Kamerstuk 29628-596

Verslag van een algemeen overleg

Politie


Nr. 596 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 8 december 2015

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie heeft op 14 oktober 2015 overleg gevoerd met Minister van der Steur van Veiligheid en Justitie over:

  • de Politie.

(De volledige agenda is opgenomen aan het einde van het verslag.)

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie, Ypma

De griffier van de vaste commissie, Nava

Voorzitter: Berndsen-Jansen

Griffier: Verstraten

Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Berndsen-Jansen, Helder, Kooiman, Marcouch, Oskam, Segers en Tellegen,

en Minister van der Steur van Veiligheid en Justitie, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

Aanvang 10.01 uur.

De voorzitter: Goedemorgen. Het algemeen overleg is met een uur uitgebreid. Dat betekent dat de leden zeven minuten spreektijd en twee interrupties krijgen. Uiteraard hoeven we de tijd niet vol te maken. Ik heet de leden, de Minister, zijn staf en de mensen op de publieke tribune van harte welkom.

Mevrouw Helder (PVV): Voorzitter. Er staan veel onderwerpen op de agenda. Door de actualiteit is een aantal daarvan alweer ingehaald en zijn er ook weer wat aan toegevoegd. Ondanks de zeven minuten spreektijd kan ik maar een paar onderwerpen behandelen.

Ik begin bij de brief van de Minister over de aanpak van internetoplichting. Het Landelijk Meldpunt Internetoplichting (LMIO) heeft 77 onderzoeken aangeleverd. Dat is meer dan de doelstelling van 25. We zijn daar blij mee, maar hebben een puntje van kritiek. De eenheden zijn niet in staat geweest al die extra onderzoeken op te pakken. Hoeveel zijn er niet opgepakt? Het LMIO geeft zelf aan dat de politie-eenheden in onvoldoende mate hun aanpak afstemmen op de toelevering van voorbereidende onderzoeken door het LMIO met als gevolg dat het werk vaak geen vervolg krijgt. Ik krijg graag een reactie van de Minister.

In de brief staat ook dat er onderzoek wordt gedaan naar de mogelijkheden voor de versterking van de samenwerking tussen diverse fraudemeldpunten op het gebied van horizontale fraude. Wat is de stand van zaken van dit onderzoek? Bestrijding van fraude is immers een van de topprioriteiten.

Ik kom op de brief over de inzet van twee ICT-consultants bij de politie. Om het geheugen even op te frissen, want dit ligt alweer wat in het verleden: het ministerie heeft een ingehuurde consultant gedurende twee jaar een salaris van 1,3 miljoen euro betaald om grote automatiseringsproblemen op te lossen. Dat is ongeveer drie keer de balkenendenorm. Er is dus nogal veel belastinggeld doorheen gegaan. De consultant viel strikt genomen niet onder de Wet normering topinkomens (WNT), maar uit de brief blijkt dat de Minister zelf wel aanvoelt dat de gang van zaken niet in lijn is met de geest van die wet. Dat er in urgente gevallen snel gehandeld moet worden is begrijpelijk, maar van een Minister mag je verwachten dat hij blijft nadenken en niet met belastinggeld strooit. Hoe gaat hij ervoor zorgen dat het ministerie zorgvuldiger met belastinggeld omspringt?

Ik kom op de brief over de beschikbare politiecapaciteit in Maastricht. De Minister geeft aan nadrukkelijk rekening te houden met de verdeling, maar de gemeenteraad spreekt dit tegen. De Minister ziet geen aanleiding voor een aanpassing. Waarom is de gemeente een andere mening toegedaan? Die zegt dat niet zomaar. Is de Minister al teruggekeerd naar Limburg om verder te praten en de stand van zaken ter plaatse te bekijken? In het debat over de herijking van de Nationale Politie gaf de Minister aan dat hij op dit punt maatregelen heeft genomen omdat de capaciteit onder de afgesproken grens dreigde te zakken. Ik hoor graag de stand van zaken.

Ik kom op de brief over het aantal klachten over discriminatie door de politie en de afhandeling hiervan, het aantal interne klachten over discriminatie binnen het korps en de afhandeling daarvan en op het diversiteitsbeleid van de politie. Met de eerste twee punten gaat het goed, dus omwille van de tijd laat ik die achterwege. Over het diversiteitsbeleid blijft mijn fractie van mening dat de geschiktste man of vrouw moet worden aangenomen en dat niet op diversiteit moet worden geselecteerd. Mijn fractie ziet niets in een wervingscampagne die erop gericht is om een bepaalde groep voor de politie te interesseren, want je moet gemotiveerde mensen hebben en geen mensen die nog gemotiveerd moeten worden. Dit sluit aan bij de actualiteit. De burgemeester van Den Haag voert allochtonenquota in en discrimineert hiermee zelf. Je moet kijken naar wie er graag bij de politie wil werken en wie daarvoor geschikt is. Wat is de mening van de Minister hierover? Is hij het met de burgemeester van Den Haag eens? Mijn fractie vindt dat je hiermee aangeeft dat autochtone agenten onvoldoende geschikt zijn om in de Schilderswijk de zaken aan te pakken.

De heer Marcouch (PvdA): Ik ben het eens met collega Helder dat degenen die bij de politie solliciteren intrinsiek gemotiveerd moeten zijn. Daarom is er een heel zware selectie. De PVV wil niet dat de politie inzet op het werven van heel specifieke competenties. Is mevrouw Helder het met mij eens dat het in de Schilderswijk heel erg nuttig en voor de politie effectief kan zijn als agenten Arabischtalig zijn?

Mevrouw Helder (PVV): Dit is een regelmatig terugkerend punt waarop de heer Marcouch en ik elkaar nooit zullen vinden. Mijn fractie is voor de juiste vrouw of man op de betreffende plek en niet voor Arabischsprekende agenten. Waarom niet? Dat heb ik met de heer Marcouch al heel vaak gewisseld. Dan geef je aan dat de integratie mislukt is. Je moet ontzag voor de politie hebben. De politie moet gezag uitstralen en dat moet zij niet doen door in de wijken haar moederstaal niet meer te spreken. Begrip hebben is één ding, maar de taal niet spreken kan niet de bedoeling zijn.

De heer Marcouch (PvdA): Ik ben het met mevrouw Helder eens dat het liefst iedereen Nederlands moet spreken. Laten we echter niet naïef zijn door te denken dat criminelen zich aan de politie aanpassen. Als je kwaad wilt en je spreekt een andere taal of je hebt tijdens een demonstratie een spandoek in het Arabisch bij je, dan is het toch nuttig dat de politie dat kan lezen en adequaat kan optreden?

Mevrouw Helder (PVV): Mijn fractie ziet niets in het buigen voor criminelen door hun taal te spreken. Een punt is ook dat je moet kunnen controleren op integriteit. Hoe moeten we dat dan doen? Mijn fractie is en blijft tegen het verlaten van de taaleis, die terecht bij de strenge selectie hoort. Hier wordt Nederlands gesproken.

De heer Segers (ChristenUnie): We hebben vorig jaar een afschuwelijke demonstratie in de Schilderswijk gehad waarbij Arabische leuzen werden geroepen. Het was pas veel later duidelijk wat er werd geroepen, namelijk dood aan de joden. Het zou inderdaad bizar zijn als een politieman alleen Arabisch spreekt, maar iemand die tweetalig is en bijvoorbeeld ook Arabisch spreekt, had begrepen wat er werd gezegd en had daardoor onmiddellijk kunnen ingrijpen. De overheid en justitie waren dan toch veel effectiever geweest?

Mevrouw Helder (PVV): Dat is een interessante vraag, maar het antwoord blijft hetzelfde. Daar hebben we tolken voor. We hoeven op straat geen Arabischsprekende agenten te hebben, want we kunnen tegenwoordig gebruikmaken van camerabeelden. Er wordt altijd goed bekeken en geluisterd naar wat er is gezegd en in welke context dat is gedaan. Je kunt dus volstaan met een tolk die de camerabeelden bekijkt.

De heer Segers (ChristenUnie): Het een hoeft niet strijdig te zijn met het ander. Als iemand tweetalig is, heeft dat een toegevoegde waarde. We doen niets af aan de gestelde functie-eisen. Er moet een strenge selectie zijn en iedereen moet aan de eisen voldoen. Het heeft mijn voorkeur dat een politiemacht weet welke grens wordt overschreden en onmiddellijk kan ingrijpen. In dit geval was dat de grens van het antisemitisme. Ik mag toch hopen dat de PVV ook wil dat de politie daar heel scherp tegen optreedt.

Mevrouw Helder (PVV): Dat wil mijn fractie ook, maar dat wil niet zeggen dat je dus Arabischsprekende agenten moet hebben. Je kunt ook op andere manieren meteen ingrijpen. De heer Segers kan mij er niet van overtuigen dat de agenten die bij de betreffende demonstratie waren niet konden aanvoelen dat er racistische leuzen werden geroepen. Daarvoor zijn geen Arabischsprekende agenten nodig, want dat bleek heel duidelijk uit de context.

Mevrouw Kooiman (SP): Als ik een crimineel was, zou ik me kapot lachen om deze vertoning. De heer Marcouch zei terecht dat men in het Arabisch of wat voor taal dan ook allerlei criminele activiteiten zomaar op straat kan verkondigen, omdat de PVV niet wil dat de politieagenten in twee talen hun werk doen. Ik snap werkelijk niet wat de PVV verkondigt. Wat wil zij nou eigenlijk?

Mevrouw Helder (PVV): Als ik het nog een keer moet uitleggen, doe ik dat natuurlijk graag. Wij willen agenten die Nederlands spreken, het Nederlands machtig zijn en aan de hand van wat op straat gebeurt bij machte zijn om op te treden. Dat zijn ze ook. We moeten niet voorwenden dat we de criminelen niet kunnen oppakken omdat de agenten geen Arabisch spreken. De criminelen lachen inderdaad, maar dat doen ze om heel veel punten en daarom moeten we de politiecapaciteit uitbreiden.

Mevrouw Kooiman (SP): Ik ben het met de PVV eens dat de capaciteit moet worden uitgebreid. Iedereen die ooit de Politieacademie heeft bezocht, weet dat allochtonen en autochtonen moeite met de taaltoets hebben. We hebben destijds aan de Minister gevraagd om sommige studenten wat meer in het taalonderwijs te trainen. Helaas werd daartegen een motie ingediend. Extra scholing voor de taaltoets, daarmee kan de PVV het toch niet oneens zijn?

Mevrouw Helder (PVV): Wij zijn zeker niet tegen extra scholing om de taaltoets machtig te worden. Die vraag begrijp ik niet zo. Ik weet uit betrouwbare bronnen dat allochtone agenten die niet aan de taaleis voldeden en buiten het selectieproces vielen, later zijn teruggebeld of ze het nog een keer wilden proberen. Zo kan het ook niet, want dan begeef je je op een hellend vlak. Als er echter extra scholing nodig is om het Nederlands machtig te worden, dan moet die er komen.

We zijn benieuwd naar het verloop van het overleg met de regioburgemeesters over lokaal en regionaal maatwerk, zeker gezien de vrees op het platteland voor uitwaaiereffecten van de sluiting van politiebureaus en politieposten. Ik krijg graag een reactie van de Minister op dit punt.

Met betrekking tot de petitie van het Platform Bezorgde Dienders is het goed dat de Minister wil komen tot een nieuw stelsel voor leeftijdgebonden aspecten, want het is vreemd dat gevangenisbewaarders bij 60 jaar met verlof mogen en dat beroep wel wordt aangemerkt als een substantieel bezwarende functie, maar het beroep van agent niet. Je kunt op zijn minst proberen om passende werkzaamheden aan te bieden. We wachten het stelsel van de Minister met belangstelling af. Misschien kan hij aangeven wanneer de Kamer een reactie tegemoet kan zien.

Helaas is de dierenpolitie niet op de sterkte die de PVV graag zou zien. Ik heb hierover nog een punt. Twee forensisch pathologen, een humaan patholoog en een dierenpatholoog, maken op dit moment deel uit van de zogenoemde denktank van het Openbaar Ministerie in het kader van het bestrijden van kinderporno. Ze werken voor eigen rekening, maar willen graag samenwerken met de politie en gebruikmaken van de laboratoria van de politieregio's. Slachtoffers van huiselijk geweld, met name vrouwen en ouderen, en slachtoffers van loverboys kun je hiermee zeer waarschijnlijk voorkomen. Ik hoorde dat loverboys tegenwoordig het potentiële slachtoffer een puppy geven en dat na een paar weken mishandelen. Mevrouw wordt zo onder druk gezet en geeft uiteindelijk toe aan de wensen van de pooier. Dat kan niet de bedoeling zijn. Kan de Minister deze twee forensisch deskundigen helpen?

De ontmanteling van de drugslabs is een punt van collega Kooiman. Ik ontneem haar dat niet, maar ik sluit erbij aan. In de media zegt de heer Van der Kamp van de ACP Politievakbond dat de werkdruk onverminderd hoog blijft en dat daardoor bijna onaanvaardbare situaties ontstaan. Ik heb de antwoorden van de Minister hierop gelezen. Hij zegt dat er vier collega's zijn bijgekomen, maar in het mediabericht van 30 september staat al dat het een tijdje duurt voordat die zelfstandig kunnen werken. Kan de Minister aan de wens van de ACP Politievakbond en de Landelijke Faciliteit Ontmantelen (LFO) tegemoetkomen?

Wanneer komt de Minister met het aan mijn fractie toegezegde onderzoek inzake de strafbaarstelling van het verhandelen van inbrekerswerktuigen? Wat is de stand van zaken met betrekking tot de mogelijkheid om handpalmafdrukken bij inbraken af te nemen?

Mevrouw Tellegen (VVD): Voorzitter. We kunnen iedere dag wel een algemeen overleg over de politie hebben, of het nu gaat om de voortslepende onderhandelingen over de politie-cao, het besluit van korpschef Bouman om af te treden of het vreselijke nieuws over de jonge politieagent in Assen die via zijn blog aan de buitenwereld liet weten hoe hij een maand geleden schaamteloos werd verminkt door een stel jongens op een scooter. Het politiedossier houdt ons bezig. Op het laatste punt heb ik een vraag aan de Minister. Het moet toch maar weer gezegd worden: blijf met je handen van onze publieke dienders af. Ik denk dat ik namens iedereen hier spreek. Hoe staat het met deze agent? Is inderdaad de 200%-strafeis tegen deze jongens geëist?

Meer actuele onderwerpen verdienen onze aandacht. Zo werden wij vorige week opgeschrikt door het nieuws dat een medewerker van de Nationale Recherche geheime opsporingsinformatie aan criminelen zou hebben verkocht. Collega Segers heeft hieraan gisteren tijdens het mondelinge vragenuur al aandacht besteed. De organisaties die onze veiligheid bewaken is een gevoelige slag toegebracht. Ik snap dat de Minister niet vooruit kan lopen op de uitkomsten van het onderzoek, maar kan hij ons informeren over het tijdstip waarop wij de uitkomsten tegemoet kunnen zien? Juist de medewerkers van onze veiligheidsorganisaties, van de politie, dienen boven iedere twijfel verheven te zijn. Hoe eerder de Minister in beeld heeft welke dossiers het raakt, om hoeveel mensen het potentieel gaat en wat de mogelijke gevolgen zijn, hoe beter. Ik krijg graag een reactie.

Een ander punt is de onrust en de incidenten rond de asielopvangcentra. Er ontstaan, gelukkig lang niet overal, spanningen. Bewoners van wijken waar opvangcentra worden geopend, maken zich zorgen over de komst van de vele asielzoekers in hun wijk. Ik snap dat. Door incidenten in dit weekend hebben we gezien dat ook het omgekeerde geldt. Het asielvraagstuk heeft grote impact op de dorpen en steden die onderdak bieden. De toestroom houdt vooralsnog aan. De VVD vindt het dus zaak dat het kabinet in samenwerking met het Centraal Opvangorgaan Asielzoekers (COA) met een gedegen plan voor de veiligheid rond de opvangcentra komt. Hoe is die nu georganiseerd? Welke afspraken heeft de Minister afgelopen maandag met het COA en de betrokken burgemeesters gemaakt? Komt er een structureler plan? Naar mening van de VVD moeten we waar mogelijk de politie ontlasten. Hoeveel politieagenten zijn op dit moment direct of indirect bezig met dit dossier, dat ons de komende maanden, zo niet jaren, zal bezighouden? Ook wil ik graag weten of de Minister mogelijkheden ziet om andere partners uit de veiligheidsketen een rol te geven bij de beveiliging van de centra. Hoe kijkt hij aan tegen een rol voor private beveiligers? Die hebben immers ervaring met bijvoorbeeld surveilleren en het beveiligen van gevangenissen. Kunnen zij de politie ontlasten? Natuurlijk is de politie uiteindelijk in charge bij een verstoring van de openbare orde, overtreding van de wet of geweld. Het moet echter slimmer worden georganiseerd. We kunnen deze taak niet in zijn geheel aan het volle takenpakket van de politie toevoegen, zonder dat het ergens anders effecten voor de veiligheid heeft. Graag een reactie.

De heer Segers (ChristenUnie): Dit is inderdaad een heel serieus punt. Er is ook een aanbod van de Landelijke Organisatie van Politievrijwilligers (LOPV), die graag de handen uit de mouwen wil steken. Wat vindt de VVD-fractie van die suggestie? Moeten we dat aanbod niet in dankbaarheid aanvaarden?

Mevrouw Tellegen (VVD): Ik wil graag dat de Minister kijkt naar alle partners in de veiligheidsketen, of het nu gemeentelijke handhavers, private beveiligers, vrijwilligers of de Koninklijke Marechaussee (KMar) zijn. We moeten slimmer acteren. Het is wel van belang dat we ons goed realiseren dat het geweldsmonopolie bij de politie ligt. De politie moet de openbare orde en veiligheid bewaken. Voor het hebben van ogen en oren in de wijken rond die centra kunnen andere partners een rol spelen, dus misschien ook vrijwilligers. Ik hoor graag een reactie van de Minister.

De heer Segers (ChristenUnie): Het is nog mooier dan dat. Het zijn niet zomaar vrijwilligers die wel even een rondje willen lopen, maar mensen die onderdeel uitmaken van de politieorganisaties. Het zijn getrainde en ter zake kundige politievrijwilligers die veel goedkoper zijn dan private beveiligers. Met betrekking tot de zwaardmacht en het geweldsmonopolie zijn er veel minder complexe vraagstukken dan in het geval van private beveiligers. Is het dan niet ontzettend jammer dat de inspanningen om meer vrijwilligers te krijgen naar beneden zijn bijgesteld, in deze tijd waarin de druk op de politieorganisatie zo groot is?

Mevrouw Tellegen (VVD): Tijdens het debat over de herijking van de politie was dit ook een punt, ik geloof zelfs van de heer Segers zelf. De Minister heeft ervoor gekozen om een aantal prioriteiten binnen die reorganisatie naar voren te schuiven. Als ik het me goed herinner, heeft hij daarbij aangegeven dat de politievrijwilligers heel belangrijk zijn, maar dat hij op dit moment niet de capaciteit heeft om dit te regelen. We moeten bekijken op welke manier dit in relatie tot dat besluit staat. We moeten hiermee pragmatisch omgaan en bekijken waar we de politie kunnen ontlasten. Het lijkt mij prachtig als dit kan door het inzetten van private beveiligers en als de vrijwilligers hierbij een rol kunnen spelen.

Vorige week werd bekend dat de politie in tweeënhalf jaar tijd 24.000 wapens in beslag heeft genomen. Niet alleen de toename van het aantal zware vuurwapen, maar ook het steeds veelvuldiger gebruik ervan in de publieke ruimte baart de VVD zorgen. De regio's Amsterdam, Limburg en Rotterdam spannen de kroon. Kan de Minister de cijfers verklaren? Kan hij aangeven wat hij in EU-verband doet om illegale wapenhandel en wapengeweld tegen te gaan? Het landelijk platform is afgeschaft en het Europese platform is uitgebreid en versterkt. Ik hoor graag van de Minister hoe dit zit en op welke manier hij invulling geeft aan de Raadsconclusies over vuurwapens die in de laatste Raad Justitie en Binnenlandse Zaken (JBZ-Raad) zijn aangenomen.

De Kamer heeft onlangs een briefing over het mobiel werken gehad. Er wordt door de politie serieus werk van gemaakt, bijvoorbeeld door de mogelijkheid van het mobiel opmaken van een proces-verbaal. Eind dit jaar zijn er 20.000 toestellen met de nieuwe applicatie Mobiel Effectiever Op Straat, het befaamde MEOS, in gebruik. Kan de Minister het effect hiervan toelichten? Leidt het daadwerkelijk tot meer blauw op straat? Dat was het uiteindelijke doel van deze exercitie. Hoe maakt de Minister het effect van het mobiele werken inzichtelijk? De app wordt uitgebreid met de mogelijkheid om mobiel aangifte te doen. Hoe staat het met deze ontwikkeling? In het verlengde hiervan wil de VVD dat de Minister er werk van maakt dat meer agenten een camera op hun kleding hebben. De NS heeft daarvoor een pilot lopen. Hoe zit dat bij de politie?

