Kamerstuk 29628-408

Verslag van een algemeen overleg

Politie


Nr. 408 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 26 juli 2013

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie heeft op 12 juni 2013 overleg gevoerd met minister Opstelten van Veiligheid en Justitie over:

  • de brief van de minister van Veiligheid en Justitie d.d. 16 april 2013 over het gestegen aantal woninginbraken (Kamerstuk 29 628, nr. 385).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Jadnanansing

De griffier van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Nava

Voorzitter: Jadnanansing

Griffier: Nava

Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Bontes, Jadnanansing, Klein, Kooiman, Marcouch, Van Oosten en Oskam,

en minister Opstelten van Veiligheid en Justitie, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

Aanvang 13.30 uur

De voorzitter: Ik open het algemeen overleg van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie over woninginbraken en heet de minister, zijn ambtenaren, mijn collega's en de mensen op de tribune welkom. We hebben afgesproken dat de spreektijd in eerste termijn vijf minuten bedraagt. Eenieder mag twee interrupties plegen.

Het woord is allereerst aan de heer Bontes.

De heer Bontes (PVV): Voorzitter. De minister moet zich doodschamen. Dat meen ik echt. Bijna 100.000 woninginbraken in een land als Nederland, met een politiebudget van 5,3 miljard en een oplossingspercentage van slechts 9%. Dat is echt schandalig! Dit heeft een grote impact op de persoonlijke levenssfeer van burgers. Woninginbraak is een van de ergste dingen die je kunnen overkomen. Slachtoffers zijn bang in hun eigen huis. Ze voelen zich zelfs gedwongen te verhuizen. Zo erg is het. Hoe kan het nu zover komen dat in een land als Nederland, met zo'n budget en zo'n politiemacht, dat aantal zo sterk gestegen is? Hoe kan dat? Dat wil ik graag van de minister weten. Waarom worden er zo weinig daders gepakt? Ik heb al eerder gezegd dat het mij irriteert dat de minister op televisie en waar ook in de media altijd grote woorden heeft. Hij zegt: het komt allemaal goed en ik ga het regelen. Maar dat is niet altijd zo, en dat is hier al helemaal niet het geval. We spreken over 100.000 woninginbraken. Dat is onacceptabel! We moeten elkaar echt goed in de ogen kijken. Het is onacceptabel. Dat mag niet gebeuren in Nederland. Er moet echt alles op alles worden gezet om dat aantal terug te dringen. Dit kan niet! Burgers accepteren dit ook niet. Kijk maar eens naar reacties op dit soort zaken op internet, op welke website dan ook. «Is de politie een veredelde belastingdienst geworden? Pakken ze nog wel zaken op?» Je ziet honderden van dergelijke reacties. Burgers accepteren het niet. De minister moet gewoon echt alles op alles zetten en op dat punt een klein beetje bescheidenheid tonen. Misschien moet hij excuses aanbieden aan de slachtoffers in plaats van grote sier maken op de tv en in de media met uitspraken als «ik regel het allemaal». Dat zou misschien een goed idee zijn. Minister, ga een keer naar de televisieomroepen en zeg dat u aan die 100.000 gezinnen uw verontschuldigingen wilt aanbieden. Dat zou misschien een keer moeten.

Hetzelfde geldt voor winkeldiefstallen. Ook winkeliers klagen hun nood dat hun zaken niet goed worden opgepakt. Er is sprake van lage oplossingspercentages, verdachten lopen weer snel vrij rond en er worden stelselmatig winkeldiefstallen gepleegd. Dat is ook zo'n onderwerp waarover een heel grote onvrede bestaat. De minister ontkent dat gewoon en zegt dat het mkb tevreden is. Nee, de mkb'ers zijn niet tevreden. Die willen dat hun zaak opgepakt wordt.

De heer Marcouch (PvdA): Als ik collega Bontes zo hoor, vraag ik mij af of hij de brief van de minister heeft gelezen. De minister zegt juist in zijn brief dat hij niet tevreden is en hij stelt daarin vervolgens hoge ambities. Heeft collega Bontes de brief van de minister wel gelezen? Ik wil voorkomen dat we het zo meteen over verschillende onderwerpen gaan hebben.

De heer Bontes (PVV): Ja, de heer Bontes heeft die brief gelezen. De minister komt ook weer meteen met een target: het moet zoveel procent lager. Dat is in de kern echter een slechte zaak. Het is op zich goed om doelstellingen te hebben, maar waarom gebruikt hij meteen die grote woorden in de media? Waarom zegt hij meteen dat hij ervoor gaat zorgen dat het aantal woninginbraken sterk naar beneden gaat? Ik heb een voorbeeld over de aanrijtijden van de politie. Die moet je er immers wel aan koppelen. Dat weet de heer Marcouch ook. Die maximale aanrijtijden worden bij lange na niet gehaald, ook op het platteland niet. Vorig jaar spraken we hier over hetzelfde onderwerp. Toen zei de minister: dat komt goed, ik ga alles op alles zetten om ervoor te zorgen dat dit tot de verleden tijd gaat behoren. Het behoort helemaal niet tot de verleden tijd, want die aanrijtijden zijn weer verslechterd. Ik ben bang dat het bij dit onderwerp precies hetzelfde zal gaan. Als de minister nu al met grote woorden komt en zegt dat het met een bepaald percentage zal afnemen, en het gebeurt niet, dan zit ik hier over een jaar weer. Ik wil nu echt aan de noodrem trekken. Ik wil aangeven dat het ernst is. Het moet in dit land echt afgelopen zijn met al die inbraken. Het kan niet dat er 100.000 keer ingebroken kan worden. Dat moet afgelopen zijn.

De heer Marcouch (PvdA): Ik ben het volledig met collega Bontes eens dat woninginbraken ernstig zijn. Ik begrijp echter niet waarom hij een probleem heeft met de minister die zegt: ik vind het ernstig, ik vind het onacceptabel en ik ga met het OM, het bestuur en private partijen alles op alles zetten om die inbraken aan te pakken. Ik begrijp de kritiek van collega Bontes niet. Ik deel de zorgen, maar ik zie dat de minister die ook deelt en zegt dat hij er iets aan gaat doen. Blijkbaar wil de heer Bontes niets horen van de minister. Hij wil alleen maar van de minister horen dat het ernstig is, maar dat hij er niets aan doet. Dat kan toch niet de bedoeling zijn!

De heer Bontes (PVV): Het is grappig dat de Partij van de Arbeid het zo opneemt voor de minister. Laat ik eerlijk zijn: ik zie dat de grote woorden van de minister niet altijd leiden tot concrete resultaten. Ik heb dat gezien met 112, ik heb dat gezien met de aanrijtijden en ik zie dat nu ook met de woninginbraken. De minister sprak ook grote woorden toen hij zei: iedereen die slachtoffer is van een woninginbraak, wordt gebeld. Ik krijg uit de praktijk signalen dat dit niet standaard gebeurt. Er zijn dus tal van voorbeelden waardoor ik zeg dat ik er bovenop ga zitten. Ik heb als volksvertegenwoordiger ook het recht om dat te zeggen. Ik ga hier bovenop zitten. De minister kan dat niet alleen roepen. Ik ga hem controleren, en zwaar ook. Echt zwaar!

De heer Van Oosten (VVD): De heer Bontes gebruikt stevige taal om de minister aan te sporen om iets te gaan doen tegen de woninginbraken. Volgens mij is dit algemeen overleg bedoeld om van de minister te vernemen wat hij precies op dat punt zal gaan doen. Wij steunen hem daarin. Ik ben nieuwsgierig of de heer Bontes diezelfde harde lijn wil doorzetten ten aanzien van de andere high impact crimes. Daarover wordt ook in de brief gesproken. Ik heb gelezen dat de minister bij de aanpak van die misdaden wel degelijk de nodige resultaten heeft geboekt. Kan de heer Bontes daarop reageren?

De heer Bontes (PVV): Natuurlijk moet alle criminaliteit aangepakt worden, zeker als het gaat om criminaliteit met een grote impact zoals mishandeling en straatroof. Natuurlijk moet dat worden aangepakt. Dat is een open deur. Wij zitten hier nu echter voor de woninginbraken. We hebben in Nederland te maken met 100.000 woninginbraken. De VVD gebruikte heel grote woorden tijdens de campagne toen er werd gezegd: niemand komt hier nog vrij weg en we lossen de criminaliteitsproblemen op. Ik word echter geconfronteerd met 100.000 woninginbraken. Dat zijn de cijfers. Daar gaat het vandaag om. Alle criminaliteit moet keihard aangepakt worden. Ik heb alle overleggen met deze minister gevoerd. Ik heb met hem gesproken over georganiseerde criminaliteit, over drugscriminaliteit. Vandaag gaat het over woninginbraken. Ik zal later tijdens mijn betoog aangeven welke aanpak ik zelf voor ogen heb, maar laat één ding duidelijk zijn: het is voor mijn fractie onacceptabel dat er in dit land 100.000 woninginbraken worden gepleegd. Dat is niet te verkopen, dat is niet uit te leggen. Dat moet gewoon afgelopen zijn. Mijn kritiek op de minister is dat hij in de media grote woorden gebruikt, maar dat hij de burger op een dwaalspoor brengt met uitspraken als «het komt allemaal goed» en «het valt allemaal mee» en «we boeken resultaten». Ik noem een aantal voorbeelden waarin geen resultaten zijn geboekt.

De heer Van Oosten (VVD): Ik stel alleen maar even vast dat de VVD de zorgen van de PVV ten aanzien van de woninginbraken deelt. Daarover spreken we vanmiddag. Ik stel echter ook vast dat de heer Bontes geen antwoord geeft op mijn vraag wat hij vindt van de resultaten die geboekt zijn ten aanzien van de andere vormen van criminaliteit die ook in de brief worden vermeld. Daar laat ik het dan voor nu maar even bij.

De heer Bontes (PVV): Ik wil daar een korte reactie op geven aan de hand van het voorbeeld van jeugdbendes. Ook daarvan wordt gezegd: het gaat fantastisch, wij hebben het opgelost. Het is totaal niet opgelost. Sommige bendes komen hoger in de rangorde en worden zwaardere jeugdbendes. Andere bendes zijn ontmanteld, maar er komen twee nieuwe jeugdbendes voor in de plaats. Ik geloof dus niet zo in die hosannaverhalen. Dat neemt niet weg dat je er wel bovenop moet blijven zitten. De resultaten vallen echter tegen.

Ik vervolg mijn betoog. De minister zou mij kunnen vragen: hoe wil je dat dan zelf doen? Ik merk allereerst op dat de opkomsttijden slecht zijn. De politie moet in 90% van de meldingen op tijd zijn. Dat lukt niet in 174 gemeenten. Dan kun je wel zeggen dat we een landelijke campagne «112, daar pak je inbrekers mee» starten, maar als je niet op tijd bent, pak je helemaal niemand. De aanrijtijden moeten dus zeker aan de campagne gekoppeld worden. Sterker nog, er moet eerst voor worden gezorgd dat die aanrijtijden op orde zijn, dat je ook in die 174 gemeenten op tijd komt. Je kunt mensen wel aansporen om 112 te bellen, maar als de politie vervolgens niet of te laat komt, zijn die daders er al vandoor. Wij hebben hier afgesproken dat het belangrijk is dat inbrekers op heterdaad worden aangehouden. Er is verbetering op het punt van de aanrijtijden beloofd, maar ik zie een verslechtering. Hoe zouden de aanrijtijden kunnen verbeteren? Door meer wagens op straat te laten rijden. Er moet gewoon meer politie zijn. Je moet kijken naar de wijze waarop de politie georganiseerd is en je moet overgaan op eenmanssurveillance. Laat agenten alleen surveilleren. Geef ze betere bewapening, geef ze een motorfiets, het maakt niet uit. Maar er moeten gewoon meer agenten op straat zijn. Ik roep de minister op om met de vakbonden om de tafel te gaan zitten en ervoor te zorgen dat ieder dorp en iedere stad blauw gekleurd is, zodat die woninginbrekers niet weg kunnen weg kunnen komen en gepakt worden. Dat is stap 1: eenmanssurveillance, gewoon veel meer beschikbaarheid van blauw, gewoon veel meer politie op straat.

De voorzitter: Mijnheer Bontes, u hebt nog maar een halve minuut spreektijd.

De heer Bontes (PVV): Ik wijs erop dat ik heel veel geïnterrumpeerd ben.

De voorzitter: Die tijd heb ik ervan afgetrokken.

De heer Bontes (PVV): Dan moet ik echt in tweede termijn nog veel zeggen.

Ik zou willen zien dat er informatiegestuurd gewerkt wordt. Ik zou willen zien dat de technische recherche bij alle woninginbraken wordt ingeschakeld. Bij iedere woninginbraak moet een speurhond dan wel een surveillancehond worden ingezet om naar sporen te zoeken. Er moet altijd een buurtonderzoek plaatsvinden. Er moet binnen 24 uur aangifte kunnen worden gedaan, face to face en niet via een webcam, de telefoon of een computer. Men moet die agent in de ogen kunnen kijken. En men moet op de hoogte worden gehouden van de zaak. Men moet niet één bericht binnen veertien dagen krijgen, maar men moet gewoon continu op de hoogte worden gehouden. Als burgers toevallig zelf een camera thuis hebben, moeten zij die beelden zelf openbaar mogen maken. Er ligt een wetsvoorstel, maar ik heb daar nog niets over gehoord. Dat moet snel behandeld worden.

