Kamerstuk 29544-481

Verslag van een algemeen overleg

Arbeidsmarktbeleid

Gepubliceerd: 13 november 2013
Indiener(s): Brigitte van der Burg (VVD)
Onderwerpen: werk werkgelegenheid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29544-481.html
ID: 29544-481

Nr. 481 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 13 november 2013

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft op 3 oktober 2013 overleg gevoerd met Minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over:

  • de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 26 oktober 2011 over de voorlichting aan WGA'ers (Rapportage 3) (Kamerstuk 29 544, nr. 342);

  • de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 11 juni 2013 over het onderzoek naar niet-duurzaam volledig arbeidsongeschiktverklaarden (Kamerstuk 32 716, nr. 17);

  • de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 7 juni 2013 over het rapport van het onderzoek Ontwikkeling hybride financiering WGA (Werkhervattingsregeling gedeeltelijk arbeidsgeschikten) (Kamerstuk 32 716, nr. 16).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Van der Burg

De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Post

Voorzitter: Potters

Griffier: Weeber

Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Potters, Schut-Welkzijn, Siderius, Tanamal en Van Weyenberg,

en Minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

Aanvang 10.00 uur.

De voorzitter: Welkom bij dit AO over arbeidsongeschiktheid, in het bijzonder voor Minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, en natuurlijk ook voor de Kamerleden en de overige aanwezigen. Er staan niet heel veel punten op de agenda, dus ik stel een spreektijd van vijf minuten voor. Dat moet voldoende zijn.

Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD): Voorzitter. Het afgelopen jaar heb ik gebruikt om te bezien waar in de wet- en regelgeving de politiek het verschil kan maken voor arbeidsongeschikten. Vanuit mijn achtergrond in de zorg weet ik dat er nu 4,5 miljoen chronisch zieken zijn, van wie de helft arbeidsongeschikt is. Deze groep chronisch zieken groeit sterk. Met moderne medicijnen kunnen mensen steeds beter langer blijven leven. Dan moeten we deze groep mensen niet aan de kant laten staan, maar mogelijkheden geven om te werken. Wie kan werken moet aan de slag. Daarop wil ik inzetten. Ik ben tot de conclusie gekomen dat de strenge keuringen aan het einde van twee jaar ziekte, geleid hebben tot meer re-integratie naar werk en minder instroom in de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Als gedeeltelijk arbeidsongeschikten eenmaal in die WIA zitten, gebeurt er vrijwel niets meer voor hen.

Vandaag dien ik formeel bij de Kamervoorzitter in de initiatiefnota Activering uit arbeidsongeschiktheid, met voorstellen om mensen die kunnen werken, weer aan het werk te helpen. Dat doe ik digitaal, maar aangezien deze nota door de commissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid wordt behandeld, bied ik deze nu hier aan de Minister en aan mijn collega's aan.

Ik zal de nota kort toelichten. Ik doe drie voorstellen om meer mensen te laten uitstromen uit de regeling Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA). Ten eerste stel ik het invoeren van een periodieke herbeoordeling voor, ten tweede het afschaffen van de gewenningsbijdrage en ten derde een effectieve sollicitatieplicht.

Ik stel voor een periodieke herbeoordeling in te voeren voor alle mensen in de WGA. Met de inwerkingtreding van de WIA zijn de periodieke herbeoordelingen uit de wet geschrapt. Uit de stukken die vandaag ter tafel liggen, blijkt dat maar 25% van de mensen in de WGA-groep van 80%–100% ooit eens is gekeurd. Deze mensen zijn meer dan 80% arbeidsongeschikt, maar zijn niet duurzaam afgekeurd. Ze maken een grote kans om weer aan het werk te kunnen, maar die kans wordt kleiner naarmate we langer wachten met keuren. De keuringen moeten professioneel gedaan worden door artsen en moeten via de premie worden betaald door de werkgevers. Voor werkgevers vormen arbeidsongeschikte werknemers een groot financieel risico van gemiddeld € 300.000 per arbeidsongeschikte werknemer met een modaal inkomen. De kans op reductie van het risico voor de werkgever bij herkeuring is meer dan 60%. Daarnaast is het natuurlijk van belang dat we het arbeidsaanbod vergroten, want op termijn hebben we al deze mensen snoeihard nodig.

Daarnaast stel ik voor de gewenningsbijdrage na herbeoordeling af te schaffen. Die bijdrage is een ingewikkeld ding. Mensen die tijdelijk 80% arbeidsongeschikt zijn geweest en herstellen, krijgen maar twee maanden de tijd om aan hun nieuwe situatie te wennen. Mensen die 80% arbeidsongeschikt zijn geweest en maar deels herstellen, krijgen hiervoor twee jaar. Volgens mij is deze bijdrage volledig uit het lood geslagen en worden mensen daardoor niet gestimuleerd om een baan te gaan zoeken voor het deel dat ze wel kunnen werken.

Tot slot wil ik een effectievere sollicitatieplicht invoeren. Op papier bestaat deze, maar ik hoor van werkgevers dat deze voor gedeeltelijk arbeidsongeschikten niet gehandhaafd wordt. Als mensen kunnen werken, moeten ze ook werken. Een grote werkgever die zelf het risico draagt, vertelde me dat hij mensen die helemaal niet meewerken aan hun re-integratie, uiteindelijk kort op hun uitkering. De werkgever heeft nu al financieel voordeel van mensen die re-integreren naar werk. Ik vind dat we degenen die kunnen werken, hiertoe ook sterker moeten aanzetten.

Ik nodig mijn collega's en veldpartijen uit om de komende tijd met mij van gedachten te wisselen over deze nota en mij van input te voorzien voor het vervolgtraject. Op basis van deze reacties beslis ik of ik deze nota omzet in een initiatiefwetsvoorstel.

Tot slot heb ik een aantal vragen aan de Minister over de voorliggende stukken. Het Uitkeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) concurreert als verzekeraar op de markt. Als voormalig markttoezichthouder maak ik me zorgen over het level playing field tussen publiek en privaat verzekeren. Ten eerste, in de rapporten staat dat er sprake is van een level playing field, want de gemaximeerde loonsom is gelijk in het private en het publieke stelsel. Als er wordt gekeken naar de herleide uitkeringsjaren, is er in 2012 sprake van 23.000 jaar in het publieke stelsel en slechts 14.000 jaar in het private stelsel. Graag krijg ik een reactie van de Minister hierop. Naar aanleiding van deze cijfers denk ik namelijk dat er helemaal niet zo'n level playing field is en dat de instroom en de voorwaarden helemaal niet gelijk zijn.

Ten tweede, de verzekering van het UWV werkt als een omslagstelsel waarbij de instappremie laag is. Met een private verzekering wordt het risico in de toekomst met kapitaal afgedekt. Veel werkgevers die nu in financiële moeilijkheden verkeren en cashflowproblemen hebben, zullen geneigd zijn over te stappen naar het UWV. Ik heb echter van werkgevers gehoord dat ze, als ze eenmaal schade hebben, deze meer dan dubbel terugbetalen doordat de parameters die ten grondslag liggen aan de berekening van de premie, niet herleidbaar zijn voor derden. Wil de Minister hierop ingaan?

Mevrouw Siderius (SP): Ik zie inderdaad in de initiatiefnota van mevrouw Schut dat ze ook een tweejaarlijkse herkeuring presenteert voor deels arbeidsongeschikten in de WIA. Mevrouw Schut vraagt de collega's om input. Die input wil ik graag nu al geven. Mevrouw Schut zei vanmorgen in een interview met de Volkskrant dat deels arbeidsongeschikten, zeker in de toekomst, allemaal weer prima aan het werk kunnen met behulp van moderne medicijnen en dat ze daarom vaker herkeurd moeten worden. Gaat mevrouw Schut met deze stelling niet op de stoel van de bedrijfsarts zitten? Is ze medisch specialist? Ze zegt dat een groot deel van de deels arbeidsongeschikten prima kan werken. Wie zijn dat dan? Waar wonen ze? Hoeveel mensen zijn dat? Kan mevrouw Schut dit als Kamerlid medisch beoordelen?

Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD): Ik wil helemaal niet op de stoel gaan zitten van een medisch specialist. Ik wil dat er onafhankelijk, professioneel en periodiek een herbeoordeling plaatsvindt zodat wordt vastgesteld in hoeverre mensen nog kunnen werken. Ik constateer dat het voor veel meer mensen mogelijk is om een actief leven te leiden door de huidige en toekomstige medische technologie. Dat is niet mijn beoordeling. Het staat in de rapporten die genoemd zijn in mijn nota. Ik wil dat mensen moeten werken, als ze kunnen werken. We hebben die mensen allemaal hard nodig. Daarvoor wil ik me inzetten. Dat is wat het is.

Mevrouw Siderius (SP): De SP wil natuurlijk ook dat mensen die kunnen werken, gaan werken. Daarover zijn we het met elkaar eens. Mevrouw Schut wil onafhankelijke zorgvuldige herkeuringen. Eigenlijk stelt mevrouw Schut daarmee dat dit nu niet het geval zou zijn, dat de bedrijfsartsen op dit moment geen goede medische herkeuringen doen. Volgens mij gaat ze nog steeds, ook met haar uitspraken in de Volkskrant van vanmorgen of op de website van de Volkskrant, op de stoel van de bedrijfsarts zitten. Volgens mij moeten we dat juist als Kamer niet doen.

Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD): Het interview heb ik gegeven aan Het Financieele Dagblad, niet aan de Volkskrant. Ik reageerde echter op de aanname van mevrouw Siderius dat ik op de stoel van de bedrijfsarts zit. Dat is niet zo. Daarom noemde ik het woord «onafhankelijk» bij herkeuringen. Ik wil benadrukken dat de herkeuring onafhankelijk moet zijn omdat mevrouw Siderius zegt dat ik op de stoel van de bedrijfsarts ga zitten. Dat is geenszins het geval en dat zou ik ook nooit willen. Ik wil dat er onafhankelijk wordt beoordeeld. Dat gebeurt nu al, maar ik krijg bijvoorbeeld ook van werkgevers te horen dat er een soort papieren evaluatie plaatsvindt. Ik wil dat er professioneel wordt herbeoordeeld door een arts zodat duidelijk is in hoeverre mensen weer aan het werk kunnen.

De heer Van Weyenberg (D66): In eerste instantie heb ik twee vragen. Ten eerste, ik ga ervan uit dat mevrouw Schut heel veel extra geld heeft uitgetrokken om al die keuringsartsen bij het UWV aan te nemen, want we moeten veel actiever gaan herkeuren dan in het verleden. Ik ben nieuwsgierig waar ze die keuringsartsen denkt te vinden, want volgens mij is er een gierend tekort aan keuringsartsen. Zolang dat tekort er is, moeten we de keuringsartsen dus vooral inzetten bij herkeuringen die het meest kansrijk zijn.

Ten tweede, mevrouw Schut heeft het heel erg over de keuringskant. Haar partij is volgens haar verkiezingsprogramma überhaupt tegen algemeenverbindendverklaren (avv'en). Ik had dus verwacht dat mevrouw Schut in deze nota zou pleiten voor het stoppen van het algemeenverbindendverklaren van bovenwettelijke aanvullingen op de WGA omdat deze het minder lonend maken om weer aan de slag te gaan en de arbeidscapaciteit maximaal te benutten. Graag krijg ik op beide punten een reactie.

Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD): Bij de nota zit een financiële doorrekening van het plan waarin de kosten van de herkeuring door de werkgevers worden betaald. Als werkgevers die keuring betalen, is er dus ook ruimte om die uit te voeren. Ik zet me er altijd voor in om mensen zo veel mogelijk aan het werk te krijgen. Ik wil altijd praten over een beperking van bovenwettelijke uitkeringen, als daar sprake van is naar aanleiding van het stuk dat ik heb geschreven. Het is ook nog geen wetsvoorstel; het is een nota. Alle inbreng van D66 neem ik tot mij en daarover kunnen we later nog spreken.

De heer Van Weyenberg (D66): Fijn dat er extra keuringsartsen bij het UWV mogen komen. Ik heb geen antwoord gehad op mijn vraag waar we die dan vandaan halen, want ze zijn er gewoon niet. Er is een gierend gebrek aan keuringsartsen. Daarop krijg ik graag nog een reactie. Niet alleen mijn partij stelt het stoppen van algemeenverbindendverklaren voor. Het staat in het verkiezingsprogramma van de VVD nog harder dan in dat van D66. Ik ga er dus van uit dat mevrouw Schut het een goed idee vindt om dit soort bovenwettelijke aanspraken niet te avv'en. Dat is overigens in het verleden ook door de commissie-Buurmeijer geadviseerd.

De voorzitter: Ik wil mevrouw Schut vragen even kort antwoord te geven, want anders gaan we nu een debat over deze nota voeren. Volgens mij is het de bedoeling dat we dat op een ander moment doen. Graag even twee korte antwoorden op de vragen.

Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD): Dat is ook zo. De leden hebben deze nota niet tot zich kunnen nemen. Het is de bedoeling dat we op een later moment schriftelijk of mondeling een debat hierover voeren. Ik heb me helemaal niet uitgesproken tegen of voor avv'en. De heer Van Weyenberg kent het verkiezingsprogramma van de VVD goed. Dat programma streven we altijd na, maar we hebben daarnaast afspraken gemaakt met onze coalitiepartner en ons gebonden aan het uitvoeren van het sociaal akkoord. Dus daaraan voel ik me ook gebonden.

De voorzitter: Helder, dank u wel. Ik wil even mijn waardering uitspreken voor het feit dat iemand uit de Kamer met een initiatiefnota komt, los van het feit van wat we van die nota vinden. Dank daarvoor.

Mevrouw Siderius (SP): Voorzitter. Helaas is het nog niet voor iedereen mogelijk om zonder slag of stoot gebruik te maken van zijn of haar passief kiesrecht. Dat is het recht om gekozen te worden als raadslid of Statenlid. In 2004 hebben we dit geregeld voor mensen met een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). De heer Slob heeft toen voorgesteld om in individuele gevallen de raadsvergoeding te verlagen zodat deze geen invloed heeft op het recht op de WAO-uitkering. Voor kandidaten die deels arbeidsongeschikt zijn en een WGA-uitkering hebben, hebben we dat nog niet geregeld. Is de Minister het principieel met de SP eens dat iedereen van het passief kiesrecht gebruik moet kunnen maken? Zo ja, kan hij dan een wijziging aanbrengen voor mensen die een WGA-uitkering hebben en deels arbeidsongeschikt zijn en de raadsvergoeding op individuele basis verlagen zodat het recht op de uitkering in ieder geval niet wijzigt wanneer iemand raadslid wordt of weer stopt als raadslid. Het lijkt me dat de Minister deze toezegging gemakkelijk kan doen. Het liefst zie ik natuurlijk dat hij dit regelt vóór de kandidaatsstelling voor de gemeenteraadsverkiezingen van volgend jaar. Graag krijg ik een reactie.

Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD): Begrijp ik mevrouw Siderius goed? Vindt de SP dat mensen die raadslid zijn, meer loon mogen overhouden aan hun raadslidmaatschap dan de bakker op de hoek die voor hetzelfde loon werkt, maar wel zijn uitkering moet inleveren als hij een WGA-uitkering heeft?

Mevrouw Siderius (SP): Nee, dat begrijpt mevrouw Schut niet goed. Dit betreft geen financiële wijziging. Als je een uitkering hebt, moet je gewoon je fiscale loon opgeven en heeft dat consequenties voor je uitkering. Wij bepleiten dat een griffie van bijvoorbeeld een gemeenteraad of de Provinciale Staten de vergoeding op individuele basis kan verlagen tot onder het bedrag dat men mag bijverdienen volgens de restverdiencapaciteit. Het verschil zit in de bureaucratie. De huidige situatie is dat iemand iedere maand bij het UWV moet aangeven wat hij heeft bijverdiend als raadslid of Statenlid. Daardoor moet elke maand worden bekeken welk recht nog bestaat op de uitkering. De SP wil dat iemand eenmalig bij de gemeente aangeeft dat de raadsvergoeding moet worden verlaagd tot onder het bedrag van de restverdiencapaciteit voor de hele periode dat iemand raadslid is. Het scheelt dus gewoon heel erg in bureaucratie. Het heeft er niets mee te maken dat we zouden vinden dat iemand die raadslid is en een uitkering heeft, zijn fiscale loon niet hoeft te op te geven.

De Minister heeft 150 miljoen aan bezuinigingen ingeboekt op de WIA. Volgens hem is er in de WGA-groep 80%–100% nog ruimte om herstel te bevorderen en hij wil een onderzoek doen om te bekijken welke benutbare mogelijkheden er nog zijn. Hij wil dan inzetten op preventie en re-integratie. Is het niet vreemd dat de Minister nog geen idee heeft welke maatregelen hij gaat nemen, maar dat die wel 150 miljoen moeten opleveren? Eigenlijk loopt de Minister daarmee vooruit op de uitkomsten van het onderzoek. Stel dat uit het onderzoek blijkt dat we in de praktijk al voldoende doen om de alle mogelijkheden te benutten. Kan deze bezuiniging dan van tafel? Tot slot vraag ik de Minister of hij in ieder geval niet aan de keuringseisen wil morrelen en selectie aan de poort wil toepassen om die 150 miljoen bezuinigingen te realiseren.

Ik heb met schaamte naar de uitzending van ZEMBLA over verzuimverzekeraars die werkgevers verplichten om medische gegevens van hun werknemers door te spelen. Dit is gewoon een grove schending van de privacy. Ik ben blij dat de Minister een kwartiertje voor dit debat bij de Kamer heeft aangegeven dat hij ook vindt dat dit niet door de beugel kan. Maar hij laat het bij de verzekeraars zelf. De verzekeraars gaan zelf bekijken waar de fouten zitten en moeten dan zelf regulerend optreden. De SP is daar niet voor. We zien graag dat de Minister aan alle verzekeraars een brief stuurt waarin hij schrijft dat hij wil dat binnen een maand geregeld is dat polisvoorwaarden worden veranderd en niet meer in strijd zijn met de wet. Bovendien willen we dat de Minister na die maand zelf steekproefsgewijs controleert of de verzuimverzekeraars hieraan hebben voldaan en dat hij de verzekeraars opspoort en beboet, als dit niet gedaan is.

Ik heb nog een technisch punt over de financiering van de WGA. We geven werkgevers de keuzemogelijkheid om zich privaat te verzekeren, maar ze kunnen zich ook publiek verzekeren. Wij zijn hiervan niet zo'n grote voorstander, omdat we bang zijn dat werkgevers met een laag risico zich privaat verzekeren waardoor de grootste risico's publiek moeten worden gefinancierd. In het onderzoek zien we ook dat verzekeraars in het begin zeer lage premies hebben toegepast om de markt te veroveren en dat veel werkgevers zijn overgestapt naar de private markt, maar dat ze nu min of meer terug moeten keren omdat de risico's verkeerd zijn ingeschat door die private verzekeraars. Er wordt dus wat heen en weer geschoven. We vinden dat opvallend. Kan de Minister ons in het eerste kwartaal van 2014 informeren over de premiewijzigingen in 2013 met betrekking tot de privaat en publiek gefinancierde WGA en ons inzicht te geven in de verschuiving van die verzekeringen? Op dat moment willen we bekijken of de prestaties nog gelijk zijn en of de private en publieke financiering nog in balans is.

Mevrouw Tanamal (PvdA): Voorzitter. Voor de PvdA is het belangrijk dat werknemers bij ziekte of arbeidsongeschiktheid geholpen worden om te re-integreren. De PvdA is dan ook blij dat het kabinet met maatregelen komt die dit bevorderen. In het sociaal akkoord is afgesproken dat de sociale partners zich gaan inspannen om mensen in de WIA beter aan het werk te helpen. De modernisering van de Ziektewet verbetert de positie van werknemers met een tijdelijk dienstverband.

Voor de PvdA is het een belangrijke stap dat werkgevers financieel worden geprikkeld om hun verantwoordelijkheid te nemen voor de re-integratie van hun werknemers of ex-werknemers. We weten dat arbeidsongeschikten die in de WIA instromen, vaak in de WGA-groep 80%–100% komen. We zijn heel tevreden met de aankondiging van de Minister dat er een vervolgonderzoek komt, gezien het feit dat er al enige effecten in de groep te bespeuren zijn. We vinden het belangrijk dat er wordt bekeken welke benutbare mogelijkheden er nog zijn bij mensen en op welke manier we hen kunnen ondersteunen om hun re-integratiekansen te benutten. Zoals ik al aangaf, is in het sociaal akkoord afgesproken dat werkgevers een extra inspanning gaan leveren om mensen vanuit de WIA aan het werk te helpen. We vinden dat vooral ook belangrijk voor werknemers zonder werkgever. We horen graag van de Minister hoe het staat met de uitwerking van deze afspraken. Kan hij aangeven welke stappen daartoe ondernomen worden?

Verder is in het sociaal akkoord afgesproken dat de arbeidsverledeneis, die per 2014 zou worden ingevoerd in de Ziektewet, wordt afgeschaft. Ik hoor graag van de Minister of dit al geregeld is en zo niet, wanneer dit dan wordt geregeld.

Ons is van meerdere kanten verteld dat er flinke achterstanden zijn bij de herbeoordelingen. Kan de Minister aangeven of deze berichten hem ook bereikt hebben? Wat betekent dit voor herbeoordelingen van aanvragen van cliënten die met voorrang behandeld zouden worden? Dan heb ik het ook over aanvragen van cliënten die dat zelf graag willen. Graag krijg ik hierop een reactie van de Minister.

Ik wijs de Minister graag op de matige contacten die voorkomen tussen de particuliere verzekeraars en het UWV. Met name de communicatie zou beter kunnen. In de eerste twee ziektejaren is er veel aandacht voor re-integratie. Zodra een werknemer echter de WGA is ingestroomd, raakt hij uit beeld en nemen de kansen op een succesvolle re-integratie af. Dat gebeurt ook wanneer een werkgever besluit over te stappen van een private verzekeraar naar het UWV of omgekeerd. Het risico daarvan is dat de werknemer of de ex-werknemer, de WGA'er, het contact met de werkgever verliest waardoor ook het re-integratieonderdeel in het gedrang komt. We vragen de Minister in gesprek te gaan met het UWV over het verbeteren van de contacten met de commerciële verzekeraars, met name over het communicatiedeel en in het bijzonder bij het overstappen van de ene verzekeraar naar de andere waarbij de re-integratie van WGA'ers in het gedrang komt.

Het schijnt dat werknemers meestal niet weten dat ze niet bij het UWV zijn verzekerd, maar bij een private verzekeraar, wanneer dit zich voordoet. Hierbij lopen ze het risico van het kastje naar de muur gestuurd te worden wanneer ze zelf hun re-integratie ter hand willen nemen. We zien graag dat werkgevers de werknemers laten weten bij welke verzekeraar ze zijn verzekerd zodat ze eventueel ook zelf stappen kunnen ondernemen. Ziet de Minister kans om dit onder de aandacht van de werkgevers te brengen?

Het onderzoek van de WGA slaat op de hybride financiering. De PvdA had hierom in de motie-Hamer/Vermeij gevraagd. Gelukkig blijkt dat er geen sprake is van een concentratie van slechte risico's bij het UWV. Dat was namelijk het belangrijkste punt van kritiek van de PvdA op de financieringssystematiek. Bovendien wordt met het wetsvoorstel Modernisering Ziektewet ook de drempel voor het midden- en kleinbedrijf (mkb) om eigen risicodrager te worden, weggenomen. Dat wordt expliciet genoemd in de motie-Hamer/Vermeij.

Een belangrijk punt van aandacht in het wetsvoorstel Modernisering Ziektewet is de aanscherping van het Ziektewetcriterium. De Landelijke Cliëntenraad (LCR) wijst in zijn commentaar terecht op de mogelijk ingrijpende gevolgen van de eerstejaars beoordeling in de Ziektewet. Die beoordeling met als criterium «het kunnen verrichten van algemeen geaccepteerde arbeid» kan ertoe leiden dat de werknemer voor 35% of minder arbeidsongeschikt wordt verklaard, ondanks het feit dat hij nog ziek is. Het gevolg hiervan is dat hij geen Ziektewetuitkering en geen arbeidsdeskundige medische begeleiding van het UWV meer krijgt. Net als de LCR vindt de PvdA dat één jaar na invoering het aangescherpte Ziektewetcriterium een goed moment is om de gevolgen hiervan voor 35-minners uit het vangnet te monitoren. We horen graag van de Minister of hij hiertoe bereid is.

Met betrekking tot de voorlichting aan WGA'ers blijkt dat slechts een heel kleine groep mensen beschikt over een juist beeld van de eigen situatie. Ze weten vaak zelf niet in welke fase ze zitten en welke eisen er in die fase aan hen gesteld worden. Bovendien vinden we het ook zorgelijk dat het bepaalde gevolgen kan hebben met betrekking tot hun uitkering, als mensen niet begrepen hebben wat de informatie van het UWV nu precies voor hen betekent. Dit staat in het onderzoekrapport uit 2011. Ik wil graag van de Minister weten of er in de tussenliggende periode maatregelen zijn genomen om de voorlichting aan WGA'ers te verbeteren. Zo nee, kan de Minister dan toezeggen dat hij in gesprek gaat met het UWV zodat we deze maatregelen alsnog kunnen nemen?

