en -opbouw gebeurt via gezamenlijk onderzoek naar complexe faillissementsfraude met de FIOD, waar in 2011 en 2012 belangrijke zaken zijn onderzocht.

Mevrouw Gesthuizen vraagt hoe het staat met de criminaliteitsbeeldanalyse. De KLPD heeft in het Nationaal dreigingsbeeld 2012 het fenomeen faillissementsfraude beschreven in het kader van het criminaliteitsbeeld in verband met de horizontale fraudebestrijding. Daarnaast wordt een knelpuntenanalyse uitgevoerd waarin de betrokken netwerkpartijen aangeven welke barrières opgeworpen kunnen en zullen worden, zodat faillissementsfraude als verschijningsvorm kan worden teruggedrongen en de signalen ervan eerder worden onderkend.

Hoe zorg ik ervoor dat er beter zicht komt op de omvang van het probleem en de resultaten? Een aantal van de maatregelen die ik in gang heb gezet, mede namens mijn collega's, moeten bijdragen aan een scherper inzicht in de omvang van het probleem. Ik denk aan het centraal meldpunt bij de FIOD. Ik ben er trots op dat wij een leerstoel faillissementsfraude bij de Radboud Universiteit hebben en extra aandacht bij de nationale politie. Ik noem de FIOD in verband met het fenomeen faillissementsfraude en het in kaart brengen van wat er eigenlijk aan de hand is. Het hindert mij ook dat er verschillende gegevens en verschillende cijfers circuleren. Het zicht op resultaten moet niet worden beperkt tot het strafrechtelijke deel van de bestrijding, maar moet er in de volle breedte zijn. Daartoe laat ik een ketenanalyse vervaardigen waarin per instantie wordt aangegeven welke barrières zijn opgeworpen en waar nog winst valt te behalen.

Mevrouw Gesthuizen heeft herhaald wat zij eerder heeft gezegd over het systeem RADAR in verband met het toezicht op rechtspersonen. Ook de heer Recourt heeft er vragen over gesteld. Ik wil dat het allemaal functioneert. Ik wil de Kamer goed informeren en dat heb ik ook gedaan. Ik heb het in de brief aangegeven. Ik heb de Kamer diverse malen schriftelijk geïnformeerd over de beperkte en beheerste start van het systeem. Ik doe niets af aan hetgeen in de media is verschenen. In het AO van 15 december 2011 heb ik opgemerkt dat een brief slechts in beperkte mate de functionaliteit van een systeem kan weergeven. Ik ben zelf op werkbezoek geweest bij de dienst Justis. Ik was daar onder de indruk van de mogelijkheden van het systeem. Ik wil niet kinderachtig zijn, maar ik heb de Kamer toen uitgenodigd om een technische briefing te krijgen van de dienst Justis over het herziene toezicht op rechtspersonen en om het systeem met eigen ogen te zien. Die uitnodiging staat nog. Ik weet dat mevrouw Gesthuizen daarop heeft ingetekend, wat ik heel plezierig vind, maar het geldt natuurlijk voor iedereen.

Gevraagd is hoeveel risicomeldingen er vanuit het nieuwe toezicht zijn opgeleverd en hoe die zijn opgevolgd. Sinds 1 juli 2011 heeft RADAR 650 informatieverstrekkingen en risicomeldingen afgegeven, waarvan 283 in de periode 1 juli 2011 tot 1 januari 2012. De eerste ervaringen van de handhavende en opsporende organisaties over de kwaliteit en bruikbaarheid zijn positief. Er zijn rondom zo'n instelling altijd verschillende verhalen, maar dit werkt echt goed. Dit zijn de netwerkanalyses die Justis zelf maakt aan de hand van allerlei verzoeken en meldingen waarin men dat aangeeft. Vervolgens kunnen er daadwerkelijke verzoeken zijn uit een organisatie. Dat kunnen er tientallen zijn, maar dat is weer iets anders. Dit leidt misschien tot verwarring. Wij zullen ervoor zorgen dat dit in volgende rapportages in een meer specifieke indeling van soorten meldingen wordt aangegeven, zodat ook dat goed en duidelijk kan worden gevolgd.