Last but not least: op 1 januari 2014 moeten de grenzen worden gesloten voor arbeidsmigranten uit Roemenië en Bulgarije. De grens moet echt voor hen gesloten worden, want die lui zijn verantwoordelijk voor een groot deel van de woninginbraken. Dat is onomstreden. Je kunt dat alleen preventief aanpakken en blokkeren door de grens dicht te houden voor arbeidsmigranten. De minister heeft tijdens een vorig overleg opgemerkt dat die arbeidsmigratie niet zou kunnen worden tegengehouden. Ik zie nu dat hij dat ontkent. Ik hoor dan graag een nieuwe reactie van de minister op dit punt. Het gaat om het sluiten van de grens per 1 januari 2014 voor arbeidsmigranten uit Roemenië en Bulgarije. Wij zitten niet op hen te wachten. Het leidt alleen maar tot meer criminaliteit en het is dweilen met de kraan open, want je krijgt dadelijk gewoon nog meer woninginbraken. Zo simpel is het. Je moet ook harde politieke maatregelen aan de voorkant durven nemen

De heer Marcouch (PvdA): Collega Bontes zet twee bevolkingsgroepen weg als criminelen die verantwoordelijk zijn voor inbraken. Waar baseert hij het op dat zij verantwoordelijk zijn voor woninginbraken? Ik werp dat verre van mij, ik wil me daar echt van distantiëren. Ik concludeer niet dat Bulgaren en Roemenen geen inbraken plegen, maar om nu absoluut die twee bevolkingsgroepen weg te zetten als zijnde verantwoordelijk voor deze inbraken, vind ik echt niet netjes.

De heer Bontes (PVV): Dit is zo hypocriet! Erger kun je je het niet voorstellen. Het gemeentebestuur van Rotterdam, zowel de burgemeester als wethouder Karakus, trekt aan de noodrem. Dat zijn PvdA-bestuurders. Zij zeggen: Den Haag help ons, we zitten niet te wachten op die Roemenen en Bulgaren, we kunnen het niet aan, we kunnen het niet handelen. En dan gaat de heer Marcouch hier pleiten voor binnenkomst van die lui! Hij verwijt mij dat ik probeer de grens dicht te houden. Gemeentebestuurders van zijn eigen partij in Rotterdam zeggen echter: Den Haag, let op, dit mag niet gebeuren. Hoe durft de heer Marcouch hier die vraag te stellen als zijn eigen gemeentebestuur dat zegt?

De heer Marcouch (PvdA): Mijn lokale partijgenoten en ik zijn de laatsten om te ontkennen dat er met arbeidsmigratie allerlei integratieproblemen en problemen op de arbeidsmarkt kunnen ontstaan. Maar dat is toch iets heel anders dan het wegzetten van die twee bevolkingsgroepen als zijnde verantwoordelijk voor de golf inbraken waar we het nu over hebben. Ik wil van de heer Bontes horen waarop hij dat baseert. Ik lees dat namelijk niet in de brief van de minister.

De heer Bontes (PVV): Die Roemenen en Bulgaren zijn deels verantwoordelijk. Een heel groot deel van de inbraken wordt ook door Marokkanen en Antillianen gepleegd. Ze zijn dus deels verantwoordelijk. Maar dat houdt wel in dat je de voordeur gesloten moet houden, dat je niet moet dweilen met de kraan open. Dat weet het PvdA-bestuur in Rotterdam als geen ander. Dat trekt daarbij aan de bel. De cijfers zijn duidelijk. In iedere stad stijgt het aandeel van Roemenen en Bulgaren in de criminaliteitscijfers. Ik heb de cijfers van Rotterdam en Den Haag gezien. Dat is dus een groeiende factor. De methodes die ze toepassen, worden zelfs vernoemd naar die landen. Je hebt de Bulgaarse methode, het gaatjesboren. Op dit moment zie je dat in geheimtaal bij iedere voordeur tekens worden aangebracht waaruit kan worden opgemaakt of de bewoners thuis zijn, of er een vrouw alleen woont, of er ouderen wonen of de bewoners op vakantie zijn, enzovoorts. Dat is hun techniek, daar staan ze om bekend. Die technieken zijn ontwikkeld door Roemenen en Bulgaren. Dat is algemeen bekend. Dat kan de heer Marcouch aan iedere politieman vragen. En dan gaat de heer Marcouch mij hier aanvallen, omdat ik zeg: houd die grens dicht. Dat betekent dat de heer Marcouch pleit voor het openstellen van de grens voor Roemeense en Bulgaarse arbeidsmigranten op 1 januari 2014. Als dit verder uit de klauwen loopt, zal ik hem daarop aanspreken. Ik weet aan wie het land dit te danken heeft. Dat is aan de Partij van de Arbeid en de VVD. De VVD helpt immers ook mee.

Mevrouw Kooiman (SP): Voorzitter. Als je slachtoffer bent van een overval, een straatroof, geweld of een woninginbraak, is dat natuurlijk afschuwelijk en heeft dat een enorme impact. Het is daarom ook logisch dat mijn collega de heer Oskam dit debat heeft aangevraagd. Het is ook logisch dat de minister aangeeft dat high impact crime prioriteit moet hebben. Het is echter niet de eerste keer dat ik de minister dit heb horen roepen. Hoe reageert hij immers als het gaat om drugsgerelateerde criminaliteit, om fraude, om kindermisbruik of om mensenhandel? Dat heeft toch allemaal prioriteit? Nu spreekt de minister in zijn brief weer allerlei ambities uit. Ik lees: het aantal inbraken zal verminderen, er zullen meer verdachten bekend zijn, de pakkans zal groter worden. Dergelijke beloftes lezen we wel erg vaak. Ik heb liever dat de minister met resultaten komt. Hoe kan hij deze beloftes waarmaken als er bezuinigd wordt bij de politie en er enorme bezuinigingen aankomen op het Openbaar Ministerie? Wat voor effect heeft dat op de resultaten? Zijn collega Teeven bezuinigt zowel in detentie als daarbuiten enorm op de resocialisatie. Reclassering Nederland krijgt bijvoorbeeld een korting van ongeveer 20%. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat boeven niet meer de fout in gaan?

Het aantal woninginbraken neemt drastisch toe. De minister zegt terecht dat dit apart aandacht verdient. Ik ben het eens met de opmerking dat de mogelijkheden voor preventie optimaal benut moeten worden. De minister besteedt daar veel woorden aan, maar hij zegt wat minder over het opsporen en aanpakken van deze boeven. Ik denk dat de minister hier kansen laat liggen, kansen op een betere opsporing en aanpak van deze boeven. Ik heb het over kansen om die rondtrekkende dadergroepen op te rollen. Deze bendes zijn een plaag voor de winkeliers en plegen ook veel woninginbraken. Deze bendes zijn bekend bij de winkeliers en bij de politie. Winkeliers hebben vaak camerabeelden. Zij maken zelfs dossiers aan van deze bendes, maar door een gebrekkige informatie-uitwisseling en te weinig tijd voor de opsporing vanuit de politie en het Openbaar Ministerie gebeurt er te weinig. Je kunt niet van burgers en ondernemers blijven vragen om te investeren in preventie als je dit soort veelplegers niet oppakt. De minister krijgt nota bene de bendes van de winkeliers op een zilveren schaal aangereikt, en niets doen is dan geen optie. Ik wil hierop graag een reactie van de minister.

Ik wil de minister drie voorbeelden van ervaringen van slachtoffers van woninginbraak voorleggen. Ik geef eerst een voorbeeld met heterdaad. Een ooggetuige van inbraak belt de politie. Die komt uiteindelijk, maar rijdt het gesignaleerde busje voorbij en vertrekt. De getuige belt nog een keer, maar de politie weigert terug te komen. Ik heb voorts een voorbeeld waarbij een camera betrokken is. Het slachtoffer van een inbraak weet dat zijn appartementencomplex beveiligd is met camera's. Hij meldt dit aan de politie, maar men heeft helaas geen tijd om de beelden uit te lezen. Een ander voorbeeld heeft betrekking op de computersystemen. Een slachtoffer doet aangifte en moet urenlang aangeven welke goederen er precies ontvreemd zijn, wat de waarde van elk afzonderlijk goed is en in welk jaar het is aangeschaft. De politieagent wordt intussen helemaal gek van al die invulvelden en van het computersysteem dat om de haverklap vastloopt.

Ik benoem deze knelpunten om te laten zien dat de praktijk behoorlijk weerbarstig is. Ik vraag de minister niet om dit morgen op te lossen – ik zie natuurlijk het liefst dat dit wel gebeurt, maar ik begrijp dat dit niet realistisch is – maar ik verwacht wel dat de minister toegeeft dat hij wel heel veel op het bordje van deze politie neerlegt. De minister kan in de Kamer roepen dat de aanpak beter moet en dat er meer boeven moeten worden gevangen, maar de mensen die het politiewerk moeten doen, krijgen bezuinigingen over zich heen, hebben te weinig collega's voor alle zaken en werken met gebrekkige computersystemen. Dat moet de minister ook erkennen. Hij moet hier ook zelf mee aan de slag. Ik hoor graag een reactie hierop.

De heer Van Oosten (VVD): Voorzitter. Wij spreken vandaag over de recente cijfers over woninginbraken, naar aanleiding van een verzoek van de CDA-fractie. Kortgeleden hebben wij daarover een verhelderende brief van de minister ontvangen. Die brief is natuurlijk wel ruimer dan alleen het onderwerp woninginbraken sec. Dit kwam zo-even al aan de orde in de bijdrage van de heer Bontes. De brief gaat ook over de resultaten met betrekking tot de zogenaamde «high impact crimes»: overvallen, straatroof en geweld. Voor de VVD zijn twee factoren cruciaal bij het terugdringen van deze vormen van criminaliteit, en woninginbraken in het bijzonder: een dadergerichte aanpak en preventie. Ik begin met de daderaanpak. De pakkans door de politie moet omhoog. Ontneem de daders ook het gestolen goed. Vaak zijn daders veelplegers, waardoor meerdere criminele gedragingen voorkomen. Die worden dan wellicht ook opgelost door de dader op te pakken. Dit lezen wij op de eerste pagina van de brief van de minister: stop je de daders, dan stop je hun daden. Wil de minister aangeven of de dadergerichte aanpak ten aanzien van de high impact crimes inmiddels vruchten afwerpt en wat er nog kan worden verbeterd? Ik vraag dit ook in vervolg op de vragen van mevrouw Kooiman.

Dan kom ik nu op de preventie. De minister schrijft in zijn brief dat meer inzet op preventie op lokaal niveau essentieel is bij de bestrijding van woninginbraken. Genoemd worden de inzet van huismeesters, het Politiekeurmerk Veilig Wonen, de aanpassing van buitenruimtes et cetera. De VVD kan dit onderstrepen, maar dan moet de politie er wel op zijn ingericht om goed op informatie te kunnen inspelen. Dat begint bij het anoniem kunnen opsturen van beeldmateriaal. Via Meld Misdaad Anoniem en het liefst ook via een speciaal ontwikkelde app voor bijvoorbeeld je mobiele telefoon, moet het toch mogelijk zijn om een foto op te sturen van een vaag type dat aan de deur van de buurman morrelt? De VVD heeft dit eerder aangekaart en naar ik heb begrepen, heeft de minister dit aan collega Dijkhoff toegezegd. Ik heb echter nog niets vernomen over concrete stappen in die richting. Wil de minister ons informeren over de laatste stand van zaken?

De VVD is ook erg blij om te zien dat steeds meer mensen «tracking software» op hun computers, tablets en smartphones installeren. Met die software kun je nagaan waar je gestolen waren zich bevinden. Dit is natuurlijk alleen effectief als de politie actie onderneemt, bijvoorbeeld als ik mij op het politiebureau zou melden en op een computerscherm laat zien op welk adres mijn gestolen spullen liggen. De vraag is of de politie hierop voldoende inspeelt. Het zou natuurlijk goed balen zijn als de toepassing van moderne technologie in de praktijk niet altijd even soepel uitwerkt. Hoe gaat de minister regelen dat in heel Nederland adequaat wordt gereageerd op deze meewerkende slachtoffers?

Ik heb ten slotte nog twee vragen die ik ontleen aan de brief van de minister. Ik lees dat de minister de ambitie uitspreekt om het aantal woninginbraken terug te brengen tot 65.000 in 2017. Eerder al, zo lees ik ook in de brief, is dat aantal al min of meer gehaald, want ik begrijp dat in 2007 het aantal woninginbraken op 68.000 lag. Dat is toen klaarblijkelijk teruggebracht van maar liefst 124.000 in 1994 naar een kleine 70.000. Wat ik interessant zou vinden, is te weten in hoeverre voor het nu te maken beleid is teruggekeken op die periode. Welke lessen hebben wij daaruit kunnen trekken?

Interessant vind ik ook dat de minister in de brief die wij hebben ontvangen wel het streefcijfer van het aantal woninginbraken in 2017 noemt, maar niet de tussenstappen. Hij doet dat wel voor de jaren 2013 en 2014, maar niet voor de jaren 2015 en 2016. Waarom zijn die niet in de brief opgenomen en welke streefgetallen zouden wij aan die jaren kunnen koppelen?

De heer Bontes (PVV): Als ik dit verhaal hoor, kan ik mijn oren niet geloven. De VVD is blij dat de streefcijfers al bijna zijn gehaald, doordat een aantal jaren geleden het aantal inbraken een stuk lager lag. Hoe durf je dat te zeggen, met 100.000 woninginbraken! Nogmaals, hoe durf je te zeggen dat de minister al bijna zijn doelstellingen heeft gehaald omdat hij het percentage van vijf of zes jaar geleden heeft bereikt? Dat is toch niet uit te leggen? Ik wil graag een reactie van de heer Van Oosten. Hoe kijkt hij aan tegen de campagne die de VVD op dit soort punten heeft gevoerd en de vreselijk softe taal die hij nu spreekt? Het is bovendien totaal inhoudsloos om te zeggen dat de minister zijn targets al bijna heeft gehaald. Hoe durf je dat te zeggen? Hoe durf je dat uit te leggen aan die 100.000 gezinnen bij wie is ingebroken? Ga het hun uitleggen, dat hoeft u niet eens aan mij te doen!