De heer Van Weyenberg (D66): Voorzitter. Ik wil graag beginnen met een hoopgevend bericht. Ik kreeg een e-mailtje van een mevrouw die duurzaam en volledig arbeidsongeschikt is verklaard. Ze mailde, en ik citeer: «Ondanks de beoordeling door het UWV acht ik mezelf nog lang niet afgeschreven. Ik kan nog een heleboel wel. Ik heb de keuze gemaakt om als zzp'er actief te worden.» Dit is iemand die alles wat ze wel kan, tot het uiterste wil benutten. Wat ons betreft verdient dat natuurlijk alle medewerking. Helaas was de reactie van het UWV naar deze mevrouw iets minder hoopgevend. En ik citeer maar weer: «U blijkt een IVA-uitkering te hebben, volledig en duurzaam arbeidsongeschikt, dus we mogen bij u geen re-integratiemiddelen inzetten.» Ook kon niemand het haar nu precies uitleggen wat het voor haar IVA-uitkering (Inkomensvoorziening Volledig en duurzaam Arbeidsongeschikten) zou betekenen, als ze ondernemer werd.

Die klacht bereikt me wel vaker, daarom heb ik twee vragen voor de Minister. Waarom kan de Minister het niet regelen dat mensen die in de IVA zitten en wel degelijk nog de kans hebben om aan de slag te gaan, al is het maar gedeeltelijk, ook in aanmerking kunnen komen voor ondersteuning bij hun re-integratie? Als ze een goede businesscase kunnen neerleggen, moet ondersteuning toch mogelijk zijn. Graag hoor ik van de Minister of het inderdaad klopt dat dit nu niet kan en of hij van mening is dat dit wel zou moeten kunnen.

Kan de Minister ook zorgen voor een wat helderdere informatievoorziening door het UWV en misschien ook de Belastingdienst over ondernemen vanuit de WIA, de Wajong en de WAO voor de mensen die nog in deze regelingen zitten? Het is toch zonde als mensen die als zelfstandig ondernemer aan de slag willen gaan, die kans niet kunnen pakken.

Mevrouw Siderius maakte al een paar opmerkingen over de privacy van werknemers bij verzuimbegeleiding. Vorig jaar bleek dat medische gegevens terechtkomen bij verkeerde partijen. Er begint zich nu een bijna klassiek patroon af te tekenen: ophef in de media; maatregelen tegen het concrete bedrijf; iedereen belooft beterschap; dan komt er een quickscan; en dan blijkt dat het over het algemeen wel goed gaat.

Toen hadden we dus de ZEMBLA-uitzending waaruit bleek dat het weer fout zat bij werkgevers en verzekeraars. De verzekeraars geven dat ook toe en beloven beterschap. Ik ben blij met de excuses van het Verbond van Verzekeraars rondom de uitzending van ZEMBLA, maar hoe weten we dat we straks niet voor de derde keer dit ritueel krijgen? Het huidige systeem is mij veel waard. Ik wil dat echt niet veranderen, maar die uitzending laat wel zien dat de zwarte schapen echt moeten worden aangepakt.

Het College bescherming persoonsgegevens (CBP) gebruikt zelfs het woord «chantage» en dat is toch geen licht woord voor zo'n toezichthouder. Tegelijkertijd blijkt dat er vorig jaar maar bij drie bedrijven is gecontroleerd. Moet het toezicht niet beter? Is hij er echt van overtuigd dat de zwarte schapen ook worden aangepakt? Ik zou het toch buitengewoon vervelend vinden als we hier over een jaar weer zitten met weer een uitzending van welk televisieprogramma dan ook. Ik begrijp dat er in de praktijk altijd wel eens iets mis kan gaan, maar ik heb toch het idee dat het hier om meer gaat dan om één of twee incidenten. Graag krijg ik dus een reactie, juist om het huidige systeem dat volgens mij zijn waarde bewijst, te kunnen behouden, want daar is de privacy van werknemers toch echt te belangrijk voor.

Een aanzienlijk deel van de groep niet-duurzaam volledig arbeidsongeschikten blijkt uiteindelijk toch duurzaam arbeidsongeschikt te zijn. We hebben in het verleden, en terecht denk ik, de drempel naar de IVA hoog gemaakt. Nu blijkt echter dat maar 31 van de 100 mensen nog enigszins of volledig zullen herstellen. Hoe voorkomen we dat die niet-duurzaam volledig arbeidsongeschiktenregeling de nieuwe verzamelplaats wordt in ons systeem van arbeidsongeschiktheid en daarmee het stelsel uit het lood trekt? De verzekeraars moeten immers voorzieningen treffen voor deze groep, terwijl de kans dat de mensen uit deze groep ooit nog aan de slag komen, heel klein is.

Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD): De heer Van Weyenberg zegt dat een groot deel van deze groep ook naar de IVA gaat. In de stukken is te lezen dat dit komt doordat de mensen uit deze groep ook heel lang niet beoordeeld worden. Hoe langer ze in de groep van niet-duurzame 80%–100% arbeidsongeschikten zitten, dus niet duurzaam maar wel volledig arbeidsongeschikt zijn, des te kleiner wordt de kans dat ze weer aan het werk gaan. Is de heer Van Weyenberg het met me eens dat we die mensen zo snel mogelijk moeten herkeuren om de mensen die wel kunnen werken, zo snel mogelijk uit die groep te halen?

De heer Van Weyenberg (D66): Volgens mij ligt de causaliteit hierbij net andersom. De ervaring is dat een heel grote groep ook bij herkeuring nog steeds niet aan de slag blijkt te kunnen gaan. Natuurlijk moeten we herkeuren als daartoe een aanleiding is, maar ik wil de huidige schaarse keuringscapaciteit wel gericht inzetten. Ik ben benieuwd naar de reactie van de Minister op het voorstel van mevrouw Schut. Ik zie niet waar we die keuringsartsen vandaan moeten halen. Ik ben erg voor herkeuren, maar het moet wel nuttig zijn. Ik vind het zonde om geld in te zetten voor dure herkeuringen, die voor de mensen ook heel ingrijpend kunnen zijn, terwijl we al van te voren weten dat er helemaal geen zicht op is dat ze weer aan de slag kunnen, omdat iemand bijvoorbeeld nog in een heel intensief behandeltraject voor kanker zit. Ik snap de wens tot herkeuring, maar volgens mij moeten we ook keuzes durven maken op basis van waar een herkeuring het meest effectief is.

Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD): Ik voel me uitgedaagd. Gebleken is dat sinds 2006 maar 25% van de mensen ooit een keer is gekeurd. Dat is ontzettend weinig. De kans op herkeuring is heel erg klein. Het is gewoon niet zo dat heel veel mensen herkeurd worden en dat er een achterstand is. Het gaat erom of D66 samen met de VVD ervoor wil zorgen dat mensen structureel aan het werk gaan. Onafhankelijk keuren is daartoe de enige mogelijkheid. Als dat de enige bottleneck is, moeten we hiervoor een oplossing zien te vinden.

De heer Van Weyenberg (D66): Ik ben erg voor meer keuringsartsen en meer keuringen, als aangetoond is dat dit werkt. Ik ben bijvoorbeeld ook nieuwsgierig naar achterstanden, als die er zijn. Een herkeuring is natuurlijk heel nuttig voor groepen mensen bij wie iets in hun situatie is veranderd. Uit alle cijfers in dezelfde onderzoeken waarnaar mevrouw Schut refereert, blijkt volgens mij heel vaak dat mensen nog steeds een dusdanige beperking hebben dat ze de stap naar werk niet kunnen maken. Vanzelfsprekend moeten we iedereen helpen, maar zo'n herkeuring is niet een soort toverstokje waardoor iedereen weer aan het werk kan. De vraag moet veel meer zijn of we met een herkeuring mensen helpen die stap te maken. Is het voldoende lonend? Daarom ben ik echt verbaasd dat mevrouw Schut het algemeenverbindendverklaren niet in haar notitie heeft opgenomen. Als blijkt dat keuringen wel zinvol zijn, maar nu niet plaatsvinden, ben ik het met mevrouw Schut eens. Dat heb ik echter niet in de stukken gelezen. Ik ben dus benieuwd naar het antwoord van de Minister op de suggestie van mevrouw Schut daaromtrent.

De LCR suggereert dan ook een keuringslabel «verbetering op herstel niet uitgesloten, beperkte verwachtingen» in de WGA. Iemand die na vijf jaar nog steeds geen verbetering in zijn gezondheid laat zien, zou dan toch duurzaam arbeidsongeschikt kunnen worden. Dat zou dan weer een beeld kunnen geven of het überhaupt nog wel reëel is voor iemand om te re-integreren. Ik ben erg terughoudend om mensen sneller duurzaam arbeidsongeschikt te laten verklaren, maar het feit dat er nu een groep mensen in de WGA zit voor wie arbeid waarschijnlijk nooit meer mogelijk is, roept wel vragen op over deze groep. Graag krijg ik een reactie van de Minister.

Ik ben wel nieuwsgierig waarom er in de WGA-groep 80%–100% per saldo zo weinig aan re-integratie wordt gedaan. Ook hierop krijg ik graag een reactie.

Mevrouw Schut had het al over de minimumpremie bij het UWV en of het effect daarvan kan zijn dat het voor werkgevers nuttig is om over te stappen van een private verzekering naar het UWV omdat ze dan hun oude schadelast kunnen achterlaten en daardoor minder premie gaan betalen. De Minister schrijft in zijn brief heel kort door de bocht dat hij daar geen probleem ziet. Is dat niet een klein beetje te voorbarig? Inderdaad zien we het op dit moment nog niet gebeuren, maar ook ik krijg indicaties dat volgend jaar misschien anders is. Wil de Minister om te beginnen volgend jaar monitoren of er alsnog een grote beweging terug naar de publieke WGA plaatsvindt? Wil hij nader motiveren waarom de schadelast achterblijft bij private verzekeraars en niet wordt meegewogen in de premiedifferentiatie in het publieke deel? Dit zou immers een verbetering voor het level playing field kunnen opleveren. Excuses voor de techniek, maar het is nu eenmaal een buitengewoon technische regeling die we met elkaar bedacht hebben.

Ook ik heb vragen over de uitwerking van het sociaal akkoord. Er is een bezuiniging van 150 miljoen ingeboekt, maar er is nog niet ingevuld op welke manier die te bereiken is. Kan de Minister wat nader ingaan op de wijze waarop hij denkt die 150 miljoen te realiseren?

Tot slot heb ik nog een verzoek. Er bereiken me heel veel signalen van werkgevers dat het feit dat ze twee jaar loon moeten doorbetalen bij ziekte, een belemmering is om mensen aan te nemen. Ik vind dit een worsteling, want ik vind de verlenging van loonbetaling bij ziekte na twee jaar misschien wel een van de succesverhalen in de aanpak van arbeidsongeschiktheid in de afgelopen decennia. Het heeft er echt toe geleid dat de nadruk op preventie en re-integratie groter is geworden. Dat geeft het belang weer van heel veel investeren in het voorkomen van ziekte en mensen weer snel aan de slag te krijgen. Dat is immers in ieders belang. Hoe moeten we die twee verschillende geluiden nu wegen? Is de Minister bereid de Kamer een brief te sturen waarin hij de pro's en contra's van het al dan niet verkorten van deze periode tegen elkaar afweegt en bekijkt of er misschien alternatieven denkbaar zijn om de belemmeringen voor werkgevers weg te nemen? Ik begrijp dat het op zich een goed verzekerbaar risico is. Tegelijkertijd krijg ik toch van heel veel werkgevers te horen dat ze dit een belangrijk knelpunt vinden.

Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD): Aan welke alternatieven denkt de woordvoerder van D66 dan? Het lijkt mij vrij ingewikkeld.

De heer Van Weyenberg (D66): Ik kan me bijvoorbeeld voorstellen dat we nog eens bekijken of de huidige no-risk, waardoor in sommige gevallen het risico op ziekte niet op de loonkosten van de werkgever drukt, uitgebreid kan worden. Ik ben erg nieuwsgierig naar de afwegingen en de pro's en cons die de Minister ziet. Zoals ik al zei, ik heb het antwoord hierop nog niet, maar ik vind het wel iets wat een verkenning behoeft.

Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD): Ik constateer dat de heer Van Weyenberg ervoor pleit dat de overheid de Ziektewet verder naar zich toetrekt. Wil hij de privatisering van de Ziektewet gedeeltelijk ongedaan maken?

De heer Van Weyenberg (D66): Dan begrijpt mevrouw Schut mij echt verkeerd. Ik pleit ervoor om eens te bekijken of iets wat heel goed is geweest voor het beperken van het ziekteverzuim en waarvan ik niet snel afstand wil nemen, een belemmering vormt voor werkgevers om mensen aan de slag te helpen. Dat moet mevrouw Schut toch ook aanspreken. Ik loop helemaal niet op de uitkomst vooruit, maar we horen dit zo vaak, bijvoorbeeld ook in onze hoorzitting over de wet Flexibiliteit en Zekerheid. Ik vind dat het daarom belangrijk is dat we met elkaar de pro's en cons eens goed in beeld te brengen.

De vergadering wordt van 10.40 uur tot 10.50 uur geschorst.

Minister Asscher: Voorzitter. Ik dank de leden van de Kamer voor hun inbreng. Dit onderwerp is een ongelooflijk belangrijk voor de mensen om wie het gaat en heel complex in de regelgeving. Ik wil afzien van de algemene beschouwingen op de wetgeving rond de arbeidsongeschiktheid en meteen proberen de vragen van de leden zo goed mogelijk te beantwoorden. Daarbij ga ik ervan uit dat de Kamer dit prettig vindt. Als het anders ligt, kom ik in tweede termijn alsnog met mijn inleidende algemene beschouwing.

Dank voor de notitie van mevrouw Schut-Welkzijn. Ik ben een beetje terughoudend want ik heb het nog niet kunnen lezen. Ik heb wel het interview met mevrouw Schut gelezen en dat laat ik op dit moment op me inwerken. Ik heb begrepen dat er eerst nog een hele ronde binnen de Kamer komt voordat het kabinet om een reactie gevraagd zal worden. Die geef ik nu dus ook niet, maar vast dank voor de nota. In algemene zin denk ik dat we met zijn allen graag zien dat mensen, waar ze dat kunnen, ook deelnemen aan de arbeidsmarkt.

Over de herbeoordelingen heb ik wel een opmerking omdat daarover ook een paar vragen gesteld zijn. Het gaat natuurlijk altijd om het doel dat met het middel gediend is. Vanuit het belang van de werknemer, vanuit het belang van de werkgever en ook vanuit het belang van de verzekeraar ben ik een groot voorstander van herbeoordelingen, als die ertoe bijdragen dat mensen toch weer een bijdrage aan de samenleving kunnen gaan leveren. Ik vind dat herbeoordelingen effectief en efficiënt moeten worden ingezet en tijdig, transparant en zorgvuldig moeten worden uitgevoerd. Daarop moet dat gewogen worden. Het is terecht door verschillende mensen opgemerkt dat herbeoordelen duur is. Je moet dus steeds bekijken waar het wat oplevert. Door die zeef zal ik eventuele nieuwe voorstellen laten zakken. Daarna bekijk ik wat ik zou willen terugzeggen tegen de VVD-fractie, maar dat komt pas veel later. In ieder geval dank voor de nota. Hierin zitten ongetwijfeld weer dingen die ons aanleiding geven om dingen te verbeteren.

Er zijn veel vragen gesteld over het hybride stelsel van publieke en private verzekeraars tegen arbeidsongeschiktheid. Het aantal uitkeringen is op zich niet maatgevend voor de vraag of er sprake is van een eerlijk speelveld. Die vraag hangt in mijn ogen veel meer samen met de vraag of er echt een keuzevrijheid is en of dat ook zichtbaar is, dan met de huidige verdeling van de markt. Bij andere markten beoordelen we ook niet of er een eerlijk speelveld is aan de hand van de precieze verdeling van die markt. Er moet wel een eerlijke keuze zijn, transparante informatie etc.

Uit onderzoek dat hiernaar gedaan is, blijkt dat de prestaties tussen de private verzekeraars en het UWV vergelijkbaar zijn met betrekking tot het beperken van het aantal mensen dat een uitkering nodig heeft. De afgelopen jaren hebben we wat dit betreft echt wel grote stappen gezet. Verschillende commissieleden hebben daarover ook al wat gezegd. Ik kom bij het punt loondoorbetaling bij ziekte nog even op dit onderwerp terug. Daarbij is dit namelijk heel erg zichtbaar. Het doel is natuurlijk het beperken van het aantal uitkeringen. Het doel op zich is niet een bepaalde verdeling. Het gaat er niet om of publiek of privaat het zwaartepunt moet krijgen binnen het huidige stelsel; het gaat erom dat het stelsel functioneert. De ene ondernemer zal belang hebben bij het ene, en de andere ondernemer bij het andere. Dat zie je ook bij de keuzes die gemaakt worden met betrekking tot het dragen van eigen risico of niet. Daarin kan dus verschil bestaan.

Mevrouw Schut vraagt naar de premiestelling. Die is volgens haar moeilijk herleidbaar. De premiestelling is inderdaad complex. Dat kan ook niet anders, gezien het stelsel waarmee we werken, maar de premiestelling is wel degelijk volgens de regelgeving. Het UWV moet in 2013 een premie vaststellen voor het komende jaar, maar de premiedifferentiatie moet vastgesteld worden op het afgelopen jaar. Het ene is dus T-1, en het andere T-2. De correctiefactor corrigeert met name voor het verschil tussen die twee jaren. Ik denk dat mevrouw Schut daarop doelde met haar vraag. Belangrijk punt is dat het bestand van de WGA nog groeit. De lasten in het komende jaar zijn daardoor groter dan die van twee jaar geleden. Bovendien zijn niet alle uitkeringen toe te rekenen; de werkgever kan intussen failliet zijn gegaan of de uitkering kan om andere redenen niet toegerekend worden. Dat leidt niet tot een dubbele doorbelasting. Als dat de zorg is, kan ik die wegnemen. Een dubbele doorbelasting kan niet. Er is nog een andere grens die misschien bijdraagt aan enige geruststelling: er is een maximum is gesteld aan de premie. Ik kom hierop zo nog even terug naar aanleiding van de vragen van de woordvoerder van D66 over het hybride stelsel.

De SP-woordvoerster vraagt naar het passieve kiesrecht en zegt dat het toch mooi zou zijn als de vergoeding verlaagd wordt in plaats van te korten op de WIA. Op zich is dit een sympathieke gedachte. Het belangrijkste doel dat de spreekster hiermee beoogt, is het vermijden van bureaucratie en maandelijkse hassle bij het doorgeven van het inkomen. Dit doel moet worden afgewogen tegen het belang om de systematiek overeind te houden, dat het goed is dat mensen minder uitkering krijgen wanneer ze inkomsten verwerven uit arbeid. Ik denk dat het belangrijk is om dit geval in een breder kader te bekijken. Dat denkt de spreekster ook. Dit zou een zaak moeten zijn voor het Ministerie van Binnenlandse Zaken en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Daar wordt immers gepraat over de manier waarop het kiesrecht geëffectueerd moet worden en wat de rol van de gemeenten daarbij is. Ik ben er dus niet onmiddellijk enthousiast over, hoewel ik de gedachte begrijp en sympathiek vind.

Mevrouw Siderius (SP): De Minister is nog niet echt enthousiast over het idee, maar het is natuurlijk vreemd dat we dit in de WAO al wel hebben georganiseerd met zijn allen, maar niet in de WGA. Het enige wat we vragen om de constructie van de WAO ook voor de WGA te laten gelden. Ik kan me voorstellen dat de Minister moet overleggen met BZ, maar kan hij in ieder geval toezeggen dat hij hierop binnen een maand terugkomt?

Minister Asscher: Die WGA is er niet voor niets erg op gericht om zo snel mogelijk weer aan het werk te gaan. Misschien moet die prikkel er om die reden langer in zitten. Ik zie mevrouw Siderius nee schudden. Dat is niet motiverend om deze repliek voort te zetten. Dan val ik terug op mijn procedurele argument; namelijk dat ik het een zaak vindt die met name tussen BZK en de VNG moet worden besproken.

De woordvoerster van de SP heeft ook vragen gesteld over de bezuiniging van 150 miljoen die in het sociaal akkoord is opgenomen. Dat is in haar ogen voorbarig. Ik heb een vervolgonderzoek hiernaar aangekondigd. Bovendien zijn hierbij echt de sociale partners aan zet. Die hebben samen uitgesproken dat ze dit reëel vinden. Ze hebben ook samen de mogelijkheden om daaraan een bijdrage te leveren. Zonder te willen speculeren op datgene waarmee ze zullen komen, denk ik bijvoorbeeld aan een afspraak over het aantal plaatsen dat gegarandeerd zou kunnen worden, waarvoor ze met een voorstel voor 2014 moeten komen. Op die manier kun je aantoonbaar dit soort besparingen in beeld krijgen. Ze zijn hierop aan het studeren. Op grond van het sociaal akkoord moeten ze dit in 2014 doen, zodat het in 2015 kan gaan lopen.

Mevrouw Siderius stelde de vraag wat ik doe, als dit niet lukt. Daarop wil ik nu niet vooruitlopen. Ik heb heel veel vertrouwen in de sociale partners. Die hebben al eerder bewezen in dit veld dat ze in staat zijn verbeteringen te bereiken die gunstig zijn voor zowel werkgever als werknemer en die de overheid geld besparen.

Het lijkt me inderdaad onwenselijk om te denken aan selectie aan de poort. Ervoor zorgen dat er onafhankelijk en professioneel wordt beoordeeld, is ook mijn uitgangspunt. Dit zijn zulke belangrijke dingen voor de betreffende mensen. Deze uitgangspunten vinden we niet voor niets belangrijk in de rest van ons stelsel. Ik zie geen aanleiding om die ineens te verlaten, ook niet in het licht van deze besparingsopgave.

Mevrouw Siderius vroeg een nadere reactie naar aanleiding van de uitzending van ZEMBLA over de verzekeraars die zich hebben misdragen. De woordvoerder van D66 heeft hiernaar ook gevraagd en met name naar de mogelijkheid om hen te beboeten en in te grijpen. Het moet helder zijn dat iedereen zich aan de wet moet houden en dus ook aan de privacyregels die in de wet zijn opgenomen. Zieke werknemers, die toch al kwetsbaar zijn, moeten zich veilig voelen met betrekking tot hun persoonsgegevens. Ik heb de uitzending ook bekeken en ik moet zeggen dat ik me van alles kan voorstellen bij de woorden die gebruikt zijn. Het is zeer ernstig. Ik vind het heel belangrijk dat dit snel verandert. Het is goed dat het Verbond van Verzekeraars dat schaamrood op de kaken tot uitdrukking heeft gebracht en heeft aangekondigd maatregelen te nemen. Ik zal het Verbond van Verzekeraars vragen mij op de hoogte te houden van de voortgang zodat we met elkaar kunnen vaststellen dat dit soort praktijken in de toekomst niet alleen veroordeeld worden, maar ook voorkomen worden. Ik zal ze daarbij tot spoed aanmanen. Ik zal de Kamer op de hoogte houden van de voortgang van die maatregelen.

Het toezicht op en de handhaving van het privacyrecht is de taak van het College bescherming persoonsgegevens. Dit college heeft ook sanctiemogelijkheden. Het beoordeelt en bepaalt zijn eigen activiteiten en handhavingsprogramma, en bepaalt zelf waar het naar kijkt. Het CBP is op de hoogte van de situatie en de ernst waarmee het dit beoordeelt, zal niet verschillen van de ernst waarmee wij dit beoordelen. Het privacyrecht kent een heel breed spectrum, van nauwelijks tot de persoon herleidbare persoonsgegevens waarvan men zich afvraagt of die onder de bescherming vallen, tot het kern van het privacyrecht waarbij het gaat om lichamelijke integriteit. Het soort informatie waarover ZEMBLA ging, raakt natuurlijk aan het laatste, lichamelijke integriteit. We mogen aannemen dat dit ook voor het CBP een belangrijke weging is bij de ernst die het toekent aan de inbreuk van het privacyrecht. Het is niet aan ons om daarop te handhaven of toezicht op uit te oefenen. Dat is aan het CBP en dat heeft daarvoor in de wet een instrumentarium gekregen.

Ik kreeg de vraag of ik in het eerste kwartaal een overzicht kan geven van de publieke en private premies en de verdeling publiek verzekerden en eigenrisicodragers.

De heer Van Weyenberg (D66): Ik dank de Minister voor het antwoord dat hij de vinger aan de pols houdt. Ik heb in de antwoorden van de Minister vanmorgen gelezen dat de verzekeraars beterschap beloven. Ik heb nog één vraag over het CBP. De Minister gaat niet over het werkprogramma van het college; ik ga er ook niet over; het gaat er zelf over. Ik vind het aantal handhavingsacties heel beperkt. Ik weet dat de capaciteit een probleem is en mijn fractie heeft daarvoor ook in een ander verband vaker aandacht gevraagd. Wil de Minister wel bij het CBP checken of capaciteitsknelpunten ervoor gezorgd hebben dat er zo beperkt actie heeft plaatsgevonden? Het is aan het CPB om inhoudelijk te wegen, maar ik zou het wel betreuren als het aantal van drie acties, dat ik net noemde, voortkomt uit het feit dat het gewoon niet meer kan doen, terwijl een vinger aan de pols absoluut nodig is. Daarover verschillen de Minister en ik niet van mening met mevrouw Siderius.

Minister Asscher: We hebben overleg gevoerd met het CBP. Dat heeft ons ervan verzekerd dat dit goed op het netvlies staat en dat het niet van het bureau afvalt vanwege gebrek aan tijd of zin. Het heeft dit scherp in beeld. Wat dit precies betekent voor het handhavingsprogramma kan ik de Kamer niet vertellen, maar volgens mij stelde de heer Van Weyenberg deze vraag.

Mevrouw Siderius en de heer Van Weyenberg vroegen naar een overzicht van de publieke en private premies en de verdeling publiek verzekerden en eigenrisicodragers. Zo'n overzicht kan ik niet geven. Ik kan wel een beeld geven van de publieke premie van het UWV in 2014; die is openbaar. Ik heb geen beeld van de private premies. Dat kan ik de commissieleden dus niet bieden. Ik kan wel inzicht geven in de beweging van het aantal publiek verzekerden en eigenrisicodragers, als de vrees bestaat voor massale beweging. Ons beeld is nu dat die beweging heel beperkt is. Het betreft een paar honderd gevallen volgens de informatie die ons bereikt heeft en daarbij wil ik best de vinger aan de pols houden. Ik vind het prima om hierop in de loop van het eerste kwartaal nog een keer terug te komen en te bekijken wat we dan met elkaar vaststellen. Je hebt dan geen compleet premieoverzicht; de private premies zijn gewoon private informatie.

De woordvoerster van de PvdA had een vraag over de arbeidsverledeneis in de Ziektewet. Het is goed om met elkaar vast te stellen dat er met de modernisering van de Ziektewet geweldige resultaten zijn bereikt, juist bij het voorkomen van ziekte en arbeidsongeschiktheid, ook bij flexwerkers. Het verantwoordelijkheidsgevoel voor die groep is aanzienlijk toegenomen waardoor vele duizenden beter af zijn. Dat is een groot succes.

De vraag werd gesteld wat er met de arbeidsverledeneis gaat gebeuren, omdat die eis een heel grote groep mensen er juist ook weer uit zou kunnen duwen, bijvoorbeeld mensen met een flexcontract. De arbeidsverledeneis zat in het wetsvoorstel Beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid die per 1 januari 2014 zou worden ingevoerd. In het regeerakkoord is daarover afgesproken dat er vóór 2014 een alternatief moet worden gevonden voor de arbeidsverledeneis. Vervolgens is dit onderwerp aan de orde geweest bij de besprekingen over het sociaal akkoord. Daarbij is afgesproken dat die eis niet wordt ingevoerd zodat wordt geborgd dat werknemers met een flexibel arbeidscontract tijdens ziekte een uitkering krijgen die in hoogte vergelijkbaar is met die van werknemers met een vast contract. Dat past in de filosofie van het sociaal akkoord. Volgens die filosofie moeten we de verschillen tussen vast en flex reduceren, omdat we willen dat het voor een werkgever niet veel uitmaakt of hij een flexibele of een vaste kracht in dienst neemt, dat er geen premie is om mensen in een flexcontract te houden vanwege ontslag of uitkering en dus ook niet vanwege dit element. Om die reden is toen afgesproken om die arbeidsverledeneis te schrappen. Dat hebben we ook in de brief van 11 april over het sociaal akkoord aangegeven. Intussen heb ik het inwerkingtredingsbesluit bij de wet aangepast, waardoor de wettelijke bepalingen met betrekking tot de arbeidsverledeneis niet in werking treden. Ik zal ze definitief schrappen in het wetsvoorstel Werk en zekerheid dat nu bij de Raad van State ligt, waarin een nadere uitwerking van het sociaal akkoord staat. Daarmee moge het voor iedereen en voor altijd duidelijk zijn dat die arbeidsverledeneis er niet komt, maar dat we Kamerbreed blij zijn met de resultaten van de modernisering van de Ziektewet voor de betreffende groep.

De woordvoerster van de PvdA vroeg naar de verbetering van de voorlichting met betrekking tot de prikkelwerking in de WIA. We hebben een aantal maatregelen genomen. Het is vanzelfsprekend heel belangrijk dat mensen die gedeeltelijk arbeidsgeschikt zijn, bij de overgang van de loongerelateerde fase naar de vervolgfase te horen krijgen en erop gewezen worden dat hun uitkeringsregime anders wordt, dat er wat gaat veranderen en dat ze nog meer aangesproken worden op het te gelde maken van hun restverdiencapaciteit. De mensen moeten wel de gelegenheid krijgen om dit op zich in te laten werken en tijdig op zoek te gaan naar meer werk. Daarom stuurt het UWV een aantal maanden voor de overgang de mensen een brief om hen te informeren. Zo'n brief komt mede tot stand naar aanleiding van het verschijnen van het inspectierapport, waarover mevrouw Tanamal ook repte. Voor het beoogde doel, namelijk mensen niet overvallen met de veranderingen in het regime, maar op tijd waarschuwen dat er wat gaat veranderen en dat ze zelf in beweging moeten komen, moet dit afdoende zijn. Laten we dat scherp in de gaten houden.

De LCR heeft zijn bezorgdheid uitgesproken over de gevolgen van het nieuwe Ziektewetcriterium. De woordvoerster van de PvdA vraagt of we wel in de gaten gaan houden wat dat dit betekent voor mensen die na het eerste jaar minder dan 35% arbeidsgeschikt worden gevonden, de 35-minners. Het antwoord is: ja zeker. Ik wil monitoren wat er na het beëindigen van het recht op ziekengeld met deze groep gebeurt. Ik wil graag met deze Kamer delen of deze mensen überhaupt aan het werk gaan, iets wat we allemaal willen, of dat ze allemaal in de WW of de bijstand terechtkomen. Dit is nog een verdere invulling en inkleuring van de toezegging die, in misschien iets andere bewoordingen, gedaan is bij de behandeling van het wetsvoorstel Modernisering Ziektewet.

Mevrouw Tanamal vraagt hoe het zit met de overstap tussen private verzekeringen en wat dat betekent voor de achterblijvende werknemer. Wie bekommert zich dan nog om zijn re-integratie? Ze vraagt of we daarover met verzekeraars in gesprek moeten gaan. Het is belangrijk om vast te stellen dat deze groep helemaal niet tussen wal en schip hoeft te vallen. De verzekeraar houdt een eigenstandig belang om de re-integratie van achterblijvende werknemers voort te zetten. De verzekeraar heeft hiertoe ook de mogelijkheid. De verzekeraar kan afspreken met de werkgever dat hij gemachtigd wordt om re-integratietaken uit te voeren en herkeuringen aan te vragen.

Mevrouw Tanamal (PvdA): Ik wil even de kans waarnemen om aan te geven dat ik heel erg blij ben dat die arbeidsverledeneis nu goed geregeld is. Ik ga even terug naar wat de Minister net zegt dat de zieke werknemer of ex-werknemer niet tussen wal en schip hoeft te raken. We gaan er ook niet van uit dat dit gebeurt, maar het blijkt wel dat het contact tussen de verzekeraar – en dat kan ook de UWV zijn – en de werkgever verwatert op het moment dat er een switch wordt gemaakt tussen verzekeraars. Er is geen binding meer met die werkgever. Daaruit blijkt dat het voorkomt dat de re-integratie van deze mensen in gevaar komt. Daarvoor willen we graag aandacht en daarom verzoeken we de Minister hierover in gesprek te gaan. Er wordt regelmatig geswitcht en dat moet niet gaan ten koste van werknemers die ziek zijn en gere-integreerd moeten worden.

Minister Asscher: Het punt van mevrouw Tanamal is helder. Het blijft natuurlijk zo dat de verzekeraar alle belang heeft en houdt om mensen aan het werk te krijgen. Anders kost het hem geld. Ik heb er geen enkel bezwaar tegen om de zorgen van mevrouw Tanamal over te brengen aan de verzekeraars en te bezien of dit bij hen nog aanleiding is om meer te doen. De werking van het systeem dat ze vanuit hun portemonnee gemotiveerd blijven om de mensen verder te blijven helpen, moet ertoe leiden dat ze zelf die drempel overstappen om te voorkomen dat het contact verwatert. Mevrouw Tanamal heeft haar zorgen geuit en ik heb er helemaal geen bezwaar tegen om die met de verzekeraars op te nemen. Mocht dit leiden tot nadere informatie, dan zal ik die met de Kamer delen.

De heer Van Weyenberg vraagt hoe we kunnen voorkomen dat de WGA-groep 80%–100% een nieuwe verzamelplaats wordt, zoals we in het verleden wel hebben gezien. Daarom willen we ook vervolgonderzoek doen. De insteek is juist om te bekijken op welke manier we veel meer mensen uit die groep weer aan werk kunnen helpen. Ik denk dat niet alleen D66 maar iedereen zeer gemotiveerd is om juist mensen die een tijd volledig arbeidsongeschikt zijn, maar daarna misschien wel weer wat kunnen, niet in de steek te laten. Dat willen we uit sociaal oogpunt, uit economisch oogpunt en uit kostenoogpunt. Daarvoor is vervolgonderzoek nodig. Dat is in verband met de bezuinigingsopgave interessant, maar ook om ervoor te zorgen dat deze groep niet een nieuwe verzamelplaats kan worden. We moeten erover doorpraten op het moment dat het onderzoek er is. Misschien zien we dan meer mogelijkheden en hebben we een beter idee of het een reële dreiging is of dat het meevalt. Hoe dan ook, onder alle omstandigheden willen we op zoek naar mogelijkheden om mensen beter te helpen om toch weer aan het werk te gaan. Hierbij speelt wel het onderwerp waarover we het aan het begin van dit debat hadden. We moeten goed bekijken op welk moment we herkeuringen inzetten en op welk moment re-integratiemiddelen, want we moeten woekeren met de middelen die we hebben.

De heer Van Weyenberg vroeg naar de doorstroming naar de IVA. Uit het onderzoek blijkt dat er weinig doorstroming is, juist als gevolg van de strenge keuring van het UWV. Ik denk dat dit op zich wenselijk is. De IVA kent geen re-integratieverplichting en voor zover dat mogelijk is, wil ik mensen wel zo veel mogelijk behouden voor de arbeidsmarkt. Er komt een moment dat het echt niet meer gaat, maar je ziet toch ook vaak dat het loont om zo lang mogelijk te re-integreren. Daarom moet die regeling wat mij betreft echt voorbehouden blijven aan personen van wie niet langer verwacht kan worden dat ze ooit nog terugkeren op de arbeidsmarkt. Dat laat onverlet dat er altijd mogelijkheden zijn om weer terug te keren. Ik neem even het genoemde voorbeeld, voor mij fictief omdat ik de betreffende mail niet gekregen heb, van iemand die volledig is afgekeurd en toch weer aan het werk wil. Dat komt buitengewoon weinig voor. Mensen kunnen overigens zelf ook een herkeuring aanvragen. Men kan dus ook weer van volledig duurzaam arbeidsongeschikt een stap terug naar de WGA zetten.

De heer Van Weyenberg (D66): Het is mooi dat het kan. Er zijn mensen die eenmaal in dat uitkeringsregime zitten en niet weten of het uiteindelijk weer lukt om aan de slag te komen maar wel die verwachting hebben. Ik noemde het voorbeeld van een dove mevrouw. Is er geen alternatief voor mensen die in de IVA zitten, toch aan de slag willen en hierbij graag wat ondersteuning willen krijgen? Klopt mijn beeld dat deze mensen hier binnen de IVA geen recht op hebben en dat het UWV niet de mogelijkheid heeft hen te helpen? Ik snap dat we dan kunnen zeggen: ga dan terug naar die WGA. Dan leveren mensen uitkeringsrechten in. Ik snap dat ze daarin terughoudend zijn want ze weten niet wat de toekomst brengt. Klopt mijn beeld dat, zolang men in de IVA zit, er echt geen ondersteuning door het UWV mogelijk is? Vindt de Minister dat niet een gemiste kans? Er zullen niet heel veel mensen gebruik van willen maken. Ik vind het wel doodzonde dat voor mensen voor wie er nog wel capaciteit en kansen zijn, en die het willen proberen, er nu geen ondersteuning zou zijn.

Minister Asscher: Dat beeld klopt wel en het is ook logisch. Als je met elkaar vaststelt dat verwacht kan worden dat iemand nooit meer op de arbeidsmarkt terugkomt en je weet dat je moet woekeren met je schaarse re-integratiemiddelen, ligt het niet voor de hand om voor zo'n iemand re-integratiemiddelen in te zetten. Het is gevaarlijk om iets te zeggen over deze dove mevrouw die ik niet ken en van wie ik de ins en outs niet kan beoordelen. In ons beleid is een groep mensen van wie je nooit meer mag verwachten dat ze terugkomen op de arbeidsmarkt en aan deze mensen ga je geen re-integratiemiddelen uitgeven. Dat lijkt me logisch. In een individueel, misschien wel uniek, geval kan dit beleid slecht uitpakken, maar ik wil het toch wel staande houden. Met een beperkt re-integratiebudget willen we zo veel mogelijk bereiken met zijn allen en dan moeten we ons toch richten op mensen van wie de verwachting bestaat dat ze misschien wel gedeeltelijk arbeidsgeschikt kunnen raken en proberen die weer aan het werk te krijgen.

De heer Van Weyenberg (D66): Ik vind dit lastig. Voor we het weten hebben we een kip-ei-discussie. Dan zeggen we: mevrouw, gaat u eerst maar terug naar de WGA; gaat u het eerst maar proberen. Ik denk dat iemand daar huiverig voor is. Ik snap dat de Minister geen blanco cheque wil uitkeren en dat de re-integratiemiddelen schaars zijn. Maar het voelt voor mij ook niet helemaal lekker om tegen iemand die juist wel wil en van wie het UWV misschien constateert dat het nog kan, alleen maar te zeggen dat hij zich eerst naar een ander uitkeringsregime moet laten overschrijven en dat we hem dan weer gaan helpen. Ik snap wat de Minister zegt, maar begrijpt hij dat ik het naar vind om tegen iemand die de heilige overtuiging heeft dat er kansen zijn om als ondernemer aan de slag te gaan, moet zeggen dat hij door het uitkeringsstempel toch niet in aanmerking komt? Ik snap dat de Minister een drempel wil en dat het UWV ook moet zeggen dat het gelooft dat er een kans is. Wil de Minister hierover toch niet nog eens een keer nadenken? Om tegen mensen te zeggen: levert u eerst uw uitkeringsrecht in en dan gaan we u daarna weer helpen, zou wel eens kunnen betekenen dat we toch kansen missen.

Minister Asscher: Nadenken wil ik altijd. Het ingewikkelde is alleen dat we hier een debat over het beleid hebben en dat we in gesprek komen over een individueel geval dat we allebei niet kennen. Ik ben dus nu niet geneigd om het UWV te gaan second-guessen. Misschien heeft het UWV vastgesteld dat iemand wel wil, maar niet kan. Ook dan is het niet verstandig om overheidsmiddelen in te zetten voor re-integratie omdat het nergens toe zal leiden. Het UWV heeft binnen het vastgestelde beleid, waar ik niet van af wil, altijd discretionaire bevoegdheden om wat te doen. Ik vind het gevaarlijk om nu te zeggen dat het UWV het in dit geval niet goed gedaan heeft of dat het beleid gewijzigd zou moeten worden op grond van de casus die de heer Van Weyenberg voorlegt. In algemene zin is het natuurlijk geweldig als mensen wat van hun leven willen blijven maken en niet bij de pakken neer gaan zitten. Dat ben ik zeer met de heer Van Weyenberg eens. Het ingewikkelde van de verantwoordelijkheid die we met elkaar hebben, is dat we het beleid moeten vaststellen, dat we moeten bekijken wat de grondslagen daarvan zijn, op welke manier het moet werken en waarop we ons geld inzetten. Als dan van iemand wordt verwacht dat hij nooit meer aan het werk gaat, moet je het beleid ook volhouden en geen re-integratiemiddelen inzetten. Maar nogmaals, ik snap de ingewikkeldheid van het dilemma heel goed.

Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD): Ik wil nog even aansluiten bij de woordvoerder van D66. Door zo'n horde worden mensen dus eigenlijk onnodig en tegen hun wil in een uitkeringssituatie gehouden, terwijl ze actief willen zijn. De Minister is het toch met mijn fractie eens dat het doel van de WIA altijd is geweest om mensen aan het werk helpen, als ze dat willen en als ze dat kunnen. Alle aanwezige belemmeringen moeten dan toch worden weggenomen zodat dat pad openstaat en mensen nooit meer aan de slag komen omdat ze ooit het stempel gekregen hebben van «u kunt nooit meer werken»?

Minister Asscher: Volgens mij is het te vroeg om te zeggen dat het onnodig is gebeurd. Ik krijg ook niet de indruk dat iemand de uitkering niet wil. Iemand wil de uitkering en wil daarnaast re-integratiemiddelen. En daarmee moeten we zuinig zijn. Dat vindt de VVD ook altijd. Laten we de casus van D66 nu niet weer op een andere manier inkleuren. Dan is het namelijk een heel ander geval. Als iemand onnodig en tegen zijn of haar zin een uitkering ontvangt, valt dat op te lossen. Dat is bij deze casus niet aan de hand. Het gaat hier niet om iemand die in de WGA zit, maar om iemand die in de IVA zit en die blijkbaar gebruik wil maken van re-integratiemogelijkheden. Dat begrijp ik ook heel goed. Ik ken de casus verder niet, maar ik ben geneigd te zeggen dat we de beperkte re-integratiemiddelen moeten inzetten bij mensen voor wie nog een kans aanwezig is. Als er door experts is vastgesteld dat die kans nul is, heeft dat consequenties voor de keuze voor wie we die re-integratiemiddelen inzetten. En die experts zitten niet hier in de zaal, althans niet aan deze kant van de tafel. Dat laat onverlet dat we er altijd op gericht moeten zijn om mensen die wel wat kunnen, in staat te stellen om wat van hun leven te maken.

Ik kom op de vraag over de loondoorbetaling. Het signaal wordt wel eens gehoord dat de periode van loondoorbetaling te lang is en dat dit werkgevers afhoudt van het aannemen van werknemers. Ook hierbij is het van belang om vast te stellen dat het een grandioos succes is in termen van het beperken van ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid. En dat heeft de heer Van Weyenberg ruiterlijk gedaan. Het heeft echt een mentaliteitsverandering teweeg gebracht waardoor er veel eerder, veel beter en actiever aan preventie gedaan is. Mensen worden teruggehaald naar het werk en dat is precies wat we allemaal willen. Dat is echt een groot succes.

Zeker, ik hoor dit signaal ook vaak. Of het ook echt zo is, is weer een tweede. Die indruk heb ik niet meteen. De kosten zijn lager, ook voor werkgevers, door het succes van de regelgeving. Dat is altijd ingewikkeld bij de individuele werkgever die zegt: ik zit hier nu met dit en dit geval. Die is geneigd te vergeten dat zijn kosten lager zijn geworden als gevolg van het succes van deze regelgeving.

Niet dat het wordt voorgesteld, maar het verkorten van de duur van loondoorbetaling leidt volgens de berekeningen tot een onnodige toename van mensen in een uitkeringssituatie en een stevige toename van de kosten voor werkgevers op macroniveau. Volgens de beschikbare modellen bedragen de kosten bij het inperken van de duur tot één jaar 800 miljoen en komen er 13.000 extra mensen in een uitkering. Dat wil niemand.

Dat maakt het ook lastig om antwoord te geven op de vraag hoe ik het anders zou willen doen. Ik denk dat de oplossing veel meer zit in het gezamenlijk inkopen van verzekeringen, in actievere brancheorganisaties en mkb-organisaties, en in het delen van de risico's. Juist de kleinere bedrijven hikken immers aan tegen de voor hen soms dure en onaantrekkelijke verzekeringen en de risico's. Hierover heb ik ook met het mkb gesproken en in het kader van het sociaal akkoord van gedachten gewisseld. De verantwoordelijkheid om op die markt tot initiatieven te komen met betrekking tot inkoopvoordelen en schaalvoordelen ligt bij deze organisaties. Ik zal ze er altijd bij willen helpen, maar ik zie op dit moment echt geen aanleiding om daarvoor deze regelgeving die heel succesvol is, te bekijken. Mochten er concrete suggesties of voorstellen komen, dan ga ik die natuurlijk altijd beoordelen. Ik zie dus nu geen aanleiding om hierover een brief te sturen.

De heer Van Weyenberg (D66): Dank voor het antwoord. Ik deel het succes. Ik weet dat het voorstel bijvoorbeeld in het verkiezingsprogramma van de PvdA stond en dat soort ideeën bekijk ik natuurlijk altijd en ik neem ze serieus. De Minister zegt eigenlijk dat het risico goed verzekerbaar is als men het gezamenlijk doet. Het valt me op dat heel weinig werknemers zich daarvan bewust lijken te zijn. Ziet de Minister daarin nog een rol voor zichzelf? Ik denk overigens ook dat er een rol is voor de werkgeversorganisaties. Het valt me wel op dat heel veel werkgevers niet automatisch aan die toch redelijk goed verzekerbare markt denken. Is daaraan nog wat te doen? Ik heb wel eens de suggestie gehoord om bijvoorbeeld bij het aannemen van oudere werknemers de no-risk wat uit te breiden. Heeft de Minister dit idee wel eens overwogen?

Minister Asscher: Ja zeker, ik neem de ideeën van de PvdA ook altijd buitengewoon serieus. Dat is me ook geraden, maar deze vraag is nu even niet aan de orde. Ik denk dat er veel meer mogelijk is vanuit de werkgeversorganisaties en de brancheorganisaties om de werknemers bekend te maken met alles wat er al wel kan. Dat geldt niet alleen op dit punt, maar op veel meer punten. Het hele bestaande scala aan mogelijkheden om oudere werknemers in dienst te nemen is bij veel werkgevers onbekend. Dat leidt soms tot gemiste kansen en dat is jammer. Ik wil bekijken wat ik daaraan kan bijdragen. De verantwoordelijkheid ligt primair bij de organisaties zelf om het in eigen kring met elkaar te delen. Als ik een handje kan helpen, ben ik daartoe zeker bereid.

Ik zie niet meteen ruimte om die no-riskpolis weer veel groter te maken omdat we daarbij ook de fijne balans tussen publiek en privaat in de gaten moeten houden. Het systeem dat we ontwikkeld hebben, werkt en dat moeten we niet zomaar overhoop halen. Mocht er uiteindelijk vanuit werkgeverskring blijken dat daarin aantoonbaar het grote punt zit, ben ik altijd bereid erover te praten. Ik zie geen reden om daarvoor zelf nu het initiatief te nemen. Ik wil wel in gesprek met hen komen over de manier waarop we de aanwezige mogelijkheden beter bekend maken in eigen kring, evenals de mogelijkheden die misschien gecreëerd kunnen worden door gezamenlijk in te gaan kopen. Ik kan me ook voorstellen dat je soms op winkelstraatniveau zo'n afspraak maakt met de ondernemersvereniging. Er zijn veel meer mogelijkheden dan alleen te roepen: help, ik ben een individuele mkb-ondernemer en hoe moet ik dit oplossen. Daarin is een slag te winnen. Niemand wil het kind met het badwater weggooien; dat kost veel meer dan het oplevert als er meer mensen aangenomen worden omdat het risico kleiner is, als dat al zo is. Dan zijn er weer andere redenen waarom men bang is om mensen aan te nemen. Men moet andersom gaan denken.

De woordvoerder van D66 vraagt waarom er zo weinig op re-integratie wordt ingezet in de WGA-groep 80%–100%. Ik heb het onderzoek zo gelezen dat de re-integratie juist heel zinvol wordt ingezet. Je zou kunnen zeggen dat je nog meer zinvolle re-integratie-inzet zou kunnen plegen. Ik wil het eerste positieve feit hier toch nog even stipuleren. Dat betekent namelijk dat het UWV blijkbaar de spaarzame re-integratiemiddelen inzet wanneer het denkt dat het succesvol zal zijn. Dat mogen we ook van het UWV vragen. Uit het onderzoek blijkt dat de re-integratie-inspanningen daadwerkelijk leiden tot een grotere kans op uitstroom bij de groep waarvoor dat bedoeld is. Er zal altijd heel precies moeten worden gekeken. Blijkbaar gebeurt dat ook. In het vervolgonderzoek gaan we bekijken wat er nog meer kan. Ik wil niet de stelling betrekken dat dit nu te weinig gebeurt. Ik wil bekijken wat er nog meer kan, maar de middelen die nu worden ingezet, leiden echt tot meer uitstroom.

De heer Van Weyenberg vraagt of het pendulerisico in het publieke en private stelsel leidt tot een slim draaideur-shopgedrag. Op zich past dit risico bij het omslagstelsel waarmee het UWV werkt, namelijk dat er een minimumpremie wordt betaald. Dat betekent niet dat door regelmatig van publiek naar privaat en weer terug te gaan de werkgever zijn verantwoordelijkheid en lasten kan ontlopen of ontduiken. Het omslagstelsel brengt ook met zich mee dat veroorzaakte lasten bij het uittreden van het UWV naar een private partij moeten worden afgerekend. Bovendien spelen ook heel andere overwegingen dan het premiestelsel een rol zoals continuïteit in de bedrijfsaanpak van verzuim en arbeidsongeschiktheid. Ik heb geen aanwijzingen dat er draaideureffecten zijn waarbij men periodiek strategisch wisselt tussen publiek en privaat, of dat dit op een andere manier nadelig is voor een gelijk speelveld. Het aantal wisselingen wijst daar niet op. Ik denk dat het feit dat je moet afrekenen als je afscheid neemt en dat je allerlei andere redenen kunt hebben om te kiezen voor hetzij publiek, hetzij privaat, een afdoende verklaring biedt voor de keuze die de ondernemers maken. Dat hoeft niet per se een aantrekkelijke draaideur te zijn. Als die er is, mag je ervan uitgaan dat ondernemers ook slim genoeg zijn om massaal door die draaideur te gaan lopen en dat zien we dus niet.

De voorzitter: Ik stel voor dat we voor de tweede termijn een spreektijd van twee tot drie minuten aanhouden. Ik denk dat dit mogelijk is omdat de Minister uitgebreid op de vragen is ingegaan. Mocht u nog een specifieke vraag hebben, dan kan die straks nog beantwoord worden.

Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD): Voorzitter. Ik dank de Minister voor zijn antwoorden en het in ontvangst nemen van de nota. Ik wil direct reageren op het laatste punt van de Minister, namelijk de draaideur. Als voormalig toezichthouder weet ik dat het een belemmering vormt voor een level playing field, als je niet kunt shoppen tussen de ene en de andere verzekering en als er dus geen sprake is van vrije toe- en uittreding tussen stelsels. De Minister is er al een beetje op ingegaan. Wat zijn de voorwaarden voor dat level playing field? Dat zijn vrije prijsvorming, vrije toe- en uittreding en ten slotte ook transparantie van bijvoorbeeld prijsinformatie. Een aantal van deze voorwaarden zijn volgens de VVD niet optimaal ingevuld. Ik vraag de Minister daar heel goed op te letten en daarover in gesprek te gaan met de verzekeraars en werkgevers die ons hierover signalen afgeven. Alleen al het feit dat er in het publieke stelsel een omslagstelsel is en private verzekeraars hun risico moeten afdekken met kapitaaldekking, geeft aan dat de voorwaarden heel sterk verschillen. Daarnaast is er ook geen mogelijkheid om bijvoorbeeld vaste werknemers en flexwerknemers apart te verzekeren. Er is dus sprake van een zekere gedwongen winkelnering om je ofwel publiek ofwel privaat te verzekeren. Dat biedt dus ook minder mogelijkheden voor gelijke uitgangspunten.

We hebben het even gehad over mijn rekenvoorbeeld dat je meer dan twee keer je schade terugbetaalt zodra je schade hebt in het publieke bestel. Ik overhandig dit rekenvoorbeeld graag aan de Minister en vraag hem hierop schriftelijk terug te komen. Het lijkt me wel van belang dat je echt de schade betaalt die je maakt, en niet de schade die ergens is blijven hangen, maar die ondoorzichtig is in de parameters van het UWV.

Mevrouw Siderius (SP): Voorzitter. Het goede nieuws van vandaag is in ieder geval dat de Minister heeft gezegd dat voor de bezuiniging van 150 miljoen op de WIA niet wordt gemorreld aan de keuringseisen. Dat is voor de SP heel belangrijk. We vinden het nog steeds heel vreemd dat de uitkomst van een onderzoek dat nog niet is uitgevoerd, al vaststaat. We zullen afwachten waarmee de Minister komt.

We zijn ook blij dat we in ieder geval in het eerste kwartaal van 2014 een overzicht krijgen van de private en publieke financiering. Op dat moment kunnen we dan ook goed beoordelen of er daadwerkelijk sprake is van de draaideur waarover de heer Van Weyenberg het had.

We zijn minder blij met het antwoord op onze vraag over de raadsvergoeding. Het is echt te gemakkelijk dat de Minister zegt dat hij daarover niet gaat en dat we bij een andere deur moeten aankloppen. Het voorstel kost niet eens geld. Volgens mij moet de Minister het voorstel dus op zijn merites beoordelen. Kan de Minister in ieder geval nog toezeggen dat hij hierover in overleg gaat met de Minister van BZ en de VNG en hierop bij ons terugkomt? Dat willen we natuurlijk het liefst zo spoedig mogelijk omdat we dan de regelgeving nog kunnen aanpassen voor de gemeenteraadsverkiezingen op 19 maart 2014.

Mevrouw Tanamal (PvdA): Ik heb een vraag met betrekking tot die raadsvergoeding. Begrijp ik het goed dat mevrouw Siderius bedoelt dat de mensen hun volledige WGA-uitkering behouden en een lagere raadsvergoeding krijgen? Ik zit er namelijk een beetje mee dat bij mensen die gewoon een baan ergens vinden en een tijdelijk contract krijgen, hun verdiensten van hun uitkering afgaan. Waarom vindt mevrouw Siderius dat hierin verschil gemaakt moet worden? Ik heb er geen oordeel over, maar ik hoor graag de mening van mevrouw Siderius.

Mevrouw Siderius (SP): In de interruptie van de VVD-woordvoerster heb ik geprobeerd uit te leggen dat de SP niet zozeer vindt dat mensen met een WGA-uitkering de raadsvergoeding helemaal moeten kunnen behouden. Juist niet. We willen ons gewoon aan de wet houden. Als je fiscaal loon hebt, moet je dat gewoon opgeven. Dat heeft vaak gevolgen voor de uitkering. Het probleem dat ik aangeef, is dat die mensen straks dan elke maand bij het UWV formulieren moeten invullen over wat ze hebben bijverdiend. Bij de WAO is het zo geregeld dat je met de griffie van de gemeenteraad of de Provinciale Staten afspreekt dat je een lagere raadsvergoeding krijgt. Je krijgt dus minder vergoeding voor je politieke functie, zodat je het recht op je uitkering die op dat moment geldt, behoudt. Het gaat erom dat de vergoeding wordt verlaagd tot onder die restverdiencapaciteit.

Mevrouw Tanamal (PvdA): Ik begrijp wat mevrouw Siderius zegt, maar als je die raadsvergoeding verlaagt, betekent dat toch dat je die WGA-uitkering safe houdt. Als de slager, zoals mevrouw Schut al zei, daarna zijn baan verliest, is hij die WGA-uitkering kwijt. Als je echter geen raadslid meer zou zijn, zou je WGA-uitkering nog safe zijn. Begrijp ik dat nu goed?

Mevrouw Siderius (SP): Ja, het gaat puur om het oplossen van een bureaucratische drempel die nu wordt opgelegd voor kandidaat-raadsleden met een WGA-uitkering. Bij de WAO hebben we het zo geregeld dat het recht op de uitkering niet verandert. Bij de WAO gaat het dan bijvoorbeeld om het arbeidsongeschiktheidspercentage. Dat willen we vasthouden. Het recht op uitkering verandert niet, alleen de raadsvergoeding wordt verlaagd.

Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD): Ik hoor en constateer dat de SP er dus voor pleit dat, anders dan voor andere groepen mensen in de samenleving, raadsleden of aankomende raadsleden hun uitkeringsrechten behouden, terwijl elke andere persoon die gedeeltelijk arbeidsongeschikt is en werkt, zijn loon moet opgeven en een deel van zijn uitkering moet inleveren. Natuurlijk zijn die WIA en de WGA ook anders dan de WAO. Dat hebben we ook zo bedoeld, want we willen dat mensen meer werken en niet dat ze meer uitkering ontvangen.

Mevrouw Siderius (SP): Voor de laatste maal wil ik proberen het misverstand weg te nemen dat mensen niet meer uitkering gaan ontvangen. Dat heb ik net geprobeerd uit te leggen. Het is een bureaucratische drempel die moet worden geslecht. Bovendien is raadswerk een nevenfunctie en geen duurzame baan. Sommige mensen zitten zolang in de gemeenteraad dat het bijna een duurzame baan lijkt, maar in het algemeen is zo'n functie voor een periode van vier jaar, net zoals bij de Kamer. Je wordt voor een periode van vier jaar gekozen; soms wordt het wat korter omdat het kabinet valt, maar het is geen duurzame baan. Het is een nevenfunctie. Het gaat niet om het ontvangen van meer vergoeding of meer uitkering. Het gaat puur om het wegnemen van een bureaucratische drempel.

De voorzitter: Uw antwoord is helder. Mevrouw Schut, ik wil geen herhaling van vragen, dus graag een korte aanvullende vraag. Anders gaan we het debat opnieuw doen.

Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD): Het gaat er mevrouw Siderius toch om dat men het recht op die uitkering behoudt, terwijl die voor andere mensen niet behouden is? Dat bedoel ik aan te geven.

De voorzitter: Kan mevrouw Siderius wellicht kort met ja of nee beantwoorden?

Mevrouw Siderius (SP): Volgens mij is ja of nee is altijd lastig als je politicus bent. In de WAO hebben we het zo geregeld dat je politieke nevenfunctie geen wijziging in bijvoorbeeld je arbeidsongeschiktheidspercentage teweegbrengt. Op die manier hebben we dat met de motie-Slob georganiseerd. Het enige wat de SP nu vraagt, is zo'n zelfde constructie, namelijk dat op individuele basis een raadsvergoeding kan worden verlaagd zodat die politieke functie geen gevolgen heeft voor het recht op de uitkering. Dat is alles wat we vragen. Het betreft dus echt een bureaucratische wijziging. Ik hoop dat de Minister dit in ieder geval opneemt met de Minister van BZ en ons daarover zo snel mogelijk informeert. Over de raadsvergoeding is nu wel voldoende gezegd.

Voorzitter. Tot slot wil ik nog wat zeggen over de uitzending van ZEMBLA. De Minister zegt dat hij hierover eigenlijk niet gaat en dat hij het bij het College bescherming persoonsgegevens heeft neergelegd. Dat vinden we wat te gemakkelijk. De Minister zou eigenlijk op dit dossier moeten gaan zitten en het probleem moeten aanpakken. Het is nu in beeld; het is nu een hot item; de verzekeraars hebben hun excuses aangeboden en gaan het bekijken. We zijn bang dat we hier over een jaar weer zitten met hetzelfde probleem omdat er gewoon niet is doorgepakt. Ik vraag de Minister nogmaals bijvoorbeeld de verzekeraars een brief te sturen en aan te geven dat dit punt binnen een bepaalde tijd geregeld moet worden en dat we anders echt serieus gaan controleren, er bovenop gaan zitten en degenen die het fout doen, opsporen en beboeten.

Mevrouw Tanamal (PvdA): Voorzitter. Volgens mij mis ik nog de beantwoording van de vraag over herbeoordelingen. Meerderen van ons hebben al gezegd dat hierbij grote achterstanden zijn. Dat blijkt ook uit de gesprekken met diverse partijen. We vinden met name de cliënten die met voorrang behandeld zouden worden en de mensen die zelf om een herbeoordeling vragen, belangrijk. Ziet de Minister nog kans een antwoord te geven?

Verder ben ik erg blij met het schrappen van de arbeidsverledeneis. Daarover ben ik heel erg tevreden. Ik kan het niet genoeg zeggen.

Ik ben ook heel tevreden over de toezegging van de Minister om de 35-minners te monitoren, met name op grond van het verzoek van de LCR. Ik wil benadrukken dat de re-integratie van werknemers, waardoor mensen hun mogelijkheden kunnen benutten en hun capaciteiten verder kunnen ontwikkelen en daarmee ook weer een kans krijgen om deel te nemen aan het arbeidsproces, voor de PvdA heel erg belangrijk is.

De heer Van Weyenberg (D66): Voorzitter. Ik dank de Minister voor zijn antwoord op mijn vragen en in het bijzonder voor zijn beschouwing over de periode van twee jaar loondoorbetaling bij ziekte. Hij gaat nog een keer met werkgevers in gesprek om ze beter voor te lichten, want er zijn misschien veel onterechte angsten bij werkgevers. Hij heeft ook aangegeven dat de deur open staat als er toch nog knelpunten zijn waardoor bijvoorbeeld een uitbreiding van de no-risk ergens zinvol kan zijn. Ik neem aan dat de werkgevers in het verlengde van dit debat de weg naar de Minister weten te vinden, als ze daaraan behoefte hebben.

Over de casus van de mevrouw in de IVA zegt de Minister dat het UWV het ook nog wel nuttig moet vinden om te investeren in re-integratie. Dat begrijp ik. Ik snap ook dat de Minister de casus niet kent. Als het goed is, is die nu onderweg naar zijn medewerkers, natuurlijk nadat ik bij die mevrouw hebt gecheckt of ze daartegen geen bezwaar had. De Minister zei één hoopvol ding: de discretionaire ruimte van het UWV om af te wijken van de basisspelregels, als het dat zinvol acht. Ik ben dus benieuwd naar de reactie die ik van de Minister en het UWV op deze concrete casus krijg.

Ik had nog een vraag gesteld of de informatievoorziening voor mensen die willen starten als zelfstandige vanuit de Wajong, de WAO of de WGA misschien beter kan. Graag krijg ik daarop nog een reactie van de Minister.

Dan tot slot, met betrekking tot de uitzending van ZEMBLA deel ik de zorg van mevrouw Siderius dat we hier over een jaar weer zitten. De Minister heeft gezegd de vinger aan de pols te zullen houden na de gesprekken die hij met de verzekeraars heeft gevoerd. Misschien kan hij wat nader aangeven hoe hij dan precies die vinger aan de pols denkt te gaan houden? Ik ben blij dat het CBP heeft aangegeven dat er geen capaciteitsknelpunten zijn en dat het in ieder geval zijn volledige handhavende taak kan uitvoeren, want daar is de privacy van werknemers belangrijk genoeg voor.

Minister Asscher: Voorzitter. Dank u wel. Het kan best zijn dat ik aan het einde nog even om me heen moet kijken voor het allerlaatste punt.

Ik wil er zeker goed op letten dat het level playing field blijft en als dat niet zo is, zal ik bevorderen dat het er komt. Het rekenvoorbeeld kan ik ook verklaren zonder schriftelijk antwoord. Het UWV brengt de publiek veroorzaakte lasten in rekening, niet meer of minder. Het uitgangspunt dat je alleen betaalt wat je zelf veroorzaakt, past niet bij een verzekering. Dat past bij geen enkele verzekering, want dan is het namelijk geen verzekering. De verzekering dekt het risico voor hoge kosten en die moeten de verzekerden met elkaar gaan opbrengen. Als elke werkgever de eigen schade betaalt, is er geen verzekering meer nodig. Veel beter kan ik het niet uitleggen.

Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD): Het gaat er mij om dat je meer dan twee keer je schade betaalt en dat dit niet onderbouwd wordt door transparante informatie over wat je dan precies betaalt van anderen; het gaat er mij om dat dus niet alles opgeteld wordt. In die zin is het ook wel aardig om dat rekenvoorbeeld wel te overhandigen. Transparantie van informatie is essentieel, als het UWV zich als publieke verzekeraar op de markt wil begeven. Dat wil ik benadrukken. Ik zal het rekenvoorbeeld voor de zekerheid wel aan de Minister geven.

Minister Asscher: Prima. Uiteraard ben ik er altijd in geïnteresseerd. Er zit dus kennelijk meer achter uw vraag dan ik in eerste instantie begrepen heb.

Het is fijn dat de SP blij is. Ik heb gezegd dat selectie me ongewenst lijkt en dat het uitgangspunt is en blijft dat er onafhankelijk en professioneel wordt beoordeeld. Mevrouw Siderius heeft daaraan vervolgens een eigen inkleuring gegeven. Die laat ik bij haar, maar dit heb ik erover gezegd.

Over, ik zou bijna zeggen, het hoofdpunt van ons debat over vergoeding voor gemeenteraadsleden en andere politici die in de WIA zitten, wil ik het volgende zeggen. Hoe vaker de SP zegt dat het alleen maar een bureaucratisch dingetje is, des te bezorgder begin ik te worden of er toch niet nog een heel ander element in zit. Voor alleen een bureaucratisch dingetje zou je toch niet het principe en het systeem van deze wet, waarin ook een werkloosheidcomponent zit, hoeven te verlaten. Bureaucratie is vervelend, maar oplosbaar. Het wekt toch wel een beetje de indruk dat er meer achter zit. Dat gaat inderdaad om de verplichting vanuit de WIA om weer aan het werk te gaan en de betekenis die het daarin heeft, als men aan het werk gaat en daaruit inkomsten ontvangt. Dat neemt niet weg dat ik mijn collega van BZ zal meegeven dat deze wens c.q. zorg leeft bij de SP. Dan is hij in ieder geval voorbereid op het moment dat hij ook het pad van mevrouw Siderius kruist in een debat over dit onderwerp.

Mevrouw Siderius (SP): Als de Minister denkt dat er meer zit achter de woorden die ik als woordvoerster van de SP uitspreek dat het gewoon een bureaucratische drempel is die moet worden verwijderd, siert het de Minister als hij daarnaar onderzoek doet en ons informeert over de uitkomsten van het onderzoek. Hij zegt nu dat hij het zal melden bij de Minister van BZ en daarmee is de kous af totdat ik misschien een keer het pad kruis van de Minister van BZ. Ja, zo gemakkelijk gaat het natuurlijk niet. Ik vind het heel goed dat de Minister het wil meegeven aan de Minister van BZ, maar misschien kan de Minister ook een terugkoppeling geven aan de Kamer over de reactie van de Minister van BZ. Kan hij dan ook aangeven of hij daadwerkelijk bereid is de regelgeving te wijzigen zodat dit punt geregeld is voor de gemeenteraadsverkiezingen? Dat is natuurlijk wat we graag willen.

Minister Asscher: Laat ik me dan duidelijker uitdrukken. Ik ben er niet van overtuigd dat het wegnemen van deze bureaucratische belemmering opweegt tegen het verlaten van de systematiek van de WIA. Op die vraag is het antwoord dus gewoon nee. Daarom zal ik ook geen onderzoek doen naar de vraag of en wanneer dat ingevoerd zou moeten worden, want ik ben niet overtuigd. In haar tweede termijn vroeg mevrouw Siderius of ik wel mijn collega van BZ ervan op de hoogte wilde stellen dat deze discussie leeft. Dat wil ik wel doen. Ik drukte me misschien niet goed uit, maar daaruit kunnen verder geen rechten of weren ontleend worden. Ik wil het doen omdat mij dat door de SP verzocht wordt.

De vraag is gesteld of we over een jaar weer in ZEMBLA zitten met de verzekeraars. Ik heb in mijn eerste termijn aangegeven bereid te zijn ze tot spoed te manen. Dat wil ik ook per brief doen zodat de Kamer er meer grip op heeft. Ik ben er net zo verontwaardigd over als de Kamer. Ik ben niet bereid om te dreigen met ingrijpen omdat het sanctiearsenaal niet voor niets is neergelegd bij het CBP. Daarover heb ik in de eerste termijn in het interruptiedebatje met de heer Van Weyenberg hopelijk ook de SP kunnen geruststellen over het feit dat het scherp op het netvlies staat van het CBP. Ik zal hen wel ook nog eens schriftelijk manen tot spoed bij het nakomen van de belofte die de verzekeraars hebben gedaan naar aanleiding van dit geval.

Ik ben inderdaad het antwoord op de vraag van de PvdA over herbeoordelingen nog schuldig. Mijn verontschuldigingen hiervoor. Ik deel dat belang namelijk zeer met de spreekster, zowel vanuit het belang van de werkgever, de werknemer als de verzekeraar. In 2004 is besloten niet langer met verplichte herbeoordelingsmomenten te werken, maar meer maatwerk te bieden. Dat raakt natuurlijk aan de discussie die we helemaal aan het begin van dit debat hadden naar aanleiding van de nota van mevrouw Schut dat die herbeoordelingen ongelooflijk belangrijk zijn en dat we moeten weten wanneer we die moeten inzetten. Het perfecte evenwicht daarin zullen we waarschijnlijk nooit vinden. Maatwerk houdt in dat het UWV elk individueel geval beoordeelt en bekijkt op welke termijn een herbeoordeling zinvol kan zijn. Je kan je voorstellen dat dit kan verschillen per ziektebeeld. Bij het ene weet je heel snel waaraan je toe bent, in positieve of in nare zin. Bij het andere is dat niet zo eenvoudig vast te stellen.

Het UWV initieert zelf herbeoordelingen. Daarnaast voert het zogenaamde vraaggestuurde herbeoordelingen uit, dat wil zeggen herbeoordelingen op verzoek van de uitkeringsgerechtigde en/of op verzoek van de werkgever. Ook de verzekeraar van de werkgever die eigenrisicodrager is kan een herbeoordeling aanvragen, als de werkgever hem daartoe heeft gemachtigd. Het UWV geeft prioriteit aan deze zogenaamde vraaggestuurde herbeoordelingen. Daarnaast hebben het UWV en het Verbond van Verzekeraars heel onlangs een convenant gesloten om de aanvraag door de gemachtigde verzekeraar beter te gaan stroomlijnen. Zo raak ik misschien ook nog aan een deel van de vraag van mevrouw Schut, waarvan ik me nu realiseer dat ik hem nog niet heb beantwoord. Bij dezen doe ik dat alsnog.

Het is bekend dat er sprake is van een achterstand bij het UWV waardoor de werkvoorraad van herbeoordelingen te groot was. Met het UWV zijn afspraken gemaakt over het wegwerken hiervan. Die achterstand neemt ook af. Ik houd het zeer nauwlettend in de gaten vanwege het belang dat mevrouw Schut en ik hechten aan die herbeoordelingen voor werknemer, werkgever en verzekeraar.

Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD): Ik wil hierop niet te lang doorgaan omdat het later nog aan de orde zal komen. Voor nu vraag ik de Minister met betrekking tot het wegwerken van de achterstanden of hij er ook op kan letten dat het daadwerkelijke herbeoordelingen zijn. Ons bereiken geluiden dat er een soort evaluatieformulieren naar mensen worden toegestuurd. Als die zelf aangeven dat er niets in de situatie veranderd is, wordt het afgedaan. Dat is naar mijn idee in strijd met het idee van professionele onafhankelijke herbeoordeling waarbij altijd een face-to-face contact is.

Minister Asscher: We zullen nauwlettend in de gaten houden dat het UWV die achterstand wegwerkt en dat het dat doet conform de huidige afspraken over wat zo'n herbeoordeling moet inhouden qua professionaliteit, zorgvuldigheid, transparantie en wat dies meer zij.

Het is prima dat de heer Van Weyenberg die casus stuurt. Als ik het heb over de discretionaire bevoegdheid van het UWV, betekent dat ook dat het niet aan mij is om in die discretionaire bevoegdheid te treden. Het is veel beter om die bevoegdheid daar te laten, want daar zit de expertise om te beoordelen in individuele gevallen. Ik ga het UWV dus niet herbeoordelen, om dat woord hier nog eens te gebruiken. De heer Van Weyenberg zegt ook niet dat ik dat moet doen. Ik denk dat het over het algemeen in het belang is van de burgers in dit land, individueel en collectief, dat onafhankelijke uitvoeringsorganisaties zo min mogelijk vanuit de politiek belast moeten worden bij de invulling van hun discretionaire bevoegdheid. Niet dat de heer Van Weyenberg dat anders zou willen, maar ik wil het toch nog even opmerken om ook niet een gevoel van druk te laten ontstaan dat ze zouden moeten afwijken van hun eigen professionele standaarden. Dat laat onverlet dat het nooit kwaad kan, integendeel zelfs, om een open oog te houden voor dingen die misschien ook anders kunnen of moeten. Daarvoor zitten we hier ook.

Ik ben het zeker met de heer Van Weyenberg eens dat het van belang is dat de mensen de mogelijkheden kennen. Dat vraagt blijvend om aandacht. Ik zal het UWV vragen ervoor te zorgen dat mensen ook goed op de mogelijkheden worden gewezen. Voor zover mijn waarneming strekt, gebeurt dat. Zoals gezegd, zal ik me daarvan nog een keer vergewissen bij het UWV, want ik deel die ambitie.

De heer Van Weyenberg (D66): Dank voor dat laatste. Ik begrijp dat het soms als ingewikkeld door de mensen wordt ervaren om de mogelijkheden, die bij de WW bijvoorbeeld heel expliciet beschikbaar zijn, toegankelijk te vinden. Ik dank de Minister dat hij daarvoor nog aandacht heeft.

Met betrekking tot dat concrete geval moet het UWV absoluut zijn eigen afweging maken. Mijn hoop kwam eruit voort dat ik begrijp dat, als het UWV zelf van mening zou zijn dat hier kansen zijn, het via zijn discretionaire ruimte zelf ook mogelijkheden hebben om de betreffende mevrouw ter wille te zijn, als het dat zelf ook zinvol acht. Ik vraag de Minister of ik een terugkoppeling kan krijgen over de manier waarop het UWV voornemens is te acteren met betrekking tot deze casus die ik de Minister inmiddels heb doen toekomen, als het goed is.

Minister Asscher: Dat laatste is uitstekend. Wat mij betreft kan het UWV dat ook direct met u afhandelen.

De voorzitter: Dat is snel gegaan. Ik heb twee toezeggingen van de Minister:

  • De Minister zegt toe dat hij in het eerste kwartaal van 2014 de Kamer informeert over de verschuivingen in de verdeling van publieke en private verzekeringen op grond van de WGA.

  • De Minister zal het Verbond van Verzekeraars per brief tot spoed manen om de gedane toezeggingen na te komen. Mijn vraag is of de Kamer ook een afschrift van die brief kan ontvangen. Ik hoor een ja, dus dat is bij dezen bevestigd.

Ik dank alle aanwezigen voor hun inbreng.

Sluiting 11.55 uur.