De heer Recourt (PvdA): Ik dank de minister voor zijn antwoord. Het is uiteraard een gedeelde ambitie om het informaticasysteem RADAR goed te laten werken. Er zit geld in en het is een belangrijk onderwerp. Juist daarom heb ik kritische vragen. Als ik de minister goed begrijp, komen die 650 meldingen echt uit het systeem. Ik sluit mij overigens graag aan bij dat werkbezoek om het systeem daadwerkelijk te zien. Het systeem analyseert transacties en er komt dan een bliepje: let hierop. Dat bliepje is 650 keer gekomen, zo zegt de minister. Volgens de informatie die ik heb gekregen, waren die 650 keer geen bliepjes, maar gewoon officieren van justitie of mensen bij de politie die iets verdachts hadden geconstateerd en via de route verder zijn gegaan. Het zou maar om enkele tientallen bliepjes gaan; vandaar nogmaals mijn vraag.

Minister Opstelten: Je kunt twee dingen doen. Afnemers kunnen RADAR gericht op specifieke fenomenen bevragen. RADAR kan ook een overzicht maken, weer op verzoek van politie, OM, FIOD en andere instanties die erin meedoen. Dat heeft in totaal tot 650 meldingen geleid. Het kan ook naar aanleiding van een concreet verzoek hebben geleid tot: let op Pietje, Jantje of Klaasje, daar, daar en daar. Dat misverstand is hier aan de orde. Het werkbezoek was alweer een tijd geleden, maar zo werkt het.

De heer Recourt (PvdA): Als ik het goed, genereert RADAR zelf signalen naar de praktijk: dit is verdacht, kijken jullie eens wat dieper. Dat is echter beperkt. RADAR heeft ook een extra functie. De praktijk is al alert en vraagt: RADAR, willen jullie wat extra informatie geven, want wij vertrouwen het al niet. Die twee moet je dan kennelijk onderscheiden.

Minister Opstelten: Ja. Ik zal aan Justis vragen om dat onderscheid te maken in de rapportage, want dan gaat het beter leven en is er geen misverstand meer over de vraag hoe het in elkaar zit.

De heer Recourt (PvdA): Dan kunnen wij ook kijken naar de meerwaarde van het laatste deel. Als er al alertheid is, wat is dan eigenlijk de meerwaarde van RADAR? Wij komen er later op terug.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik heb nog even de stukken erbij gepakt, want dit luistert heel nauw. Ik heb via via, maar wel uit betrouwbare bron, namelijk van een voorlichter van het ministerie, begrepen dat sinds 1 juli 2011 bij de dienst Justis 647 verzoeken zijn binnengekomen voor informatie uit het nieuwe systeem en dat Justis sinds het voorjaar van 2012 – ik weet niet precies wanneer de minister op werkbezoek is geweest – risicogestuurde risicomeldingen opstelt. Tot op heden is een tiental risicomeldingen aangegeven, zoals de heer Recourt ook heeft genoemd. Dit luistert nauw. De minister zegt hier dat het als een trein loopt en dat er honderden meldingen zijn. Ik wil dan zeker weten dat het blijkbaar om 650 risicomeldingen gaat. De minister zegt dat het niet zo goed is uit te leggen in een brief en dat er wat opstartproblemen waren. Dat is prima, maar laat hem hier dan gewoon toegeven dat die correctie eigenlijk niet helemaal correct was.