De heer Van Oosten (VVD): Ik ben vreselijk blij dat de heer Bontes mij deze vraag stelt, want anders zouden wij met een misverstand uit elkaar gaan. Ik heb op geen enkel moment aangegeven dat ik blij ben met de cijfers die ik heb genoemd en die in deze brief staan. Ik moedig de minister dan ook aan om in te zetten op de ambitie die hij toont om het aantal woninginbraken substantieel terug te brengen. Wel hebben wij in het verleden te maken gehad met een nog hoger aantal woninginbraken. Op enig moment is dat teruggebracht tot een aantal dat vergelijkbaar is met het aantal dat de minister nu als ambitie uitspreekt. Ik ben benieuwd of de lessen die uit die periode kunnen worden getrokken zijn meegenomen in het beleid dat de minister nu voorstelt om de ambitie die hij uitspreekt te halen. Geen misverstand: de VVD is voor een harde aanpak van de woninginbraken en dat heb ik volgens mij zo-even ook uitgesproken.

Mevrouw Kooiman (SP): Ik denk dat wij allemaal de woninginbraken willen aanpakken. De vraag is alleen hoe. Winkeliers hebben aangegeven dat zij vaak hele dossiers aanleveren met beelden van de daders. Vervolgens gebeurt er niets bij het Openbaar Ministerie of bij de politie. Informatie wordt niet uitgewisseld, ook binnen de Nationale Politie zelf niet. De informatie gaat niet van de ene eenheid naar de andere. Is de heer Van Oosten het met mij eens dat wij dit zouden moeten verbeteren in de zin dat de politie het beeldmateriaal oppakt? Daar zijn zowel de slachtoffers van de woninginbraken als de winkeliers mee geholpen. Verder moet de informatie-uitwisseling beter.

De heer Van Oosten (VVD): Zonder te veel in details te treden, zou ik geen goede reden hebben om het daar niet mee eens te zijn. Ik gaf zo-even het voorbeeld van particuliere slachtoffers die zelf een foto kunnen maken met hun smartphone en die doorsturen. Daar zou men iets mee moeten doen. Als winkeliers iets dergelijks zouden doen, kan ik mij voorstellen dat de politie ermee aan de slag gaat en de informatie onderling uitwisselt. Ik mag veronderstellen dat de Nationale Politie is ingericht op het delen van informatie, zodat men aan de slag kan gaan om het aantal woninginbraken terug te dringen. Misschien wil de minister daar straks zelf op reflecteren, want uiteindelijk hebben wij hem aangesteld om dit voor ons te doen.

Mevrouw Kooiman (SP): Ik ben heel erg blij dat de heer Van Oosten dat met de SP deelt. Ik heb begrepen dat er projecten zijn van de Nationale Politie, maar dat alleen de regio-eenheid Oost hiermee werkt. Ik vraag de heer Van Oosten of hij het met mij eens is dat de gehele Nationale Politie aan de informatie-uitwisseling zou moeten meedoen.

De heer Van Oosten (VVD): Ik denk dat het interessant is om aan de minister te vragen wat daarop tegen zou zijn, in het geval dat wij aan deze kant van de tafel iets over het hoofd zouden zien.

De heer Oskam (CDA): Voorzitter. Terecht geven de minister, de politie en het OM hoge prioriteit aan het bestrijden van high impact crimes: overvallen, straatroof, geweld en woninginbraken. Juist deze misdaden versterken het gevoel van onveiligheid bij de burgers, Omdat de slachtoffers de gevolgen ervan letterlijk fysiek dan wel psychisch aan den lijve ondervinden, moeten de daders van zulke misdrijven stevig worden aangepakt. Zij moeten dan wel eerst worden gepakt. Het is goed om te constateren dat het OM in de rekwireerrichtlijnen daarmee rekening houdt en hogere straffen eist voor woninginbraak.

Ik dank de minister voor zijn uitgebreide brief over de high impact crimes. In zijn algemeenheid is er sprake van een dalende tendens bij deze misdrijven, met uitzondering van de woninginbraken. Deze nemen toe, maar ook het aantal aanhoudingen neemt toe. Dat laatste is op zichzelf genomen mooi, maar het ophelderingspercentage blijft gelijk, en dat is zorgelijk. Dat percentage is te laag. De minister geeft aan dat de aanpak van woninginbraken de komende tijd sterk wordt geïntensiveerd en dat de politie en het OM daarover afspraken hebben gemaakt. Ook schetst de minister de instrumenten die daarvoor worden ingezet. Deze zijn grotendeels preventief.

Ik licht er twee uit: de buurtgerichte aanpak en het Politiekeurmerk Veilig Wonen. Preventie is erg belangrijk en het keurmerk kan heel succesvol zijn, want het kan leiden tot 90% minder kans op inbraak. Wat wordt gedaan om te bevorderen dat mensen dit keurmerk op hun woning krijgen? Vroeger had je bij de politie actieve afdelingen die zorgden voor woninginbraakpreventie. Wat wordt gedaan om het buurttoezicht te bevorderen? Ik geef een mooi voorbeeld, dat de minister zal aanspreken omdat het vlak bij hem in de buurt is. In de gemeente Lansingerland is in twintig wijken buurttoezicht georganiseerd en dit verloopt zeer succesvol. De gemeente Westland zet sinds kort preventievoorlichters in, die bewoners onder meer via huisbezoeken bewust moeten maken van hun eigen verantwoordelijkheid en van de mogelijkheden om inbraak te voorkomen. Hoe gaat de minister ervoor zorgen dat andere gemeenten het voorbeeld van Lansingerland en Westland gaan volgen? De minister heeft geschreven dat hij 25 lokale preventieprojecten gaat steunen. Wat houdt dit nu precies in en wat moeten wij ons erbij voorstellen?

De Vereniging Eigen Huis pleit al jaren voor het sneller openbaar maken van camerabeelden van woninginbrekers. Zij hebben een soort toezegging gekregen van de minister dat hij daarmee aan de gang zou gaan, om de pakkans te vergroten. In België en Groot-Brittannië gaat men veel gemakkelijker dan in Nederland om met het vertonen van gezichten van daders op de lokale televisie, het internet of de social media. De vraag is of de minister dit in Nederland gaat regelen. Wat ons betreft moet dat zeker tot de mogelijkheden behoren. Er komt een landelijke campagne: «112, daar pak je inbrekers mee». Wat moeten wij ons daarbij voorstellen?

De aanpak van slachtoffers is van groot belang. De minister stelt dat de politie daarin investeert en snel, binnen twee weken, met een reactie komt en contact opneemt met het slachtoffer. Kan de minister aangeven of dit goed werkt en of de slachtoffers daarover tevreden zijn? Politici krijgen vaak het bericht dat mensen een briefje krijgen waarin staat dat er niets met hun aangifte wordt gedaan.

Het rapport over woninginbraken van de Politieacademie uit december 2012 bevat een aantal conclusies en aanbevelingen die deels wel en deels niet in de brief terugkomen. Ik ben benieuwd naar de reactie van de minister, met name op het buitenlandbeleid dat in dit rapport wordt gesuggereerd Welke lessen zijn bijvoorbeeld te leren uit de aanpak in landen als Zweden en Groot-Brittannië? Daar wordt gewerkt met koppelzaken en schakelbewijs. Het gaat om zaken die op basis van de modus operandi aan elkaar te koppelen zijn en waarbij sprake is van een nauwe samenhang met de inzet van een woninginbraakteam en een bepaalde wijze van registratie en informatie-uitwisseling. In het rapport staat dat in Nederland op dit punt nog veel winst valt te behalen. Graag krijg ik een reactie van de minister.

In Duitsland is het probleem van woninginbraken volgens het rapport aanzienlijk geringer dan in Nederland. Het oplossingspercentage lag daar de afgelopen vijf jaar tussen de 15 en 20%, terwijl dit percentage in ons land tussen de 7 en 9% ligt. Dat is een aanmerkelijk en opmerkelijk verschil. Kan de minister dit verschil verklaren? Ook in Zweden, dat relatief meer woninginbraken kent dan Nederland, ligt het ophelderingspercentage hoger dan bij ons, namelijk tussen 12 en 15%. Zetten Duitsland en Zweden meer politiecapaciteit in op woninginbraken dan Nederland? Of zijn er andere zaken die wij van deze landen kunnen leren? Zo schijnt Zweden veel aandacht te besteden aan burgerparticipatie en is er aanzienlijk geïnvesteerd in de informatiehuishouding van de politie en in de ICT-structuur. Daardoor is informatie over verschillende zaken gemakkelijker te koppelen.

Een groot deel van de woninginbraken wordt gepleegd door rondtrekkende dadergroepen. De heer Bontes had het er ook al over: de mobiele bendes. In het verleden hebben wij naar aanleiding van een artikel in de Stentor met de minister gesproken over de rondtrekkende Polen in Apeldoorn. Zij slaan hun slag, gaan de grens over en je vindt de spullen nooit meer terug. Wat wordt daaraan gedaan? Ook de Duitse politie signaleert dat de Nederlandse politie veel meer zou kunnen samenwerken met de politie in de buurlanden. Duitsland stuurt aan op berechting van buitenlandse inbrekers in de landen van herkomst, omdat de straffen daar doorgaans zwaarder zijn. Daarnaast schijnen de daders een levenslang verbod te krijgen om Duitsland in te komen. Mijn vraag is of dat klopt. In Nederland kennen wij de ongewenstverklaring voor EU-burgers en het inreisverbod voor derdelanders. Hoe gaat Duitsland daarmee om?

De minister heeft er vertrouwen in dat het succes van de aanpak van de high impact crimes ertoe zal leiden dat het aantal woninginbraken zal dalen tot 65.000. Collega Van Oosten heeft daaraan zojuist gerefereerd. Landelijke prioriteiten die hieraan zijn gekoppeld worden voortgezet tot en met 2014. Nu heb ik geen glazen bol, maar iedereen kan op zijn klompen aanvoelen dat het na 2014 nog steeds een probleem is. Vanaf 2015 zullen de nieuwe landelijke prioriteiten gaan gelden, waarbij de minister voornemens is om voor de high impact crimes concrete en afrekenbare doelstellingen op te nemen. Wat betekent dit concreet?

De voorzitter: Mijnheer Oskam, u bent al een minuut over tijd.

De heer Oskam (CDA): Maar het is ook een heel belangrijk onderwerp, voorzitter.

De voorzitter: Ja, maar u hebt vijf minuten spreektijd. Ik heb u er zes gegeven, dus wilt u alstublieft afronden?

De heer Oskam (CDA): Oké, ik rond af. Mijn vraag is of dezelfde ambitie voor de woninginbraken blijft gehandhaafd of dat deze omhoog gaat. De vraag is of de middelen daartoe toereikend zijn. Er is een reorganisatie bij de politie en er zijn bezuinigingen bij het OM en de rechtbanken. Hoe gaan wij dit met elkaar fiksen?

De heer Marcouch (PvdA): Voorzitter. Een algemeen overleg over woninginbraken is terecht, gelet op het aantal inbraken: een kleine 100.000. Een woninginbraak is, na de aantasting van de lichamelijke integriteit, waarschijnlijk het ergste wat je kan overkomen: iemand gaat je huis in en doorzoekt daar al je spullen. Het is terecht dat dit een high impact crime wordt genoemd. Het stemt mij tevreden dat de minister in zijn brief zelf constateert dat het nog niet goed genoeg gaat. Tegelijkertijd geeft hij heel concreet aan wat zijn ambitie is. Ik doe daaraan niets af en complimenteer de minister met zijn voornemens. Ik steun hem daar ook in, maar met voornemens alleen komen wij er niet. Wij zullen echt een aantal dingen anders moeten doen. Ik vraag al sinds 2011 aandacht voor dit probleem en heb daarover meerdere keren vragen gesteld. Op het moment dat zo'n daad wordt gepleegd, moet er aandacht zijn voor het slachtoffer. Ik krijg uit het veld signalen dat de politie niet altijd heel attent is ten opzichte van slachtoffers. Misschien komt dat wel omdat het zo vaak gebeurt. Ook beschouwt de politie de plaats van de inbraak niet altijd als een plaats delict, waar je zo snel mogelijk sporen zou moeten veiligstellen en sporenonderzoek zou moeten doen, en dan niet twee weken later maar het liefst de dag zelf. Al is het maar om slachtoffers niet na een week nog eens te confronteren met een onderzoek, in plaats van de mededeling dat de dader is aangehouden. Ik vraag de minister om aandacht voor de slachtoffers en voor de bejegening door de politie. Ook vraag ik zijn aandacht voor het veiligstellen van sporen. Het is een high impact crime. Bij een overval wordt de plaats delict afgezet, maar bij een woninginbraak wordt heel vaak geen sporenonderzoek gedaan. Zelfs in de grote steden, zo krijg ik van slachtoffers te horen, moet men soms twee weken wachten op een sporenonderzoek. Dat heeft dan niet zoveel zin meer, want dan zijn de sporen meestal al vernietigd.

De minister constateert in zijn brief terecht dat preventie de kans op inbraak met 50% verkleint. Het Politiekeurmerk Veilig Wonen is zojuist al genoemd. Ik heb al een paar keer bij de minister en het kabinet ervoor gepleit om het hang- en sluitwerk onder het lage btw-tarief te brengen, waardoor wij bewoners en corporaties stimuleren om maatregelen te treffen. Het zijn toch vaak woningen in het wat lagere segment die doelwit zijn van inbrekers. Het zijn vaak ook woningen van ouderen, die slachtoffer worden van inbraken. Ik krijg graag een reactie van de minister. Ik denk met de minister mee en hoop dat hij deze gedachten omzet in daden, zodat wij daadwerkelijk komen tot het verwezenlijken van de ambitie.

