Kamerstuk 29628-368

Verslag van een algemeen overleg

Politie


Nr. 368 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 21 februari 2013

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie heeft op 24 januari 2013 overleg gevoerd met minister Opstelten van Veiligheid en Justitie over:

  • de brief van de minister van Veiligheid en Justitie, d.d. 21 november 2012, inzake de beleidsreactie bij het rapport Aangifte doen: de burger centraal van de Inspectie Veiligheid en Justitie (29 628, nr. 340);

  • de brief van de minister van Veiligheid en Justitie, d.d. 30 november 2012, inzake het rapport Aangifteproces van de Raad voor de Rechtshandhaving (29 279, nr. 157);

  • de brief van de minister van Veiligheid en Justitie, d.d. 30 november 2012, inzake de Verzuimcijfers politie 2011 (29 628, nr. 344);

  • de brief van de minister van Veiligheid en Justitie, d.d. 5 december 2012, inzake de aanbieding van het rapport Interne Onderzoeken Politie 2011 (29 628, nr. 345);

  • de brief van de minister van Veiligheid en Justitie, d.d. 7 december 2012, inzake het inrichtingsplan en realisatieplan Nationale Politie (29 628, nr. 346);

  • de brief van de minister van Veiligheid en Justitie, d.d. 18 januari 2013, inzake de begroting 2013 Nationale Politie (29 628, nr. 355);

  • de brief van de minister van Veiligheid en Justitie, d.d. 20 december 2012, inzake de informatie over de ontstane situatie bij de Politieacademie (29 628, nr. 351);

  • de brief van de minister van Veiligheid en Justitie, d.d. 21 december 2012, inzake de Bevelsbevoegdheid van de politie (29 628, nr. 350);

  • de brief van de minister van Veiligheid en Justitie, d.d. 21 december 2012, inzake het Voortgangsbericht vorming Nationale Politie (29 628, nr. 353).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Jadnanansing

De griffier van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Nava

Voorzitter: Jadnanansing

Griffier: Tielens-Tripels

Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Jadnanansing, Berndsen-Jansen, Dijkhoff, Bontes, Kooiman, Oskam, Segers, Marcouch,

en minister Opstelten van Veiligheid en Justitie, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

Aanvang 10.29 uur

De voorzitter: Welkom bij dit algemeen overleg over politieonderwerpen. De spreektijden bedragen zeven minuten per fractie. Ik heet de minister en zijn ambtenaren van harte welkom. Ook hebben wij een speciale gast in ons midden: de nieuwe korpschef. Van harte welkom!

Mevrouw Berndsen (D66): Voorzitter. Inrichtingsplan, realisatieplan, ontwerpbegroting: het zijn organisatorische termen die ons afleiden van de kern van het debat. Het gaat hier niet alleen over de politie als organisatie maar ook en vooral over de veiligheidsgevolgen voor de maatschappij. De ruimte voor de professional die de minister belooft, moet er komen. Als deze er niet is, kan de burger op veiligheidsgebied niet optimaal worden bediend. Graag ga ik in op een aantal zorgpunten: aangifte, verzuim, operationele sterkte en andere discrepanties tussen praktijk en theorie.

De Inspectie Veiligheid en Justitie concludeert dat er te grote verschillen bestaan tussen de opzet en de uitvoering van het aangifteproces en de behoeften, verwachtingen en ervaringen van de burger. Deze kloof wordt vergroot door de minister zelf, die te hoge verwachtingen wekt. Hij schrijft dat de politie 24 uur per dag telefonisch bereikbaar moet zijn voor burgers om aangifte te doen en dat mensen altijd en overal aangifte moeten kunnen doen. Kan hij toelichten welke administratieve lasten deze plannen met zich meebrengen? Voldoen de huidige ICT-voorzieningen en politiecapaciteit aan de ambities van de minister? Zo nee, kan hij toelichten welke kostencapaciteit dat met zich meebrengt? Is hij bereid er extra geld voor beschikbaar te stellen? Zolang de ICT niet op orde is en er onvoldoende capaciteit bestaat om het aangifteproces adequaat af te handelen, zijn de woorden van de minister over het snel en overal aangifte doen valse beloften. Dat gaat ten koste van het gezag van de politie.

Tijdens het vorige algemeen overleg over politieonderwerpen zijn veel vragen gesteld over het ziekteverzuim bij de politie. Er blijven nog steeds veel onduidelijkheden. Het blijft toch merkwaardig dat RTL door middel van een WOB-verzoek op zo'n 11% uitkomt terwijl de minister in zijn brief aangeeft dat het gemiddelde 6,1% is. Nu zijn er twee systemen bij de politie: PolBIS en BVCM. Dat laatste systeem is eigenlijk veel interessanter, want dat geeft aan wat de inzetbare operationele capaciteit is. Kan de minister ons meer vertellen over de berekeningsgrondslagen van de verzuimcijfers? Bepaalde factoren hebben invloed op het ziekteverzuim, zoals te weinig autonomie bij het bepalen van het tempo en de volgorde van de werkzaamheden, ploegendiensten van 24 uur, beperkte loopbaankansen, de rol van de leidinggevenden en de cultuur van de organisatie. Is de minister zich ervan bewust dat zijn vele prioriteiten en onrealistische politieke beloften te veel druk zetten op de politieorganisatie en dat dit een negatieve invloed heeft op de werkomstandigheden van 60.000 politiemedewerkers, hetgeen weer ten koste gaat van de veiligheid van miljoenen Nederlanders? In verschillende korpsen zijn de verzuimcijfers voor 2012 al bekend. Is de minister bereid om, zodra hij alle verzuimcijfers over 2012 heeft, deze onmiddellijk aan de Kamer ter beschikking te stellen en niet te wachten tot het jaarverslag?

Hopelijk vallen de verzuimcijfers mee, maar toch maakt de fractie van D66 zich zorgen over de cijfers van de daadwerkelijk inzetbare politiecapaciteit. Vaak hebben we het over de theoretische cijfers van de operationele sterkte, terwijl de praktijk iets anders laat zien. Van de 49.500 operationele politiemensen is een flink aantal student. Zij worden voor 100% inzetbaar meegeteld terwijl ze gemiddeld voor 40% inzetbaar zijn. Is de minister bereid om deze structurele rekenfout van zijn voorgangers te herstellen? Hoeveel aspiranten zijn er nu en wat is de verwachting voor de komende jaren? Welke invloed heeft dit aantal op de daadwerkelijke operationele inzetbare capaciteit? De realiteit is dat er op straat minder politieagenten werkzaam zijn dan nodig is. Dat is een bekend gegeven. Wij delen wel de zorgen van de vakbonden over de kloof tussen de beschikbare en de benodigde inzetbare agenten. Is de huidige capaciteit voldoende ten opzichte van het werk en de prioriteiten die worden gesteld? Zo nee, wat gaat het kabinet doen om dit probleem op te lossen? Hoe zorgt de minister ervoor dat verwachtingen en uitvoeringsmogelijkheden niet te ver uit elkaar liggen? Is het beschikbare geld voldoende om de verwachte hoeveelheid taken uit te voeren? Ik weet dat de minister gaat zeggen dat er altijd meer aanbod dan capaciteit is. Dat vraagt dus om een strakke prioritering.

De landelijke en de lokale prioriteiten zullen beide politiecapaciteit in beslag nemen. Wat gebeurt er dan als er niet voldoende capaciteit is? Ik mis eigenlijk een totaalvisie van het kabinet op het veiligheidsdomein. Wat D66 betreft worden politietaken door politieagenten uitgevoerd en gaan lokale prioriteiten voor. Als er door capaciteittekort taken blijven liggen, kunnen gemeenten beslissen om meer Boa's en particuliere beveiligers in te zetten onder regie van de politie. Is de minister bereid om zijn visie te geven op de inrichting van het veiligheidsdomein? Welke rol ziet hij voor de politie? Hoe moeten Boa's en beveiligers worden gepositioneerd? Hoe staat het met de toekenning van geweldsmiddelen aan deze laatste twee? Hoe voorkomt de minister dat de gemeentepolitie via de achterdeur weer naar binnen komt?

Ik heb nog wat vragen over PTSS. De minister beloofde in het vorige overleg na te gaan wat de bemensing is van het 24 uursloket voor agenten in psychosociale nood. Wat is de stand van zaken? Het loket was een pilot voor de noordelijke provincies, de Politieacademie en voor politiemensen die naar het buitenland zijn uitgezonden. Hoe staat het nu met de implementatie in de overige regio's en de bekendheid bij de politiemensen? Ik begrijp dat PTSS-support nog steeds veel vragen krijgt en mensen helpt. Is de minister bereid om deze organisatie te ondersteunen?

Vanaf 1 januari 2013 is de politie gestart met het binnen maximaal twee weken persoonlijk informeren van alle aangevers van woninginbraken over de voortgang van de behandeling van hun aangifte. Ik ga ervan uit dat de minister indruk wil maken en de cijfers van de eerste ervaringen paraat heeft. Wil hij die nu al delen? Wanneer kunnen wij de eerste evaluatie zien?

Er is een vereenvoudigd formulier dat gebruikt kan worden voor de aangifte van winkeldiefstal. Ik heb gehoord dat dit nog lang niet overal wordt gebruikt en dat nog wordt gebruikgemaakt van het oude formulier. Ik geloof dat dat zeven velletjes heeft. Als wij de administratieve lastendruk willen verminderen en het gemak voor ondernemers willen vergroten, moet het vereenvoudigde formulier voortaan worden gebruikt.

Concluderend maakt de D66-fractie zich zorgen over de discrepanties tussen theorie en praktijk bij de Nationale Politie en de gevolgen voor de veiligheid van burgers. De twee centrale elementen van de minister – 1. de burger moet worden bediend zoals hij mag verwachten van de politie en 2. politiemensen moeten de professionele ruimte terugkrijgen die ze verdienen – blijken voorlopig niet haalbaar. Ik vertrouw erop dat de minister zijn best zal doen om deze doelstellingen te halen. D66 wil geen mooie woorden horen, maar daden zien.

De heer Dijkhoff (VVD): Voorzitter. Ik dank via de minister iedereen die heeft meegewerkt aan de inrichting van de Nationale Politie. Alle plannen liggen er nu: het raamwerk is er. Het zijn een paar duizend pagina's; altijd fijn als er ook aan mijn weekendinvulling wordt gedacht! Er is veel aan gewerkt in een lang proces. In dat proces heeft het ook wel eens geknetterd. Dat hoort er ook bij. Het is ook goed om te zien dat mensen weer tot elkaar kunnen komen en dat minister en bonden nu weer aan tafel zitten en goede afspraken hebben gemaakt. Namens de VVD-fractie complimenteer ik dus beide partijen ermee dat ze, ondanks dat ze het oneens waren, de dialoog open hielden en weer verder gingen. Voor de politie, voor een diender is er natuurlijk onrust en onzekerheid. Die neem je echter niet weg door iedere keer te praten over onrust en onzekerheid. Dit is ook de laatste keer dat ik dat zeg. Voor de VVD-fractie is nu het moment gemarkeerd dat we moeten stoppen met sleutelen en echt aan de gang moeten gaan met uitvoeren en leveren. Ik ben daar wel optimistisch over. Concrete en tastbare zaken zijn daarbij het begin. Als er concrete vooruitgang is, moet een diender merken dat hij minder administratieve lasten heeft en meer aan het werk kan. Dat is goed voor de moraal. Als een burger merkt dat hij straks binnen twee weken echt een reactie krijgt op zijn aangifte van een inbraak, is dat beter voor de waardering van de politie en op die manier weer goed voor de moraal. Uiteindelijk is dit allemaal beter voor een veiliger Nederland.

Ik zal het inrichtingsplan natuurlijk niet helemaal doorakkeren, maar ik zag een interessant punt, dat collega Berndsen ook al even aanhaalde, namelijk dat de banden moeten worden aangehaald met gemeentelijke Boa's en handhaving- en toezichtpersoneel. Er staat zelfs dat de minister vindt dat ze eigenlijk operationeel vanuit de politie zouden moeten worden aangestuurd. De VVD-fractie is erg blij met deze teksten. Wij zien Boa's en handhavingpersoneel niet als een soort excuuspolitie maar als functionarissen die inmiddels een eigenstandige volwaardige rol in het veiligheidsproces hebben verworven. Daarbij past voor ons dat we ze een duidelijke positie geven. Enige uniformering of standaardisering in de uitstraling is een klein puntje, dat wel heel symbolisch is. Het gaat echter vooral om de aanpak en de aansturing daarvan en om de bevoegdheden. De VVD-fractie neemt niet een houding aan van «laat ze maar zo min mogelijk doen en kunnen». Als ze de mogelijkheden en bevoegdheden hebben en geschikt zijn om dingen te doen, moet je ze die ook volwaardig laten afhandelen.

In het vorige AO heb ik het punt van de parate executie aangekaart, wat plat gezegd «meteen betalen bij de Boa» inhoudt. Er was toen wat verwarring of dat al mocht. In een brief is dat opgehelderd. De minister geeft aan dat het, in tegenstelling tot wat we ten tijde van het AO dachten, toch niet mag. Wat de VVD-fractie betreft brengen we de werkelijkheid in overeenstemming met datgene wat de minister tijdens het vorige AO nog dacht, namelijk dat het mag. Ik zie geen reden om toeristen en bezoekers die meer dan binnen de kaders van de wet gebruikmaken van onze gastvrijheid, makkelijk weg te laten komen als ze een officiële bestuurlijke strafbeschikking aan de broek krijgen. Ik hoor graag van de minister hoe hij dit nu ziet. Is hij bereid om het punt van de parate executie mee te nemen in het integrale beeld van aanpak, regie en aansturing van de Boa's? Ik kan mij ook voorstellen dat hij een wens van de VVD-fractie niet genoeg vindt, dus als hij hierover een uitspraak van de Kamer wil dan kan ik die natuurlijk altijd via een motie proberen te krijgen.

Het rapport van de inspectie over het aangifteproces is tamelijk helder en zegt wat wij al aanvoelden, namelijk dat er veel ruimte is voor verbetering. De VVD-fractie ziet hier alle kansen voor de Nationale Politie, omdat het één proces wordt en je dan dus nog maar één proces hoeft te verbeteren. Wat mij vooral triggerde in het rapport was het idee van partnerschap. Er is geen spanning tussen politie en burgers. Er is wel een behoefte om geen partners in crime, maar partners in crimefighting te zijn. Deze welwillendheid over en weer zou centraal moeten staan. Een aangifte is voor een burger niet alleen iets voor zijn verzekeringspapiertje, maar ook een middel om bij te dragen aan een veiliger land. Voor de politie is een aangifte het begin van een informatiekanaal voor de aanpak van een zaak. Laat dit dan ook centraal staan en wees ruim met online aangiftemogelijkheden. Hoe minder je van een burger eist, hoe lager waarschijnlijk ook de verwachting is van wat ermee gebeurt.

In het verlengde hiervan vraag ik aandacht voor een andere vorm van partnerschap. De afgelopen dagen hebben we allemaal de verschrikkelijke beelden gezien van een beestachtige molestatie in Eindhoven. Ik denk niet dat de desbetreffende jongens zichzelf hadden gemeld zonder die beelden. Van de week was er een bericht over een onderzoek waaruit bleek dat cameratoezicht niet zou helpen. Ik krijg graag van de minister nog een rijtje onderzoeken voorgeschoteld – die zijn vast paraat – waaruit blijkt dat het allemaal wel helpt, los van dit praktische voorbeeld. Wat ook flink heeft bijgedragen, is de bereidheid die je in heel Nederland merkte om je burgerplicht te doen, om te kijken of je iemand kunt herkennen en om te helpen bij de opsporing. Er is een grote bereidheid geweest, wat veel druk heeft gezet. Ook dit is volgens mij cruciaal geweest in het feit dat die jongens zichzelf gemeld hebben of bijna opgepakt zijn. Ik wil wel zeggen dat het vanaf nu aan politie en justitie is om de zaak verder af te handelen en recht te spreken.

Dat het vooral over social media ging, is volgens mij ook geen toeval. Mensen bellen steeds minder en typen, tappen en swipen steeds meer. Je ziet ook dat het bij veel mensen meer in het systeem zit om online iets te doen, desnoods door ergens een reactie achter te laten, dan om de telefoon te pakken. Dat brengt mij op het punt dat je wel telefonisch anoniem melding kunt doen van een misdaad maar niet online. Veel mensen gooien het nu zo maar openbaar, wat ook niet altijd handig is. Ik zou graag zien dat ook online, via de computer of via een app, anoniem melding kan worden gedaan van misdaden of informatie kan worden gegeven, bijvoorbeeld met foto's en videobeelden die je zelf gemaakt hebt. Ik heb het liefste dat mensen naar de politie gaan, maar in een situatie waarin mensen zich niet veilig voelen om dat te doen, heb ik liever dat het via Meld Misdaad Anoniem wordt aangeleverd dan dat mensen geen andere weg zien dan het maar openbaar online te gooien op bijvoorbeeld Facebook. Dat brengt namelijk ook weer nadelen met zich mee. Anoniem melden moet dan wel betrouwbaar zijn. Ik besef dat dit meer inhoudt dan even een websiteje bouwen. Ik zal de minister dus niet vragen of hij er binnen een week voor kan zorgen dat dit mogelijk is. Aangezien in Canada, Australië en het Verenigd Koninkrijk is gebleken dat dit beveiligd kan, vraag ik de minister wel of hij dit principe ondersteunt en of hij bereid is om met Stichting M. in gesprek te gaan om haar telefonische mogelijkheden uit te breiden met online mogelijkheden.