Minister Opstelten: Dat wil ik niet zeggen. Ik vind het correct. Die 650 zijn informatieverstrekkingen en risicomeldingen. Het is bij elkaar opgeteld. Ik heb het inmiddels wel 36 keer gevraagd naar aanleiding van de interventies van de Kamer. Wij moeten er precies in opereren. Er wordt doorlopend geïnvesteerd in het systeem, de expertise en de samenwerking met de ketenpartners. Er is een flexibel systeem opgebouwd dat kan inspelen op veranderde vormen van criminaliteit en de wensen en eisen van de handhavende en opsporende organisaties. Risicoprofielen worden steeds verfijnd op basis van ervaringen uit de praktijk en nieuwe bronnen kunnen worden toegevoegd. Er is een misverstand of onduidelijkheid. Anders zouden wij de tijd niet zo lang verdoen met het spreken hierover. Ik kan het volgende toezeggen. Ik hecht eraan om het achter de komma nauwkeurig en juist aan te geven; geen misverstand daarover. Ik zal ervoor zorgen dat de Kamer er niet meer hoeft te twijfelen aan de cijfers. Over dit soort zaken mogen geen verschillende cijfers meer de ronde doen. Dat kan niet en dat wil ik niet.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Hartelijk dank. Ik neem genoegen met de toezegging van de minister. Hij belooft eigenlijk beterschap voor de toekomst. Ik ben daar zeer gelukkig mee.

Minister Opstelten: Dat zijn de woorden van mevrouw Gesthuizen en die laat ik aan haar, want iedereen heeft het recht om te zeggen wat hij wil zeggen. Ik meen dat ik het hierbij kan laten wat RADAR en HTR betreft.

De rol van de curator is cruciaal, omdat hij het dichtst staat bij de ins en outs van de boedel die hij moet vereffenen. Hij is daarom een van de eersten om mogelijke fraudesignalen op te pikken. Fraudebestrijding wordt straks een wettelijke taak. De failliet krijgt een zwaardere medewerkingsplicht ten opzichte van de curator en er komt een meldplicht van de curator jegens de rechter-commissaris, die zo nodig aangifte bij het OM kan doen. Hoe wil ik een sterke positie van de curator vormgeven? Ik herhaal vier punten:

  • a. de fraudebestrijding wordt een wettelijke taak van de curator;

  • b. hij krijgt bij een reëel fraudevermoeden een meldplicht jegens de rechter-commissaris, die aangifte kan doen;

  • c. hij krijgt een sterkere informatiepositie doordat de failliet een algemene informatie- en medewerkingsplicht jegens de curator krijgt, waaronder de plicht om mee te werken om de curator toegang te geven tot buitenlandse banktegoeden;

  • d. de failliet moet aan de curator naast de administratie alle relevante gegevensdragers terstond overdragen met de middelen om de inhoud leesbaar te maken.

Mevrouw Helder (PVV): Ik hoor de minister in ieder geval bij c en d en als ik mij niet vergis ook bij b spreken over de failliet. Dat is precies het punt dat ik maakte: die is er dan al. Waar zit de preventieve werking? Zit die dan alleen nog bij onderdeel a?

Minister Opstelten: Ik begrijp het punt van mevrouw Helder. De preventieve werking is er bij alle punten. Mevrouw Helder zegt dat de curator er is, als iemand failliet is. Ja, maar die heeft dan wel gegevens. Die kunnen verder reiken dan dat en dit heeft een preventieve werking. Je kunt op dat moment het faillissement niet voorkomen, want dat is uitgesproken en daardoor is de curator er. Er is wel een preventieve werking. Doordat iemand meer bevoegdheden krijgt, heeft hij allerlei informatie waarmee hij zijn werk kan doen. Dat bedoel ik en dat lijkt mij heel duidelijk. Hij kan op dat moment dat faillissement niet meer voorkomen, want dat is uitgesproken. Daarin heeft mevrouw Helder helemaal gelijk. Ik trap niet in die vraag door te zeggen dat er geen faillissement is, want anders is er geen curator. Mijn kennis van 50 jaar geleden gaat nog wel zo ver.