Ik heb al eerder bij de minister aangedrongen op een strengere aanpak van heling. Ik heb dat bij de begrotingsbehandeling aan de orde gesteld. De minister zei toen tegen mij: mijnheer Marchouch, ik heb u gehoord en uw woorden neem ik op in mijn achterhoofd. Er zou een wetsvoorstel in de maak zijn bij Economische Zaken om bijvoorbeeld pandjeshuizen aan te pakken. De reactie van de minister van Economische Zaken op mijn inbreng is: heling is al strafbaar, het staat in het Wetboek van Strafrecht, dus wij hoeven daarvoor niets te regelen in de Pandhuiswet. De gemeente verstrekt de vergunningen als handhaver. Omdat wij niet wettelijk regelen dat pandhuizen en de uitbaters ervan onder de Bibob vallen, zadelen wij politieagenten op met allerlei administratieve controles en registercontroles, in plaats van hen vrij te maken om de pakkans te vergroten. Ik zou heel graag willen dat de minister met zijn collega in overleg treedt om te bezien hoe wij dit beter kunnen regelen in de wet.

Wat betreft het Politiekeurmerk Veilig Wonen het volgende. Er zijn heel veel corporaties die heel veel doen aan het verbeteren van het hang- en sluitwerk, maar er zijn er nog te veel die niets doen om te voorkomen dat inbraken plaatsvinden. Ik zou heel graag willen weten welke corporaties wel iets doen en welke niet. In de brief van de minister staat dat de verzekeringsmaatschappijen heel erg betrokken worden bij een en ander. Dat is ook heel goed, want zij weten vaak precies waar er in het land wordt ingebroken. Het vertalen van die samenwerking naar daadwerkelijke acties om te voorkomen dat inbraken plaatsvinden is van belang.

De aanpak van heling is een kwestie van modernisering van regelgeving. Misdaad mag niet lonen. De inbrekers stelen spullen om die vervolgens te verkopen. Dat doen zij via websites, maar ook via pandjeshuizen. Zojuist is gesproken over rondtrekkende mobiele bendes die de spullen over de grens brengen. Wij moeten ervoor zorgen dat de pakkans in geval van heling toeneemt en dat dit prioriteit krijgt.

Er is zojuist gesproken over de pakkans. Die moet zeker omhoog. Dat kan door een aantal maatregelen te nemen die ik zojuist schetste. Ik vraag ook aandacht voor al die loslopende veroordeelde criminelen. Wij kunnen ze gewoon oppakken en opsluiten. Ik heb het over die 13.000 criminelen die vrij rondlopen; een kleine 3.500 zijn zware jongens, die gewoon zijn veroordeeld. Wat is de stand van zaken en welke inzet pleegt hij om die jongens binnen te halen? Dat zou een hoop ellende kunnen schelen.

Dan noem ik als laatste, vers van de pers, de drones. In Arnhem zijn door de politie goede ervaringen opgedaan met de inzet van drones tegen inbraken. Hoe kijkt de minister daar tegenaan? Is hij het met mij eens dat, als dit middel effectief is, de politie dit veel meer zou moeten inzetten tegen inbrekers, om de pakkans te vergroten?

Mevrouw Kooiman (SP): Als wij al die rondlopende criminelen oppakken, hoeven wij die gevangenissen niet te sluiten. Daar ging mijn vraag echter niet over. Mijn vraag ging over de winkeliers. Zij hebben aan de bel getrokken en zeggen dat de rondtrekkende bendes die winkeliers overvallen en winkeldiefstallen plegen ook die woninginbraken doen. Zij zeggen dat ze vaak hele dossiers met ontzettend goed beeldmateriaal leveren, maar dat er vervolgens er niets mee wordt gedaan. Dat is toch gek. Is de heer Marcouch het met mij eens dat de minister daarin moet investeren?

De heer Marcouch (PvdA): Als je de pakkans wilt vergroten, staat het buiten kijf dat je heel goed en serieus naar de slachtoffers moet luisteren en dat je getuigen moet verhoren. Als burgers en in dit geval ook ondernemers beeldmateriaal hebben, lijkt het mij bizar en onacceptabel dat de politie er niets mee doet. Er is materiaal dat helpt en wij vragen dat ook van burgers. Als je van burgers verwacht dat zij iets doen, moet je dat ook serieus nemen. Om die reden heb ik naar aanleiding van het bericht van het mkb dat de politie die beelden niet gebruikt Kamervragen aan de minister gesteld en schriftelijke vragen ingediend. Ik ben uiteraard ook benieuwd naar de reactie van de minister. Als je de pakkans wilt vergroten, moet je de aangiftes, de meldingen en de getuigenverklaringen van slachtoffers en getuigen serieus nemen door heel goed naar hen te luisteren. Vervolgens moet je terugkoppelen wat je daarmee hebt gedaan.

Mevrouw Kooiman (SP): Ik ben heel blij dat de heer Marcouch dit deelt met de SP en de VVD. Een groot probleem is echter dat de politie die informatie niet uitwisselt. Zo'n rondtrekkende bende is net in het ene gebied geweest en heeft eigenlijk vrij spel in het volgende gebied van een eenheid van de politie. Is de heer Marcouch het met mij eens dat wij dat allemaal op één plek moeten verzamelen, nu wij de Nationale Politie hebben?

De heer Marcouch (PvdA): Dat is een van de vragen die ik heb gesteld. Nu wij de Nationale Politie hebben, moet het geen probleem zijn om de informatie nationaal te delen. Wat mij betreft, zou je ook de ondernemers erbij moeten betrekken als het gaat om georganiseerde bendes en stelselmatige winkeldiefstal. Je attendeert de ondernemers met beeldmateriaal erop wie wat doet. Het is zaak dat wij gezamenlijk, politie, burgers en andere private partijen, een vuist maken tegen deze criminelen. Zij ondermijnen onze samenleving en die ruimte moeten wij hun niet geven.

De heer Klein (50PLUS): Voorzitter. Veiligheid is een essentiële basisbehoefte in onze samenleving. Veiligheid is voor 50PLUS dan ook een absolute prioriteit: zorg ervoor dat mensen zeker in hun directe woonomgeving die veiligheid krijgen en dat die gewaarborgd is. Daarom is het logisch dat wij extra aandacht besteden aan deze problematiek. Tot onze verbazing zien wij een heel laag ophelderingspercentage voor woninginbraken, zoals ook is aangegeven. Het ophelderingspercentage zal duidelijk omhoog moeten. Daartoe worden een aantal aanzetten gegeven in de brief die de minister heeft gestuurd.

Een apart onderwerp dat daaraan annex is en dat ons extra zorgen baart, is de stijging van het aantal woningovervallen op 55-plussers. Er wordt een verschuiving geconstateerd: omdat er elders beter wordt beveiligd, slaan criminelen steeds vaker hun slag met woningovervallen. Dat verdient extra aandacht en extra inzet. Ik sluit mij in dat opzicht volledig aan bij voorgaande sprekers.

In de brief wordt een passage gewijd aan slachtofferhulp. Het is mij niet helemaal duidelijk of de slachtofferhulp goed wordt opgepakt door ouderen. Wij hebben signalen ontvangen dat mensen het maar achterwege laten. Dat zou heel slecht zijn. Ik heb er niet helemaal inzicht in en kon het ook niet direct vinden in de berichtgeving hierover en in de statistieken.

Een apart onderwerp waarvoor wij graag aandacht vragen, betreft preventie, politiekeurmerken en alles wat daarmee samenhangt. Wij willen ook aandacht vragen voor burgerinitiatieven om de politie als je beste vriend te helpen om criminaliteit, zoals woninginbraken en woningovervallen, tegen te gaan. In dit verband wijs ik op het project van de politie Den Haag met Leidschendam-Voorburg en Zoetermeer om vrijwilligers, met name 55-plussers, in te schakelen om de buurt meer informatie te geven: wat is de situatie, hoe kun je woninginbraken vermijden? Wat vindt de minister van dat soort initiatieven om de politietaken helemaal te richten op de opheldering en de preventie te realiseren door vrijwilligers in te schakelen? In dat opzicht zie je ook het project van 11 december als inbraakvrije dag, dat is opgestart vanuit Apeldoorn. Wij vinden één dag een beetje weinig, maar het gaat veel meer om de initiatieven die daaruit voortkomen. Hoe kunnen wij dat oppakken en hoe kunnen wij daarvan leren? Er zijn nog meer projecten, bijvoorbeeld het BelJeBuren-project in Rhenen. Ook die projecten worden door burgers opgepakt om de impact van woninginbraakcriminaliteit te verminderen. Ik zie in de brief betrekkelijk weinig over deze burgerinitiatieven. Is het niet verstandig om er vanuit Veiligheid en Justitie veel sterker beleid op te zetten om met elkaar, politie en burgers, ervoor te zorgen dat dit land veiliger wordt en dat de woninginbraken daadwerkelijk in aantal zullen dalen en opgehelderd worden?

De voorzitter: Hiermee is een einde gekomen aan de eerste termijn van de Kamer.

De vergadering wordt geschorst van 14.22 tot 14.33 uur.

Minister Opstelten: Voorzitter. Laat er geen misverstand over bestaan dat iedereen het aantal inbraken in het afgelopen jaar, 90.231, onaanvaardbaar hoog vindt. De ene geeft er een andere toonzetting aan dan de ander, maar de ambities zijn hetzelfde. Het gaat niet om de toonzetting, maar om de ambities en die zijn onverminderd hoog. Het is een onderdeel van de high-impact crimes. Het zijn geen nieuwe prioriteiten, maar prioriteiten die wij al hebben geformuleerd. Sinds mijn aantreden kennen wij dezelfde prioriteiten: er is niets uitgezonderd, niets bijgekomen en ook niets afgegaan. Dat is de kracht. Vervolgens hebben wij stevige targets aangegeven en daarover rapporteren wij. Met de meeste targets voor de politie en het Openbaar Ministerie zitten wij op koers. Als het niet helemaal is gelukt, is dat ook transparant. Dan moet je aangeven op welke wijze je dat aanpakt.

De inbraken, onderdeel van de high-impact crimes, lopen gewoon uit de pas. In 1980 waren het er 53.000, in 1988 112.000 en in 1997 99.000. Ik ben inderdaad op het laagste punt van de hele reeks, met uitzondering van 1980, gaan zitten; dat willen wij halen. Ik heb dat getal niet verzonnen. Ik heb namelijk aan het Openbaar Ministerie, de burgemeesters en de politie gevraagd wat zij een realistische doelstelling vinden, zodat wij die kunnen halen. Als dat wordt aangegeven door de politie, die het zelf moet doen samen met de gemeenten en het Openbaar Ministerie, ga ik daarvoor staan en zetten wij samen daarop in. Zo zijn wij uitgekomen op 65.000 in 2017. Daarop wil ik afgerekend worden, natuurlijk samen met de burgemeesters, maar ik sta voor de politie en het Openbaar Ministerie. Dit heeft natuurlijk impact op mensen, want er zal maar een inbraak plaatsvinden in je huis.

Ik pak dit aan langs verschillende kanten. De aanpak van de woninginbraken vraagt lokaal maatwerk. Het merendeel van de inbrekers is vooral in de eigen leefomgeving actief, zo wijzen de feiten uit. Alleen met kennis van de kenmerken van risicogebieden, risicotijdstippen, lokale daders en recente slachtoffers kunnen effectieve maatregelen worden genomen om woninginbraken te voorkomen en inbrekers aan te houden. Deze aanpak kan alleen slagen, als gemeenten, politie, Openbaar Ministerie, woningbouwcorporaties – de heer Marcouch heeft ze terecht genoemd – burgers en verzekeringswezen gezamenlijk actie ondernemen. Het is belangrijk dat wij elkaar daarover treffen. Er zijn allerlei acties ingezet om op die manier slagkracht te ontwikkelen.

Meer gemeenten nemen de regie. De heren Oskam, Marcouch, Klein en Bontes hebben voorbeelden gegeven van gemeenten die in actie komen om de regie te nemen. Ik zie dat niet alleen bij de grote gemeenten, maar ook bij kleinere gemeenten met een relatief groot aantal woninginbraken. Men werkt ook regionaal steeds beter structureel samen bij de aanpak van woninginbraken. De politie-eenheid Midden-Nederland is daar een heel goed voorbeeld van.

Ik ben optimistisch gestemd. Die stijl heb ik wel, zeg ik tegen de heer Bontes; hij houdt mij scherp, wat ik waardeer in zijn toonzetting. Je moet natuurlijk wel realistisch zijn, als je zegt: wij zetten die stappen en wij gaan dat resultaat halen. Ik ben daar optimistisch over, omdat nu ook al die andere partijen zeggen: dit is totaal uit de hand gelopen, wij accepteren dat niet, wij willen er als gemeente op afgerekend worden en wij gaan ervoor, schouder aan schouder. Ik wijs op de gemeenten Helmond en Oss, waar dalingen tot 50% worden bereikt doordat men daar heel gefocust aan het werk is.

Voorts moet worden gevolgd of daders mobieler worden en hun werkterrein verleggen naar andere gemeenten. Met de vorming van de Nationale Politie – ik wil er niet alles op richten, maar daardoor is het wel beter te sturen – zijn wij beter in staat om dit regio- en eenheidoverstijgend te volgen en hierop actie te ondernemen. Vanaf 1 januari heeft de Nationale Politie haar visitekaartje afgegeven met twee dingen. Het eerste punt is de aangifteaanpak. Die was natuurlijk totaal verschillend in 25 regio's. Nergens liep het goed, nergens liep het op de manier zoals wij het nu doen. Dat gaat niet in één keer goed. Je kunt altijd meteen aangifte doen op vier verschillende manieren, zoals je zelf wilt. Je kunt het digitaal doen door middel van een mail. Je kunt het telefonisch doen. Je kunt het op het bureau doen. Je kunt het ook thuis doen – ik kijk naar de heer Klein, gelet op zijn zorgen over ouderen – als je niet in staat bent om het op een andere manier te doen.

Het tweede punt is dat de Nationale Politie meteen heeft gezegd dat de woninginbraken speerpunt zijn voor haar aanpak. Dat gaat even voor alles. De andere targets houden wij in stand, maar op dit punt gaan wij een inhaalslag maken.