Aan de zorg voor politieagenten met posttraumatische stressstoornis (PTSS) is onlangs, bij het debat over de herijking, veel aandacht besteed. De Kamer heeft een motie van de hand van de heer Recourt en mijzelf aangenomen waarin verzocht wordt om intensievere samenwerking tussen de politie en Defensie op het gebied van bestrijding van verzuim en psychotrauma te initiëren. Hoe gaat de Minister met deze motie aan de slag?

We komen nog uitgebreid te spreken over de «schietende agent» als de Minister zijn herziening van de geweldinstructie naar de Kamer stuurt. Ik ga alvast kort in op het schietonderwijs. Ik heb onlangs een uitgebreid werkbezoek aan de Politieacademie in Apeldoorn gebracht, ik geloof een paar weken nadat de Minister er zelf is geweest. Het was al bekend, maar op dit moment krijgen agenten 32 uur schiettraining per jaar. In de praktijk blijft er van die training niet zo heel veel over, aangezien hierbij ook de uren voor trainingen geweldsbeheersing en mentale krachttraining worden meegerekend. Ook het examen gaat van die uren af. Ik zou graag zien dat op zijn minst de examentijd niet van de trainingstijd afgaat. De geweldinstructie is ingewikkeld en politieagenten moeten door en door zeker zijn van hun rechten en plichten en moeten kundig handelen bij het inzetten van geweld. Kan de Minister aangeven wat hiervoor de mogelijkheden zijn?

Mevrouw Helder (PVV): Ik herinner me dat mevrouw Tellegen zou komen met een initiatiefwetsvoorstel voor een artikel met een aparte rechtvaardigingsgrond in het Wetboek van Strafrecht. Zij heeft in ieder geval die indruk gewekt. Heb ik het mis of komt dat er?

Mevrouw Tellegen (VVD): Mevrouw Helder geeft mij te veel eer. Ik heb een motie ingediend en die heb ik aangehouden nadat er terecht enige discussie ontstond over de vraag of dat bepaalde debat de plek was om erover te spreken. Die motie zag inderdaad toe op mijn wens om de agent door middel van een apart artikel een andere plek in het strafrecht te geven. Een initiatiefwetsvoorstel hangt er niet achter, maar misschien spoort mevrouw Helder mij aan.

De voorzitter: Voor alle duidelijkheid: de Minister kondigde toen aan dat hij zelf met een voorstel zou komen.

De heer Oskam (CDA): Voorzitter. Toen ik hier vanochtend naar toeliep, dacht ik: we hebben een heel lange agenda, maar het is ook een heel bijzonder algemeen overleg. De voorzitter, een oud-korpschef, is vandaag voor het laatst in ons midden, in ieder geval bij het algemeen overleg Politie. Ik heb de samenwerking enorm fijn gevonden en uw kennis en betrokkenheid altijd enorm gewaardeerd.

(geroffel op de bankjes)

De heer Oskam (CDA): Ik zie de heer Bouman, de huidige korpschef, kijken, maar in januari hebben we nog een extra AO om van hem afscheid te nemen.

In het plenaire debat over de reorganisatie van de politie hebben we al even stilgestaan bij de huisvestingsplannen. De Algemene Rekenkamer is heel kritisch over het vastgoedbeheer bij de politie. Het kabinet is voornemens de helft van de politiebureaus in de komende jaren te sluiten. Het CDA is daartegen. Het kabinet vindt het nodig om te bezuinigen om uit de kosten te komen. De Rekenkamer waarschuwt dat de beoogde besparing waarschijnlijk niet wordt behaald, omdat er veel onzekerheden en veel extra kosten zijn. Een apart debat dat we hierover zouden voeren, is er niet van gekomen, maar ik wil toch tegen de Minister zeggen dat we ons zorgen maken over de vermindering van de dienstverlening, omdat mensen wat minder gemakkelijk naar de politie toe kunnen. De politie wordt weliswaar uitgerust met goed materieel, maar het sluiten van politiebureaus geeft toch zorgen bij de burger. Als het geen bezuinigingen oplevert, is het dan een slim plan?

Tijdens de Algemene Beschouwingen heeft onder andere de CDA-fractie gevraagd naar een raming van de financiële consequenties van de grotere instroom van asielzoekers. We ontvingen vanochtend een brief van Staatssecretaris Dijkhoff over de dingen die de politie in het kader van het asielbeleid doet. Er staat echter niet in wat die voor consequenties hebben voor het politiewerk of de financiën. We willen dit graag weten. We weten inmiddels dat een grotere instroom consequenties heeft voor de inzet van de politiecapaciteit. Kan de politie de extra werkzaamheden, die bovenop de reguliere werkzaamheden komen, nu en in de toekomst aan, wetende dat er al financiële tekorten zijn? Hoeveel kosten deze extra werkzaamheden van de politie? Werkt de politie aan scenario's voor de langere termijn en komt er geld bij?

Het CDA wil graag concrete voorstellen om politievrijwilligers in te zetten. Collega Segers zei dat ook al, we trekken daarin samen op. Ik ken de bezwaren van de Minister dat het lastig is als je weinig begeleiding kunt geven, maar juist in deze tijd waarin de politie heel veel niet echte politiedingen moet doen om de rest van de overheid te redden, moeten de politievrijwilligers misschien wel ingezet worden. We kunnen hun kennis, kunde en kracht goed gebruiken. Ze komen uit andere sectoren. Bovendien zorgt het inzetten van die mensen ervoor dat niet nog meer agenten worden onttrokken aan het reguliere politiewerk en de criminaliteitsbestrijding waar de Minister zo voor staat. De LOPV heeft opnieuw aangegeven dat zij graag wil meedenken, nu de nood aan de man is. Wil de Minister naar dit punt kijken?

De inspectie heeft onderzoek gedaan naar de kwaliteit van de bacheloropleiding Policing en de masteropleiding Criminal Investigation. De Minister heeft altijd gezegd dat hij meer zijinstromers met expertise wil. Die komen er maar niet. Omdat het werven niet lukte, bestond de instroom in deze opleidingen de laatste jaren niet of nauwelijks uit zijinstromers, maar uit doorstromers vanuit de politie zelf. Zo krijg je niet de beoogde kwaliteitsimpuls van buiten. De instromende zijinstromers blijken weer snel te vertrekken. Dat heeft voor een deel te maken met de cultuur binnen de politie waarin nieuwkomers van buiten kennelijk niet zo snel worden geaccepteerd. Hoe besteedt de politie aandacht aan dit lastige fenomeen? Is er een overzicht van het verloop van zijinstromers? Veel recherchekundigen vertrekken namelijk naar de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst – Economische Controledienst (FIOD-ECD), de SIOD (Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst), de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) of andere inspecties. De inspectie pleit ervoor dat de aansluiting van het politieonderwijs op de praktijk beter geborgd wordt via het wetsvoorstel voor de Politieacademie. De laatste jaren keldert de vraag naar onderwijs door gebrek aan geld, gebrek aan tijd en gebrek aan prioriteit voor het onderwijs. We zien dat ook in andere geledingen, bijvoorbeeld bij de rechtspraak. Wat gaat er verbeteren?

Het Landelijk Meldpunt Internetoplichting lijkt effectief te werken. Jaarlijks wordt er een groot aantal aangiften opgenomen en verwerkt. In 2013 waren het er zo'n 50.000. Gek genoeg ontbreken bij de regionale eenheden een degelijke registratie, coördinatie en terugkoppeling van de dossiers die door het LMIO zijn verstuurd. Dit leidt tot de situatie dat een deel van de onderzoeken waarbij sprake is van kant-en-klare zaken niet wordt aangepakt, ondanks een flinke investering door het LMIO en de verwachting die bij de slachtoffers is gewekt. Als je iets aankaart, hoop je dat er iets mee gebeurt. Met hoeveel van de 50.000 aangedragen zorgen is iets gedaan? Ik hoor graag concrete aantallen.

Hetzelfde patroon zien we bij de Financial Intelligence Unit Nederland (FIU-Nederland). Deze is weliswaar zelfstandig, maar toch ondergebracht bij de politie. FIU-Nederland verzamelt gegevens over witwasgeld in Nederland en kreeg volgens De Telegraaf alleen al in 2014 277.000 meldingen over ongebruikelijke transacties. Die informatie wordt geanalyseerd en uiteindelijk worden de data aan opsporingsdiensten aangeleverd. Het blijkt dat er 30.000 kant-en-klare zaken zijn aangeleverd waarmee kennelijk weinig wordt gedaan. We laten niet alleen kansen maar ook miljarden liggen. Juist in deze tijd waarin we moeten bezuinigen op de politie en alle andere partners in de strafrechtketen is het goed om dit op te pakken. Ik verwijs naar de motie van de heer Van der Staaij en mijzelf, waarin uitgesproken wordt dat een deel van de meeropbrengst die een extra investering in dit soort zaken oplevert, gebruikt moet kunnen worden voor de politie of de FIOD. De vorige Minister zei dat dit niet in onze regels past, maar ook bij de parlementaire commissie over de woningbouwcorporaties is men met dit voorstel gekomen. In België werkt het kennelijk heel goed. Het zou een mooie doorbraak zijn en een mooie kans voor de Minister om zich hiermee te profileren.

Op de agenda staat ook een aantal toezeggingen op het gebied van de zorg voor het politiepersoneel, met name voor politiemensen met de beroepsziekte PTSS. De korpschef zet zich enorm voor hen in, maar het hoort natuurlijk een onderdeel te zijn van een integraal humanresourcesmanagement (hrm) bij de Nationale Politie. Politiemensen hebben niet de indruk, zo horen wij als wij met hen praten, dat er een integraal personeelsbeleid gevoerd wordt. Het is mooi om politiemensen binnen te halen, maar je moet ze vooral vasthouden, zeker in mindere tijden. Van steeds meer politiemensen horen we dat ze verbaasd en bezorgd zijn dat er nog steeds geen ouderenbeleid is, terwijl er veel ouderen bij de politie werken. We horen ook dat er steeds meer ziekteverzuim onder de politiemensen is en dat jongere agenten steeds meer zwaardere diensten en nachtdiensten moeten draaien omdat oudere collega's dat niet kunnen. Hoe gaan wij daar in de toekomst mee om? Dit is een grote zorg.

Collega Tellegen zei al dat gisteren tijdens het vragenuurtje gesproken is over de mol van Marcel Haenen. Ik heb gisteren gevraagd of dit consequenties voor de taskforce heeft. De Minister antwoordde dat hij zich daarover niet kan uitlaten omdat het onderzoek nog loopt. Een taskforce onderzoekt natuurlijk niet, maar maakt wel het beleid voor Brabant en Zeeland op het gebied van ondermijning en dumpingen. Wij hebben hier heel veel geld in geïnvesteerd. De burgemeesters zitten met de handen in het haar. De Minister van I en M zegt dat de overheid dit niet allemaal kan vergoeden. Er zijn heel veel zorgen. Laten wij het goed doen. Wij zetten bij dit soort zaken heel grote vraagtekens.

Mevrouw Kooiman (SP): Voorzitter. Een paar weken terug hebben we een groot debat gevoerd over de plannen voor de reorganisatie van de Nationale Politie. Ik ben het met heel veel dingen niet eens, maar wel met de opmerking van de Minister dat de ambities getemperd moeten worden en dat de opdracht moet worden verkleind, dus dat er minder taken op het bordje van de politie moeten liggen. Ik ben eraan gewend dat deze Minister mooi kan praten, maar dat vult niet de gaatjes bij de Nationale Politie. De belofte om minder taken op het bordje van de Nationale Politie te leggen, komt de Minister gewoonweg niet na. Ik herinner hem eraan dat er momenteel agenten als postpakketjes door heel Nederland worden verstuurd. Zijn er liquidaties in bijvoorbeeld Amsterdam, dan worden er collega's overgevlogen om daar te helpen. Is er een drugsoorlog in het zuiden van het land aan de gang, dan wordt daar extra capaciteit ingezet. De Minister zegt dat dit allemaal extra capaciteit is, maar vergeet er altijd bij te zeggen – en dat irriteert mij echt mateloos – dat die ten koste gaat van het werk dat die ingezette agenten nog hadden liggen. Collega Helder wees terecht op mijn Kamervragen over de xtc-teams. Mevrouw Tellegen gaf aan dat er een overbelasting van de arbeidsuren is. Er is een tekort op cyberzaken. Dat is de huidige situatie. In de media lees ik dan dat Blok afgelopen week voorstelde om de politie onderzoek te laten doen naar mensen die een woning willen. Alsof de politie niet genoeg onderzoeken op de plank heeft liggen.

De voorzitter: Even voor het verslag: het is Minister Blok van I en M en niet «Blok». Dan weten we over wie we het hebben.

Mevrouw Kooiman (SP): Dat klopt, maar het is de Minister voor Wonen en Rijksdienst. Het is terecht dat u hem nog een keer noemt, want ik ben niet erg blij met deze extra taak voor de politie.

Door de vluchtelingenstroom komen er ook meer taken voor de politie. Met het in goede banen leiden van de vluchtelingenstroom in Nederland is logischerwijs een belangrijke taak bij de politie neergelegd. Hoe ziet de Minister die? Is hij bereid de nodige middelen vrij te maken? Ik vraag dit niet voor niets, want als we het in het verleden hadden over extra taken en extra wensen, vroeg Kamerlid Van der Steur altijd aan mij waar de dekking van de SP bleef. Logischerwijs had ik altijd een goed alternatief. Ik mis echter bij Minister van der Steur een logische dekking voor de extra taken die hij op het bordje van de politie legt. Waar blijft de dekking?

Ik ben niet te beroerd om mee te denken, want de SP heeft een alternatieve dekking. Investeer bijvoorbeeld in de financieel rechercheurs. De heer Oskam wees daar al op en de burgemeesters in het Zuiden zijn ook met dat plan gekomen. Ik vind dat heel logisch. Je kunt ook kijken naar de regulering van de wietteelt, maar het eerste plan heeft mogelijk meer draagvlak bij de Minister. Kan de Minister toezeggen dat er geen agenten weggaan, want in het plan van de Minister gaan er ruim 2.000 weg, en dat de politie in ieder geval op sterkte blijft?

De Minister had al een gat van 230 miljoen euro in zijn begroting vanwege de reorganisatie van de Nationale Politie. Na druk van de gehele oppositie is hij genoodzaakt om met een plan te komen om de gaten in zijn begroting op te vullen. Wanneer kan de Kamer dit plan verwachten? Ik krijg het graag ruim voor de begrotingsbehandeling.

Is de Minister bereid om met een plan voor voldoende onderwijs te komen? Mevrouw Tellegen wees daar ook op. Net als zij heb ik een bezoek aan de Politieacademie in Apeldoorn gebracht. Volgens mij hebben wij beiden mogen ervaren hoe het is om op een schietbaan te staan en, onder zware begeleiding en terecht, zowel met munitie als met een lasergun te schieten. Ik heb schriftelijke vragen over het schietonderwijs gesteld. Er loopt een mooie pilot, maar agenten hebben er behoefte aan om meer te trainen. Er staat maar 32 uur voor de gehele integrale beroepsvaardigheidstraining (IBT), waarvan maar een heel klein onderdeel schieten is. Iemand die een wapenvergunning heeft en daarvoor schieturen moet maken, maakt beduidend meer schieturen dan een agent. Dat vind ik niet juist.

Korpschef Bouman heeft naar ons idee vrij plotseling aangekondigd dat hij vertrekt. De Minister gaf direct aan dat dit vanwege zijn pensioen is. Later gaf de korpschef zelf aan dat hij helemaal niet met pensioen gaat. De Minister had het duidelijk niet helemaal in de hand. Ik wil in ieder geval de heer Bouman bedanken voor wat hij voor de Nationale Politie gedaan heeft. Ik weet dat het vaak een lastige, ondankbare en zware taak is geweest. Er was en is veel onrust over de politietop op de werkvloer. Gaat de Minister de gehele top tegen het licht houden? Is hij het met de SP eens dat de werkvloer bij de keuze voor een nieuwe korpschef betrokken moet worden?

Ik hoorde gisteren dat ook de directeur van het Politiedienstencentrum (PDC) ineens is opgestapt. Heeft de Minister nog wel grip op de situatie? Wat gaat hij met deze nieuwe situatie doen?

Ik richt ook woorden tot de voorzitter, mevrouw Berndsen van D66. Dit is haar laatste algemeen overleg over de Politie. Ik heb soms met bewondering bekeken hoe zij zich met haar tanden vastbeet in het PTSS-dossier. Het is echt aan haar te danken dat dit dossier op de agenda is gekomen en dat de Nationale Politie er zo goed mee aan de slag is gegaan. We willen nog altijd de wettelijke verankering dat de politie een hoogrisicoberoep is, dus we zijn er nog lang niet klaar mee. Ik dank haar voor haar kennis en haar kunde en ik denk dat we haar allemaal zullen missen.

De heer Marcouch (PvdA): Voorzitter. Ook ik begin met de actualiteit: de uitdaging om alle vluchtelingen die naar ons land toekomen en die veiligheid zoeken goed op te vangen. Dit punt leidt tot veel onrust. We zien radicalisering en extremistische uitingen die zo ver gaan dat er ook gewelddadigheden plaatsvinden. Afgelopen week was ik op bezoek in Woerden. Toevallig was er door de aflossing van de dienst een dubbele politiecapaciteit. Bovendien hebben heel veel burgers uit de omgeving geholpen om elf daders aan te houden. Negen zijn er ontkomen. De schrik zat er goed in, zowel bij het politieteam, de buurtbewoners en de vluchtelingen, als bij de burgemeester. Gelukkig is het goed afgelopen. Tegelijkertijd zien we berichten op social media en bekladdingen van muren. Er is wat aan de hand. Ik heb het beeld dat de Minister de urgentie niet onderschrijft. Hij zegt dat we het kunnen doen zoals we het altijd hebben gedaan. Hoe ziet de Minister dit probleem? Hoe zorgen we ervoor dat we deze uitingen aanpakken? Hoe zorgen we ervoor dat daar waar nodig voldoende capaciteit is? Vinden er bijvoorbeeld structurele veiligheidsanalyses plaats? Dat is gebruikelijk als dit soort grimmige dreigingen plaatsvindt. Hoe kijkt de Minister ernaar en hoe denkt hij een oplossing te verzinnen of te organiseren? Niks doen is geen optie. Het gaat niet alleen om de veiligheid van de vluchtelingen, maar ook om die van de buurtbewoners die deze vluchtelingen in hun buurt en wijk welkom heten. We willen in die buurten en wijken geen ernstige openbare ordeverstoringen of andere ernstige incidenten.

Mevrouw Tellegen (VVD): Ik ben het met de heer Marcouch eens. Er ontstaan spanningen aan de kant van de vluchtelingen en aan die van de bewoners. Er ligt een veiligheidsvraagstuk. Daarover zijn we het allemaal eens en we zien ook in dat we naïef zijn als we denken dat de instroom overmorgen ophoudt. Sterker, we moeten met een structureel verhaal komen. Daarom doe ik een oproep aan het kabinet om structureler naar het vraagstuk te kijken. Hoe ziet collega Marcouch het zelf? Welk antwoord heeft de PvdA?

De heer Marcouch (PvdA): Ik zie een reële opgave die voor de politiecapaciteit van betekenis is. Burgemeesters zeggen bijvoorbeeld dat de capaciteit niet toereikend is. Ik wil eerst van de Minister horen of hij de ernst en de problematiek inziet en wat voor oplossingen hij aandraagt. Ik ben er niet voor om elke locatie standaard te beveiligen. Ik ben er wel voor om bewust naar dreigings-, risico- en veiligheidsanalyses te kijken. Op basis daarvan organiseer je wat je kunt organiseren. Soms is dat de inzet van de politie, maar ik kan me ook voorstellen dat we de KMar inzetten, omdat die de doelgroep beter kent en bekend is met de achtergronden van de conflicthaarden in de gebieden waar de vluchtelingen vandaan komen. Ik kan me ook goed voorstellen dat je particuliere beveiligers inzet. Ik wil hier pas over denken als ik van de Minister hoor op welke manier hij naar dit probleem kijkt. De hoe-vraag ligt vooral op het bordje van de Minister.

Mevrouw Kooiman (SP): Er komen extra taken bij voor de politie. Of je nu vrijwilligers, beveiligers of de KMar inzet, de politie moet altijd komen bij incidenten. We hebben een groot vraagstuk waarvoor meer politiecapaciteit nodig is. Het gekke is dat dit kabinet, waarvan de PvdA onderdeel uitmaakt, zegt dat er 2.000 agenten weg moeten. Waarom omarmt de PvdA niet het idee van de SP om meer financiële rechercheurs in te zetten waardoor we op de lange termijn meer middelen hebben om politiecapaciteit mogelijk te maken?