Mevrouw Helder heeft gevraagd hoe ik ervoor zorg dat de fraudeurs niet opnieuw frauderen. Een van de middelen die ik daarvoor wil inzetten, is het civielrechtelijke bestuursverbod. Dat is echt belangrijk. Ik hoop dat het een grote preventieve werking zal hebben, als wij dat in wetgeving hebben geregeld. Dan kunnen personen die als bestuurder of feitelijk beleidsbepaler betrokken zijn bij rechtspersonen waarmee fraude is gepleegd geen bestuurder van een rechtspersoon worden. Dit helpt om te voorkomen dat stelselmatige beroepsfraudeurs steeds met behulp van andere rechtspersonen fraude plegen. In maart zal ik dit wetsvoorstel in consultatie brengen. Van tijd tot tijd noem ik even zo'n termijn. Dat is ook een voordeel voor mij, want dan weet mijn organisatie ook waarop ik reken. De Kamer ziet dan dat het tempo er absoluut in zit in de machine. Wij hebben een heel spoorboekje klaarliggen.

Mevrouw Helder heeft gevraagd hoe het zit met de stille bewindvoering. Het gaat om het saneren van een bedrijf in problemen om een faillissement te voorkomen en een doorstart mogelijk te maken. Ik laat rechtsvergelijkend onderzoek doen en betrek dat in het overleg met de stakeholders. In mijn voortgangsbrief zal ik de Kamer er nader over informeren.

De heer Van Oosten vraagt hoe ik denk over de zogenaamde notariële curator. Ik erken met hem dat het notariaat over specifieke kennis beschikt die in het geval van een faillissement van belang kan zijn. Daarom zal ik de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie nauw bij de consultatie betrekken, zoals ook concreet is gevraagd. Tegelijkertijd wil ik er nu geen voorschot op nemen door er een opinie over te geven, omdat het overleg met de stakeholders zoals de Vereniging Insolventierecht Advocaten (Insolad) nog moet beginnen. Ik heb toegezegd de Kamer in het voorjaar bij brief te informeren over de verdere inrichting en planning van het wetgevingsprogramma. Als de consultatie daartoe aanleiding geeft, zal ik ook dit aspect daarbij betrekken.

De heer Van Oosten (VVD): Wil de minister wel toezeggen dat hij ons een actieve terugkoppeling geeft op dit punt, vanzelfsprekend nadat hij het overleg heeft gevoerd?

Minister Opstelten: Ja, ik zal dat doen. Is het goed dat ik dat ook in die brief doe? Anders krijgen wij een rommelige, chaotische presentatie aan de Kamer. Het is voor mij altijd gemakkelijker om één ijkpunt te hebben met zo'n ambitie.

Er is gevraagd of ik wil toezeggen om in het vervolgtraject de stakeholders die ik eerder heb geraadpleegd hierbij blijvend te betrekken. Ja, uiteraard. Dat zijn onder andere de Kamer van Koophandel, het notariaat, VNO-NCW en MKB-Nederland. Het vestigingsklimaat in Nederland is daarbij heel belangrijk. Die ambitie is vanzelfsprekend uit rechtsstatelijke overwegingen, prioriteit 1. Ik ben er ook van overtuigd dat dit daarbovenop prioriteit verdient, want het versterkt elkaar. Als je het goed regelt, is dat buitengewoon goed voor het vestigingsklimaat in ons land.

Ik kom bij de inzage door de notaris in RADAR. In de Wet controle op rechtspersonen zijn alleen curatoren genoemd als partij die een informatieverzoek mogen doen. Bestuurders worden ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Het ligt meer voor de hand om de Kamer van Koophandel bij de oprichting van een vennootschap te laten toetsen of de bestuurders niet op de verbodslijst staan. Dan is voortdurende controle gegarandeerd. De notaris checkt alleen bij de benoeming van bestuurders die tegelijk met de oprichting plaatsvindt.

De heer Van Oosten (VVD): De gedachte hierachter was de preventieve werking die ervan zou kunnen uitgaan, wanneer ook het notariaat inzage zou hebben in RADAR. Begrijp ik het goed dat de minister met zoveel woorden zegt: nee, dat wil ik niet aanpassen in die zin dat het notariaat die inzage zou krijgen?

Minister Opstelten: Ja, dat is juist. Ik ben blij dat het zo helder is overgekomen.

De heer Van Oosten (VVD): Daar vind ik wel wat van, maar dat is wellicht voor een ander moment.