Uit de rapportage over de interne onderzoeken blijkt dat 97% van het politiepersoneel niet te maken krijgt met welke vorm van intern onderzoek dan ook. Laat ik dat vooropstellen voordat er een scheef beeld ontstaat. Ook blijkt het aantal klachten over het gebruik van geweld te zijn toegenomen. Ik word daar niet meteen bang van; robuust optreden juich ik toe, met name als je ziet dat dit soort klachten in twee van de drie gevallen onterecht blijken te zijn. Ik vraag de minister om deze interne onderzoeken natuurlijk vooral serieus door te zetten. Als je echter weet dat ongeveer twee derde van de klachten onterecht blijkt te zijn, moet de belasting van het intern onderzoek wel proportioneel zijn. Ik hoor graag van de minister of dit ook zo ervaren wordt en of het niet meteen een stigma is als er zo'n onderzoek tegen je wordt ingesteld. Ook moet duidelijk zijn dat uit het onderzoek vaak blijkt dat de agent niet verkeerd heeft gehandeld.

De heer Bontes (VVD): Voorzitter. Excuses voor mijn stem, die nog steeds niet op orde is. Ik vind het debat echter belangrijk genoeg om de minister toch een aantal vragen te stellen.

Inzake het aangifteproces zie je dat de bureaus in de praktijk hun opstelling beperken. Iemand kan aangifte doen via een webcam of een 3D-loket. Ziet de minister dat als een verbetering? Zullen de burgers naar zijn mening op deze manier tevredener zijn over het doen van aangifte? Zal het de tevredenheid van de burgers doen toenemen als een bureau in een middelgrote gemeente met 45.000 inwoners 's avonds niet open is om aangifte doen maar er wel via een webcam of 3D-loket aangifte kan worden gedaan? Ik denk van niet, maar krijg graag een reactie van de minister. Voorts heeft de minister een terugkoppeling bij woninginbraken beloofd. Iedereen krijgt te horen wat de stand van zaken is. Het jaar is nog niet om – we zijn net begonnen – maar hoe loopt dat? Vanuit de werkvloer en door de bonden wordt gezegd dat dit niet haalbaar is. Krijgt iedereen nu een terugkoppeling, ja of nee? Dat lijkt me een heel concrete vraag.

Ik kom te spreken over het ziekteverzuim. Er is nauwelijks verschil tussen de operationele sterkte en de niet-operationele sterkte. Die liggen allebei rond de 6%. Hoe kan dat? Je kunt zeggen dat mensen in de frontlinie met meer ellende geconfronteerd zullen worden en vaker ziek zullen zijn. 24 uursdiensten hakken in de gezondheid. Hoe zit het dan met de niet-operationele sterkte? Waarom is het verzuim daar ook zo hoog?

Inzake de interne onderzoeken sluit ik me aan bij de woorden van de heer Dijkhoff. Ook de PVV-fractie ligt niet wakker van een paar klachten over geweld. Vaak zijn de klachten ook nog onterecht. Daar maken we dus geen punt van. Ik hoor wel graag iets over het interne onderzoek naar corruptie in de hogere functies. Is dat inmiddels afgerond? Het loopt nu al een paar maanden. Heeft dit gevolgen voor de bezetting van de hogere functies binnen de Nationale Politie? Wat is de laatste stand van zaken?

Ik wijd enkele woorden aan het realisatieplan en het inrichtingsplan van de Nationale Politie. Het gaat mij om de ratio van het aantal mensen dat nodig is om iets 24 uur te bezetten. De minister gaat hierbij uit van 1 op 7, dus 7 fte's om iemand 24 uur op straat te krijgen, dus 14 fte's om een auto dubbel bemenst te laten rijden. De bonden gaan van een andere ratio uit en zeggen dat het eigenlijk 1 op 10 zou moeten zijn. Wat is nu de oplossing? Wat gaat er nu gebeuren? Is die 1 op 7 onderbouwd? Het is vrij laag, zo weet ik ook vanuit de praktijk. Het betekent dat je met grote regelmaat mensen uit andere werkprocessen zult moeten overhevelen naar het noodhulpproces. Wat is de visie op de noodhulp? Is de noodhulp ingericht binnen de robuuste teams of bepaalt de meldkamer of een noodhulpeenheid ingezet kan worden binnen de regionale eenheid? Dirigeert dus de meldkamer of acteer je als noodhulp alleen binnen je robuuste team? Dat maakt namelijk wel een wezenlijk verschil. Als je voor het eerste kiest, dus alleen optreden binnen het robuuste team, heb je veel meer voertuigen nodig dan als je voor het tweede kiest. Wat is dus de visie op de noodhulp?

De minister trekt maar liefst vijf jaar uit voor het realisatieplan. Dat is nogal wat. De PVV-fractie is niet van plan om zaken te doen met de opvolger van de opvolger. We houden deze minister dus verantwoordelijk voor de resultaten en de implementatie van de Nationale Politie. We gaan er niet van uit dat de minister er over vijf jaar nog zit – hoewel het zou kunnen – dus hoe gaan we dat doen? Vijf jaar is wel een heel lange periode om te bepalen of dit een succesvolle operatie is geweest. Laat ik eerlijk zijn: ik ben nog steeds zeer sceptisch over de Nationale Politie, vooral over de implementatie ervan, omdat het een veranderingsproces van de zwaarste categorie is. Een zwaardere reorganisatie kun je niet bedenken. Het heeft alles in zich om fout te gaan. Ik hoop dat het goed gaat, maar het is een zeer risicovolle onderneming. Mijn fractie zal per kwartaal monitoren welke verbeteringen er zijn en hoe de voortgang is.

Iedereen vindt dat er een cultuurverandering moet komen. Dat is ook zo en dat is prima. Die cultuurverandering is echter niet beschreven in het realisatieplan. Ik heb de stukken weer doorgenomen en gezien dat er aandachtspunten worden benoemd. Er wordt echter niet geschetst hoe de cultuur er uit moet zien. Ik heb gelezen dat het een beweging wordt met de medewerkers, de medezeggenschap en de bonden. Daar zitten nogal wat risico's in. Als je de cultuur gaat veranderen en zeker als je die gaat beschrijven, moet je je hele personeelsinstrument wijzigen. Het gaat dan om functiebeschrijvingen en om het hele systeem van beoordelen en functioneringsgesprekken. Je zult er dan ook competentiemanagement aan moeten plakken. Je trekt aan één touwtje en voordat je het weet trek je de hele wereld mee. Verder lees ik dat de leidinggevenden operationeel leidinggevenden moeten worden en dat het integraal management wordt losgelaten, maar dat men wel het hele proces moet begeleiden. Dat is conflicterend. Ik weet niet of de minister dat ook zo ziet, maar ik krijg er graag een reactie op. Je zegt dat iemand alleen operationeel leiding moet geven, maar dat hij tegelijkertijd het hele proces van competentiemanagement en het beschrijven daarvan in samenspraak met allerlei partners op de kaart moet zetten. Dan vragen we wel wat van die leidinggevenden. Realiseert de minister zich dat? Dit geldt des te meer als je beseft dat de leidinggevende geen integraal manager meer is en dus niet meer gaat over het ziekteverzuim, de P-instrumenten of de financiën. Dat staat haaks op elkaar. Er zit een ambiguïteit in; graag een toelichting daarop.

Aan het hele ICT-verhaal is eigenlijk geen touw vast te knopen. Er zou op bezuinigd worden. Vervolgens lukt het niet om via de begroting 800 ICT-banen te schrappen. De kosten van het aanvalsprogramma informatievoorziening bedragen 326 miljoen. Dat is meer dan wat is uitgetrokken voor de hele reorganisatie. Er is sprake van termijnen van twee jaar en van termijnen van langer dan vijf jaar. De ICT is de rode draad door de reorganisatie. Hoe gaat dat? Wat is er concreet afgesproken? Wat moet er af zijn na twee jaar? Wat moet er af zijn na vijf jaar? Wanneer worden de banen geschrapt? Kunnen ze ooit worden geschrapt? Eigenlijk is er geen touw aan vast te knopen. Wat is de visie hierop? Hoe gaat dit in de praktijk in zijn werk?

Mevrouw Kooiman (SP): Voorzitter. Het is een beetje mosterd na de maaltijd: vandaag bespreken we het inrichtingsplan nadat de Nationale Politie al is ingegaan. Ik hoop dus dat de minister alsnog goed luistert naar mijn kritiekpunten, de handen uit de mouwen steekt en ermee aan de slag gaat.

Het zal de minister zeker niet verbazen dat ik begin met de capaciteit van de politie. Ik heb er al eerder op gewezen dat ik me zorgen maak over de robuuste basisteams en de capaciteitsberekeningen. Ik hoor mensen uit het veld nog wel eens roepen dat de minister ze op crepeersterkte zet. Bij de capaciteitsberekeningen rekent de minister allerlei taken van de robuuste basisteams niet mee, zoals de noodhulp, de ME of de bijstand bij evenementen. Het woord crepeersterkte valt ook omdat de minister ook nog eens een keer alle studenten voor de volle 100% meetelt, zoals ook in het inrichtingsplan staat. Aspiranten bij de politie maken ruim 10% van de totale eenheid uit. Kan de minister aangeven of wij inderdaad op de volledige bezetting zitten? Ik maak me steeds meer zorgen omdat ook de ondersteunende diensten zijn weggehaald. 2500 man moest weg om de bezuinigingsdoeleinden te volbrengen. Al die taken, die voorheen bij de ondersteunende diensten lagen, komen nu wel op het bordje van de agenten terecht. In bijvoorbeeld Emmen, Hoogeveen en Assen worden nu werkloze jongeren op deze functies gezet. Gekker moet het natuurlijk niet worden. Wil de minister hierop reageren? In het inrichtingsplan staat ook – ik wil daarop een uitdrukkelijke reactie van de minister – «om binnen de financiële kaders te blijven, is aanvullend een kostenreductie doorgevoerd, voor een totaal van 278 fte». De minister heeft eerder gezegd dat er geen gedwongen ontslagen zullen vallen. Als ik dit allemaal optel, maak ik mij wel zorgen. Hoe wil de minister deze woorden nakomen? Hij kent de zorg van de SP-fractie. Vele andere fracties hebben deze zorg ook al uitgesproken. Ik hoor graag van de minister hoe hij deze zorg gaat wegnemen. Desnoods moet hij, zoals de heer Bontes aangaf, per kwartaal terugkoppelen hoe het gaat met de capaciteit.

Ik heb ook zorgen over het toenemend aantal taken dat de politie krijgt toebedeeld. Steeds meer zwaardere taken komen bij de politie te liggen, terwijl gemeenten de sociale veiligheid ook heel belangrijk vinden en daarvoor steeds meer toezichthouders inzetten. Ik maak me er zorgen over dat we de politie als een soort zwaardmacht inzetten terwijl de sociale veiligheid bij de Boa's en de toezichthouders komt te liggen. Ik heb de minister steeds gevraagd hoeveel toezichthouders er zijn in de gemeenten en hoe hun taken zich verhouden tot die van de agenten. Mogelijk kan de minister aangeven wanneer hij met deze visie naar de Kamer komt.

Ik heb gevraagd of de minister mijn schriftelijke vragen wilde beantwoorden over mogelijke bezuinigingen bij het Openbaar Ministerie. Die antwoorden heb ik net binnengekregen. De minister zegt dat er een taakstelling is en dat hij bij de voorjaarsnota bekijkt hoe die wordt ingevuld. Ik heb echter op meerdere gebieden gehoord dat er ontslagen gaan vallen. Mensen zijn bang voor hun baan. Ik wil daarom een duidelijke uitspraak, niet bij de voorjaarsnota maar gewoon vandaag.

Ik ga graag in op het onderwerp van de politieacademie. In elk AO begin ik hierover. Er zijn grote zorgen. De minister kent die ook en heeft daarover een brief geschreven naar de Kamer. Het gaat over problemen bij het inplannen van examens, roosters en diploma's die niet worden uitgereikt. De ondernemingsraad wil dat het bestuur opstapt. Ik begrijp dat er iemand ad interim- is aangesteld die een momentopname gaat maken. Op 15 maart krijgen wij dan te horen wat er gaat gebeuren met het bestuur en hoe de situatie op orde wordt gebracht. Keer op keer moet ik dit onderwerp aan de orde stellen. Het duurt allemaal erg lang. Hoe stelt de minister de OR gerust? Wat doet hij met het bestuur? Wat doet hij aan de kwaliteit van het onderwijs? Studenten uit Rotterdam maken zich veel zorgen over de kwaliteit van het onderwijs. Het gaat dus niet alleen om de organisatie, maar ook over de kwaliteit van het onderwijs.

De aanbesteding van het dienstwapen ging niet helemaal lekker. De eerste aanbesteding is vervallen omdat de fabrikant niet aan de eisen kon voldoen. Er is toen teruggegrepen op een fabrikant die wel aan de eisen kon voldoen maar in de eerste aanbesteding was weggevallen. Bij de aanbesteding van de dienstauto was er aanleiding om onderzoek te doen naar wat niet goed was gegaan. Is de minister bereid om dat ook te doen bij de aanbesteding van het dienstwapen?

Mevrouw Berndsen sprak al over het onderwerp van de posttraumatische stressstoornis. Er komt een 24-uursloket waar agenten kunnen aankloppen voor hulp. Ik heb begrepen dat veel agenten denken dat dat loket een onderdeel is van de politieorganisatie. Mensen die problemen hebben, vinden het soms lastig om daarbij aan te kloppen. De stichting Hulp voor hulpverleners, waarvoor de minister altijd veel lof heeft uitgesproken, doet veel goeds maar krijgt eigenlijk geen middelen van het ministerie. Hoe zit dat nou? Die stichting krijgt wekelijks wel vier nieuwe aanmeldingen. Het zou toch zonde zijn als zij hun werk niet naar behoren konden doen.

Ik kom tot slot te spreken over de boetes. Ik heb daaraan al eerder aandacht besteed in het Vragenuur. De minister zei toen dat zo'n politiechef uit West-Brabant, Zeeland of Oost-Brabant zich niet mag bemoeien met politieke zaken. Deze chef kwam echter op voor zijn eigen mensen, voor de agenten die zeiden: ik heb moeite om die boetes uit te delen. Ik hoor de minister vandaag graag zeggen dat hij het oké vindt dat chefs opkomen voor hun eigen mensen als die aangeven waar zij tegenaan lopen. Natuurlijk hoor ik van de minister ook graag dat hij iets gaat doen aan de te hoge boetes.

De heer Oskam (CDA): Voorzitter. Dit is het eerste AO na de inwerkingtreding van de Nationale Politie. Het CDA is daar erg blij mee. Ik kijk uit naar de samenwerking met de Nationale Politie. Ik vraag wel aandacht voor een aantal dingen, waaronder het terugdringen van de bureaucratie. De minister heeft in 2011 gezegd dat hij voor minder regels en meer blauw op straat gaat zorgen. Hij wilde de bureaucratie bij de politie met 25% verminderen. Mijn fractie heeft de minister altijd gesteund in dat streven. Ik hoor wel graag hoe het daarmee, twee jaar later, staat. Welke resultaten zijn er geboekt en hoeveel fte heeft dat opgeleverd aan extra blauw op straat? Ik hoor ook graag wat het effect is van de totstandkoming van de Nationale Politie op de bureaucratie.

Ik neem aan dat de tweede voortgangsrapportage in de pijplijn zit en binnenkort naar de Kamer komt. Ik heb nog wel een suggestie voor de minister. Het valt op dat de regelgeving vanuit Justitie erg is doorgeschoten. Ik geef daarvan een aantal voorbeelden. Politiemedewerkers moeten vaak foto's maken en die moeten zodanig worden bewerkt dat duidelijk is dat er niet mee geknoeid is. Dat kost ongeveer drie kwartier per foto en er worden honderden foto's per week gemaakt: tel uit je winst. Een ander voorbeeld is het volgende. Videocamera's die in de opsporing worden gebruikt, mogen geen geluid opnemen. Daarmee is een speciale dienst belast. Hoeveel tijd en geld kost dat allemaal niet? Elke opsporingsambtenaar legt de eed en belofte af dus we zouden er toch van moeten uitgaan dat wat de politie doet op een eerlijke manier gebeurt? Of biedt dat onvoldoende waarborgen? Vanuit de korpsen klinkt door dat er nog steeds veel administratieve rompslomp is. Dat is jammer. Misschien kan de minister daarop reageren?

PTSS en psychosociale nood bij de politie worden inmiddels erkend en dat is mooi. In het vorige AO heeft de minister aangegeven dat het 24-uursloket voor politieagenten in het hele land is ingevoerd. Volgens berichten van politiemedewerkers betreft het echter slechts een pilot, voor één regio. De voorziening is er wel maar veel dienders weten dat nog niet. Mijn fractie wil dat daarvoor meer aandacht komt en hoort graag het standpunt van de minister hierover.

Collega Kooiman verwees al naar haar mondelinge vragen over de uitspraken van Hans Visser. Ik snap dat het vervelend is voor de minister en misschien ook wel voor de korpschef dat hij de pers zoekt in dit soort zaken, en hij had dat misschien ook anders moeten doen, maar mijn fractie vindt wel dat hij lef en leiderschap heeft getoond. Hij heeft open en eerlijk verteld hoe het zit in zijn korps. Andere hoofden van regionale eenheden, de diender op straat en journalisten zeggen ook dat de verkeersboetes zijn doorgeschoten. Ik steek overigens de hand in eigen boezem, voordat de minister daarover iets zegt. Het CDA is in het verleden meegegaan in het verhogen van die boetes. Nu blijkt dat echter niet helemaal te werken. Mensen zeggen dat het echt te ver gaat. In de begroting staat dat het aantal boetes is gedaald. Voor een deel komt dat doordat de minister lef heeft getoond en heeft gezegd: dat bonnenquotum hoeft niet meer. Voor een ander deel ligt dat echter aan de hoogte van boetes. Als iemand met tuinafval rijdt en daarover geen netje spant, dan moet hij daarvoor € 320 betalen. Dat gaat dienders te ver. Zij laten het dan bij een waarschuwing. De vraag is of wij op deze manier niet ons doel voorbij schieten. Ik kan zo nog wel twintig voorbeelden geven. Ik heb een oude man van 90 jaar aan de telefoon gehad die nog nooit eerder een bekeuring had gehad. Hij had zijn auto per ongeluk op een invalidenparkeerplaats gezet en een boete van honderden euro's gekregen. Met een AOW'tje is dat natuurlijk vreselijk. Ik vraag hier aandacht voor. De minister zegt dat hij die geluiden niet hoort. Ik daag hem uit om eens expliciet te vragen aan alle hoofden van de regionale eenheid of het klopt dat dienders terughoudend zijn in het schrijven van bonnen vanwege de hoogte van de boetes. Ik denk dat hij dan echt een heel ander verhaal te horen krijgt.

De heer Marcouch (PvdA): Ik vind dat politiemensen hoe dan ook een opvatting mogen uiten. Ik hoor graag van de CDA-fractie waar de grens voor haar ligt in relatie tot de opvatting van een politieman over het niet handhaven van een wet of regel. Daar gaat het namelijk om. Wij hebben in dit land geregeld dat mensen beroep kunnen aantekenen als zij een boete krijgen waarmee zij het niet eens zijn. Politieagenten hebben ook discretionaire bevoegdheid en kunnen ervoor kiezen om een boete niet uit te schrijven en te volstaan met een waarschuwing. Als iemand een boete krijgt, dan kan hij een procedure doorlopen van bezwaar en beroep. Op die manier kan iemand zijn recht halen. Het is niet de bedoeling dat politieagenten hun opvatting doorslaggevend laten zijn in het al dan niet handhaven.

De heer Oskam (CDA): Ik snap de opmerking van de heer Marcouch en hij heeft ook gelijk: men kan in beroep gaan. Dat is echter in dit geval een wassen neus want de kantonrechter legt gewoon het boetebedrag op dat op een overtreding staat. Daarmee schiet je dus niets op. Op straat ontstaat de discussie tussen de agent en de burger. De politieagent zegt: ik heb u betrapt, u hebt iets gedaan wat niet mag en u krijgt daarvoor een boete van € 360. Mensen worden vervolgens gek want zij weten dat zij voor dat bedrag een week moeten werken. Zo ontstaat er spanning met de politie. Het helpt de politie niet en het zorgt er ook voor dat er minder bonnen worden geschreven. Uiteindelijk is het dus geen goed beleid. Ik heb geen panklare oplossing maar ik zou graag eens in een klein comité bij elkaar komen met politie, justitie en organisaties van burgers om te bespreken wat verstandig is en wat een goed beleid is bij de politie. Dat is het enige wat ik hiermee wil bereiken. Natuurlijk ken ik heel goed de regels.

In het vorige AO heb ik gevraagd naar zaken die op de plank zijn blijven liggen. Ik heb toen de zaak uit Gelderland genoemd waarbij voor 100.000 euro was ontvreemd. Dat was een panklare zaak die werd aangeleverd bij de politie. Ik heb de minister gevraagd om daarvan werk te maken. De minister heeft dat daadkrachtig opgepakt door iemand te laten bellen met die ondernemer. Twee maanden later is het echter bij dat telefoontje namens de minister gebleven. De politie heeft wegens drukte niets eraan gedaan. Het vertrouwen van de burger gaat in dit soort zaken naar de filistijnen. Men betaalt belasting, levert een panklare zaak aan maar de politie doet er geen bal mee. De zaak is bij de minister bekend. Ik hoor graag wat er daarmee gaat gebeuren, ook omdat de grootste krant van Nederland op het vinkentouw zit en wij morgen anders een behoorlijke rel in de krant krijgen. Ik noem het maar even.

Ik kom te spreken over de capaciteit van de politie. De meeste partijen hebben gesproken over de aspiranten. Ik heb het graag over de vergrijzing. Mij is bekend dat een aantal korpsen in Nederland met een behoorlijk substantiële groep oude dienders zit. Ik noem Oost-Nederland. Ik hoor dat de situatie soms bijna niet verantwoord is. Mensen zijn toen zij 17 of 18 jaar waren bij de politie gekomen, werken daar nu 40 jaar en moeten op hun 58e nog de straat op om achter mannen aan te gaan en ruzies te beslechten. Eigenlijk kan dat niet meer. Het legt ook een enorme druk op het systeem. Jonge dienders moeten flink aan de bak, waardoor het ziekteverzuim weer toeneemt. De bonden zeggen dat de situatie in 2015 echt nijpend wordt omdat er dan veel oudere dienders weg moeten. Ik hoor graag van de minister hoe dat probleem wordt opgelost.

Afgelopen weekend hebben de Stentor, omroep MAX en RTV-Oost aandacht gevraagd voor het inbraakpercentage in Oost-Nederland. Polen schijnen de grens over te komen, flink inbraken te plegen en binnen een uur weer weg te zijn. De politie blijft met lege handen achter. De korpschef, mijnheer Heijsman, heeft op tv gezegd er buikpijn van te krijgen. Daarmee toont ook hij lef en leiderschap, hoewel hij misschien ook op het matje moet komen voor die uitspraak. Er zijn 7000 dienders in Oost-Nederland. Dit soort dingen moet opgelost worden. Inbraken hakken erin bij burgers. De politie zegt dat ook zelf. Een inbraak is een zwaar misdrijf met grote impact op burgers. Mijn vraag is of dit valt op te lossen binnen de regio. Het is fijn dat de korpschef erbij is. De minister wordt dus met informatie uit de praktijk gevoed. Of is dit nu zo'n geval dat de aandacht van de Nationale Politie moet krijgen omdat het in de regio niet is op te lossen? Naar mijn mening verdient het die aandacht.

De heer Segers (ChristenUnie): Voorzitter. De Nationale Politie is van start gegaan. De minister en iedereen die daarbij betrokken is, hebben daarmee een knap staaltje werk geleverd. Dat is echter niet zonde slag of stoot gegaan. Ik ben blij dat de minister aan de ene kant en de centrale ondernemingsraad en de vakbonden aan de andere kant weer on speaking terms zijn. De centrale ondernemingsraad hanteert echter wel een ontbindende voorwaarde op het punt van het reorganisatieplan en de personele gevolgen daarvan. Daaruit blijkt dat het echte werk nu pas begint. Ondertussen gaat het gewone politiewerk gewoon door. Een groot zorgpunt daarbij is de ICT. De vraag is of de minister daaraan prioriteit geeft en aandacht besteedt.

De gewone politieman is in afwachting van wat de reorganisatie straks voor hem gaat betekenen. Het zal nog veel vragen van de minister om dit allemaal in goede banen te leiden. Hoe neemt de minister het personeel in dit proces mee? De fractie van de ChristenUnie vindt dat medezeggenschap juist in dit veranderingsproces hoge prioriteit moet krijgen. Wanneer is duidelijk hoe aan de medewerkersparticipatie vorm wordt gegeven?

De organisatie gaat landelijk, regionaal en lokaal volledig op de schop. Ondertussen wil de minister ook de cultuur veranderen. De heer Bontes heeft daarover gesproken en ik sluit mij daarbij graag aan. De centrale ondernemingsraad pleit voor prioritering van punten in het veranderingstraject, bijvoorbeeld als de minister de wens uitspreekt om de cultuur te veranderen en van een hiërarchisch naar een faciliterend leiderschap over te gaan. Op papier ziet het inrichtingsplan en realisatieplan er mooi uit maar het venijn zit in de details. De minister heeft ons overstelpt met een lading papier. Het antwoord van de minister op het uitgebreide commentaar van de vakbonden is echter summier. De minister verwijst naar definitieve plannen, maar hoe kunnen wij uitvlooien welke wijzigingen al dan niet zijn doorgevoerd? Mijn fractie had liever een integrale nota van antwoord gezien. Andere woordvoerders hebben al gezegd: hoe gaan wij dit monitoren? Met enige regelmaat zullen wij toch op de hoogte moeten worden gehouden. Ik verzoek de minister om gestructureerd in te gaan op de nog openstaande en nieuwe opmerkingen van belanghebbenden zoals de vakbonden, de OR en het OM.

In het inrichtingsplan is uitgerekend hoeveel personeel er kan worden bespaard in de bedrijfsvoering met de komst van het politiedienstencentrum. Het gaat in totaal om 2400 fte. Dat is mooi, want dan komt er meer ruimte voor het echte politiewerk. Het is niet uit te leggen waarom er in totaal 400 communicatiemedewerkers rondlopen, meer dan het aantal frauderechercheurs. Het is dus goed dat daarnaar goed wordt gekeken. De minister legt daarop echter een taakstelling van 300 fte. Wat is daarvan de ratio? Ik heb het gevoel dat de minister zijn sommen kloppend wil maken. Hij schrijft dat ook: om binnen de financiële kaders te blijven, is een aanvullende kostenreductie doorgevoerd. Daar moet echter wel een ratio achter zitten. Ik hoor die graag.

De minister barst van ambities op het operationele vlak: meer wijkagenten, een stevige aanpak kinderporno en nog veel meer. Hoe wil de minister dit bereiken binnen de huidige operationele sterkte? De fractie van de ChristenUnie mist een analyse van hoeveel fte nodig is om alle ambities waar te maken en wat realistisch is met de huidige operationele sterkte. De minister stelt dat elk basisteam voldoende mensen zal hebben voor de basispolitiezorg, maar eigenlijk wordt dat nergens onderbouwd. Hoeveel werk kost elke kerntaak en hoeveel tijd is elk basisteam kwijt aan landelijke prioriteiten? Hoe wordt gewaarborgd dat de wijkagent 80% van zijn tijd kan vervullen in de wijk? Hoeveel ruimte is er voor lokale prioriteiten: hebben burgemeesters nog wel wat te willen?

Ik sluit mij aan bij de vragen van mevrouw Kooiman over aspiranten die meegeteld worden in de totale capaciteit van de politie terwijl zij maar voor een beperkt deel inzetbaar zijn. Of de opleiding komt daarmee onder druk of de cijfers waarmee geschermd wordt, deugen niet. Het is een van beiden. De fractie van de ChristenUnie heeft zorgen over het verdwijnen van specialismen als spoorweg- en luchtvaartpolitie. Het is natuurlijk prima dat mensen straks breder inzetbaar zijn maar hoe voorkomt de minister dat expertise verdwijnt? De nationaal rapporteur mensenhandel heeft zorgen geuit over het behoud van expertise in de strijd tegen mensenhandel. Heeft de minister die zorgen kunnen wegnemen en hoe heeft hij dat gedaan?

Het gaat bij de politie niet alleen om repressie, veiligheid en boeven vangen. De politie heeft ook een belangrijke hulpverlenende en preventieve taak die minder goed in cijfers is uit te drukken. Hoe voorkomt de minister dat door een druk op meetbare prestaties deze taken ondersneeuwen?

Ik ben in navolging van collega Dijkhoff blij met de prioriteit die wordt gegeven aan verbetering van de aangifte. Het is mooi om de burger daarbij aan te merken als partner van de politie. Het verschrikkelijke voorval in Eindhoven heeft laten zien hoe belangrijk de inzet van mensen is. Burgers zijn de oren en ogen van de politie. Daarin ligt ook het belang van Burgernet. Hoe eerder het signalement van daders bekend is, hoe sneller mensen kunnen meekijken met de politie en daders kunnen worden opgepakt. Dat scheelt ook in opsporing en recherche. Is de minister bereid om Burgernet verder bekend te maken en te ondersteunen? Ik sluit mij graag aan bij de vragen van collega Oskamp over de panklare zaken. Het is natuurlijk heel pijnlijk als een zaak panklaar wordt aangeleverd en de minister daarmee verder niets doet.

Met de begroting van de Nationale Politie wordt veel inzicht gegeven in de beoogde verdeling van het personeel. Het is echter lastig om te achterhalen hoeveel fte straks gaat naar basiszorg of opsporing en specialisme, laat staan hoeveel agenten daadwerkelijk bevoegd zijn om een wapen te dragen. Voor dienstwapens is alleen een bedrag opgenomen. Ik ben benieuwd hoeveel het er zijn. Dat geeft immers een aardig inzicht in het aantal politiemensen dat daadwerkelijk actief is op straat.

Wij hebben gesproken over capaciteit. In dat verband doe ik namens de ChristenUnie-fractie een bescheiden suggestie. Ik heb vragen gesteld over de mogelijke inzet van paragnosten bij het opsporen van heel lastige zaken. De minister houdt een opening open en zegt: in heel moeilijke gevallen zouden we daarvan gebruik kunnen maken. Dat heeft nog nooit tot oplossing van een zaak geleid. Als wij ergens wat kunnen besparen, dan op dit punt. Ik zou zeggen: geen gebruik van paragnosten, vertrouw op de eigen capaciteit van heel kundige mensen.

De heer Marcouch (PvdA): Voorzitter. Via u en de minister heet ik de nieuwe korpschef welkom aan deze tafel. Het is een unicum want volgens mij is het de eerste keer. Ik wens hem veel succes in de komende jaren.

Het hoofdonderwerp van dit overleg is de Nationale Politie. Wij hebben daarover al een aantal keren gediscussieerd en gedebatteerd. Het inrichtingsplan was een onderwerp in het afgelopen AO. Er is heel lang gesproken over het al dan niet creëren van een Nationale Politie. De Politiewet is er. De Nationale Politie moet nog gevormd worden. Begin januari is met het echte werk begonnen. Deze reorganisatie is ongekend voor Nederlandse begrippen. Die is nog niet eerder voorgekomen in de Nederlandse geschiedenis. Dat vraagt ook iets van de minister en de mensen die daarbij betrokken zijn. Het was treurig om te constateren dat de bonden en de minister niet aan tafel zaten. Wij zijn blij dat partijen weer aan tafel zitten en dat de gesprekken als positief zijn ervaren.

Gisteren hebben wij een presentatie van de bonden gehad. Zij zijn enthousiast over de komst van de Nationale Politie maar hebben ook zorgen. Zij hebben die geuit in brieven aan de minister waarvan wij kopieën hebben gekregen. Ik vond het eigenlijk een beetje vreemd. Er is een gesprek geweest waarin toch alles aan de orde geweest zou kunnen zijn. Daarna zijn er echter brieven gekomen. Een aantal brieven was van voor die tijd, maar er zijn ook brieven bij die nadien zijn gestuurd aan de minister. Ik vraag de minister om daarop te reageren. Hoe is de verstandhouding op dit moment? Hoe zorgt de minister ervoor dat de verbouwing, die veel stof en ongemak oplevert, op een goede manier verloopt zodat degenen die in dat huis wonen en werken zich verzekerd voelen van een bepaalde veiligheid en betrokkenheid van de architecten van deze verbouwing? Op welke wijze wordt de Kamer in de komende tijd proactief meegenomen in die reorganisatie? Wanneer zal die klaar zijn? Dan hoeven wij niet steeds op incidenten te reageren wat eigenlijk alleen maar tot meer onrust leidt.

Een aantal van mijn vragen gaan over huisvesting. Collega Berndsen heeft terecht gevraagd hoe de minister kijkt naar de sociale veiligheid en de rol van de partners en partijen die in het veld actief zijn. Kan de minister aangeven hoe de gemeentelijke taken, die Boa's en anderen die bezig zijn met veiligheid in buurten en wijken, en organisaties als de Koninklijke Marechaussee worden betrokken bij een effectieve politieorganisatie? Ik vind dat wij best ambitieus mogen zijn, zolang die ambities reëel zijn. Dat is ook een terechte zorg van de mensen in het veld. Ik vind dat de minister door een heldere en scherpe visie rust in het veld kan brengen. Hoe ziet de veiligheidsvisie eruit? Het gaat dan met name om de rollen en taken van partijen die in dat veld actief zijn. Denkt de minister na over de beveiligingstaken die door de politie worden uitgevoerd. Zou dat geen taak moeten zijn van de Koninklijke Marechaussee? Op die manier kan politiecapaciteit worden vrijgemaakt en kan de politie zich meer bezighouden met de kerntaken.

Mevrouw Berndsen zegt dat er te veel niet zo realistische beloftes zijn gedaan. Ik ken er overigens geen een. De afspraken over aangiften zijn realistisch. De beloftes zijn een visitekaartje van de Nationale Politie om, nadat het decennialang niet gelukt is, nu eindelijk het aangiftebeleid, waarover we voortdurend spreken, scherp en duidelijk neer te zetten. We zijn in dat kader gestart met het beleid rondom aangiften van inbraken.

De verzuimcijfers over 2012 worden aan de Tweede Kamer gestuurd zodra ze beschikbaar zijn. Deze zullen uitgesplitst zijn naar operationele sterkte en niet-operationele sterkte, werksoort, noodhulp, handhaving en recherche. De verklaring achter de cijfers vergt wel enige deugdelijke analyse. Zoals eerder beloofd, volgt deze bij het Jaarverslag Politie 2012. Uit de kwaliteit van de rapportage zal blijken wat het voordeel van de Nationale Politie is. Voorheen was ik afhankelijk van de rapportages van 25 korpsen, die nu eenmaal verschillen, maar nu ligt het in één hand en ben ik uiteindelijk verantwoordelijk voor de aangeleverde cijfers.

Mevrouw Berndsen (D66): De minister daagt mij uit om met een voorbeeld te komen van een prioriteit die met stoom en kokend water tot stand moest worden gebracht. Een voorbeeld is het aangiftebeleid, dat met ingang van 1 januari klaar moest zijn. Daarbij moet iedereen overal aangifte kunnen doen. Vanaf de werkvloer krijg ik te horen dat dit nogal wat administratieve rompslomp met zich brengt. Dat spoort niet met het gegeven van de minister dat hij politiemensen 25% minder administratief wil belasten. Het is altijd een hele brei van woorden van de minister waar je niet echt de vinger achter krijgt. Dat is heel jammer. Hij zegt dat hij niet van het mathematisch weergeven is – dat is overigens een mooie term – maar de verhouding van capaciteit, prioriteiten en operationele inzetbaarheid is heel kwetsbaar. Bij het ziekteverzuim speelt dit ook een heel belangrijke rol. De minister is niet terughoudend met prioriteiten. Hij kan wel zeggen dat hij die al heeft gesteld en dat hij er verder niets meer mee doet of er iets aan toevoegt, maar de aangiftesystematiek is daar toch bovenop gekomen. Ik hoop dat hij zijn belofte nakomt dat eerst aan de lokale prioriteiten een capaciteitsplaatje komt te hangen en dat daarna wordt gekeken wat er nog aan nationale prioriteiten over is in plaats van andersom.

Minister Opstelten: Iets korter dan de vraag van mevrouw Berndsen maak ik twee punten. Ten eerste. Ik hoop dat zij haar mening op dit punt verandert; dat is zelfs een oproep. We hebben een prachtig ambitieus maar volstrekt realistisch plan om het aangiftebeleid dit en volgend jaar stevig en goed gefaseerd neer te zetten. Daarnaast nemen we de idiotie die bestond weg, dat je niet in heel Nederland aangifte kunt doen van iets wat in Maastricht is gebeurd. In de loop der tijd zal dit realistisch blijken te zijn op het terrein van ICT, van bureaucratie en van resultaten. Ik vraag mevrouw Berndsen om goed en zorgvuldig te formuleren. Ten tweede. We zijn begonnen met de inbraken. Dat proces loopt. Ik vraag mevrouw Berndsen niet de fout te maken die ik intern ook weleens maak om na een week te vragen hoe het loopt. Ik zal ten volle rapporteren. Ik ben de eerste die dat heel scherp doet. Als het niet loopt, zal de Kamer dat weten en als het wel loopt, zal ik het haar ook laten weten en kan zij mij prijzen. Er zal altijd iets mis gaan, absoluut, maar wij gaan dit tot stand brengen. Steun dat nu een keer in plaats van te roepen dat het niet gaat lukken! Steun een keer dat het moet lukken! Die oproep doe ik. Dit kan toch niet anders dan een absolute prioriteit zijn van de hele Kamer, niemand uitgezonderd, net zoals dat bij mij het geval is. De Nationale Politie heeft zelf tegen mij gezegd dat zij een visitekaartje wil afgeven. Ik heb daar niet eens om gevraagd. Het aangiftebeleid is het visitekaartje.

Onder meer mevrouw Berndsen heeft gevraagd of ik kan toezeggen dat de aspiranten meetellen in de operationele sterkte voor de mate waarin zij inzetbaar zijn, namelijk de 40%. Dat is een heel oude kwestie. Mijn antwoord is dat ik dit zo houd. Ik heb dat een- en andermaal gezegd. Ik kan het niet en het is niet zinvol. Deze discussie is echt niet nieuw. Ook mijn ambtsvoorgangers hebben dit met de Kamer besproken. Mevrouw Berndsen vraagt mij om de inzet van mijn ambtsvoorgangers te herstellen. Dat heeft geen zin en het hoeft niet. Ik verwijs naar de brief van 10 november 2009. Daarin staat het. Dat moeten wij gewoon in consistentie blijven uitvoeren. De aspiranten zijn gemiddeld voor 40% van hun tijd daadwerkelijk inzetbaar in een korps. Daarna zijn ze voor 100% inzetbaar. Zo loopt het.

De heer Bontes sprak over de ratio bij de inzet van de Nationale Politie. De politie is niet opgebouwd op basis van één ratio. Het zou ook niet verstandig zijn om voor alle activiteiten één ratio te hebben. De omstandigheden van een team, zoals het werkveld, de werkbelasting, de grootte en de leeftijd, verschillen daarvoor te veel. Alleen voor een enkele nieuwe functie waarvoor geen ervaringsgegevens beschikbaar zijn, is een ratio van op 1 op 7 gebruikt. Juist over dit punt heb ik uitgebreid en meermalen overleg gevoerd met de vakbonden. Wij hebben afgesproken dit punt van de werkbelasting nadrukkelijk te monitoren. We gaan het blijvend volgen. Ik zeg ook altijd: mijn standpunt is niet in beton gegoten. Ik ben natuurlijk altijd ontvankelijk voor de feiten als iets niet juist blijkt te zijn. Als we het anders moeten doen, dan gaan we dat doen. Zo zal het met de hele reorganisatie gaan. Ik luister wel degelijk. Het punt dat alles 1 op 7 is, is niet juist. Het verschilt. Er komt een gemiddelde uit van 1 op 7.

De heer Bontes (VVD): Dit is een heel wezenlijke discussie. Het gaat erom hoeveel fte je kwijt bent om 24 uur per dag één politieman of -vrouw op straat te brengen. Je kunt niet met verschillende ratio's werken. Stel dat Rotterdam-Rijnmond rekent met 14 en West-Nederland met 16 op basis van dezelfde criteria. Dat kan niet. Het hele fundament onder de politie gaat daarmee onderuit. Het bepaalt hoeveel je overhoudt voor de recherche en de opsporing. Het bepaalt hoeveel je overhoudt voor wijktoezicht. Je moet helder zijn over wat de ratio is. Je kunt niet zeggen dat er tien ratio's zijn, want dat is onmogelijk.

Minister Opstelten: Zo is in de afgelopen twintig jaar wel gewerkt. In dit inrichtingsplan gaan we het landelijk op een eenduidige manier doen. Bij een 24 uursdienst heb je een andere ratio dan bij ondersteunende functies, bij de ME of in een basisteam. Het zijn in wezen andere functies. Ik als niet-politieman heb dat altijd heel goed begrepen. In de berekeningsmethodiek is de laatste jaren uitgegaan van gemiddeld 1 op 7. Daarom hebben we dit gesprek gehad. Dat is prima. Bonden hebben daarop een andere visie, wat hun goed recht is, maar respecteren mijn standpunt en beslissing. Ze hebben gezegd: we gaan het zien en heel professioneel en volwassen monitoren hoe het loopt. Verder hebben ze gezegd: als het goed loopt, krijgt u een hand en een compliment en zullen we zeggen dat we het niet juist hebben gezien. Als het niet goed loopt, dan moeten we hier en daar een gesprek voeren. Zo gaan we het doen. Het is van belang dat we nu gewoon starten. Dit heeft wel draagvlak bij de mensen die er echt goed verstand van hebben. Er is goed over gesproken. Dit is het uitgangspunt om dit nu te doen.

De heer Bontes (VVD): We gaan dan het lopende proces bijstellen, maar het is zo principieel van aard dat dit het hele fundament onder de organisatie is. Het bepaalt namelijk hoeveel capaciteit je kunt toedelen aan het complex aan taken. Het is niet van: nou, we zien het wel een keer; we doen voorlopig wel nattevingerwerk. Ik vraag de minister om hier zeer zorgvuldig mee om te gaan, want het is het fundament.

Minister Opstelten: Dat laatste uiteraard. We zullen het ook moeten laten zien in de praktijk. Hier mag ik dat ook zeggen. Het is niet met zware normen, maar ook met een zekere mate van flexibiliteit in verschillende functies. Dat moet de heer Bontes als oud-politieman beter begrijpen dan ik. Het is wel de praktijk op basis waarvan de politie de laatste decennia heeft gefunctioneerd. In feite trekken we die eenduidig voor het land door. We gaan het monitoren, wat heel belangrijk is. De praktijk zal uitwijzen dat dit de visie is.

Mevrouw Kooiman heeft gevraagd of executieve agenten ondersteunende werkzaamheden moeten uitvoeren. Het antwoord daarop is luid en duidelijk nee. Dat moge duidelijk zijn. Ondersteuning wordt slimmer vormgegeven en de Inspectie Veiligheid en Justitie monitort dit, zoals ik met de bonden heb afgesproken. Al in het regeerakkoord van Rutte I was duidelijk dat op termijn 2600 functies zouden vervallen in de ondersteuning. Voor de zittende medewerkers geldt een werkgelegenheidsgarantie. Dat heb ik meteen aangegeven. Zij krijgen een andere baan binnen of buiten de politie aangeboden. We hebben daarover goede afspraken gemaakt. Ik maak mij daar geen zorgen over, omdat ik daar ook de ruimte en de tijd voor neem en er buitengewoon zorgvuldig in opereer. Het is nogal wat – ik hoop dat mevrouw Kooiman mij daarvoor wil complimenteren – dat ik in deze tijd een werkgelegenheidsgarantie geef. Ik heb daarvoor de ruimte gekregen. Ik zal mijn taakstelling kunnen halen.

Mevrouw Kooiman (SP): Een werkgelegenheidsgarantie is totaal iets anders dan dat je baan behouden blijft. Er worden mensen overgeplaatst naar de andere kant van de provincie voor wie dat niet haalbaar is. Zij moeten vervolgens hun werk gedwongen opzeggen. Ik heb er specifiek om gevraagd dat in het inrichtingsplan staat dat er een extra bezuiniging moet komen van 300 fte. Hoe is het mogelijk dat de minister zegt dat hij de werkgelegenheid wil behouden? Boven op de 2500 fte in de ondersteunende dienst, moeten er 300 fte extra worden wegbezuinigd. Hoe kan de minister garanderen dat iedereen zijn baan behoudt?

Minister Opstelten: Uit mijn hoofd gezegd staat op bladzijde 76 ...

Mevrouw Kooiman (SP): Het staat op bladzijde 59.

Minister Opstelten: Op bladzijde 59. Dat klopt. Dat doet niets af aan wat ik net heb gezegd. Ook daarvoor geldt precies hetzelfde. Dat is met inachtneming van de financiële doelstelling en het totale plaatje van functies die uiteindelijk zullen verdwijnen binnen de Nationale Politie. Het is ongelooflijk logisch dat er banen verdwijnen als je van 25 regionale korpsen met een eigen rechtspersoonlijkheid tot één nationale organisatie komt. Voornamelijk in de ondersteunende functies verdwijnen die. Dat is logisch. Dit wordt buitengewoon zorgvuldig ingevuld.

Mevrouw Kooiman (SP): Ik hoorde de minister nog zo zeggen dat er geen gedwongen ontslagen vallen, maar er worden contracten beëindigd. Alles verloopt. Dat gebeurt. Van 2500 man worden de contracten niet verlengd. We weten niet meer wat er gaat gebeuren. Ik vind het gek – op mijn vraag daarover heeft de minister geen antwoord gegeven – dat de burgemeesters van Assen, Hoogeveen en Emmen hebben gezegd dat de ondersteuning van de politie zo krap is dat zij werkloze jongeren inzetten om het werk te doen waarvoor de mensen eerder weggebonjourd zijn. Dat vind ik een heel rare situatie. Als we met elkaar vinden dat er een krapte is in de ondersteuning, dan moet dat toch niet gebeuren?

Minister Opstelten: Die uitspraken van deze burgemeesters zijn niet bij ons bekend. Zij zullen zich wel tot ons wenden. Wij zullen er natuurlijk naar kijken bij de uitvoering van de plannen. Deze kwestie is al twee jaar aan de orde, maar is totaal niet ter discussie gesteld. Het is totaal niets nieuws. Het is in deze tijd heel bijzonder dat er in deze situatie, waarin banen verdwijnen, een werkgelegenheidsgarantie wordt gegeven. Uiteraard monitort de politie zelf de implementatie. Zij legt daarover aan mij verantwoording af. Verder monitort de onafhankelijke Inspectie Veiligheid en Justitie de realisatie. Ik heb al toegezegd de Kamer tweemaal per jaar te informeren met een voortgangsrapportage. Na drie jaar betreft dat Oost-Nederland en na vijf jaar het totaal. Ik zal de Kamer informeren over de opzet van de evaluatie.

De heer Segers (ChristenUnie): Er is geen enkele discussie over mogelijk dat samenvoeging van diensten een besparing oplevert, namelijk de 2400 fte. De discussie gaat over de extra taakstelling van 300 fte. Daaronder ligt geen andere redenering dan een financiële doelstelling. Dat is heel vreemd. De minister schermt met het feit dat samenvoeging een besparing oplevert en dat daarom bijna 300 fte zijn geschrapt. Ik lees op bladzijde 59 geen andere redenering dan een financiële.

Minister Opstelten: Het is ook een financiële. Ik heb in het vorige kabinet getekend voor een taakstelling. Die is doorgetrokken naar het nieuwe kabinet. In de Kamer was daarvoor brede steun, ook bij de aanvaarding van de wet. Het kan ook en het is realistisch, noodzakelijk en wenselijk. We gaan dat met elkaar doen. Ik zal dit monitoren. Ik ben dankbaar dat u dit hebt gezien op bladzijde 59. Het was mij ook niet ontgaan, maar ik was al wat verder met het lezen. Het is realistisch. We zullen zorgen dat er in de rapportage geen onderscheid meer komt van «zoveel hier» en «zoveel daar». Dat leidt tot verwarring. Dat moeten we voorkomen.

De heer Segers (ChristenUnie): Als de minister zegt dat dit ook kan, dan betreft dat die 2400. Daaronder ligt namelijk een berekening. Dat is de mogelijke besparing. We hebben geen idee of die 300 ook kan. Dat is namelijk alleen een financiële taakstelling. De minister moet daar meer woorden aan wijden. Waarom kan dat? Kun je de beloofde doelstellingen en de nagestreefde doelstellingen waarmaken met deze extra taakstelling?

Minister Opstelten: De eerste berekeningen leiden tot 2400. Vervolgens zijn er businessplannen gemaakt over wat kan, wat wenselijk is en wat financieel noodzakelijk is. Daaruit blijkt dat die 300 fte erbij kan en dat dit wenselijk en noodzakelijk is om een goede geoliede organisatie te krijgen. Een werkgelegenheidsdoelstelling is natuurlijk niet aanwezig bij de Nationale Politie. Het gaat om het krijgen van een goede politie. We zullen een en ander verder onderbouwen in de rapportages die de Kamer ontvangt. Het is niet alleen gebaseerd op boekhoudsommetjes, maar ook op businessprogramma's die later zijn gemaakt. Dat is de werkelijkheid.

De heer Marcouch heeft gevraagd of het mogelijk is om mensen die bij Defensie hun baan verliezen, naar de politie te laten gaan. Kunnen medewerkers die bij de KMar ontslagen worden bij de politie terecht? Met Defensie is samenwerking gaande om breder dan uitsluitend de KMar mensen van Defensie te plaatsen bij de politie. Het antwoord op deze vraag is dus ja. Overigens gelden zoals vanzelfsprekend de gebruikelijke geschiktheidseisen.

De heer Bontes vroeg hoe het ICT-aanvalsplan zich verhoudt tot de reorganisatie van de Nationale Politie. Dat is een belangrijke vraag. De ICT kan niet in een keer op orde komen, maar moet eerst stabiliseren. Ik heb niet voor niks, vooruitlopend op de Nationale Politie, die verantwoordelijkheid naar mij toegetrokken. Eerst stabiliseren en dan innoveren. We moeten continuïteit garanderen. Dat is mijn taak ook, mijn plicht. Verbetering is belangrijk. Daarom moeten er voldoende financiële middelen zijn. De uitvoering van het realisatieplan Nationale Politie en de uitvoering van het aanvalsplan ICT worden zorgvuldig op elkaar afgestemd. Daar kan de Kamer van op aan. Met andere woorden, organisatieaanpassingen vinden pas plaats als de ICT-randvoorwaarden voldoende zijn ingevuld.

De heer Segers vroeg of bij de Nationale Politie is geborgd dat alle expertise blijft bestaan, zoals teams voor de bestrijding van ladingdiefstal, het expertisecentrum eergerelateerd geweld, de spoorwegpolitie, de luchtvaartpolitie et cetera. Met de komst van de Nationale Politie veranderen de taken, de prioriteiten en de afspraken over de operationele sterkte van de politie niet. Deze worden wel anders georganiseerd. Ze zijn eenduidig binnen tien regionale eenheden, op dezelfde wijze en met dezelfde werkwijze. Teams kunnen er daardoor anders uit gaan zien. Prestaties blijven onverkort geleverd en zijn als het goed is, nog beter dan voorheen. Specifieke expertise wordt voor een zeer belangrijk deel geborgd in de landelijke eenheid. De spoorwegpolitie en de luchtvaartpolitie blijven gewoon bestaan.

De heer Oskam vroeg hoe het staat het met de realisatie van het aanvalsprogramma vermindering administratieve lasten. Ik kan met recht zeggen dat dit een topprioriteit is. Ik heb de Kamer een voortgangsrapportage in januari 2013 toegezegd. Daaraan wordt op dit moment de laatste hand gelegd. Ik heb de cijfers al gezien, maar ik wil dat deze extern gevalideerd worden. Ik houd van validatie. Wel kan ik alvast melden dat enige vertraging optreedt in het realiseren van de 5000 fte afgelopen jaar. Dit heeft voornamelijk te maken met de prioritering in de ICT-agenda van de politie. Volgend jaar zal de vertraging in het programma worden ingelopen. Ik zal toelichten hoe de 5000 fte worden gerealiseerd; die staan vast. Vermindering van de administratieve lasten blijft voor mij een topprioriteit. Dat hebben we ook laten zien. Wat er nu aankomt, is niet gering voor zo'n organisatie. Dat heeft de heer Oskam in zijn verleden niet voor elkaar gekregen of meegemaakt. We hebben in twee jaar tijd wel een verandering aangebracht van zo'n 1700 fte. Dat aantal trekken we in de komende periode door naar 5000 fte. Het is noodzakelijk met de beschikbare sterkte alle taken te kunnen blijven uitvoeren. De Kamer krijgt de rapportage op zeer korte termijn. Ik ben de heer Oskam erkentelijk voor de voorbeelden die hij heeft gegeven. Die zullen we meenemen in de rest van proces.

Over het aangifteproces is het nodige gezegd. Een aangifte vormt het begin van de strafrechtketen en is daarom cruciaal voor de opsporing en vervolging. Het succes van de opsporing en vervolging staat of valt met een goede aangifte en een efficiënte en effectieve afhandeling. Er is een rapport van de inspectie over verschenen. Ik zorg ervoor dat de burger overal in Nederland op verschillende manieren aangifte kan doen, zoals op het bureau, via internet en telefoon of bij de burger thuis. De politie is 24 uur per dag telefonisch bereikbaar om samen met de burger te bepalen welke vorm van aangifte het beste past bij de wens van de burger. Ook kunnen burgers vanaf 1 januari in elke gemeenten aangifte doen, ongeacht waar het feit van aangifte heeft plaatsgevonden. Vanaf 8 november is de vernieuwde website politie.nl actief. Deze is beter toegespitst op de informatiebehoefte van de burger. Ook is in aansluiting hierop de internetaangifte gebruiksvriendelijker gemaakt. Vanaf 1 januari 2014 kunnen burgers overal in Nederland binnen tweemaal 24 uur op het bureau terecht voor een aangifte. Daarnaast zorg ik ervoor dat de burgers een adequate terugkoppeling krijgen over de voortgang van hun aangifte. Vanaf 1 januari 2013 vindt de terugkoppeling over de aangifte van een woninginbraak binnen twee weken plaats. Vanaf 1 januari 2014 geldt dat voor alle andere high impact crimes. Burgers die via internet aangifte doen van bijvoorbeeld een gestolen fiets waarbij geen daderindicatie is, krijgen direct te horen dat er geen nadere opvolging aan wordt gegeven. Resumerend: we zijn er al mee begonnen. De ICT is beschikbaar. Verbetering van het proces levert ook productiviteitswinst op, waarmee er voldoende capaciteit is.

De heer Dijkhoff heeft een terechte vraag gesteld over de Stichting M. Deze stichting is een onafhankelijke stichting, die ik gedeeltelijk subsidieer. Bij het melden van misstanden bij de Stichting M. is het garanderen van de anonimiteit van de melder cruciaal. Ik zal in overleg treden met de Stichting M. om te bezien of uitbreiding van de mogelijkheden met internet toch te realiseren is, met behoud van de garantie van anonimiteit. Ik zal me daarvoor inzetten. Maar ik moet een formeel voorbehoud maken, omdat de stichting zelfstandig opereert. Als subsidiegever heb je natuurlijk een bepaalde positie.

De heer Oskam stelde een goede vraag over de woninginbraken in Oost-Nederland. Mijn voornemen om het aantal woninginbraken sterk te laten dalen, is nu al een landelijke prioriteit, die wordt meegenomen in de totstandkoming van de nieuwe landelijke afspraken met de Nationale Politie. De resultaten, niet alleen bij de Eenheid Oost-Nederland, maar in heel Nederland, zijn niet om vrolijk van te worden. De korpsleiding van de Nationale Politie heeft dat meteen ter hand genomen. Dat is een winst van de Nationale Politie. Voor de periode 2014–2016 wordt dat dus meegenomen. Belangrijk is de relatie met de high impact crimes. Het Intensiveringsplan aanpak woninginbraken zet in op de volgende kwesties: een probleemgerichte aanpak van woninginbraken, geconcentreerd op de top X van de inbrekers en de hotspots. Verder versterking van de daadkracht, onder andere met de hulp van burgers. Een volgend punt is een slachtoffergeoriënteerde aanpak, waarin de politie begin 2013 start met het persoonlijk informeren van alle aangevers van woninginbraken. Binnen twee weken krijgen zij bericht over de voortgang van de behandeling van hun aangifte. Het aantal aangehouden verdachten in de Eenheid Oost-Nederland is in 2012 met 50% toegenomen ten opzichte van 2011. Het volgende punt is samenwerking met gemeenten en private partijen ten behoeve van preventie. Laatste punt is bewustwording van burgers van de noodzaak van het op slot doen van ramen en deuren.

De heer Oskam (CDA): Wat gaat de politie in Oost-Nederland nu precies doen?

Minister Opstelten: Dat is een heel operationele vraag. Ik zou die vraag ook kunnen stellen voor Limburg en Rotterdam-Rijnmond. De chef van de Eenheid Oost-Nederland heeft daar op professionele wijze over gesproken. Dat is ook zijn taak, behorend tot het politiële ambacht. Binnen de Eenheid Oost-Nederland gaan dingen gebeuren binnen de capaciteit die men daar heeft. Heeft men ineens meer nodig, dan zal men dat krijgen. Maar we gaan hier nu niet de Eenheid Oost-Nederland behandelen. De Eenheid Oost-Nederland is groot genoeg om dit binnen de prioriteiten op te nemen. Daar zitten 7000 mensen. Ze kunnen het zelf aan. Dat is trouwens ook de mening van de chef van de regio-eenheid, en van de korpschef van de Nationale Politie die hier aan tafel zit. Als men een probleem heeft waar men niet uitkomt, dan zal dat binnen de korpsleiding aan de orde komen. Maar de meningen van de regiochef en de korpschef komen overeen: men kan dit zelf aan. Daarom hebben we de Eenheid Oost-Nederland ook zo groot gemaakt.

De heer Oskam (CDA): Ik snap het antwoord heel goed. Maar dan nog: door te zeggen dat de korpschef hier buikpijn van krijgt, geeft hij een signaal af dat hij het niet kan handelen. Daarom stel ik die vraag.

Minister Opstelten: Als de chef van een regio-eenheid gelet op de resultaten zegt dat hij er buikpijn van krijgt, is dat goed. Er zijn namelijk op het terrein van het tegengaan van woninginbraken geen goede resultaten geboekt. Dát is de kern, en dat zegt die chef ook. Dat is heel professioneel. Daarmee geeft hij aan dat hij dit zal aanpakken. Dat is zijn mening, en dat is ook de mening van de korpsleiding. Ze willen een doorbraak bewerkstelligen in de resultaten van de bestrijding van woninginbraken. Dat is tien jaar niet gebeurd, en dat gaat nu wel gebeuren. U kunt mij daarop aanspreken. Dank voor de scherpte van uw vraag; dat waardeer ik zeer.

Mevrouw Berndsen sprak over winkeldiefstal, een belangrijk punt. De Nationale Politie is bezig met de vereenvoudiging van de aangifte. Ik ga dat gewoon regelen, en dank voor het signaal.

De heer Bontes wil dat de aangiftes woninginbraken worden teruggekoppeld. Ook dat is een belangrijk punt, dat de komende jaren zal worden ingevoerd. Dit gebeurt al bij zaken als kinderporno en verkrachting, en dat gaan we nu ook doen voor de high impact crimes, zoals woninginbraken, in de net door mij aangegeven fasering.

Ik kijk uit naar het komende AO over de Boa's. Ik zal aangeven wie wat doet, in die verhoudingen. Ik heb gezegd dat de Boa een scherp lokaal instrument is, dat maximaal moet worden benut, bijvoorbeeld bij het opleggen van boetes en het controleren op ingezetenschap. Met de heer Dijkhoff ben ik van mening dat de Boa's stevig, streng en eenduidig moeten kunnen handhaven. De politie stuurt wel operationeel aan. De regie ligt, volgens afspraak, bij de politie. Uitgangspunt is dat de Boa altijd overlegt met de officier van justitie. Er is geen wettelijke belemmering om Boa's boetes direct te laten innen. Wel zijn er nog een paar vraagstukken rond de praktische uitvoering die nader bekeken en geregeld moeten worden, voordat directe inning door Boa's in de praktijk kan plaatsvinden. Het is wel aan het lokaal bestuur om, samen met het OM, te bepalen of de Boa's gebruik mogen maken van de directe inning van boetes. Dat is een zaak van de driehoek, wat prima is. Hiervoor zal het Boa-kader worden aangepast. Dit punt wordt dus gewoon geregeld. Ik zal ruim voor het zomerreces een goede, stevige brief aan de Kamer sturen. Daar is een goede aanleiding voor: de Kamer zegt het, en de Nationale Politie is er inmiddels. Daardoor ontstaan iedere dag nieuwe verhoudingen en nieuwe posities. De Kamer wenst dat de Boa's goed en stevig worden ingezet, zij het wel aanvullend op de politie. Daarin zou ik ook meteen de samenwerking met de KMar moeten meenemen. Ik zal dat doen in overleg met Defensie.

De voorzitter: Die brief kan er ruim voor juni, voor het zomerreces, komen?

Minister Opstelten: Ja. Ik wil dat er dan ook geen vragen meer open zijn.

Mevrouw Kooiman heeft gevraagd naar de Politieacademie. Kan ik de or geruststellen, vroeg zij. Ik wil niet anders. Ik ben daar druk mee bezig. Ik heb een brief over de stand van zaken gestuurd, met daarin twee lijnen. De heer Vogelzang, oud-korpschef van Utrecht en oud-voorzitter van de raad van hoofdcommissarissen, gaat het transitieproces van de Politieacademie voorbereiden. De heer Wallage, onder andere oud-burgemeester van Groningen, kijkt naar de positionering van de Politieacademie voor de toekomst. Het laatste punt is de basis voor de wetgeving. De voorzitter van de raad van toezicht van de Politieacademie heeft dit uitgebreid besproken met de or, die heeft ingestemd met de procedure. Ik denk dat er daarmee rust komt. De Politieacademie is voor ons ongelooflijk belangrijk.

Hoe zit het met de kwaliteit van het onderwijs op de locatie Rotterdam? Ik heb met die locatie afgesproken dat de kwaliteit van het onderwijs een speerpunt moet zijn. We hebben daarover een inspectierapport gekregen. Ik heb begrepen dat de studenten van de locatie Rotterdam vanaf november 2012 klachten hebben over de lesroosters, herhaalde lesuitval, inroostering van docenten enzovoorts. Het college van bestuur heeft maatregelen genomen om de problemen in Rotterdam te lijf te gaan. Zo is daar een operationeel crisismanager aangesteld. De inspectie voert op dit moment een herhaalonderzoek uit naar het politieonderwijs op deze locatie. Daarbij wordt met name gekeken naar de kwaliteit van het onderwijs. Naar aanleiding daarvan zullen de noodzakelijke verbeteringen worden doorgevoerd.

Mevrouw Kooiman (SP): Studenten maken zich keer op keer zorgen over de roostering, de diploma-uitreiking en de kwaliteit van het onderwijs. De minister zegt terecht dat het heel erg belangrijk is om het onderwijs kwalitatief op orde te hebben. Op 15 maart is de heer Vogelzang klaar, begreep ik, en de inspectie is ermee bezig. Wanneer krijgt de Kamer informatie over de voortgang?

Minister Opstelten: In april heeft de Kamer alles, zodat we daarover kunnen spreken. Ik moet wel even over de rapporten nadenken. Ik zeg niet altijd meteen «ja» tegen een rapport. Ik hoop het wel en ik verwacht het ook, maar de Kamer krijgt het zo snel mogelijk, zeker in april. Ik hoop overigens dat het niet nodig is om erover te spreken en dat we gewoon verder kunnen.

Mevrouw Kooiman (SP): Maar dan ook over de kwaliteit van het onderwijs, waarover de Rotterdamse studenten erg veel zorgen hebben.

Minister Opstelten: Zeker. Er zijn twee zaken: het dossier-Vogelzang en het dossier-Wallage. In april krijgt de Kamer die rapporten, plus mijn standpunt. Het kan zijn dat het inspectierapport over Rotterdam er eerder is, en dan krijgt de Kamer dat ook eerder, met mijn standpunt. Als het rapport kritisch is, zullen we maatregelen nemen om tegemoet te komen aan de aanbevelingen die zijn gedaan. Dan krijgt de Kamer dat allemaal te horen. Misschien is er dan ook geen aanleiding om daarover te spreken, maar dat laat ik aan de Kamer over.

De heer Bontes heeft een vraag gesteld over integriteit en de commissie-Schouten/Telgen. Heeft de commissie aanwijzingen die zouden kunnen duiden op integriteitschending bij bepaalde politiefunctionarissen overgedragen aan de bevoegde autoriteiten? Het onderzoek naar deze personen binnen de politieorganisatie loopt inmiddels geruime tijd. Wat is de status van dat onderzoek en waarom duurt het zo lang? Het integriteitonderzoek dient zorgvuldig te gebeuren. Ik vind dat zorgvuldigheid hierbij boven snelheid gaat. Ik kan op dit moment geen uitspraken doen over de aanpak van het onderzoek door het OM of de rijksrecherche. Daar moet ik OM en rijksrecherche niet in storen. Alle leden van de nieuwe politietop zijn overigens door de AIVD gescreend en akkoord bevonden. Ik steek mijn hand voor ze in het vuur.

De heer Dijkhoff constateerde dat er in 2011 meer integriteitonderzoeken zijn geweest dan in voorgaande jaren. Is de belasting niet te hoog en krijgen mensen daar geen stigma door? De stijging van het aantal onderzoeken in 2011 is grotendeels te verklaren door het aantal incidenten in de geweldscategorie. Alle incidenten waarbij geweld is gebruikt, worden altijd onderzocht. Daar kan dus geen sprake zijn van een stigma. De politie is vanwege haar geweldsmonopolie extra alert op incidenten met een geweldstoepassing. De Nationale Politie voert een krachtig preventief en repressief beleid ten aanzien van integriteitschendingen. Binnen de organisatie zijn de kwaliteit en discipline om interne onderzoeken te doen en te registreren, toegenomen. Daarnaast is de beleidslijn dat de politie op straat krachtiger handhaaft en optreedt. Vanwege de standaardprocedure dat geweldsincidenten worden onderzocht, denk ik dat het probleem van stigmatisering wordt voorkomen, omdat dat bij het beroep van de politieman of vrouw hoort.

Is het 24-uursloket voor iedereen bereikbaar? Dat loket is nu nog een pilot, maar het is wel voor alle medewerkers bereikbaar. In 2012 is het enige honderden keren geraadpleegd. Blijkbaar is het nog steeds niet bij alle medewerkers bekend. Iedereen moet er terechtkunnen. We moeten daar nog duidelijker in worden.

Mevrouw Kooiman stelde een vraag over het OM, maar ik kan niet meer zeggen dan ik daarover heb gezegd. Kan ik een garantie geven dat er geen gedwongen ontslagen komen bij het OM? Het geheel van bezuinigingen en intensiveringen wordt in samenhang bezien. Gun mij de tijd. Ik ben in gesprek met het College van PG's en alle vertegenwoordigers in de hele strafrechtketen. Voorop staat een zorgvuldige omgang met ons personeel. Echt: op dit moment wordt niemand ontslagen. Volgens afspraak zal ik de Kamer informeren over het geheel van ombuigingen op mijn departement. We doen dat voor de Voorjaarsnota, zodat de Kamer daarover kan meepraten.

Mevrouw Kooiman vroeg over de aanbesteding voor een nieuw dienstwapen of ik bereid ben, eenzelfde soort onderzoek uit te voeren zoals bij dienstauto's. Dat lijkt me niet zinvol en niet nodig. De aanbesteding van het dienstwapen ging om een andere reden mis: de contractpartner kon niet aan zijn verplichtingen voldoen. Overigens zijn de resultaten van het onderzoek van de commissie-Schouten/Telgen meegenomen in de nieuwe aanbesteding van het dienstwapen.

De heer Oskam besteedde aandacht aan de opmerking van de regiochef over boetes. Hoewel een regiochef wel degelijk iets mag zeggen, moet dat gaan over de professionaliteit van de politie, en niet over situaties die politiek aan de orde zijn. Als er aanleiding is om dat te doen, moet de korpsleiding dat doen. Dit zal in toenemende mate gebeuren, met mijn zegen. Niet alles hoeft met mij afgestemd te worden, vertrouwen is 100%. Maar het gaat over een ander onderwerp, namelijk het boeteniveau, dat met 2% is gestegen. Zou ik weer de neiging krijgen tot verhoging van boetes – ik heb die neiging niet – dan zal ik eerst een impactanalyse laten maken op twee punten: wat is het effect op de verkeersveiligheid en op de handhaving door de politie. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan ga ik verder kijken wat we moeten doen.

Ik kom uit bij het onderwerp cameratoezicht. Het middel cameratoezicht wordt waar nodig ingezet. Dit toezicht is wel degelijk nuttig. Dat blijkt inderdaad uit de casus Eindhoven. Het kabinet zet krachtig in op verdere samenwerking tussen private partijen en politie bij de uitwisseling van camerabeelden. Dat moet uiteraard wel passen binnen de ICT-agenda. Ik was ook even verrast door zo'n particulier bureau dat met een klein berichtje kwam. Ik heb het rapport niet gezien en wil hierover niets zeggen. Ik ben een overtuigd voorstander van cameratoezicht, maar dit middel moet natuurlijk professioneel en adequaat worden gehanteerd. Het is ook belangrijk dat de regels worden gevolgd.

De heer Segers heeft gesproken over paragnosten. Tijdens het kerstreces werd ik ineens opgeschrikt door de op zichzelf heel zorgvuldige antwoorden die ik heb gegeven. Er was veel belangstelling voor. Ik begreep het niet zo goed en begrijp het nog steeds niet zo goed. Ik verwijs naar de antwoorden die ik heb gegeven op de Kamervragen over de inzet hiervoor. Dit is opgesteld met een heel zorgvuldige procedure van het OM. In de praktijk komt het bijna nooit voor dat paragnosten worden ingezet door de politie of het OM, maar zij willen geen enkel middel uitsluiten. Op het voorstel om door dit middel gewoon een streep te zetten, zegt de heer Segers ja en ik nee. Daaruit blijkt een duidelijk verschil van mening. Het is prettig om af en toe, bijvoorbeeld nu, te kunnen vaststellen dat er sprake is van een duidelijk verschil van mening.

De heer Marcouch heeft een prima punt ingebracht. Hij sprak over politieagenten die bijvoorbeeld lid zijn van de gemeenteraad. Bij de huidige reorganisatie kan er sprake zijn van onverenigbaarheid van functies. Ik noem het voorbeeld van een raadslid, dat de burgemeester controleert, terwijl de burgemeester het gezag over de politie heeft. Waar er sprake is van zulke «conflicts of interests» zullen wij ze van geval tot geval bekijken en zullen wij naar een praktische oplossing zoeken. In een specifiek geval dat ik ken, wordt de oplossing gezocht in het overplaatsen van de desbetreffende agent naar een ander basisteam. De agent stemt daarmee in. Hierdoor kan de betrokkene zowel lid zijn van de gemeenteraad als zijn beroep van politieambtenaar naar tevredenheid uitvoeren.

De heer Segers heeft gesproken over Burgernet. Ook dit is een prima punt. Ik hoop dat alle woordvoerders, net als ikzelf, hierop al zijn aangesloten. Ik hoop dat de leden ook even reageren als er iets wordt gevraagd. Inmiddels zijn nagenoeg alle gemeenten op Burgernet aangesloten. Nog dit jaar zal een nieuwe landelijke campagne worden gevoerd om de deelname van burgers aan Burgernet te stimuleren en verder te verhogen. Het is inmiddels bewezen dat de bijdrage die burgers op deze wijze leveren aan het oplossen en voorkomen van criminaliteit, buitengewoon succesvol is.

De slotvraag van de heer Marcouch ging over de dienstverlening op politiebureaus en het sluiten van politiebureaus. Laat ik vooropstellen dat de politie voldoende in de wijken en dorpen aanwezig zal blijven. Ik merk daarbij wel op dat veel van de ondersteuning wordt gecentraliseerd. Dat is nodig om te komen tot een effectievere en efficiëntere organisatie. Dit kan leiden tot leegstand, wat duur en dus onwenselijk is. Een efficiëntere organisatie moet ook efficiëntere huisvesting hebben. Het is dus mogelijk dat de politie straks niet meer overal op dezelfde manier aanwezig is als nu. Dat suggereert de heer Marcouch ook. Alles wat er nu al wordt geroepen over de sluiting van bureaus is op z'n minst prematuur. Er gaan op dit moment helemaal geen bureaus dicht. Ik moet van de korpsleiding namelijk nog een strategisch huisvestingsplan ontvangen en dat plan moet ik ook nog goedkeuren. Bureaus worden niet gesloten dan nadat daarover is overlegd met het gezag. Natuurlijk wordt er in het plan gezocht naar slimme concepten en naar samenwerking met partners voor huisvesting. Het is goed als in dit strategisch huisvestingsplan de contouren worden aangegeven. Hoe willen wij in dit land met huisvesting van politie omgaan? Ik zal dit huisvestingsplan ontvangen, dat bekijken en er een mening over geven. Ik zal het plan uiteraard ook even naar de Kamer sturen.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Ik heb op twee van mijn vragen geen antwoord gekregen van de minister. Ik heb mijn tweede interruptie netjes bewaard. Ik zou op mijn vragen graag antwoord van de minister krijgen.

De heer Oskam (CDA): Ik heb ook twee vragen gesteld waarop ik nog geen antwoord heb gekregen.

De voorzitter: In de tweede termijn kunnen de leden die vragen stellen.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Nee, nee, voorzitter. Ik wil die vragen nú nogmaals stellen.

De voorzitter: Ja, mevrouw Berndsen heeft nog één interruptie, dus zij mag die vraag stellen.

De heer Oskam (CDA): Nee, voorzitter, als de minister geen antwoord geeft op vragen, mogen we daar om vragen.

De voorzitter: U kunt die vragen in de tweede termijn stellen en zult daarop in de tweede termijn antwoord krijgen. Daarvoor zal ik de spreektijd in de tweede termijn iets verlengen. Ik wilde in de tweede termijn een spreektijd van twee minuten hanteren, maar kies nu voor een spreektijd van drie minuten per spreker. Mevrouw Berndsen mag nog een interruptie plaatsen.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Ik heb de minister een vraag gesteld over het ziekteverzuimpercentage. Uit een WOB-verzoek van RTL is gebleken dat dit ziekteverzuimpercentage 11% is. In de brief van de minister staat dat het percentage gemiddeld 6,1% is. Ik heb de minister gevraagd naar de berekeningsgrondslagen van zijn verzuimcijfers. Dat vind ik een punt van wezenlijk belang.

Verder heb ik nog een vraag gesteld over Ptss-Support. Ptss-Support is eigenlijk een vrijwilligersorganisatie. Die organisatie doet heel veel goed werk. Ik heb gevraagd of de minister bereid is om aan die stichting wellicht een kleine financiële tegemoetkoming te geven.

Minister Opstelten: Mevrouw Berndsen vraagt mij of ik Ptss-Support een financiële tegemoetkoming wil geven. Daar zal ik even naar moeten kijken. Ik zeg heel eerlijk dat ik dit nu niet weet. Ik ben erg voor dit onderwerp; dat weet mevrouw Berndsen ook. Ik zal dit met een positieve grondhouding bekijken.

Het eerste punt dat mevrouw Berndsen aanroert, over het ziekteverzuim, heb ik inderdaad even laten lopen. Ik heb dat gedaan omdat ik dacht dat er op dat punt werd gevraagd naar de bekende weg. Ik heb hierover namelijk een uitvoerige brief geschreven. Die brief gaat over definities van verzuim in PolBIS. Ook in een eerdere brief heb ik het verschil tussen de definities exact toegelicht. Er is een foutje gemaakt. Dat staat ook in de brief. Men had het anders moeten doen. We hebben het weer rechtgezet, zoals het altijd is gebeurd. Hierdoor kan dit worden vergeleken met voorgaande jaren. Toen bleek dat die fout was gemaakt, heb ik gezegd: ik wil zelf even zien wat er precies is fout gegaan. Dat heb ik op mijn bureau gehad. Dit is dus in de kern fout ingevuld en via een verkeerde methodiek toegepast. Dat heb ik in de brief geschreven. Ik verwijs dus naar die brief.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Mag ik dan concluderen dat de cijfers per regio die in de brief staan, de «schone» cijfers zijn? Zit daarin geen vervuiling meer, bijvoorbeeld door zwangerschap? Zwangerschap is geen ziekte, dus cijfers over zwangerschap horen daarin niet thuis. We gaan nu dus iedere keer uit van de berekeningsgrondslag zoals die in de laatste brief is neergelegd? Op die manier kunnen we dit blijven vergelijken.

Minister Opstelten: Jazeker, met dien verstande dat ik het iets specifieker zal aangeven. Ik heb hierover meen ik al iets gezegd. Er is natuurlijk ook een onderscheid tussen operationeel en niet-operationeel. Ik zal ook een iets specifieker onderscheid maken tussen de verschillende functies. Ik vind ziekteverzuim absoluut een ongelooflijk belangrijk signaal, ook voor de verantwoordelijke minister. Hierover wil ik uiteraard heel transparant zijn. Met de Nationale Politie hebben we nu de gelegenheid om gewoon een eenduidig en goed gedocumenteerd verhaal op te stellen. Ik denk dat dit van een betere kwaliteit zal zijn dan in voorgaande jaren.

De voorzitter: Wij zijn toegekomen aan de tweede termijn van de Kamer. Alle sprekers hebben drie minuten spreektijd. Iedere spreker mag één keer interrumperen met twee vragen.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Voorzitter. Het is zowaar een keer gebeurd: de minister werd een beetje boos. Hij werd boos omdat ik wat kritisch was over het aangifteproces. De minister wordt niet snel boos, maar deze keer vond hij dat de Kamer dit toch eigenlijk zou moeten steunen. Natuurlijk wil ik dit graag steunen, want ik vind het aangifteproces een buitengewoon belangrijk proces, ook voor de burger. Ik constateer echter tegelijkertijd dat dit weer een druk legt op de organisatie. Ik zie dat de minister ook nu, op dit moment, weer met zijn hoofd gaat schudden. We zullen het zien. We zullen na een paar maanden zien of dit instrument werkelijk goed blijkt te kunnen worden ingevuld. Waarom baart dit mij zorgen? Als dit niet goed gaat, krijgt niet de minister daarvan de schuld, maar de politie! We zullen dan horen dat de politie haar werk weer niet goed doet. Dat tast het gezag van de politie aan. Daarover maak ik mij zorgen. Ik vond het dus eigenlijk wel leuk dat de minister een beetje boos werd. Ik had niet gedacht dat ik dat nog eens zou mogen meemaken.

Een tweede punt dat me niet lekker zit, gaat over de 40%, de 100% en het meetellen van studenten. De minister zei zojuist klip-en-klaar dat tijdens de studie de studenten gemiddeld voor 40% inzetbaar zijn. Daarna zijn ze volgens de minister voor 100% inzetbaar. Dank je de koekoek! Studenten zijn na hun afstuderen uiteraard volledig wapen dragend en ze hebben dan uiteraard alle kwalificaties om een allround politiemedewerker te zijn. Dan zijn ze dus inderdaad voor 100% inzetbaar. Ik vind het echter niet fair om mensen die gemiddeld maar voor 40% inzetbaar zijn, voor 100% mee te rekenen. Ik heb het over een gemiddelde inzetbaarheid van 40%. Studenten die in hun eerste kwartiel naar het korps gaan, kunnen nog bijna helemaal niets, terwijl studenten die aan het einde van hun opleiding zijn aangekomen, wapen dragend zijn en een heleboel kunnen. Er is dus sprake van een gemiddelde inzetbaarheid van 40% en we krijgen straks met een hausse aan studenten te maken. Het kan niet anders dan dat dit ten koste zal gaan van de capaciteit. Als we de studenten voor de volle 100% meerekenen bij de capaciteit, bijten we ons gewoon in de staart. Ik zou het daarom erg op prijs stellen als de minister hier toch nog eens goed naar zou willen kijken en dit zou willen veranderen. Ik realiseer me dat dit geld kost. Als we echter voldoende aandacht willen geven aan alle prioriteiten die worden gesteld, dan hebben we een behoorlijke capaciteit nodig. Ik kondig alvast aan dat ik een VAO zal aanvragen.

Ik heb nog twee andere puntjes.

De voorzitter: U bent al over uw drie minuten spreektijd heen, mevrouw Berndsen.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Ach. Nou ja, ik heb mijn VAO in ieder geval aangekondigd.

De heer Dijkhoff (VVD): Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn antwoorden, voor de toezeggingen en voor zijn kalme, rustige en beheerste manier van antwoorden. Af en toe bespeurde ik wat passie; laten we het passie noemen in plaats van boosheid. Mevrouw Berndsen is bang dat, als er iets mis gaat bij de politie, de minister daarvan niet de schuld krijgt. Daarmee onderschat zij toch haar eigen rol en die van het parlement. Ik zou me daarover, als ik haar was, niet te veel zorgen maken. Voorzitter, ik probeer op deze manier mijn drie minuten speektijd te vullen.

Ik ben erg blij met de toezegging over Meld Misdaad Anoniem online. Er is geen exacte datum genoemd, maar wij kennen de professionaliteit van deze stichting. Daarom verwacht ik dat het overleg wel binnen een maand of drie tot enige reactie moet kunnen leiden. Dan moeten we kunnen weten of online mogelijk is en wat daarvoor nodig is.

Ik ben blij dat de minister met de Kamer wil komen tot het opstellen van een bredere visie over de plaatsing. Hoe kunnen we alle Boa's, alle medewerkers handhaving en toezicht en iedereen die daaraan meewerkt in Nederland een mooie plaats geven met heldere kaders? Ik merk dat sommige partijen daarbij wat terughoudend en negatief zijn. Volgens mij komt een en ander de veiligheid in Nederland ten goede en gaat dit niet ten koste van de politie. Immers, de operationele sterkte van de politie is volgens mij nog nooit groter geweest dan zij nu is. Het een hoeft dus niet ten koste van het ander te gaan. Ik ben blij dat wij kunnen komen tot een goede basis waarop wij verder kunnen bouwen.

De heer Bontes (PVV): Voorzitter. De minister heeft de meeste vragen beantwoord die ik heb gesteld. Ik dank hem voor die antwoorden. Er zijn echter een paar vragen niet beantwoord. Zo heb ik gesproken over het terugkoppelen van de aangifte van een woninginbraak. De burger moet horen wat er gebeurt met zijn afgifte. Ik krijg te horen dat de wijkagenten voor die terugkoppeling zorgen. Ik vraag de minister of dat wenselijk is. Je zou je ook kunnen voorstellen dat dit niet de verantwoordelijkheid van de wijkagent is, maar de verantwoordelijkheid van de recherche of de opsporing. Dit mag niet ten koste gaan van het toezicht in het nachtleven of in de horeca. Ik hoor dus graag van de minister of inderdaad de wijkagent voor deze terugkoppeling zorgt en, zo ja, of de minister dat wenselijk vindt. Ik vind dat niet wenselijk.

Ik heb verder geen antwoord gekregen op mijn vraag waarom het ziekteverzuim bij de operationele sterkte net zo hoog is als bij de niet-operationele sterkte. Ik vind dat bijzonder. Bij de laatste categorie gaat het immers om mensen in de ondersteuning.

Ten slotte zeg ik dat ik het eens ben met de minister als hij zegt dat er een cultuurverandering nodig is, maar zo'n cultuurverandering zorgt er nóg meer voor dat dit de zwaarste reorganisatie is die er ooit in Nederland heeft plaatsgevonden. De minister kan niet zeggen hoe hij hiermee zal omgaan. Hij heeft het over participatie van medezeggenschapsorganisaties, van bonden en van medewerkers. Hij heeft het over participatie en initiatie van de leidinggevenden. Dat maakt deze hele operatie megazwaar. Hoe gaat de minister dit doen? Hoe zit het met de timing? De minister gaat hierop verder niet in, want er is niets beschreven. Alles moet vanaf de bodem worden georganiseerd. Ik heb daar enige ervaring mee.

Mevrouw Kooiman (SP): Voorzitter. Ik heb gesproken over de crepeersterkte bij de politie. De minister zegt dat hij hoopt dat hij de zorgen kan wegnemen. Dat lukt natuurlijk niet helemaal bij de SP. Mijn fractie is immers pas gerustgesteld als is aangetoond dat de problemen hiermee inderdaad zijn opgelost. De minister zegt dat het wordt gemonitord. Wanneer ontvangt de Kamer de uitkomsten van de monitoring? Wanneer hoort de Kamer dat het inderdaad allemaal goed op orde is? De minister overlegt met de bonden. Die zeggen de minister ook dat zij zich hierover zorgen maken. Kan de minister ook toezeggen dat bijvoorbeeld in Emmen en in Hoogeveen de werkloze jongeren niet op plekken worden gezet in de ondersteunende diensten waar eerst de banen verdwijnen?

Het is goed dat de minister de positie van de toezichthouders gaat bekijken. We willen natuurlijk niet dat er een nieuwe gemeentepolitie ontstaat. Ik wil echter ook graag weten hoeveel geld gemeenten hierin stoppen en hoeveel toezichthouders er nu zijn. Ik hoop dat de minister dit ook kan opnemen in zijn brief.

Wij moeten ontzettend lang wachten op antwoorden op vragen over de Politieacademie. Dat vind ik jammer. Blijkbaar moeten we opnieuw geduld hebben. Wij moeten ook lang wachten op antwoorden over bezuinigingen bij het Openbaar Ministerie. De minister zegt dat daar nu geen mensen worden ontslagen. Ik hoor daarover andere geluiden. Kan de minister garanderen dat er in ieder geval geen mensen worden ontslagen totdat de Kamer bericht heeft gekregen over deze bezuiniging?

De minister wil een eventuele subsidie voor Hulp voor Hulpverleners met een posttraumatische stressstoornis bezien. Deze hulpverleners wachten hier al twee jaar op. Wanneer wordt de Kamer hierover ingelicht? Wanneer horen wij of hiervoor ondersteuning beschikbaar komt?

Ik kom op de boetes. Ik snap niet waarom de minister nu geen impactanalyse kan laten maken. Waar is hij bang voor?

Ten slotte wil ik nog iets zeggen over een beetje een gek onderwerp. We hebben gesproken over de sluiting van politieposten. Er is afgelopen dinsdag een fout gemaakt bij de stemmingen over de motie over de sluiting van brandweerposten. Mijn motie daarover zou zijn aangenomen als de fout niet was gemaakt. Als de minister nu zegt dat hij de motie gewoon gaat uitvoeren, dan is er geen probleem. Als hij dat niet kan zeggen, moet ik haar opnieuw in stemming brengen.

De heer Oskam (CDA): Voorzitter. De minister heeft mooie cijfers beloofd op het vlak van de terugdringing van de administratieve lasten bij de politie. De 1700 is nu gehaald en hij gaat op weg naar de 5000. De achterstand wordt ingelopen. Dit is een topprioriteit. In het beheersplan voor de Nationale Politie staat echter dat dit pas per 1 januari 2015 klaar is. Dat vind ik erg laat, zeker gezien het feit dat de minister op dit vlak alles heeft gekregen wat hij wenste. Onder zijn ministerie valt veiligheid, justitie en politie. Van de politie heeft hij een Nationale Politie weten te maken. Hij heeft ook nog een flink aantal toppers binnen de politie over. Daarom vind ik de streefdatum van 1 januari 2015 van weinig ambitie getuigen. Dit is in februari 2011 al beloofd. Ik stel daarom voor om hiervan nu echt een topprioriteit te maken. Hoe gaat de minister dat doen?

Ik denk dat de minister onvoldoende heeft begrepen wat ik bedoel op het punt van de verkeersboetes. Er is sprake van een onderliggend politiek probleem. Laten we eens kijken naar de verhouding tussen de verkeersboetes en bijvoorbeeld de boete die bij een winkeldiefstal wordt gegeven. Bij winkeldiefstal is er sprake van een boete van € 150. Een fietser die bij het afslaan zijn hand niet uitsteekt, krijgt een hogere boete. Daar zit de politie mee. Men wil daarom voor verkeersovertredingen geen bonnen meer schrijven. Als ik op de markt aan mensen vraag wat zij vinden van minister Opstelten, dan zeggen zij: hij is een handhaver. Ik weet dat hij dat eigenlijk niet is. De politie denkt: we lullen het de deur uit, want de boete is te hoog. Men vindt dat men het niet kan uitleggen aan mensen dat ze zulke hoge boetes moeten betalen voor bijvoorbeeld het niet spannen van een netje over het tuinafval. Ik vraag de minister daarom, om nu eens met de regiochefs te gaan praten. Als hij het aan hen vraagt, geven zij echt wel eerlijk antwoord. De regiochefs zullen niet uit zichzelf naar de minister komen, maar als hij ze vraagt hoe het zit, zullen zij eerlijk antwoorden. Journalisten weten het, hoofdofficieren weten het, politieagenten weten het, dus kom op, laten we er iets aan doen! Laat de minister beloven dat hij dit echt zal bekijken. Ook mijn fractie heeft hier in het verleden voor gestemd, maar zij ziet nu in dat dit te ver is doorgeslagen.

De heer Marcouch (PvdA): Ik begrijp de klacht van de heer Oskam wel, maar wat stelt hij nu eigenlijk voor? Moeten de boetes volgens hem worden afgeschaft?

De heer Oskam (CDA): Ik wil graag dat de minister dit laat onderzoeken. Klopt het dat de politie hier tegenaan loopt? Klopt het dat men daardoor minder bonnen uitschrijft? Als dat zo is, moeten we dit tegen het licht houden. We moeten gewoon een eerlijk verhaal houden. Als je buiten de pot piest, krijg je op je donder en krijg je een boete. Dat is prima. Als het echter te ver doorslaat, denkt iedereen: het gaat hier in Nederland nergens over. Dat willen we toch niet? We willen gewoon dat er wordt gehandhaafd, dat het op straat netjes is, dat het fatsoen terugkomt en dat het in ons land veilig is. Dat wil mijn fractie in ieder geval wel.

De heer Marcouch (PvdA): Dit vind ik te gemakkelijk. De heer Oskam zegt dat iedereen weet dat de verhouding zoek is. Vervolgens vraagt hij om onderzoek, want blijkbaar weet hij het toch nog niet. Wat wil het CDA nu eigenlijk? Wil men de hufterigheid in het verkeer aanpakken? Daarbij horen boetes en handhaving door agenten. Of wil het CDA dat niet? Wat wil de heer Oskam concreet doen aan het probleem dat hij blijkbaar kent en dat iedereen blijkbaar kent?

De heer Oskam (CDA): De heer Marcouch stelt wel heel makkelijke vragen. Wij willen fatsoen. Wij willen geen hufterigheid. Wij willen een politieorganisatie die eerlijk haar werk doet. Wij willen niet dat politiemensen bang zijn om boetes uit te schrijven omdat ze de hoogtes van die boetes eigenlijk idioterie vinden. Wij willen dat de politie handhaaft. Wij willen dat mensen die buiten de pot pissen een bon krijgen, maar wij willen wel dat dit eerlijk gebeurt. Ik kan nu niet precies zeggen hoe hoog de boetes dan wel moeten worden. Daarover gaat het nu niet. Ik wijs erop dat mensen zeggen: we zijn te ver doorgeslagen in Nederland. Laten we daar op een eerlijke manier naar kijken.

De heer Dijkhoff (VVD): Nu snap ik het helemaal niet meer. Eerst zegt de heer Oskam dat hij het allemaal heel zeker weet en dat er allerlei redenen zijn om dingen te veranderen. Nadat hem een vraag is gesteld, blijkt dat hij toch een onderzoek wil. Als vervolgens gezegd wordt dat zo'n onderzoek niet erg nodig is, zegt de heer Oskam dat hij de oplossing al weet: de boetes werken niet en er wordt niet gehandhaafd. De heer Oskam vraagt de minister nu om een onderzoek te doen, terwijl hij ook zegt dat hij de uitkomst al kent. Hoe zit dat nu? Is hij toch niet zo zeker van zijn zaak en is daarom een onderzoek nodig? Of is het onderzoek juist niet nodig?

De heer Oskam (CDA): Ik ben juist heel zeker van mijn zaak. Ik heb in het veld navraag gedaan. In het veld zegt men: het loopt niet. De minister zegt echter dat hij dat niet herkent en dat hem deze dingen nooit worden gezegd. Daarom vraag ik hem daarnaar een onderzoek te doen. Als duidelijk wordt dat de politie minder bonnen schrijft en niet handhaaft omdat men de hoogte van de boetes te gek vindt, dan moeten de politiek, de minister, politie en justitie dat bekijken. Ik weet dus precies hoe het zit, maar de minister gelooft mij niet, hij gelooft mevrouw Kooiman niet, hij gelooft de journalisten en de hoofdofficieren die dit roepen niet. Hij moet daarom navraag daarnaar doen. Ik ben dus heel duidelijk en heel zeker van mijn zaak. Ik heb geen pasklare oplossing. Dit is een gezamenlijke verantwoordelijkheid.

Ik heb verder vorige keer een vraag gesteld over een individuele zaak en ik heb die vraag nu weer gesteld. Op die vraag over Gelderland heeft de minister geen antwoord gegeven. Het gaat mij niet om de individuele zaak. Ik wil echter het beleid van de minister steunen. De minister stelt dat de burger centraal staat. Hij stelt dat er bij een aangifte snel moet worden teruggekoppeld. De heer Bontes heeft hierover ook al iets gezegd. De minister stelt dat de burger na twee weken te horen moet krijgen hoe het met zijn aangifte staat. Mensen willen natuurlijk niet na twee weken van de politie horen dat zij er geen mallemoer aan doet. De genoemde ondernemer heeft de genoemde zaak kant-en-klaar aangeleverd. Hij is tot 4 mei tot de minister gekomen. De minister heeft laten bellen. De minister heeft gezegd: beste man, we gaan er van alles aan doen, maar het is nu even een beetje moeilijk. Het gaat weer om Oost-Nederland. Deze man heeft contact gehad met de politie. Die heeft beloofd om terug te bellen. Er is echter niets in beslag genomen en er is niemand aangehouden. Sinds wij het vorige AO hebben gehouden, dus in de afgelopen twee maanden, is er geen mallemoer mee gebeurd. Dat wil ik de minister zeggen. Morgen staat het in De Telegraaf. Daarmee zal er een streep door de aangiftebereidheid worden gehaald. Als mensen hierover lezen, concluderen ze immers: de minister houdt een leuk verhaal, maar de follow-up deugt niet en ze doen er niets mee. Daarvoor waarschuw ik de minister. Ik meen dit; dit komt uit m'n hart.

Ook over de vergrijzing bij de politie heeft de minister niets gezegd. Ik vraag hem om de Kamer een brief te schrijven met daarin cijfers over blauw en over de regio's. Hoe zijn die opgebouwd? De regio Oost schijnt een oude regio te zijn op het gebied van blauw. Dat betekent dat jonge dienders veel de straat op moeten omdat oudere dienders minder inzetbaar zijn. Dat willen wij weten. De politiebonden waarschuwen ons voor de situatie in 2015. Dan zal er een enorme uitstroom zijn. Hoe gaan we de instroom regelen? Dit blijft een bron van zorg. Ik snap dat de minister niet een-twee-drie antwoord kan geven op de vragen hierover. Ik vind het daarom prima als hij mij toezegt om de Kamer hierover een brief te schrijven waarin dit allemaal staat.

De heer Segers (ChristenUnie): Voorzitter. Ik wil in mijn tweede termijn vier punten naar voren brengen en ik heb een uitsmijter.

Het is mogelijk dat de minister mij even kwijt was, maar volgens mij heb ik geen antwoord gehad op de vraag over de inzetbaarheid van wijkagenten. Ik heb het over de 80%. Wordt dat gemonitord? Is er sprake van een meetbare doelstelling waar we de minister en de Nationale Politie op kunnen afrekenen? Dit is belangrijk. De bonden hebben hierover ernstige twijfels. Zij betwijfelen of dat te halen is, gezien alle prioriteiten die zijn gesteld.

Mijn tweede punt gaat over capaciteit en prioriteit. Mevrouw Berndsen zei al dat het een beetje goochelen blijft met de aspiranten. Aspiranten zijn voor 40% inzetbaar. De minister maakt er 100% inzetbaarheid van. Dat lijkt op: we zien een vierkant en we noemen het een cirkel. 40% is 40% en geen 100%! Dat is echt een punt. Bij het stellen van prioriteiten stelt de minister: ik ga dit niet vanuit de ivoren toren vaststellen. Hij vindt dat dit allemaal van onderaf omhoog moet komen. Mijn vraag is: blijft er ruimte voor lokale prioriteiten? Dat is een belangrijke vraag die is blijven liggen.

Het derde punt gaat over dienstwapens. Hiervoor is een bedrag gereserveerd, maar het aantal wordt niet genoemd. Toch kan dit een belangrijke indicator zijn voor het aantal mensen dat uiteindelijk op straat en in actieve dienst is. Ook hierover wil ik dus meer duidelijkheid.

In de vierde plaats sluit de minister niet uit dat hij op een ochtend wakker wordt en allerlei neigingen krijgt. Er kan dan een creatief proces ontstaan. Er is zojuist een interruptiedebatje gevoerd over de boetes. Ik geef een creatieve bijdrage mee. Je zou een onderscheid kunnen maken tussen een eerste boete en een tweede. Het bedrag bij de eerste boete zou dan lager zijn dan het bedrag bij de tweede boete. Er was sprake van iemand die zijn leven lang geen boete had gehad, één keer een kleine overtreding beging en daarvoor een enorm bedrag aan boete moest betalen. Je zou onderscheid kunnen maken, zoals dat ook gebeurt bij de snelheid. Als de minister op een ochtend opstaat en denkt, kom, laat ik er eens iets aan doen, dan zou hij deze gedachte kunnen meenemen.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Dat is een interessante gedachte van de heer Segers. De heer Recourt en ik hebben ooit het voorstel gedaan om een zogenaamde gele kaart uit te delen. Eerst geef je een waarschuwing. Dat kan heel simpel geregistreerd worden. Als je de tweede keer dezelfde fout maakt, krijg je wel degelijk een boete. Wat vindt de heer Segers daarvan?

De heer Segers (ChristenUnie): Dat vind ik een interessante gedachte. Dat sluit er heel nauw bij aan dat je, om een christelijke term te gebruiken, «genadig» met mensen omgaat. Dan maak je echt verschil tussen de notoire overtreders en iemand die één keer, zoals de heer Oskam het formuleerde, «buiten de pot piest» of net even over de scheef gaat. Ik vind dat je daar echt verschil tussen moet maken.

Mijn uitsmijter: ik ben van mening dat paragnosten niets te zoeken hebben in het proces van opsporing en recherche.

De heer Marcouch (PvdA): Voorzitter. Ik dank de minister voor de antwoorden en de toezeggingen. Hij heeft onder andere toegezegd dat hij komt met een visie op de wijze waarop al die partners in het veld veiligheid organiseren. Ik pleit ervoor dat dit geen opsomming wordt van enkel aantallen maar dat we, nu we toch bezig zijn met een gigantische reorganisatie, echt gaan debatteren over de vraag hoe we al die partners gaan betrekken bij de organisatie van die veiligheid. Boa's zijn daar een onderdeel van maar particuliere beveiligers zijn daar ook partij bij. Hoe kunnen al die andere partijen, zoals burgers, daar ook een belangrijke rol in spelen?

De minister heeft een antwoord gegeven op de vraag over huisvesting. Toch krijg ik uit het veld zorgelijke berichten dat lokale bestuurders het idee hebben dat ze daar geen zeggenschap over hebben. Kan de minister ingaan op de vraag wie over wat gaat? Voelt de minister zich ook verantwoordelijk voor bijvoorbeeld het al dan niet openen of sluiten van een wijkpost of een lokaal politiebureau? Dit staat dus los van de hoofdgebouwen. Daar gaat de discussie misschien landelijk over, maar in de wijken en buurten gaat het om de buurtbureautjes.

Nu de minister gaat praten met Meld Misdaad Anoniem over digitaal melden, vraag ik hem om na te denken over het bouwen van een 112-app, zodat je niet hoeft te bellen maar ook beelden kunt verzenden. Het voorbeeld van Eindhoven laat zien dat getuigen van dat soort voorvallen vaak niet kunnen bellen of niet durven te bellen, maar wel een filmpje willen maken om dat vervolgens door te sturen naar de politie. Ik heb dat al eerder bepleit. Zou de minister in dat kader ook hierover willen nadenken?

Minister Opstelten: Voorzitter. De vragen waren heel concreet, heel duidelijk en zeer overzichtelijk. Ik dank de leden hiervoor. Ik zal in alle rust antwoorden. Tegen mevrouw Berndsen moet ik wel zeggen dat zij mij blijkbaar nog nooit echt boos heeft meegemaakt. Dit was een vorm van enthousiast opereren. Het is fijn om te constateren dat wij het eens zijn. De bezorgdheid daarover of het lukt, vind ik prima. Het gaat lukken en wij zullen daarover rapporteren.

Mevrouw Berndsen heeft ook gevraagd naar het bekende punt van de 40%, waarover al een aantal moties is ingediend. Ook de heer Segers en mevrouw Kooiman hebben dit punt ter sprake gebracht. Het is mijn taak om daar geen enkel misverstand over te laten ontstaan. Onze sterkte is 49.500 fte. Dat is een keiharde toezegging van mij. Daarin is meegerekend het patroon van de 40% dat ik van mijn voorgangers heb overgenomen. Dat is het en dat zal het blijven. Ik herhaal dat de operationele sterkte nog nooit zo duidelijk en meerjarig is vastgelegd als nu. Er is ook nog nooit een minister geweest die zich daar politiek hard aan heeft gebonden. Daar gaan wij het dus allemaal mee doen. Ik vraag mevrouw Berndsen dan ook om deze discussie op een gegeven moment te stoppen. Dat zijn de werkelijkheden in het politieke proces.

De voorzitter: Mevrouw Kooiman heeft een vraag. Alle woordvoerders mogen trouwens één interruptie plegen en één vervolgvraag stellen.

Mevrouw Kooiman (SP): Natuurlijk houden wij er niet over op zolang er zorgen zijn onder agenten. De minister moet nu vertellen wat hij daadwerkelijk zegt. Ik hoor hem zeggen dat aspiranten voor 40% meetellen. In het inrichtingsplan staat letterlijk dat aspiranten voor 100% meetellen.

Minister Opstelten: Jazeker, dat zeg ik. Het is geen boosheid of irritatie, maar het scheppen van duidelijkheid. Mijn punt is dat wij niet meer doen dan wij twee, drie jaar geleden deden. Vanaf 2009 is het al met de Kamer geaccordeerd. In de vorige ronde is het geaccordeerd en het wordt nu ook weer met de Kamer geaccordeerd. Er wordt voor 100% meegeteld – het is fijn dat we het daar ook over eens zijn – maar de aspirant wordt voor 40% daadwerkelijk ingezet. Dat is het punt. Daar spreken we jaar in, jaar uit over en ik vraag nu om dat als een politieke realiteit te aanvaarden. Dat hebben we namelijk al een paar keer uitgesproken in de Kamer.

Mevrouw Kooiman (SP): Dat gaat natuurlijk niet. Zolang een aspirant op school zit, begeleiding en ondersteuning nodig heeft en niet alleen op straat kan staan, is er een gat in de capaciteit; zeker als de minister er toch nog voor kiest om op één 24 uursdienst zeven diensten mee te laten draaien. Er is dus een groot probleem bij de capaciteit. Ik hoop dat de minister dat inziet, met name omdat hij er wel voor kiest om de aspiranten voor 100% mee te tellen. Het gaat namelijk om ruim 10% van de totale politiecapaciteit.

Minister Opstelten: Ik zal het nogmaals herhalen: ik houd vast aan een bestaand patroon. De mensen zijn in de twee jaar van hun opleiding ook inzetbaar. Ze worden voor 100% meegeteld in de 49.500 fte. Deze sterkte hebben we nog nooit gehad en daar moeten we het de komende jaren mee doen. De inzet is om daarmee de prioriteiten uit te voeren, succes te hebben en de door mij aangegeven targets te halen.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): De minister blijft ermee schermen dat er nog nooit zo veel capaciteit is geweest. Dat is gewoon niet waar, want de operationele sterkte was in 2009 52.200 fte. De minister constateert dus dat de studenten voor 40% worden ingezet maar dat wij ze voor 100% in de capaciteit meerekenen. Ik wil er best een keer over stoppen maar dan wil ik het wel kunnen monitoren. Er zijn namelijk heel veel oudere agenten die ook niet meer voor de volle 100% inzetbaar zijn, omdat zij niet meer vuurwapendragend zijn of de fitheidtest niet meer halen. De inzetbare capaciteit wordt dus steeds kleiner. Hoe meer studenten je binnenkrijgt, hoe groter het gat alleen maar wordt. Kan de minister eind dit jaar laten zien hoe de verhouding is tussen het aantal oudere agenten die niet meer voor de volle 100% inzetbaar zijn, en het aantal studenten? En kan hij aangeven hoe zich dit dan verhoudt tot de inzetbare capaciteit van de Nederlandse politie?

Minister Opstelten: Dat vind ik een heel reële vraag. Met het punt van de vergrijzing zijn wij natuurlijk dagelijks bezig. Dat punt bracht de heer Oskam ook naar voren. De vraag van mevrouw Berndsen is in feite dezelfde als zijn vraag, dus daar kom ik graag nog even op terug. Kort gezegd: wij blijven sturen op het aantal studenten dat we nodig hebben om de 49.500 fte te kunnen garanderen. Dat is een belangrijk punt.

Ik dank de heer Dijkhoff voor zijn opmerkingen. Wij gaan dat dus organiseren. Dat komt in de brief.

De heer Bontes heeft een aantal vragen gesteld, onder andere over de terugkoppeling na de aangifte. Het is logisch dat de wijkagent dit doet, want het is werk in de wijk en ten behoeve van de wijk. Maar niet alleen hij doet dat. De korpschef fluisterde mij in dat velen dat doen, inclusief hijzelf, als er aanleiding toe bestaat. Elke agent doet het. Daarom heb ik destijds de werkdruk op de agent ook wat genuanceerd. In het geval van 100.000 aangiftes en een operationele sterkte van 49.500 fte, betekent dit twee telefoontjes per agent per jaar. Zo moet je het zien. Dat is dan een relativering van die opmerking. Mijn oproep is: laten we nou eens kijken hoe het loopt. De inzet is goed georganiseerd.

De heer Bontes (PVV): Ik krijg door dat de wijkagenten daadwerkelijk langs de mensen gaan. Dan kun je zeggen dat dat positief is, maar het hoort in principe thuis in het opsporingsproces, het gaat om de opsporingsindicatie. Daar ligt de basis. Het gaat erom dat de beschikbaarheid en inzetbaarheid van wijkagenten daardoor afneemt, want er gaat veel capaciteit mee verloren. Gaat dit niet ten koste van het toezicht in het uitgaansleven? Dan worden er nog meer mensen in elkaar getrapt in de weekenden. Kun je dit bij de wijkpolitie neerleggen? Het is een enorme aanslag op de capaciteit. Je kunt zeggen dat het bepalen en vaststellen van de opsporingsindicatie en het terugkoppelen naar de burger een taak voor de recherche is.

Minister Opstelten: Ik denk dat de praktijk dat moet uitwijzen. Wij, ook ik persoonlijk, zijn er zeer van overtuigd dat dit het gezag van de wijkagent versterkt, omdat hij het dichtst bij de burger staat en het best soms vervelende en soms goede mededelingen kan overbrengen. Echter, wij zeggen er nadrukkelijk bij dat het niet alleen een taak van de wijkagent is. Het is ook bepaald niet zo dat wij alleen de recherche met opsporing moeten belasten. Dit vergt een bepaalde benaderingswijze, methodiek en relatie met de mensen om wie het gaat. Ik heb veel vertrouwen in de professionaliteit waarmee de politie dit doet. Wij gaan het meten, maar het is fantastisch dat het begin is gemaakt. Dat is belangrijk.

Voorts heeft de heer Bontes gevraagd waarom het verzuim in de operationele sterkte even groot is als in de niet-operationele sterkte. Op zichzelf is dat niet in elke eenheid zo. Het beeld is natuurlijk gedifferentieerd. Dat laat ik nu analyseren. Ik dacht dat in eerste termijn ook te hebben gezegd. In mei, in het jaarverslag over 2012, krijgt de Kamer die analyse.

De heer Bontes heeft verder gesproken over cultuurverandering. Ik herhaal dat de cultuur een zeer belangrijke plaats inneemt. Ten behoeve van de monitor, die eens per halfjaar, voor het zomerreces en voor het kerstreces, verschijnt, wordt voor cultuur een apart monitoringinstrument ontwikkeld. De bonden worden er zeer nadrukkelijk bij betrokken. De uitvoering is opgenomen in het inrichtings- en realisatieplan, waarin paragrafen zijn opgenomen over dit thema. De korpsleiding is zich er zeer bewust van dat juist ook bij leidinggevenden een cultuurverandering noodzakelijk is. Ik denk niet dat dit een dilemma is, want cultuurverandering houdt in dat je de organisatie daarin moet meenemen. Cultuurverandering houdt ook in dat de afstand tussen leiding en werkvloer, de politieman of -vrouw op straat, wordt gedicht. Dat is belangrijk en vind ik zelf een van de voorwaarden voor het succes van de Nationale Politie. Daarom brengen we dat in. Ik heb ook gezegd dat ik dit proces persoonlijk sterk wil trekken.

Wat de toezichthouders betreft, zullen we in de brief uiteraard ook de aantallen en de kosten noemen die daarmee verband houden. Dat is natuurlijk een gemeentelijke taak. De budgetten zijn lokaal, maar we zullen aan de VNG vragen om daarover een overzicht te verstrekken.

Voorts moge het duidelijk zijn dat er geen ontslagen vallen bij het OM. Voordat ik de brief verstuur, gebeurt er helemaal niets.

Mevrouw Berndsen heeft gevraagd naar de subsidie voor hulpverleners. Dat zal ik zorgvuldig bekijken. We hebben daar samen met de vakbonden goede richtlijnen voor opgesteld. Naast de stichting Hulp Voor Hulpverleners is hierbij een rol voor hen weggelegd. Ik wil niets besluiten zonder de vakbonden daarbij te betrekken.

Onder anderen de heer Oskam heeft gevraagd naar de boetes. In de Kamer hebben we daarover de afgelopen jaren goede debatten gevoerd en de Kamerbreed aangenomen motie-Van der Staaij behandeld. Naar aanleiding daarvan heeft een door de Kamer ingezette wijziging van het boetesysteem plaatsgevonden, waarin veel meer het accent komt te liggen op – daarover is vaak misverstand – asociaal verkeersgedrag. Met name voor de fractie van de heer Oskam is dat een item. Daar spelen we enorm op in. Het aantal boetes wordt ook veel meer op dat terrein uitgegeven. Ter bestrijding van asociaal gedrag en recidive is het heel belangrijk dat je de drempel op een gegeven moment verhoogt. Naar aanleiding van de motie-Van der Staaij hebben we daarop ingespeeld. Daarna hebben we er inderdaad niet meer over gediscussieerd. De Tweede Kamer was zeer tevreden. Dit jaar was er in de Tweede Kamer geen discussie over de 2%. Die was er wel in de Eerste Kamer, waar ik heb aangegeven wat ik ga doen. Dat vind ik heel belangrijk. De korpsleiding vindt dat het goed gaat en dat er geen aanleiding is om apart te kijken naar het optreden van de politie. Die voert dat gewoon uit. We hebben natuurlijk ook andere instrumenten. Wel zal ik de randvoorwaarden voor een verdere boeteverhoging absoluut inzetten in een impactanalyse. Voor de volgende begroting zal ik nog eens goed op een rijtje zetten hoe het met het boetesysteem loopt en wat de effecten ervan zijn. Wat de heer Oskam vraagt, zal ik daarin meenemen en ik zal mij daarbij goed laten adviseren door de korpsleiding van de politie. Met Prinsjesdag krijgt de Kamer een analyse van de feiten.

Dan kom ik bij de overige punten van de heer Oskam. Hij heeft gevraagd of het verminderen van administratieve lasten sneller kan. Nee, dat kan niet. Ik ben iets ongeduldiger dan de heer Oskam, maar dat heeft met mijn achtergrond te maken. Dit is de scherpst mogelijke target die ik kan formuleren en ook wil realiseren. Ik wil hiervoor niet alles ondersteboven gooien. 5000 fte in 2015 is een majeur resultaat, als we dat voor elkaar krijgen. Dat betekent dat je dan in totaal 5000 mensen hebt vrijgespeeld door een aantal regels te veranderen. Ik houd mij dus graag aan die target, omdat bijvoorbeeld zorgvuldig moet worden gehandeld in het kader van een ICT-programma dat daarbij betrokken is.

De heer Oskam heeft ook gevraagd naar de individuele zaak. Daarin is wel degelijk actie ondernomen. Het OM is echter van oordeel dat opvolging niet mogelijk is. Dat is iets anders dan dat er niets aan gedaan is. Ik ben bereid om de Kamer daarover, als zij dat op prijs stelt, vertrouwelijk te informeren. Ik denk dat dit het geval is, want het zit ietwat anders dan de heer Oskam aangaf. Ik zal de Kamer daarover in die individuele zaak bij hoge uitzondering vertrouwelijk informeren.

De heer Oskam heeft mij gevraagd wat ik doe aan de vergrijzing en de leeftijdsverschillen. In 2015 wordt de situatie inderdaad nijpend, gezien de vergrijzing. De komst van de Nationale Politie biedt ook in dit opzicht een kans om uniform beleid te ontwikkelen. De politie is bezig om de strategische personeelsplanning zowel kwalitatief als kwantitatief goed neer te zetten. Vervolgens worden er maatregelen genomen om de veranderende leeftijdsopbouw en het verloop goed op te vangen. Als minister ben ik hier ook zeer alert op, want een kwalitatief en kwantitatief goede bezetting is natuurlijk de basis voor een goed functionerende politie. In het jaarverslag zullen wij de stand van zaken geven met betrekking tot de leeftijdsopbouw, zodat de Kamer dat met mij kan volgen.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Kan de minister toezeggen hierover een brief te sturen? Ik heb gevraagd om aan te geven hoe de bezetting aan het eind van het jaar zich verhoudt tot de 40% inzetbaarheid van studenten, de inzet van oudere politiemensen en de begeleiding van de studenten. Dat laatste zal een steeds grotere taak worden.

Minister Opstelten: Het kan nog sneller. In het jaarverslag dat in mei verschijnt, zal ik hier aandacht aan schenken. Daar staat het allemaal in. Het is belangrijk dat alle feiten daarin precies op een rij worden gezet. Ik ben nu nog afhankelijk van de gegevens van de afzonderlijke politiekorpsen over 2012. Ik wil dat goed laten beoordelen. In het jaarverslag dat in mei verschijnt, krijgt de Kamer alle facts and figures op een rij. Daarin zullen we aandacht schenken aan dit punt.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Ik vraag niet om terug te kijken maar om vooruit te kijken. In een jaarverslag kijk je terug. Ik wil weten hoe het in de toekomst er uit zal zien.

Minister Opstelten: Voor de toekomst heb ik wel de feiten uit het verleden nodig, want daar baseren wij ons op. In het jaarverslag zal ik aangeven wat de effecten ervan zijn op de toekomst. Dan staan de feiten en de toekomstige ontwikkeling bij elkaar.

De heer Segers heeft een vraag gesteld over het aantal dienstwapens. Niet elke executieve agent heeft een dienstwapen. Er is dus geen directe relatie tussen de 49.500 fte en het aantal wapens. Overigens zijn er 40.600 wapens gekocht.

De heer Segers heeft ook gevraagd naar de inzetbaarheid van 80% van de wijkagent. Het is een hard gegeven, maar de heer Segers vraagt hoe je het aanstuurt en waarborgt. Ik neem dit punt mee in de monitoring. De Tweede Kamer krijgt dus informatie via de voortgangsrapportage.

Tot slot heeft de heer Segers gevraagd naar de landelijke prioriteiten van onderaf. Vloeit dat voort uit het hele stelsel van de nieuwe Politiewet? Zeker, de landelijke prioriteiten worden van onderaf opgebouwd. Verder is er altijd de ruimte om buiten de landelijke prioriteiten om lokaal te prioriteren. Het gezag bepaalt wat de politie doet, niet ik.

Dan kom ik bij de vragen van de heer Marcouch. Natuurlijk, ik zal in de brief uiteenzetten hoe wij partners erbij betrekken, niet alleen wie wat doet, maar ook hoe je verbindt en hoe je dat gaat doen.

Over het huisvestingsplan kan ik zeggen dat dit plan wordt afgestemd met het gezag. In het laatste artikel 19-overleg hebben enkele regioburgemeesters ook al samenwerkingsverbanden qua huisvesting geopperd met gemeenten, brandweer et cetera. Het is dus niet zo dat een bureau dichtgaat op grond van een order van de korpsleiding. Als dat zou gebeuren, dan gebeurt dat altijd in overleg met het lokale gezag, met de lokale driehoek.

De heer Marcouch oppperde het idee van een 112-app. Dat is een goed idee voor de toekomst dat ik serieus zal bezien. Uiteraard moet dat dan een plaats krijgen in de totale ICT-agenda.

De voorzitter: Daarmee zijn wij aan het eind gekomen van de tweede termijn van de minister. Er zijn vier toezeggingen gedaan.

  • 1. Voor het zomerreces zal de minister een brief naar de Kamer sturen inzake de Boa's en de mogelijkheid om defensiepersoneel in te zetten voor politie. Dat moet zodanig gebeuren dat in juni een AO kan worden gehouden. Dat impliceert dat deze brief uiterlijk op 1 juni 2013 naar de Kamer wordt gezonden.

  • 2. In april verschijnt er een voortgangsrapportage over de kwaliteit van het onderwijs.

  • 3. Eens per halfjaar verschijnt er een monitoringsrapportage over de vorming van de Nationale Politie en de cultuurverandering.

  • 4. Ten aanzien van het meetellen van studenten en de inzetbaarheid van politie in verhouding tot de vergrijzing, is toegezegd om dit op te nemen in het jaarverslag van mei 2012 en daarbij de effecten voor de toekomst te vermelden.

Er is een VAO aangevraagd over het meetellen van studenten en de inzetbaarheid van politie in verhouding tot de vergrijzing.

Daarmee zijn wij aan het eind gekomen van dit AO. Ik dank de gasten op de tribune, de ambtenaren, uiteraard de minister, en de collega's.

Sluiting: 13.36 uur.