Als er aangifte is gedaan van een woninginbraak, moet er binnen veertien dagen een terugkoppeling vanuit de politie plaatsvinden op de aangifte. Ik kan er zo iets meer over zeggen, ook over de cijfers. Dat loopt nog niet allemaal in één keer goed, zeg ik eerlijk. Maar dat is de scherpte, de focus waarmee wij opereren en het visitekaartje waarmee de Nationale Politie is gekomen, want het is gewoon vernieuwend. Het is een mooi en noodzakelijk eigen initiatief geweest van de Nationale Politie.

De heer Bontes (PVV): Dat is precies wat ik bedoelde. Ik hoor niets anders dan grote woorden: een visitekaartje van de Nationale Politie. De Nationale Politie heeft nog helemaal geen visitekaartje afgegeven. De Nationale Politie heeft nog nul komma nul gepresteerd, helemaal niets. Er is geen visitekaartje. Waarop baseer ik dat? Kijk bij incidenten, bij woninginbraken, bij overvallen naar de reacties in de media die burgers geven op die werkwijze. Nu wordt er weer een grote broek aangetrokken en daar ligt mijn bezwaar. Het heeft te maken met geloofwaardigheid. Grote woorden, maar in de praktijk komt er tot nu toe helemaal niets van terecht. Ja, een politieorganisatie vol onrust, maar deze grote woorden zijn niet gepast. Ik wil hier het echte verhaal boven water krijgen, ook naar de media toe, niet het verhaal van die grote woorden. Daar wil ik graag een reactie op.

Minister Opstelten: Wat de heer Bontes zegt, klopt niet. Ik vind het jammer dat hij die beelden schetst, want er worden wel degelijk resultaten geboekt op de high-impact crimes. Als je dat niet ziet, volg je inderdaad niet de cijfers en wat er gebeurt. Op alle punten van de high-impact crimes zijn er de eerste maanden sinds het aantreden van de Nationale Politie successen geboekt, zelfs op het terrein van de woninginbraken. Wij moeten dat vasthouden. Na vijf maanden is de stijging van de high-impact crimes tot staan gebracht en is er een rustige trend naar beneden zichtbaar. De heer Bontes heeft natuurlijk alle recht om te zeggen wat hij wil, maar ik vraag hem om gewoon naar de feiten te kijken, naar de resultaten van de Nationale Politie. Dat lijkt mij altijd verstandig.

De heer Bontes (PVV): Je moet criminaliteit in haar totaliteit bekijken. Als die high-impact crimes licht dalen – dat zijn nog maar cijfers die heel discutabel zijn – moet je verder kijken: welke consequenties heeft dat op andere terreinen? Als de woninginbraken omhooggaan, als de eenvoudige mishandelingen omhooggaan en als de vermogenscriminaliteit omhooggaat, heb je helemaal geen recht van spreken. Dan licht je er steeds een ding uit en zeg je «je mag niks zeggen, want wij hebben hier vier soorten delicten en daar hebben wij een lichte daling», terwijl zes andere soorten delicten sterk toenemen. Het is toch onzin om iedere keer te proberen iemand daarmee de mond te snoeren?

Minister Opstelten: Ik ben natuurlijk de laatste om iemand de mond te snoeren. Dat zou ook niet lukken, de heer Bontes horende. Het gaat gewoon over de feiten. Ik spreek altijd over feiten, niet over algemeenheden. Ik zeg waar ik naartoe wil en ik zeg wat de resultaten zijn. Wij hebben op alle fronten van de high-impact crimes resultaten geboekt en die gaan niet de verkeerde kant uit. Kijk naar de woninginbraken in de eerste vijf maanden. In 2012 waren het er 38.154 en in 2013 37.693, de laatste van gisteren meegerekend. Ik vraag om naar de feiten te kijken. Ik ben zeer ontvankelijk voor feiten, want ik wil daarop aangesproken worden en op niets anders.

De heer Bontes (PVV): Feit blijft dat er in 2012 bijna 100.000 woninginbraken waren, waarvoor deze minister met zijn Nationale Politie verantwoordelijk is. Dat wordt weggewuifd, dat wordt achter een rookgordijn verborgen, maar daar zijn wel 100.000 gezinnen het slachtoffer van geworden. Reageer daar nou eens op, minister. Reageer eens in de richting van die slachtoffers. Kijk er nou eens zo naar. En verschuil u niet achter wat u al dan niet van plan bent, hoe het tien jaar geleden was of dat er op een of ander gebied een stijging is. Er zijn 100.000 woninginbraken en daarvoor is de minister verantwoordelijk. De minister kan nog met 10.000 andere high-impact crimes komen, maar het feit is: 100.000 woninginbraken, waarvan 100.000 gezinnen het slachtoffer zijn.

Minister Opstelten: Ik luister met stijgende verbazing naar de heer Bontes en ook naar de aantallen die hij noemt. Ik zei dat ik het heb over de feiten. Ik had het over 90.000 woninginbraken en zei dat ik dit totaal onaanvaardbaar vind. Ik ben zo vrij om de feiten aan te geven, ook al zijn de resultaten bescheiden, niet genoeg en onvoldoende. Ik ben helemaal niet tevreden; dat staat ook in de brief. Ik geef altijd de goede informatie. Ik geef de stand van zaken, niet meer dan dat. Ik ben helemaal niet tevreden. Ik gaf slechts de feiten van de laatste vijf maanden. Maar wij gaan door en het zal gebeuren dat het aantal woninginbraken... Ik begrijp de kritiek van de heer Bontes jegens mij. Daarmee geeft hij mij een geweldige steun in de rug om het resultaat te bereiken dat ik voorsta. Ik ben hem ook erkentelijk voor het feit dat ik van hem op een andere manier dan anderen dat doen, krachtige steun krijg om op deze weg door te gaan en dat resultaat te bereiken. Daar gaat het ons beiden immers om. De een zegt het zo, de ander zegt het weer zo, maar daar gaat het om.

Een versnelling van de integrale aanpak is mogelijk. Er is een enorme slag te slaan. Ik wil ook nog gezegd hebben dat de Nationale Politie sinds 1 januari aan de slag is, dus niet sinds vorig jaar; toen deden de regionale korpsen dat werk. De eerste vijf maanden van het jaar lijken aan te geven dat het aantal woninginbraken licht daalt. Je moet daar wel voorzichtig naar kijken. Met de top 50-gemeenten bekijk ik hoe wij een versnelling van de aanpak van de woninginbraken teweeg kunnen brengen; de heer Oskam vroeg daarnaar. Het is ongelooflijk belangrijk dat dit samen met de gemeenten gebeurt, omdat die het politiekeurmerk Veilig Wonen beheren en daarvoor de verantwoordelijkheid dragen. In het geval van de woningcorporaties is er natuurlijk sprake van mederegie. Daarom is het ook belangrijk om in de komende jaren de preventie van woninginbraak te versterken. Velen hebben gevraagd: hoe komt het nou dat het in de jaren tachtig laag was, toen is ingezakt, daarna weer is opgepakt en weer daarna is ingezakt? Ik ben hier eerlijk over. Ik denk dat dit ten eerste te maken heeft met een gebrek aan een integrale gezamenlijke sturing. Ten tweede is de focus niet altijd overal hetzelfde geweest. Die moet er nu op alle fronten komen. Ten derde is er toch te weinig regie geweest met betrekking tot de preventie. Die lag eerst bij de politie en is daarna naar de gemeente gegaan, waar ze niet altijd sterk is opgepakt; maar nu wel.

De heer Oskam vroeg ook hoe ik de gemeenten hierbij steun. De kennis over effectieve interventie is door het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid gebundeld. Deze is op internet beschikbaar. Dit centrum organiseert regionale bijeenkomsten voor informatieoverdracht en kennisdeling met betrekking tot de aanpak van woninginbraken. Het centrum ondersteunt gemeenten bij de uitrol van het keurmerk Veilig Wonen. Ik ben in beginsel bereid om projecten financieel te ondersteunen in de 50 gemeenten of de gebieden met de grootste woninginbraakproblematiek. Mijn ambtenaren zijn daarover met de eerste gemeenten in gesprek gegaan. Laat mij even de ruimte voor specifiek maatwerk. Dit is geen algemene subsidieregeling; daar hebben we het niet over. Gemeenten moeten zelf hun verantwoordelijkheid nemen, maar waar nodig zal ik hun een steuntje en zetje in de rug geven.

Enkele gemeenten geven aan dat zij, buiten de op zich succesvolle en heel belangrijke buurtpreventieteams om, naar nieuwe vormen zoeken om buurten te stimuleren, mensen elkaar meer aan te laten spreken en hen de politie te laten bellen bij verdachte situaties. Ik zie ook hier mogelijkheden om een aantal projecten financieel te ondersteunen en om de opgedane kennis landelijk beschikbaar te stellen. In de kern kan dit worden vergeleken met de aanpak van de overvallenproblematiek. Ook die liep op een gegeven moment gillend uit de hand, met heel ernstige feiten. Wij hebben daarbij inderdaad alle krachten gebundeld. Wij volgen de resultaten nog steeds van maand tot maand, zowel de aantallen als de pakkansen. Dat doen we hierbij ook. De politie steunt de gemeente met een frequente analyse van de cijfers over de woninginbraken. Ook dat is belangrijk voor de keuze van de juiste interventies. Ik herhaal dat binnen uiterlijk twee weken contact dient te worden opgenomen met slachtoffers van woninginbraak, om eventuele daderinformatie te achterhalen, hen te wijzen op het risico van herhaald slachtofferschap en te informeren over de verdere gang van zaken. Gemeenten zorgen voor besmettingsbrieven; die worden gestuurd naar potentiële slachtoffers van woninginbraak, bijvoorbeeld als zij een verhoogd risico lopen als gevolg van recentelijk nabij hen gepleegde inbraken. Er wordt gepoogd meer verdachten op heterdaad aan te houden op basis van informatiegestuurd opsporen. Een dadergerichte aanpak vindt plaats in de vorm van de hotspots. Bij de aanpak van high-impact crime wordt de TopX-benadering ingezet. Er is aparte aandacht voor jeugdige daders. Tevens wordt verzocht om meer informatiegestuurd nationaal en internationaal opererende daders en dadergroepen op te sporen. In september was er de landelijke 112-campagne «1-1-2, daar pak je inbrekers mee». Als start van of aanzet tot het Donkere dagen offensief is dat in Almere geprobeerd. Ik heb dat zelf gezien; dat was daar een succes. Het OM zal daders stringent vervolgen; het strafvorderingsbeleid is daartoe aangepast. Inbrekers worden in beginsel steeds voorgeleid. Waar voorhanden, wordt crimineel vermogen afgenomen. Er zal meer gebruik worden gemaakt van gekoppelde zaken en schakelbewijs, ten behoeve van een hogere strafeis of vordering. In de driehoek wordt gestuurd. Daar worden afspraken gemaakt over de specifieke inzet tegen het grote aantal woninginbraken.

Mevrouw Kooiman (SP): Even een punt dat diverse collega's vandaag ook naar voren hebben gebracht: de aanpak van een aantal gemeenten. De minister zegt dat hij gaat kijken naar een eventuele financiële vergoeding voor gemeenten die daar goed mee bezig zijn. Volgens mij is dat een hartstikke goed initiatief. Kan de minister ons een overzicht sturen van de projecten die hij ondersteunt? Ik kan me namelijk goed voorstellen dat andere gemeenten daar weer van kunnen leren.

Minister Opstelten: Zeker, dat zal ik graag doen. Ik wil hier echt goed verantwoording bij u over afleggen, zodat u niet alleen de resultaten en de cijfers kunt zien, maar ook wat wij doen en wat er gebeurt in welke gemeenten. De best practices zijn hiervoor heel belangrijk. Wij bespreken dit van tijd tot tijd natuurlijk met al die gemeenten. Recent hebben we dit ook gedaan met de op zichzelf succesvolle maar nog wel onvoldoende succesvolle aanpak van de jeugdcriminaliteit. Alle spelers hebben daarbij heel open en kritisch met elkaar gesproken. Dat moeten we ook zo doen, om de scherpte erin te krijgen. Het antwoord is dus: ja, dat doe ik graag.

Mevrouw Kooiman (SP): Daar ben ik heel blij om, want zeker met betrekking tot die criminele jeugdgroepen moet er nog wel een en ander gebeuren. Ik heb een logische vervolgvraag: kan de minister aangeven wanneer wij dit overzicht van hem kunnen verwachten?

Minister Opstelten: Dit loopt. Dit is natuurlijk een project in ontwikkeling en het zal ook nooit af zijn. Hiermee heb ik voor de heer Oskam ook de continuïteit en consistentie aangegeven. U hebt daar recht op, dus ik zal ervoor zorgen dat u vóór de begroting dit overzicht krijgt, zodat u het kunt meenemen in het begrotingsdebat.

Nu de afspraken van de koepels over preventie. Het specifieke probleem is dat burgers de mogelijkheden van hang- en sluitwerk en buitenverlichting nog lang niet altijd benutten. Het is ongelooflijk essentieel om ons gedrag alleen al op dat punt te veranderen. Ik zeg «ons», omdat wij daar als bewoners allemaal aan moeten bijdragen. Daardoor zou het aantal woninginbraken fors omlaag kunnen. Over het stimuleren van deze bewustwording zal ik later dit jaar met de landelijke koepels afspraken maken. Ik zal daarbij tevens bezien of er andere mogelijkheden zijn om preventie echt op een hoger niveau te brengen, want dat is echt cruciaal. Ik zie dat het aantal uitgegeven keurmerken Veilig Wonen al jaren afneemt. Ik wil daarover met gemeenten en woningcorporaties in gesprek.

De heer Marcouch had een vraag over heling. Ik herinner me absoluut wat hij heeft gezegd.