Minister Opstelten: In ieder is het goed begrepen.

Mevrouw Helder en de heer Oskam hebben gevraagd wat te doen bij een opzettelijk foute boekhouding of het ontbreken ervan. In het geval van een opzettelijk foute boekhouding bevat het Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek al die civielrechtelijke sancties. De bestuurder is dan hoofdelijk aansprakelijk voor het tekort in het faillissement. Ik bezie of wij in het strafrecht ook sancties kunnen opnemen. Daarbij zal ik de voorstellen van mevrouw Hilverda betrekken. Ik zal de Kamer in het voorjaar nader berichten over de concrete maatregelen waartoe dit heeft geleid.

De heer Oskam vraagt nadrukkelijk naar de commissie-Kortmann, die ik natuurlijk ook bij de brief heb betrokken. Wil ik het conceptwetsvoorstel van de commissie betrekken bij het wetsvoorstel faillissementsrecht? De commissie-Kortmann heeft voorstellen gedaan die inspiratie kunnen bieden bij de aangekondigde herijking van het faillissementsrecht. De commissie heeft haar werk overigens onbezoldigd gedaan. Ik wil nu nog niet ingaan op de concrete vormgeving van de herijking. Ik hoop dat hiervoor begrip bestaat. Laat het goed gebeuren. Dat geldt ook voor de 2:1-regel waarover de heer Oskam uitvoerig spreekt. Daarover wil ik eerst met de stakeholders overleggen, want er zijn veel belangen bij betrokken. Ik zal de Kamer in het voorjaar nader berichten over de meer concrete voorstellen.

De heer Oskam vraagt of ik de economische gevolgen van de wijziging van de Faillissementswet samen met collega Kamp zal bekijken. Uiteraard, ik ben daarmee begonnen. Wij doen in dit verband nadrukkelijk niets zonder elkaar, ook in snelheid.

Hoe borgen wij de specifieke deskundigheid bij het OM c.q. het BOOM? In het geval van faillissementsfraude wordt er niet ontnomen, maar wordt beslag gelegd op criminele winsten ten behoeve van de slachtoffers. In complexe zaken wordt capaciteit van het BOOM daarvoor ingezet. Ik vind dit een terecht punt. Wij zullen deze zaak nadrukkelijk betrekken bij de hele opzet van de uitvoering van de geformuleerde ambities. Wij zullen natuurlijk ook de positie van de keten heel nadrukkelijk en goed bekijken. Het heeft geen zin om de ene te versterken terwijl de druk bij de andere oploopt. Ik heb geen aanleiding om te veronderstellen dat er zorgen over zijn, maar je weet het nooit.

De heer Van Oosten vraagt of ik de Kamer voor de zomer kan berichten over de Faillissementswet. Ik heb in mijn brief van november jl. de consultatie aangekondigd. Ik heb toegezegd de Kamer in het voorjaar bij brief te informeren. Dat is voor de zomer. Daaraan verander ik niets.

De heer Recourt en de heer Van Oosten hebben opmerkingen gemaakt over het centraal aandeelhoudersregister. Wat is het snelste en wat is het goedkoopste? Het aandeelhoudersregister is besproken met de betrokken bewindslieden; zij zitten aan boord. Dank voor de complimenten. Ik zie de heer Recourt al vergenoegd deze vergadering binnenkomen. Ik beraad mij op de optimale plek voor het centraal aandeelhoudersregister. Het moet kostenefficiënt en zo praktisch mogelijk zijn en ook de toegang voor de publieke diensten moet geborgd zijn. Wat is het beste? Ik sta hier helemaal no-nonsense in. De positionering en al dat soort zaken van organisaties spelen hierbij geen enkele rol. Wie doet het het goedkoopste en wie doet het het beste? Snelheid is daarbij ook belangrijk.