De heer Marcouch (PvdA): Ik ben altijd in voor slimme ideeën waardoor we meer capaciteit bij de politie krijgen of behouden voor de gangbare delicten. Het is een extra opgave omdat we een vluchtelingeninstroom hebben. Dat is een realistische constatering. De Minister moet aangeven wat hij met zijn capaciteit kan. Als de Minister of het kabinet het niet aankan met de huidige capaciteit, hoor ik dat ook graag. Dan hebben we een opgave en een probleem om op te lossen.

Mevrouw Kooiman (SP): Ik ben heel erg blij dat de heer Marcouch altijd in is voor slimme oplossingen. Ons plan is ook een slim plan. De eer gaat natuurlijk niet alleen naar mij, maar ook naar de burgemeesters die dit aangeven. Dit is een breed gedragen oproep van niet alleen de burgemeesters maar ook van politieagenten zelf, die hierin een mogelijkheid zien om tot meer capaciteit te komen. Is de PvdA dan bereid om hierover na te denken en bijvoorbeeld meer financiële rechercheurs voor meer politiecapaciteit in te zetten?

De heer Marcouch (PvdA): Ik herhaal mezelf. Als er uitvoerbare voorstellen komen die wij kunnen dragen, steunen wij die graag. De eerste vraag is of er een capaciteitsprobleem is. De tweede vraag is op welke manier wij omgaan met de onrust in de samenleving en de strafbare uitingen, radicalisering en extremistische uitingen, die specifiek zijn ontstaan doordat mensen bij ons een veilige haven zoeken. Die veiligheid moeten we kunnen waarborgen en de Minister van Veiligheid en Justitie is natuurlijk de eerste man om dit te regelen.

Mevrouw Helder (PVV): De heer Marcouch wil van de Minister horen of er een capaciteitsprobleem is. Het antwoord daarop is ja. Dat weet iedereen. Er is een capaciteitsprobleem en als het er nog niet is, dan gaat het er zeker komen. Daarnaast zegt de heer Marcouch dat hij altijd in is voor goede voorstellen. Hij is echter lid van een coalitiepartij en moet dan toch zelf ook met goede ideeën komen? Je gaat toch niet wachten tot de oppositie met voorstellen komt? Als je vindt dat er echt iets moet gebeuren, maak je zelf een voorstel en zoek je daar dekking voor. Misschien wordt het afgeschoten, misschien niet. Dit is niet eens een lauwe variant van een poging. Komt de heer Marcouch met een initiatief?

De heer Marcouch (PvdA): Ik reageerde op een voorstel van collega Kooiman die zegt dat zij een idee heeft. Ik zei dat we er altijd voor in zijn om goede ideeën te ondersteunen. Vervolgens is het kabinet aan zet. Als het kabinet aangeeft dat er een probleem is, moeten de fractie en de Kamer oplossingen bedenken. Ik wil eerst van de Minister horen op welke manier hij tegen deze nieuwe opgave aankijkt. Het is belangrijk dat er opgetreden wordt tegen raddraaiers en radicalen die onveiligheid in buurten en wijken veroorzaken of opvangcentra voor vluchtelingen aanvallen.

Mevrouw Helder (PVV): Tegen geweld moet altijd worden opgetreden. Dat staat als een huis. Het is wel heel gemakkelijk om af te wachten wat de Minister zegt. We kunnen ervan uitgaan dat de Minister zegt dat er een capaciteitsprobleem is. Als hij het niet zegt, zeg ik het wel namens mijn fractie. Ik tel mijn winst. De heer Marcouch zei dat de Kamer dan zelf met een voorstel moet komen. Ik ben benieuwd. De begroting komt eraan, dus ik denk dat we deze exercitie nog wel voortzetten.

De heer Marcouch (PvdA): Ik wil niet dat de Minister alleen maar iets zegt, ik wil dat de Minister iets doet. Er worden delicten gepleegd en ik wil daadkracht.

Een ander punt is diversiteit binnen de politie. Ik complimenteer de Minister en de politietop met de voortvarendheid waarmee zij dit thema hebben opgepakt. De burgemeester van Den Haag, de heer Van Aartsen, heeft het ook door. Ik zeg tegen collega Helder dat je het ziet als je het doorhebt. De burgemeester van Den Haag ziet het aantrekken van allochtone dienders als oplossing voor de problemen in zijn stad, in wijken als de Schilderswijk en Transvaal. Ik maak me wel zorgen over de term. Het allochtoon zijn mag geen factor van aansluiting of insluiting zijn. In ons land discrimineren we niet, zeker de politieorganisatie niet. Iedereen kan solliciteren. Het pleidooi is om vooral te kijken naar specifieke expertise als plusfactor. Dit zeg ik ook tegen collega's die diversiteit associëren met minder kwaliteit. Diversiteit is in dit pleidooi vooral een extra kwaliteit. Dat kan kennis van een taal, een cultuur of een religie zijn. Dat is allemaal relevant voor effectief politieoptreden.

Volgens de burgemeester van Den Haag moeten we veel meer in verbinding staan met de gemeenschappen en veel beter en anders te werk gaan in het registreren en opnemen van aangiftes en klachten over bijvoorbeeld discriminatie of politieoptreden. Hij zegt ook dat we moeten kijken naar ethnic profiling. De manier waarop we identiteitscontroles in buurten en wijken verrichten, moeten we onder de loep nemen en we moeten er anders naar kijken. We moeten ervoor zorgen dat mensen aan de politie gebonden zijn, waardoor die veel effectiever wordt.

In de brieven van de Ministers lees ik dat er allerlei beleidskaders voor diversiteit worden ontwikkeld en dat er van alles met het hrm-beleid gebeurt. Dit riekt bij mij toch heel erg naar heel veel denken en papierwerk, terwijl de burgemeester van Den Haag heel erg aan de slag is gegaan. Ik wil eigenlijk dat heel Nederland doet wat Den Haag doet. Hoe zorgt de Minister ervoor dat de rest van het land volgt? We hebben haast. We lopen achter de feiten aan. We kunnen ons niet veroorloven om nog een jaar in overleggen en denksessies te zitten. Ik wil graag actie. Ik krijg graag een reactie van de Minister over de manier waarop hij het initiatief van de burgemeester van Den Haag ondersteunt en ervoor zorgt dat heel Nederland dit doet.

Ik krijg signalen vanuit werving en selectie van de politie dat de manier waarop we werven, met name het selecteren en de regelgeving daaromtrent, niet van deze tijd is waardoor heel veel potentiële kandidaten afhaken. Ik krijg hierop graag een reactie van de Minister. Als hij die nu niet kan geven, vraag ik hem om daarnaar te kijken en de Kamer erover te informeren. Zijn er daadwerkelijk drempels die we kunnen wegnemen, zodat we de beste kandidaten binnenkrijgen?

Naar aanleiding van de diversiteit en de aankondiging van de korpschef, wil ik zeggen dat ik heel veel erkenning en waardering voor hem heb en niet alleen als korpschef. Jaren voordat ik in Nederland terechtkwam, was hij al diender op straat. De korpschef heeft Nederland levenslang gediend op het terrein van veiligheid. Ik geef hem daarvoor heel veel waardering en complimenten. Hij heeft helaas aangekondigd te vertrekken. Dat betekent dat er voor de Minister een kans komt om een topvrouw in die positie aan te stellen, misschien wel een zwarte topvrouw. Ik daag de Minister uit om dat te doen. Er wordt al gespeculeerd over allerlei mensen die natuurlijk een staat van dienst hebben, maar het kan niet zo zijn dat er geen geschikte vrouwelijke kandidaat is die in staat is om de reorganisatie goed te leiden en ook nog eens heel goed empathisch aanvoelt wat er onder het personeel en in de organisatie leeft. Ik krijg graag de belofte van de Minister dat hij zich maximaal inzet om ervoor te zorgen dat we een topvrouw in de politietop krijgen. Er zijn sowieso te weinig vrouwen in de politietop.

De voorzitter: Meneer Marcouch, ik heb u laten uitpraten, maar u bent ruim door uw tijd heen. Ik sluit mij aan bij uw woorden en kan dan misschien zelf iets korter spreken.

De heer Marcouch (PvdA): Mijn excuus, voorzitter.

De heer Segers (ChristenUnie): Voorzitter. Allereerst wijs ik mijn collega Marcouch erop dat blanke mannen ook heel empathisch kunnen zijn.

Dit dreigt een emotioneel algemeen overleg te worden. Voor de voorzitter is dit het laatste algemene overleg over de politie. Ik dank haar voor de inzet. Ik ben blij dat het nooit is gekomen tot de legalisering van wiet en ik kijk terug op een prettige samenwerking. Dat moet gememoreerd worden.

Daarnaast vertrekt de korpschef. Ik sluit mij aan bij de vriendelijke woorden die eerder zijn gesproken en dank hem voor zijn inzet. Het was geen saaie tijd, om het eufemistisch te zeggen, maar een heel dynamische tijd waarin een enorme klus moest worden geklaard. De uitdaging voor de Minister is inderdaad om te zoeken naar een goede opvolger. Er is in het korps sprake van een kloof tussen top en laag. Het opnieuw en met onverminderde kracht investeren in het dichten van die kloof moet onderdeel van de profielschets zijn. Kunnen wij inzicht in de profielschets krijgen?

Ik sluit aan bij wat collega Tellegen zei over de politieman in Assen. Ik heb het bericht gelezen en het is echt afschuwelijk. Je krabt je achter de oren over de vraag wat er in deze samenleving aan de hand is waardoor mensen zo reageren op iemand die in zo'n kwetsbare situatie zit. Hij was aangereden en gewond. Echt afschuwelijk. Als we spreken over empathie, laten we dan vooral aan die man laten merken dat we om hem heen staan. Dat geldt voor de Kamerleden en de fracties, maar naar ik hoop ook voor de Minister en de korpschef. Het moet echt volstrekt duidelijk zijn dat dit ontoelaatbaar is. Deze grens moet je nooit over gaan. Ik vind het buitengewoon schokkend om te zien wat er in mensen loskomt.

We hebben eerder gesproken over de financiën en we gaan er tijdens de begrotingsbehandeling weer uitgebreid over spreken. De Minister schreef in het herijkingsplan dat er extra geld voor de politie nodig is, omdat de begroting onder druk staat. Hij zei in het debat dat hij de reserve niet kan aanvullen, maar ook niet gaat aantasten. In zijn brief staat dat er 100 miljoen aan de reserve wordt onttrokken. Graag krijg ik een toelichting. Ik zal mijn collega's in een procedurevergadering voorstellen om een briefing van de Algemene Rekenkamer te vragen, waarvan ik weet dat die daartoe bereid is. Dit is niet bedoeld als een verkapte motie van wantrouwen. Door zo'n briefing krijgen we inzicht in de deugdelijkheid en het langetermijnperspectief. Omdat er zorgen zijn, heeft de Kamer er baat bij om hierin meegenomen te worden.

Ik hoop vurig dat we heel snel een punt achter het cao-conflict kunnen zetten. Ik dank de Minister voor het aanstellen van de verkenner. Dat is een goede zet waaruit het pleidooi voor meer geld is voortgekomen. Ik onderstreep dat, want dat is inderdaad nodig. Er zijn berichten dat er meer geld is of dat het kabinet een stap wil zetten. Kunnen we binnenkort een punt achter dit slepende conflict zetten? Ik hoop dat de Minister ons goed nieuws kan melden.

Voor 1,5 miljoen euro zijn twee externen ingehuurd om de ICT bij de politie op orde te brengen. De Minister verdedigt de keuze van zijn voorganger, maar zegt ook dat dit niet nog een keer mag gebeuren. Het was eens maar nooit meer. Het lijkt mij een moeilijke combinatie. Kan de Minister daarop reflecteren? In zijn algemeenheid moeten we de vinger aan de pols houden. De Minister heeft gezegd dat we het overzicht krijgen en dat het wordt gemeld, maar ik krijg graag op dit specifieke punt een toelichting.

De burgemeester van Maastricht zegt dat zij meer mensen nodig heeft, maar hen niet krijgt. De landelijke aansturing, het lokaal maatwerk en de lokale noden blijven een lastig punt. De Minister zei in het debat dat we gedragsafspraken gaan maken en dat die in de begroting voor 2017 verder worden uitgewerkt. Kan hij ons een doorkijkje geven? Hoe leveren we in een lokale situatie lokaal maatwerk zonder dat dit ten koste gaat van de wijkagent? Dit spanningsveld voelen we allemaal en ik krijg graag een doorkijkje van de manier waarop we hiermee omgaan.

Ik heb het al gemeld in een interruptie, maar ik onderstreep nog een keer het aanbod van de LOPV. Zij wil de handen uit de mouwen steken. Ik wil niet mijn stokpaardje berijden – de Minister denkt daar het zijne van – maar het is te gek voor woorden dat wij private beveiligers inhuren en de marechaussee inzetten die ook drugs- en grenscontroles moeten uitoefenen, terwijl we vrijwilligers hebben klaarstaan. Dat is toch merkwaardig? De LOPV doet een mooi aanbod en ik hoop zeer dat wij in deze tijden van extreme druk op de politieorganisatie des te meer de waarde van vrijwilligers inzien.

Ik dank de Minister voor de brief over de zorg voor het politiepersoneel en voor het vermelden van het 24/7 uursloket, de kleine hiccups die er nog zijn en op welke manier daaraan wordt gewerkt. Wordt er achter het loket samengewerkt met hulpverleners en bijvoorbeeld de Basis in Doorn? Hoe vindt de samenwerking plaats met al die organisaties die met hetzelfde thema bezig zijn?

De Minister schrijft ook over geestelijke verzorging. Collega Marcouch en ik hebben hiervoor eerder aandacht gevraagd. Er is een verstandige route ingezet, want er wordt advies gevraagd. In de cao voor 2005–2007 zijn hierover eerder afspraken gemaakt. Die dateren dus alweer van even geleden. Kunnen deze ook in de nieuwe cao worden meegenomen, omdat er al een precedent ligt?

De Minister schrijft dat rekeningnummers die verbonden zijn met internetoplichting en fraude worden gecheckt. Vindt er terugkoppeling plaats aan een club als Marktplaats? Wordt er met dat soort partijen overlegd, zodat advertenties onmiddellijk verwijderd kunnen worden? Wordt er samengewerkt met dat soort clubs en zitten we erbovenop?

Voorzitter: Helder

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Voorzitter. Ik dank de collega's hartelijk voor hun vriendelijke woorden. De commissie voor Veiligheid en Justitie is een heel mooie commissie met mooie collegiale verhoudingen. Dat is in dit huis bij andere commissies weleens anders. Het was altijd een genoegen om in de aanwezigheid van de leden te mogen vertoeven.

Ook van mijn kant een dankwoord aan de korpschef. Uiteindelijk heeft hij bij de start van de Nationale Politie een enorme klus aanvaard en dat is zeker niet altijd meegevallen. De korpschef kreeg als opdracht om van een rijdend voertuig de banden te vervangen zonder dat de snelheid mocht verminderen. Dat is een onmogelijke taak. Na vijf jaar Tweede Kamer heb ik nog steeds een blauw hart. Dat is voor mij de reden geweest om voortdurend aan te geven op welke manier onrealistische politieke beloften het werk van de politie zo ontzettend moeilijk maken. Laat één ding duidelijk zijn: alleen de Minister is verantwoordelijk voor het beheer van de Nationale Politie en voor de ontstane financiële gaten. Alleen de Minister kan voorkomen dat de opvolger van de korpschef schulden en valse beloften van de VVD erft. Tijdens de bespreking van de herijking bleek weer dat de politie een rijdende auto met lekke banden is en dat er geen geld is om de banden te repareren. Ik hoop dat de Minister niet dezelfde fout als zijn voorganger maakt. De Minister zei over de herijking dat er ook prioriteiten af moeten gaan als er taken bijkomen. In het kader van de vluchtelingenopvang worden de taken van de politie enorm uitgebreid. Wat gaat eraf? Ook is bij de herijking gevraagd om aandacht te besteden aan de cultuurverandering bij de politie. Er zou een cultuurmonitor worden gemaakt. Wat is de stand van zaken?

Als het om overlast, overvallen, inbraken en geweld gaat, kunnen mensen op de politie rekenen, beloofde het kabinet in 2012. Kan de politie nog op deze Minister rekenen? Nog een citaat uit het regeerakkoord: de mannen en de vrouwen in de frontlinie verdienen steun. Waar is de beloofde steun van dit kabinet? De politie, en daarmee de veiligheid van mensen, staat onder druk. Cao-onderhandelingen leiden tot op heden nergens toe, er zijn hoge verzuimcijfers en er is een nog niet afgerond ICT-systeem. Op aandringen van de Kamer krijgt de politie nu eindelijk meer tijd voor de reorganisatie maar geen extra geld om bijvoorbeeld de 230 miljoen euro extra reorganisatiekosten te dekken. Sterker nog, de politie moet nog eens 500 miljoen euro bezuinigen. Ik ben benieuwd op welke manier de Minister dit oplost. Hij heeft in ieder geval gisteren in de Eerste Kamer te verstaan gekregen dat er meer geld voor Veiligheid en Justitie moet worden gevonden. Zelfs zijn eigen partij was hier kritisch op. Dit zal bij de begrotingsbehandeling in de Tweede Kamer voor de Minister ongetwijfeld een hete aardappel worden.

We hebben een mooie presentatie over MEOS gekregen. De chief information officer (CIO) is bezorgd over het budget dat nodig is om de ICT op orde te brengen en om innovaties te kunnen realiseren. Er ligt een aangenomen motie van D66 waarin verzocht wordt om innovatie een prominentere plek te geven. Wat is hiermee gebeurd?

Al geruime tijd geleden heeft mijn fractie de Minister gevraagd naar het inhuren van de superdure ICT-consultants door de politie. Van een apart debat is het niet gekomen, dus kom ik er in dit overleg nog even op terug. De Kamer vroeg om een toelichting van de Minister, maar is door zijn brief niet veel wijzer geworden. Collega Segers had het er ook over. Waarom moest een nieuwe CIO ineens zo haastig aan de slag? Waarom moest deze per se van Boer & Croon komen? Waarom werden aanbestedingsregels en salarisnormen genegeerd? Is een kritische situatie de enige rechtvaardiging van de Minister? Waarom duurde deze kritische situatie twee jaar, wat veel langer is dan de oorspronkelijke drie tot zes maanden van de opdracht? Wij zijn benieuwd naar het antwoord van de Minister. Bovendien lijkt het mijn fractie goed om dit punt nog eens door de commissie integriteitsschendingen inkoop en aanbestedingen te laten bekijken, want dit valt uiteindelijk niet binnen de aanbestedingsregels. Graag een reactie.

D66 wil een gezonde en goed presterende politieorganisatie. Drie punten zijn hierbij van belang. Ten eerste: een goede training, waaronder ook training onder stressvolle omstandigheden. Ten tweede: een goede zorg, nazorg en rechtspositie voor medewerkers met een beroepsgerelateerde ziekte zoals PTSS. Ten derde: een diverser samengestelde politie. Situaties zoals rond Henriquez in Den Haag laten zien dat agenten beter getraind moeten worden. Ik raad de Minister aan om het onderzoek naar vaardigheidstrainingen van Peter Renden van de Universiteit van Amsterdam te lezen. Een betere training van politieagenten blijkt hard nodig. De huidige oefentijd is gering – de collega's hadden het erover – en de training is niet altijd toegespitst op de realiteit. Het is van belang dat agenten onder stressvolle omstandigheden leren presteren. Als agenten onvoldoende voorbereid zijn op geweldsituaties in de praktijk, is de kans op letsel bij burgers groter. Ook raken agenten dan vaker gewond en ervaren ze vaker fysieke of psychische klachten. Daarom is het voor D66 van belang dat agenten effectievere en betere training krijgen. Is de Minister bereid om stress als stelselmatige factor mee te laten nemen in de training van de politie?

D66 is blij dat de Minister ons voorstel voor de wettelijke verankering van PTSS als beroepsziekte gaat uitvoeren. Ik hoor evenwel dat het programma voor mentale weerbaarheid in de huidige vorm ophoudt te bestaan. Mijn zorg is dat de goede elementen van dat programma verloren gaan. Het is zonde als het een workshop in plaats van een vaardigheidstraining wordt. Hoe zorgt de Minister ervoor dat datgene wat is opgebouwd goed geborgd wordt?

