Kamerstuk 29817-68

Verslag van een algemeen overleg

Sociale werkvoorziening

Gepubliceerd: 17 mei 2011
Indiener(s): Ineke van Gent (GL)
Onderwerpen: organisatie en beleid werk
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29817-68.html
ID: 29817-68

Nr. 68 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 17 mei 2011

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 heeft op 14 april 2011 overleg gevoerd met staatssecretaris De Krom van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over:

  • de brief van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 6 april 2011 met de reactie op het verzoek van het lid Ulenbelt over het verlies van banen bij het bedrijf Roteb in de gemeente Rotterdam (29 817, nr. 65).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Van Gent

De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Post

Voorzitter: Azmani

Griffier: Esmeijer

Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Azmani, Hamer, De Jong, Sterk, Ulenbelt,

en de heer De Krom van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

De voorzitter: Laten we beginnen met dit algemeen overleg over het verlies van banen bij het bedrijf Roteb in de gemeente Rotterdam. Het was oorspronkelijk een spoeddebat en is op verzoek van de heer Ulenbelt van de SP omgezet in dit algemeen overleg. Ik heet de staatssecretaris en zijn ambtenaren welkom, evenals degenen in de zaal en alle luisteraars. De zaal loopt vol, dus er is veel belangstelling voor dit algemeen overleg. In eerste termijn geldt een spreektijd van vijf minuten per Kamerlid.

De heer Ulenbelt (SP): Voorzitter. Op 25 maart viel bij een paar honderd Rotterdammers een heel vervelende brief in de bus, met de strekking: uw contract wordt niet verlengd en na 1 juni kunt u bij ons, Roteb, niet meer werken. Het gaat om 212 mensen, die een indicatie hebben voor de sociale werkplaats. Stuk voor stuk zijn dit mensen die willen werken, die aan het werk waren en door hun werk in de sociale werkplaats in Rotterdam er weer bij hoorden. Ze leverden hun bijdrage, nu dreigen hun contracten na 1 juni niet verlengd te worden, wat betekent dat ze weer thuis komen te zitten, bij hun ouders komen te wonen, in de WW raken, hun Wajong-uitkering terugkrijgen of in de bijstand komen. Deze mensen blijven de maatschappij dan geld kosten. Ze zijn hun collega’s kwijt en daarmee hun sociale verbanden, ze zijn hulp kwijt. Het is voorspelbaar dat er extra kosten voor de gezondheidszorg zullen ontstaan.

De directeur heeft mij verteld dat het niet-verlengen van de contracten een bezuiniging oplevert van 1,2 mln. Ondertussen wordt bij Roteb ook op andere posten zwaar bezuinigd: op de begeleiding, op gebouwen, mensen worden dichter op elkaar gezet, de infrastructuur van de sociale werkplaats wordt langzamerhand afgebroken. De gemeente Rotterdam wil in totaal 14 mln. bezuinigen op de sociale werkplaatsen. 6 mln. daarvan is afkomstig van de rijksbezuiniging voor dit jaar van 120 mln. op de werkplaatsen. 3 mln. van die 14 mln. is het gevolg van de crisis: minder werk, leegloop en dat soort dingen. De regering zegt steeds uit één mond: mensen met een handicap moeten aan het werk en wij willen hen aan het werk helpen. Nu hebben we hier 212 mensen met een handicap – want ze hebben een SW-indicatie – die ook aan het werk zijn. Door deze bezuiniging komen ze weer thuis te zitten, want in de gemeente Rotterdam is elders geen werk voor deze mensen. De gemeente Rotterdam heeft uitgezocht dat er banen nodig zijn, als ze alle mensen in een sociale werkplaats of twee derde van hen in Rotterdam bij private werkgevers aan het werk wil hebben. Maar bij de banen in Rotterdam die deze mensen misschien zouden kunnen vervullen, is het verloop zo laag dat mensen van de sociale werkplaats daar nooit terecht zullen kunnen komen.

Dit is nog maar het begin. Deze 212 mensen verliezen hun baan door deze bezuiniging, maar volgend jaar komt er weer 120 mln. bij aan bezuinigingen, en daarna nog een keer 120 mln. en daarna nog een keer 120 mln. enzovoort. Op die manier blijft er niet veel over van de sociale werkplaatsen. Ik verzoek de staatssecretaris dus om deze bezuinigingen te temperen, en wel op de volgende manier: als gemeenten serieus bezuinigen op sociale werkplaatsen en het gevolg daarvan is dat mensen die willen werken, zoals de mensen hier in deze zaal, hun baan verliezen, dan moet deze staatssecretaris in overleg treden met deze gemeenten om te bekijken of ze genoeg bezuinigen, maar er ook voor zorgen dat deze bezuinigingen geen gevolgen hebben voor de mensen die daar aan het werk willen. Dat deze mensen aan het werk komen, is toch wat dit kabinet wil? Overigens kan ik me zeker bezuinigingen voorstellen die terecht zijn; zo zijn er directeuren van sociale werkplaatsen die in dienstauto’s rijden, wat helemaal niet nodig is. De SP vindt het prima als we daar iets aan doen. De regering schrijft in haar brief aan de Kamer dat dit de verantwoordelijkheid van de gemeenten is. De gemeenten, in dit geval de gemeente Rotterdam, zeggen dat dit voor een deel waar is, maar dat het voor 6 mln. de verantwoordelijkheid is van het Rijk. Als deze bezuinigingen gaan leiden tot mensen achter de geraniums, zou de regering deze dan willen heroverwegen, zodat deze mensen perspectief op werk in hun werkplaats blijven houden?

De voorzitter: Ik zie uitingen in de zaal en in de Kamer is dat niet de bedoeling. Ik verzoek de aanwezigen deze uitingen weg te doen, anders ben ik genoodzaakt om dit overleg te schorsen. Alvast dank daarvoor.

Mevrouw Sterk (CDA): Voorzitter. Dit is opnieuw een debat waarin wij hier in Den Haag spreken over de gebeurtenissen in een lokaal SW-bedrijf. Ik heb veel begrip voor de mensen om wie het gaat, ook voor de mensen hier in de zaal. Dit kan veel betekenen voor het persoonlijk leven van deze mensen, maar toch vind ik dit een zaak die in de eerste plaats de gemeente en de gemeenteraad van Rotterdam aangaat. Overigens kunnen wij ons vinden in de pogingen van Roteb om mensen zo veel mogelijk naar regulier werk te helpen. Uiteindelijk moeten we natuurlijk bekijken hoe we het beste uit deze mensen en hun krachten kunnen halen. We moeten constateren dat in het verleden te weinig daarnaar is gekeken en dat met name de Wajong als een soort afvoerputje is gebruikt voor heel veel mensen met wie de gemeente op korte termijn niets kon. Dat moeten we veranderen, daarom wordt op dit moment ook gewerkt aan het wetsvoorstel Werken naar vermogen. Wij hebben daar hoge verwachtingen van.

Toch moet mij één ding van het hart en daarmee sluit ik me – tja, wie had dat gedacht? – deels aan bij de SP-fractie. In de ronde die ik heb gemaakt langs de SW-bedrijven en de gemeenten, heb ik het beeld gekregen dat men zich er zorgen over maakt dat de bezuinigingen die wij nu hebben ingeboekt, als gevolg hebben dat SW-bedrijven mogelijk over de kop gaan. Ik denk dat dit ook niet de bedoeling van de staatssecretaris is. Eigenlijk wil ik maar één vraag aan de staatssecretaris stellen: durft de staatssecretaris ons te verzekeren dat er sec als gevolg van de bezuinigingen – en daarmee bedoel ik dus niet als gevolg van wanbeleid van SW-bedrijven zelf, maar uitsluitend als gevolg van de bezuinigingen – geen SW-bedrijf zal omvallen? De inzet van die nieuwe wet is namelijk dat mensen aan het werk worden geholpen. We hebben er dus niets aan als SW-bedrijven gaan struikelen als gevolg van een dergelijke operatie.

Mevrouw Hamer (PvdA): Voorzitter. Een paar weken geleden hebben we over ditzelfde onderwerp een spoeddebat gehouden in de Kamer. Ik heb toen een motie ingediend met het verzoek aan de regering om in ieder geval te voorkomen dat mensen als gevolg van het kabinetsbeleid hun baan zouden verliezen. Dat was ook wat de staatssecretaris en andere partijen steeds hadden gezegd, dus het leek mij wel logisch om dat in een motie vast te leggen. Volgens mij heeft mevrouw Sterk toen niet voor die motie gestemd. Ik heb het idee dat zij nu een stapje verder gaat, want zij zei dat er helemaal geen bedrijven mogen omvallen. Daarom zou ik graag weten waarom zij de vorige keer niet is meegegaan met ons verzoek om mensen niet hun baan te laten verliezen als gevolg van het kabinetsbeleid.

Mevrouw Sterk (CDA): Ten eerste vond ik het een overbodige motie; soms gebeurt het namelijk dat je niet voor een motie stemt omdat er al afspraken zijn gemaakt over het onderwerp ervan en hier waren zelfs toezeggingen over. Ten tweede vind ik dat er nu dingen moeten veranderen bij de SW-bedrijven, en dat dit consequenties moet hebben. Als ik langsga bij SW-bedrijven zie ik vaak dat er zaken moeten veranderen; zo zie ik dat ze vaak nog veel te veel op het product zitten en te weinig op de ontwikkeling van mensen. Overigens hebben we er in het regeerakkoord afspraken over gemaakt dat mensen die nu in de WSW zitten, zich geen zorgen hoeven te maken. Mijn vraag is anders: kan de staatssecretaris ons verzekeren dat er sec als gevolg van de bezuinigingen geen SW-bedrijven zullen omvallen? Volgens mij is dat een iets andere discussie dan het al dan niet geven van een baangarantie.

Mevrouw Hamer (PvdA): Dit blijft wonderlijk. De motie was kennelijk niet overbodig, want de staatssecretaris heeft haar afgewezen. En als de motie conform het regeerakkoord was, zou dat voor u een extra reden zijn geweest om ervoor te stemmen. Maar als u geen bedrijven wilt laten omvallen, wilt u dan geen garantie voor individuele WSW’ers?

Mevrouw Sterk (CDA): Wij gaan zelf over de beoordeling van de moties en het was míjn indruk dat dit een overbodige motie was, omdat dit al in het regeerakkoord staat. Zoiets had de staatssecretaris ook al gezegd. Hij had alleen opmerkingen bij het dictum, dat volgens hem te ver ging. Maar wij maken allemaal onze eigen afwegingen. We zullen deze discussie uitgebreid volgen, zeker als de hoofdlijnennotitie over deze wet naar de Kamer komt. Voor ons is het helder dat mensen die nu in de WSW zitten, hun baan gewoon behouden. Ik zie niet wat ik daaraan nog zou moeten toevoegen.

De heer Ulenbelt (SP): Voorzitter. De CDA-fractie zegt misschien wel iets bijzonders: sociale werkplaatsen mogen niet failliet gaan; dat is namelijk «omvallen». Maar mag ik de woorden van mevrouw Sterk zo uitleggen: als Rotterdam deze 212 mensen gewoon in dienst zou houden en de consequentie daarvan faillissement zou zijn, vindt zij dan dat de regering moet bijspringen om Roteb overeind te houden? Of zegt zij dat Roteb niet mag omvallen, maar wel gewoon mag stoppen met het verlengen van de contracten?

Mevrouw Sterk (CDA): Volgens mij is het niet de bedoeling van de operatie die op dit moment in het wetsvoorstel wordt uitgewerkt dat SW-bedrijven uiteindelijk over de kop gaan. Eerder heb ik bij de begroting voor Sociale Zaken – en daar was u ook bij – een motie ingediend met daarin de vraag om te bekijken hoe de gegeven taakstelling zou kunnen worden aangepast om gemeenten in ieder geval de ruimte te geven om keuzes te maken, zodat de SW-bedrijven op een goede manier overeind zouden kunnen blijven. Daarbij gaat het om een keuze die gemeenten zelf kunnen maken; ze hoeven niet te grijpen naar middelen om SW-bedrijven om zeep te helpen. Maar ik zie dat de top van sommige SW-bedrijven in gouden kamers zit, terwijl er op de werkvloer weinig goudgerands te zien is. Ik kan de staatssecretaris niet verantwoordelijk stellen voor dat soort keuzes. Daarop moet ik in eerste instantie de gemeenten aanspreken, die wel eens vergeten dat zij de eigenaars zijn van SW-bedrijven.

De heer Ulenbelt (SP): We hebben nu te maken met het concrete geval van Roteb. Er wordt 14 mln. bezuinigd en dat is fors, 1,2 mln. komt terecht bij 212 mensen. Vindt u nou dat je een beetje omvalt als je afscheid neemt van 212 mensen? Ik bedoel, als iedereen eruit gaat, val je helemaal om; als 212 mensen eruit gaan, val je een beetje om. Vindt u dat de staatssecretaris in overleg met de gemeente Rotterdam een oplossing voor deze 212 mensen moet vinden?

Mevrouw Sterk (CDA): Ik begon mijn inbreng met de opmerking dat ik dit in eerste instantie een discussie voor de gemeenteraad vind. Volgens mij heeft Roteb aangegeven dat het graag wil dat deze mensen naar regulier werk gaan. Ik zei net dat ik deze denkrichting van harte steun, omdat het volgens mij belangrijk is om mensen een goede baan te geven, naar hun capaciteiten. Dat is wat er nu gaat gebeuren. Ik vind dat de bal nu bij de gemeenten ligt.

Mevrouw Hamer (PvdA): Voorzitter. Met mijn collega’s constateer ik dat dit de tweede keer is dat we over een individuele situatie in een gemeente spreken, wat op zich ongebruikelijk is. Toch voorspel ik dat we hier in de komende tijd vaak zullen zitten vanwege dit soort gevallen en daarmee wordt het toch gewoon een landelijke discussie. Maar op zich is die constatering belangrijk.

De gemeente Rotterdam kent een zware bezuiniging. Die heeft volgens mij veel te maken met de bezuinigingen van het Rijk: een deel ervan is direct te relateren aan de bezuinigingen op de WSW, waarmee ze rechtstreeks te maken heeft met het kabinetsbeleid. Ik denk dat alle vragen die een paar weken geleden zijn gesteld over de situatie in Amsterdam, vandaag en voor dit geval net zo actueel zijn. Ik wil dus allereerst aansluiten bij de vragen die daarover toen zijn gesteld. Wat betekent de garantie die in het vorige overleg werd gegeven, namelijk dat zittende WSW’ers niet hoeven te vrezen voor hun baan als gevolg van het kabinetsbeleid? We zien namelijk dat daar nu weer 212 mensen van de dupe zijn. Wat gaat de staatssecretaris, in overleg met de gemeente Rotterdam, doen om deze mensen gewoon hun baan te laten behouden? En wat gaan we doen om deze cirkel te doorbreken? Van het vorige overleg is bij mij vooral het beeld blijven hangen dat we zijn terechtgekomen in een «van het kastje naar de muur»-spelletje. De staatssecretaris zei de vorige keer dat hij ervoor staat dat ten gevolge van zijn beleid geen mensen hun baan kwijtraken. Met dat deel van de motie was hij het dus wel eens. Hij zou daar dus voor zorgen, maar vervolgens vond hij het de verantwoordelijkheid van gemeenten om ervoor te zorgen dat deze mensen aan het werk zouden blijven. Maar als gemeenten de middelen niet hebben om dat te doen, komen we weer bij het kabinetsbeleid. En zo kunnen we de komende tijd met elkaar een heel grote rondedans maken. Ik ben er heel bang voor dat wij in de Tweede Kamer met die vele overleggen wel aan het werk zullen blijven, maar de mensen op de werkvloer niet. Dat kan toch niet de bedoeling zijn. Ik ben dus erg nieuwsgierig naar hoe de staatssecretaris deze cirkel gaat doorbreken. Hoe gaat hij voorkomen dat zijn verantwoordelijkheid voor de uitvoering wordt verschoven naar de gemeenten, waarmee de sores dus ook daar zouden worden neergelegd? Dat lijkt namelijk nu te gebeuren.

Verder wil ik de staatssecretaris het volgende vragen. Mevrouw Sterk zei al dat het goed is dat Roteb mensen naar regulier werk wil brengen. Dat is natuurlijk altijd goed, maar het hoeft toch niet gepaard te gaan met een bezuiniging? Als de staatssecretaris dat ook vindt, hoe gaat hij dan de gemeente Rotterdam helpen om deze mensen naar regulier werk te krijgen? Gaat hij bijvoorbeeld contact opnemen met het Rotterdamse bedrijfsleven, gaat hij denken aan quota voor bedrijven om ervoor te zorgen dat deze mensen aan het werk blijven, gaat hij de regeling zo aanpassen dat het bedrijfsleven daadwerkelijk wordt gestimuleerd om deze mensen aan te nemen? En wat heeft hij deze 212 mensen in de tussentijd te bieden?

De heer De Jong (PVV): Voorzitter. Wij spreken vandaag over de situatie bij het SW-bedrijf te Rotterdam. De PVV-fractie vindt dat dit debat vooral een debat van de lokale politiek zou moeten zijn, dus van de gemeente Rotterdam. Zoals wij al verschillende malen hebben aangegeven, heeft dit kabinet geen beleid dat erop is gericht om mensen uit de SW-bedrijven te zetten. De PVV zou dat ook nooit hebben toegestaan. Sterker nog, de huidige groepen WSW’ers worden ontzien. Ik raad iedereen dan ook aan om het gedoogakkoord erop na te slaan, waar dit gewoon in staat. Het is zaak dat de Rotterdamse gemeenteraad zich conformeert aan de afspraken in het gedoogakkoord. Ik wijs de staatssecretaris, als bewindspersoon voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, daarom op zijn verantwoordelijkheid om de Rotterdamse wethouder hierop aan te spreken. Ik verwacht een reactie van de staatssecretaris.

Wij zijn dus van mening dat dit debat vooral door de plaatselijke politiek in Rotterdam zou moeten worden gevoerd. Deze is nu aan zet. Nu dit debat hier, in het huis van de parlementaire democratie, toch is doorgegaan, willen wij graag een aantal zaken onderstrepen. In de afgelopen weken hebben de oppositiepartijen van alles en nog wat geroepen over de maatregelen die dit kabinet zou nemen. Daarbij is een heleboel onzin naar voren gekomen, bijvoorbeeld over de ombuigingen in de WSW. Laten wij nu even de feiten op een rijtje zetten. De sociale werkplaatsen blijven bestaan. De huidige groep WSW’ers zal niet worden herkeurd. Dit kabinet gaat geen WSW’ers ontslaan uit de sociale werkplaatsen. De PVV staat voor de WSW en de sociale werkplaatsen. Ik vraag de staatssecretaris dan ook of hij maatregelen kan nemen – en zo ja, welke – ten aanzien van Roteb en ten aanzien van de rol en taak van de Rotterdamse wethouder.

De PVV staat dus voor de WSW en vindt dan ook dat de WSW’ers met een indicatie voor beschut werk in Rotterdam de volledige aandacht moeten blijven krijgen. In het gedoogakkoord is immers opgenomen dat voor hen de SW-bedrijven beschikbaar blijven. De PVV wil dat de staatssecretaris erop toeziet dat de afspraken uit het gedoogakkoord ook in Rotterdam worden nageleefd. Ook hierop graag een reactie.

De heer Ulenbelt (SP): Dat klinkt mooi, maar hier zitten vandaag mensen die in juni hun werk kwijtraken. Voor een deel komt dit door de bezuinigingen van de staatssecretaris. Is de PVV-fractie bereid om haar woorden waar te maken en aan deze mensen te garanderen dat zij hun contract en baan behouden? Wil de PVV-fractie het bovendien mogelijk maken dat de staatssecretaris de gemeente Rotterdam gaat helpen om het geld te vinden, opdat deze mensen hun werk behouden?

De heer De Jong (PVV): Ik ben blij dat ik hier vandaag aanwezig kan zijn. Daardoor kan ik de mensen hier melden dat de SP hen bang heeft gemaakt, bij de totstandkoming van het gedoogakkoord, bij de behandeling van de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en in de afgelopen weken. Dat heeft me mateloos geïrriteerd en de heer Ulenbelt weet dat. De heer Ulenbelt heeft ervoor gezorgd dat ik-weet-niet-hoeveel WSW’ers in het land zich zorgen maken over hun baan. De heer Ulenbelt weet net zo goed als ik dat als in het gedoogakkoord staat dat de SW-bedrijven blijven bestaan voor mensen met een beschutte werkindicatie, ook de PVV-fractie de regering daaraan zal houden. Als iemand die in een sociale werkplaats werkt de kans krijgt om bij een reguliere werkgever aan de slag te gaan, dan is het de sociale werkplaats die daarover gaat. Dat weet de heer Ulenbelt donders goed. Dit kabinet heeft geen beleid dat ertoe geleid heeft of ertoe gaat leiden dat mensen uit de SW-bedrijven worden geknikkerd. Mensen die zich zorgen maken over hun baan, moeten zich in eerste instantie wenden tot de leiding van de sociale werkplaats. Dat raad ik ze aan. We moeten niet naar de staatssecretaris wijzen, want de staatssecretaris voert geen beleid dat erop is gericht om mensen uit de sociale werkplaatsen te knikkeren.

De heer Ulenbelt (SP): De heer De Jong van de PVV-fractie verwijt mij dat ik mensen bang maak. Deze mensen krijgen een brief waarin staat dat zij op 1 juni hun baan verliezen, mede als gevolg van de bezuinigingen bij Roteb. Ik maak die mensen niet bang. Hun angst is namelijk terecht. Nou vraag ik aan de heer De Jong van de zogenaamd sociale PVV of zijn partij de rijksbezuiniging op de sociale werkplaatsen ongedaan wil maken, zodat deze mensen hun baan kunnen behouden.

De heer De Jong (PVV): Echt asociaal is het dat de heer Ulenbelt deze regering of de PVV verantwoordelijk acht voor wat de leiding van de sociale werkplaats mededeelt aan haar werknemers. Het is namelijk niet waar dat het beleid van dit kabinet erop gericht is om mensen uit de sociale werkplaatsen te knikkeren. Dat zou de PVV nooit toestaan.

Mevrouw Hamer (PvdA): De heer De Jong kan zich boos maken en dat moet hij ook vooral doen. Het siert hem dat hij deze mensen wil helpen, maar laten we ook even naar de feiten kijken. Het Rijk, dat kabinetsbeleid uitvoert, legt de gemeente Rotterdam 6 mln. aan bezuinigingen op. Als gevolg daarvan worden deze mensen ontslagen. De heer De Jong zegt dat het kabinet geen verantwoordelijkheid heeft voor de ontslagen. Er zijn maar twee mogelijkheden: het Rijk betaalt 6 mln. aan de gemeente Rotterdam om de mensen aan het werk te houden of de heer De Jong erkent dat ten minste een deel van de verantwoordelijkheid bij het kabinet ligt. Volgens mij is het iets te gemakkelijk om te zeggen dat, omdat ergens op papier staat dat er geen mensen ontslagen worden, zij niet ontslagen worden als je niet tegelijkertijd boter bij de vis levert. Het is dus van tweeën een: of de PVV levert de benodigde middelen bij de regel in het gedoogakkoord over de sociale werkplaatsen of de heer De Jong erkent dat gemeenten hun beleid niet meer kunnen uitvoeren doordat zij geen geld meer hebben om de salarissen te betalen.

De heer De Jong (PVV): Ik zeg nogmaals dat dit kabinet, dat gedoogsteun krijgt van de PVV, geen beleid heeft dat erop gericht is om mensen uit de sociale werkplaatsen te halen. Ik heb dit nagevraagd bij Roteb. Van Roteb heb ik begrepen dat het van plan is om mensen van wie het tijdelijke contract niet wordt verlengd, te begeleiden naar werk bij een reguliere werkgever. Ik heb aan het begin van mijn betoog al gezegd dat dit debat door de gemeente Rotterdam zou moeten worden gevoerd. Daar zit de wethouder die erop moet toezien dat wat Roteb belooft ook gebeurt. Ik vraag de staatssecretaris daarom om de wethouder aan te spreken op wat er in het gedoogakkoord staat. Ik ben zo emotioneel omdat ik de afgelopen weken aan alle kanten heb geprobeerd om uit te leggen wat de PVV wil met de WSW, wat de PVV wil voor de SW’ers en waar de PVV voor staat. Ik heb dit gedaan toen het gedoogakkoord werd opgesteld, bij de begrotingsbehandeling en bij alle debatten die daarop volgden. Ik was absoluut niet akkoord gegaan met de afspraken in het gedoogakkoord als de regering had bepaald dat mensen die nu in SW-bedrijven werken eruit moesten. Dat gaat dus ook niet gebeuren. Wij hebben afspraken gemaakt en vastgelegd in het gedoog- en regeerakkoord. Met alles wat ik heb zal ik de regering nauwlettend blijven volgen in de aankomende weken, aankomende maanden en aankomende jaren.

Mevrouw Hamer (PvdA): De heer De Jong houdt een prachtig betoog. Ik wil ook best geloven dat het zijn oprechte overtuiging is dat deze mensen hun baan niet moeten kwijtraken, maar de heer De Jong is één ding vergeten in het gedoogakkoord, namelijk om te regelen dat er geld beschikbaar blijft om de salarissen te betalen en de SW-bedrijven in stand te houden. De woordvoerster van de Kamerfractie van een coalitiepartij zegt inmiddels ook dat zij begint in te zien dat als gevolg van deze bezuinigingen de SW-bedrijven gaan omvallen. Daar vraagt zij terecht aandacht voor. Ik geloof best dat de heer De Jong het akkoord met oprechte bedoelingen heeft getekend, maar hij is bekocht, want de staatssecretaris heeft helemaal het geld niet voor het behoud van al die banen. En tot nu toe hebben de werkgevers zich niet bij bosjes aangemeld om deze mensen in dienst te nemen. Ik heb net al gezegd dat we in een cirkel dreigen terecht te komen. De mensen vallen in een gat doordat zij straks geen werk meer hebben. Dat is uiteindelijk een gevolg van het kabinetsbeleid.

De heer De Jong (PVV): Ik zeg nogmaals dat wij afspraken hebben gemaakt. Een van deze afspraken is dat de SW-bedrijven blijven bestaan. Daar zal ik de staatssecretaris en deze regering aan houden. De SW-bedrijven moeten blijven bestaan.

Voorzitter: Hamer

De heer Azmani (VVD): Voorzitter. We voeren vandaag een debat dat thuishoort in de gemeenteraad van Rotterdam. Dit is een herhaling van het debat dat wij onlangs gevoerd hebben in de plenaire zaal, over de bezuiniging van een ander SW-bedrijf, Pantar in Amsterdam. Ook toen kwamen wij tot de conclusie dat de Kamer niet aan zet is. Niet het Rijk moet volgens de Wet sociale werkvoorziening financiële verantwoording afleggen voor het uitvoeren van de WSW, maar de individuele gemeenten. Ook is niet het Rijk verantwoordelijk voor de keuzes van SW-bedrijven, maar zijn de SW-bedrijven zelf daarvoor verantwoordelijk. Deze bedrijven leggen geen verantwoording af aan het Rijk of aan deze staatssecretaris, maar aan de verantwoordelijk wethouder van de gemeente, die weer verantwoording moet afleggen aan de gemeenteraad. De gemeenteraad van Rotterdam is het hoogste orgaan, niet de Tweede Kamer. Zo werkt het ook in de praktijk. In de actualiteitenraad van Rotterdam van 31 maart 2011 is PvdA-wethouder Schrijer ter verantwoording geroepen door de gemeenteraad. Daarin heeft de wethouder te kennen gegeven dat Roteb voornemens is om de tijdelijke contracten niet te verlengen en dat het college daarover nog een besluit zal nemen. Raadsbreed is toen gevraagd om een brief van de verantwoordelijk wethouder. Deze brief is toegezegd en op 20 april aanstaande staat in Rotterdam in de commissie voor Maatschappelijke Ondersteuning, Volksgezondheid en Participatie de situatie van Roteb op de agenda.

Ik begrijp niet wat we hier vanmiddag aan het doen zijn. Ik begrijp de behoefte van de leden van bepaalde partijen niet om collega’s in de gemeenteraden voor de voeten te lopen. Bij de mensen om wie het draait, worden valse verwachtingen gewekt. Deze mensen zitten nu in de zaal of luisteren thuis misschien mee. Het gaat om 212 mensen met een tijdelijk contract bij het Rotterdamse SW-bedrijf. De Tweede Kamer zal dit niet oplossen, omdat zij er de verantwoordelijkheid niet voor heeft.

Sinds de wijziging van de WSW in 2008 zijn de gemeenten individueel financieel verantwoordelijk voor de uitvoering van de WSW. De staatssecretaris gaat over het macrobudget, dat in totaal 2,4 mld. bedraagt. Jaarlijks gaat dit bedrag naar de SW-bedrijven. Het besluit om dit jaar 120 mln. te bezuinigen is door het vorige kabinet genomen. Deze bezuiniging raakt de SW-bedrijven inderdaad. We moeten wel een eerlijk verhaal vertellen. Ook ik heb mijn huiswerk gedaan en heb gekeken naar de desbetreffende raadsvergadering. De gemeente Rotterdam heeft gevraagd om een onderzoek naar de financiële situatie in Rotterdam. In het eindrapport «Van bak naar baan» is te lezen dat veel zaken op orde moeten worden gesteld. Uitvoerders hebben onderling zeer verschillende werkwijzen. Er zijn relatief veel overheadkosten, specifiek bij het SW-bedrijf in Rotterdam. Ook laat de samenwerking tussen de uitvoerders te wensen over. Er is geen incentive om mensen te begeleiden naar een reguliere baan. Ook is er gebrek aan financiële sturing. Regie wordt wel gevoerd, maar financiële sturing is er niet. Noch RWI, noch de Bestuursdienst Rotterdam, noch het hoofd van de afdeling Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft de financiële sturing ingevuld. Waarop sturen we dus financieel in het bedrijf? Het is niet aan mij om daarover een oordeel te vellen, maar aan mijn collega’s in de raad en aan de lokale collega’s van de woordvoerders van alle andere partijen die hier vandaag zitten. De wethouder is verantwoordelijk. Ik heb vandaag dus ook geen vragen aan de staatssecretaris. Ik wil geen valse verwachtingen wekken. Daarom laat ik het hierbij.

Voorzitter: Azmani

Staatssecretaris De Krom: Voorzitter. Ik dank de Kamerleden voor hun inbreng in eerste termijn. Zoals een aantal Kamerleden al heeft opgemerkt, wordt dit overleg onvermijdelijk een herhaling van zetten. Ik wil om te beginnen de verantwoordelijkheidsverdeling eens heel scherp neerzetten. Waar is het Rijk verantwoordelijk voor en waar is de gemeente verantwoordelijk voor? Het Rijk is verantwoordelijk voor het vaststellen van de taakstelling van het aantal WSW-plekken in een gemeente. Ook is het Rijk ervoor verantwoordelijk om daarbij het benodigde budget te leveren. De Kamerleden kennen de systematiek, doordat ik deze al uitvoerig met ze heb besproken. Als een gemeente onvoldoende plekken realiseert, ondanks het feit dat het geld ervoor wordt geleverd, dan is het mijn verantwoordelijkheid om dit geld terug te vorderen. Als wij een taakstelling opleggen aan een gemeente en het geld erbij leveren, moeten die plekken daadwerkelijk worden gerealiseerd. Wij zullen er dus heel scherp op toezien dat dit in de gemeente Rotterdam gebeurt.

Wat is nu de verantwoordelijkheid van de gemeente Rotterdam ter zake? Deze is heel simpel: de gemeente Rotterdam is verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering. Het is zeker zo – een aantal leden heeft dit ook opgemerkt – dat er een bezuiniging is ingeboekt van 120 mln. De Kamer weet dit en we hebben hier eerder over gesproken. Ik heb in ieder geval bij twee eerdere gelegenheden, bij de begrotingsbehandeling vorig jaar en tijdens het recente spoeddebat in de Kamer inzake Pantar, aangegeven, beargumenteerd en gemotiveerd waarom het helemaal niet onredelijk is om te verwachten dat deze 120 mln. kan worden gerealiseerd. Er zijn mogelijkheden genoeg om dit te doen. Vorig jaar bedroeg de subsidie per werkplek € 27 000. Ten gevolge van de bezuiniging van 120 mln. wordt dat dit jaar naar € 25 000 subsidie per werkplek teruggebracht. Dit betekent de facto een efficiencykorting van 5%. Als je het over een langere termijn bekijkt, betekent dit een efficiencykorting van circa 3% per jaar.

Er zijn, voor zover mijn kennis strekt althans, ook in Rotterdam voldoende mogelijkheden om dit te kunnen opvangen. Het is aan de gemeente zelf om te bepalen op welke wijze zij dit doet. Zoals mevrouw Hamer de vorige keer ook al zei, is het natuurlijk niet zo dat de gemeenten niets van die 120 mln. merken. Natuurlijk merken zij dat. Ik heb echter aangegeven waarom ik denk dat het kan. Ik heb eerder al aangegeven dat het van de gemeenten en de keuzes die zij maken afhangt welke instrumenten en middelen worden ingezet om de efficiencykortingen te realiseren. Het debat waarin de gemeente is beland, hoort naar mijn mening ook daar, in de gemeente, thuis. Ik heb in de media gezien dat een aantal fracties in de gemeenteraad van Rotterdam al stevig bezig is met deze zaak. Ik ga niet over de keuzes die daar worden gemaakt. Daar gaat echt de gemeenteraad over. Ik ga over het realiseren van de taakstelling, waar het kabinet de gemeenten geld voor geeft. Het kabinet zal ten aanzien van Rotterdam, maar ook ten aanzien van alle andere gemeenten heel scherp erop toezien dat die taakstelling ook wordt gerealiseerd. Zo niet, dan gaat het kabinet het geld terugvorderen. Dat is mijn specifieke verantwoordelijkheid. De heer De Jong zal het kabinet scherp houden aan de afspraken die gemaakt zijn in het gedoogakkoord. Daar heeft hij volstrekt gelijk in. Dat zou ik ook doen als ik hem was.

Komt het nou allemaal door de bezuinigingen van het Rijk? Dit is de volgende vraag. Een aantal leden nuanceert dit gelukkig. Volgens mij is dit namelijk niet zo. Het tekort op de WSW in Rotterdam beliep in 2010 al circa 7,3 mln. Dit bedrag was dus geen gevolg van het rijksbeleid. Dit was echt het gevolg van keuzes die in Rotterdam zelf worden gemaakt. Vorig jaar was er immers nog geen sprake van enige bezuiniging en toen was er ook al een tekort. Dat wil dus zeggen dat als je daar iets aan wilt veranderen, je ook iets in de bedrijfsvoering zult moeten doen. Het is aan de gemeente zelf om die keuzes te bepalen. Ik zou het onjuist vinden als ik de gemeenteraad en de wethouder van Rotterdam die hierover discussiëren, in mijn positie voor de voeten zou gaan lopen.

Laat ik één voorbeeld geven. Ik heb stellig de indruk dat Rotterdam veel meer zijn best zou kunnen doen om het aantal detacheringen omhoog te krijgen, want dit loopt achter bij de rest van Nederland. Deze opties heeft Rotterdam; dit is uitdrukkelijk op lokaal niveau neergelegd.

De heer Ulenbelt vraagt of ik in overleg ga met de gemeenten. Ja, ik ben in overleg met de VNG. De heer Ulenbelt weet dit. Dit overleg is nog niet afgerond. Ik ben in het kader van het bredere bestuursakkoord in overleg met de VNG en als onderdeel hiervan heb ik overleg met haar over de regeling Werken naar vermogen. De WSW speelt ook een rol in dit overleg. Dit weet de heer Ulenbelt.

De heer Ulenbelt (SP): Ik weet dat de staatssecretaris in overleg is met de VNG, maar mijn vraag was of de staatssecretaris in overleg wil gaan met de gemeente Rotterdam. De gemeente wijst voor een deel naar het Rijk. De staatssecretaris verwijst naar de gemeenteraad. Op de publieke tribune zitten de vertegenwoordigers van 212 mensen die hoe dan ook de dupe worden. Iedereen wil graag dat die mensen werk hebben en werk houden, maar op een of andere manier hebben zij nu de aanzegging dat hun contract per 1 juni afloopt. Wil de staatssecretaris met Rotterdam overleggen om hiervoor een oplossing te vinden? De staatssecretaris en de VVD-fractie zeggen dat Rotterdam een aantal zaken fout doet. Wil de staatssecretaris dat dan helpen oplossen in Rotterdam, zodat deze mensen daar niet de dupe van worden?

Staatssecretaris De Krom: Als ik dat zou doen, zou dit betekenen dat ik dit straks voor 418 gemeenten moet doen.

De heer Ulenbelt (SP): Wordt het zo erg dan?

Staatssecretaris De Krom: Zo erg wordt het natuurlijk niet. Tenminste, daar heb ik geen aanwijzingen voor. Ik probeer te zeggen dat als de heer Ulenbelt mij in dit specifieke geval vraagt om dit te doen, er volgende week weer een andere gemeente is. De heer Ulenbelt had mij deze vraag ook over Pantar in Amsterdam kunnen stellen. Toen heb ik ook gezegd dat dit een zaak was waarvoor de verantwoordelijkheid bij de gemeente ligt. Dat is geen afschuiven van verantwoordelijkheid, mijnheer Ulenbelt, maar we hebben dit zo geregeld in ons model.

Mevrouw Hamer zegt dat ik de verantwoordelijkheid afschuif op de gemeenten. Dat ben ik niet met haar eens. Als mevrouw Hamer dat zegt, moet ze het hele verantwoordelijkheidsmodel veranderen. Zij vraagt mij dan net als de heer Ulenbelt om de bedrijfsvoering, de begeleiding en het zoeken naar werk vanuit het Rijk te gaan regelen. Zo zitten ons systeem en ons model eenvoudigweg niet in elkaar. Ik schuif geen verantwoordelijkheid af, maar neem volle verantwoordelijkheid voor wat er in het gedoog- en regeerakkoord over de WSW is afgesproken. De heer De Jong gaf dit ook aan. Ik sta achter de bezuiniging van 120 mln. vanwege alle redenen die ik ook in eerdere debatten heb genoemd en die mij de overtuiging geven dat dit een verantwoorde keuze is. Ik heb de Kamer ook aangegeven dat er wat mij betreft geen enkele reden is voor het omvallen van bedrijven of wat dan ook, zolang het kabinet die taakstelling heeft en het budget erbij levert. Die efficiencyslag kan gewoon worden gemaakt. Dat is de situatie.

De voorzitter: Omwille van de tijd wil ik het aantal vragen beperken tot maximaal drie.

De heer Ulenbelt (SP): Als in Oss Organon failliet gaat, sturen we de minister-president en de minister van Buitenlandse Zaken naar Amerika om dit probleem op te lossen.

Mevrouw Hamer (PvdA): Dat vind ik makkelijk.

De heer Ulenbelt (SP): Dat gaat niet makkelijk. Toen NedCar failliet dreigde te gaan, is premier Balkenende zelfs naar Tokyo geweest om het op te lossen. Het enige wat ik vraag aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is niet om naar Tokyo of de Verenigde Staten te gaan, maar naar Rotterdam om een oplossing te zoeken.

Staatssecretaris De Krom: Dan had de heer Ulenbelt mij ook moeten vragen naar Amsterdam te gaan, waar de zaak over Pantar speelde. Mijn toegevoegde waarde is volgens mij in dit geval helemaal niet zo groot. Rotterdam kan zelf namelijk veel beter dan ik beoordelen welke maatregelen nodig zijn om ervoor te zorgen dat mensen die nu een brief hebben ontvangen, weer aan het werk kunnen. Afgezien van mijn opvatting dat mijn toegevoegde waarde daar helemaal niet groot is, vind ik echt dat de verantwoordelijkheid moet blijven liggen waar zij ligt, namelijk bij de wethouder in Rotterdam, die gecontroleerd wordt door de gemeenteraad in Rotterdam. Zo hebben we het geregeld.

Mevrouw Hamer (PvdA): Ik wil graag reageren op wat de staatssecretaris zegt, want hij legt mij woorden in de mond. Ik zou overigens tegen de heer Ulenbelt willen zeggen dat hij even vergeten is hoeveel moeite het ons kostte om mensen in het geval van Organon in Oss naar elders te krijgen.

De heer Ulenbelt (SP): Rotterdam is om de hoek.

Mevrouw Hamer (PvdA): Dat is waar, maar ik heb de heer Ulenbelt ook wel eens horen piepen over hoeveel moeite dit kostte. Het is uiteindelijk gebeurd.

Ik ga terug naar deze zaak. We hebben in het debat over Amsterdam ook al gezegd dat de staatssecretaris daar een verantwoordelijkheid had en daarheen moest gaan. Ook de wethouder in Amsterdam heeft gezegd dat de bezuinigingen mede een gevolg waren van de bezuinigingen van het Rijk. Dat is nu weer het geval. Ik snap ook wel dat als de staatssecretaris een lege portemonnee heeft, hij niet naar Amsterdam hoeft af te reizen. Het gaat hier echter niet om de verantwoordelijkheidsverdeling. Het gaat erom dat de staatssecretaris zegt dat de bezuiniging verantwoord is, terwijl we zien dat mensen mede als gevolg van die bezuiniging op straat staan. Dat geeft de staatssecretaris een verantwoordelijkheid. Hij zegt dat in het gedoogakkoord staat dat niemand zijn baan mag verliezen, maar vervolgens komt deze bezuiniging waarvan we nu nog maar het eerste stapje zien en niet wat er nog gaat komen. Ik denk dat de staatssecretaris straks inderdaad alle gemeenten af moet gaan.

De voorzitter: Wat is concreet uw vraag, mevrouw Hamer?

Mevrouw Hamer (PvdA): Mijn vraag is hoe de staatssecretaris met de bewijslast die nu al uit twee grote steden komt dat deze bezuinigingen wel degelijk effect hebben, met het grootste gemak wil blijven zeggen dat die efficiencykorting terecht is. We zien immers dat ze het niet redden. Mevrouw Sterk zegt terecht dat er heel veel WSW-bedrijven gaan omvallen, als we niet oppassen. Hoe gaat de staatssecretaris dat voorkomen?

Mevrouw Sterk (CDA): Dat zei ik niet helemaal.

Staatssecretaris De Krom: Ik heb niet de indruk dat er WSW-bedrijven omvallen. In Amsterdam is dit niet het geval en in Rotterdam is dit voor alle duidelijkheid ook niet het geval. De heer De Jong zei dat terecht. Ik blijf hetzelfde zeggen en mevrouw Hamer eigenlijk ook. Er is een taakstelling en het kabinet levert hier een budget bij. Ik heb uitvoerig en omstandig gemotiveerd waarom dit een verantwoorde taakstelling is en waarom die efficiencykorting volgens mij kan worden bereikt. Er zijn talloze mogelijkheden op gemeentelijk niveau om daar invulling aan te geven. De ene gemeente doet dit anders dan de andere. Voor alle duidelijkheid, er zijn ook SW-bedrijven zonder exploitatietekorten, mevrouw Hamer. Met andere woorden: ik loop helemaal niet weg voor de bezuiniging van 120 mln. Zoals ik uitvoerig heb gemotiveerd, is dit een verantwoorde bezuiniging en zijn er in heel veel gemeenten mogelijkheden om dit op een verantwoorde manier op te vangen. Het is aan de gemeenten om te kiezen welke maatregelen zij nemen. Nogmaals, er wordt inderdaad door het Rijk bezuinigd, maar dit heeft niet tot gevolg dat er WSW-bedrijven omvallen. Overigens zijn deze mensen met een dienstverband of een contract in dienst bij de gemeente en niet bij het WSW-bedrijf.

Mevrouw Hamer (PvdA): Ze zijn in ieder geval niet bij de staatssecretaris in dienst. De garantie dat de staatssecretaris mensen aan het werk kan houden is sowieso al dun. Het gaat er hier echter om dat we de twee grootste gemeenten, Amsterdam en Rotterdam, nu al in de problemen zien, terwijl dit de eerste efficiencytaakstelling is. We weten dat er als gevolg van het regeer- en gedoogakkoord nog veel zwaardere bezuinigingen komen. We weten ook hoe moeilijk dit is. Daarom heeft de staatssecretaris nog geen bestuursakkoord met de VNG.

De voorzitter: Hebt u een concrete vraag?

Mevrouw Hamer (PvdA): Ik wil van de staatssecretaris de bewijslast krijgen – laat hij ons het maar zwart-op-wit geven – dat er nu niemand de deur uitgaat als gevolg van deze efficiencyslag van 120 mln. De staatssecretaris kan wel zeggen dat het niet zo is, maar laat hij het dan maar hardmaken met een handtekening van de beide wethouders eronder. Ik wil de zaak in Amsterdam dan namelijk ook wel ...

De voorzitter: Mevrouw Hamer, u hebt uw vraag gesteld.

Staatssecretaris De Krom: Rotterdam had al een financieel probleem met Roteb. De stad had al een probleem met het exploitatietekort van 7,3 mln. Dit was al zo voordat er überhaupt enige bezuiniging werd ingevoerd. Ik ga mevrouw Hamer geen brief sturen, want alle afspraken staan in het gedoog- en regeerakkoord. Die zijn volstrekt helder. Ik zeg dat nog een keer in navolging van de heer De Jong. Daar hebben we het al drie keer over gehad.

De voorzitter: Dit is uw laatste vraag, mevrouw Hamer.

Mevrouw Hamer (PvdA): Dat is goed, voorzitter. Ik constateer dat de mensen niets hebben aan wat de staatssecretaris zegt. Hij is niet bereid naar de gemeente te gaan. Hij is niet bereid de leden uit te leggen hoe het zit. De mensen zijn hun baan kwijt. Ze zien de staatssecretaris zijn handen in de lucht steken en ze horen hem zeggen dat hij er niet over gaat.

De voorzitter: Houdt u het kort graag. Wat is uw vraag?

Mevrouw Hamer (PvdA): Interrupties mogen worden ingeleid, voorzitter. Ik moet constateren, en ik wil daar graag een bevestiging van, dat de staatssecretaris niets kan doen voor deze mensen.

Staatssecretaris De Krom: Ik maak echt bezwaar tegen wat mevrouw Hamer doet. Ze haalt alle verantwoordelijkheden door elkaar. Nu moeten we het echt scherp stellen. Ik heb heel duidelijk gemaakt waar de verantwoordelijkheid van het Rijk ligt. Ik heb gezegd dat, op het moment dat de regering een taakstelling heeft en daar een budget bij levert, ik de gemeente daaraan ga houden. Zo hebben we dit in het verleden gedaan en zo zullen we het straks ook doen.

Als er op gemeentelijk niveau keuzes worden gemaakt die raken aan de bedrijfsvoering, dan zijn dit keuzes die daar thuishoren. Mevrouw Hamer probeert hier een hutspot van te maken en alle verantwoordelijkheid over de gemeentelijke bedrijfsvoering neer te leggen bij het Rijk. Als zij dat doet, moet zij het hele verantwoordelijkheidsmodel op zijn kop gooien en veranderen. Ik zou dat niet doen, moet ik de Kamer eerlijk zeggen, omdat ik denk dat gemeenten, veel beter dan wij op rijksniveau, inzicht hebben in de bedrijfsvoering en in de vraag welke keuzes moeten worden gemaakt. Ik heb daar niets meer aan toe te voegen, ook niet meer dan ik in de vorige debatten hier al over heb gezegd. We hebben hier uitvoerig over van gedachten gewisseld. Het kabinet heeft de taakstelling met het bijbehorende budget en het zal er scherp op toezien dat gemeenten die taakstelling uitvoeren.

De voorzitter: Zou u uw termijn willen vervolgen?

Staatssecretaris De Krom: Volgens mij ben ik ongeveer klaar. Hier gingen de betogen van de Kamerleden ook over. Ik schuif geen verantwoordelijkheden af, maar ik houd ze zuiver. Ik heb gezegd wat de rol van het Rijk is, wat mijn taak en verantwoordelijkheid is en waar die liggen in Rotterdam. Daarmee heb ik volgens mij de meeste vragen beantwoord.

De voorzitter: Dan zijn we toe aan de tweede termijn. Er is per spreker maximaal twee minuten spreektijd.

De heer Ulenbelt (SP): Voorzitter. Het vervelende is dat de staatssecretaris zegt dat het de verantwoordelijkheid van de gemeente is, dat de gemeente voor een deel naar het Rijk verwijst, maar dat 212 mensen tussen wal en schip vallen. Nee, het is eigenlijk veel erger: ze verliezen hun werk. Het kabinet heeft steeds gezegd dat het de mensen met een beperking aan het werk wil hebben. Nu hebben deze mensen werk, maar ze gaan het verliezen. De staatssecretaris zei dat als hij naar Rotterdam moet, hij straks misschien naar 418 gemeenten moet. Ja, zo erg wordt het namelijk.

De SP-fractie wordt verweten dat zij gemeentelijke problemen aan de orde stelt. Ik doe dit bewust. Als eerste probleem was er Pantar en nu ligt dit probleem er. Er gaan nog veel meer problemen volgen. Daarom zou het de staatssecretaris sieren als hij wel het initiatief neemt om te bekijken wat ze in Rotterdam fout doen. Hij zegt dat dit de taak van de gemeenteraad is. Dat is het ook en deze gaat er ook mee bezig, maar laat het dan een gemeenschappelijke inspanning zijn van de staatssecretaris en de wethouder, en van de Tweede Kamer en de gemeenteraad om 212 mensen die willen werken aan het werk te houden. Ik heb eerder gezegd dat we bij private bedrijven ook allerlei oplossingen bedenken en ook iedereen op pad sturen. Doe het maximale om deze mensen aan het werk te houden. Anders zijn het beleid van het kabinet en de woorden van de PVV-fractie dat mensen in de werkplaatsen er niet uit vliegen absoluut Haags geleuter. De staatssecretaris kan nu daden stellen en aantonen dat het hem serieus is met de gehandicapte medemens door daar eens poolshoogte te gaan nemen en het op te lossen. De staatssecretaris zit er geharnast in. Ik kondig alvast maar een vervolg aan in de plenaire zaal.

Mevrouw Sterk (CDA): Voorzitter. Beter dan mijn VVD-collega net deed, kan ik niet betogen dat het op dit moment inderdaad vooral een zaak is van de gemeenteraad in Rotterdam en dat er meer aan de hand is dan sec constateren dat dit het gevolg is van bezuinigingen in Den Haag. Verder stel ik vast dat de staatssecretaris net heeft betoogd dat dit te doen is met de bezuinigingen die er nu zijn. Dit interpreteer ik als een antwoord op mijn vraag, namelijk dat er als gevolg van deze bezuinigingen van het Rijk geen SW-bedrijven om hoeven te vallen.

Mevrouw Hamer (PvdA): Voorzitter. Op de vraag wat de staatssecretaris kan doen voor de mensen die nu hun baan kwijtraken, geeft hij geen antwoord. Dat zal ik dan maar doen. Volgens mij gaat hij namelijk niets doen voor deze mensen. Hij gaat niet voor extra geld zorgen. Hij gaat zich niet inspannen ten aanzien van de gemeenteraad in Rotterdam. En hij gaat zich er ook niet voor inspannen dat het Rotterdamse bedrijfsleven mensen aan regulier werk gaat helpen. Kortom, deze mensen staan gewoon in de kou. Er volgt een verhaal over verantwoordelijkheden en het veranderen van het systeem, maar volgens mij hoeft het systeem helemaal niet te veranderen. Volgens mij zijn wij het erover eens dat de uitvoering dicht bij de gemeente hoort te liggen. Daar hebben we helemaal geen verschil van mening over. Ik betoog alleen dat je eerlijk moet zijn als je verantwoordelijkheid geeft aan de gemeenten. Of je geeft ze de mogelijkheden en het geld daarvoor, of je bent eerlijk en je zegt dat je het geld er niet voor overhebt. De staatssecretaris zegt dat Roteb al in de problemen zat, maar hij maakt het met 6 mln. bezuinigingen nog wel even erger. Het zou eerlijk zijn als de staatssecretaris toegaf dat hij geen geld heeft en dat dit ten koste gaat van het werk van mensen. Hij vertelt echter een sprookje en zegt dat het zonder geld ook moet kunnen. Iedereen weet dat een salaris gewoon geld betekent. Het merendeel van de kosten van SW-bedrijven zit in salarissen. Dat betekent dus dat de mensen straks geen werk hebben en in de kou staan. Dat vind ik triest.

Mevrouw Sterk (CDA): Ik wil toch opmerken dat het fair is om voor het publiek het beeld te schetsen dat meer partijen zouden hebben bezuinigd als zij in het kabinet zouden hebben gezeten. Ook de PvdA wilde 700 mln. op deze sector bezuinigen.

Mevrouw Hamer (PvdA): Wij hadden inderdaad een bezuiniging ingeboekt. Die zat in de invoering van een partnertoets voor mensen vanaf 27 jaar. Dat is iets heel anders dan wat nu gebeurt. Nu wordt er namelijk geen geld aan de WSW-bedrijven gegeven en dat is een bezuiniging van een heel ander type. Het CDA had deze bezuiniging overigens ook in zijn programma opgenomen.

De heer De Jong (PVV): Voorzitter. Ik kan er niets anders van maken dan dat de SP-fractie er alles aan doet om een vals beeld te schetsen van het beleid van dit kabinet. Het is al zo vaak gezegd dat het niet dit kabinet is, maar de leiding in de sociale werkplaatsen die verantwoordelijk is voor wat er met deze mensen hier in de zaal gebeurt. Hun tijdelijke contracten worden niet verlengd. Ik wil de heer Ulenbelt erop wijzen dat Roteb heeft aangegeven – en daar zou het publiek Roteb aan moeten houden – alles in het werk te stellen om de mensen te begeleiden naar regulier werk. Ik wil de heer Ulenbelt vragen het gedoogakkoord een keer goed te lezen en een keer te luisteren naar wat ik al wekenlang zeg. De PVV heeft ervoor gezorgd dat de sociale werkplaatsen blijven bestaan en dat de huidige WSW’ers niet worden herkeurd. De mensen in de sociale werkplaatsen worden niet op basis van het kabinetsbeleid uit de sociale werkplaatsen gezet. Door dit kabinetsbeleid worden geen mensen ontslagen. Het zijn de sociale werkplaatsen zelf die zich uitspreken over hun medewerkers. Ik heb al zo vaak aangegeven dat ik en de PVV-fractie dit kabinet nauwlettend zullen blijven volgen inzake de uitvoering van het gedoogakkoord.

Ik wil me ook even tot de mensen in de zaal richten. Ik ben ontzettend blij dat ik nu eindelijk de mogelijkheid heb om ook tegen u iets te zeggen. U moet zich echt beraden op de woorden van de SP-fractie.

De voorzitter: Helaas mijnheer De Jong, we voeren het debat via de voorzitter.

De heer De Jong (PVV): Dan doe ik het via de voorzitter en hoop ik dat de mensen mij goed horen. Ik zal mijn vraag aan de staatssecretaris stellen, want ik wil in ieder geval het volgende kwijt. Vindt de staatssecretaris ook dat het beeld dat de SP-fractie naar voren brengt vol met onwaarheden zit en meer kwaad dan goed doet voor de mensen die in de sociale werkplaatsen werken?

De heer Ulenbelt (SP): Als de SP-fractie wordt verweten een vals beeld te schetsen, heeft dat natuurlijk een antwoord nodig. De heer De Jong heeft het steeds over het gedoogakkoord. Hij zit in de Haagse werkelijkheid zonder naar Rotterdam te kijken en oog te hebben voor wat er met mensen gebeurt. Ik heb met de directeur daar gesproken. Dat is een goudeerlijke man die met tranen in de ogen zegt: ik kan niet anders dan van deze mensen de contracten opzeggen. Hij zou niets liever willen dan deze mensen wel een plek geven. Voor een deel leiden de bezuinigingen van de regering tot werkloosheid. Dat is het echte beeld. De heer De Jong zit met zijn neus in het gedoogakkoord – dat ik overigens prima ken – maar de werkelijkheid zit in de zaal.

De heer De Jong (PVV): De werkelijkheid is dat de SP-fractie deze mensen een vals beeld voorhoudt. De PVV heeft afspraken gemaakt met deze regering. Ik hoop dat de gemeenteraad van Rotterdam zich over Roteb zal uitspreken, maar daar gaat de gemeenteraad zelf over. De directie van Roteb moet zelf bekijken hoe zij leiding geeft aan de sociale werkplaats. Daarin ligt namelijk de reden dat zij er niet goed voorstaat, niet in het kabinetsbeleid.

De heer Ulenbelt (SP): Neemt de heer De Jong dus de woorden terug dat de SP een vals beeld schetst?

De heer De Jong (PVV): Ik neem niets terug.

Mevrouw Hamer (PvdA): Ik wil de heer De Jong wel eens vragen wat hij denkt dat de mensen in de zaal nu denken. Als ik in de zaal zou zitten, zou ik me verbazen over hoe hier partijpolitiek gevoerd wordt en politici elkaar vals beschuldigen, terwijl ik mijn baan kwijtraak. Is de heer De Jong zich ervan bewust dat hij dat doet?

De heer De Jong (PVV): Ik ben me absoluut bewust van het feit dat ik ervan uitga – want dat zou ik zelf ook hebben – dat over de ruggen van mensen die nu in de sociale werkplaats werken, partijpolitiek wordt bedreven. Daar neem ik geen verantwoordelijkheid voor.

Mevrouw Hamer (PvdA): U doet het zelf ook.

De heer De Jong (PVV): Dat ben ik niet aan het doen. Ik heb aangegeven dat de totale oppositie een vals beeld schetst en niet de PVV-fractie.

Voorzitter: Hamer

De heer Azmani (VVD): Voorzitter. De verantwoordelijkheid voor de te maken beleidskeuzes ligt in Rotterdam. Het is goed te horen dat de taakstelling en het macrobudget invloed hebben op het realiseren van de taakstelling. Volgens mij wordt dat in Rotterdam ook gedaan. Er worden daar extra dingen gedaan die financieel niet goed worden gecontroleerd. Het is dus aan Rotterdam en aan de raad daar om de verantwoordelijke wethouder ter verantwoording te roepen.

Voorzitter: Azmani

Staatssecretaris De Krom: Voorzitter. Ik dank de leden voor hun inbreng in tweede termijn. Mevrouw Hamer zegt dat ik het zonder geld doe, maar ook dit jaar gaat er 2,3 mld. naar de sociale werkvoorziening. Dat is ongelooflijk veel geld, zeker in internationaal perspectief. Dat weet mevrouw Hamer ook en zij beschikt over die cijfers uit de Europese benchmark. Die korting van 120 mln. is een korting van 5%. Ik heb ook in eerdere debatten aangegeven waarom er ruimte moet zijn om die efficiencykorting op te vangen. Het is aan gemeenten om daarin keuzes te maken. Overigens gaat het in Rotterdam dit jaar niet om een korting van 6 mln., maar van 4 mln.

Wat mij betreft is het heel simpel. Die taakstelling komt van ons en het budget ook. Gemeenten hebben er niets aan om die taakstelling niet in te vullen. Als zij dat niet doen, halen wij namelijk het geld terug.

De heer Ulenbelt (SP): De staatssecretaris probeert op het eind van 6 mln. 4 mln. te maken, maar Rotterdam heeft de wachtlijsten weggewerkt. Dat is overrealisatie en dat levert dus een bezuiniging op van 2 mln. Ze zijn dus zo stoer om de wachtlijsten weg te werken, maar dat resulteert in een bezuiniging van 6 mln.

Staatssecretaris De Krom: Als gevolg van de 120 mln. is 4 mln. de taakstelling voor Rotterdam. Dat is de efficiencykorting. We hebben het net gehad over allerlei keuzes en mogelijkheden die de gemeente Rotterdam heeft om aan die taakstelling invulling te geven. Dat is echt een discussie die in de gemeenteraad van Rotterdam met de betreffende wethouder gevoerd moet worden. Ik zou het zeer onjuist vinden als ik de wethouder en de gemeenteraad voor de voeten ga lopen. Ik doe dat dus ook niet.

De voorzitter: Ik wil de staatssecretaris en zijn ambtenaren danken voor hun aanwezigheid. Hetzelfde geldt voor de collega-Kamerleden. In het bijzonder wil ik de belangstellenden op de publieke tribune bedanken voor hun aanwezigheid. Ik denk dat het heel erg van belang is dat democratie en politiek leven en dat jullie hier aanwezig zijn. Natuurlijk hebben jullie een bijzondere belangstelling voor dit onderwerp. Mijn rol als voorzitter is meestal een strenge rol. Dat is omdat ik de huisregels toe moet passen. Daarom heb ik een beetje vermanend gesproken over de spandoeken, maar ik begrijp de emoties die jullie hebben. Ik wens jullie namens de Kamer veel sterkte en een goede thuisreis toe.

Ik sluit dit overleg.