De heer Marcouch (PvdA): Ik heb toch nog een vraag over het voorgaande. Net als collega Oskam heb ik een punt gemaakt van dat keurmerk Veilig Wonen. De minister stelt in zijn brief dat waar dit wordt toegepast, de kans op inbraken afneemt met 50%. Dit is dus effectief. Is de minister bereid om de mogelijkheid van een verlaging van het btw-tarief te bekijken?

Minister Opstelten: Ik kom op de meer specifieke vragen nog terug.

Bij de aanpak van heling concentreren we ons zowel op de daders als op de slachtoffers. We moeten daarbij niet vergeten dat het in Nederland nog relatief eenvoudig is om gestolen waar aan de man te brengen, en dat is echt een probleem. Op dit moment werken verschillende gemeenten met een digitaal register om bewuste of onbewuste heling in het legale circuit sterk terug te brengen. Wij zijn bezig met het wegnemen van praktische hobbels, om dit landelijk te kunnen invoeren. Het gaat dus om registratie, maar dat hoef ik de heer Marcouch niet te zeggen.

De heer Klein heeft gevraagd of ik zijn vragen met voorrang kan beantwoorden omdat hij eerder weg moet. Hij had twee belangrijke punten, waaronder de burgerinitiatieven. De inzet van de burger is essentieel. Met de ouderenbonden ANBO en de Unie Katholieke Bond van Ouderen (Unie KBO) organiseer ik hierover voorlichtingsbijeenkomsten in het hele land. Ik ben verheugd dat er zeer veel vrijwilligers van de ouderenbonden bereid zijn om bijvoorbeeld huisbezoeken af te leggen en bij ouderen kierstandhouders en deurspionnen te installeren. Ik heb het voorrecht gehad om dit zelf te mogen doen in Rotterdam.

De heer Klein vroeg ook wat ik doe aan het stijgende aantal woningovervallen. Gelukkig daalt het aantal woningovervallen gestaag: in 2012 met 10% ten opzichte van 2011. Eind 2012 stond de teller op 692 woningovervallen, in 2010 waren het er nog 767. Dit jaar tot en met mei is het aantal woningovervallen nog verder gedaald, met 15%. Het is dus een goede, gestage lijn naar beneden, al is het nooit genoeg. We staan dit jaar op 257 woningovervallen. Lange tijd nam het aantal woningovervallen bij 55-plussers toe, maar in de eerste vijf maanden van dit jaar is een voorzichtige daling ingezet. Dat is een positieve trend, die mij extra motiveert om stevig door te zetten. De aanpak van woningovervallen maakt een belangrijk deel uit van de integrale aanpak van overvallen. Zo wordt bij de opsporing en vervolging stevig ingezet op overvallen van woningen. Na moord en doodslag is dat een van de zwaarste delicten. Bij de aanpak van woningovervallen wordt daarnaast vooral ingezet op de bewustwording van bewoners en op de preventieve maatregelen met betrekking tot de woning die ik net heb genoemd: kierstandhouders, een deurspionnetje, een goede verlichting bij de voordeur. Ik zou graag zien dat ouderen rekening hielden met risico's en kwetsbaarheden. Het gaat hierbij vaak om kleine dingen, zoals de voordeur niet opendoen voor onbekenden na een bepaald tijdstip en om de toepassing van het bekende RAAK-principe als je slachtoffer van een overval wordt: «Rustig blijven, Accepteren, Afgeven en Kijken» naar de bijzondere kenmerken van de overvaller, als dat kan zonder jezelf in gevaar te brengen. Ik ben er dan ook verheugd over dat steeds meer partijen zich aansluiten bij mijn aanpak van woningovervallen, zoals ouderenbonden, verzekeraars en gemeenten, en daaraan een bijdrage leveren. Samen gaan we die woningovervallen verder terugdringen.

De heer Klein (50PLUS): Een uitstekende reactie op mijn vraag over de woningovervallen. Inderdaad moeten we die krachtig aanpakken. Daarvóór had de minister iets gezegd over burgerinitiatieven. Ik had bijzondere aandacht gevraagd voor vrijwillig buurtonderzoek, waarmee burgers de politie kunnen helpen om meer veiligheid in de buurt te creëren. Hoe staat de minister tegenover dat initiatief van de politie in Den Haag?

Minister Opstelten: Ik sta daar positief tegenover. Dit gebeurt bij de burgerinitiatieven en dat stimuleren wij zeer sterk. De gemeenten pakken dit ook enorm goed op en richten zich samen met de ouderenbonden op de ouderen. Wij staan totaal open voor dit soort zaken. Ik kan zeggen dat wij in het algemeen de vrijwilligersinstroom bij de Nationale Politie stimuleren en van een target hebben voorzien. De Kamer kan dat ook volgen.

De heer Marcouch (PvdA): De minister sprak zo-even over heling. Ik heb een punt gemaakt van de nieuwe Pandhuiswet, die door Economische Zaken op dit moment wordt voorbereid. Wij hebben daarover gesproken bij de begroting. De minister vroeg ons om inbrengen over wat wij in en via die wet geregeld zouden willen hebben. Wij hebben dat gedaan in de schriftelijke ronde. De reactie van Economische Zaken was: die dingen horen in het strafrecht thuis. Het ging daarbij om zaken als: in die Pandhuiswet een vergunningsplicht regelen, een Bibob-toets voor eigenaren die dergelijke pandhuizen exploiteren, strenge eisen ten aanzien van de identificatie van de klanten. Daardoor zou de politie in mindere mate bezig kunnen zijn met dat soort dingen en meer met boeven vangen.

Minister Opstelten: Ik kom daar uiteraard nog op terug in het vervolg van mijn betoog. Ik ben nog lang niet klaar, ik ben pas aan het begin.

De leden Van Oosten, Kooiman en Oskam hebben vragen gesteld over camerabeelden. Kunnen camerabeelden niet ruimer openbaar worden gemaakt, bijvoorbeeld op internet? Burgers mogen foto's en camerabeelden voor eigen beveiligingsdoeleinden maken en bewaren. Het is bekend dat ik liever heb dat burgers met die beelden naar de politie gaan; dat is immers effectiever en zorgt voor de beste vervolging. Eventueel worden beelden publiek gemaakt, conform de Aanwijzing opsporingsberichtgeving van het OM. Daarin zitten waarborgen voor zorgvuldigheid en privacy. Men herinnert zich de discussie van destijds over die vreselijke beelden van het uitgaansgeweld in Eindhoven, waar dit zich met name heeft afgespeeld. Burgeropsporing brengt onnodige risico's met zich mee, terwijl er een goed en veel effectiever alternatief is.

Nu het overleg met de politie over foto's en beelden. Burgers mogen niet altijd uit zichzelf foto's en beelden aan de politie geven. Ik heb een wetsvoorstel in voorbereiding dat dit zal ondervangen: het wetsvoorstel inzake de wijziging van de Wet bescherming persoonsgegevens in verband met de verruiming van de mogelijkheid van het gebruik van camerabeelden van strafbare feiten ten behoeve van de ondersteuning van de rechtshandhaving en de invoering van de meldplicht bij het doorbreken van maatregelen voor de beveiliging van persoonsgegevens. Ik denk dat ik hiermee de situatie redelijk heb aangegeven, maar wil de zaken nog een keer langslopen. Er zijn bezwaren tegen het online plaatsen van foto's en beelden van verdachten door burgers. Ik denk dat het mijn taak is om telkens goed over het voetlicht te brengen dat het alternatief veel effectiever is. In de eerste plaats bepalen burgers niet of iemand een verdachte is; dat is iets voor de politie en het Openbaar Ministerie. Ten tweede resulteert het online plaatsen van foto's en beelden niet snel in een aanhouding, opsporing of vervolging, als die beelden niet ook expliciet met politie en justitie worden gedeeld; daarbij gaat het dus om een tegendraads effect. In de derde plaats is er het risico dat burgers de beelden manipuleren, bijvoorbeeld door ze bij te knippen of van suggestieve bijschriften te voorzien. Het risico daarvan is dat personen valselijk worden beschuldigd. Ten vierde is er het risico van eigenrichting: burgers die op basis van foto's of beelden besluiten om het recht in eigen hand te nemen. Ook dat acht ik onwenselijk.

De heer Oskam (CDA): Ik vind het prima dat de minister dit via de politie wil laten lopen. Het wetsvoorstel is een tijdje geleden ook al aangekondigd. De Vereniging Eigen Huis heeft hier in het verleden om gevraagd. Tijdens het kabinet-Rutte I is al gezegd dat het wetsvoorstel naar de Kamer zou komen, maar het is nog steeds in voorbereiding. Wat is precies de stand van zaken?

Minister Opstelten: Het wetsvoorstel is in voorbereiding. Het moet nog in consultatie worden gegeven. We zullen tempo maken. Ik kan echter op dit moment nog geen tijdstip noemen waarop het wetsvoorstel naar de Kamer komt. De uitgangspunten zijn echter duidelijk.

De heer Van Oosten (VVD): Ik hoor de minister spreken over een wetsvoorstel. Hij koppelt dit aan mijn vraag, in hoeverre burgers en/of slachtoffers online en anoniem beeldmateriaal kunnen doorsturen naar de politie. Is dat hetzelfde onderwerp? Wordt dit meegenomen in het wetsvoorstel?

Minister Opstelten: Dat is een bekend onderwerp. Dit is al mogelijk. Er is bij de politie een app waarmee dat kan.

De heer Van Oosten (VVD): Dat is heel goed nieuws.

Minister Opstelten: Als de heer Van Oosten dit nu niet had gevraagd, was het verderop in mijn betoog aan bod gekomen. Over veel van wat de leden vragen, kom ik te spreken in het vervolg van mijn betoog. Na de eerste termijn kunnen de leden beoordelen of alle vragen aan bod zijn gekomen.

De voorzitter: Oké. De minister vervolgt zijn betoog.

Minister Opstelten: Ik begrijp dat het ongeduld groot is. Mijn ongeduld om die vragen te beantwoorden is ook groot.

De heer Marcouch (PvdA): De heer Dijkhoff van de VVD heeft eerder voorgesteld om de mogelijkheid voor mensen te scheppen, beelden anoniem aan te dragen bij de politie. Volgens mij is zo'n app nog niet beschikbaar. Het gaat er dus om dat mensen bij Meld Misdaad Anoniem niet alleen via telefoontjes en e-mails moeten kunnen melden, maar dat zij ook beelden daar naartoe moeten kunnen mailen. Is dat al mogelijk?

De voorzitter: Ik wijs de heer Marcouch erop dat hij zijn mogelijkheden om te interrumperen nu heeft verbruikt.

Minister Opstelten: Om precies te zijn, zeg ik het volgende. De politie biedt een gratis app aan waarmee foto's en filmpjes kunnen worden verstuurd. Deze beelden komen rechtstreeks bij de politie terecht. Mogelijkheden bij Meld Misdaad Anoniem zullen ook worden gerealiseerd, maar dit moet nog gebeuren. Daarop kom ik terug in een brief die ik de Kamer in de loop van dit jaar zal sturen.

Er is gevraagd welk aandeel van de woninginbraken op het conto is te schrijven van rondtrekkende dadergroepen. De politie schat dat 20% tot 30% van de woninginbraken in georganiseerd verband plaatsvindt. Rondtrekkende dadergroepen zouden voor circa 14% van het totaal aan opgeloste woninginbraken verantwoordelijk zijn. Roemenen en Bulgaren maken deel uit van deze groepen. Maar het grootste deel van de inbraken komt op het conto van lokale inbrekers. Dat moet ik benadrukken, want anders focussen we niet goed. De lokale woninginbrekers vormen de kern van het verhaal. Daarom is het heel belangrijk dat op lokaal niveau maatwerk wordt geleverd.

De heer Bontes (PVV): De minister had het over Roemenen en Bulgaren. Ik hoop dat de heer Marcouch goed heeft geluisterd. Hij wil immers de grenzen verder openzetten voor Roemenen en Bulgaren. 14% van de woninginbraken wordt dus nu al toegeschreven aan Roemenen en Bulgaren. Dat zegt de minister zelf. Ik wil die uitspraak van de minister nu even koppelen aan de wens van de heer Marcouch om de grenzen voor hen open te zetten. Het Korps Landelijke Politiediensten meldt dat 20% van de woninginbraken wordt gepleegd door rondtrekkende bendes. De organisatie daarvan wordt toegeschreven aan MOE-landers, dus Roemenen, Bulgaren en Polen. De minister zegt zelf dat nu al 14% van de woninginbraken wordt gepleegd door Roemenen en Bulgaren. Daarmee confronteren we dus de Nederlandse samenleving nu al. Wat moet het wel niet worden als de grens op 1 januari opengaat voor arbeidsmigranten uit deze landen? Kan de minister daarop reageren?

Minister Opstelten: Ik heb zojuist de cijfers genoemd. Die noemde ik niet voor niets. Er ligt inderdaad een concentratie bij de mobiele bendes. Mobiele bendes vormen een groot probleem, maar het grootste probleem vormt het lokale inbrekersgilde. Wij moeten dus aandacht schenken aan beide groepen. Dat doen de politie en het Openbaar Ministerie.

De heer Bontes (PVV): Voor de PVV-fractie zijn deze cijfers aanleiding om de grens op 1 januari niet te openen voor arbeidsmigranten uit Roemenië en Bulgarije. Mensen uit die landen zijn nu al verantwoordelijk voor 14% van de woninginbraken. De minister kan nu wel zeggen dat 14% niet het grootste deel is, maar het is wel 14%. We hebben het dus over duizenden gezinnen. 20% van de woninginbraken staat op het conto van de mobiele bendes. Daartegen moeten wij maatregelen nemen. Die maatregelen kan de minister nemen door zich, met zijn regering, keihard te maken voor het dicht houden van de grenzen voor arbeidsmigranten uit die landen. Daarmee wordt al 20% van de woninginbraken voorkomen.