Een betere en meer divers samengestelde politie is van belang. Ik sluit mij aan bij collega Marcouch, maar wil er nog een paar woorden aan wijden. Meer diversiteit is niet alleen van belang om etnisch profileren en discriminatie binnen en buiten het politiekorps tegen te gaan, maar ook om beter te presteren en criminaliteit effectiever te bestrijden. Om onopvallend te kunnen surveilleren, betere informatie te verkrijgen of criminele activiteiten te detecteren heb je mensen met verschillende competenties, verschillende etnische afkomst en een andere moedertaal, sekse, leeftijd, opleidingsniveau of specialistische kennis nodig. Politiek Den Haag moet daarom niet direct in een kramp schieten wanneer men zegt dat meer diversiteit een absolute voorwaarde is voor de legitimiteit van de politie. De actie moet nu van de Minister komen om de politie hierin te ondersteunen. Graag hoor ik welke plannen hij hiervoor heeft.

Voorzitter: Berndsen-Jansen

De vergadering wordt van 11.11 uur tot 11.31 uur geschorst.

De voorzitter: In de termijn van de Minister krijgen de collega's twee interrupties.

Minister Van der Steur: Voorzitter. Ik dank de leden van de Kamer voor de gemaakte opmerkingen. Ik heb het vaker gezegd: het is voor mij als Minister heel plezierig om te weten en te ervaren dat de commissieleden niet alleen heel betrokken zijn bij de politieorganisatie, maar ook goed op de hoogte zijn. Hierdoor maken zij in heel veel gevallen opmerkingen die een grote steun in de rug zijn voor het werk dat ik samen met de korpsleiding en alle andere betrokken partijen bij het wel en wee van de politie dagelijks uitvoer.

Ik sluit aan bij de woorden die in de richting van de voorzitter zijn gesproken. Wij zullen elkaar vast nog wel treffen voordat u daadwerkelijk uw betrokkenheid bij de Tweede Kamer beëindigt. Ik betreur dit zeer, maar heb er begrip voor. Ook voor mij geldt dat ik onze debatten, die varieerden van thema's waarover we het eens zijn tot thema's waarover we het fel oneens zijn, niet alleen in de rol van Kamerlid maar ook in mijn huidige rol als Minister, altijd met open vizier en op een heel plezierige manier heb gevoerd. Dat was niet in de laatste plaats omdat we samen de liefde voor het Friese platteland en met name de regio rond Dokkum delen. Ik pleeg daar nog weleens te komen en dan rijd ik altijd langs het plaatsje Burdaard – dat moet je goed uitspreken, want de klemtoon moet niet verkeerd worden gelegd – wetende dat mevrouw Berndsen daar snode plannen voor de D66-fractie aan het verzinnen was. Ze zal dit niet meer doen en af en toe is dat ook wel weer heel plezierig.

Ik kom op het vertrek van de korpschef. Het is een beetje merkwaardig om het daarover te hebben, want de heer Bouman gaat nog lang niet weg. Er komt nog een afscheid en het is heel erg verdiend dat dit op grootse wijze zal plaatsvinden. De heer Bouman heeft een logisch en natuurlijk moment gekozen om mij te vragen om een opvolger voor hem te zoeken. Zijn vertrek valt samen met het moment dat de basis voor het nationale politiekorps is gelegd. Alle politiemedewerkers zullen begin 2016 weten wat hun nieuwe plek in de nieuwe organisatie is. De planning van de reorganisatie is aangepast en de operationele aansturing is neergelegd bij de politiechefs van de eenheden, zoals ik met de regioburgemeesters heb afgesproken. Daarmee gaan we echt een nieuwe fase van de Nationale Politie in.

De volgende fase van de vorming van de Nationale Politie vraagt, zoals de heer Bouman zelf heeft aangegeven, om nieuw leiderschap met andere kwaliteiten. Hoewel hij pas per 1 februari 2016 vertrekt, vind ik het gepast dat ik nu al mijn grote waardering en respect uitspreek voor de heer Bouman en voor al het werk dat hij, niet alleen in de voorbereidende fase maar ook in de vorming, voor de Nationale Politie heeft verricht. Ik denk dat hij de geschiedenis zal ingaan als iemand die met een enorm enthousiasme de grootste reorganisatie in de geschiedenis van de Nederlandse overheid geleid heeft.

Ik zal zoeken naar een opvolger die past bij de opgave voor de Nationale Politie voor de komende jaren. Dat zal een open procedure zijn. Ik deel de oproep van de heer Marcouch: alle kandidaten die voldoen aan het profiel dat de heer Marcouch heeft aangegeven, worden van harte uitgenodigd om zich aan te melden. We volgen een procedure in nauwe samenwerking met de Nationale Politie, de korpsleiding en conform de afspraken met het lokaal gezag, de regioburgemeesters en de Kamer. De profielschets is een openbaar document; zodra die is vastgesteld door alle betrokken gremia, zal de Kamer die dus ontvangen.

Mevrouw Kooiman vroeg of ik de gehele korpsleiding tegen het licht ga houden. Daar is geen enkele reden toe. De korpsleiding geniet mijn volledig vertrouwen. We zullen nauw samenwerken met de korpsleiding bij het zoeken naar een nieuwe korpschef. Dat is belangrijk. Dat wil overigens niet zeggen dat ik verdere mobiliteit binnen de korpsleiding uitsluit. Ook voor de mensen die daarin de afgelopen jaren actief waren, was het een ongelofelijk zware klus. Dit is typisch iets wat je samen met de nieuwe korpschef in goed onderling overleg bespreekt. Natuurlijk betrek je daarbij ook de gezagen en de centrale ondernemingsraad die daarin een belangrijke rol vervult.

Mevrouw Kooiman vroeg naar de kwestie met de directeur van het Politiedienstencentrum. Die gaat weg wegens persoonlijke omstandigheden. Ik heb heel veel respect voor het werk dat hij de afgelopen tijd heeft gedaan. We zullen langs de gebruikelijke weg een opvolger voor de betreffende directeur zoeken. Het is vanzelfsprekend dat er met grote regelmaat binnen de top 60 van de Nationale Politie vacatures zullen zijn. Dat wil overigens niet zeggen dat er bij elke nieuwe vacature een discussie moet plaatsvinden over de vraag of de Minister de zaak wel onder controle heeft. De politie is een groot bedrijf waarin heel veel mensen zullen blijven bewegen. Dat moet ook. Arbeidsmobiliteit binnen organisaties als de Nationale Politie is van groot belang om kennis en kunde te kunnen delen en ervaringen te kunnen verspreiden. Ook voor deze functie geldt dat een open procedure met een openbare profielschets wordt gevoerd.

Ik begin zo met het personeelsbeleid binnen de Nationale Politie en dan kom ik op het onderdeel migratie, herijking en de capaciteitsdiscussie. Vervolgens zeg ik wat meer over diversiteit en PTSS en daarna beantwoord ik de hele reeks van overige vragen die de Kamer over allerlei verschillende onderwerpen heeft gesteld.

De heer Marcouch vroeg of ik alvast wil zeggen dat de nieuwe korpschef een topvrouw met een bepaalde kleur wordt. Dat zou uiteraard in strijd met mijn positie als Minister zijn. Het kan niet zo zijn dat ik van tevoren al kandidaten uitsluit en dat zal ik ook zeker niet doen. Vanzelfsprekend kijken wij goed naar alle aspecten.

De heer Marcouch (PvdA): Voor alle helderheid, mijn verzoek was natuurlijk helemaal niet dat de Minister dat zo moest zeggen, maar dat hij de belofte doet zich daarvoor in te spannen. We weten dat de vertegenwoordiging van vrouwen en minderheden in de top van de politie niet vanzelfsprekend is. Het gaat niet vanzelf. Daarom is er diversiteitsbeleid, ook op topvrouwniveau. Ik vroeg of de Minister zich specifiek wil inspannen en inzetten om dit mogelijk te maken. Dit uiteraard zonder af te dingen – ik vind het vreselijk om dat er steeds bij te zeggen – op kwaliteit. Er zijn topvrouwen met kwaliteit. De organisatie is erbij gebaat als de Minister daarin ambitieuzer wordt.

Minister Van der Steur: De heer Marcouch weet niet welke ambities de Minister op dit punt heeft, omdat dit de eerste keer is dat ik een korpschef ga zoeken. Ik doe dit volgens de officiële kanalen en alle mensen die gelijkelijk geschikt zijn, of ze nu man of vrouw zijn, of in Appelscha, Burdaard of Fez geboren zijn, hebben dezelfde kansen. Ik voer dat proces niet alleen uit, maar met de korpsleiding, de gezagen en de centrale ondernemingsraad. Uit dat proces komt uiteindelijk een kandidaat naar voren. Ik heb de oproep van de heer Marcouch herhaald, omdat het erom gaat dat mensen zich aanmelden.

De heer Marcouch (PvdA): De Minister schetst de formele procedure, maar we weten dat de werkelijkheid weerbarstig is en om beleid vraagt. Mag ik concluderen dat de Minister voorzichtig zegt dat hij het met mij eens is en dat een dergelijke kandidaat, mocht die zich aandienen, zijn voorkeur heeft?

Minister Van der Steur: De heer Marcouch snapt heel goed dat ik geen enkele voorkeur voor welke kandidaat dan ook uitspreek en zeker niet alleen op basis van geslacht of achtergrond. Dat is niet passend. Elke kandidaat wordt op zijn of haar kwaliteit beoordeeld en vervolgens wordt in overleg met alle gremia – ik doe dit niet alleen – besproken of de kandidaat in aanmerking komt voor de functie. Het past mij als Minister niet om een standpunt in te nemen over wat ik vind, omdat ik dit in goede afstemming met alle betrokken partijen uitvoer. Deze benoeming gaat niet alleen de Minister aan, maar wordt samen met het team van de korpsleiding en alle andere mensen gedaan. Het past mij niet om mijn eigen voorkeuren op tafel te leggen, als ik die al zou hebben.

Ik kom bij de vragen over de migratie. Het is niemand ontgaan dat op dit moment een debat in de plenaire zaal plaatsvindt waar onder andere de volgende vragen aan de orde komen. Hoe garanderen we de veiligheid van de asielzoekerscentra? Hoe garanderen we de veiligheid van de crisisopvang? Hoe gaan we om met de belangrijke taak voor de vreemdelingenpolitie om de mensen te registreren en om te controleren of mensen niet op een lijst van bijvoorbeeld jihadextremisten of terroristen staan? De Nationale Politie heeft daarin een belangrijke taak. Ik wil niet al te veel op de details ingaan omdat er tegelijkertijd nog een debat over gevoerd wordt, maar het moge helder zijn dat de veiligheidssituatie in en rond de opvangcentra extra aandacht van de politie en natuurlijk ook van het lokaal gezag heeft. Er zijn nauwe afspraken met het lokaal gezag gemaakt over hoe en wanneer bij incidenten wordt opgetreden. De Kamer heeft kunnen zien dat er de laatste tijd incidenten zijn geweest en dat het optreden altijd proportioneel en succesvol is geweest.

Het bevoegd gezag is natuurlijk leidend in het vaststellen van de lokale beleidsuitgangspunten, de tolerantiegrenzen die men lokaal wil hanteren en de eventuele opschaling. De politie maakt ook afspraken met de beveiligers die verantwoordelijk zijn voor de veiligheid in de opvangcentra. De opvangcentra die onder het beheer van het COA vallen, worden door middel van particuliere beveiligers beveiligd. Dat is staand beleid. De politie is hierop een aanvulling. Voor de crisisopvang die onder de verantwoordelijkheid van gemeenten valt, is het aan de gemeenten om keuzes te maken over de manier waarop ze de veiligheid willen garanderen. De politie is daar naadloos en nauwgezet bij betrokken. Op deze manier wordt telkens weer gekeken naar de lokale situatie en wat er nodig is. Het spreekt voor zich dat een opvanglocatie in Nijmegen met 3.000 bedden een andere aanpak vergt dan een locatie waar 10 of 5 mensen worden opgevangen. Het is goed dat ik mij als Minister daar niet tegenaan bemoei, maar dat we dat zo veel mogelijk aan de gemeente overlaten. Dit gebeurt in nauw overleg met de rijksoverheid en de Nationale Politie, want een gemeente kan dit niet alleen. De lokale situatie is daarin echter leidend.

Het is juist, zeg ik tegen mevrouw Helder en mevrouw Tellegen, dat de huidige situatie een wissel op de capaciteit van de politie trekt. We hebben hierover afgelopen maandag goed en constructief met de regioburgemeesters gesproken en goede afspraken gemaakt. We gaan ervan uit dat in het huidige scenario – in de richting van mevrouw Tellegen zeg ik dat er met alle scenario's rekening wordt gehouden – in het overleg met de lokale gezagen waarin de prioriteitsstelling van de Nationale Politie wordt besproken, vastgesteld wordt dat andere taken in het gedrang zullen komen. Er is alle reden om aan te nemen dat die extra capaciteit nodig zal zijn. Dit betekent dat de politie is verzocht om de consequenties van de huidige inzet inzichtelijk te maken, maar ook de inzet in de scenario's waarin die minder of meer zal worden. Dat proces is op dit moment aan de gang.

Onconventionele maatregelen worden niet geschuwd. De Staatssecretaris bekijkt bijvoorbeeld of taken die nu door politiefunctionarissen worden gedaan, overgeheveld kunnen worden naar buitengewone opsporingsambtenaren (boa's) zodat daarmee de capaciteit van de politie wordt vrijgemaakt. Dit staat ook in de brief die de Staatssecretaris met het oog op het debat van vandaag gisteren aan de Kamer heeft gezonden. Er wordt scherp gekeken naar de benodigde politiecapaciteit en naar mogelijkheden om die zo effectief mogelijk in te zetten. Er wordt dus ook gekeken wordt naar de mogelijkheid om personeel van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) in te zetten. Als de vrijwilligers een rol kunnen spelen, worden die er uiteraard bij betrokken. Ik waardeer het zeer dat de organisatie van vrijwilligers zich hiervoor heeft aangemeld. Zodra er meer duidelijkheid is, zullen wij de Kamer daarover informeren. Vermoedelijk loopt dit via de Staatssecretaris, die de coördinerende rol op zich neemt. Vanzelfsprekend is geld op enig moment een vraagstuk. Op kabinetsniveau wordt gekeken naar alle betrokken organisaties, niet alleen naar de Nationale Politie, en daarover wordt de Kamer separaat via de Staatssecretaris dan wel de Minister-President geïnformeerd.

Mevrouw Kooiman (SP): De Minister kent ons standpunt over het inzetten van particuliere beveiligers vrij goed. Als de beveiliging het niet aankan, is de politie alsnog nodig om in te grijpen. De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie roept dat er geen meldpunt nodig is, omdat de politie het meldpunt is. Er is heel veel onrust, er zijn demonstraties. Dit trekt echt een wissel op de politieorganisatie. Als je dit oplost met vrijwilligers of beveiligers, zal er altijd een extra taak voor de politie bijkomen. Wat doet de Minister aan de extra capaciteit die nodig is om die op te kunnen vangen? Ik hoor geen helder antwoord op die vraag.

Minister Van der Steur: Ik hoef mevrouw Kooiman niet uit te leggen hoe het systeem werkt. We zitten boven de capaciteit die we met de Kamer hebben afgesproken; er zijn boven de begroting dus meer politieagenten actief dan we zouden moeten hebben. Ik kan nog geen uitspraak doen over hoe dit zich verhoudt. Eén ding is zeker: als we nu beslissen dat er extra capaciteit moet komen – ik spreek niet uit dat dit zo is, dat hangt echt af van de gesprekken met de lokale gezagen – zoals in het verleden met de Koninklijke Marechaussee in het kader van de terrorismebestrijding is gedaan, dan duurt het geruime tijd voordat die er is. Dit betekent niet dat je met dit soort besluiten moet dralen, maar dat je er erg voorzichtig mee moet zijn. Je kunt geen individuele oplossingen verzinnen die je vanaf morgen kunt gebruiken, want dan beschik je niet over goed opgeleid personeel. Ik ben niet zo pessimistisch over de beveiliging. We zien al jaren dat de beveiliging door particuliere beveiligers bij de opvangcentra heel goed werkt en die werkt nu ook heel goed. Het is ontegenzeggelijk zo dat de politie optreedt als achtervang en in goed overleg met die beveiligers.

Mevrouw Kooiman (SP): Ik gaf in mijn eerste interruptie al aan dat er veel meer taken bijkomen door demonstraties, ongeruste mensen die bellen, de taak van de wijkagenten en noem maar op. De Minister weet ook wel dat niet de gehele Kamer heeft besloten dat de capaciteit bij de politie omlaag moet, zoals nu het geval is. Heel veel oppositiepartijen, ook de SP, hebben voorstellen gedaan om de capaciteit omhoog te krijgen. De Minister heeft daar tot op heden niet naar geluisterd. De Minister zegt dat er een extra belasting bij de politie is en dat er goed overleg moet komen. Betekent dit dat hij niet uitsluit dat er iets aan de politiecapaciteit gedaan moet worden? Zo ja, wanneer worden wij daarover geïnformeerd?

Minister Van der Steur: Even voor de goede orde: uiteraard is er sprake van een extra belasting van de politie. Het betreft gigantische aantallen en op een aantal terreinen nieuwe uitdagingen. Er hoeft geen goed overleg te komen, want dat is er al. Het spreekt voor zich dat er al goed overleg is, vooral met de lokale gezagen, de individuele burgemeesters, maar ook met de regioburgemeesters. Met hen moet het overleg ook plaatsvinden. Ik sluit niks uit. Ik sluit de inzet van vrijwilligers niet uit, ik sluit de inzet van persoonlijke beveiligers niet uit, ik sluit wettelijke maatregelen om taken bij de politie op een andere manier in te kunnen richten niet uit en ik sluit ook niet uit dat we op enig moment naar de capaciteit moeten kijken. Dat kan ik ook niet uitsluiten, want ik ken de scenario's niet.

Mevrouw Tellegen (VVD): Voor de VVD is dit een van de belangrijke punten voor vandaag. Er wordt ongetwijfeld nu ook in de plenaire zaal over gesproken. In de brief van Staatssecretaris Dijkhoff lezen we weinig over dit onderwerp. De Minister zegt dat de lokale situatie leidend is. Dat begrijp ik, maar we hebben wel te maken met landelijk beleid dat we de gemeenten opleggen. Het is de verantwoordelijkheid van het kabinet om met een integraal verhaal over de veiligheid van de centra te komen, of het nu gaat om de beveiliging van de vreemdelingen of de onrust die er in de wijk ontstaat. Zegt de Minister dat hij een inventarisatie maakt en met een visie komt? Zo ja, wanneer kunnen we die tegemoetzien, want ik heb niet het idee dat we hier maanden de tijd voor kunnen nemen.

Minister Van der Steur: Even voor de helderheid: de opvangcentra en de veiligheidssituatie daaromheen zijn een verantwoordelijkheid van de Staatssecretaris. Mijn rol is om ervoor te zorgen dat de effecten daarvan op een verantwoorde manier met de lokale gezagen en de regioburgemeesters worden besproken. De Staatssecretaris doet dit zelf ook. Afgelopen vrijdag is die bijeenkomst geweest. We lopen daarbij – mijn voorgangers noemden het schouder aan schouder – hand in hand samen voorop in het heel goede overleg met de lokale gezagen en alle betrokken diensten om ervoor te zorgen dat door de Nationale Politie en alle andere partijen gedaan wordt wat er gedaan moet worden, namelijk zorgen voor de veiligheid, optreden als het nodig is, zorgen dat je je informatiepositie op orde hebt en dat de afspraken over registratie en controles op een goede manier uitgevoerd worden. Daar staan we voor. Het is niet uitgesloten dat er in de lokale driehoeken gesproken wordt over prioriteiten. Dat doen we gezamenlijk op een heel zorgvuldige manier. We laten dat niet over aan de lokale driehoeken; we blijven met ze in gesprek omdat we onze verantwoordelijkheid daarin volledig nemen.

De voorzitter: Ik verzoek u uw interrupties te beperken tot de rol van de politie, omdat in de plenaire zaal de Staatssecretaris die verantwoordelijk is voor de problemen eromheen ook het woord voert.

Mevrouw Tellegen (VVD): Dat is helder, voorzitter, maar dit alles trekt een fikse wissel op de politie. Het is goed dat we het daar ook hier over hebben. Ik heb de Minister goed gehoord: onconventionele maatregelen zijn nodig voor uitzonderlijke situaties. Mag ik concluderen dat we over dit vraagstuk een aanvulling krijgen op de brief van de Staatssecretaris waarin die scenario's worden verkend en dat we daarover worden geïnformeerd?

Minister Van der Steur: Wij zullen de scenario's allereerst bespreken met de regioburgemeesters, zoals we hun dat afgelopen maandag hebben toegezegd. Als daaruit conclusies getrokken worden, wordt de Kamer daarover uiteraard geïnformeerd. Het is echter een proces dat zich elke dag ontwikkelt. Het is niet iets waar we na een maand weer eens naar kijken, maar iets wat binnen het kabinet en binnen alle departementen hoge prioriteit heeft. Daarom is er een aparte ministeriële commissie mee bezig en zitten we er vol en dik bovenop.