De heer Recourt sprak over een kostenvoordeel voor het bedrijfsleven door lagere overdrachtskosten als gevolg van het centraal aandeelhoudersregister. Ook het notariaat krijgt toegang tot het register. Dit vergemakkelijkt de rechercheplicht die de notaris dient uit te voeren. Hoe sneller dit kan, hoe beter dit is voor burgers en bedrijfsleven. Maar ja, dat is een kanttekening die daarbij te maken is. Wij gaan dat allemaal bekijken.

Ik ben door de vragen heen. In ieder geval ben ik door mijn antwoorden heen.

De heer Oskam (CDA): Ik mis nog het antwoord op mijn vraag hoe de minister tegen de positie van de banken aankijkt.

Minister Opstelten: Ik heb misschien wat kort door de bocht geantwoord dat ik de positie 2:1 meeneem. Ik doe er nu geen uitspraak over. Het is en blijft zoals het is, maar dat is geen definitieve uitspraak. De 2:1-vraag komt aan de orde in het overleg met de stakeholders en ook met mijn collega's.

De voorzitter: Ik constateer dat er behoefte is aan een tweede termijn. De spreektijd is twee minuten.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Voorzitter. Zoals ik de minister beluister, kan het niet anders dan dat financieel-economische delicten en zeker faillissementsfraude in de toekomst de aandacht krijgen die ze verdienen. Wij zullen deze minister daar dan ook aan houden in de komende jaren.

Ik heb in ieder geval nog een kritische vraag over de verbeterde strafbaarstelling van het ontbreken van de administratie. Daarvoor zijn goede suggesties gedaan door hoogleraar mevrouw Hilverda. Ik wil van de minister wat meer een denkrichting horen: waar gaat dat naartoe? Met de opmerking «verbeterde strafbaarstelling» weet ik nog onvoldoende waaraan de minister nu denkt. Neemt hij de suggesties van mevrouw Hilverda serieus mee en maakt hij er dan hopelijk ook werk van?

Een ander punt dat voor mij een zeer voorname rol heeft gespeeld in dit debat, is toch de manier waarop de Kamer is geïnformeerd. Ik ken minister Opstelten en ik weet ook dat het nu heel nauw luistert hoe ik mijn woorden kies. Ik vind toch dat de minister spijt moet betuigen. Laten wij het simpel zeggen. De Kamer heeft gewoon niet over de juiste informatie beschikt, dus de Kamer heeft toch niet de juiste informatie gekregen. Ik ga er niet van uit dat er kwade wil in het spel was, maar dat moet natuurlijk niet gebeuren. Wat mij betreft, is dit echt eens maar dan ook nooit weer, een soort laatste waarschuwing.

Intussen weet ik nog steeds niet of HTR snel wel naar behoren zal functioneren. Is de minister bereid om de Kamer binnen afzienbare tijd erover te informeren hoe het HTR-systeem werkt, op de duidelijke manier zoals hij hier heeft toegezegd, zonder misverstanden over wat een risicomelding is en wat niet? Kunnen wij er dan alsjeblieft op rekenen dat die notoire fraudeurs met tientallen plof-bv's op hun naam voortaan tegen de lamp lopen?

Mevrouw Helder (PVV): Voorzitter. Ik dank de minister voor alle antwoorden. Ik ben niet helemaal tevreden over het antwoord. Wij hebben een concreet voorstel gedaan dat iemand die voor faillissementsfraude is veroordeeld ten minste vijf jaar na een onherroepelijke veroordeling daarvoor geen soortgelijke onderneming meer zou moeten starten. Ik haak aan op hetgeen mevrouw Gesthuizen al heeft gezegd over de opmerkingen van mevrouw Hilverda over het strafrechtelijke gebeuren in dit soort zaken. Misschien kan de minister in tweede termijn iets concreter zijn. Hij heeft gezegd dat hij het meeneemt in de voorbereiding. Hoewel ik daar begrip voor heb, wil ik druk op de ketel houden. Ik wil een VAO aanvragen, maar wel na het kerstreces.