Minister Opstelten: Uw punt is helder, mijnheer Bontes. Met man en macht worden inbrekers uit Roemenië en Bulgarije, en mobiele bendes bestreden. Uiterlijk op 1 januari 2014 geldt het vrije verkeer voor werknemers uit Bulgarije en Roemenië. Het besluit over de toelating tot de groep van Schengenlanden zal niet eerder dan in 2014 worden genomen. Toelating tot die groep landen betekent dat er geen paspoortcontrole meer zal plaatsvinden. De toelating in 2014 zal afhankelijk zijn van de beoordeling in rapporten. Over deze toelating heeft het Nederlandse kabinet nog geen ander standpunt ingenomen. Dit is onlangs bevestigd.

De heer Bontes (PVV): De minister antwoordt niet op mijn vraag. Ik begrijp dat Schengen staat voor het vrije verkeer van personen en het wegvallen van de grenscontrole voor Roemenen en Bulgaren. Het gaat mij echter om 1 januari 2014. Dat is al over een paar maandjes. Dan wordt de grens opengezet voor arbeidsmigranten uit Roemenië en Bulgarije. Dan hebben mensen uit deze twee landen geen tewerkstellingsvergunning meer nodig. De tijd dringt. Er wordt voorspeld dat tienduizenden Roemenen en Bulgaren dan ons land in zullen stromen. Hoe wil de minister dat voorkomen? Ik heb het dus niet over Schengen. Het verhaal daarover ken ik.

Minister Opstelten: Ik herhaal dat wij met man en macht werken aan de aanpak van mobiele bendes. De politie, het Openbaar Ministerie en internationale samenwerking spelen daarbij een rol. Vorige week heb ik hierover weer contact gehad met mijn Belgische collega's. Wij zullen met man en macht proberen die mobiele bendes aan te pakken.

De heer Bontes (PVV): Ik herhaal, voorzitter, dat de minister niet antwoordt op mijn vraag. Ik geloof best dat de minister die bendes probeert aan te pakken. Maar wat gaat hij eraan doen om te voorkomen dat op 1 januari 2014 de arbeidsmigratie uit Roemenië en Bulgarije op gang komt? Hoe gaat de regering dat voorkomen?

Minister Opstelten: Ik heb gezegd dat dit per 1 januari gaat gebeuren. Dat heb ik al gezegd. Ik zou ook iets anders kunnen zeggen, maar ik houd het bij de feiten. Het Schengenverkeer is een ander punt. Daarover hebben we het de laatste jaren gehad. De regering heeft steeds het standpunt ingenomen dat het nog niet zover is dat Bulgarije en Roemenië kunnen toetreden tot de groep van Schengenlanden.

De voorzitter: Ik kijk naar de klok. Ik vraag de minister iets sneller te antwoorden.

Minister Opstelten: De interrupties vinden onder uw leiding plaats, voorzitter. Daar kan ik niet onderuit en ik reageer er graag op.

Over de aanrijtijden kan ik heel kort zijn. Op dit vlak ontbreekt hier en daar het nodige, maar laten we ook niet vergeten dat men in 92% van de gevallen binnen de gestelde normentijden ter plaatste is. We zijn wat dit betreft gemiddeld op de target gebleven die we ons hebben gesteld. Dit is geen flinkdoenerij van mij, maar dit is het schetsen van de werkelijkheid op basis van de feiten. Natuurlijk houden wij zicht op de problematiek op het platteland. Daaraan zullen wij de nodige aandacht schenken.

Ik kom nog even terug op de mobiele bendes. Mevrouw Kooiman vroeg naar de stand van zaken. Wat hebben we gedaan? De preventieve maatregelen zijn immers eigenlijk interessanter dan de andere punten. Er is voor winkeliers een «Do It Yourself»-veiligheidsscan ontwikkeld. Ter verbetering van de kwaliteit van het cameratoezicht is de brochure «Slim bekeken: camerabewaking op maat» opgesteld. Er is een handreiking ontwikkeld en geactualiseerd om illegale onderhuur tegen te gaan. Vorige week hebben we daarover nog gesproken tijdens een sessie in de RAI. Daarbij waren alle spelers uit het bedrijfsleven, het mkb en de detailhandel aanwezig. We staan schouder aan schouder om dit voor elkaar te krijgen.

Over de repressieve maatregelen kan ik het volgende zeggen. De Landelijke eenheid is aangesloten op de work file van Europol en de Europese misdaadanalyse op fenomenen. Bij de politie is een landelijk projectleider Mobiel banditisme in functie. Die richt zich onder meer op de verbetering van de expertise en een specifiek op deze bendes gerichte aanpak. Bij het OM is hiermee een specifieke zaaksofficier belast. Op basis van gegevens van de Landelijke eenheid zijn in 2012 de eerste opsporingsonderzoeken gestart.

Ik meen dat ik de vragen van de heer Van Oosten over de lessen die zijn geleerd uit het verleden al heb beantwoord. Er was in de laatste 25 jaar sprake van een daling, een stijging, een daling en een stijging van het aantal woninginbraken.

De heer Van Oosten had het ook over een doelstelling voor de pakkans. Ik spreek in dat kader liever over een target. In de landelijke prioriteiten politie is een afspraak gemaakt over 25% stijging. Een herijking zal plaatsvinden bij de vaststelling van de nieuwe prioriteiten politie voor de periode 2015–2017. De heer Oskam vroeg hoe we dit doortrekken van 2013–2014 naar 2015 en 2016. Dit trekken we door. We hebben met de burgemeesters en het OM afgesproken dat we nu even doorgaan. Dit zijn de prioriteiten. Dit trekken we uiteraard door in de laatste twee jaren van het huidige kabinet. Maar we moeten de tussenstand even scherp krijgen, zodat we kunnen reageren op de cijfers en zodat we de prioriteiten van een nadere «smartheid» kunnen voorzien. Dat lijkt me een heel normale wijze van aansturing.

Mevrouw Kooiman (SP): De winkeliers trekken niet zomaar aan de bel. Er is namelijk voor 135 miljoen uit hun winkels gestolen. Winkeliers zeggen: we besteden nu ongeveer 4 miljoen aan preventie. Dat kunnen we wel blijven doen, maar als wij hele dossiers vol mooie camerabeelden op een presenteerblaadje aan de politie en het Openbaar Ministerie aanbieden, gebeurt daar vervolgens niets mee. Ik hoor dat in ieder geval de fractie van de VVD en die van de Partij van de Arbeid wensen dat de signalen daarover worden opgepakt en dat het Openbaar Ministerie hiermee iets gaat doen. Kan de minister ons dat vandaag toezeggen?

Minister Opstelten: Wij erkennen de problematiek met de winkeldiefstallen totaal. Er worden bij het bestrijden van winkeldiefstal resultaten geboekt. Ik heb zojuist al gezegd dat we met de branche om de tafel zitten. We hebben overeenstemming bereikt over de aanpak. We zijn natuurlijk altijd bereid om een nadere precisering van de resultaten te geven. Ik noem als voorbeeld de resultaten van de directe aansprakelijkheidsstelling. Volgens de Stichting OverlastDonatie zijn er nu ruim 10.000 winkelbedrijven die na een winkeldiefstal € 181 vorderen in verband met oponthoud en overlast. Door deze aanpak daalde de winkelcriminaliteit met meer dan 40%. Dit blijkt uit cijfers van de politie. Deelnemers rapporteerden bovendien dat er sprake is van een halvering van de diefstalschade. De betaalmoraal van de winkeldieven blijkt hoog te zijn. Binnen zes weken na de delictdatum heeft 60% betaald. De uiteindelijke verhaalscore is 80%. Een aantal grootwinkelbedrijven waar men met deze aanpak werkt, incasseert hierdoor meer dan € 100.000 per jaar. Behalve alle verhalen over ellende kunnen wij dus ook verhalen over successen vertellen.

Mevrouw Kooiman (SP): Ik kan mij voorstellen dat de minister mooie cijfers oplepelt. Daarmee worden echter de zorgen van bijvoorbeeld Detailhandel Nederland niet weggenomen. Ik wil graag dat de minister toezegt dat hij met het Openbaar Ministerie, met de Nationale Politie, met MKB-Nederland en met Detailhandel Nederland om de tafel gaat zitten. Er is nu een Nationale Politie. Ik zie dat als een kans in dezen. Is de minister bereid om met deze partijen om de tafel te gaan zitten om deze knelpunten te bespreken? We zijn er namelijk nog lang niet. Ik hoop dat de minister dat met mij eens is. Gisteren zei een officier van justitie nog op tv dat er een tekort is bij de handhaving en dat men het niet kan bolwerken. Ik wil dat de minister dit serieus bekijkt.

Minister Opstelten: Dat doen we uiteraard. Er is de grote Taskforce Aanpak Criminaliteit tegen Bedrijven. Daarbij zitten al deze sectoren aan tafel onder leiding van de heer Sakkers. Hij heeft dit allemaal heel precies aan boord. Hierbij zijn het mkb, de detailhandel, het Openbaar Ministerie, de politie en alle andere partijen betrokken. Daarmee maken we afspraken. Ik wil gaarne nog eens haarscherp omschrijven welke doelstellingen er zijn geformuleerd en welke afspraken er in dit verband zijn gemaakt. Daarin is niet voorzien in de brief waarover wij het nu hebben. Ik zeg de Kamer toe, haar daarover een brief te schrijven. Vóór de behandeling van de begroting dit najaar zal de Kamer die brief ontvangen.

Mevrouw Kooiman (SP): Daar ben ik blij mee, want dat geeft Detailhandel Nederland in ieder geval de kans om de zorgen hierover nog eens duidelijk uit te spreken. Bij een interruptie heb ik al gezegd dat men bij de eenheid Oost-Nederland goede ervaringen heeft opgedaan met het verzamelen van beelden. Kan de minister bezien of die aanpak breder kan worden toegepast? Volgens Detailhandel Nederland worden er her en der heel goede pilots gehouden. Maar, zegt men, het is zo jammer dat er hierbij niet wordt samengewerkt. De totstandkoming van de Nationale Politie biedt daarbij wellicht kansen.

Minister Opstelten: Zeker. Ik heb gehoord wat er bij de eenheid Oost-Nederland gebeurt. Zelf heb ik genoemd wat er bij de eenheid Midden-Nederland op dit vlak gebeurt. Daar is ook sprake van een scherpe en goede aanpak. Juist hierom is er de Nationale Politie. We zullen hierbij heel Nederland meenemen. Dit staat echter allemaal al op een rijtje. Ik zal dit in de toegezegde brief opnemen en uitwerken. Ik wil dit ook allemaal nogmaals nadrukkelijk checken met alle brancheverenigingen. Ik vind namelijk dat niet alleen de politie en het Openbaar Ministerie, maar ook zij verantwoordelijk zijn voor die aanpak.

De heer Van Oosten heeft gevraagd wat ik vind van het gebruik van de tracking-software. Ik ben hiervan uiteraard een groot voorstander. Vorig jaar is de campagne «Hier waak ik» opgestart om het gebruik hiervan te stimuleren. Deze campagne wordt ook dit jaar voortgezet. Tracking-software werkt preventief en maakt het voor de politie makkelijker om daders op te sporen. De politie heeft hiermee al enkele klinkende resultaten behaald. Tracking-software is evenwel niet perfect. Deze software werkt met gps. Dit brengt met zich mee dat in grootstedelijke gebieden, als de politie uitkomt bij bijvoorbeeld een flatgebouw, vaak niet duidelijk is in welk appartement het toestel zich bevindt. Juist gelet op deze beperking ben ik in gesprek gegaan met minister Kamp van Economische Zaken en met providers om het blokkeren van gestolen telefoons mogelijk te maken. Ik heb de Kamer hierover geïnformeerd in mijn brief van 7 juni. Daarin staat dat wordt gewerkt aan wetgeving om dit verplicht te stellen. De G-4 hebben hierop aangedrongen. Wij zullen dat honoreren.

De heer Van Oosten (VVD): Ik heb ook gevraagd hoe de minister ervoor zorgt dat het politieapparaat in heel Nederland adequaat handelt als een slachtoffer bij de politie komt met informatie op basis van deze software over de plaats waar zijn gestolen telefoon zich bevindt. Zet de politie hierop in waar dat mogelijk is? Ik snap dat dit in een flatgebouw nog ingewikkeld kan zijn. Ik hoop echter niet dat een slachtoffer dat op het politiebureau in Tilburg komt melden dat zijn gestolen telefoon zich in Den Haag bevindt, in Tilburg te horen krijgt dat hij op het politiebureau in Den Haag verder kan worden geholpen.

Minister Opstelten: Zeker, natuurlijk moeten wij dat voorkomen. De politie zal zeker adequaat handelen. Ik zal even checken of dat ook gebeurt. U bent volksvertegenwoordiger en u stelt vragen. Ik ben minister en ik moet het even aan de professionals vragen. Wij hebben het in dit geval over operaties en veelal moeten wij het over resultaten hebben.

De heer Van Oosten (VVD): Ik wil ook niet in details treden, maar ik ontving signalen dat het wellicht niet overal even efficiënt en adequaat gebeurt. Als u dat wilt nagaan, graag.

Minister Opstelten: Wij nemen dit punt zeker mee.

De heer Oskam vroeg naar de campagne «112, daar pak je inbrekers mee». De campagne is bedoeld om het op heterdaad betrappen te bevorderen door burgers erbij te betrekken.

Heeft de politie binnen twee weken contact met het slachtoffer in verband met het halen van daderinformatie en het geven van voorlichting over de kans op een nieuwe inbraak en over de mogelijkheden om schade te verhalen? De politie monitort de resultaten hiervan. Wij zijn op de goede weg, maar het is nog niet honderd procent. Wij zijn ook nog maar vijf maanden bezig.

Wordt er geleerd van andere landen? De heer Oskam noemde Duitsland en Zweden. Ja, er wordt geleerd van het buitenland. De Politieacademie heeft hiernaar onderzoek gedaan. De bevindingen nemen wij nadrukkelijk mee in de aanpak.