De heer Oskam (CDA): Regeren is vooruitzien. Er zijn 60.000 nieuwe inwoners in Nederland en er komen er nog veel meer. Het is dan toch logisch dat de capaciteit van de politie uitgebreid moet worden? In het kader van het migratiebeleid zegt de Minister dat de politie misschien taken kan afstoten naar boa's of wie dan ook. De politie is er echter voor de openbare orde, de bestrijding van de criminaliteit en om burgers te helpen als dat nodig is. Nu komt het voor dat de politie wordt ingezet om het vervoer voor het COA te regelen en dat soort dingen. De politie is een alleskunner en springt in alle gaten. Dat kan nodig zijn, maar dan moet je zorgen voor voldoende capaciteit en voldoende financiën.

Minister Van der Steur: Ik begrijp de opmerkingen van de heer Oskam, maar het voert te ver om allerlei inhoudelijke opmerkingen te maken, omdat ik daar nog niet aan toe ben. Ik heb net aangegeven dat we met de diverse scenario's bezig zijn en daar heel zorgvuldig naar kijken.

De heer Segers (ChristenUnie): Als de Minister ons informeert over het voortgaande overleg, is het raadzaam ons voor de begrotingsbehandeling een overzicht te sturen van de gevolgen voor bijvoorbeeld de inzet van wijkagenten. We hebben een ambitie uitgesproken en er is een motie aangenomen over de impact op de inzetbaarheid van wijkagenten en de externe inhuur, waar we ook kritisch naar kijken. Ik wil graag een update op die punten. Vindt er op dit punt overleg plaats met de LOPV?

Minister Van der Steur: Nu moeten we even oppassen, want we willen niet dat er twee informatiestromen ontstaan. Er is een ministeriële commissie die zich bezighoudt met het asiel- en vluchtelingenvraagstuk en alle aspecten rond de beveiliging. Ik zeg niet toe dat ik nu weer een separate lijn maak waardoor het allemaal alleen maar ingewikkelder wordt. Het is al ingewikkeld genoeg. De Kamer wordt geïnformeerd en ik zorg ervoor dat de informatie over de capaciteitsdiscussie naar de Kamer komt voor de begrotingsbehandeling en via de reguliere kanalen. De beslissing over de wijze waarop men wijkagenten inzet, ligt niet bij de Minister. Die vindt plaats in de lokale driehoek en in een discussie in de gemeenteraad. Als de lokale driehoek tot de conclusie komt dat het vanwege de discussie rond vluchtelingen de wens van een bepaalde regio of gemeente is om de politie anders in te zetten dan gebruikelijk, is het aan de lokale driehoek om dit af te stemmen en de keuzes over de inzet van wijkagenten te maken. Dat debat voeren we niet in de Kamer. Dat hoort echt thuis in de gemeenteraad waar het de mensen daadwerkelijk raakt en ze de afweging kunnen maken. We kijken naar de vraag wat het voor de capaciteit in algemene zin doet en hoe we ervoor zorgen dat we de in de Veiligheidsagenda vastgestelde prioriteiten in stand houden of veranderen omdat we hoofd moeten bieden aan deze onverwachte crisissituatie. Dat is mijn afweging en dat zeg ik de Kamer toe.

De heer Segers (ChristenUnie): Ik vraag niet om een separate brief. Het lijkt mij goed als dit punt integraal wordt meegenomen. Er zijn landelijke normen voor de verhouding tussen het aantal wijkagenten en het aantal inwoners, en de Kamer heeft zich uitgesproken over de ambitie. Daarom is het fair dat de Kamer wordt geïnformeerd over wat de buitengewone situatie, die een buitengewone druk op de politieorganisatie legt, doet met de normen en de ambities die de Kamer heeft uitgesproken. We moeten op dat punt helderheid krijgen.

Minister Van der Steur: Het punt is dat er niets gebeurt. De wijkagenten blijven gewoon de wijkagenten en ze blijven gewoon in de wijk beschikbaar. De vraag gaat over de verdeling van hun tijd. Het antwoord daarop weet ik niet. Het is een lokale afweging. Ik kan niet per gemeente en aan alle wijkagenten vragen welke keuzes de gemeente en de lokale driehoek gaan maken ten aanzien van de inzetbaarheid van de wijkagent. Als een individuele burgemeester samen met zijn lokale driehoek overweegt dat de wijkagenten moeten worden ingezet om bijvoorbeeld een crisisopvang te bemensen, is dat een keuze die men daar maakt. Daar word ik niet over geïnformeerd, maar het doet niet af aan het feit dat de wijkagent er is. Ik begrijp goed wat de heer Segers vraagt en ik zal proberen om hem zo veel mogelijk die informatie te geven, maar ik ga niet treden in de individuele afweging per wijkagent; die wordt lokaal gemaakt.

Ik kom bij diversiteit en discriminatie. De leden Helder, Marcouch en Berndsen vroegen naar de opmerking van de burgemeester van Den Haag. De geschiktheid en de motivatie van de agent staan natuurlijk altijd voorop. Zoals we al eerder in een heel uitgebreid AO over dit onderwerp hebben gedeeld, is de afspiegeling van de samenleving binnen de Nationale Politie geen doel op zich, maar is het voor het vertrouwen en de legitimiteit van de politie wenselijk dat er verbinding met alle groepen in de samenleving kan worden gemaakt. Terecht zegt de heer Marcouch daarbij dat het voor sommige locaties en specifieke wijken handig is als een politieman in staat is om de couleur locale te begrijpen, bijvoorbeeld door een taal te spreken die in die wijk gesproken wordt en besef te hebben van de culturele omstandigheden in zo'n wijk. Het actieprogramma voor diversiteit en multicultureel vakmanschap van de eenheid Den Haag is in lijn met het landelijke actieprogramma. Er is geen sprake van quota, maar het doel is om het aantal allochtone jongeren binnen de politie te doen toenemen. Dat doel hebben we in het vorige AO uitgebreid besproken. Er worden geen concessies aan de geschiktheid en evenmin aan de taaltoets gedaan.

De korpsleiding heeft in september 2015 het visie- en beleidskader over diversiteit en discriminatie binnen de politie vastgesteld. De focuspunten daarin zijn: verbinding met de samenleving, het realiseren van een inclusieve cultuur, verschillen tussen mensen herkennen, erkennen en waarderen, een betere aanpak van discriminatie, het beïnvloeden van de personele samenstelling en talentontwikkeling. Dit visiedocument moet in de uitwerking worden geconcretiseerd. We kijken ook naar de vraag over etnisch profileren. Dit is vooral aan de orde bij de controles op identiteit.

De heer Marcouch vroeg of de wet- en regelgeving rond werving en selectie nog actueel is. Leidt de huidige selectie er niet toe dat veel geschikte mensen als gevolg van die wet- en regelgeving afvallen? Ik heb niet het beeld dat wet- en regelgeving een belemmering is voor de werving en selectie, maar als de heer Marcouch andere signalen krijgt en hiervan wel sprake is, is dit typisch iets waarnaar we moeten kijken. Ik ben bereid om dat te doen. Sowieso wordt in het kader van werving en selectie heel kritisch naar alle procedures gekeken. Eventuele barrières die zich daarbij voordoen, zullen worden geslecht. Het korps is hier al heel actief in. Als de heer Marcouch concrete voorbeelden heeft, ga ik ervan uit dat hij ons die laat weten. We zullen daar dan uiteraard op acteren.

Mevrouw Helder (PVV): De Minister zei dat er geen sprake is van quota. Als het bericht in de media klopt, wil de Haagse burgemeester wel degelijk quota. Ik wil daar een nadere reflectie op. De Minister heeft op 8 juli 2014 een brief over het etnisch profileren geschreven. Daarin noemde hij een aantal onderzoeken waaruit blijkt dat er geen sprake is van structureel etnisch profileren. Het laatste onderzoek was van een Leidse professor die drie weken naar de situatie in Den Haag had gekeken. In het artikel waarover ik net sprak, lees ik dat er veel minder ID-controles zijn en dat er minder boetes worden uitgedeeld. Controle op zich moet niet het doel zijn, maar bij mij wekt dit de indruk dat er minder wordt gecontroleerd om maar onder het vermoeden van etnisch profileren uit te komen. Dat kan toch niet de bedoeling zijn?

Minister Van der Steur: Ik ben het geheel eens met dat laatste punt van mevrouw Helder. Er zijn twee manieren om ernaar te kijken. Je kunt te voorzichtig of niet voorzichtig genoeg zijn. De Kamer en het kabinet moeten de Nationale Politie de ruimte geven om te doen wat zij moet doen. Dat kan betekenen dat bepaalde bevolkingsgroepen meer aandacht krijgen dan andere door de ervaring dat daar mogelijkerwijs aanleiding voor zou zijn. Ik zeg het heel voorzichtig. Tegelijkertijd mag het niet zo zijn dat bepaalde bevolkingsgroepen per definitie altijd maar weer wordt gevraagd om zich te identificeren. Uit een goed onderzoek, dat ook in de Schilderswijk is gehouden, is de conclusie getrokken dat er geen sprake is van etnisch profileren, maar dat het risico wel op de loer ligt. Het risico bestaat, daarvan is iedereen zich bewust. Je mag niet te voorzichtig zijn, maar je moet ook niet te onvoorzichtig zijn. Ik denk dat mevrouw Helder het op dit punt met mij eens is.

Mevrouw Helders eerste punt ging over de instroom. Het doel is dat 25% van de nieuwe instroom van politie-aspiranten een diverse achtergrond heeft. Dat is nodig omdat je in het kader van de afspiegeling in het korps een bepaald percentage wilt hebben. Dit is een streefcijfer, maar er wordt geen concessie ten aanzien van de kwaliteit en de taal gedaan. Of dit percentage gehaald wordt, is altijd de vraag en een uitdaging. De burgemeester van Den Haag gaat niet over het aanname- en het diversiteitsbeleid. Dat is echt een verantwoordelijkheid van het korps Nationale Politie.

De heer Marcouch (PvdA): Ik schrik toch eventjes van het antwoord van de Minister. Hij zegt tussen neus en lippen door dat het kan zijn dat bepaalde bevolkingsgroepen vanwege de ervaringen extra aandacht krijgen. Dat is ethnic profiling. Ik ga ervan uit dat de Minister het niet zo bedoelt. Het moet juist zo zijn dat de politie professioneler optreedt door een goede training, expertise en kennis et cetera, en vooral de eigen pappenheimers die ze kent als misdragers, in de gaten houdt en niet de gehele bevolkingsgroep waaruit die raddraaiers voortkomen. We hebben een probleem als we een groep volledig in het vizier nemen omdat een aantal mensen uit die groep zich misdraagt. Dat is ethnic profiling en dat moeten we niet hebben.

Minister Van der Steur: De heer Marcouch en ik zijn het volledig eens. Dat is precies wat ik heb gezegd. Raddraaiers vallen in het algemeen in een bepaalde leeftijdscategorie. De kans dat die categorie meer aandacht krijgt dan een andere is aanwezig en is vaak terecht. Etnisch profileren is absoluut onwenselijk en niet toegestaan. Dat is heel simpel. Met name in de Schilderswijk is dit onderzocht, juist omdat er discussie was over de vraag of etnisch profileren daar wel of niet plaatsvindt. De uitkomsten waren positief, maar ik herinner me wel dat er in het rapport stond dat het risico bestaat. Dat betekent dat we ons daarvan allemaal bewust moeten zijn en de maatregelen moeten nemen die de heer Marcouch noemt: ervoor zorgen dat mensen goed opgeleid zijn, dat ze weten wat ze moeten doen en dat ze hun pappenheimers, hoe ze er ook uit zien en van welke leeftijd ze ook zijn, goed in de gaten houden. Daar gaat het om.

De heer Marcouch (PvdA): Om even wat namen te noemen die ontzettend veel last hebben van ethnic profiling: het gaat er uiteindelijk om dat de politie in wijken als de Schilderswijk in staat wordt gesteld de goede Hussein te onderscheiden van de foute Hassan. Dat gaat nu in die wijken te veel mis. Het kan niet zo zijn dat de goede Hussein last heeft van het feit dat de politie het onderscheid niet kan maken. Ik wil dat de Minister zich inzet voor een individuele benadering op gedrag en niet op kenmerken van een groep.

Minister Van der Steur: Daarop is het beleid ook gericht. Tijdens de rellen in de Schilderswijk zagen we heel veel goede, moedige en dappere Husseins die ervoor zorgden dat de Hassans zich niet verder hebben misdragen. Ik wil daar mijn respect en waardering voor uitspreken. Ik heb dat eerder in het openbaar, vlak na de rellen en vooral na het optreden van de goede Husseins, ook gedaan, omdat hun optreden heel waardevol is.

Ik kom op de politie-cao. Vanaf dag één dat ik de rol als Minister heb aanvaard, is het mijn doel geweest om zo snel mogelijk te komen tot een goede en rechtvaardige cao voor de Nationale Politie. Dat bleek niet gemakkelijk maar heel lastig te zijn, niet alleen vanwege alle belangen die er spelen, maar ook vanwege de financiële beperkingen die ik nu eenmaal op mijn begroting heb. Tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen heeft de Minister-President toegezegd dat ik de politiebonden zou uitnodigen om wederom in gesprek te gaan over de manier waarop we tot een procedure kunnen komen om stappen te zetten in het bereiken van de cao. Mijn uitnodiging is door de politiebonden aanvaard. Ik spreek mijn waardering uit voor het feit dat, ondanks het behoorlijk verstrekkende conflict, de politiebonden bereid zijn om dit gesprek met mij aan te gaan.

Het gesprek is zeer open en constructief geweest en we hebben afgesproken dat we een verkenner benoemen. Die verkenner is aan de slag gegaan en heeft een rapport met aanknopingspunten uitgebracht waarmee het volgens hem mogelijk moet zijn om de vastgelopen onderhandelingen te hervatten. Er is afgesproken met de politiebonden dat alle partijen zich de komende tijd beraden over de vraag of die aanknopingspunten voldoende zijn. Dit betekent in het geval van de politievakorganisaties dat zij hun achterban zullen raadplegen. Ik heb met hen afgesproken dat we in het belang van het te doorlopen proces de rapportage gedurende de achterbanraadpleging niet openbaar maken. Ik merk wel op dat ik al eerder in het kader van de cao-gesprekken en -onderhandelingen heb aangeboden het aantal trainingsuren te verhogen. Een van de uitgangspunten van de herijkingsnota is namelijk dat de politie deugdelijk getraind aan het werk moet kunnen gaan. Ik doe geen inhoudelijk mededelingen over de stand van zaken van de onderhandelingen en reageer ook niet op berichtgeving in de media over het wel of niet beschikbaar zijn van geld, waarnaar onder andere de heer Segers verwees. Die gesprekken voer ik slechts met de politiebonden, zodra we na de raadplegingen weer aan tafel gaan. De heer Segers vroeg of we binnenkort een punt achter het cao-conflict kunnen zetten. Ik heb daarop maar één antwoord: ik hoop het zeer. Ik doe er alles aan wat ik kan om dat te bereiken.

De heer Oskam en mevrouw Berndsen vroegen naar de zorg voor het politiepersoneel, PTSS en het personeels- en ouderenbeleid. In de herijkingsnota is het welzijn van het politiepersoneel als prioriteit benoemd. Hiertoe wordt met voorrang gewerkt aan het op orde brengen van het personeelsbeleid van de politie. De genoemde zaken als het ziekteverzuim en het ouderenbeleid maken deel uit van dit integrale personeelsbeleid dat in nauw overleg met alle belanghebbenden – ik wil het woord «stakeholders» vermijden – tot stand komt.

Mevrouw Kooiman en mevrouw Berndsen vroegen naar het onderwijs. Ik heb al gezegd dat onderwijs een belangrijk onderdeel van de politieorganisatie is. Er is voor het eerst een strategisch ontwikkelplan voor de gehele politieorganisatie opgesteld waarin op basis van de behoefte wordt bekeken wat er aan onderwijs nodig is. Dat is een aanzienlijke verbetering in vergelijking met vorige jaren. Het is een van de punten die in het kader van de reorganisatie integraal zijn opgepakt. Het is dus in ontwikkeling. Is het al klaar? Nee. Gaat het de goede kant op? Ja. Ik houd de vinger aan de pols.

Mevrouw Tellegen vroeg naar het vuurwapen. Ik heb zelf kunnen vaststellen dat het nieuwe vuurwapen ten opzichte van het oude vuurwapen een enorme verbetering is. We kunnen heel tevreden zijn met de nieuwe apparatuur waarmee we onze agenten op pad sturen. Op dit moment hebben de agenten jaarlijks 40 trainingsuren. Dat is meer dan ooit, maar dat komt doordat er meer dan 8 trainingsuren voor het omgaan met het nieuwe dienstpistool bijzitten. Het aantal schiettrainingsuren vanaf 2016 maakt uiteraard deel uit van de cao-onderhandelingen. Daar kan ik dus niet verder op ingaan, maar ik heb, zoals ik zei, verlenging van de uitbreiding voorgesteld omdat ik het belang van een goede schiettraining voor agenten onderschrijf.

Er wordt op dit moment ook gewerkt aan de doorontwikkeling van de integrale beroepsvaardigheidstraining, de IBT nieuwe stijl, met meer aandacht voor praktijk- en teamgericht trainen. Dit betekent dat schietinstructies niet alleen op de schietbaan plaatsvinden, maar ook in een meer realistische omgeving en met meer realistische scenario's waarbij gebruikgemaakt wordt van verschillende technieken waaronder de laserpistolen. Het schieten met scherp blijft echter altijd deel uitmaken van het trainingsprogramma omdat dat nu eenmaal, hoe je het ook wendt of keert, een bijzondere ervaring is.

Mevrouw Kooiman (SP): Ik kan natuurlijk ook interrupties bedenken over het feit dat een vijfde van het budget van de Politieacademie verdwijnt. Dat zal ik maar niet doen. Ik focus mij op iets wat mogelijk nu al aan de gang is en gemakkelijk uitgerold kan worden: de laserschietoefening. Die staat nog in de kinderschoenen, maar met een beamer en een laserpistool kun je deze trainingen aanbieden op locatie, dus misschien wel op de politiebureaus zelf. Er is heel veel animo voor. Acht studenten hebben zichzelf aangemeld voor de pilot, maar er komen heel veel mensen aanlopen die extra training willen. Kan de Minister toezeggen dat hij zal kijken naar uitbreiding van die pilot en naar de mogelijkheid om deze trainingen op locatie, op de politiebureaus zelf, te geven?

Minister Van der Steur: Mevrouw Kooiman en ik delen het enthousiasme voor dit aspect van het politiewerk en de politieopleiding en ik moet oppassen dat ik als Minister niet heel concreet ingrijp op het beleid dat de Nationale Politie ten aanzien van trainingen voert. Het is echt de verantwoordelijkheid van de Nationale Politie om het onderwijs vorm te geven. Vanuit mijn rol zorg ik ervoor dat we in de cao goede afspraken over het aantal uren maken. Ik heb de vragen van mevrouw Kooiman over de lasers schriftelijk beantwoord. In mijn antwoorden staat dat de pilots lopen, dat we daar goed naar kijken, dat er zeer hoge kosten mee gemoeid zijn en dat we altijd de afweging moeten maken tussen kosten en baten. Naar mijn weten wordt er op meerdere manieren en op meerdere locaties met scherp en met niet-scherp getraind om ervoor te zorgen dat politieagenten optimaal getraind zijn. Ik heb niet al te lang geleden een training mogen meemaken van de Dienst Speciale Interventies. Ik kan bevestigen dat met scherp wordt geoefend en dat er vrij realistisch met oefenvuurwapens getraind wordt als dat niet met scherp wordt gedaan. Ik maak me op dat punt geen zorgen. Er wordt naar alle middelen gekeken, maar als Minister is het niet mijn taak om daar keuzes in te maken. Die verantwoordelijkheid ligt bij de Nationale Politie.

Mevrouw Kooiman (SP): Dat snap ik, maar mevrouw Tellegen en ik hebben het enthousiasme van de werkvloer mogen ervaren. Het komt van de werkvloer en men wil het graag verder verspreiden. In de beantwoording van de Kamervragen vond ik het enthousiasme van de Minister niet zo merkbaar als nu. Kan hij de Kamer toezeggen dat hij in gesprek gaat met de Politieacademie om te kijken naar de mogelijkheden tot uitbreiding van de pilot en wil hij de Kamer daarover informeren?

Minister Van der Steur: Ik zal de korpschef vragen, en dat is bij dezen dan al gebeurd, om in zijn rol de gesprekken met de Politieacademie aan te gaan en mij te informeren over de voortgang van de pilot zodra daarover iets te berichten valt, zodat ik de Kamer kan informeren.

