Kamerstuk 29521-143

Verslag van een algemeen overleg

Nederlandse deelname aan vredesmissies


Nr. 143 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 8 juni 2010

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken1 en de vaste commissie voor Defensie2 hebben op 19 mei 2010 overleg gevoerd met minister Verhagen van Buitenlandse Zaken en minister Van Middelkoop van Defensie over:

– de brief van de minister van Buitenlandse Zaken en de minister van Defensie d.d. 23 maart 2010 over verlenging van de Nederlandse militaire bijdrage aan de EU-geleide troepenmacht in Bosnië en Herzegovina, operatie «EUFOR Althea» (29 521, nr. 137).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Ormel

De voorzitter van de vaste commissie voor Defensie,

Van Miltenburg

De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Van Toor

Voorzitter: Ormel

Griffier: Van Toor

Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Bashir, Van Dam, Haverkamp, Nicolaï, Ormel en De Roon,

en minister Verhagen van Buitenlandse Zaken en minister Van Middelkoop van Defensie, die vergezeld zijn van enkele ambtenaren van hun ministerie.

De voorzitter: Ik heet de minister van Buitenlandse Zaken, de minister van Defensie en hun begeleidende staf van harte welkom. Ik vraag aan de commissie toestemming om de heer Bashir van de SP, die geen lid is van de commissie voor Buitenlandse Zaken, toch toe te laten tot dit illustere gezelschap. Ik zie dat de leden daarmee instemmen. Ik heet de heer Bashir van harte welkom. Hij vervangt de heer Van Bommel. Dat zal hem ongetwijfeld goed afgaan. Elke fractie heeft vijf minuten speektijd.

De heer Haverkamp (CDA): Voorzitter. Vandaag spreken wij over de Nederlandse bijdrage van maximaal 85 militairen aan de EUFOR-missie Althea in Bosnië en Herzegovina. Deze missie steunt Nederlands sinds 2004. Hiervoor blijkt helaas ook in de toekomst militaire steun nodig te zijn. De maatschappelijke situatie in Bosnië blijft kwetsbaar, maar het land moest dan ook uit een diep dal komen. In de brief van de regering staat dat de situatie vele malen beter is dan vijftien jaar geleden. Dat is mooi, maar het is nog geen reden om de vlag uit te hangen. Separatistische en etnische krachten blijven zorgen voor spanningen tussen de verschillende bevolkingsgroepen. De verkiezingen, die gepland zijn voor oktober van dit jaar, zorgen ervoor dat de verschillende partijen zich profileren langs de etnische lijnen en daardoor de verhoudingen op scherp zetten. In de brief schrijft de regering dat er momenteel geen sprake is van een verslechtering van de situatie, maar ook niet van een verbetering. Kan de regering zeggen hoe de risico's worden ingeschat waaraan de Nederlandse LOT's blootstaan als de spanning bij het naderen van de verkiezingen eventueel oploopt? Is voorzien in een scenario waarbij de extractie en beveiliging van deze LOT's centraal staat?

De missie is van belang. Zij toont aan dat de Europese Unie zich inzet voor veiligheid en stabiliteit. Het handhaven van de stabiliteit in Bosnië is van belang voor de Balkanregio, voor de Europese Unie en voor Nederland. De Balkan blijft de achtertuin van de Europese Unie. Instabiliteit aan de Europese grens is geen optie. De internationale gemeenschap en de Europese Unie investeren al vijftien jaar in Bosnië.

Ik maak een zijstapje. Wij hebben het bericht gekregen dat de MAP-status verleend zou zijn. Kan de minister zeggen hoe dat precies in z'n werk is gegaan? Wij sturen er ook troepen heen.

De capaciteitsopbouw is van essentieel belang. Capaciteitsopbouw van een land is echter een proces dat vooral door de bevolking en de autoriteiten van het desbetreffende land moet worden gedragen en ondersteund. Daarvoor is participatie van de bevolking van cruciaal belang. Het baart de CDA-fractie zorgen dat de verantwoordelijke leiders in Bosnië niet de essentiële stappen zetten bij de medewerking aan het Joegoslavië-tribunaal. Kan de minister in Europees verband eisen dat de leiders zich krachtiger opstellen en medewerking verlenen? Hoe staat het met de projecten op het gebied van capaciteitsopbouw? Ik doel vooral op projecten die de drie etnische groepen dichter bij elkaar brengen.

De CDA-fractie vindt dat er niet alleen medewerking aan het ICTY moet worden verleend, maar dat er ook moet worden gewerkt aan de verbetering van het politieke proces. Op dit moment kent Bosnië een zwakke federale structuur. Binnen de overheid is sprake van veel corruptie. Ook de georganiseerde criminaliteit tiert welig. Een zwakke centrale overheid is niet gewenst als een overheidsapparaat zich kenmerkt door corruptie. Kan de regering zeggen hoe daarmee wordt omgegaan?

De CDA-fractie is er blij mee dat in de brief wordt gemeld dat Nederland zich binnen de EU sterk zal maken voor een krachtige vertegenwoordiger. Kan de minister de voorgaande verontrusting van de CDA-fractie daarbij een rol laten spelen, en die gebruiken als een van de criteria voor het instellen van zo'n vertegenwoordiger? Het moet iemand zijn die zich sterk maakt voor het ICTY en een bijdrage kan leveren aan een hervormingsproces.

Volgens de CDA-fractie is voor een stabiel Bosnië economische groei onontbeerlijk. In de brief staat dat ontwikkelingsgelden verminderen in het kader van de uitfasering van de ontwikkelingsrelatie met Bosnië. Op economisch gebied dienen nog aanzienlijke stappen te worden gezet. Zo wordt er een krimp van de economie verwacht van 3% en is er een geregistreerd werkloosheidspercentage van 43. Dat is geen mooi vooruitzicht. In Afghanistan hebben wij via de WEWA kunnen faciliteren tussen bedrijfsleven en bedrijfsleven. Is overwogen om die methode ook in Bosnië toe te passen? De enige exitstrategie zal mijns inziens ook in Bosnië zijn, ervoor te zorgen dat er een duurzame economie tot stand komt.

De heer Van Dam (PvdA): Voorzitter. Wij houden regelmatig een algemeen overleg over dit onderwerp, omdat wij bij herhaling spreken over verlenging van deze missie. Het eerste dat mij van het hart moet, is dat wij bij herhaling hebben gesproken over het afbouwen van deze missie. De minister heeft bij herhaling toegezegd dat de missie zou worden afgebouwd. Bij herhaling zien wij daarvan niets terug. Wij hebben daarover afspraken gemaakt. Ik vraag daarom aan de minister van Defensie hoe het daarmee nu staat.

Ik erken dat de situatie in Bosnië op dit moment bij lange na niet zo stabiel is als menigeen graag zou willen. De politieke spanningen nemen al tijden toe. Het is begrijpelijk dat de EU in ieder geval tot de verkiezingen van dit najaar invulling wil blijven geven aan haar verantwoordelijkheid. De vraag is uiteraard, wat er daarna gaat gebeuren. Ik hoor graag van de regering hoe zij daarover denkt. Welk perspectief ziet de regering op Nederlandse deelname na de verkiezingsperiode? Wij hebben dus eerder gesproken over afbouw van de missie. Daarom lijkt het mij van belang dat wij tijdig gaan nadenken over de vraag of Nederland ook na de periode van de verkiezingen in de missie nog een dergelijke actieve rol wil spelen.

Wij moeten ook spreken over de hervormingen van de eigen Bosnische veiligheidsstructuren. De Europese missie zal meer in die richting opschuiven. De heer Haverkamp stelde hierover ook al vragen. Hoe hangt dit samen met het proces dat de NAVO met Bosnië doorloopt?

De heer Nicolaï (VVD): Voorzitter. De Kamer wordt de vraag gesteld of zij kan instemmen met verlenging van de missie tot 1 maart. Ik begin met te stellen dat ik er moeite mee heb om daarop «ja» te zeggen. De VVD-fractie had er eerder ook al moeite mee, omdat wij behoorlijk sceptisch zijn. Plat gezegd: het schiet niet op. Die moeite is er bij meer fracties en eigenlijk ook bij het kabinet, gezien wat er staat in de voorliggende brief. In hoeverre is er vertrouwen dat de verantwoordelijkheid wél ter plaatse wordt overgenomen? Als wij maar doorgaan met de verantwoordelijkheid nemen, zij het enigszins verminderd, dan kan dat uiteraard ook averechts werken. Men kan daardoor achterover gaan leunen. Weer wat plat gezegd: omdat er extern wel voor waarborgen wordt gezorgd, kan men intern doorgaan met ruziën en het creëren van spanningen. Op die manier scheppen wij een spiraal die onwenselijk is.

Als de VVD-fractie instemt met verlening, wil zij echt zicht hebben op de vraag hoe de afbouw vervolgens zal plaatsvinden. Uiteraard kan Nederland eruit stappen. Wellicht stappen er een paar landen uit. Ik heb begrepen dat dit zal gebeuren. Mijn voorkeur gaat er voorlopig nog naar uit dat de EU een gezamenlijke afbouw plant, waardoor Nederland er niet in zijn eentje uit hoeft te stappen. Om de druk op te voeren, kan het nodig zijn dat Nederland intern ermee dreigt om eruit te stappen. Wij kunnen zeggen: als nu niet duidelijk is wat er na 1 maart gebeurt, kunnen wij nu vast aankondigen dat wij dan ook de verantwoordelijkheid aan anderen gaan overlaten.

Wij delen allemaal de zorgen over hoe het in Bosnië en Herzegovina gaat. Ik zie heel weinig vooruitgang. Eigenlijk is het helemaal geen land. Hoezo stappen in de richting van toetreding? Van wat tot wat moet men toetreden? Laten de diverse bevolkingsgroepen eerst maar eens naar elkaar toetreden. Laten ze eerst maar eens zelf een eenheid vormen. Pas daarna kunnen wij überhaupt spreken over een MAP-status en stappen, eventueel ooit, in de richting van toetreding tot de Europese Unie. Laat alsjeblieft de Europese Unie niet ergens ver aan de horizon dienen als een soort oplossing voor wat men intern zelf niet kan oplossen. Ik waarschuw daarvoor. Wij zitten al met België, dat de EU ervoor nodig heeft om bij elkaar te blijven, als ik het zo mag zeggen. Zo moet het in Bosnië en Herzegovina niet zijn.

Ik zal het niet spannender maken dan het is: de VVD-fractie zal instemmen met de voorgestelde verlenging, maar wil tegelijk dat de EU, of anders Nederland, een dergelijk signaal over zicht op afbouw geeft. Als dat signaal wordt afgegeven, is het voor de VVD-fractie acceptabel om de missie met een aantal maanden te verlengen. Het argument daarvoor is de wens om nog bij de verkiezingen en de neerslag ervan aanwezig te zijn.

Ik ben in verwarring over de MAP-status. Volgens mij staat in de brief dat die niet is verleend. Daarover zou in Tallinn worden gesproken. Het is mijn fout dat ik niet weet wat er uit die bespreking is gekomen. Ik hoop dat er een negatieve beslissing is uitgekomen. Zo niet, dan heb ik daarover in de tweede termijn nog wat vragen.

De voorzitter: De minister zal daarover uitleg geven. In mijn rol van voorzitter zal ik vandaag mild zijn. Wij spreken vandaag namelijk over de EU-troepenmacht in Bosnië, maar het is begrijpelijk dat de heer Nicolaï hiernaar vraagt. De minister zal erop antwoorden.

De heer Bashir (SP): Voorzitter. Volgens mijn fractie is er in Bosnië sprake van een bevroren conflict. Het conflict is gepacificeerd door de internationale gemeenschap. De SP-fractie vraagt zich af of wij op de ingeslagen weg door moeten gaan. Is dit geen doodlopende weg of een gebed zonder einde? Is de minister het met ons eens dat het draagvlak voor een multi-etnisch Bosnië en Herzegovina de afgelopen jaren niet substantieel is toegenomen, met name onder de Servische bevolking? Vindt hij met ons dat de kans dat Bosnië en Herzegovina alsnog uit elkaar vallen, niet valt uit te sluiten? Wat ons betreft dringt zich de principiële vraag op of de internationale gemeenschap koste wat kost moet doorgaan met het erdoor drukken van de door haar geschetste toekomst van Bosnië en Herzegovina. De regering moet het toch met ons eens zijn dat het bepalen van de toekomst primair aan de bevolking van Bosnië en Herzegovina zelf is? De hervormingen moeten van onderaf worden gedragen door de mensen in Bosnië en Herzegovina zelf. Ik hoor graag een reactie van de regering.

Wij bespeuren op dit moment juist een toenemende druk vanuit de internationale gemeenschap. Men wil de hervormingen afdwingen. De bevoegdheden van de Hoge Vertegenwoordiger namens de internationale gemeenschap zijn steeds toegenomen sinds Paddy Ashdown de Hoge Vertegenwoordiger was. Zo werd onder de Hoge Vertegenwoordiger Lajčák het quorum voor besluitvorming verder verlaagd, waardoor niet langer instemming van elk van de drie etnische groepen noodzakelijk is. Dit heeft overigens geleid tot hevige protesten van de Republika Srpska.

De EU probeert vooral te verleiden tot hervorming door een perspectief op toetreding te bieden. Moeten wij tegelijkertijd niet constateren dat het sluiten van een Stabilisatie- en Associatie Overeenkomst in ruil voor onder andere een gemeenschappelijk politieapparaat, vooral op papier heeft plaatsgevonden? Zien wij op dit moment de NAVO een nieuwe stap zetten door het toekennen van de kandidaatsstatus aan Bosnië en Herzegovina? Is dit nodig om de leiders te verleiden tot het doorvoeren van noodzakelijke hervormingen voor volwaardig lidmaatschap? Dit leidt zelfs tot de bizarre situatie dat, terwijl er in Bosnië en Herzegovina 20.000 mannen en vrouwen soldaten aanwezig zijn om de staat bij elkaar te houden, honderd Bosniërs naar Afghanistan vertrekken om hetzelfde daar te doen. Ik hoor ook op dit punt graag een reactie van de regering.

Voor het beëindigen van het internationaal toezicht en het voldoen aan de zogenaamde «5 + 2-conditionaliteit» is sinds de opstelling in 2007 nauwelijks vooruitgang geboekt. De vraag dringt zich bij mijn fractie op, of de door het kabinet geconstateerde vooruitgang bij bijvoorbeeld de verdeling van de belastinginkomsten en de geconstateerde vooruitgang op het gebied van de rechtstaat, gedragen worden door de bevolking. Zou die vooruitgang ook zonder druk tot stand zijn gekomen? Wij zijn er blij mee dat het kabinet ook gebrek aan vooruitgang constateert. De SP-fractie is echter van mening dat de ervaring van de afgelopen vijftien jaar vraagt om een andere koers. De diverse groepen in Bosnië en Herzegovina, en hun vertegenwoordigers, zullen naar onze overtuiging niet de verantwoordelijkheid op zich nemen om met een levensvatbare oplossing van het conflict te komen zolang zij eigenlijk gewoon uitvoerder zijn van het op internationaal niveau uitgedachte beleid. Zij hebben geen daadwerkelijke macht om besluiten te nemen over hun eigen toekomst. Daarvoor is een terugtrekkende beweging van de internationale gemeenschap noodzakelijk. Voor zo'n terugtrekking lijkt ons dit moment, in de aanloop naar de verkiezingen in oktober, niet geschikt. Wij willen de resultaten van de verkiezingen in Bosnië en Herzegovina afwachten. Wij hopen dat de politieke situatie daar zich verandert. Als de situatie na de verkiezingen niet verbetert, zal dit voor de SP-fractie de laatste keer zijn dat zij instemt met het verlengen van de missie.

De heer De Roon (PVV): Voorzitter. Het politieke hervormingsproces in Bosnië en Herzegovina blijft stagneren. Er zijn grote spanningen blijven bestaan. Er is vooralsnog weinig vooruitzicht op de noodzakelijke herziening van de discriminerende grondwet en de verkiezingswet in het land. Joden, Roma en andere minderheden zijn gewoon van verkiesbare posities uitgesloten. Uiteraard is dat een onaanvaardbare situatie.

De Nederlandse regering heeft bij monde van de minister van Buitenlandse Zaken en de minister van Defensie daarop naar mijn smaak wat te gemakkelijk gereageerd in de brief die wij hebben ontvangen. Zij stellen namelijk in die brief van 23 maart dat zij vinden dat, behoudens de druk die de internationale gemeenschap blijft uitoefenen, de oplossing van de Bosniërs zelf moet komen. Die stelling wordt uiteraard volkomen terecht ingenomen, maar feit blijft dat de Nederlandse belastingbetaler deze situatie mede blijft financieren. Dat is volgens mij niet te verkopen. Als Bosnië en Herzegovina weigeren de aanzet te leveren die het land democratisch en veiliger moet maken, dan moet niet de illusie in het leven worden gehouden dat alle problemen die daaruit voortspruiten, kunnen worden opgelost door de Europese Unie.

Behalve de onkosten voor militaire middelen, die voor dit jaar alleen al op 7,6 mln. zijn geraamd, voert Nederland ook nog een bilateraal ontwikkelingsprogramma met Bosnië en Herzegovina, waarvoor 10 mln. per jaar wordt uitgegeven. Daarbij komt nog minimaal 5 mln. op jaarbasis voor Srebrenicagerelateerde projecten. Dit zal volgens de minister na de uitfasering van de bilaterale ontwikkelingsrelatie worden voortgezet. Hoe lang, is onduidelijk. Ik hoor graag van de regering hoe lang zij zich heeft vastgepind, of hoe lang zij zich denkt te moeten vastpinnen op deze jaarlijkse uitkering.

Verder participeert Nederland in de extra uitgaven voor de ondersteuning van partnerlanden, de zogenaamde LOT-huizen. De bewindslieden stellen dat de middelen die Nederland van deze landen zal terugontvangen, voor 2010 worden geraamd op 0,8 mln. en voor 2011 op 0,2 mln. Ik verneem graag van de minister hoeveel Nederland eigenlijk aan deze landen ter beschikking heeft gesteld. Op grond waarvan hoopt Nederland nu dat het een gedeelte van dit geld zal terugzien? Waarvan hangt dat af?

De ministers stellen ook dat het beëindigen van het executieve mandaat van EUFOR na de verkiezingen, later dit jaar, door de Europese Unie opnieuw wordt afgewogen en besproken op basis van een evaluatie van de politieke situatie en de veiligheidssituatie. Volgens mijn fractie tendeert dit weer naar besluitvorming op bovennationaal niveau. Wij vinden dat de besluitvorming over de Nederlandse participatie in het proces, en over het spenderen van Nederlands belastinggeld, alleen kan worden genomen op nationaal niveau. Wij kunnen daartoe alleen besluiten als daarvoor voldoende draagvlak in Nederland bestaat.

Daarbij komt dat dit jaar Spanje, Polen en Ierland zich zullen terugtrekken uit EUFOR. Vorig jaar hebben Zweden, Tsjechië, België, Frankrijk en Finland dat besluit al genomen. In hun brief stellen de bewindslieden nu dat andere lidstaten deze gaten voor een deel gaan vullen. Weten de bewindslieden misschien al welke landen dat zullen doen? Heeft dit alles implicaties voor de Nederlandse bijdrage aan deze missie? Ik wil van de ministers de toezegging horen dat Nederland, wat er ook gebeurt, niet de gaten zal vullen die andere landen laten vallen. Overigens vindt de fractie van de PVV net als vorig jaar, dat wij direct moeten stoppen met deze missie. Als dat echter niet gebeurt, vraag ik de bewindslieden om in ieder geval toe te zeggen dat Nederland niet de gaten zal vullen die andere landen straks weer zullen laten vallen.

De voorzitter: Dit overleg is een artikel 100-overleg. Dat betekent dat er drie termijnen zullen worden gehouden. Voor de beantwoording in de eerste termijn geef ik nu eerst het woord aan de minister van Buitenlandse Zaken.

Minister Verhagen: Voorzitter. Ik dank de Kamerleden voor hun inbreng.

Ik stel voorop, dat een van de redenen van de Nederlandse regering voor verlenging van de bijdrage aan de EUFOR het feit is, dat de stabiliteit en integratie in de Euro-Atlantische structuur en de economische groei op de Balkan doelstellingen blijven van de Nederlandse inspanningen. Ook de historische context bepaalt dat Bosnië en Herzegovina van ons land bijzondere aandacht vragen. Ook benadruk ik dat ontwikkelingen in onze nabije omgeving, middenin Europa, directe gevolgen voor Nederland hebben. Wij kunnen niet doen alsof het ons pakkie-an niet is. De situatie in Bosnië en Herzegovina heeft gevolgen voor de ontwikkelingen in Nederland. Ik denk aan de exportmogelijkheden, de stabiliteit, het tegengaan van ongewenste vluchtelingenstromen, enzovoorts. Men redeneert kortzichtig als men stelt dat deelname aan EUFOR niet in ons belang zou zijn. Aangezien de Nederlandse regering niet kortzichtig redeneert, voelt zij op dit punt een Nederlandse verantwoordelijkheid. Wij willen de belangen van Nederland veiligstellen, ook in den brede.

De veiligheid in Bosnië en Herzegovina is de afgelopen jaren enigszins verbeterd, ondanks alle problemen. Daarom is de missie EUFOR Althea in de afgelopen jaren fors afgeslankt. De Nederlandse bijdrage is in de afgelopen jaren verminderd. Tegelijkertijd worden de politieke situatie en het hervormingsproces in Bosnië en Herzegovina op dit moment gekenmerkt door stagnatie, tegenwerking en problemen. Het proces dat eigenlijk zou moeten leiden tot toenadering en verdergaande stabiliteit, zit vast. Ik wil er geen doekjes om winden dat dit in de aanloop naar de verkiezingen niet zal veranderen. Bepaalde partijen zullen, gelet op de eigen opstelling, begrijpen dat juist in de aanloop naar verkiezingen, partijen zich dieper ingraven in nationalistische retoriek. Daarmee neemt ook in Bosnië op een aantal terreinen de politieke spanning toe. Men is openlijk verdeeld over belangrijke zaken, zoals de herziening van de staatsstructuur. Er is bovendien sprake van corruptie. De georganiseerde misdaad blijft een groot probleem en er is sprake van onrust. Met deze problemen worden wij inderdaad geconfronteerd. Ik geef toe dat dit al met al niet leidt tot een rooskleurig beeld.

Er zijn echter ook positieve ontwikkelingen te melden. De stabiliteit is in de afgelopen jaren vergroot. Bosnië en Herzegovina hebben een aantal belangrijke stappen gezet, bijvoorbeeld rond de vereisten van de EU om te voldoen aan de visumliberalisatie. Er zijn hogere politiefunctionarissen benoemd. Er zijn voorbeelden geweest van goede samenwerking met politiediensten, met name bij de bestrijding van terrorisme. De situatie is dus niet op alle terreinen somber, maar het beeld is ook niet rooskleurig. Wij zijn op dit moment niet waar wij willen zijn. Ik verwacht op dit moment geen grootschalig geweld, zelfs niet bij de huidige oplopende tegenstellingen. Toch kunnen wij niet stellen dat de situatie stabiel is. Ik wil niet het risico lopen dat het in Bosnië en Herzegovina fout gaat. Dat zal direct enorme gevolgen hebben voor West-Europa. De Europese Unie moet niet het risico nemen dat ontwrichting de kop opsteekt in Bosnië en Herzegovina. Daarom is het belangrijk dat EUFOR voorlopig aanwezig blijft met executieve bevoegdheden. Dat is de reden dat wij de koppeling hebben gelegd met het bureau van de Hoge Vertegenwoordiger.

Een en ander wil niet zeggen dat ik de militaire aanwezigheid in Bosnië niet graag zou beëindigen. Toch zeg ik tegen de heer Van Dam dat ik niet wil afbouwen zonder de situatie in ogenschouw te nemen en zonder de consequenties ervan te betrekken bij de keuze voor zo'n afbouw. Wij moeten niet weggaan omdat wij in het verleden hebben gezegd dat wij weg zouden gaan, zonder de gevolgen ervan in ogenschouw te nemen. Ik vind dat wij die gevolgen moeten betrekken bij onze afwegingen.

Eenzijdige beëindiging van de deelname door Nederland zou de missie ondermijnen en zou de situatie kunnen schaden. Wij voeren op dit punt goed overleg binnen Europa, zowel op het niveau van de ministers van Defensie, als op het niveau van de ministers van Buitenlandse Zaken. Wij hebben afgesproken dat wij de Nederlandse bijdrage verder afbouwen in lijn met de EU-missie, indien die afbouw verantwoord is.

De nadruk van de EUFOR-missie komt steeds meer te liggen op de trainingstaak die EUFOR vanaf juni aanstaande op zich neemt. Deze training moet de Bosnische strijdkrachten in staat stellen om de veiligheid en stabiliteit van Bosnië en Herzegovina te garanderen.

Ik ken de zorgen van de Kamer over het voortduren van deze missie. In het verleden hebben wij hierover meermaals gesproken. Er is sprake van een langjarige betrokkenheid. Die is veel langduriger dan bijvoorbeeld in Afghanistan. Ik vind niet dat de missie tot in lengte van dagen moet duren. Wij moeten echter wel goed bezien wat minimaal nodig is om de stabiliteit te realiseren. Ik heb in Brussel gesteld dat afbouw van de missie wenselijk is, maar dat een besluit daartoe op een juist moment en zorgvuldig moet worden genomen.

In ieder geval tot de verkiezingen in oktober zal de missie over voldoende troepen beschikken. Dit kan onder andere worden gesteld op basis van toezeggingen en uitspraken van andere deelnemers aan deze missie. Na de verkiezingen zullen wij de balans moeten opmaken. Dan moeten wij bekijken of de noodzaak bestaat om de executieve aanwezigheid van EUFOR voort te zetten. De operationeel commandant zal binnenkort verschillende plannen uitwerken over de opties voor na de verkiezingen. Hierop zal de minister van Defensie straks ingaan. Wij houden de Kamer hiervan uiteraard op de hoogte.

Ik hoop dat de politieke leiders van Bosnië na de verkiezingen in staat en bereid zullen blijken te zijn om hun verantwoordelijkheid te nemen voor de toekomst van hun land. Wij zullen daarop uiteraard stevig aandringen. Wij zullen partijen ervan trachten te overtuigen dat onderlinge samenwerking de beste en enige optie is. Dat is de weg die voert naar langdurige stabiliteit. Ik zie ook wel dat er kanttekeningen te plaatsen zijn bij de multi-etnische staat Bosnië en Herzegovina. Ik ben het eens met de heer Nicolaï, die zegt dat leiders niet achterover moeten gaan leunen. Dat geldt met name voor lokale leiders. Wij moeten druk blijven uitoefenen. De Hoge Vertegenwoordiger en zijn executieve bevoegdheden zijn voor het uitoefenen van die druk nodig. Hij kan zaken afdwingen. Hij kan dat doen, omdat EUFOR nog steeds aanwezig is. EUFOR staat in wezen ten dienste van het bureau van de Hoge Vertegenwoordiger. EUFOR is dus een hefboom.

De heer Bashir wil eigenlijk dat wij nu al zeggen dat wij na de verkiezingen niet meer mee zullen doen als blijkt dat het niet goed gaat. Ik vind dat wij op dit moment zulke grote uitspraken niet moeten doen. Er staan grote belangen op het spel, niet alleen voor de stabiliteit in de regio, maar ook voor de stabiliteit in West-Europa. Ik ben het met de heer Bashir eens dat een zo snel mogelijke afbouw wenselijk is. Wij moeten druk uitoefenen om te voorkomen dat de situatie een negatieve wending krijgt na de verkiezingen. Wij moeten echter de consequenties van iedere stap die wij zetten, goed overwegen als het moment daar is, juist omwille van de veiligstelling van onze belangen.

Er is gevraagd naar de stand van zaken rond het toetredingsproces tot de NAVO. Volgens mij heeft de Kamer al een verslag van de bijeenkomst in Tallinn ontvangen. Voorafgaand aan deze bijeenkomst van de NAVO is er een overleg geweest waarbij ik heb gesteld dat Nederland op zich geen voorstander is van het verlenen van de MAP-status, maar dat wij de consensus niet zouden doorbreken. Met andere woorden: Nederland zal niet als enige een veto uitspreken. Wij hebben hierover dus zeer nadrukkelijk gesproken. Wij zijn daarbij opgetrokken met met name Duitsland. Bij een brede groep bestonden aarzelingen. Daartoe behoorden ook de Verenigde Staten. Een aantal andere NAVO-landen vond zeer nadrukkelijk dat nu de MAP-status wel moest worden verleend. Over het hoe, wat en waar is een langdurige discussie gevoerd. Uiteindelijk is besloten tot een voorwaardelijke verlening van de MAP-status. Ik heb daarmee ingestemd. Wellicht had de Kamer dit compromis al zien aankomen. Ook wij kunnen compromissen bedenken.

De voorwaardelijke verlening van de MAP-status aan Bosnië en Herzegovina vonden wij een goed compromis. Voordat de eerste fase van de MAP-status in werking kan treden, moet de kwestie van de onroerende defensie-eigendommen zijn geregeld. Dit is een van de elementen waarover juist de staat afspraken moet maken. De Bosniërs en de Republika Srpska moeten het hierover eens worden. Dit is een van de eisen die eerder al waren gesteld. Deze kwestie moet dus eerst worden opgelost. Pas daarna kan de MAP-status in werking treden. De kwestie van de roerende defensie-eigendommen moet volledig zijn opgelost, voordat een volgende stap kan worden gezet. Het gaat dus om overdracht van defensiebezittingen aan de federale staat. De onroerende eigendommen in Bosnië en in de Republika Srpska moeten dus aan de staat, het totaal, worden overgedragen. Pas als aan deze voorwaarde is voldaan, krijgt de MAP-status inhoud, omdat pas dan de volgende fase van de MAP-status kan worden betreden. Met de toekenning van de MAP-status onder voorwaarden hopen wij het hervormingsproces een effectieve impuls te geven. Het is aan Bosnië om op dit punt substantiële vooruitgang te laten zien. Ik heb deze toekenning onder voorwaarden dus gesteund, omdat ik een consensus niet wilde blokkeren. Ik heb het ook gesteund omdat ik de overtuiging heb dat wij door deze voorwaardelijke toekenning uiteindelijk meer en effectiever zullen bijdragen aan het hervormingsproces in Bosnië, dan dat wij daaraan zouden bijdragen door het wederom te laten komen tot uitstel van besluitvorming hierover.

De heer Nicolaï (VVD): In een eerdere discussie met de NAVO, in april 2008, werd gezegd dat de hervormingen niet opschoten en dat er niet genoeg argumenten waren om tot deze stap over te gaan. Wat zijn dan volgens de NAVO of de minister de belangrijkste vorderingen die in deze twee jaar zijn gemaakt?

Minister Verhagen: Dat hebben wij heel uitvoerig besproken, voorafgaande aan de bijeenkomst in Tallinn. Er waren vier voorwaarden gesteld, waarvan er nu drie vervuld zijn. De enige voorwaarde waaraan nog niet is voldaan, is de overdracht van de onroerende defensie-eigendommen aan de staat. De militair-technische voorwaarden zijn allemaal vervuld. Dat was het verschil met de situatie die de vorige keer werd besproken. Ik heb gezegd: ik voel er nog steeds niet veel voor; wij hadden vier voorwaarden gesteld en de vierde is nog niet vervuld, dus ik heb een reden om nu «nee» te zeggen. Anderen zeiden: op drie terreinen is een stap voorwaarts gezet, dus wij willen nu «ja» zeggen. Toen hebben wij dit als – naar mijn mening – verantwoord compromis gevonden, omdat hiermee is zeker gesteld dat geen volgende stap op weg naar de MAP-status kan worden gezet als deze kwestie niet wordt opgelost, met andere woorden: het is een voorwaardelijke toekenning. De facto hebben wij dus wat wij wilden en wij hebben hiermee een positiever signaal afgegeven dan wanneer wij «nee» zou hebben gezegd. Dat is de stimulans die wij hiermee wilden bereiken.

De heer Bashir (SP): Ik vind het vreemd dat minister Verhagen in december nog tegen het verlenen van de MAP-status heeft gestemd, maar het onderwerp drie maanden later toch laat lopen. Ik vraag mij af in hoeverre er sprake was van koehandel. Is het feit dat Bosnië 100 man naar Afghanistan heeft gestuurd voor de NAVO mede de aanleiding geweest om Bosnië de MAP-status toe te kennen?

Minister Verhagen: Ik vind het vreemd dat de heer Bashir niet luistert. Ik heb immers uitgelegd wat er is veranderd in de drie maanden na december. Er is geen sprake geweest van koehandel. De heer Bashir weet dat bij NAVO-besluitvorming alle leden het eens moeten zijn. Ik heb in de Kamer van tevoren gemeld dat ik niet als enige lidstaatvertegenwoordiger een veto zou gebruiken; ik heb de Kamer van tevoren gezegd welke stappen ik zou zetten.

De heer Bashir (SP): Ik vraag de minister, hier nader op in te gaan. Ik vind het erg absurd dat Bosnië en Herzegovina 100 mensen naar Afghanistan sturen, terwijl ze in eigen land 20.000 buitenlandse manschappen hebben. Dat is toch absurd?

Minister Verhagen: Het aantal buitenlandse manschappen in Bosnië bedraagt geen 20.000, maar is van 6000 naar 2500 gegaan.

De heer Bashir (SP): Dan nog! Wij hebben het volgens mij over 6000 man EUFOR ...

Minister Verhagen: 2500.

De heer Bashir (SP): Goed, 2500, ik heb kennelijk niet de juiste cijfers, maar dan nog is het absurd! Al zouden wij er met 1000 of 100 mensen zitten, dan nog is het absurd dat de Bosniërs niet de eigen veiligheid kunnen bewaken, maar tegelijkertijd wel menen manschappen te kunnen sturen naar Afghanistan.

De voorzitter: Mijnheer Bashir, in deze commissie vraagt men het woord aan de voorzitter en krijgt men het woord van de voorzitter. U nam nu het woord, prima, maar dit is het laatste deel van deze interruptie. U hebt duidelijk uw punt gemaakt; nu antwoordt de minister.

Minister Verhagen: Ik ga uiteraard niet over wat de heer Bashir allemaal absurd vindt; dat is zijn afweging. In mijn eerdere respons heeft hij al kunnen horen dat de missie van de Europese Unie in toenemende mate overgaat van het bewaken van de veiligheid en stabiliteit naar het trainen van het Bosnische leger, zodat Bosnië zelf zorg kan dragen voor zijn veiligheid. Wij zijn het eens over de noodzaak dat de Bosniërs zelf zorg dragen voor veiligheid en stabiliteit in hun land. Dat laat onverlet dat ik de bijdrage van Bosnië aan stabiliteit in Afghanistan toejuich. Dat de heer Bashir dat niet doet, is zijn eigen keuze. Ik vind het een positieve ontwikkeling dat Bosnië, dat een beroep doet op de internationale gemeenschap om bij te dragen aan stabiliteit in het land, ook de verantwoordelijkheid en bereidheid heeft om bij te dragen aan de stabiliteit in andere regio's, net zo goed als er Amsterdamse politieagenten in Groningen actief zijn. In ons land zeggen wij ook niet: wij komen alleen op voor de veiligheid in onze gemeente. Dan zou immers ook ons land uit elkaar vallen en ik geloof niet dat dit de bedoeling is.

De heer Haverkamp ging in op de corruptie. Ik heb daar al iets over gezegd. Ik ben blij dat wij erin zijn geslaagd de Europese Commissie zover te krijgen dat bestrijding van corruptie een speerpunt wordt. Nederland ondersteunt de activiteiten van Transparency International om meer zicht te krijgen op corruptie; daar moeten wij meer werk van maken. Het blijft een punt van zorg, overigens niet alleen in Bosnië.

De heer Bashir sprak de zorg uit dat Bosnië uiteen zou vallen. De uitspraken van de heer Dodik, de premier van Republika Srpska, over het recht op afscheiding en dergelijke, zijn inderdaad verontrustend. Die zorg deel ik met de heer Bashir. Ik zie die uitspraken op dit moment wel meer als retoriek in aanloop naar de verkiezingen. Het is duidelijk dat Dodiks uitspraken lijnrecht ingaan tegen het vredesakkoord van Dayton, dat uitgaat van een gedecentraliseerde eenheidsstaat. Het geeft ook aan dat het daar allemaal nog niet pais en vree is, dat moge duidelijk zijn. Het opgeven van Bosnië en Herzegovina als gedecentraliseerde eenheidsstaat zou een veel negatiever effect hebben, zeker in de regio en de Balkan in den brede, dan voortzetting van zowel de activiteiten van de Hoge Vertegenwoordiger als de EU-missie.

Volgens mij heb ik hiermee alle vragen beantwoord die aan mij zijn gesteld. Mijn collega van Defensie zal specifiek ingaan op de meer aan hem gerichte vragen.

De heer Haverkamp (CDA): Ik had een vraag gesteld over de economische opbouw. Ik ga ervan uit dat de beantwoording van die vraag aan de minister van Buitenlandse Zaken is en niet aan de minister van Defensie.

Minister Verhagen: Ja, dat klopt. Zoals aangekondigd in de beleidsbrief Een zaak van iedereen, zal de ontwikkelingsrelatie van Nederland met Bosnië en Herzegovina de komende jaren veranderen. Na 2011 zal de relatie een ander zwaartepunt krijgen. EU-instrumenten die betrekking hebben op de economische ontwikkeling zullen meer bepalend worden. Nu richten wij ons vooral op goed bestuur, mensenrechten, privatesectorontwikkeling, Srebrenicagerelateerde activiteiten en het leveren van een bijdrage aan het oplossen van de problematiek van de ontheemden in het land. Na 2011 zullen wij ons, in lijn met het EU-instrumentarium, meer op de economische ontwikkeling richten. Van onze eigen programma’s zullen eigenlijk alleen de Srebrenicagerelateerde activiteiten worden voortgezet, zoals voorzien in de beleidsbrief Een zaak van iedereen. Ik dacht dat er al overleg met de Kamer had plaatsgevonden over deze beleidsbrief, maar dat weet ik niet helemaal zeker. Volgens mij heeft mijn voorganger dat nog met de Kamer besproken, maar daar ben ik niet helemaal zeker van.

De voorzitter: Dat klopt, maar dat is vrij lang geleden, dus het is goed dat u het nu even herhaalt. De tijd gaat snel. U kunt hier in tweede termijn eventueel nader op ingaan.

Ik geef het woord aan de minister van Defensie voor de beantwoording van de aan hem gestelde vragen in eerste termijn.

Minister Van Middelkoop: Voorzitter. Onder verwijzing naar vorige debatten zeg ik dat de militaire ontwikkelingen redelijk stabiel zijn. De ontwikkelingen, hoe bescheiden ook, zijn vooral politiek; daar heeft mijn collega over gesproken. Ik zal met grote stappen de informatie over de huidige missie doorlopen en daarna nog een enkele opmerking maken over de verdere ontwikkeling, want die is er wel.

De belangrijkste verandering van de missie, die zo-even al aan de orde kwam, heeft plaatsgevonden in 2007. Toen is de omvang van EUFOR teruggebracht van 6000 naar 2500 manschappen. Daarna is EUFOR verdergegaan met rationalisering van de werkwijze, wat leidde tot verdere aantallenreducties. Op dit moment – ik kijk even naar de heer Bashir – zijn ongeveer 1930 militairen actief voor deze missie. Het zwaartepunt ligt onverminderd bij de Liaison and Observation Teams, de LOT’s. Deze zijn verspreid over vijf regio’s en vergaren informatie over de veiligheid en de sociale, politieke en economische ontwikkelingen in het inzetgebied; zij zijn dus de ogen en oren van de commandant van EUFOR. Daarnaast heeft EUFOR een manoeuvrecapaciteit die bestaat uit een multinationaal manoeuvrebataljon van ongeveer 650 militairen, gelegerd in Sarajevo, en twee compagnieën van de Integrated Police Unit, samen ongeveer 200 functionarissen.

De heer Van Dam begon zijn interventie met de opmerking – ik zeg het even in mijn woorden – dat hij een sterk déjà vu had. Dat hebben wij allemaal wel, denk ik. Dat vind ik dus geen kritische observatie. Ik heb geen beëindiging toegezegd, zoals hij het formuleert. Wel is de politieke druk vanuit Nederland evident; ik zal daar straks nog iets meer over zeggen. De heer van Dam was nu juist degene die in een vorig debat een paar heel goede argumenten gaf waarom uitgerekend Nederland – dat heb ik gelukkig niemand horen zeggen – zich eenzijdig uit de missie zou moeten terugtrekken. Dat standpunt hoef ik niet te herhalen, maar dat deel ik nog altijd met de heer Van Dam.

Het nieuwe bestaat hierin dat eind januari in de Europese Raad van Buitenlandse Zaken is besloten tot een hybride taakstelling voor EUFOR. Dat weet de Kamer. Naast de executieve taakstelling, die voortvloeit uit de akkoorden van Dayton en waarover wij al zo vaak met elkaar hebben gesproken, zal de missie zich vanaf juni 2010 ook gaan toeleggen op capaciteitsopbouw en training van de Bosnische strijdkrachten. In onze ogen is dat echt het begin van een transitie naar een situatie waarin wij alleen nog met capaciteitsopbouw bezig zijn; na verloop van tijd zullen ze het natuurlijk zelf moeten rooien. In de vele debatten van de afgelopen jaren over EUFOR is gevraagd: kan het niet wat minder? Ik denk dat de hybride taakstelling een belangrijke overgangsstap is.

In de vorige brief die wij met elkaar hebben besproken, stond dat het Nederlandse aanbod om bij te dragen aan de organieke capaciteit was gesteld op 85 militairen. In werkelijkheid heeft EUFOR geen beroep gedaan op de volle capaciteit: Nederland neemt thans met 72 militairen deel aan de missie. Deze militairen zijn nog altijd actief in de vier LOT-huizen. Wij hebben ook de leiding over het regionaal coördinatiecentrum voor de LOT’s in regio 1 in Noordwest-Bosnië. Ik zeg het nog maar een keer: het is geen zware missie. In vergelijking met andere missies is dit een vrij bescheiden missie. Voor zover relevant kan de Kamer dit gegeven meewegen in haar oordeel over de vraag tot hoelang we moeten doorgaan. Voor de capaciteitsopbouw- en trainingstaak van EUFOR, die leidt tot het hybride karakter, zullen wij elf nieuwe militairen leveren. Zes van hen gaan naar het hoofdkwartier; daar is een aparte afdeling voor opgericht. Daarnaast zal Nederland vijf militairen beschikbaar stellen voor de zogenaamde mobiele trainingsteams.

De heer Haverkamp vroeg of wij voldoende oog hadden voor de risico's als de veiligheid achteruit zou gaan rond de verkiezingen. Volgens mij heeft collega Verhagen daar al iets over gezegd, maar de vraag was in elk geval ook aan mij gericht. Het is altijd goed om die vraag te stellen. Dat vloeit voort uit het toetsingskader en het houdt ons scherp. In de brief die wij nu bespreken, staat dat er op dit moment geen directe veiligheidsbedreigingen bestaan. Ik heb er ook geen aanwijzing voor dat een en ander zich in de verkeerde richting zou ontwikkelen of dat de situatie zou escaleren. Op dat punt houden wij echter de vinger aan de pols. De optie «extractie» is op dit moment gelukkig een theoretische; het is niet echt iets waar wij operationeel gezien over moeten nadenken.

De regering zet zonder aarzeling in op beide onderdelen van de missie. Dit zeg ik als minister van Defensie, onder verwijzing naar de discussie met de heer Van Dam in het vorige en huidige debat. Ik weet dat een paar landen zich eenzijdig hebben teruggetrokken in de afgelopen periode. In reactie op de opmerkingen van de heer De Roon zeg ik: als wij zouden vertrekken, moeten anderen de gaten vullen die wij achterlaten; laat hij dus wat voorzichtig zijn met dat type argumentatie. Ik heb op 25 april bij een vergadering van de defensieministers in Luxemburg – het verslag daarvan heb ik al ondertekend, dus ofwel de Kamer heeft het reeds ontvangen, ofwel zij zal het binnenkort ontvangen – uitdrukkelijktegen mevrouw Ashton en de commandant die daarbij aanwezig was, gezegd: start met de operationele planning van de transitie waarin wij ons nu begeven; houd rekening met de mogelijkheid dat de missie na verloop van tijd, zeker na de verkiezingen, echt alleen nog training omvat. Ik wil daar in juni, bij de volgende vergadering van defensieministers, graag uitsluitsel over krijgen. Ik reken erop dat dit gebeurt.

Ik ben de heer Nicolaï dankbaar voor zijn opmerking dat zijn voorkeur niet uitgaat naar een eenzijdige, maar naar een Europese afbouw. Van een voormalig staatssecretaris van Europese Zaken verwacht je bijna niet anders, maar dat is het soort solidariteit waartoe men zich volgens mij, zeker bij deze operatie, mag verplichten.

De heer Bashir houd ik voor om heel erg uit te kijken met de opmerking «dit is echt de laatste keer", want ik weet bijna zeker dat dit in het verleden al eerder is gezegd; je kunt het altijd nog zeggen als het zover is. Ik dank de SP echter ongeveinsd voor de steun die tot op heden is gegeven; ik begrijp uit de woorden van de heer Bashir dat deze steun tot op dit moment nog steeds wordt gegeven.

De voorzitter: Dank u wel. Dan gaan wij verder met de tweede termijn. Ik merk op dat dit een artikel 100-overleg is, dus er volgt nog een derde termijn, waarin de commissieleden kunnen aangeven of zij namens hun fracties al dan niet steun verlenen aan de verlenging van deze missie.

De heer Haverkamp (CDA): Voorzitter. De vragen van mijn fractie zijn beantwoord, dus ik heb geen behoefte aan een tweede termijn.

De heer Van Dam (PvdA): Voorzitter, ik heb daar ook niet echt behoefte aan. Het is echter wel te merken, ook in dit Kamerdebat, dat er een groeiend ongemak is aan deze kant van de tafel over het feit dat we een beetje gevangen zitten in deze missie. Er wordt al tijden gesproken over transitie en afbouw van de missie, en elke keer wordt het argument gegeven dat we er niet eenzijdig uit kunnen stappen. Dat is een soort cirkelredenering, waarbij je elke keer terugkomt op hetzelfde punt. We komen elke keer weer bij elkaar, na een half jaar of een jaar, en elke keer weer zeggen we dat de missie eigenlijk moet worden afgebouwd; elke keer weer concluderen we dat de ontwikkelingen op dat moment ons niet toestaan om eruit te stappen. Ik steun dus de woorden van de minister: het besluit over verdere afbouw van deze missie moet inderdaad in Brussel worden genomen, maar het wordt wel tijd dat men daar daadkrachtig is. Het is ook niet zo dat we tot in lengte van jaren vastzitten aan ondersteuning van EUFOR in Bosnië!

De heer Nicolaï (VVD): Voorzitter. Ik heb juist wel behoefte aan een tweede termijn, want er is nog niet genoeg duidelijkheid gegeven over mijn belangrijkste punt, namelijk hoe de afbouw er uitziet. Het kabinet zegt: we kunnen ons geen risico op instabiliteit permitteren; na de verkiezingen kijken we wat verantwoord is. Je kunt zeggen dat daar niets op tegen is, maar er zit geen enkele benchmark, geen enkel perspectief in voor de EU om druk op de ketel te kunnen zetten opdat in Bosnië en Herzegovina stappen worden gezet. Als je dat echt alleen afhankelijk maakt van het idee dat we ons geen risico op instabiliteit in de achtertuin kunnen permitteren, dan kan dat wel degelijk leiden tot achteroverleunen daar. Als dat je enige benchmark is, ja, dan kunnen we dit inderdaad elk jaar herhalen. Wellicht moeten we dan constateren dat Afghanistan binnen het decennium is gered en uit het niets overeind is gekomen, terwijl dit Europese land na twintig jaar nog is waar het tien jaar daarvoor was. Dat vind ik echt een zorgelijke situatie.

De minister van Defensie haalde aan dat ik een voorkeur heb voor een aanpak in EU-verband. Ja, natuurlijk, maar Nederland kan toch binnen de EU wel een hard signaal afgeven? Wij kunnen het signaal afgeven dat als niet op een bepaalde manier, onder bepaalde voorwaarden, met bepaalde benchmarks of met bepaalde doeleinden stappen worden gezet, wij toch eenzijdig stappen zullen overwegen. Je kunt niet alleen uitgaan van voldoende stabiliteit daar; dan maak je het naar mijn menig te veel afhankelijk van het achteroverleunen daar. Daar wil ik graag wat meer duidelijkheid over.

De heer Bashir (SP): Voorzitter. In eerste termijn ben ik ingegaan op het feit dat onder de mensen in Bosnië en Herzegovina het draagvlak voor een multi-etnisch land de afgelopen jaren niet is toegenomen. De minister zegt dat dit vooral te maken heeft met retoriek in verband met de aankomende verkiezingen. Dat begrijp ik, maar ik denk dat het vooral te maken heeft met een gebrek aan verantwoordelijkheid daar. De Hoge Vertegenwoordiger heeft verregaande bevoegdheden en kan allerlei besluiten torpederen; bij de mensen zelf is hierdoor gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel en een bredere visie op de toekomst. Daarom denk ik dat het belangrijk is dat er een tijdslijn wordt vastgesteld. Wij moeten laten zien dat zij in de toekomst, waarover zij in oktober zullen beslissen, niet alleen te maken hebben met hun eigen etnische achterban, maar dat het gaat om een gezamenlijke, multi-etnische toekomst. Als dat niet het geval is, dan moeten de mensen daar zich erover uitspreken, maar onze focus moet in ieder geval niet verlegd zijn naar het koste wat kost bewerkstelligen van een gezamenlijke, centrale regering.

In aanloop naar de verkiezingen zijn wij bereid de missie voor nog een jaar te steunen, maar naar mijn mening moet er op een gegeven moment een einde komen aan deze missie. Als de regering niet bereidheid is om een tijdslijn uit te stippelen voor het daadwerkelijk terugtrekken van de troepen en het overdragen van alle verantwoordelijkheid, dan zullen wij op een gegeven moment de missie niet meer steunen.

De heer De Roon (PVV): Voorzitter. Ik denk dat het achteroverleunen in Bosnië en Herzegovina, waar de heer Nicolaï voor vreest, allang een feit is. In 2008 heeft de Europese Unie een associatieverdrag gesloten met Bosnië en Herzegovina. In ruil daarvoor hebben de Bosniërs toegezegd de politiemacht te zullen hervormen. Nu, twee jaar later, is dat nog geen millimeter opgeschoten. Ik denk dus dat daar rustig achterover wordt geleund in de wetenschap dat de Europese Unie toch steeds door de pomp gaat en zwakke knieën heeft. Ik ben van mening dat we op die weg niet voort moeten gaan. Ik beluister bij sommige woordvoerders aan deze kant van de tafel dat ze er toch toe genegen zijn om een soort laatste kans te geven, maar ik voel daar heel weinig voor.

Minister Verhagen: Voorzitter. De minister van Defensie zal ingaan op de wijze waarop de afbouw kan plaatsvinden en wat het perspectief daarvoor is. Ik begrijp het ongeduld van de Kamer en ik begrijp de wens om daar alles pais en vree te laten zijn zonder de noodzaak van een militaire bijdrage. Ik wil echter twee dingen zeggen. Ten eerste: de werkelijkheid laat zich niet dwingen. Ten tweede: het is een volstrekt misplaatst beeld dat we geen millimeter zijn opgeschoven. Kijk maar eens naar de ontwikkeling van EUFOR. Het aantal manschappen is van 22.000 naar 6500 naar 2000 gegaan. Dan kun je toch niet zeggen dat we nog steeds op hetzelfde niveau zitten als vijftien jaar geleden en dat we geen millimeter zijn opgeschoven? Integendeel!

De heer Bashir sprak over de noodzaak om de politieke verantwoordelijkheid te vergroten. Ja, dat moet inderdaad gebeuren. Je ziet dat dit op bepaalde terreinen ook meer en meer gebeurt. In het debat van vorig jaar, waarin ook werd gezegd dat wij eigenlijk van deze missie af moeten, spraken wij onder andere over noodzakelijke wijzigingen op de projectpunten van politiehervorming, wetgeving et cetera. Die stappen zijn gezet. Het is dus niet zo zwart-wit. Het gaat misschien niet zo snel als we hadden gehoopt. De vraag of een multi-etnische toekomst mogelijk is voor Bosnië en Herzegovina is op zichzelf terecht. Als wij de situatie die de Nederlandse militairen aantroffen toen zij, nadat de akkoorden van Dayton waren ondertekend, voor het eerst in Bosnië en Herzegovina kwamen, vergelijken met de situatie nu, dan kun je zeggen dat wij majeure stappen vooruit gezet hebben. Laten wij elkaar daarover niet helemaal de put in praten. Iets is nu eenmaal niet van de ene op de andere dag opgelost. Zo zitten we, met alle respect, al meer dan 30 jaar in Cyprus en daar wordt aan gewerkt. De zaak is niet zozeer dat Brussel iets moet doen als wel dat Bosnië iets moet doen, waarbij de vraag van belang is wat Brussel moet doen om Bosnië zover te krijgen. Daar komt het eigenlijk op neer. Ik denk dat in toenemende mate aandacht moet worden geschonken aan het vergroten van de verantwoordelijkheid van de lokale leiders en de mensen daar, waar alle commissieleden terecht op wijzen. Het rijtje 22.000, 6000, 2500 zegt genoeg over het feit dat men daar steeds meer verantwoordelijkheid neemt.

Ten slotte: ik ben minder pessimistisch dan de Kamer over de ontwikkelingen in de regio. De opstelling van Servië tegenover Republika Srpska is aanmerkelijk constructiever dan enige tijd geleden In het Servische parlement is een resolutie aangenomen in relatie tot Srebrenica waarin men de eigen verantwoordelijkheid, schuld en excuses zeer duidelijk onderstreept. Dat is het beste signaal aan Republika Srpska om geen stappen te zetten die onverantwoord zijn of tot destabilisatie leiden. Het is dus niet helemaal zwart-wit. Dat wilde ik zeggen.

Ik ben in ieder geval blij met de voorwaardelijke steun, die vanuit een meerderheid van de Kamer opklinkt, voor voortgang van de Nederlandse deelname aan de EU-missie in Bosnië en Herzegovina.

Minister Van Middelkoop: Ik kan het heel kort houden, maar ik heb behoefte aan een iets positievere toonzetting bij de beantwoording in tweede termijn. Dit is een bescheiden missie en de mensen die haar uitvoeren – ik heb hun in januari nog een bezoek gebracht – doen dat met veel plezier. Wij hebben ook veel waardering ontvangen. Ik heb een gesprek gevoerd met de Oostenrijkse generaal; hij sprak met veel waardering over de Nederlandse inzet. Nogmaals, het is een bescheiden missie, zowel qua financiën als qua belasting van de krijgsmacht, maar wij doen daar goed werk.

De heer Nicolaï vroeg naar de aantallen. Als op enig moment wordt besloten om te stoppen met de executieve taak, die nu vervuld wordt door die 1930 manschappen die ik eerder heb genoemd – zover zijn wij nog niet, maar de druk is evident – en alleen door te gaan met training en capaciteitsopbouw, dan houden we een missie over van 110 militairen. Dat is een internationaal samengesteld gezelschap, waaraan Nederland 11 mensen zal leveren, zoals gezegd in eerste termijn. Dat is nu al verwerkt in deze artikel 100-brief. De heer Nicolaï vond het nodig dat daarvoor een hard signaal zou worden afgegeven binnen de Europese Unie. Zoals ik verteld heb, heb ik dat gedaan, los van de terminologie. Op 25 april heb ik in Luxemburg echt gezegd: ik wil dat er bij de eerstvolgende vergadering – ik zei dat deze in juni zou plaatsvinden, maar het kan ook in september zijn; misschien heb ik me vergist – planningsvoorstellen klaarliggen. Dan kunnen wij zodra het politieke besluit is genomen om te stoppen met de executieve missie – instrumenteel ben ik gebonden aan de ministers van Buitenlandse Zaken, maar het is een politiek besluit – heel snel tot uitvoering overgaan. Gegeven de situatie is dat volgens mij het beste wat wij kunnen doen. Op dit moment verrichten wij met deze bescheiden missie echter wel degelijk goed werk. Die waarneming zal niemand mij willen afnemen.

De voorzitter: Wij zullen beginnen aan de derde termijn, waarin fracties kunnen aangeven of zij al dan niet instemming verlenen aan de verlenging van de Nederlandse militaire bijdrage aan de EU-troepenmacht in Bosnië. De fractie van de ChristenUnie heeft mij gemeld dat zij niet aanwezig kon zijn bij dit debat, maar dat zij instemt met verlenging.

De heer Haverkamp (CDA): Voorzitter. In eerste termijn gaf ik al aan dat het handhaven van de stabiliteit in Bosnië in het belang is van de Balkanregio, de EU en Nederland. Mijn fractie zal de verlenging van de Nederlandse bijdrage aan deze missie steunen. Wij wensen de mensen die deze missie zullen uitvoeren veel succes. Ik begreep van de minister van Defensie dat ze zich ook nog vermaken daar, dus ik wens hun ook veel plezier.

De voorzitter: Ik verzoek de commissieleden om in de derde termijn alleen aan te geven – misschien met enige zinnen eromheen – of hun fractie al dan niet instemming verleent.

De heer Van Dam (PvdA): Voorzitter. Mijn fractie stemt in met het besluit om opnieuw 85 mensen uit te zenden. Wij wensen de mensen die deze missie zullen uitvoeren wederom veel succes.

De heer Nicolaï (VVD): Voorzitter. De VVD stemt in met het besluit van de regering om verlenging tot 1 maart te laten plaatsvinden op de manier die in de brief is beschreven.

De heer Bashir (SP): Voorzitter. In de hoop op een verbeterde politieke situatie en in afwachting van de verkiezingen steunen wij de verlenging van de uitzending van 85 militairen tot 1 maart 2011.

De heer De Roon (PVV): Voorzitter. Bij ons ontbreekt het vertrouwen in de goede bedoelingen van de verantwoordelijke leiders in Bosnië en Herzegovina. Wij hebben de indruk dat daar de gedachte leeft dat de Europese Unie zich wel weer aanpast aan hen, in plaats van andersom. Wij zullen de verlenging dus niet steunen. Dat neemt niet weg dat ik natuurlijk wel doorheb dat de verlenging door zal gaan. Ik wens de militairen dus veel succes met wat zij daar aan het doen zijn en ik wens hun vooral een behouden en – wat mij betreft – spoedige terugkeer naar Nederland.

De voorzitter: De fracties van GroenLinks, D66, SGP, de Partij voor de Dieren en de lijst-Verdonk hebben niet deelgenomen aan het debat. De fractie van de PVV steunt de verlenging van de Nederlandse militaire bijdrage aan de EU-troepenmacht in Bosnië niet; de overige fracties doen dat wel. Daarmee is een ruime meerderheid voor verlenging.

Dit was het eerste algemene overleg met een nieuwe griffier. De heer Van Toor is benoemd tot griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken. Ik bedank hem voor zijn steun en ik wens hem veel succes in de vele overleggen die nog zullen volgen. Ik sluit dit algemeen overleg.