De heer Van Oosten (VVD): Voorzitter. Ik constateer dat wij een minister vol ambitie hebben. Dat is de beste uitgangspositie om het zover te brengen dat wij in 2013 daadwerkelijk een klap kunnen geven op al die verschillende voorstellen die ons nu nog op papier worden voorgesteld. Het gaat nog sneller dan ik zelf had mogen hopen. De minister geeft aan dat hij ook voornemens is om dat gedeelte dat niet zozeer ziet op de faillissementsfraude, maar op de modernisering van het faillissementsrecht niet eens pas voor de zomer aan de Kamer toe te sturen zoals ik suggereerde, maar het ook al mee te nemen in het voorjaar. Dat is helemaal perfect. De minister wil erop aangesproken worden en ik zeg hem toe dat ik dat zal blijven doen in het onverhoopte geval dat het niet in het voorjaar gebeurt.

Ik ben ook blij dat de minister specifiek aandacht heeft voor het vestigingsklimaat in verband met de voornemens rondom het centraal aandeelhoudersregister. Ik maak van de tweede termijn gebruik om net als in de eerste termijn aan de minister te vragen om kritisch de eerdere inbreng van de VVD-fractie – het voert te ver om dat nu tot in detail te doen – over de voornemens in de initiatiefnota van de PvdA over het centraal aandeelhoudersregister, te betrekken bij de verdere verwerking.

De heer Recourt (PvdA): Voorzitter. Ik wil kort stilstaan bij een opmerking die de minister eigenlijk in de marge heeft gemaakt, maar die ik wel de meest opmerkelijke vond, namelijk dat hij de ambitie heeft om een boek te schrijven. Ik hoop dat een hoofdstuk zal gaan over de efficiënte aanpak van financiële fraude en in het bijzonder faillissementsfraude. Het staat in de steigers. Er zijn een hoop plannen. Wij zullen er volgend jaar veel over spreken hoe het daadwerkelijk zal gebeuren. Maar uiteindelijk telt het resultaat. Ik zie het een beetje als het begin van een wedstrijd. Ik hoop dat wij in deze kabinetsperiode het eind van die wedstrijd zien in die zin dat wij kunnen zeggen dat het effect heeft gehad en goed is geweest. Ik hoop ook dat wij dat dan terugvinden in de memoires van de minister en dat hij daarin ook schrijft «geïnspireerd door de Kamer».

Minister Opstelten: Voorzitter. Ik dank de leden voor de vragen in tweede termijn.

Ik wil er geen misverstand over laten bestaan dat de voorstellen van prof. Hilverda zullen worden betrokken bij de voorbereiding van het aangekondigde wetsvoorstel. Bij de uitwerking van de voorstellen tot herziening zullen uiteraard ook bredere inzichten en wensen van de praktijk worden betrokken. Gun ons daarom even de tijd. Het is nog te vroeg om verder in detail in te gaan op onderdelen van de voorgenomen herziening. Dit is echt essentieel. In de aangekondigde rapportage zullen wij concreet de richting aangeven waarin wij het zullen doen: niet alleen standvanzakenlijstjes afvinken, maar ook richtinggevend aangeven hoe wij dat zullen doen en hoe wij de voorstellen van prof. Hilverda zullen vertalen.

Ik kom bij het punt van mevrouw Gesthuizen over de informatievoorziening. Ik hoop dat zij het mij niet kwalijk neemt – anders is er weinig aan te doen – dat ik geen spijt betuig. Ik stel het wel op prijs om geen enkel misverstand meer te laten ontstaan. Ik zeg dan ook toe dat ik de Kamer na het kerstreces zal verblijden met een duidelijke brief waarin ik aangeef hoe de zaak in elkaar zit en hoe er gerapporteerd wordt en waarin ik de rapportages en de cijfers van dat moment aangeef. Het was inderdaad eens en nooit weer. Ik wil er nu voor eens en altijd zelf duidelijkheid over hebben richting de Kamer hoe wij rapporteren. Het gaat om de zaak zelf en dat vind ik heel belangrijk.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Dat het om de zaak zelf gaat, delen de minister en ik in ieder geval. Ik dank hem voor de toezegging. Wordt de Kamer met de brief ook erover geïnformeerd hoe het HTR-systeem op dat moment functioneert, welke meldingen er dan bijvoorbeeld recentelijk zijn geweest et cetera?

Minister Opstelten: Absoluut. De Kamer krijgt de stand van het moment dat de brief de deur uitgaat.

Mevrouw Helder heeft gevraagd of iemand die voor faillissementsfraude is veroordeeld echt geen bestuurder kan worden. Toen ik dat uitsprak, dacht ik: hier is mevrouw Helder wel tevreden mee en ik trouwens ook. Dat is het bestuursverbod, dat in het strafrecht is geregeld. Zoals vandaag ook in Het Financieele Dagblad stond, zal de rechter daar kennelijk niet gauw toe overgaan in het kader van het strafrecht. Daarom kom ik nu – ik bedien haar op haar wenken – met een nieuw instrument, te weten het civielrechtelijk bestuursverbod, dat ik ga uitwerken. Dat is precies dit. Ik heb over het wetsvoorstel gezegd dat het tempo erin zit. Ik keek mevrouw Helder toen aan, maar zij keek niet terug. Dat hoeft ook niet, maar ik heb toen gezegd dat dan meteen de ambitie en de snelheid zichtbaar zijn. In maart komt het wetsvoorstel in consultatie. Het civielrechtelijk bestuursverbod is ook van toepassing op het verbod tot oprichting van een nieuwe rechtspersoon. Wij zetten hiermee een enorme stap. Geef mij even de tijd om dit te doen. Ik denk dat wij in de kern hetzelfde denken. Het bestuursverbod is al een instrument in het strafrecht, maar je moet het ook civielrechtelijk inzetten. Ik vraag de Kamer tot maart te wachten. Dan maak ik dat helemaal zichtbaar en brengen wij het wetsvoorstel in consultatie.

Ik heb iets vergeten te zeggen. Ik wil niet zeggen dat het mij spijt, maar ik had het ook eerder kunnen zeggen. De heer Van Oosten sprak over de eerdere inbreng van de VVD-fractie over de oprichting van het centraal aandeelhoudersregister. Die betrek ik uiteraard bij de verdere uitwerking. Dat is nadrukkelijk toegezegd.

De voorzitter: Hiermee zijn wij gekomen aan het einde van de tweede termijn van de minister. Er zijn een aantal toezeggingen gedaan.

De minister zal bij de volgende rapportage over meldingen RADAR een specifieke indeling naar soorten meldingen maken.

De minister zal de Kamer in de voortgangsbrief nader informeren over het rechtsvergelijkend onderzoek stille bewindvoering.

De minister zal de Kamer in het voorjaar van 2013 nader informeren over een gesprek met het notariaat.

In het voorjaar wordt de Kamer nader geïnformeerd over maatregelen naar aanleiding van de voorstellen van prof. Hilverda.

In het voorjaar wordt de Kamer nader geïnformeerd over de concrete maatregelen naar aanleiding van de commissie-Kortmann.

De Kamer wordt na het kerstreces geïnformeerd over het HTR-systeem.

De Kamervoorzitter zal worden gevraagd, het verslag van dit AO op de plenaire agenda te plaatsen na het kerstreces, met als eerste spreker het lid Helder van de PVV-fractie.

Er is geen toezegging gedaan dat de minister op korte termijn een boek gaat schrijven. Of doet u dat wel? Wilt u dat toezeggen?

Minister Opstelten: Nee, dat wil ik niet toezeggen. Ik hoop dat de verwachtingen van de heer Recourt niet te hoog gespannen zijn, want dan wordt hij misschien teleurgesteld. Het was wel een gedachte die sommigen weleens hebben en die ik ook weleens heb, maar het is zeer de vraag of dat altijd verstandig is.

De voorzitter: U hebt het kerstreces om daarover na te denken.

Ik sluit hierbij de vergadering, maar niet voordat ik de minister, zijn ambtenaren, het publiek en mijn collega's heb bedankt.

Sluiting 13.49 uur.