Is stressmanagement onderdeel van de training? Het leren omgaan met stress is een onderdeel van de nieuwe IBT. Mevrouw Berndsen vroeg naar het vervolg van de mentale weerbaarheidstraining en of de goede opleiding niet verloren gaat. De goede elementen uit de mentale krachttraining worden opgenomen in de IBT nieuwe stijl. De laatste fase van het programma is juist gericht op borging van de resultaten van dit programma. Het gaat erom dat de goede punten uit de mentale weerbaarheidstraining overeind blijven.

Voorzitter: Helder

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Ik ben benieuwd op welke manier de borging gaat plaatsvinden.

Minister Van der Steur: Het blijkt maar weer dat we mevrouw Berndsen eigenlijk niet kunnen missen in deze commissie, want deze vraag is zo goed dat ik de Kamer schriftelijk nader over de borging zal informeren.

Voorzitter: Berndsen-Jansen

Minister Van der Steur: De heer Oskam heeft naar de zijinstroom gevraagd. Ik waardeer de vasthoudendheid van de heer Oskam en die van andere leden zeer: dit punt komt steeds terug. We hebben het debat hierover in het vorige AO gevoerd. Dat was niet al te lang geleden, het risico bestaat dus dat ik hetzelfde antwoord geef. Dat doe ik met plezier. Het enthousiasme waarmee ik dat doe, doet niets af aan het feit dat ik de tekst van de heer Oskam herken. De politie werkt hard aan het werven van de zijinstroom. Daarnaast speelt de plaatsing van medewerkers in het kader van de reorganisatie. Die twee dingen grijpen in elkaar en dat is buitengewoon lastig, ook gezien de terechte afspraken die met de politievakorganisaties zijn gemaakt. Zij vinden dat we afdelingen niet kunnen vullen met nieuwe mensen om vervolgens vast te stellen dat voor de bestaande mensen geen plek meer is. Daar zit een kwetsbaarheid. Ik heb geen beeld van de uitstroomcijfers van de instroom. De verbetering richt zich op het specifiek werven, opleiden en het gericht inzetten op specialistische taken van de zijinstroom.

De heer Oskam (CDA): Ik had nog een andere vraag gesteld op dit thema. Heeft de cultuur er iets mee te maken? Het idee bestaat dat het lastig is om je plek te vinden als je van buiten, vanuit het bedrijfsleven, komt.

Minister Van der Steur: Met het risico dat we te veel focussen op het empirisch onderzoek: ik heb het boek van oud-rechercheur Prinsen gelezen, net als denk ik veel Kamerleden, en dan kun je je niet aan de indruk onttrekken dat het punt van het culturele aspect een onderdeel is geweest van de teleurstelling die de heer Prinsen over zijn carrière binnen de Nationale Politie uit. Mevrouw Berndsen heeft er ook een opmerking over gemaakt en die zegt dat vast niet voor niets. Een van de taken van de Nationale Politie is om de cultuur ten aanzien van de zijinstromers te veranderen. Dat zal zonder enige twijfel gebeuren. Tegelijkertijd denk ik, met een knipoog naar mevrouw Berndsen, dat cultuurverandering binnen organisaties als de politieorganisatie – ik kijk ook naar mijn eigen verleden in de advocatuur – niet het gemakkelijkste onderwerp is. Dat wil echter niet zeggen dat je dit niet moet doen. Ik ben het geheel met de heer Oskam eens.

De heer Segers vroeg hoe de samenwerking achter het 24/7 uursloket eruitziet. Deze samenwerking vindt met name plaats via Stichting de Basis. Via de Basis wordt ook de uitwisseling van kennis en expertise door verschillende partijen gefaciliteerd. De heer Segers maakte een opmerking over hulpverleners. Er zijn in Nederland tot mijn grote vreugde en waardering heel veel organisaties die zich het welzijn van de hulpverlener in algemene zin aantrekken. Er zijn misschien wel drie of vier organisaties die dat specifiek voor het politie-, brandweer- en ambulancepersoneel doen. Ik ben met al die organisaties in gesprek om te bekijken of het een idee is om de krachten te bundelen. Er zijn heel veel initiatieven, heel veel goede ideeën en er is heel veel goede en oprechte betrokkenheid, maar tegelijkertijd is er ook versplintering en zijn er veel verschillende ongecoördineerde acties. Als die gecoördineerd worden, kunnen ze enorm aan kracht winnen. Een van mijn ideeën is om de Landelijke Veiligheidsdag, die altijd in Almere plaatsvindt, te koppelen aan een hulpverlenersbijeenkomst waarbij alle hulpverleners gezamenlijk in het zonnetje gezet worden en men aandacht kan vragen voor problemen die hulpverleners ervaren. Ik zou het mooi vinden als ik in de overleggen met die organisaties zo ver kan komen dat men bereid is die stap in gezamenlijkheid te zetten, omdat men het belang ziet van het centraal zetten, waarderen en signaleren van de hulpverlener en het waarborgen van professionele begeleiding. Dat is een van mijn ideeën. Dit is een visie, maar ik weet niet of het lukt om het op die manier uit te werken. Ik hoop de Kamer daarover in de toekomst te kunnen informeren.

Mevrouw Tellegen heeft gevraagd hoe het gaat met de motie-Tellegen/Recourt. Je vraagt je af waarom mevrouw Tellegen die vraag stelt. Die motie zag op het punt van de Basis en de intensivering van de samenwerking met Defensie inzake verzuim en psychotrauma's. Mijn collega van Defensie en ik streven ernaar om de Kamer voor het einde van het jaar een brief te sturen over de bestaande samenwerking en de mogelijkheden tot intensivering daarvan.

Mevrouw Helder vroeg naar het nieuwe stelsel ten aanzien van vroege uittreding en leeftijdsgebonden aspecten. Dit is uiteraard een onderdeel van het cao-traject. Daarin wordt bepaald of er afspraken gemaakt worden en in welk tempo die gerealiseerd kunnen worden. Ik kan er dus op dit moment inhoudelijk niets over zeggen.

Ik kom op de huisvesting. De heer Oskam heeft gevraagd naar de sluiting van politiebureaus. Ook dit onderwerp is al eerder aan de orde geweest. Het politiebureau als zodanig is geen doel op zich, maar een middel om de taken goed uit te oefenen. Ook met minder bureaus, dat heb ik de heer Oskam al eens eerder gezegd, kan de politie minimaal hetzelfde niveau van dienstverlening verlenen. De keuzes zijn in dit traject in nauw overleg met het lokaal gezag gemaakt. De nieuwe mogelijkheden die de politie krijgt door MEOS, maar ook door het feit dat op termijn alle politieauto's als een politiekantoor moeten kunnen functioneren, ook op ICT-gebied, zorgen ervoor dat dezelfde, zo niet betere, dienstverlening kan worden geleverd. Het is inderdaad de bedoeling, zeg ik tegen mevrouw Tellegen, dat met MEOS meer politie op straat beschikbaar komt. Natuurlijk zullen er knelpunten zijn, maar die zullen we oplossen.

De voorzitter: Meneer Oskam, u hebt al twee interrupties gehad, maar u hebt geen vervolgvragen gesteld. Daarom mag u nog één vraag stellen.

De heer Oskam (CDA): Dat is heel aardig van u. De kracht zit vaak in de herhaling van de vragen, maar mijn intentie is niet zozeer om te praten over de bureaus die worden gesloten, maar over het huisvestingsplan. De Rekenkamer zegt daarover dat het de vraag is of er echt bezuinigd wordt als er bureaus dichtgaan en of dat niet juist meer gaat kosten. Daar was mijn vraag op geënt. Dat is dus new stuff voor de Minister.

Minister Van der Steur: Die opmerking is door de heer Oskam ook al eens gemaakt. Inderdaad zit de kracht soms in de herhaling. Het is voor mij goed om door de heer Oskam zo getraind te worden, dat ik dit soort verhalen over de politiebureaus elke keer op een natuurlijke manier kan brengen. Ik heb met de Algemene Rekenkamer een heel goed gesprek over de huisvestingsplannen gehad en ik ben heel blij met het rapport dat de Algemene Rekenkamer heeft uitgebracht. We konden in het gesprek vaststellen dat heel veel van de knelpunten die de Rekenkamer geconstateerd had, al waren opgelost tussen het moment van het uitbrengen van het rapport en het begin van de bespreking ervan. Daarmee was de Rekenkamer het eens. Daarnaast heeft de Rekenkamer op een aantal terreinen laten zien dat er een aantal knelpunten zijn ten aanzien van het vastgoedbeleid – daar gaat het over en niet over het sluiten van politiebureaus – van de Nationale Politie. De politie heeft die nu helder in beeld en er zijn nieuwe mensen gezet op het verwerken ervan. Ik maak mij geen zorgen, maar ik ben heel blij dat de Algemene Rekenkamer op dit punt aan nadere informatievoorziening heeft gedaan.

Ik kom bij de vragen van mevrouw Helder en de heer Segers over Limburg. Ook dit punt is al een keer aan de orde geweest. Er is in Nederland over het algemeen een vraag naar meer politiecapaciteit. In het licht van de vluchtelingenpolitiek is het, zoals ik in het begin van mijn betoog heb gezegd, niet uitgesloten dat de vraag wordt herhaald. Ik begrijp de vraag ook, want politiesterkte is en zal altijd een schaars goed blijven. Ik heb de politie in Limburg aangegeven dat het niet alleen niet raadzaam maar ook niet mogelijk is om tot aanpassing van de sterkte te komen. We hebben bij de verdeling van de sterkte destijds al rekening gehouden met de bijzondere kenmerken van Limburg als grensregio, maar ook met de activiteiten en uitdagingen van andere regio's zoals Brabant. Er is op dit moment een afgesproken sterkte van 2.799 fte operationeel. Per 1 januari zit men daarboven en is de sterkte 2.843 fte. Er is al 125 fte extra capaciteit toegewezen voor de versterking tegen de ondermijnende criminaliteit. In de begroting voor 2016 is daarvoor ook een extra impuls opgenomen. De korpsleiding heeft met mij afgesproken dat de basisformatie nooit onder de afgesproken hoogte zakt. Dat is echt een uitdaging, net als het vinden van goede mensen in Limburg. Zo worden de vacatures van de eenheid Limburg gevuld met 30 fte vanuit andere eenheden en worden meer aspiranten aan de eenheid Limburg toegekend. Uiteraard blijft de mogelijkheid voor het gezag om tijdelijke bijstand bij de korpschef aan te vragen. Ik zeg tegen mevrouw Kooiman dat tijdelijke bijstand inderdaad vanuit andere regio's komt en dus ten koste gaat van het werk dat die mensen daar doen. Daartegenover staat dat die bijstand ook kan worden teruggevraagd en dan heb je weer extra. Zo zal de zaak uiteindelijk in evenwicht blijven. Ik heb toegezegd dat ik in het najaar opnieuw in Limburg op bezoek ga en met het gezag over het actuele veiligheidsbeeld zal spreken. Ik beschik niet over een concrete datum, maar ik zal uiteraard mijn afspraken gestand doen.

Mevrouw Helder vroeg naar het lokaal maatwerk. Ik heb de uitkomsten van de discussie over lokaal maatwerk in mijn brief over de herijking opgenomen. De kern daarvan is dat de politie nog meer dan voorheen in staat is adequaat te reageren op lokale veiligheidsvraagstukken. De politie blijft natuurlijk een landelijk georganiseerde organisatie in een decentraal gezagsbestel. De zorg voor de veiligheid blijft de hoeksteen van alles wat er bij de politie gebeurt. Natuurlijk wordt hier scherp naar gekeken.

Het huisvestingsplan is met de regioburgemeesters in etappes besproken. De regioburgemeesters hebben tussendoor met hun eigen achterban overlegd. Wat dat betreft zijn de resultaten van de commissie Evaluatie Politiewet 2012 illustratief. Daaruit blijkt dat in Oost-Nederland aan de rol van de regioburgemeester een groot belang wordt toegekend. De resultaten blijken heel succesvol te zijn. Mijn complimenten aan de betreffende burgemeester. Men was al eerder akkoord gegaan met de lijst met toekomstige locaties, behalve die voor Oost-Brabant, maar ook daar is men inmiddels met de voorgenomen plannen akkoord gegaan.

Ik kom bij de overige vragen. De heer Oskam, mevrouw Helder en de heer Segers vroegen naar het Landelijk Meldpunt Internetoplichting. De inzet van de politie voor het oppakken van zaken met betrekking tot internetoplichting wordt natuurlijk mede bepaald door de beschikbare capaciteit. Dat gebeurt in de stuur- en weegploegen. Het Openbaar Ministerie bepaalt welke zaken worden opgepakt. Er zijn meer zaken dan er kunnen worden opgepakt. Het overnemen van aangiftes in de Basisvoorziening Handhaving (BVH) kost op dit moment nog heel veel tijd. Het is daarom de uitdrukkelijke wens om te komen tot digitale overdracht. Dit sluit ook aan bij de vergaande digitalisering van de strafrechtketen. Daar wordt aan gewerkt. Een andere reden dat niet alles wordt opgepakt, kan zijn dat in bepaalde voorvallen een niet-strafrechtelijke interventie effectiever is.

Ik ben heel blij dat de heer Segers vraagt naar een terugkoppeling over de internetaanbieders. Hij noemde Marktplaats en ik kan met grote vreugde zeggen dat Marktplaats een van de partijen is waarmee ik heel actief en nauwgezet samenwerk. Zeer recentelijk hebben we gezamenlijk een project gestart waarbij ons departement betrokken is: stopheling.nl. Marktplaats is zo vriendelijk om aan te geven dat het niet uitgesloten is dat internetoplichting en dus ook heling via zijn website plaatsvindt. We zijn ook in overleg met partijen in het kader van de datingfraude en met Facebook omdat daar onder andere veel oplichting plaatsvindt bij de verkoop van tickets voor concerten of wedstrijden. Eén ding is zeker: ook hierbij geldt dat mensen hun eigen verantwoordelijkheid moeten nemen. Wat er te mooi uitziet, is vaak ook te mooi. Bij een fiets voor € 50 die eruitziet of hij een veelvoud waard is, moet je je altijd afvragen waarom die fiets maar € 50 kost. Dat geldt ook voor andere zaken. Ik ben heel blij dat tijdens het gesprek dat ik twee weken geleden met de vertegenwoordigers van de datingsites over datingfraude had, de oprechte betrokkenheid voor de slachtoffers voelbaar was. Uiteraard zijn het klanten, maar de sites zijn bereid om samen met de politie wat aan de datingfraude te doen.

De heer Oskam vroeg naar de 277.000 dubieuze transacties. Het is heel lastig om zicht te krijgen op de vraag welke zaken de politie al dan niet terecht oppakt. Dat de politie dingen niet oppakt, is op zich begrijpelijk, maar de vraag is of dit altijd terecht is. Het is goed om beter te weten wat wel en niet wordt opgepakt. Daartoe ontwikkelen het OM en de politie op dit moment de zogenaamde Fraudemonitor. De heer Oskam snijdt een terecht punt aan: we weten te weinig van wat er met de zaken gebeurt. De FIU-Nederland heeft op dit moment voldoende capaciteit om het werk aan te kunnen.

Mevrouw Helder vroeg naar de samenwerking met de fraudemeldpunten. Er is een onderzoek van bureau Regioplan. Daarop wordt een beleidsreactie gemaakt en ik hoop die nog deze maand aan de Kamer aan te bieden. De samenwerking met de meldpunten is overigens erg goed. In het verleden is al eens onderzoek gedaan naar de vraag of er niet beter één meldpunt kan zijn, maar het blijkt dat iedereen gemakkelijker de specifieke meldpunten weet te vinden als er meer meldpunten zijn. Naar onze verwachting zal uit het rapport blijken dat de doorverwijzing naar slachtofferhulp beter kan en moet. Daar zullen we het beleid op formuleren.

Mevrouw Tellegen vroeg naar de digitale aangifte. Zodra het wetsvoorstel voor het gebruik van elektronische processtukken door de Eerste Kamer is aangenomen, wordt de digitale aangifte uitgebreid voor zaken die een opsporingsindicatie hebben. Op dit moment is de digitale aangifte in principe alleen bedoeld voor zaken zonder opsporingsindicatie. Dit leidt tot heel veel ergernissen en het is veel gemakkelijker om dit ook in geval van zaken met een opsporingsindicatie te doen. Dat zal ook gaan gebeuren. De politie bereidt zich hierop voor.

Mevrouw Tellegen vroeg naar de bodycam. De eenheid Den Haag heeft een pilot met de bodycam gedaan. Die pilot wordt vervolgd. Het is een nuttig instrument gebleken bij discriminatie en bejegening, maar kan dat ook zijn bij andere feiten en eventueel zelfs bij schietincidenten. De pilot wordt geëvalueerd en als die succesvol blijkt, zal ik uiteraard bezien of die landelijk of, indien wenselijk of nodig, lokaal kan worden uitgerold. Uiteraard moet er wel even naar de kosten worden gekeken.

Mevrouw Berndsen vroeg hoe het zit met de innovatie binnen de Nationale Politie. Tot mijn grote enthousiasme innoveert de Nationale Politie. Het onderzoek en de activiteiten rond het toekomstige gebruik van drones is daar een voorbeeld van, net als de ontwikkeling van sensing. Daarover zou mevrouw Berndsen, als zij daar nog kennis van zou kunnen nemen, ongetwijfeld buitengewoon enthousiast zijn. De Kamer begrijpt dat ik, als ik een brief over sensing zou hebben, die na 1 november naar de Kamer stuur. Vooral op het gebied van informatievoorziening wordt heel hard gewerkt aan initiatieven voor digitale samenwerking en de verbetering van bestaande systemen. Ik zal de stand van zaken in de voortgangsbrief presenteren en die ook naar Burdaard sturen.

Mevrouw Tellegen en mevrouw Berndsen vroegen naar het effect van het mobiel werken. Het doel is meer blauw op straat; agenten hoeven immers niet meer terug naar kantoor voor administratieve handelingen. Mobiel werken leidt tot minder afhankelijkheid van politiebureaus. Ik herhaal dat de Kamerleden die nog niet naar MEOS hebben gekeken, dat echt een keer moeten doen. Het is zeker een kwestie van budget, maar de uitrol van MEOS is voorzien in het huidige budget en zal ook gewoon plaatsvinden. Het is nu nog te vroeg voor de uitrol, want er lopen alleen nog maar pilots, die overigens heel succesvol zijn. In Gouda en Oost-Brabant lopen heel succesvolle pilots, ook voor het doen van aangifte, waar men heel enthousiast over is. We verwachten er dus heel positieve resultaten van.

Ik herinner me dat het dossier over de ICT-consultants een van mijn eerste dossiers was in de eerste week van mijn ministerschap. Op mijn eerste dag stuurde ik een brief over ICT-inhuur naar de Kamer. In maart en april 2012 kwam de uitvoering van het Aanvalsprogramma Informatievoorziening Politie in de allerhoogste risicocategorie terecht. Dat is een mooie omschrijving van het feit dat het misging met de stabiliteit van de politie-ICT. Daarop zijn op basis van gebleken ervaring en deskundigheid twee externe functionarissen ingezet. Die kwamen via Boer & Croon. Volgens mij was dat geen doel op zich, maar ik was er zelf niet bij. Deze inzet heeft zijn vruchten afgeworpen. De ICT heeft zich gestabiliseerd en het aanvalsprogramma is weer op gang gebracht. Beide deskundigen hebben, zoals ik in mijn brief schreef, hun opdracht goed vervuld. De Wet normering topinkomens was niet van toepassing op de inzet van de deskundigen. Wel was sprake van overschrijding van de zogenaamde De Pater-norm, de norm die aan externe inhuur een maximumuurtarief exclusief btw verbindt. Conform de norm heeft hierover verantwoording plaatsgevonden in het departementaal jaarverslag van Justitie over 2013, maar ten onrechte niet in het verslag over 2012. Ik heb maatregelen genomen om dit in het vervolg te voorkomen. Mijn ambtsvoorganger had al aangeven dat er sprake was van een uitzonderlijke situatie en dat bij overschrijding van de normen grote terughoudendheid past. Ik heb dat in mijn brief herhaald en aangegeven dat ik het onwenselijk vind dat dit soort inhuur plaatsvindt, tenzij het echt niet anders kan.

Voorzitter: Helder

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Ik vind dit een ernstige kwestie. Er was geen sprake van meerdere offertes; een reviewboard waarin al externe inhuur van Boer & Croon zat, speelde vervolgens een rol bij de externe inhuur van ICT-consultants. Als we het hebben over integriteit in de inkoop, zijn hier de nodige steken gevallen. Het blijft voor mij heel merkwaardig dat een ingehuurde externe consultant een dienstauto krijgt. Het is van tweeën een: of je bent een consultant en dan is het rijden met of zonder chauffeur verdisconteerd in je tarief, of je bent in dienst en dan geldt de balkenendenorm, de WNT. Hoe verhoudt dit zich tot elkaar?