De heer Oskam vroeg verder naar het inschakelen van social media. De politie is erop toegerust om social media in te zetten. Laatst heeft de Kamer van de politie een presentatie gehad over communicatie met burgers. Ook ten behoeve van de opsporing is dit een onmisbaar middel. Het zal zich in de loop der tijd perfectioneren.

De heer Marcouch vroeg naar heling. Met het project «Stop heling» gaat de politie heling via internet tegen. Op 7 november 2012 is op initiatief van ons departement een overleg geweest met publiek-private partners over de mogelijkheden van een landelijke invoering van het digitaal opkopersregister. Wij gaan dat proberen. Ik zal het punt van extra wetgeving bespreken met de minister van Economische Zaken.

De suggestie van de heer Marcouch om het lage btw-tarief te hanteren voor hang- en sluitwerk is interessant. Ik kan uiteraard nog geen toezegging doen. Ik ken mijn beperking in verantwoordelijkheden. Ik zal de mogelijkheden bezien en dit punt opnemen met de staatssecretaris van Financiën en mijn collega van EZ.

De heer Marcouch vroeg of er aandacht is voor sporenonderzoek. Hij wees erop dat mensen soms twee weken moeten wachten. Forensische opsporing heeft de aandacht van de politie, juist ook in dit geval. Niet in alle gevallen is forensische opsporing zinvol, zo is gebleken. Daarom wordt er gewerkt aan een gerichte inzet. Forensische opsporing volgt als er veel waardevolle sporen zijn die veiliggesteld moeten worden. Ik ben het met de heer Marcouch eens dat met de Nationale Politie de informatie intern gedeeld moet worden door de politie. Dat is juist een effect van de Nationale Politie.

Ik kom op de inzet van drones. Ik ben ook in Arnhem geweest, wellicht op dezelfde plaats. Ik was onder de indruk van de inzet van drones. Ik heb ze zelf even mogen hanteren. Ik vond dat een geweldige blijk van vertrouwen. Het inzetten van onbemande vliegtuigjes tegen criminaliteit is een interessante gedachte. Natuurlijk moeten wij drones inzetten waar dat verantwoord en proportioneel is. Wij moeten echter ook even kijken naar de haken en ogen die eraan verbonden zijn, en vergunningen regelen. Het element privacy moet hierin ook worden meegenomen. Ik zal de korpsleiding van de Nationale Politie vragen om mij hierover nader te informeren. Uit mijn antwoorden kunt u afleiden dat ik voor een evenwichtige en proportionele inzet van drones ben.

Wat de loslopende criminelen betreft: in februari jongstleden hebben de staatssecretaris en ik de Kamer per brief geïnformeerd over de te nemen maatregelen. Wij wachten het dertigledendebat af.

Ik heb het gevoel dat ik alles beantwoord heb. Ik kan niets meer bedenken wat ik zou willen antwoorden. Ik kan ook niets bedenken wat ik nog niet heb beantwoord.

De voorzitter: Hiermee zijn wij aan het einde gekomen van de eerste termijn. Ik kijk even rond om te zien of er behoefte is aan een tweede termijn. Dat is het geval. De spreektijd is twee minuten. Iedere woordvoerder mag één keer interrumperen.

De heer Bontes (PVV): Voorzitter. Misschien is het wat ongebruikelijk, maar om de hele situatie van aangifte doen en geholpen worden door de politie even te schetsen, het volgende. Terwijl ik hier het debat voer, krijg ik een mailtje van een burger. Ik lees het voor, het is heel kort. Ik doe dit om de situatie te schetsen en de urgentie te onderstrepen dat er wat moet gebeuren. Deze man, kennelijk een hardwerkende Nederlander, mailt als volgt. «Naar aanleiding van uw Kamervragen. Twee maanden geleden werden in Katwijk twee trillingsmeters van een bouwplaats gestolen. Die dingen kosten ruim tien mille per stuk. Aangifte bij de politie gedaan en gevraagd of er aan KPN gevraagd kon worden waar de meters zijn. Die werken via GPRS en zijn volcontinu te volgen. Nee, zei mevrouw de agent, dit heeft geen prioriteit.»

Dit doet wat met het gevoel van veiligheid en rechtvaardigheid van burgers. Een mailtje van vijf minuten geleden. Zo zie je er honderden, ook op de websites van De Telegraaf, de Volkskrant, GeenStijl en noem maar op. Ik benadruk de sense of urgency. Er moet wat gebeuren. Zo kunnen wij niet doorgaan in Nederland. Dat is mijn boodschap. Deze burger ondervindt dit. Hij heeft schade: twee trilmeters van € 20.000. De politie zegt: geen prioriteit. Dat kan niet, dat is onbestaanbaar. Dit is een voorbeeld, maar je kunt ook denken aan niets meer horen na een woninginbraak. Ik denk ook aan de techniek. Ik zie veel berichten langskomen over mobiele telefoons of iPads die gestolen zijn. Ze zijn te traceren, maar er wordt niets mee gedaan. De minister zegt: het werkt allemaal prima. Maar uit de honderden berichten die ik lees blijkt dat het niet goed werkt. De politie zegt: sorry, geen prioriteit, daar kunnen wij nu niks mee. Dat geeft een totaal tegenovergesteld beeld. De minister zegt: het gaat goed, weliswaar nog niet helemaal, maar laten wij zo rustig doorgaan want het gaat de goede kant op. De honderden reacties die ik lees – geloof me, ik lees ze allemaal – zijn echter heel negatief. Hoe kan dat zo ver uit elkaar liggen? Leven wij in een andere werkelijkheid of hebben wij het allebei volledig mis? Eerlijk gezegd denk ik niet dat ik het mis heb.

Mevrouw Kooiman (SP): Voorzitter. Ik wilde vandaag een pittig debat voeren, in de trant van «van de minister moet alles prioriteit hebben en aangepakt worden». Ik moet zeggen dat ik heel blij ben met wat hij zegt te doen. Dat ben ik niet altijd. Ik vind het wel goed om het ook te zeggen als ik dat wel ben.

Een aantal collega's heeft gewezen op de goede initiatieven in gemeenten. De minister zegt dat hij daarnaar zal kijken en dat hij ze eventueel financieel zal ondersteunen en dat hij best practices zal uitwisselen. Ik ben vooral tevreden over het punt dat ikzelf heb aangedragen: de winkeliers die aan de bel hebben getrokken en hebben gezegd dat er geen landelijke aanpak is, hoewel er een Nationale Politie is. Ik ben blij dat de minister samen met het OM, de winkeliers en de politie gaat bekijken hoe de aanpak verbeterd kan worden. Winkeliers kunnen zelf de knelpunten aangeven en toelichten. Waar mogelijk wordt er ook gekeken naar best practices bij de politie. Op een aantal terreinen worden er al stappen gezet.

Ik sluit dus een keer positief af.

De heer Van Oosten (VVD): Voorzitter. Ik wil mij aansluiten bij de positieve geluiden van mevrouw Kooiman. Ik ben op mijn beurt tevreden over de inzet op het punt van de moderne technologie. Ongetwijfeld vanwege mijn eigen uitleg ontstond er wat verwarring over de twee verschillende versies die ik noemde, maar ik ben blij dat wij een brief krijgen over het anoniem kunnen opsturen van beeldmateriaal en de uitvoering daarvan nog mogelijk dit jaar. Ik ben ook gelukkig met het feit dat de minister zegt dat de politie reeds actief bezig is met tracking-software en dat dit daar waar dat kan en moet, nog verder geëffectueerd wordt, juist ook om voorbeelden die de heer Bontes ter plekke toegestuurd krijgt, zo optimaal mogelijk te kunnen aanpakken. Zoiets kunnen en moeten wij in dit land immers niet accepteren.

De heer Oskam (CDA): Voorzitter. Wij hebben een aantal mooie voorbeelden gehoord van gemeenten. Ik herinner mij dat eind vorig jaar in de gemeente Westland het aantal inbraken enorm hoog was. Daar zit een heel daadkrachtige burgemeester: Sjaak van der Tak, Rotterdams bloed.

De heer Marcouch (PvdA): Van het CDA.

De heer Oskam (CDA): Ook CDA, natuurlijk. Hij had veel invloed op de korpschef van politie Haaglanden en die heeft ervoor gezorgd dat de opsporing werd geïntensiveerd. Dat leidde tot veel aanhoudingen, en nu is het probleem een beetje weg uit het Westland. Dit is een heel mooi voorbeeld, maar mijn vraag is hoe dit dadelijk gaat bij «kleinere burgemeesters», burgemeesters met minder invloed. Hebben zij ook recht op meer aandacht voor woninginbraken? Ik vraag dit temeer omdat volgens het rapport van de Politieacademie de ambities van de minister te hoog zijn gelet op de huidige capaciteit aan recherche. De recherche kan deze ambities niet waarmaken.

De heer Marcouch (PvdA): Voorzitter. Ook ik ben blij met de toezeggingen van de minister. Hij heeft de ambitie om het aantal inbraken terug te dringen. Dit is een misdaad met een behoorlijke impact op de slachtoffers. Het is dan ook zaak dat wij alles op alles zetten om het aantal inbraken terug te dringen.

Ik ben blij dat de minister heeft toegezegd dat hij zal proberen een en ander te regelen in de «Pandjeswet», zodat wij de helers beter kunnen aanpakken, en dat er ook bij de politie meer aandacht komt voor heling.

Verder heeft de minister toegezegd dat hij gaat kijken naar de inzet van drones. Wij hebben een aantal mogelijkheden, maar collega Bontes zegt terecht dat het ook gedaan moet worden. Ik hoop dat de minister een offensief inzet om ervoor te zorgen dat burgers, politiemensen en ook woningbouwcorporaties in beweging komen om inbraak te voorkomen. Ik vraag de minister om met zijn ambtgenoot voor Wonen in overleg te gaan om te bezien wat corporaties meer zouden moeten doen. Misschien moeten wij corporaties die het heel goed doen wat meer voor het voetlicht brengen, zodat ze een voorbeeld kunnen zijn voor corporaties die nog niet begonnen zijn. Op die manier kun je best practices delen, van gemeenten en van corporaties.

Ik heb de minister horen zeggen dat hij goed zal kijken naar een verlaging van het btw-tarief om zo te stimuleren dat er beter hang- en sluitwerk komt. Dat is immers de beste manier om slachtoffers te voorkomen.

Minister Opstelten: Voorzitter. Dank aan iedereen voor de steun voor het offensief. Ik voel dat daarvoor steun is, ook van de heer Bontes. Laat er geen misverstand over bestaan, ook ik vind de cijfers onaanvaardbaar, vandaar dit offensief. Ieder vogeltje zingt zoals het gebekt is. Ook ik schrik van de mailtjes; ik krijg ze ook wel eens. Dat is ook de reden dat wij dit offensief inzetten en het niet aanvaarden. Ik wil aangesproken worden op resultaten. Ik ben er verantwoordelijk voor dat wij de beoogde resultaten ook gaan halen. Ik beschouw de kritiek van de heer Bontes en zijn fractie als een poging om mij scherp te houden; waardering daarvoor. Ik zie het als een steun in de rug. Als de heer Bontes bereid is om dit soort mailtjes aan mij door te spelen, zorg ik ervoor dat er aandacht wordt besteed aan deze specifieke problematiek. Ook mij gaat het om de werkelijkheid en niet om de beelden.

De heer Oskam vroeg naar de 50 gemeenten. Dat zullen niet alleen de grote steden zijn, maar ook kleinere gemeenten. Momenteel bezien wij waar de problemen het nijpendst zijn. De Nationale Politie is er voor iedereen, niet alleen voor de sterke burgemeesters. Ik ben mij zeer bewust van dit aandachtspunt.

Wat het rapport van de Politieacademie betreft: de korpsleiding van de Nationale Politie heeft mij verzekerd dat men dit gaat waarmaken. Dat gaat niet van de ene op de andere dag. Het is geen kwestie van «dat doen wij wel even». Er moet een geweldige inhaalslag plaatsvinden. Ik ken de korpsleiding en de eenheidsleiding. Als men heeft gezegd dit te gaan doen – hetzelfde geldt voor het Openbaar Ministerie – dan gaat het ook gebeuren. Hier en daar zal dat met piepen en kraken zijn, maar het gaat gebeuren. Ik zal hier bovenop zitten en het op de voet volgen.

Ik kom bij de opmerkingen van de heer Marcouch. Ik vind het woord «offensief» mooi gekozen. Ik zal mijn collega Blok voor Wonen hier zeker bij betrekken en gebruikmaken van zijn hulp.

De voorzitter: Dank u. Hiermee zijn wij gekomen aan het einde van de tweede termijn. De volgende toezeggingen zijn gedaan.

  • Er komt een brief over Meld Misdaad Anoniem.

  • Er komt ook een brief over de Taskforce Aanpak Criminaliteit tegen Bedrijven. De Kamer ontvangt deze voor de begrotingsbehandeling.

Mevrouw Kooiman (SP): Er is ook een toezegging gedaan over best practices van gemeenten. De Kamer zou hierover geïnformeerd worden voor de begrotingsbehandeling.

Ook is er iets toegezegd over het Openbaar Ministerie, het mkb, Detailhandel Nederland, de politie...

De voorzitter: Er is een taskforce aanpak criminaliteit. Er zijn dus drie toezeggingen: een brief over Meld Misdaad Anoniem, een brief over de taskforce aanpak criminaliteit en een brief over de best practices.

De heer Marcouch (PvdA): Ik weet niet of u alleen de brieven noteert, maar de minister heeft ook mij het een en ander toegezegd over btw en heling.

De voorzitter: Wij noteren alleen toegezegde brieven. De andere punten monitort u zelf. Hiermee zijn wij aan het einde van dit AO gekomen. Ik dank de minister en zijn ambtenaren, de mensen op de publieke tribune en mijn collega's.

Sluiting 15.50 uur.