Minister Van der Steur: Ik heb in mijn brief uitgebreid aandacht besteed aan de wet- en regelgeving. Ik heb ook duidelijk gemaakt dat ik het zelf een uitzonderlijke maar onwenselijke situatie vond, ook omdat in 2012 hierover niet op de juiste wijze een mededeling is gedaan. Ik vind echt dat dit niet nog eens mag voorkomen. Als het nodig is dat er externe inhuur plaatsvindt, zal ik rekening houden met de aspecten die mevrouw Berndsen schetst.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Dan wil ik graag de toezegging van de Minister dat hij de Kamer er vooraf over informeert als dit weer een keer moet plaatsvinden.

Minister Van der Steur: Dat kan ik niet doen, want we hebben duidelijke afspraken gemaakt over de manier waarop wij hiermee omgaan. Ik realiseer me heel goed dat je dit soort discussies als bewindspersoon liever niet hebt. Ik geef mij daar heel zorgvuldig rekenschap van. Als de situatie zich voordoet dat er binnen de regelgeving maar buiten de normen inhuur van derden nodig is, omdat je de capaciteit echt nodig hebt, moet je een goed verhaal hebben en verantwoording afleggen binnen het kader van afspraken dat met de Kamer is gemaakt.

Voorzitter: Berndsen-Jansen

De heer Segers (ChristenUnie): De Minister zegt dat er wat schoonheidsfoutjes in de rapportage zijn gemaakt. Hij verdedigt de keuze en zegt tegelijkertijd dat dit niet meer mag gebeuren. Dat is een wonderlijke combinatie. Dan moet hij toch ook zeggen dat het niet had mogen gebeuren en dat de keuze niet zo gemaakt had mogen worden?

Minister Van der Steur: Ik was er zelf niet bij, maar de situatie met het aanvalsprogramma rechtvaardigde dat er noodmaatregelen werden genomen. Die noodmaatregelen zijn ook genomen en hebben hun effect gehad. Er is geen discussie, ook niet bij de betrokken partijen, over de kwaliteit en de kunde van de betrokken mensen. Ik heb mij in de brief vooral gericht op het vervolg: de overgang van een van de deskundigen naar een functie binnen het departement waarbij in het kader van de gemaakte afspraken ook weer dingen niet goed zijn gegaan. Dat had niet mogen gebeuren. De onduidelijkheid die daarover is ontstaan, is voor niemand goed geweest, ook voor de betrokkene niet. Aan de gekozen oplossing heeft iedereen schappelijk meegewerkt, ook de betrokkenen, zowel de externe verhuurder als degenen die het werk hebben gedaan. Ik wil daar geen kwaad woord over zeggen. Ik vind dat het heel netjes gegaan is. Het gevolg was wel een discussie over de manier waarop het gaat. Het is mijn beleidsinzet om ervoor te zorgen dat die discussie niet meer voorkomt.

De heer Segers (ChristenUnie): Dan helpt het dat de vinger aan de pols wordt gehouden. De Kamer en het kabinet kijken steeds kritischer naar topinkomens bij de overheid. Het kabinet heeft de normen bij de rijksoverheid naar beneden bijgesteld, in die zin dat er minder verdiend mag worden. Er wordt gerapporteerd over het aantal externen. We moeten op dit punt ontzettend kritisch blijven, omdat ik bij dit soort bedragen ontzettend achter mijn oor krab. Ik vind ze echt buitengewoon hoog.

Minister Van der Steur: Ik begrijp de opmerking. Ik heb erover gezegd wat in mijn brief staat en daar blijf ik achter staan. Ik herken de opmerkingen.

De heer Segers heeft een serieuze opmerking gemaakt – niet dat de vorige opmerking niet serieus was, maar ik probeer een overgang te maken van een technisch onderwerp naar een onderwerp dat mij meer aan het hart gaat – over de manier waarop ik mijn medeleven uit naar mensen die tijdens de uitoefening van hun functie in de knoop komen of gewond raken. Helaas hebben we twee gevallen. Op de A15 was sprake van een zeer ernstig geval waarvan tot mijn grote spijt foto's via internet verspreid zijn. Daarnaast is er het geval in Assen. Het beleid is dat ik in overleg met de korpsleiding een brief stuur als mensen in de uitoefening van hun dienstbetrekking gewond raken. Daarnaast onderneemt de korpsleiding ook allerlei actie. Als het moet, ga ik zelf bij de mensen langs en dat doe ik graag. De brief aan de betrokken agent in Assen is nog niet verzonden. Dat zal deze week gebeuren. Ik ben er heel trots op dat de betreffende politieagenten vele blijken van waardering uit het land hebben gekregen. Het is terecht dat dit gebeurt, want iedereen vindt dat dit soort dingen niet mag gebeuren. Ongelukken tijdens dienstverband moeten zo veel mogelijk vermeden worden.

Mevrouw Helder vroeg naar LFO. Daarover zijn veel Kamervragen gesteld, die ik allemaal keurig zal beantwoorden voor zover ik dat al niet gedaan heb. Ik hoor dat ik dat vandaag inderdaad heb gedaan. Wat ben ik toch goed. Ik heb tot mijn grote vreugde twee keer een bezoek aan LFO gebracht. De eerste keer viel samen met de Landelijke Veiligheidsdag in Almere. De tweede keer was voor de bewuste samenwerking. Ik heb gezien hoe ingewikkeld het werk is dat binnen LFO plaatsvindt. Ik heb enorme waardering voor het werk dat de mensen doen. De samenwerking met de brandweer, de veiligheidsregio's, de omgevingsdiensten en de basisteams loopt heel goed. De grote piek die ontstond omdat men ook actief bij situatie rond de MH17 was, is voorbij. Ook daarbij past mij om mijn buitengewone waardering uit te spreken voor het werk dat LFO heeft gedaan. Ik heb in antwoord op Kamervragen aangegeven dat de criteria zijn aangescherpt, zodat LFO niet altijd ingezet hoeft te worden. Er zijn inmiddels vier extra mensen aangenomen die inderdaad nog niet zelfstandig kunnen werken. Dat wil je ook niet, want je wilt dat ze alleen maar zelfstandig werken als ze goed zijn opgeleid. Daar sta ik voor, want het werk is niet gemakkelijk en zoals ik in Zaanstad heb mogen ervaren, ook niet zonder gevaar.

Mevrouw Helder vroeg naar de positie van de pathologen. We hebben daarover vorig najaar gesproken in het algemeen overleg over huiselijk geweld en dieren. Er is ook een VAO over geweest waarin de Staatssecretaris van Economische Zaken heeft aangegeven dat hij met de twee pathologen om de tafel zal gaan. V en J zal daarbij aansluiten. De oplossing is in zicht.

De heer Oskam vroeg naar de mol. Ik heb in het vragenuur op vragen van de heer Segers geantwoord dat het een buitengewoon nare zaak is dat we hebben moeten vaststellen dat een politieagent informatie heeft verzameld en heeft verkocht aan criminele organisaties. We weten dat het ondanks alle voorzorgen kan voorkomen, en in het verleden ook altijd voorgekomen is, dat er binnen de politieorganisatie rotte appels zijn. Dit schaadt niet alleen het vertrouwen van de samenleving, maar ook dat van de eigen collega's. Het kan mensen in gevaar brengen, niet alleen de eigen collega's, maar mogelijk ook getuigen of, nog erger, infiltranten die actief zijn in een criminele organisatie. Die zijn buitengewoon kwetsbaar. Op dit moment wordt door het OM en de politie alles gedaan om het effect op eventuele lopende strafrechtelijke onderzoeken en op personen in kaart te brengen. Ik heb hiervan nog geen resultaten gezien en ik kan er ook geen inhoudelijke mededelingen over doen. Ik zeg de Kamer toe dat ik zal bezien of ik de Kamer daarover vertrouwelijk kan en mag informeren als ik er meer zicht op heb. Als dat niet zo is, meld ik dat ook aan de Kamer.

Mevrouw Tellegen en de heer Oskam vroegen wanneer ik de uitslagen verwacht. Ik geef daarop een antwoord dat hen niet gelukkig zal maken, want ik informeer de Kamer zodra het onderzoek is afgerond. Eerder zal het niet zijn, maar ook niet later. Ik zal nauwgezet afwegen wat ik openbaar en wat ik vertrouwelijk kan meedelen.

Mevrouw Tellegen verwees naar de goede resultaten op het gebied van vuurwapens. Het afgelopen jaar is de aandacht vooral uitgegaan naar het verder opsporen van illegale vuurwapens, met name vanwege de zorg die in de Kamer leeft over de zware en automatische vuurwapens die gebruikt worden bij liquidaties. Daarbij wordt nauw samengewerkt door een nieuw netwerk van de politie, de KMar, de douane en het Openbaar Ministerie. Er wordt gewerkt aan een verbetering van de informatievoorziening en er worden 24 uur per dag, 7 dagen per week acties uitgevoerd die met name zijn gericht op de automatische wapens. Er is actieve samenwerking met Oost-Europa, Kroatië en Slowakije en er is een barrièremodel ontwikkeld. Ik heb tegelijkertijd in Europa, zoals ik in een vorig AO heb toegelicht, actie ondernomen om de minimumnormen voor het onklaar maken van vuurwapens hoger op de Europese agenda te krijgen, omdat harmonisering van de vuurwapenwetgeving op zich belangrijk maar geen oplossing is. Overal in Europa zijn illegale vuurwapens illegaal. Het gaat erom dat het in sommige landen gemakkelijk is om van een legaal vuurwapen een onklaar gemaakt vuurwapen te maken en dat vervolgens om te bouwen naar een illegaal vuurwapen. Dat is gebeurd bij de wapens die gebruikt zijn bij Charlie Hebdo en als ik me niet vergis ook bij die in Brussel. Daarom vind ik dat de minimumnorm de Europese minimumnorm moet zijn en heb ik dat punt naar voren getrokken. In bijvoorbeeld Nederland kan een onklaar gemaakt wapen absoluut nooit meer als vuurwapen gebruikt worden.

Het aantal afgepakte vuurwapens zie ik als een punt van zorg, maar ook als een bewijs dat de politie en het Openbaar Ministerie het werk op het gebied van vuurwapens veel beter zijn gaan doen. Ik heb recentelijk in Amsterdam een werkbezoek gebracht en daar gezien wat de vangst van een paar weken is. Je schrikt je dood als je ziet wat er aan vuurwapens in Nederland beschikbaar is gekomen. Hieraan heeft zeker niet meegeholpen dat in een aantal landen in het verleden heel grote arsenalen beschikbaar zijn gekomen, met name in Oost-Europa.

Mevrouw Kooiman vroeg naar de Rotterdamwet die onder leiding van de Minister voor Wonen en Rijksdienst is opgesteld. Dat wetsvoorstel wordt nog in de Tweede Kamer behandeld. Het gaat overigens niet om activiteiten van de politieorganisatie, maar om het verruimen van de mogelijkheden voor gemeenten om mede op basis van politiegegevens te screenen. Er wordt vanuit de politieorganisatie informatie verstrekt over overlast, jihad of radicalisering. Zo is het wetsvoorstel, maar eventuele vragen kunnen altijd bij de behandeling daarvan worden gesteld. Die behandeling zal naar ik hoop spoedig aanvangen.

Mevrouw Helder vroeg naar de stand van zaken van het onderzoek van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) naar voorbereidingshandelingen en inbrekerswerktuigen. Ik kan haar berichten dat het onderzoek klaar is en dat ik ernaar streef om de beleidsreactie voor de begrotingsbehandeling van Veiligheid en Justitie aan de Kamer aan te bieden.

Mevrouw Helder vroeg ook naar de handpalmafdrukken. Mijn voorganger heeft op 17 november 2014 tijdens het algemeen overleg over politieonderwerpen toegezegd in overleg te treden met het Openbaar Ministerie over een instructie voor de afname van handpalmafdrukken. Het OM en de politie komen deze maand met een notitie om de afname van handpalmafdrukken te verbeteren. Volgens mij is het beleid zo aangepast dat handpalmafdrukken kunnen worden opgeslagen, maar ik kom daar in de tweede termijn op terug.

Het instrument Cultuurmonitor Nationale Politie is samen met de politie en de politievakorganisaties ontwikkeld. Tot mijn grote vreugde kan ik mevrouw Berndsen melden dat die bijna klaar is. Hij wordt toegepast naast de vele andere cultuurinterventies die binnen de Nationale Politie lopen. Ik zal de Kamer over de resultaten informeren via de halfjaarlijkse voortgangsrapportage van de Nationale Politie. Daarmee heb ik alle individuele vragen behandeld.

De vergadering wordt van 12.52 uur tot 12.57 uur geschorst.

De voorzitter: De spreektijd in tweede termijn is maximaal twee minuten.

Mevrouw Helder (PVV): Voorzitter. Dank aan de Minister voor de antwoorden, ook voor de lollige antwoorden, want dat moet af en toe ook kunnen. De Minister zei: geen quotum maar wel een streefcijfer. Dat lijkt wel heel veel op een quotum. Een streefcijfer wil je behalen. Ik kan mij dan niet aan de indruk onttrekken dat er geselecteerd wordt om het streefcijfer te halen. Maar goed, ik heb de Minister ook horen zeggen dat de burgemeester niet over het aannamebeleid gaat, dus ik rubriceer dit dan maar even in de categorie «de burgemeester sprak voor zijn beurt». Ik blijf dit wel controleren, dat is mijn taak, en ik doe dat aan de hand van de berichten van mijn gewaardeerde collega Elissen die voor de PVV in de gemeenteraad zit.

De Minister zei dat hij niet wil dat er nog eens zoiets gebeurt als met de ICT-consultants, dat hij daarvoor gaat zorgen door het naleven van de criteria die hij in zijn brief heeft genoemd en dat hij deze discussie niet wil hebben. Ik ben dat met hem eens, maar ik vond de antwoorden niet echt bevredigend. Er is ook gezegd dat deze situatie twee jaar geduurd heeft. Dit heeft 1,3 miljoen euro aan belastinggeld gekost, veel meer dan het had mogen kosten. Ik ben niet echt overtuigd door het antwoord van de Minister. We mogen hopen dat het echt niet meer gebeurt, maar ik had daarop graag een iets steviger antwoord van de Minister gekregen.

Dank voor de toezegging over de forensisch pathologen. Die zitten inderdaad in de veterinaire forensische werkgroep. Ik houd dit in de gaten via mijn collega Graus die daarbij meer aan de knoppen zit dan ik. Die is zelfs in Bulgarije geweest, want daar gaan ze een volledige dierenpolitie installeren. Dat is een groot succes, dus dat houden we ook maar in de gaten.

Mijn laatste punt zijn de wapens. Waarom is daarvoor geen apart politieteam in Nederland? Als het bericht in de media klopt, is Nederland het enige land in Europa waar daar geen sprake van is. Ik refereer aan een artikel in het Financieele Dagblad van 4 oktober van dit jaar met de titel «Politie bezorgd over grote aantallen illegale wapens». Er zijn er veel in beslag genomen, maar dat schijnt nog maar het topje van de ijsberg te zijn. Misschien is een apart team een idee.

Mevrouw Tellegen (VVD): Voorzitter. Een woord van dank aan de Minister voor zijn heldere beantwoording. Met betrekking tot de berichten over de mol bij de Nationale Recherche kan ik mij voorstellen dat de Minister daarover geen uitlatingen kan doen en dat hij overweegt ons vertrouwelijk te informeren. We moeten dit afwachten.

De veiligheid van de opvangcentra is voor de VVD echt een punt. De Minister zegt dat hij daarbij schouder aan schouder staat of hand in hand loopt met de Staatssecretaris. We wachten de informatie van het kabinet af, maar ik hecht eraan dat duidelijk wordt op welke manier het kabinet naar dit vraagstuk kijkt. De VVD wil af van de ad-hocaanpak: bij elk incident bekijken we weer op welke manier het werkt. De VVD ziet liever een iets bredere visie over de manier waarop we in de toekomst met de veiligheid in de opvangcentra omgaan en de politie kunnen ontlasten.

We hebben een presentatie over het mobiel werken in de Kamer gehad. Het is een juweeltje. De Minister is daar al veel langer van overtuigd. De camera's op de kleding zijn hieraan gelieerd. Dat is een goede pilot. Ik ben heel benieuwd wat er uit de pilot in Den Haag komt, omdat ik graag zou zien dat we die sneller uitrollen, alleen al omdat het mobiel werken daarmee sneller in werking treedt.

Het is goed dat de Minister een brief stuurt over de manier waarop hij de motie over PTSS verder gaat uitvoeren. Ik heb hierover nog een vraag die ik in mijn eerste termijn vergeten ben. Er is een Raad voor civiel-militaire Zorg en Onderzoek (RZO) voor Defensie. Wil de Minister die raad en de rol van die raad in de samenwerking met de politie bij de brief betrekken?

De heer Oskam (CDA): Voorzitter. Ik dank de Minister voor zijn antwoorden. Hij zei dat ik wel heel vaak dezelfde vragen stel. De Minister heeft gelijk, maar ik krijg ook wel heel vaak dezelfde antwoorden. Je kunt er positief naar kijken in die zin dat er sprake is van een consistente Minister, maar je kunt ook denken dat de Minister de signalen van de Kamerleden niet oppakt. Aan dat laatste dacht ik eigenlijk, want we hebben de laatste weken allerlei debatten gevoerd, ook tijdens de Algemene Politiek Beschouwingen, de Algemene Financiële Beschouwingen (AFB) en gisteren in de Eerste Kamer. Met name door de oppositie, maar gisteren ook door de VVD in de Eerste Kamer, worden duidelijk signalen afgegeven dat het water niet alleen de politie maar ook de strafrechtketen tot aan de lippen staat. Wat gaat de Minister hieraan voor de komende begrotingsbespreking doen?

In het kader van de FIU-Nederland heb ik nogmaals gewezen op de motie-Oskam/Van der Staaij. Ik weet dat het niet kan, maar ik wil eigenlijk niet meer horen dat het niet kan, want we zien bij de asielproblematiek dat sommige dingen opeens wel kunnen. Ik wil horen dat de tijd rijp is om in de ministerraad verder te praten over het feit dat dit soort zaken kan helpen. De politie heeft het moeilijk. Als zij meer opspoort, moet zij dat geld kunnen herinvesteren in ander onderzoek.

Tot slot kan ik geen genoegen nemen met het antwoord van de Minister over het LMIO. Het gaat om 50.000 zaken. Natuurlijk zitten daar zaken bij die op een andere manier opgelost kunnen worden, maar bij dat meldpunt is een flink aantal burgers, politiemensen en mensen enorm gefrustreerd over deze gang van zaken. Wat gaan we eraan doen?

Mevrouw Kooiman (SP): Voorzitter. Een thema dat altijd bij een algemeen overleg Politie op tafel komt, is het capaciteitsprobleem. Zeker bij de nieuwe uitdagingen die wij momenteel hebben met de opvang van vluchtelingen, mogen wij dit probleem niet onbesproken laten. De Minister geeft aan dat de opvang van vluchtelingen mogelijk een nieuwe belasting voor de politie betekent en dat het zeer reëel is wat de Kamer stelt, maar vervolgens blijft een concrete oplossing uit. Er is overleg, begrijp ik van de Minister, maar op de wat-, hoeveel- en wanneer-vraag krijgen wij geen antwoord. Ik vraag de Minister om in ieder geval voor de behandeling van de begroting voor Veiligheid en Justitie te komen met wat hij gaat doen, bijvoorbeeld voor het zorgen voor meer capaciteit bij de politie.

We moeten ook een oplossing vinden voor de grote gaten in de Justitiebegroting. Terecht wezen mijn collega's op de Algemene Beschouwingen in de Eerste Kamer waar zeer kritische geluiden over de begroting van de Minister zijn geuit. De Minister schudt nee. Ik geef hem de tip om het nog eens terug te kijken. Wanneer komt hij met een brief? Ik heb zo mijn best gedaan om met een alternatieve dekking te komen. Ik hoor de heer Marcouch zeggen dat de financiële rechercheurs een goed idee zijn, maar van deze Minister hoor ik dat maar niet terug. Graag een reactie.

Ik maak me echt zorgen over het politieonderwijs en de enorme tekorten. We zullen hierop bij de begrotingsbehandeling zeker terugkomen. Het is goed als wij voor de begrotingsbehandeling geïnformeerd worden over meer training voor agenten en het schieten. Ik hoop dat we dan ook een nieuwe cao hebben, zodat duidelijk is hoeveel meer er getraind gaat worden. Ik houd graag de druk op de ketel.

De heer Marcouch (PvdA): Voorzitter. Ook ik dank de Minister voor de beantwoording van de vragen. Er zijn naar mijn idee twee dingen blijven liggen. Ik heb naar aanleiding van de actie van de Haagse burgemeester gevraagd wat de Minister vindt van het anders inrichten van de klachtafhandeling van het politieoptreden. De vorige Minister had ons een evaluatie van deze nieuwe klachtafhandeling beloofd. Ik wil graag weten wanneer wij die evaluatie krijgen en of deze Haagse innovatie een vervolg in het land kan krijgen. Het lijkt mij een goede ontwikkeling dat een burgemeester zich op de hoogte stelt van wat er aan de hand is. Dit geldt ook voor discriminatie. We horen veel klachten over discriminatie, maar we zien die niet altijd terug in de politiecijfers. Ik vraag daarvoor specifieke aandacht van de Minister.

Ik heb nog een punt over aangifte onder nummer. Gezien de tijd heb ik dat in de eerste termijn niet gemaakt. Sinds 2012 is het mogelijk om dienstverleners en hulpverleners aan te bieden niet op naam maar op nummer aangifte te doen. Het onderzoek van het WODC laat zien dat maar weinig hulpverleners en al helemaal geen burgers en gewone slachtoffers hiervan gebruikmaken. Dat komt omdat maar weinig mensen van die mogelijkheid op de hoogte worden gesteld. Politiemensen weten vaak niet goed wat ze ermee aan moeten of weten niet dat de mogelijkheid bestaat. Hoe bewerkstelligt de Minister met de politie dat de informatiepositie van de politie sterker wordt door deze mogelijkheid bij burgers en hulpverleners bekender te maken?

De heer Segers (ChristenUnie): Voorzitter. Ik wil de Minister danken voor zijn antwoorden en voor de warme woorden over de politieman in Assen. Wanneer mensen namens ons letterlijk in de vuurlinie staan voor de veiligheid van de samenleving en zo'n waardeloze reactie krijgen, is het van belang dat er warme, het liefst zo persoonlijk mogelijke, woorden te horen zijn. Dank daarvoor.

Dank ook voor de inzet en de hoop om een punt achter de cao-onderhandelingen te kunnen zetten. Die hoop delen wij zeer. Ik dank de Minister dat hij in beweging is gekomen. Ik kan die hoop alleen maar onderstrepen. De Minister wil ook in overleg met de politievrijwilligers om inzichtelijk te maken wat de huidige vluchtelingenstroom met de capaciteit doet. In de algemene berichtgeving zullen wij daarnaar blijven kijken.

Het was interessant wat de Minister zei over de bundeling van hulporganisaties, de organisaties die bezig zijn met de zorg voor politiemensen of hulpverleners in het algemeen, en zijn inzet om die mensen bij elkaar te brengen. Ik moedig de Minister ook op dit vlak aan en hoor graag hoe dit afloopt.

Ik had nog een vraag openstaan over geestelijke verzorging. De Minister schrijft er in een brief een paar woorden over. In het verleden zijn hierover afspraken in de cao opgenomen. Kan dit nu ook?

Ik sluit mij aan bij mijn collega's van de SP en het CDA over de financiën. Ik begrijp dat de Minister daar nu niet het laatste woord over kan zeggen, maar de Minister van Financiën zei tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen dat hij nog eens naar de begroting gaat kijken. Bovendien komt het signaal van de overkant, van de Eerste Kamer, dat we hier heel secuur naar moeten kijken. De vraag is dan op welke manier dit traject plaatsvindt in aanloop naar de begrotingsbehandeling in november. We moeten ook nog eens naar de begroting van de politie kijken en hebben daar allerlei vragen over. Wat is het traject tussen nu en de begrotingsbehandeling in november?

Voorzitter: Helder

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Voorzitter. In het kader van de inzet van de politie voor de vluchtelingenopvang vroeg ik welke prioriteiten van het lijstje af moeten. Iedereen ziet dat de vluchtelingenopvang ongelofelijk veel voor de politie gaat betekenen, niet alleen voor de vreemdelingenpolitie, maar ook voor de politie in het kader van de handhaving van de openbare orde en veiligheid rond allerlei asielopvang. Mijn vraag is dus enerzijds wat er van het lijstje prioriteiten afgaat en anderzijds hoe het financiële gat dat deze opvang oplevert gedicht wordt.

Ten aanzien van het budget voor ICT gaf de CIO aan dat je, als je je ICT op orde wilt houden of aan innovaties wilt toekomen, een budget nodig hebt met een bandbreedte van tussen de 7% en de 11%. De politie zit rond de 7% en met die 11% is in de meerjarenbegroting überhaupt geen rekening gehouden. Ik vraag de Minister om extra aandacht hiervoor.

Met betrekking tot innovatie heeft de Minister een aantal zaken genoemd, maar ik pleit ervoor dat innovatieprojecten vooral in samenwerking met anderen worden opgepakt. Als ik een beetje kritisch mag zijn: het is bij de politie een beetje van «if it's not invented here, dan is het niet goed». Zo is Defensie bijvoorbeeld een soort natuurlijke partner van TNO. Ik pleit ervoor dat ook de politie een soort natuurlijke partner wordt, zodat ook daar innovatie kan plaatsvinden.

Voorzitter: Berndsen-Jansen

Minister Van der Steur: Voorzitter. Dank in de richting van mevrouw Helder. Ik bevestig dat een streefcijfer niet hetzelfde is als een quotum en dat er geen enkele concessie aan de kwaliteit wordt gedaan.

Ik begrijp de opmerkingen over de externe inhuur. Ik geef in mijn brief duidelijk aan wat ik daarvan vind. Als zich een noodsituatie voordoet waarin wij iemand met bepaalde kwaliteiten voor een periode nodig hebben, dan zullen wij daarover op de juiste wijze rapporteren. Ik ben er zelf zeer terughoudend in.

Ik heb er goed nota van genomen dat mevrouw Helder mij op een aantal terreinen zal volgen. Ik had niet anders verwacht. Haar laatste punt was de vuurwapens. In elk team is in deskundigheid over vuurwapens voorzien. Er zijn geen speciale afpakteams, omdat we juist willen dat het vuurwapenvraagstuk integraal in het reguliere werk wordt meegenomen. Er zijn in Amsterdam 400 agenten actief op het gebied van de liquidaties. Dan zou het heel raar zijn als daar doorheen een team beweegt dat zich bezighoudt met het afpakken van vuurwapens en dat het andere team zich daar niet mee bezighoudt. Dat moet integraal zijn. Ik zeg wel, ook in de richting van de heer Oskam, dat het OM beziet of er een speciale officier vuurwapens moet worden aangesteld om de samenwerking en de focus binnen het OM op dit punt te verbeteren. Als daarover nieuws is, zal ik de Kamer erover informeren.

Mevrouw Helder (PVV): De Minister zei in zijn eerste termijn dat hij zou terugkomen op de handpalmafdrukken. Het lijkt mij voor het verslag fijn dat we dat hier ook uitspreken.

Minister Van der Steur: Ik neem dat punt mee in de brief over het WODC-rapport over de inbrekerswerktuigen. In algemene zin is het volgens artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) in alle gevallen niet toegestaan om handpalmafdrukken af te nemen. We hebben echter het voornemen om dit als het nodig is te doen bij misdrijven met een gevangenisstraf van vier jaar of meer. Zoals mevrouw Helder als geen ander weet, valt diefstal daar ook onder. Ik zal dit in mijn brief uitgebreider toelichten. Mijn excuus dat ik het niet had meegenomen.

Mevrouw Tellegen zegt nogmaals dat zij echt wil weten hoe het zit met de veiligheid van de opvangcentra. Het gaat om meer, het gaat ook om de veiligheid van de crisisopvang die de verantwoordelijkheid is van de gemeente, de lokale driehoek. De veiligheid van de opvangcentra organiseert het COA. Overigens is daarbij de hoofdlijn: eerst beveiligers en als het nodig is achtervang door de politie. We zullen de Kamer informeren en ik neem aan dat die afspraak vandaag ook in het debat in de plenaire zaal wordt gemaakt. Ik zal er met de Staatssecretaris overleg over plegen. Op dit terrein vindt een gesprek over de lokale prioriteiten plaats tussen mij als verantwoordelijke voor de Nationale Politie, de Staatssecretaris als verantwoordelijke voor de vluchtelingenketen, en de lokale driehoeken, dus de regioburgemeesters en de mensen achter hen. Mevrouw Berndsen vroeg welke prioriteiten eraf gaan. Het is aan de lokale driehoeken om dit af te spreken. Bij de ene regio is dit onderdeel A en bij een andere onderdeel B.

Ik zeg in de richting van mevrouw Kooiman dat de Kamer van mij mag verwachten dat wij die scenario's die wij met de politie uitwerken, meenemen in de vraag wat dit voor de toekomst betekent. Het is daarbij lastig, zeg ik tegen de heer Oskam, om voorspellingen te doen ten aanzien van wat er gaat gebeuren. Dat weten we natuurlijk niet. Veiligheidshalve is het logisch om er rekening mee te houden dat de instroom niet minder wordt. Dat betekent natuurlijk wat en wordt uiteraard uitgewerkt, maar dat wil niet zeggen dat we nu al kant-en-klare antwoorden hebben.

Mevrouw Tellegen maakte een opmerking over samenwerking met de RZO. Ik neem die mee in de brief.

De heer Oskam vroeg naar het LMIO. Ik stel voor dat wij naar aanleiding van die 50.000 zaken voor de begrotingsbehandeling schriftelijk op dit punt terugkomen. Ik zal dat ook doen over de FIU-Nederland.

Mevrouw Kooiman heb ik geantwoord over het capaciteitsprobleem. Het spreekt voor zich.

Mevrouw Kooiman (SP): Het spreekt niet voor zich. Je moet vluchtelingen opvang bieden, maar als je landelijke afspraken maakt, zit het lokaal gezag met het probleem dat het moet schuiven met de lokale prioriteiten. Mevrouw Berndsen gaf dat ook al aan. Als er demonstraties zijn of mensen bedreigd worden, moet de politie daar extra inzet op plegen. Wij hebben allemaal gevraagd welke consequenties dit voor de Nationale Politie heeft en of er naar extra capaciteit gekeken moet worden. Ik vroeg wanneer de Kamer hierover wordt geïnformeerd en of dit voor de begrotingsbehandeling kan.

Minister Van der Steur: Volgens mij heb ik daar al drie keer antwoord op gegeven. We zijn er heel druk mee bezig. Er wordt gewerkt aan scenario's en er is goed overleg met de gehele keten. Kan ik daar voor de begrotingsbehandeling al iets over zeggen? Ik kan dan waarschijnlijk alleen maar zeggen dat we rekening houden met diverse scenario's, dat die consequenties hebben, dat we daaraan werken en dat we, zoals ik al zei, komen met een kabinetsbrede reactie, ook over de financiën. Ik ga ervan uit dat ook de Nationale Politie erbij wordt betrokken als daar reden toe is. Wanneer de reactie komt, weet ik niet precies. Ik schat in dat het voor de begrotingsbehandeling zal zijn.

Mevrouw Kooiman zei nog een keer dat ze de trainingsuren heel belangrijk vindt. Ik vind ze ook heel belangrijk en daarom heb ik de vakorganisaties een aanbod gedaan om ze te verruimen. Aan de hand van de hopelijk binnenkort af te ronden cao-onderhandelingen zal ik de Kamer berichten over de eindconclusie.

De heer Marcouch vroeg naar het opnemen van klachten over het politieoptreden en zei dat men dat in Den Haag heel goed doet. Er is één landelijke klachtenregeling voor de Nationale Politie. Die is in heel Nederland hetzelfde. De commissie Evaluatie Politiewet 2012, voorheen de commissie-Rinnooy Kan en thans de commissie-Kuiken geheten, heeft de opdracht de klachtafhandeling mee te nemen in haar eindbeoordeling. Die wordt dus geëvalueerd door die commissie.

De heer Marcouch vroeg naar cijfers over discriminatie. Voor de begrotingsbehandeling kom ik met de nieuwe en betere cijfers op het gebied van discriminatie naar de Kamer. Die worden op dit moment afgestemd met het lokaal gezag.

Terecht verwijst de heer Marcouch naar het onderzoek van het WODC over aangifte onder nummer. Daaruit blijkt dat het beter kan en beter moet. Ik bezie of ik dit punt kan meenemen in de komende aangiftecampagne. Het werkt steeds beter met de Veilige Publieke Taak (VPT) en de Nationale Politie zorgt zelf voor de bekendheid van deze mogelijkheid bij de politiemensen, zodat die op de hoogte zijn. Het is natuurlijk wel wat ingewikkelder om een burger aangifte onder nummer te laten doen en daarom is het de vraag of we dit meenemen in de eerstvolgende campagne over de aangifte.

Ik dank de heer Segers voor de terechte opmerking dat we op de bres moeten staan en pal moeten staan voor al die mensen die steeds voor ons in de vuurlinie terechtkomen. Ik vertel in mijn bijeenkomsten met politieagenten vaak hoe bijzonder het is dat zij bij gevaar naar voren stappen, terwijl wij allemaal achteruitstappen. Wij kunnen achteruitstappen omdat zij naar voren gaan. Ik heb zelf in een trainingservaring meegemaakt dat de natuurlijke neiging is om niet naar voren te stappen. Sterker nog, die is om heel ver weg te stappen. Ik waardeer ook de woorden van de heer Segers over de vrijwilligers en de cao. Hij vroeg of de geestelijke verzorging in de cao wordt meegenomen. We zullen daarover rapporteren als dit het geval is.

De heer Segers vroeg ook of ik secuur naar de financiën zal kijken. Het antwoord daarop is ja. Dit is naar aanleiding van de discussies in de Eerste en Tweede Kamer, maar ook naar aanleiding van de mogelijke uitkomst van de politie-cao-onderhandelingen en andere knelpunten die nog worden geïdentificeerd. De Minister van Financiën en ik zullen voorafgaand aan de begrotingsbehandeling daarover samen een brief aan de Kamer sturen. Volgens mij heeft de Minister-President toegezegd dat die brief oplossingen zal bevatten als die nodig zijn.

De heer Segers (ChristenUnie): Die laatste zin stelt mij wat geruster. Als de Minister zegt dat hij er secuur naar zal kijken en het daarbij laat, zou dat teleurstellend zijn. Krijgen wij een brief? Dan wachten wij die af.

Minister Van der Steur: Zeker. De heer Oskam riep buiten de microfoon om: en een zak met geld! Mocht iemand nog iets in die richting tegenkomen, dan houd ik mij altijd aanbevolen.

Mevrouw Berndsen verwees naar de ICT en de innovatie. Voor de beeldvorming: er wordt jaarlijks 600 miljoen euro in ICT bij de Nationale Politie geïnvesteerd. Innovatie is daar een onderdeel van. Ik realiseer mij dat er altijd vragen zijn over het budget, maar de omvang van het budget wordt betrokken bij het al eerder door mij aangekondigde onderzoek of de budgetten en de bezuinigingsopgave van de politie in verhouding zijn, ook nu er een herijking plaatsvindt.

Mevrouw Berndsen deed een oproep om samen te werken met anderen. Zij kan dat beter beoordelen dan ik. Mijn ervaring met de politieorganisatie is dat men heel nauwkeurig met anderen samenwerkt. Ik heb recentelijk gelukkig zelf de samenwerkingsmogelijkheden bekeken. De samenwerking wordt verder vormgegeven.

Verschillende leden stelden een vraag over het afpakfonds. Ik heb uitgebreid gesproken met de regioburgemeesters die met dit voorstel kwamen. We hebben vastgesteld dat de businesscase onder het voorstel onvoldoende was om de stappen onmiddellijk te zetten. Ik heb samen met de Minister van Financiën afgesproken dat we bekijken of we de businesscase verder kunnen uitwerken. Dat betekent dat we op een aantal terreinen anders moeten omgaan met bijvoorbeeld de registratie van geld dat binnenkomt via de FIOD en het OM. Als er een harde businesscase kan worden gemaakt, zal dat enige tijd vergen en kijken wij daar indachtig de wens van de regioburgemeesters en het OM verder naar. Zoals een van de leden zei: als op een innovatieve manier naar de begroting kan worden gekeken, moeten we dat zeker niet nalaten.

Ik ben aan het einde van mijn tweede termijn. Ik dank de leden hartelijk voor de betrokkenheid bij de Nationale Politie en bij de ontwikkeling daarvan, die ik wederom gevoeld heb. Het is terecht dat er vragen en soms kritische vragen worden gesteld. Dat waardeer ik zeer, want dat scherpt mij en de Nationale Politie om het werk dat wij dag in, dag uit doen nog weer beter te doen.

De voorzitter: Ik dank de Minister voor zijn beantwoording. Er zijn veel toezeggingen gedaan die via de reguliere meldingen aan de Kamer gestand zullen worden gedaan, maar ik heb ook nog een lijst met extra toezeggingen:

  • De Minister zegt toe de Kamer schriftelijk te informeren over de borging van het programma voor mentale weerbaarheid.

  • De Minister zegt toe de Kamer voor het einde van het jaar nader te informeren ten aanzien van psychotrauma's en daarbij de Raad voor civiel-militair Onderzoek te betrekken.

  • De Minister zegt toe de beleidsreactie ten aanzien van het regioplan voor het Fraudemeldpunt deze maand aan de Kamer toe te zenden.

  • De Minister zegt toe de beleidsreactie ten aanzien van het WODC-rapport over inbrekerswerktuigen voor de begrotingsbehandeling aan de Kamer te zenden en daarin aandacht te besteden aan de handpalmkwestie.

  • De Minister zegt toe schriftelijk terug te komen op het LMIO en de FIU-Nederland.

Mevrouw Helder (PVV): Komt er voor de begrotingsbehandeling na het overleg met de Minister van Financiën ook een brief naar aanleiding van de geluiden?

Minister Van der Steur: Die toezegging is gedaan tijdens de AFB, dus die staat.

De voorzitter: Dat is helder. Ik dank de leden en de Minister en zijn staf voor hun inbreng en de aanwezigen voor hun belangstelling.

Sluiting 13.27 uur.

Volledige agenda

1. Beleidsreactie op het inspectierapport Aanpak van internetoplichting door de politie

Kamerstuk 29 628, nr. 514 – Brief regering d.d. 01-04-2015

Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

2. Reactie op het verzoek van het lid Graus, gedaan tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 17 maart 2015, over het bericht «Meldlijn 144 redt geen dier»

Kamerstuk 29 628, nr. 520 – Brief regering d.d. 03-04-2015

Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

3. Reactie op het verzoek van het lid Berndsen-Jansen, gedaan tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 24 februari 2015, over ICT-consultants bij de politie

Kamerstuk 29 628, nr. 521 – Brief regering d.d. 07-04-2015

Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

4. Aanbieding van het rapport van de Inspectie van Veiligheid en Justitie Kwaliteitsonderzoek opleidingen Bachelor of Policing en Master of Criminal Investigation

Kamerstuk 29 628, nr. 522 – Brief regering d.d. 17-04-2015

Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

5. Reactie op een brief van de gemeente Maastricht inzake de beschikbare politiecapaciteit in Maastricht

Kamerstuk 29 628, nr. 537 – Brief regering d.d. 17-06-2015

Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

6. Aantal klachten over discriminatie door de politie en de afhandeling hiervan, het aantal interne klachten over discriminatie binnen het korps en de afhandeling hiervan en de uitwerking van het diversiteitsbeleid van politie

Kamerstuk 29 628, nr. 539 – Brief regering d.d. 18-06-2015

Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

7. Petitie Politie CAO 2015 door Platform Bezorgde Dienders

– Brief regering d.d. 19-06-2015

Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

8. Aanbieding rapport Aangifte onder nummer. Implementatie, toepassing en eerste resultaten van de nieuwe regeling Aangifte onder nummer

Kamerstuk 29 628, nr. 540 – Brief regering d.d. 23-06-2015

Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

9. Reactie op het rapport A Public Anthropology of Policing – law enforcement and migrants in the Netherlands

Kamerstuk 29 628, nr. 541 – Brief regering d.d. 30-06-2015

Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

10. Aanbieding rapport Politieacademie over de lokale positie van de nationale politie

Kamerstuk 29 628, nr. 542 – Brief regering d.d. 01-07-2015

Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

11. Toezeggingen over zorg voor politiepersoneel

Kamerstuk 29 628, nr. 545 – Brief regering d.d. 02-07-2015

Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

12. Aanbieding van het rapport Herinspecties bij politie en justitiële inrichtingen 2015

Kamerstuk 29 628, nr. 543 – Brief regering d.d. 02-07-2015

Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

13. Informatie n.a.v. van de resultaten van het OM-onderzoek over de aanbesteding van politievoertuigen

Kamerstuk 29 628, nr. 549 – Brief regering d.d. 04-08-2015

Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

14. Bekendstelling van de Regeling vergoeding beroepsziekten politie

Kamerstuk 29 628, nr. 553 – Brief regering d.d. 21-08-2015

Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

15. Reactie op verzoek van het lid Oskam, gedaan tijdens de Regeling van werkzaamheden van 1 oktober 2015, over het bericht «Korpschef Bouman van Nationale Politie stapt op»

Kamerstuk 29 628, nr. 581 – Brief regering d.d. 01-10-2015

Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur