Kamerstuk 29521-139

Verslag van een algemeen overleg

Nederlandse deelname aan vredesmissies

Gepubliceerd: 3 mei 2010
Indiener(s): Henk Jan Ormel (CDA)
Onderwerpen: internationaal militaire missies
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29521-139.html
ID: 29521-139

Nr. 139 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 3 mei 2010

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken1 heeft op 31 maart 2010 overleg gevoerd met minister Van Middelkoop van Defensie over:

  • de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 5 maart 2010 over verlenging van de Nederlandse personele bijdrage aan de VN-vredesmissie in Sudan (Unmis) (29 521, nr. 135);

  • de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 23 maart 2010 over de actuele situatie in Sudan (29 237, nr. 116).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand stenografisch verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Ormel

De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Van der Kolk-Timmermans

Voorzitter: Knops

Griffier: Van Toor

Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Van Bommel, Brinkman, Van Dam, Haverkamp, Knops, Nicolaï en Vendrik,

en minister Van Middelkoop, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

De voorzitter: Dames en heren, van harte welkom bij dit AO over de artikel 100-procedure Sudan. Ik heet ook welkom minister Van Middelkoop, die niet alleen de portefeuilles Defensie en WWI heeft, maar die vandaag ook als minister van Buitenlandse Zaken en minister voor Ontwikkelingssamenwerking zal optreden vanwege het feit dat minister Verhagen geveld is door rugklachten. Er is een tijdsdruk, omdat de verlenging van Unmis medio april ingaat en minister Verhagen volgende week ook afwezig is. Daarom is voorgesteld om het op deze wijze te doen. De regering spreekt altijd met één mond, ook in dit geval. Mochten er vragen zijn die niet rechtstreeks zijn gerelateerd aan de artikel 100-brief, maar die wel antwoord behoeven, en waar minister Van Middelkoop geen antwoord op kan geven, dan is het voorstel om die vragen naderhand schriftelijk af te doen. Heeft dat de instemming van de leden? Dat is het geval. Ik wijs erop dat dit een artikel 100-AO is. Dat betekent dat wij in drie termijnen procederen. Gezien het aantal woordvoerders en het feit dat wij over twee uur uit deze zaal moeten zijn, wil ik een spreektijd hanteren van vier minuten per fractie. Ik zie de heer Vendrik een beetje moeilijk kijken.

De heer Vendrik (GroenLinks): Vijf minuten?

De voorzitter: Vijf minuten.

De heer Haverkamp (CDA): Voorzitter. Allereerst wil ik namens mijn fractie beterschapswensen overbrengen aan de minister van Buitenlandse Zaken. Ik ga ervan uit dat die worden doorgeleid door de minister van Defensie.

We hebben bij de begrotingsbehandeling al gevraagd naar een visie op de rol van Nederland na het Sudanese referendum in 2011. Wij danken het kabinet voor de uitvoerige brief daarover. Nederland was, is en blijft actief in Sudan. Het is goed dat we deze brief in combinatie met de Unmis-bijdrage bespreken. De meerwaarde en de slagingskans van de missie liggen immers in de inbedding in een bredere strategie, de 3D-strategie, en zeker in een internationale strategie. Het komende jaar zal cruciaal zijn voor Sudan. Eerst komen de verkiezingen en daarna, nog bepalender, het referendum in januari 2011. Aan dit tijdspad is lang gewerkt, maar nu lijkt dan ook het einde van het CPA in zicht.

Eerst komen de verkiezingen. Die moeten vrij en eerlijk zijn, ook om een goede basis te vormen voor de toekomst van Sudan. De huidige regeringsrepressie tegen oppositie en de strikte mediacontrole lijken de kansen op een geloofwaardige verkiezing echter te beperken. Zijn er voldoende internationale waarnemers beschikbaar? Zijn er ook goede en duidelijke afspraken gemaakt over wat de waarnemers al dan niet mogen gedurende het hele proces? Een situatie als in Kenia, waarbij de waarnemers niet bij het tellen konden zijn, moet worden voorkomen. Wij weten uit eigen ervaring hoe belangrijk het tellen van stemmen kan zijn. In hoeverre kan de veiligheid van waarnemers worden gegarandeerd, vooral na de boude uitspraken van president Al-Bashir? Als de waarnemers uitstel eisen en zich met onze zaken bemoeien, zullen wij hun vingers afhakken en die onder onze schoenen vermorzelen, zei hij. Dat zijn krasse uitspraken, vooral als de rapportages straks misschien kritisch zullen zijn over de partij van de heer Al-Bashir. Liggen er noodscenario's klaar, met name voor onze zes waarnemers? Wat zal de inzet zijn van Nederland als blijkt dat de verkiezingen niet eerlijk en vrij zijn verlopen?

Het voortraject is ook van groot belang. Kan de minister aangeven wat er is gebeurd rondom de verkiezingseducatie? Ik heb ook een vraag, die misschien lastig is voor deze minister, over het referendum. Is de regering bereid om zich in EU-verband te hercommitteren aan het tijdschema voor dit referendum? Wat zal de inzet van Nederland zijn als het referendum niet in januari zal plaatsvinden? Hebben wij al een voorschot genomen op eventuele internationale waarnemers bij dat referendum? Wij krijgen ook graag de toezegging van de regering dat we dit op de EU-agenda houden, want de EU zal met één mond moeten spreken.

Ik kom bij de rol van Nederland na 2011. Het is goed dat Nederland actief betrokken blijft bij het overleg over een internationale strategie. Namens de CDA-fractie kan ik zeggen dat de strategie inzake post-CPA nog steviger moet zijn en goed voorbereid op een eventuele afscheiding van het zuiden. Wij stellen voor dat Nederland het initiatief neemt om een Trojka-plus op te tuigen, bestaande uit de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Noorwegen, Italië en Nederland, om op korte termijn hierover te spreken, het liefst op het hoogste ministeriële niveau. We moeten het referendum goed voorbereiden, vooral de nog openstaande punten uit het CPA, zoals de gebieden in Kordofan en Blue Nile. Ik krijg graag een toezegging op dat punt.

Wij onderstrepen de hervorming en opbouw van de veiligheidssector en de opbouw van de rechtsstaat, waaronder leger en politie. Nederland is in gesprek met partners over mogelijke deelname aan en ondersteuning van Security Sector Reform in Zuid-Sudan. Welke bijdrage gaat Nederland leveren? SSR is een politiek en arbeidsintensief proces. Hoe denkt Nederland met zijn op dit moment geringe personeelsinzet in Sudan het SSR-proces substantieel te kunnen versterken?

Dan de situatie in Darfur. Het conflict in Darfur is nog steeds niet opgelost. De bewegingsvrijheid voor internationale hulpverlening en monitoring blijft beperkt. Het is goed dat Nederland de komende twee jaar weer twee stafofficieren zal leveren, maar we hebben eerder onze zorgen uitgesproken over de zichtbaarheid en de slagvaardigheid van Unamid en de minister gevraagd deze kwestie aan de orde te stellen bij de VN. Kan de minister ingaan op wat Nederland nadien heeft gedaan om de beveiliging door Unamid te vergroten en ervoor te zorgen dat Unamid haar taken kan uitoefenen?

Mijn volgende punt betreft de verlenging van Unamis. Wij onderstrepen het belang van de verlenging van de aanwezigheid van onze waarnemers bij de missie. Nederland is zeer betrokken geweest bij de totstandkoming van het CPA en wat ons betreft, blijft het dat. Wij hebben nog wel een aantal vragen. Het mandaat wordt naar verwachting op 30 april aanstaande verlengd en de bescherming van burgers krijgt mogelijk een hogere prioriteit. Heeft de prioriteitsverandering binnen Unamis in het geheel geen consequenties voor onze waarnemers? Kan de minister de veiligheid van de waarnemers garanderen, zoals in januari bij het referendum, indien ten tijde van de aanstaande verkiezingen conflicten uitbreken? Is er al nagedacht over de aanwezigheid van Unamis na 2011?

De heer Van Bommel (SP): Voorzitter. Wat wij in Sudan zien, lijkt op een puzzel waar we steeds meer stukjes van krijgen, maar waarvan we ook in toenemende mate moeten constateren dat de stukjes niet allemaal in elkaar lijken te passen. Dat is een probleem, zeker wanneer we het grotere plaatje wel kunnen ontwaren, maar moeten vrezen dat we aan het eind met een paar ontbrekende stukjes blijven zitten, dan wel een puzzel hebben die niet klopt. Dat vindt mijn fractie zeer te betreuren, vooral omdat men de afgelopen jaren internationaal en in Nederland een beetje met de handen in het haar heeft gezeten. Men wil heel graag iets doen, maar men wordt geconfronteerd met een conflict dat heel ingewikkeld is, met een gebied dat erg groot is, met middelen die zeer beperkt zijn en met een slechte infrastructuur. Je doet wat je kunt doen, maar het zal altijd te weinig zijn en misschien ook niet het juiste. De data die cruciaal zijn in Sudan, naderen. Ik noem de datum voor verkiezingen en de datum voor het referendum. Je moet je dan ook afvragen of wat wij doen wel het juiste antwoord is op de problemen in Sudan. Eenvoudige oplossingen zijn er in ieder geval niet. De problemen zijn groot. Dat wordt ook geconstateerd door de regering in de brief over de stand van zaken. Zware onderwerpen als grensafbakening, het verdelen van olie-inkomsten en de staatsschuld zijn allemaal zaken waarvan je moet hopen dat men daarvan binnen de termijnen en vóór de fatale data tot oplossingen komt, of in ieder geval tot zicht op een oplossing. Ik wil de minister de vraag open stellen: ziet hij gebeuren dat er voor het referendum en voor het aflopen van de overeenkomst zicht komt op een oplossing? Ik zal hem niet eens vragen of hij denkt dat het dan opgelost is, want ijzer is niet met handen te breken en de minister zal de oplossing niet voor die datum zien, zo vrees ik.

We praten nu over een overgangssituatie. De spanningen nemen toe. Er is sprake van nieuw geweld. In de brief wordt gesproken over een nieuw mandaat, niet zozeer over een verlenging van het bestaande mandaat, maar over een nieuw mandaat, met daarin meer prioriteit voor de bescherming van burgers. Zeker met verkiezingen en referendum in de nabije toekomst zou dat nog wel eens extra nodig kunnen zijn, maar waaruit bestaan dat nieuwe mandaat en die hogere prioriteit dan? De vredesmacht die er nu is, is weliswaar omvangrijk, maar het gebied is onmetelijk groot en de problemen die bij de toegenomen spanningen horen, kunnen tot onverwachte ontwikkelingen leiden, ook tot gewelddadige ontwikkelingen. Daarbij zal heel veel verwacht worden van de internationale aanwezigheid, zeker wanneer er hogere prioriteit aan wordt gegeven. Is de vredesmacht daartoe ook fysiek in staat wanneer het erom gaat spannen? Mijn concrete vraag is: wat betekent dat nieuwe mandaat en op welke wijze verschilt het van het bestaande mandaat? Is men in staat om ook adequate bescherming aan burgers te bieden en te zorgen voor de veiligheid van eigen mensen? Is er ook een exitstrategie op het moment dat die nodig is?

Ik ga verder met de politieke situatie. Er wordt in ieder geval in de regio op gehoopt dat Sudan een eenheidsstaat blijft. Tegelijkertijd moeten we vrezen dat dit niet het geval zal zijn en we straks na het referendum een uitgesproken wens hebben voor een scheiding, met een islamitische rompstaat in het noorden en een instabiel en slecht bestuurd zelfstandig Zuid-Sudan. Verwacht wordt ook dat het Congolese Lord’s Resistance Army voor verdere problemen zal zorgen en dat de fragiele vrede en stabiliteit in Noord-Uganda onder druk zullen komen te staan. De vraag is dan ook of de kans op oorlog eigenlijk niet veel groter wordt en de internationale gemeenschap de mogelijkheid van uitstel van het referendum moet overwegen. Is dat ook wat de minister betreft aan de orde? Uitstel zou in ieder geval meer ruimte en tijd bieden om uit de belangrijke problemen te komen die de regering zelf ook constateert en die internationaal worden erkend, of om in ieder geval zicht te krijgen op een oplossing. Daardoor zou ook een referendum, een beslissing over zelfstandigheid, van randvoorwaarden voorzien zijn en een geloofwaardige uitkomst zijn.

Ik rond af met een paar korte punten. Problematisch is in ieder geval de manier waarop Noord-Sudan op dit moment omgaat met de olie-industrie. Het lijkt toch echt zo te zijn dat de Chinezen volledig vrij spel krijgen om langs de Nijl naar olie te boren tot op grote diepte. De vraag is hoe daarop moet worden gereageerd. Als dat doorgaat, wordt het namelijk een steeds groter onderdeel van het probleem, dat ook een toekomstige oplossing verhindert. Ik krijg hierop graag een reactie van de regering.

We hebben eerder al verduidelijking gevraagd over de Joint Integrated Units. Kan de minister daarop nog eens ingaan? Er wordt namelijk wel in geïnvesteerd, maar tegelijkertijd wordt aangegeven dat verbetering nodig blijft en dat moet worden ingespeeld op het aankomende referendum. Kan de minister melden wat de resultaten zijn van de Nederlandse inspanning? Nederland heeft er een bijzondere rol in gespeeld.

Ten slotte krijg ik graag verduidelijking over de rol van China met betrekking tot het verloop van het CPA. Blijkbaar is China de banden aan het versterken met zowel Al-Bashir als het zuiden, en trekt het intussen olie de grond uit. Ethiopië houdt Sudan graag heel, voor de olie. Als China geen belang heeft bij oorlog, kan het land mogelijk meer betrokken worden bij het gevecht voor de vrede in Sudan.

Helemaal afsluitend vraag ik hoe de regering de kwestie ziet van het Internationaal Strafhof en de positie van Al-Bashir. Die kwestie lijkt op gespannen voet te staan met de rol die er mogelijk blijft voor Al-Bashir, ook na verkiezingen.

De heer Van Dam: Voorzitter. Op de agenda staat vandaag in elk geval de verlenging van de Nederlandse bijdrage aan Unmis. Naar verwachting zal dit debat leiden tot instemming van de kant van de Kamer, zoals dat ook de voorgaande keren is gebeurd. De bijdrage blijft ook hard nodig, maar de verlenging vindt wel plaats onder een nieuw gesternte, gelet op de komende verkiezingen en de oplopende spanningen daaromheen en natuurlijk het referendum van januari aanstaande. De uitzending strekt niet tot aan dat referendum, maar ik verwacht dat Nederland ook na deze verlenging de wens zal hebben om zijn bijdrage voort te zetten. Volgens mij doemen er nu vooral vragen op over de rol van Unmis in Zuid-Sudan. De discussie over het mandaat die in VN-verband wordt gevoerd, is er niet voor niets, en het is een hoogst noodzakelijke. De uitspraken van president Al-Bashir over de komende verkiezingen, en de hardheid en de agressie waarmee die uitspraken worden gedaan, wijzen op de mogelijkheid dat niet alleen de politieke spanningen oplopen, maar dat een en ander zou kunnen escaleren, zeker omdat president Al-Bashir openlijk dreigde met geweld tegen waarnemers die terecht hun zorgen uitspreken over de eerlijkheid van de verkiezingen in Sudan. Mijn eerste vraag, die ook door collega's is gesteld en die zeker belangrijk is, luidt: in hoeverre is Unmis in staat om verkiezingswaarnemers te beschermen? Dat valt niet onder het mandaat. Op welke wijze worden de waarnemers dan beschermd indien er sprake zou zijn van een escalatie rondom de verkiezingen?

Mijn tweede vraag gaat ook over een escalatie, of dat nu is bij de verkiezingen of bij een eventueel referendum. Zeker bij een referendum is het natuurlijk helaas niet uit te sluiten. Ook daarbij is het de vraag in hoeverre er voor Unmis een rol is weggelegd om op dat moment burgers te beschermen. Het valt onder het mandaat, maar ik geloof dat de bescherming van burgers daarin op dit moment staat genoteerd als vijftiende prioriteit voor Unmis. Daarover zal dus de discussie gaan over het nieuwe mandaat, dat vanaf 30 april zou moeten ingaan. Wat is in die discussie de inzet van de Nederlandse regering? Het lijkt mij goed als wordt verduidelijkt dat de bescherming van burgers het komende jaar een grotere prioriteit moet worden van de VN-missie in Zuid-Sudan. In hoeverre is eigenlijk de huidige Unmis-macht geëquipeerd om burgers te beschermen? Kan Unmis dat wel met de huidige capaciteit in het gebied? Mijn indruk is dat die capaciteit tekortschiet, maar ik hoor daarover graag de mening van de minister. Wanneer gesproken wordt over een verruiming van het mandaat van Unmis, of over een grotere prioriteit voor het beschermen van burgers, is daarvoor dan ook een uitbreiding van de missie noodzakelijk? Is er behalve luchttransportcapaciteit – dat lijkt een soort rode draad bij alle missies die wereldwijd worden uitgevoerd – nog andere extra capaciteit nodig voor deze missie, om burgers te kunnen beschermen? Wat in elk geval niet mag gebeuren, is dat burgers, als het misgaat, het idee hebben dat de VN er is om hen te beschermen, maar de VN daar niet toe in staat is. Dat hebben we helaas eerder moeten meemaken in Afrika en die situatie mag niet opnieuw ontstaan. Dat vergt actie van de internationale gemeenschap. Ik hoor daarop graag de reactie van de minister.

De heer Van Bommel (SP): Ik heb dat punt ook gemaakt. We zijn de afgelopen weken op indirecte wijze weer herinnerd aan Rwanda en Joegoslavië. Betekent de stellingname van de heer Van Dam dat hij de regering zegt dat het gegarandeerd moet zijn? Dat heeft ofwel de implicatie van meer mensen, ook uit Nederland, ofwel de implicatie van kijken naar het mandaat. Het alternatief is namelijk dat je het mandaat alleen in beperkte zin uitlegt.

De heer Van Dam (PvdA): Volgens mij zijn er een paar doemscenario's te schetsen. Het eerste scenario is dat het mandaat überhaupt niet voldoende zou voorzien in het beschermen van burgers. Het tweede scenario is dat het mandaat daarin wel voorziet, maar de capaciteit niet beschikbaar is. Dat zijn natuurlijk scenario's waarin je niet terecht wilt komen. Het lijkt mij dus in eerste instantie een discussie die in New York moet worden gevoerd, over de reikwijdte van het mandaat en over noodzakelijke capaciteit voor de effectieve uitvoering van de missie. Een van de dingen die het redelijk complex maken, is dat er tot nu toe steeds sprake is van overeenstemming met de Sudanese regering in de uitvoering van dergelijke missies. We hebben helaas zelf in Darfur kunnen ervaren, toen Nederland daar een bijdrage overwoog in samenwerking met een ander land, dat de Sudanese regering ook daar de mogelijkheid had om de bijdrage van het andere land te blokkeren. Dat maakt de situatie buitengewoon complex. Het feit dat de Sudanese regering de mogelijkheid heeft om de beschermende taak van de VN zelf te saboteren, wat in Darfur is gebeurd en wat nog steeds gebeurt, maakt het extra ingewikkeld. Dat zou ook moeten worden betrokken bij de discussie in VN-verband.

De heer Van Bommel (SP): Vanzelfsprekend moet dat bij de discussie in VN-verband worden betrokken, maar wij worden hier vandaag geconfronteerd met het verzoek om toestemming te geven voor de verlenging van een missie, terwijl de regering in de brief zelf alleen een verwachting uitspreekt over het nieuwe mandaat. Ik ben het met de heer Van Dam eens dat daar mogelijk een probleem ligt. Deelt de heer Van Dam dus mijn opvatting dat wij daar eigenlijk vandaag van de regering duidelijkheid over zouden moeten krijgen?

De heer Van Dam (PvdA): Ik zou sowieso duidelijkheid van de regering willen krijgen over de Nederlandse inzet in de discussie over het mandaat. Ik heb daarnaast vragen gesteld over de veiligheid van verkiezingswaarnemers. Daar gaat het besluit van vandaag over de verlenging niet over. De garanties voor de veiligheid van onze eigen militaire waarnemers en de politiefunctionarissen die we ernaartoe sturen, zijn er. Die garanties zijn ook steeds gegeven in de missies die de afgelopen jaren al zijn uitgevoerd in Zuid-Sudan. Ik geloof dus niet dat er voor dat besluit nu per se duidelijkheid nodig is over het mandaat. Die duidelijkheid moet er wel op korte termijn komen over de rol van Unmis in het gebied en over de rol die Unmis speelt bij de bescherming van burgers bij de verkiezingen, en misschien nog wel sterker bij het referendum in januari. Over dat laatste zou ik sowieso van de minister willen vragen of hij, samen met zijn collega van Buitenlandse Zaken, ons per brief verder zou kunnen informeren over de veiligheidsscenario's die daarvoor zijn te schetsen. In wat voor een situatie komen we in Zuid-Sudan in het meest duistere geval terecht als het helemaal misgaat met het referendum? Is Unmis op dat moment in staat om burgers te beschermen? Zo nee, wat is er dan nodig in de ogen van de minister?

Wat mij redelijk ongerust maakt, is dat de regering zelf in de brief zegt dat de bescherming van burgers primair een interne Sudanese aangelegenheid is. Dat kan formeel zo zijn, maar we weten allemaal dat Sudan – mag ik het zeer eufemistisch zeggen? – niet het beste trackrecord heeft in het beschermen van zijn eigen burgers, integendeel. Dat maakt de zorgen extra groot.

Voorzitter, dit waren mijn belangrijkste vragen voor dit moment. De rest kan in tweede termijn.

De heer Vendrik (GroenLinks): Voorzitter. Ik vervang mijn collega Mariko Peters. Net zoals de heer Verhagen is zij ziek. Ik wens hun allebei beterschap.

De afgelopen jaren heeft Nederland al bijgedragen aan Unmis en wat betreft de GroenLinks-fractie gaat Nederland daarmee door. Waar de bewindslieden in hun brief nog relatief positief zijn over de ontwikkelingen rond het CPA, is mijn fractie dat niet. Er is bijna niets van het CPA terechtgekomen en de Sudanese regering houdt zich niet aan haar afspraken. Cruciale twistpunten staan nog steeds: de grens tussen Noord- en Zuid-Sudan, het opnemen van oud-strijders in de Joint Integrated Units, verdeling van oliegelden en de ontwapening en re-integratie van oud-strijders. Het is allemaal nog niet gebeurd. Het is een belangrijke opdracht voor Unmis in het komende jaar om hier veel beter bovenop te zitten. De regering zegt eigenlijk ook dat dit moet gebeuren. Wat kunnen wij van de regering verwachten om ervoor te zorgen dat er dit jaar nog enig perspectief mogelijk wordt?

Mijn volgende punt is de veiligheidssituatie in Zuid-Sudan. Die wordt steeds slechter. Ik noem het geweld onder burgers over landrechten, water en vee, de Lord's Resistance Army die af en toe huishoudt en de SPLA die zich regelmatig slecht gedraagt. Mijn fractie heeft er al veel vaker op gehamerd dat Unmis veel meer prioriteit zou moeten geven aan burgerbescherming. Dat is formeel inderdaad een taak van de Sudanese regering, maar die maakt er op dit punt eigenlijk een potje van. De regering suggereert dat in haar brieven ook. Veel Unmis-personeel weet echter niet dat dit op dit moment al in het takenpakket zit. Kunnen we van het demissionaire kabinet verwachten dat het zich, op weg naar de bijeenkomst van de VN-veiligheidsraad waarop het mandaat wordt vernieuwd, sterk gaat maken voor een veel hogere prioriteit voor burgerbescherming? Betekent dat ook dat de Nederlandse regering zich gaat inzetten voor extra capaciteit en materiaal om dit alles beter mogelijk te maken? Overweegt het kabinet ook om daar in dat geval zelf een bijdrage aan te leveren? Kan Unmis een beschermingsstrategie ontwerpen en implementeren om zo de regering van Zuid-Sudan te ondersteunen in haar opdracht om de burgers te beschermen? Te denken valt bijvoorbeeld aan langere patrouilles in gevaarlijke gebieden, het opzetten van posten enzovoorts. Zal de regering zich er ook voor inzetten om Unmis-personeel te trainen en richtlijnen op te zetten, om zo effectiever te kunnen bijdragen aan burgerbescherming? Is zij daarop ook aanspreekbaar? Zou de Unmis-presentie ook beter kunnen worden ingezet voor early warning en de daarop vereiste early action om verdere gewapende escalaties in Zuid-Sudan in de kiem te smoren? Ook is het wenselijk dat er een beter antwoord komt van Unmis en de Zuid-Sudanese regering op de aanvallen van de Lord's Resistance Army. Is dat ook een prioriteit van het kabinet?

Nederland is in gesprek met partners over mogelijke deelname aan en ondersteuning van de Security Sector Reform in Zuid-Sudan. Wat mijn fractie betreft, kan de regering daarmee krachtig doorgaan. Volgens mij heeft Nederland hierin een goede naam en heeft het expertise en ervaring op dit gebied. Het is bovendien uitermate belangrijk. Leger en politie moeten echt beter gaan functioneren, burgers leren beschermen enzovoorts. Wij krijgen graag helder van het kabinet te horen dat het hiermee krachtig doorgaat. Wanneer horen wij hierover meer?

We lezen tot onze vreugde dat er een waarnemingsmissie van de EU bij de verkiezingen aanwezig zal zijn. Dat is van groot belang. Krachtige ondersteuning daarvoor. Ook in het voorverkiezingstraject moet er echter al veel betere waarneming plaatsvinden; ook daar spraken collega's al over. Hoe wordt dat geborgd? Hoe staat de regering tegenover adviezen om de verkiezingen uit te stellen tot november, omdat het niet lukt om het voorverkiezingstraject, dat nu eigenlijk al loopt, goed te monitoren?

Het is buitengewoon prettig om te lezen dat de regering rekening houdt met de aangenomen motie van mijn hand en zo ongeveer van de hele Kamer, ingediend bij de begrotingsbehandeling van Ontwikkelingssamenwerking. Wat voor projecten op het gebied van burgereducatie en vredesdividend worden nu precies door de regering ondersteund? Om hoeveel geld gaat het? Houdt de regering er ook rekening mee dat er mogelijk bij de komende Voorjaarsnota – de minister weet daar meer over dan ik – nog meer geld beschikbaar komt? Ook dat sluit de motie namelijk in, en zeker niet uit. Overigens wordt in de zinsnede over de uitvoering van de motie in de brief van het kabinet niet gerept over belangrijke projecten rond ontbossing en over milieu. Wat gaat de regering daarmee verder doen?

In het kader van ontwapening en re-integratie moet er in Zuid-Sudan met oud-strijders nog heel veel gebeuren, met behulp van Unmis. Dat is een heel belangrijke stap op weg naar duurzame vrede. Dit lijkt een heel belangrijk punt te zijn, zo geeft de regering ook toe. Nederland heeft een belangrijke functie bij het oplossen van de problemen. Wat mogen we op dit punt verwachten van het kabinet?

De heer Nicolaï (VVD): Voorzitter. Ten eerste ben ook ik zeer bezorgd over de situatie in Sudan. Ten tweede ben ik niet positief over de recente ontwikkelingen. Ten derde ben ik niet optimistisch over wat wij kunnen verwachten aan nieuwe ontwikkelingen. Daarover valt veel te zeggen en er is dan ook veel over gezegd door de andere sprekers. Ik sluit mij kortheidshalve aan bij de zorgen en vragen die door hen zijn geuit.

Er liggen verkiezingen en een referendum in het vooruitzicht. Dat lijken allemaal mooie democratische momenten, maar het zijn heel riskante momenten voor de situatie daar. De vraag die nu voorligt is primair wat de Kamer vindt van een verlenging of van een nieuw mandaat. Enerzijds kun je zeggen dat de situatie niet erg is veranderd en dat het gaat om een kleine bijdrage in mensen en geld voor een korte periode, die ook nog eens heel logisch is. Laat ik vooropstellen dat het, kijkend naar het referendum, een zeer logisch verzoek is om tot een verlenging of een nieuw mandaat over te gaan. Anderzijds speelt er een aantal zaken. Ten eerste is er het nieuwe mandaat, waarover ook anderen vragen hebben gesteld. Wat kunnen wij daarvan verwachten? Welke risico's en veranderingen zitten daaraan vast? Ten tweede maken de nieuwe omstandigheden nu al duidelijk dat het in Sudan eerder minder veilig wordt dan veiliger. Wij willen natuurlijk allemaal graag dat de bevolking beter wordt beschermd. Wij hebben er geen enkel vertrouwen in hoe Sudan dat zelf regelt. Wij mogen echter absoluut niet de verkeerde verwachtingen wekken. Ten derde moeten wij natuurlijk ook aan de veiligheid van onze mensen denken. Als wij meer vragen en niet meer hebben, lopen wij dus ook meer risico.

De belangrijkste vraag waarop ik een antwoord nodig heb om te kunnen instemmen met wat van ons wordt gevraagd, is hoe de veiligheid van onze mensen voldoende wordt gegarandeerd. Die veiligheid kan extreem in het geding komen, zeker rondom het referendum. Rondom verkiezingen zie je vaak al toegenomen spanningen, nog los van de uitslag daarvan, maar de kans is groot dat wij die rondom het referendum meer zullen zien, om nog maar te zwijgen van de uitkomst van dat referendum. Die kan tot heel extreme situaties leiden. Wij kunnen dan voor de afschuwelijke dilemma's komen te staan waarmee wij eerder te maken hebben gehad, namelijk dat wij het als internationale gemeenschap niet kunnen waarmaken om voldoende bescherming te bieden. Tegelijkertijd gaat het ook om de bescherming van onze eigen mensen. Zijn wij daarin dan opeens afhankelijk van landen als Bangladesh? Hoe wordt daarin voorzien?

De heer Van Dam (PvdA): Een van de belangrijke onderdelen van de Nederlandse inzet in Sudan is dat wij een grote partner zijn in het geven van hulp. Wij zorgen ervoor dat vrede ook loont voor mensen daar, dat zij erop vooruitgaan en dat zij zich kunnen ontwikkelen: het zogenaamde vredesdividend. Gisteren heb ik vernomen dat de VVD, om belastingverlaging voor de allerhoogste inkomens en de grootste bedrijven te financieren, voorstelt om maar liefst de helft van het budget voor ontwikkelingshulp weg te bezuinigen. Welke consequenties heeft dat bijvoorbeeld voor de bijdrage die Nederland levert in Sudan?

De heer Nicolaï (VVD): De campagne is begonnen! De primaire overweging voor de VVD om ingrijpend te bezuinigen op ontwikkelingssamenwerking, is ontwikkelingssamenwerking, dus de overtuiging dat je, als je het op de goede manier doet, met minder geld meer kunt bereiken. Daarbij komt de opvatting van de VVD dat je niet eindeloos veel meer mag uitgeven dan je binnenkrijgt. Daar denkt de PvdA inderdaad anders over. Dan de vraag wat de consequenties hiervan zijn voor landen als Sudan. In de Afghanistandiscussie is al naar voren gekomen dat de VVD zich in sommige gevallen uitstekend kan vinden in de 3D-benadering, die in zekere zin ook in Sudan wordt gevolgd. In een land als Afghanistan spelen mondiale veiligheid en nationale veiligheid een grotere rol dan in een land als Sudan. Dit zou voor mij, zoals ik er nu tegenaan kijk, geen reden zijn om de bescheiden bijdrage die Nederland nu levert aan de missie ter discussie te stellen. Het gaat ook om kleine bedragen. Dit is onderdeel van de totale heroverweging van ons Afrikaanse hulpbeleid, die volgens de VVD allang had moeten plaatsvinden. In dat beleid wordt heel veel gedaan met eindeloos veel goede bedoelingen – ik maak niemand een verwijt over zijn inzet – maar het rendeert helaas absoluut niet.

De voorzitter: Mijnheer Van Dam, ik vraag u om de interrupties te beperken tot de onderwerpen van de agenda, want voordat wij het weten zitten wij in een groot verkiezingsdebat.

De heer Van Dam (PvdA): Dit betreft de agenda. Ook in Sudan hanteert Nederland een benadering op verschillende fronten tegelijk, namelijk zowel een inzet van Defensie als een inzet van Ontwikkelingssamenwerking. In dit geval is er zelfs een heel substantiële inzet van Ontwikkelingssamenwerking.

De voorzitter: En uw vervolgvraag is?

De heer Van Dam (PvdA): U zegt dat het geen verkiezingsdebat mag worden, maar het betekent nogal wat als je, niet om de begroting op orde te brengen maar om een belastingverlaging te kunnen geven aan de hoogste inkomens in Nederland, de helft van het ontwikkelingssamenwerkingsbudget wegsnoeit ...

De voorzitter: Dat is zeer interessant, maar ....

De heer Van Dam (PvdA): Mijn vraag aan de heer Nicolaï is wat dit nu concreet betekent in het geval van Sudan, waar wij een substantieel bedrag aan ontwikkelingshulp nuttig besteden om ervoor te zorgen dat de vrede stand kan houden en dat mensen zien dat vrede ook wat oplevert. Wat betekenen de voorstellen van de VVD nu concreet?

De voorzitter: Mijnheer Nicolaï, ik verzoek u om een kort antwoord te geven.

De heer Nicolaï (VVD): Ik heb het antwoord volgens mij net gegeven. De algemene opvattingen van de VVD over hulp zijn bekend. Die gelden dus ook voor Sudan. De Kamer moet nu een besluit nemen over verlenging van een missie. Onze algemene opvatting over ontwikkelingssamenwerking doet daaraan niets af. Sudan is helaas een voorbeeld van een land waar ontzettend veel geld heen gaat met goede bedoelingen en waar de situatie afschuwelijk is. Mijn fractie heeft er ontzettend weinig vertrouwen in dat de wijze waarop wij dat doen, helpt.

De heer Vendrik (GroenLinks): De verlenging van de missie kost 1,5 mln., als ik het goed snap. Dat geld is er, ook als het aan de VVD-fractie ligt. Dat mag er komen. Daarnaast staat er een grotere pot op de begroting van Ontwikkelingssamenwerking voor 2010. Dat wordt bij de Voorjaarsnota nog wat opgeplust door de uitvoering van mijn motie. Dat geld wordt nu door de VVD geïncasseerd. De boodschap van de VVD aan Sudan is dus: zoek het lekker zelf uit, dat geld gaan wij niet meer besteden in Sudan. Is dat de consequentie?

De heer Nicolaï (VVD): De Kamer wordt nu geacht om een besluit te nemen over verlenging. Ook ik heb begrepen dat daarmee ongeveer 1,5 mln. is gemoeid. Ik heb daarover enkele vragen die ik graag beantwoord wil zien, die vooral te maken hebben met de veiligheid. Als die vragen in positieve zin worden beantwoord, kan de VVD-fractie ermee instemmen.

De heer Vendrik (GroenLinks): Er staat ook een brief op de agenda die betrekking heeft op mijn motie. Er komt extra geld voor Sudan. Daar hebben wij om gevraagd. De grootst mogelijke meerderheid van de Kamer heeft daarmee ingestemd; ik geloof dat slechts één fractie ertegen was en dat was de fractie van de heer Blok. Wij horen zo direct van de regering om welke bedragen het ongeveer gaat. Er was al een vrij grote post op de begroting gereserveerd voor Sudan. Daarover hebben wij het vandaag ook. Mag dat van de VVD-fractie of zegt zij nu tegen Sudan dat zij dit niet zal steunen? Vindt de VVD dat dit geld moet worden teruggetrokken omdat er moet worden bezuinigd op ontwikkelingssamenwerking, te beginnen in Sudan? Wat wordt het, mijnheer Nicolaï? Mag er geld worden uitgegeven? Het demissionaire kabinet zal dat graag van de VVD-fractie horen.

De heer Nicolaï (VVD): De VVD vond toen al evenzeer dat het budget voor ontwikkelingssamenwerking ongeveer moest worden gehalveerd. De VVD-fractie had toen al precies dezelfde ideeën over Sudan en heeft om precies dezelfde redenen ook tegen de motie gestemd. Ik begrijp wel dat ook de heer Vendrik graag de campagne start, maar de VVD vindt wat zij vond. Zij vindt inderdaad dat ontwikkelingshulp op een heel andere manier veel effectiever kan zijn.

De heer Vendrik (GroenLinks): Een andere manier? Geen manier!

De voorzitter: Mijnheer Vendrik ....

De heer Vendrik (GroenLinks): We sturen er een missie naartoe maar we hebben geen geld om daar iets uit te voeren, want dat geld houden we hier. Dat is ook een heldere boodschap.

De voorzitter: De heer Nicolaï heeft tot twee keer toe gereageerd. Ik geef nu het woord aan de heer Van Bommel.

De heer Nicolaï (VVD): Maar ik wil bezwaar maken tegen de wijze waarop hierover wordt gediscussieerd. De VVD halveert het budget. Dat heeft grote consequenties voor de wijze waarop je dat budget kunt inzetten. De heer Vendrik moet dan geen slagen in de lucht gaan maken dat er "dus" geen geld meer naar ontwikkelingssamenwerking gaat.

De voorzitter: Om te voorkomen dat dit een verkiezingsdebat wordt, geef ik nu het woord aan de heer Van Bommel voor een interruptie. Ik reken erop dat hij concrete vragen heeft over onderwerpen die op de agenda staan.

De heer Van Bommel (SP): Verkiezingen gaan over de toekomst. De heer Nicolaï heeft ook een uitspraak gedaan over het verleden, namelijk dat geld dat beschikbaar is gesteld helaas ten dele niet goed terechtgekomen is. Ik wil weten waarop de heer Nicolaï dat baseert. In 2009 heeft Nederland 18,1 mln. aan noodhulp beschikbaar gesteld aan Sudan. Vindt hij dat dit geld verkeerd is terechtgekomen? Dat was noodhulp.

De heer Nicolaï (VVD): De ironie is dat de heer Van Bommel het hardste van ons allen heeft betoogd hoe slecht de situatie daar wel niet is en hoe weinig de boel daar is verbeterd, ondanks al onze hulp. Ik hoef mij daar slechts bij aan te sluiten. Overigens is noodhulp een van de dingen die mijn partij juist voor het grootste deel overeind wil houden in haar visie op ontwikkelingssamenwerking. Die hulp kan gemakkelijk worden gehaald uit de helft van het budget dat er nu aan wordt besteed.

De heer Van Bommel (SP): Dat betekent dus dat de omstandigheden waarnaar ik verwees, die meer te maken hebben met politiek en veiligheid dan met humanitaire aspecten, slecht zijn. Daarvoor is noodhulp nodig. De heer Nicolaï zegt nu dat het bedrag dat in het verleden is uitgegeven, de genoemde 18,1 mln., niet verkeerd is terechtgekomen, dat dit noodhulp is waar hij achterstaat en dat hij ook voor de toekomstige missie achter noodhulp blijft staan. Dat vind ik dan wel een belangrijk signaal.

De heer Nicolaï (VVD): De heer Van Bommel denkt en redeneert graag in heel simpele zwart-witbeelden. Mijn fractie zegt ook niet altijd ja tegen noodhulp. Hoe erg de situatie ook kan zijn, wij zien vaak dat noodhulp ook heel verkeerd uitpakt. Noodhulp die een beetje te lang blijft hangen zet altijd precies de verkeerde beweging in gang in het land waar die noodhulp plaatsvindt. Zelfs in het geval van Haïti, waarover wij allemaal evenzeer geschokt waren en waarvan wij allemaal evenzeer vonden dat de internationale gemeenschap iets moest doen, heeft de VVD-fractie meteen gevraagd of er al direct kon worden geëvalueerd om te voorkomen dat de noodhulp averechts zou uitpakken.

De heer Brinkman (PVV): Voorzitter. De VN-vredesmissie in Sudan was van het begin af aan gedoemd om te mislukken. Sinds januari 2005, toen men het Comprehensive Peace Agreement tekende met als doel vrede te bewerkstelligen tussen Noord- en Zuid-Sudan, zijn veel doelen vertraagd of zelfs helemaal niet uitgevoerd. Met andere woorden: het CPA past daarmee prima in de rij van niet-uitgevoerde vredesakkoorden van Sudan. Nu, vijf jaar later, zijn de binnenlandse aangelegenheden in Sudan zelfs dusdanig geëscaleerd dat het land op het randje van oorlog balanceert. Dat het vredesakkoord uit 2005 onder zware druk staat, blijkt steeds meer naarmate de verkiezingen van 11 tot 18 april dichterbij komen. Er blijven zorgen bestaan over de mate waarin de verkiezingen vrij en eerlijk zullen verlopen. Er gaan in Sudan nu zelfs geluiden op om zowel de verkiezingen als het referendum van begin 2011 uit te stellen. De Sudanese president Al-Bashir wil dat niet, en met reden.

Vorige week uitte hij al het dreigement om internationale waarnemers het land uit te zetten. Vorige sprekers hebben hier al aan gerefereerd. Al-Bashir zei dat hij de waarnemers heeft toegelaten opdat zij kunnen concluderen of de verkiezingen eerlijk verlopen, maar als zij uitstel eisen en zich met Sudanese zaken gaan bemoeien, dan – ik citeer – «zullen wij hun vingers afhakken en die onder onze schoenen vermorzelen». Ik wil hier toch graag een reactie op van de demissionaire minister van Defensie. Deze uitlating hangt ongetwijfeld samen met de recente uitspraak van Al-Bashir dat de SPLM uit het zuiden van Sudan niet meedoet met de komende parlementsverkiezingen en het referendum over de onafhankelijkheid van de regio niet doorgaat. De reden waarom deze Sudanese volksbevrijdingsbeweging weigert mee te doen, is omdat zij beweert dat de aankomende verkiezingen nooit vrij en eerlijk zullen kunnen verlopen. Al-Bashir gebruikt de SPLM dus om het referendum over de mogelijke afscheiding van Zuid-Sudan te saboteren. Dit ligt precies in de lijn van het dreigement dat hij begin dit jaar via een naaste medewerker van hem heeft geuit, namelijk dat het referendum tot oorlog zal leiden. De reden dat Al-Bashir geen afscheiding wil tussen Noord- en Zuid-Sudan, is volgens mijn fractie gelegen in de dreigende uitbreiding van de shariawetgeving naar het zuidelijke deel van het land. Al-Bashir heeft deze maand immers laten weten niets te zien in een seculiere staat, mochten de Zuid-Sudanezen zich uitspreken tegen een afscheiding van Noord-Sudan. Recente berichtgevingen bevestigen dit beeld. Zo werd gisteren melding gemaakt van de verwachting dat Al-Bashir de sharia wil toepassen op alcoholconsumerende zuiderlingen die in Khartoum wonen. Dit is natuurlijk in strijd met het vredesverdrag uit 2005, waaruit een commissie is voortgekomen die juist moest opkomen voor de belangen van de zuiderlingen in de hoofdstad.

Met verbazing lees ik dan ook de brieven van de Nederlandse regering over de problematiek in Sudan. Geen woord over het feit dat een eerlijke en veilige totstandkoming van het CPA nooit kan worden bereikt zo lang Al-Bashir president is van Sudan. In de ogen van de PVV-fractie is Al-Bashir geen man met wie je vredesontwikkelingen kunt of moet voeren. Dat is een utopie. Dat Al-Bashir hiervoor ook niet openstaat, blijkt ook nog eens uit de opmerking die hij afgelopen weekeinde plaatste dat hij zich niets aantrok van de VN of van mensenrechtenorganisaties. Een veilig Sudan is onmogelijk zolang president Al-Bashir of een van de zijnen de macht heeft in dat land. Deze structurele problemen moeten in internationaal verband op een veel hoger plan worden aangepakt. Alle tussentijdse pogingen om de situatie in dit land te verbeteren, zullen volgens mijn fractie niet slagen. Verlenging van de Nederlandse VN-vredesmissie in Sudan is dus gewoon compleet zinloze geldverspilling. Als de VN wil doorgaan met zijn activiteiten, moet dat wat mijn fractie betreft zonder Nederland gebeuren. Daarbij komt dat wij alle marechaussees en politiemensen op dit moment in Nederland goed kunnen gebruiken.

Minister Van Middelkoop: Voorzitter. Ik dank de leden van de Kamer die warme woorden hebben gesproken vanwege de conditie van mijn collega, de minister van Buitenlandse Zaken. Dank ook voor het feit dat de Kamer desondanks bereid was om deze stukken, in elk geval de artikel 100-brief, te behandelen. Het kabinet hecht eraan om dit met voortvarendheid te doen; fijn dat de Kamer wil meewerken. De volgorde van mijn betoog is vrij simpel. Ik begin als minister van Buitenlandse Zaken en schakel dan kort over naar OS, om te eindigen bij Defensie. Dat betekent dat ik allereerst iets zeg over de implementatie van het CPA en daarna iets over Darfur. Vervolgens zal ik het een en ander zeggen over stabiliteit en goed bestuur in Sudan en over mensenrechten. Het is goed om erop te wijzen dat Nederland zo'n kleine 30 man levert, de meesten daarvan militairen, op een totaal van 10 000 Unmis-mensen. Bescherming is bijvoorbeeld geen taak voor Nederlandse militairen en politieagenten. Daar zijn weer anderen voor. Unmis heeft ook protection forces, maar daarin participeert Nederland niet. Dit even vooraf; het onderwerp komt straks nog even terug in het kader van de beveiliging tijdens de verkiezingen.

Ik zeg het de woordvoerders graag na: het komende jaar, het laatste jaar van het CPA, is cruciaal voor de toekomst van Sudan. Ik ben het met de heer Nicolaï eens dat er zeker redenen zijn voor zorg, maar het is ook van belang om internationaal te blijven uitspreken dat het CPA zo goed mogelijk wordt uitgevoerd. Dat is de reden dat wij daar zitten. Wij praten altijd tegen het decor van tientallen achter ons liggende jaren, waarin de meest verschrikkelijke gebeurtenissen hebben plaatsgevonden die honderdduizenden slachtoffers hebben geëist. Tegen die achtergrond is er alles voor te zeggen om zo veel mogelijk vast te houden aan de positieve ontwikkelingen die er zijn en om die te benadrukken.

Twee belangrijke onderdelen van het CPA zijn de verkiezingen in april 2010 en het referendum van januari 2011. Een aantal leden heeft gevraagd naar het oordeel van de regering over eventueel uitstel van de verkiezingen. Laten wij allereerst proberen om het CPA uit te voeren zoals opgeschreven. Mochten er redenen zijn om de verkiezingen uit te stellen, dan is het aan de Sudanese regering om daartoe eventueel besluiten te nemen, uiteraard binnen de grenzen van de wetgeving die daarvoor bestaat. Daarbij moet ik het op dit moment laten, want ik wil geen inviterende opmerkingen maken. Ik begrijp de vragen, maar dit is het antwoord. Het gaat erom – dat is ook de inzet van de Nederlandse regering – dat wij een hernieuwd conflict proberen te voorkomen en een vreedzame overgang naar de post-2011-situatie proberen te bewerkstelligen. Het is misschien een open deur dat de uitslag van het referendum niet te voorspellen is, maar er zijn sterke aanwijzingen dat de bevolking van Zuid-Sudan een voorkeur heeft voor afscheiding. Wij moeten echter op beide scenario's voorbereid zijn. Dat is logisch en vloeit ook voort uit de aard van het CPA en het referendum: ofwel behoud van eenheid ofwel afscheiding.

Nederland oefent met andere landen politieke druk uit op de twee partijen om tot goede afspraken te komen voor de situaties die daarna kunnen ontstaan. Dat doet Nederland door steun te leveren aan Unmis en de Joint Integrated Units. De heer Van Bommel stelde daarover een vraag. Ik meen mij te herinneren dat wij in een vorig debat het bijzondere karakter daarvan hebben benadrukt. Ze sorteren namelijk voor op behoud van de eenheid, maar ze zijn ook onderdeel van het CPA. Daarom zijn ze waardevol. Voor deze units zal ongetwijfeld een andere toekomst zijn weggelegd als het referendum tot afscheiding leidt, maar laten wij daarop niet vooruitlopen. Er zijn ook goede afspraken gemaakt over de politie in Abyei. Verder is er steun voor de wederopbouw en stabilisatie in de drie transitiegebieden in Zuid-Sudan. Daarom heeft het kabinet ingestemd met het verlengen van de Nederlandse bijdrage aan Unmis. Op de bijzondere kenmerken daarvan kom ik aan het einde van mijn betoog terug.

De verkiezingen vormen een belangrijk onderdeel van het CPA en het proces van democratische transformatie in Sudan. Het is belangrijk dat de bevolking een stem kan uitbrengen over het politiek leiderschap op verschillende niveaus. Dat neemt echter niet weg dat de verkiezingen niet zonder problemen zijn. De kiescommissie kampt met enorme logistieke problemen. Ik weet niet wie er wel eens is geweest, maar het is natuurlijk een gigantisch land. Een groot deel van de bevolking gaat voor het eerst stemmen en heeft nauwelijks kiezerseducatie gekregen. Een aantal oppositiepartijen dreigt de verkiezingen te boycotten wegens schending van burgerrechten en politieke rechten. Daarom dringt Nederland er, ongetwijfeld met andere landen, bij de regering van Sudan op aan om de verkiezingen zo transparant mogelijk te laten verlopen en daarbij de mensenrechten te respecteren. Nederland geeft ook, via de VN en via ngo's, steun aan de organisatie en aan kiezerseducatie voor met name vrouwen. Nederland heeft zes verkiezingswaarnemers ter plaatse als onderdeel van de Europese waarnemingsmissie EUOM, die in totaal 130 waarnemers telt.

De heer Haverkamp heeft gevraagd of er voldoende waarnemers zijn. Naast de 130 van de EU zullen er 60 waarnemers van het Amerikaanse Carter Center aanwezig zijn, die vanaf het moment van de registratieperiode eveneens in verschillende deelstaten aanwezig zullen zijn. Ook de Afrikaanse Unie en China sturen een aanzienlijk aantal internationale waarnemers. Daarnaast zullen verschillende ambassades deelnemen als waarnemers. Ook de Nederlandse ambassade zal vijf waarnemers leveren. Daarbij moeten nog 7000 lokale waarnemers worden opgeteld, die de afgelopen periode zijn getraind op het gebied van verkiezingswaarneming. Het is echter een gigantisch land en alles is er buitengewoon basaal. Er is gevraagd of er duidelijke afspraken zijn gemaakt over wat de waarnemers mogen gedurende dat proces. De wereld heeft natuurlijk al enige ervaring met het fenomeen waarnemen. Ook hier zijn duidelijke afspraken gemaakt met de regering, die vastliggen in een MoU en voldoen aan de EU-normen voor verkiezingswaarnemers.

Dan het punt van de veiligheid van de waarnemers. De organisatie van de verkiezingen en de beveiliging zijn toch echt verantwoordelijkheden van de Sudanese regering. Het is een verantwoordelijkheid van de Sudanese politie. Het valt ook binnen het mandaat van Unmis om protectie te kunnen bieden. Ik zeg het met opzet wat voorzichtig, want wij moeten uitkijken dat wij niet naar een grote mission creep toe praten. Het mandaat van Unmis is natuurlijk eerst en vooral ontleend aan het CPA. De beschikbare middelen zijn ook daarop afgestemd. Daarbij kan ook horen dat je een zeker niveau van veiligheid biedt en kunt ingrijpen als het nodig is, maar dat kent natuurlijk zijn grenzen. Als wij een veiligheidsgarantie op ons zouden nemen vergelijkbaar met die in Afghanistan – om voor één keer die vergelijking te trekken – dan zijn wij met een wezenlijk andere missie bezig. De Kamer moet zich dat goed realiseren. Tot op dit moment ben ik ook niet van oordeel dat dit het geval zou zijn. Als er echter mogelijkheden zijn om naast de eerste verantwoordelijkheid van de Sudanese politie een beschermingsbijdrage te leveren, voor de waarnemers maar ook breder gezien voor de bevolking, is dat een optie.

De heer Van Bommel (SP): Dit luistert heel nauw. Verschilt dit dan, zoals de minister het formuleert, van het huidige mandaat? Is wat hij nu uitspreekt ook de verwachting van het nieuwe mandaat, met de hogere prioriteit voor bescherming van de burger?

Minister Van Middelkoop: Dat heeft de heer Van Bommel goed gelezen en goed gehoord. Er wordt nog nagedacht over een verbreding van het mandaat op dit punt, maar met de nadrukkelijke kanttekening dat dit zal gebeuren binnen de mogelijkheden van Unmis zoals wij die nu kennen. De heer Van Bommel kan ervan uitgaan dat er een bevoegdheid is. Of het altijd mogelijk is – afhankelijk natuurlijk van mogelijke escalatie – hangt af van begrenzingen die voortvloeien uit datgene wat de Verenigde Naties daar nu «on the ground» heeft.

De heer Van Dam (PvdA): Je kunt geen vergelijking maken met andere situaties. Een vergelijking met Rwanda gaat überhaupt nooit op, omdat je hoopt dat een vergelijkbare situatie nooit zal ontstaan. Ook daar was echter een VN-missie met een soortgelijk mandaat, namelijk bewaken van een vredesovereenkomst, monitoren of alles wel goed ging en eventueel op kleine schaal burgers beschermen. Ik stelde in eerste termijn deze vraag omdat ik van mening ben dat je van het verleden moet leren. Als je in situaties terechtkomt die zouden kunnen escaleren, moet je daarop voorbereid zijn. Je moet daar dus niet zitten met een VN die half het mandaat heeft om burgers te beschermen maar daartoe eigenlijk niet helemaal in staat is. Als de situatie escaleert, op welke wijze is men dan daarop voorbereid? Wordt dit punt ook bij de discussies betrokken? Je zou kunnen denken aan de paraatheid van een snelle interventiemacht, mocht dat nodig zijn. De geschiedenis leert ons helaas dat wij niet moeten onderschatten hoezeer het mis kan gaan in Sudan.

Minister Van Middelkoop: Ik zou bijna zeggen dat dit een internationale politieke gewetensvraag is die eigen is aan dit soort missies. In het bijzonder de VN heeft daar ervaring mee. Die hebben wij ook, laten wij reëel zijn. Ik ben heel voorzichtig. Ik denk niet dat ik het voorbeeld van Rwanda van toepassing moet laten zijn op deze situatie. Ik waardeer het dat de heer Van Dam daar ook heel voorzichtig over sprak. Laten wij hopen dat het waar is wat ik zeg, namelijk dat dat zo uniek was en dat het zich in die vorm daar niet zal herhalen. Er zijn op dit moment ook geen aanwijzingen voor. Ik denk ook niet dat het verstandig om daar anticiperend uitspraken over te doen. Nederland heeft ooit in Unmee geparticipeerd. Die missie is na dreigementen van de Ethiopische leiding gewoon vertrokken. Goedkeuring van de autoriteiten behoort tot de randvoorwaarden voor de presentie van zo'n VN-missie. Wij zitten daar ook met de goedkeuring van Sudan. Wij moeten met elkaar Unmis zoveel mogelijk koppelen aan de reden waarom die daar is. Als zich echt heel andere situaties zouden gaan voordoen, dan moet de Veiligheidsraad, dan moet de internationale politieke wereld heel andere vragen opnieuw beantwoorden. Geen grote vijandigheid van de bevolking tegenover Unmis, dat is de aard van het geweldsniveau.

We kunnen ook nog over Congo beginnen. Ik blijf echter verre uit de buurt van het van toepassing verklaren van het voorbeeld van Rwanda op de situatie in Sudan.

Wat heeft ons het laatste jaar zorgen gebaard? Er zijn oplaaiende tribale conflicten, van een op zichzelf herkenbaar type maar natuurlijk wel buitengewoon verwerpelijk. Er is geen sprake van een grote vijandigheid van de bevolking tegenover Unmis. Dat is een belangrijk feit. Dat is de aard van het geweldsniveau waarmee wij nu worden geconfronteerd. Laten wij alsjeblieft nu zoveel mogelijk praten over datgene wat voorligt. Dat is de vraag of wij een zekere bescherming kunnen bieden aan de bevolking en aan de waarnemers. Dat lijkt me op dit moment de actuele relevante vraag.

Tegen de heer Haverkamp zeg ik dat de Europese waarnemingsmissie een eigen contingency plan heeft opgesteld. Zij heeft ook een eigen veiligheidsstaf. Natuurlijk wordt de veiligheidssituatie van dag tot dag gemonitord, zoals Defensie ook hier vanuit het operatiecentrum op dagbasis contact onderhoudt met onze mensen daar. Er kan dus tijdig gewaarschuwd worden als er sprake is van enigerlei vorm van escalatie. Er zijn verder ook afspraken gemaakt voor het geval dat evacuatie nodig is. Unmis draagt ook bij aan de beveiliging, want die heeft natuurlijk die protectiemogelijkheid. Die is ook beschikbaar voor het geval dat EU-waarnemers daarom zouden vragen.

De heer Van Dam (PvdA): De minister haalde zelf ook Congo aan. Ik heb al gezegd dat het altijd moeilijk is om vergelijkingen te maken, maar ook in Congo wendden mensen zich op het moment dat de situatie escaleerde, aan het begin van deze eeuw, tot de VN-missie ter plekke, tot Monuc voor bescherming. Mensen stonden aan de poort van de Monuc-basis en kwamen er niet in. Zij werden slachtoffer van gewelddadigheden in het zicht van VN-militairen van wie mensen dachten dat ze er waren om ze te beschermen. Het is niet voor niets dat ook ngo’s aan de bel trekken en zeggen: zorg dat die bescherming van burgers beter in het mandaat gewaarborgd wordt en dat die ook beter georganiseerd wordt.

Ik hoor graag van de minister op welke manier dat nu speelt in de internationale discussie. Zetten wij daar ook op in? Hoort daarbij ook de discussie over de manier waarop de VN dan ook daadwerkelijk in staat wordt gesteld om burgers te beschermen? Of zegt de minister: nee, het hoort niet in het mandaat, want Unmis is nu eenmaal gekoppeld aan uitvoering van het CPA? Als de situatie escaleert, dan moeten wij dus net zoals in een voorgaande situatie de handen ervan aftrekken. Dat is de vraag waar wij voor staan in deze discussie.

Minister Van Middelkoop: De vragen van de heer Van Dam zijn niet alleen herkenbaar maar natuurlijk ook buitengewoon valide. Die zouden ook in andere parlementen moeten worden gesteld. Ook in Congo wordt er in VN-verband nagedacht over het verbreden van het mandaat, zodat in dit soort situaties kan worden voorzien. Dat antwoord is al wel gegeven, ook in Congo. Ik wil mij nu echter richten op Sudan. Ja, als er sprake is van een onmiddellijke bedreiging van burgers en er is capaciteit in de buurt – nogmaals, het is een enorm land – dan is er een mandaat en dus ook al gauw de morele plicht om een bijdrage te leveren aan de bescherming van die burgers. Dat is ongeveer ook de lijn. Als van de VN zou worden gevraagd om een veiligheidsgarantie over te nemen van de eerstverantwoordelijke, van de Sudanese overheid en dergelijke, dan praten wij over een wezenlijk andere situatie die op dit moment ook niet geïndiceerd is door datgene wat in dat land gebeurt. Dan zal de VN-Veiligheidsraad zich ongetwijfeld opnieuw moeten beraden op de dan ontstane situatie in Sudan. Maar voor dit moment: ja, Unmis kan capaciteit leveren en heeft een mandaat om waarnemers te beveiligen en de bevolking te beveiligen waar dat nodig is, naast de eigen verantwoordelijkheid van het Sudanese leger en de politie. Dat is de rolverdeling.

De heer Vendrik (GroenLinks): Als ik het goed begrepen heb, voorziet het huidige mandaat al in de bescherming van burgers. De minister heeft echter gezegd dat in de discussie in de VN-Veiligheidsraad dat punt beter geborgd zou moeten worden. Ik weet dan niet precies wat die zinsnede van de minister inhoudt. Ik schrik helemaal als kennelijk nu al vaststaat dat die tienduizend merendeels militairen ook het quotum blijft dat daar zit. Dat is één op de tweeduizend inwoners van Zuid-Sudan. Dat is niet heel erg veel. Dan ben je niet riant aanwezig. Ik vraag me dus af wat deze discussie nu straks moet opleveren, zeker als wij weten dat het meest gevoelige onderdeel over negen maanden daar is: de waarschijnlijke afscheiding van Zuid-Sudan. Dat kan een zeer explosieve uitslag zijn. Dan moet je echt voorbereid zijn op grote politieke spanningen die tot geweld kunnen leiden, waarbij dat element van bescherming van de burgerbevolking onmiddellijk en acuut speelt. Dan weer terugredenerend naar de discussie van vandaag: wat levert die discussie in de Veiligheidsraad dan eigenlijk op?

Minister Van Middelkoop: Ik heb begrip voor de vragen van in dit geval de heer Vendrik, maar ik heb niet zoveel toe te voegen aan wat ik al heb gezegd. Unmis is met tienduizend man volgens mij de op één na grootste VN-missie. Ik denk dat de missie in Congo groter is. Er is sprake van een enorme inspanning. Wij zitten er al een tijd. Het mandaat – de taken met betrekking tot de bescherming van waarnemers en de bevolking – wordt uitgebreid, maar nogmaals: binnen de mogelijkheden. Er wordt gesproken over horrorscenario’s. Dat is echter helemaal niet zeker. Wij moeten nu echt alles op alles zetten om het CPA te laten slagen op een reguliere manier. Ik denk dat dat het beste is. Wij moeten ook een beetje uitstralen, ook naar Sudan toe, dat wij die verplichting op ons hebben genomen, dat wij er zijn om dat mede mogelijk te maken en dat ervoor moet worden gezorgd dat dit gebeurt. Dat is volgens mij de essentie van de internationale politieke druk. Tegelijkertijd kijken wij als het ware vanuit de ooghoeken naar de eventuele horrorscenario's. Maar waar die zich nu niet voordoen, lijkt het me ook niet verstandig en functioneel om daar Unmis al helemaal op te herstructureren. Dan hebben wij het immers echt over een andere situatie dan waarvoor Unmis daar ontplooid is. Wat gedaan wordt, van New York tot hier in Den Haag, is het op dagbasis volgen van de ontwikkelingen in Sudan. Dat gebeurt allereerst met het oog op het doen slagen van de processen waarvoor zij getekend hebben. Tegelijkertijd houden we in de gaten of dreigingsanalyses nodig zijn die wellicht een ander soort inzet verdienen. Als dat het geval is, is het aan de Veiligheidsraad om daar een antwoord op te geven. Afrika kent veel vergeten gebieden of gebieden waaraan men te laat aandacht heeft gegeven. Ik denk dat dat hier niet het geval is. Wij zitten er bovenop.

De heer Vendrik (GroenLinks): Ik ben het vanzelfsprekend volledig eens met de minister en hoop en wens met hem dat het CPA wordt uitgevoerd. Maar volgens mij is een eerlijke taxatie vandaag de dag helaas dat het CPA nauwelijks wordt uitgevoerd en dat met name de Sudanese regering in dat opzicht buitengewoon veel te verwijten valt. Cruciale elementen worden nauwelijks uitgevoerd. Als vervolgens in de Veiligheidsraad een discussie ontstaat over de versterking van het mandaat op het punt van bescherming van de bevolking, dan is het ook wel logisch om even vooruit te denken in wat voor situatie die missie dan straks kan belanden. Wat betekent dat dan precies? Welke belofte wordt dan eigenlijk gedaan aan de Sudanese bevolking en kan die ook worden waargemaakt, gelet op de situatie van vandaag?

Minister Van Middelkoop: Wat de informatie betreft, heb ik er niet zoveel meer aan toe te voegen, maar misschien wel als het gaat om de benadering. Je kunt soms uitspraken doen waarin je dus heel welbewust ook iets van een self-fulfilling prophecy inbrengt. Ik hoop dat het CPA waarvoor zij getekend hebben, het traject is van het komende jaar, inclusief de verkiezingen en het referendum. Als de regering nu gaat uitstralen dat wij daar geen enkel vertrouwen meer in hebben, ondermijnen wij dat proces. Dan ondermijnen wij het Comprehensive Peace Agreement en ook de raison d'être van Unmis. Dat wil de heer Vendrik natuurlijk niet. Dat begrijp ik ook wel. Vandaar dat ik vind dat de primaire focus moet blijven liggen op het slagen van dat proces. Alles is daarop gericht. Dat geldt ook voor de EU-waarnemers die ernaartoe gaan. Tegelijkertijd weten wij met elkaar dat dit gebeurt in een context die veel zorg biedt en waar wij heel alert op moeten zijn. Ik denk dat dat het meest verstandig is. Dat brengt onze internationale politieke positie met zich mee, en ook onze participatie in Unmis.

De heer Van Dam (PvdA): Dat is volgens mij precies het punt. De minister zegt dat wij alert moeten zijn en de ontwikkelingen moeten volgen. Wij maken echter het punt dat wij voorbereid moeten zijn op die ontwikkelingen. Ik roep nog maar even in herinnering hoe de situatie vorig jaar in Oost-Congo escaleerde. Dat was ook niet zo'n vergeten gebied. Daar zaten wij ook met z'n allen bovenop. Maar het gebeurde wel. En toen het gebeurde, was er niemand die de bereidheid had om troepen te sturen, terwijl wij ze gewoon hier als EU klaar hadden staan. En de EU had niet de bereidheid om troepen te sturen op het moment dat het nodig was. Dat is ook een reden om nu te zeggen: laten wij erop voorbereid zijn. De minister zegt: we gaan niet de verantwoordelijkheid voor de veiligheid overnemen van de eerstverantwoordelijke, namelijk de Sudanese regering. Die wordt wel geleid – mind you! – door iemand die door het Internationaal Strafhof gezocht wordt vanwege zijn verantwoordelijkheid in de genocide in Darfur. Als dan gezegd wordt: dat is de eerstverantwoordelijke voor de veiligheid van de Sudanezen. Ja, zo ken ik er nog wel een paar in dat deel van de wereld!

Minister Van Middelkoop: Ik begrijp de verontwaardiging van de heer Van Dam. Ik heb daar ook niets op tegen, maar ik hoop toch niet dat de consequentie van die morele radicalisering zou moeten zijn dat wij daar geen zaken mee moeten doen, dat wij niet in Sudan moeten zijn, dat wij Unmis moeten terugtrekken. Laten wij reëel zijn. Wij opereren in een zeer gemengde situatie. Dat is zeker het geval. Als er geen peace agreement was geweest, dan zouden wij er ook niet zijn ontplooid.

De heer Van Dam (PvdA): Dat is het tegendeel van wat ik vraag. Ik vraag juist om in de VN-discussie in te zetten op de noodzaak om voorbereid te zijn op de mogelijkheid dat de situatie escaleert. Ik denk dat dit rond januari 2011 bij het referendum nog waarschijnlijker is dan bij de komende verkiezingen. Ik zou willen dat Nederland zich dus ook op die manier inzet in de discussie, en niet zegt: we wachten wel af, we zien wel wat er gebeurt en dan doen we wel iets.

Minister Van Middelkoop: Prima, dat is een tekst waar ik me meer thuis bij voel. Ik vind het goed dat wij daar op alle niveaus rekening mee houden, dat wij ons daarop voorbereiden. Maar nogmaals, ik vind dat de primaire focus moet liggen op het uitstralen van vertrouwen, ook naar de bevolking toe. Wij trainen overigens ook de politie daar. Wij trainen ook mensen om de verkiezingen te doen slagen. Dan raakt het ook aan je eigen geloofwaardigheid als je daarin niet gelooft. Maar tegelijkertijd moeten wij op het niveau van de VN en participerende staten zoals Nederland rekening houden met de mogelijkheden van escalatie. Daar heeft de heer Van Dam volstrekt gelijk in. Ik heb nu geen antwoord op de vraag wat dat dan eventueel kan betekenen. Dat behoort tot de eventualiteiten die zich dan zullen voordoen.

De voorzitter: ik heb alle ruimte gegeven voor dit punt. Ik realiseer me heel goed dat dit een belangrijk punt is, maar ik stel voor dat de minister verder gaat met zijn beantwoording. Anders komen wij in problemen met de tijd. Hoeveel tijd denkt de minister nog nodig te hebben voor de beantwoording van de vragen?

Minister Van Middelkoop: Zonder interrupties waarschijnlijk tien tot twaalf minuten.

De heren Brinkman en Van Bommel hebben gesproken over de positie van president Al-Bashir. Die mag internationaalrechtelijk duidelijk zijn: hij moet zich melden bij het Internationaal Strafhof in Den Haag. Dat is de goede rechtsgang.

De heer Van Bommel heeft voorts een vraag gesteld over de betrokkenheid van China. China is een belangrijke handelspartner van Sudan geworden en is uit dien hoofde ook een belangrijke politieke actor geworden in dat land. China heeft ook een aparte speciale gezant voor Sudan ingesteld. Die heeft tot op heden bepaald genuanceerd gesproken over bijvoorbeeld de problematiek in Darfur. Hij heeft ook gesproken tijdens de conferentie van Islamitische landen in Cairo. Het oordeel van de Nederlandse regering daarover is positief. Wij ervaren China als een medestander in dit dossier, met dien verstande dat het natuurlijk ook goed zou zijn als, net zoals wij dat doen, China Sudan aanspreekt, van Al-Bashir tot lager, op het respecteren van mensenrechten. Dat mogen wij ook van China verwachten.

De heer Van Bommel (SP): De achtergrond van mijn vraag was meer de wijze waarop China en Al-Bashir het op een akkoordje lijken te gooien om China in staat te stellen langs de Nijl naar die olie te boren.

Minister Van Middelkoop: Dat is heel ander onderwerp.

De heer Van Bommel (SP): Voor China valt dat allemaal onder hetzelfde onderwerp. Dat is de relatie met Sudan. Ik stel dus mijn vragen gericht op China en gericht op Al-Bashir.

Minister Van Middelkoop: De Nederlandse regering hoopt vurig dat ook China, zoals wij dat doen, president Al-Bashir oproept om zich te voegen naar de rechtsgang van het Internationaal Strafhof. Wellicht kan China dat met nog iets meer kracht en geloofwaardigheid doen, juist vanwege zijn sterke economische betrokkenheid bij dat land, dan Nederland. Volgens mij is dat de correcte manier. Wij kunnen allemaal zo onze gedachten hebben bij wat de uitvoering daarvan zal zijn, maar wij hebben hier in Den Haag niet alles in de hand.

Ik wil nog een opmerking over Darfur maken. Vervolgens maak ik als minister van Defensie nog een paar opmerkingen over Unmis. De heer Haverkamp heeft gesproken over Darfur. De situatie daar is licht verbeterd, zeg ik heel voorzichtig op dit moment. Er vinden namelijk nog steeds gevechten plaats tussen de regering en de rebellen. Dat geldt zeker voor Noord-Darfur. Het is van het grootste belang dat er zo snel mogelijk een duurzaam vredesakkoord wordt gesloten voor Darfur. Wij geven technische en financiële ondersteuning aan de bemiddelingspoging van de Joint AU-UN Chief Mediator, de heer Bassolé. Er zijn in Doha onlangs raamovereenkomsten gesloten met twee rebellenbewegingen. Dat is positief, maar dat wil nog niet zeggen dat er een inclusief akkoord is voor alle rebellengroeperingen en dat de hele bevolking van Darfur daarbij betrokken zou zijn.

Voorzitter. Ik ga nu over tot de beantwoording van de vragen die aan de minister van Defensie zijn gesteld. In de artikel 100-brief wordt aan de Kamer gevraagd om in te stemmen met het bijdragen voor een jaar aan de operatie Unmis met twaalf militaire waarnemers, vijftien politiefunctionarissen, van wie elf marechaussee en vier civiele politiefunctionarissen, en drie staffunctionarissen. De Nederlandse militaire waarnemers binnen Unmis – de zogenaamde Unmo's – richten zich op het in kaart brengen van de lokale veiligheidssituaties door het uitvoeren van patrouilles en het in gesprek blijven met de lokale bevolking. Zij zien ook toe op de naleving van de afspraken van het CPA. Dat doen zij met veel internationale collega’s.

Zoals ik al eerder heb aangegeven, richten de politiefunctionarissen – de zogenaamde Unpols – zich op de capaciteitsuitbreiding en kwaliteitsverbetering van de lokale politieorganisaties. Dat is een VN-SSR-activiteit, zeg ik tegen de heren Vendrik en Haverkamp. Wij werken in alle zes sectoren van Zuid-Sudan. Alle waarnemers en politiefunctionarissen worden voor een periode van een halfjaar uitgezonden en werken bij voorkeur in tweetallen. De VN hecht sterk aan de continuering van de Nederlandse aanwezigheid in Sudan. Onze mensen worden daar zeer gewaardeerd. Ze zijn ook vaak op de teamsites in leidinggevende posities. Wij leveren dus echt een kwalitatief hoogwaardige bijdrage. Nederland is ook een van de weinige landen die regelmatig vrouwelijke militairen en vrouwelijke politietrainers uitzenden.

Wij hebben de veiligheidssituatie al uitvoerig besproken. Dat geldt ook voor het mandaat. Er is ook al uitvoerig ingegaan op zowel de beveiliging van het personeel als de beveiliging tijdens de verkiezingen. De heer Van Dam vroeg of wij een brief wilden sturen over de beveiliging. Eigenlijk is er al een soort lopende afspraak, in het bijzonder ook met de collega van Buitenlandse Zaken die heel recent een vrij uitvoerige update heeft gegeven van de situatie in Sudan. Misschien kunnen wij met elkaar afspreken dat de Kamer een update krijgt als daar redenen toe zijn. Dan zal het al gauw ook gaan over de veiligheid in de aanloop naar de verkiezingen en dergelijke. Die informatie zal dus iets verder gaan dan alleen maar een reactie op de vraag wat er wordt gedaan aan de beveiliging. Volgens mij is het antwoord op die vraag op dit moment namelijk wel gegeven. Als wij die afspraak met elkaar kunnen maken, is de regering daartoe bereid.

Ik realiseer me dat ik mezelf als minister voor Ontwikkelingssamenwerking heb overgeslagen. Schande! Ik ben de heer Vendrik nog een reactie schuldig op zijn vraag over de uitvoering van zijn motie. Het is volstrekt terecht dat hij daarnaar heeft gevraagd. Sudan is een van de weinig OS-partnerlanden waarop niet is gekort als gevolg van een dalend ODA-budget. Ik neem aan dat dit nog beleid van minister Koenders is geweest. Dat is een direct uitvloeisel van de motie-Vendrik. In deze motie wordt ook een pleidooi gehouden voor extra geld dat zou moeten gaan naar het creëren van vredesdividend in Zuid-Sudan via ngo’s. Dat gebeurt ook. De intensivering ten aanzien van het leveren van vredesdividend via ngo’s blijkt onder meer uit het feit dat Nederland voor 2010 een bijdrage van 8,7 mln. heeft gepland voor het goed functionerende Basic Services Fund dat via ngo’s voorzieningen levert op het gebied van onderwijs, gezondheidszorg, water en sanitatie. Er worden ook nog andere activiteiten ondernomen die binnen de paraplu van de motie-Vendrik vallen. Via het BBC World Trust Fund steunen wij een programma in Zuid-Sudan dat onafhankelijke berichtgeving in deze cruciale periode bevordert. Nog één keer dan de referentie aan Rwanda: het belang van onafhankelijke berichtgeving lijkt me heel evident voor wie iets weet van die geschiedenis. Via het vrouwennetwerk steunt Nederland extra voorlichting aan vrouwen over de verkiezingen. Dat heeft ook te maken met resolutie 1325. Die resolutie achtervolgt mij en ik heb daar geen bezwaar tegen.

Het VN-verkiezingsfonds waaraan wij substantieel bijdragen, steunt ook lokale ngo’s ten behoeve van kiezerseducatie. En ten slotte is milieu ook een integraal onderdeel van ons OS-programma via organisaties als IFAD en Unicef. Maar ook via het Multi Donor Trust Fund voor Zuid-Sudan steunen wij waterbeheer en landbouwontwikkelingen in Zuid-Sudan. Ik neem aan dat dit al wat langer lopende projecten zijn.

Voorzitter. Ik heb met drie petten op naar beste vermogen antwoord proberen te geven.

De heer Vendrik (GroenLinks): Ik zou het prettig vinden als de minister voor Ontwikkelingssamenwerking bij de Voorjaarsnota de uitvoering, ook met bedragen en de bijbehorende intensivering, nog even nader toelicht.

Minister Van Middelkoop: Ik zal die wens doorgeleiden.

De voorzitter: Ik dank de minister voor de beantwoording in eerste termijn. Het woord is aan de heer Haverkamp voor zijn tweede termijn.

De heer Haverkamp (CDA): Dank aan het voltallige trio voor de beantwoording van de vragen. Ik constateer ook dat er aan die zijde van de tafel sprake is van een geheel mannelijke afvaardiging.

Wij kunnen natuurlijk heel kritisch zijn over datgene wat er allemaal niet goed gaat met het CPA, maar het is wel van belang dat er afspraken zijn en dat er stappen voorwaarts worden gezet. Wij zien een aantal grensconflicten dat wel opgelost is via arbitrage, waarbij mensen die uitspraken dus ook erkennen. Ik denk dat dit ook de enige lijn is, dat wij vooruit gaan.

Het is goed dat er sprake is van een groot aantal verkiezingswaarnemers. Het intrigeerde mij dat er ook Chinese verkiezingswaarnemers zijn. Hebben zij dezelfde spelregels rondom eerlijke verkiezingen als de rest van de waarnemers? Ik kan me voorstellen dat de andere waarnemers er moeite mee zouden hebben als zij hierbij Chinese maatstaven zouden hanteren. Ik dank de minister voor de bevestiging rondom de veiligheid van onze waarnemers.

Ik wil nog iets zeggen over het mandaat van Unmis. Er bestaat aan deze tafel onduidelijkheid. Op zichzelf is dat vervelend. Maar het is natuurlijk nog belangrijker dat de mensen daar weten wat ze wel of niet kunnen verwachten van de organisatie. Daarover bereiken ons via ngo’s verontrustende signalen. Los van het feit dat wij hier een discussie hebben over wat Unmis wel of niet doet, is het nog belangrijker dat de mensen in het gebied zelf weten wat ze kunnen doen.

Met betrekking tot post-CPA kan ik me voorstellen dat de minister overlegt met zijn collega van Buitenlandse Zaken en dat wij schriftelijk worden geïnformeerd over de vragen inzake de trojka en andere vragen.

De heer Van Bommel (SP): De woordvoerder van het CDA bevestigde het al, maar ik wil het ook benadrukken: er bestaat onduidelijkheid aan deze kant van de tafel. Er bestaat onduidelijkheid over wat er nu precies gaat gebeuren met dat mandaat. De minister heeft gesproken over verbreding van het mandaat. De bescherming van burgers krijgt een hogere prioriteit in dat nieuwe mandaat, aldus de brief van de regering. Maar als wij concreet vragen wat dit nu concreet betekent voor de mensen daar, is het antwoord daarop mij niet duidelijk. Ik deel de opvatting van de CDA-fractie dat dit vooral bezwaarlijk is voor de mensen daar. Er ontstaat zo een verwachtingspatroon waarvan wij niet kunnen zeggen dat daar ook in alle gevallen aan voldaan zal worden.

De minister heeft het liever over het vredesakkoord. Dat moet het halen. Dat moet natuurlijk ook de inzet zijn, en daar gaan we ook voor. Maar wij moeten ook rekening houden met andere scenario's. De minister geeft daartoe in de brief ook zelf voldoende aanleiding. Er wordt gesproken over opgelopen spanning en over zeer moeilijke problemen die nog niet opgelost zijn en die waarschijnlijk ook voor het referendum niet opgelost zullen worden. Dan moet je rekening houden met alle scenario’s en dan moet je die ook bespreken op het moment dat er geen sprake is van een noodsituatie. Wij moeten nu in volle vrijheid kunnen bespreken wat er zal gebeuren met die missie indien sprake is van oplaaiend geweld. Ik geloof zeker dat Unmis over voldoende middelen beschikt om te spreken van escalatiedominantie – dat is het probleem niet – maar het is de vraag in welke mate het mandaat dan voorziet in een daadwerkelijk optreden bij een hogere geweldsintensiteit.

Ik wil nog iets opmerken over extractie. Ja, er zullen waarnemers zijn die mogelijk in gevaarlijke omstandigheden komen. Kan de minister garanderen dat binnen het huidige mandaat en de huidige beschikbare middelen er voldoende zekerheid is van extractie van waarnemers, ook van Nederlandse waarnemers?

De minister heeft gezegd dat het gaat om een verlenging van een zeer beperkte Nederlandse bijdrage. Natuurlijk, dat is zo. Het gaat om een civiele bijdrage, om politie en marechaussee. Maar wij moeten deze verlenging toch ook beoordelen tegen de achtergrond van het hele politieke en het hele militaire verhaal. Ja, het is een enorme missie voor de Verenigde Naties. Ik wijs op de omvang van het gebied dat bestreken moet worden en op de slechte infrastructuur en alle dingen die ook in de brief van de minister worden erkend. Ook al is het een beperkte Nederlandse bijdrage, wij moeten er, wanneer wij daar straks mee instemmen, geloof aan hechten dat het geheel geloofwaardig is, zowel politiek als militair. Ik roep de minister echt op om in tweede termijn extra aandacht te besteden aan dat punt van het mandaat, de risico’s en de scenario’s die zich daar toch mogelijk ontrollen.

De heer Van Dam (PvdA): Ik dank de minister voor de beantwoording. Ik wil allereerst een soortgelijke vraag als die van de heer van Bommel stellen over het besluit dat nu voorligt om de Nederlandse inzet te verlengen. Ook mijn vraag gaat over de bescherming en de extractie van de Nederlandse waarnemers. Dat hebben wij in eerdere debatten ook wel besproken. De minister heeft toen steeds de garantie gegeven dat dit goed geregeld was. Het is uiteraard bekend dat wij bij voorkeur niet afhankelijk zijn van anderen als het gaat om de bescherming van onze eigen mensen en de extractie van hen uit een risicogebied. Misschien kan de minister nogmaals uitleggen hoe dat in dit specifieke geval geregeld is en waarom hij in deze situatie vindt dat de veiligheid van Nederlandse mensen voldoende is gegarandeerd, ook al zijn wij daarbij afhankelijk van anderen.

Mijn tweede opmerking gaat over de Lord's Resistance Army. Ik heb begrepen dat de VN-Veiligheidsraad vier jaar geleden al heeft gevraagd om nadere samenwerking tussen Monuc en Unmis, om ook informatie met elkaar te delen over de activiteiten van de LRA. Gelet op het feit dat de LRA zich recent weer heeft verlaagd tot verschrikkelijke misdaden in het Noordoosten van Congo, lijkt mij de vraag relevant in hoeverre die samenwerking nu eigenlijk goed verloopt en in hoeverre daarover ook gerapporteerd wordt aan de VN. Ik heb begrepen dat de Veiligheidsraad sinds de aanname van die resolutie daarover geen terugrapportage meer heeft ontvangen.

Mijn laatste punt gaat over het mandaat van Unmis. Ik heb in eerste termijn gesproken over een brief over de mogelijke veiligheidsscenario’s. Kan de minister ons binnen een of twee maanden een brief zenden over de wijze waarop de VN geëquipeerd is en zou moeten zijn voor een eventuele escalatie en hoe de discussie daarover binnen de VN verloopt? Ik heb uit het antwoord van de minister in eerste termijn begrepen dat het de Nederlandse inzet is om ervoor te zorgen dat de VN voorbereid is op een eventuele escalatie. Ik weet niet zeker of ik dat goed begrepen heb, want ik vond het niet helemaal duidelijk. Dat betekent, wat mij betreft, dus ook: militair voorbereid op een eventuele escalatie. Ik hoor graag een antwoord op deze verduidelijkende vraag.

De heer Vendrik (GroenLinks): Hoe gaat Unmis verder? Volgens de berichten die mij bereiken was er al in 2009 sprake van een grote geweldsgolf in Zuid-Sudan. Ongeveer 400 000 Zuid-Sudanezen zijn van huis en haard verdreven en meer dan 2 500 mensen zijn gedood. Dat is begin dit jaar doorgegaan. Het CPA wordt op de meest gevoelige punten nauwelijks uitgevoerd, laat staan gerespecteerd. Dat is allereerst de Sudanese regering te verwijten; de inname van kleine wapens door de GoS verloopt heel moeilijk en traag. Unmis zelf wordt van vele kanten bekritiseerd vanwege de bureaucratische en trage uitvoering van de taken die haar per mandaat zijn gegeven. Dat baart mijn fractie grote zorgen. Het komend debat in de VN-Veiligheidsraad over hoe het verder gaat met Unmis en over de verversing en vernieuwing van het mandaat, is uitermate belangrijk. Ik wil sowieso met de «drie» bewindslieden afspreken dat wij op korte termijn worden geïnformeerd over de beslissingen die in de komende weken of maanden op dit terrein worden genomen en over de betekenis daarvan.

Vanuit mijn politieke situatie wil ik eindigen met de volgende opmerkingen. Idealiter zouden er drie dingen moeten gebeuren. In de eerste plaats is het van belang dat het mandaat wordt versterkt en dat daarin een hogere prioriteit wordt gegeven aan bescherming van de burgerbevolking. Dat is volgens mij cruciaal. Veiligheid voor de mensen in de regio is volgens mij nu het eerste gebod. Dat vraagt om een uitvoeringsstrategie van Unmis. Ik heb daar ook naar gevraagd.

In de tweede plaats is een cultuurverandering bij Unmis zelf nodig opdat zij veel actiever, minder bureaucratisch en minder traag opereert. Dat zou eigenlijk gerealiseerd moeten worden, want daar zijn veel klachten over. Ik snap best dat de minister van Defensie niet wil speculeren over een ontworteling van de situatie daar, maar in mijn tweede termijn heb ik niet voor niets aangegeven hoe gewelddadig de regio op dit moment al is en hoe de situatie escaleert. Daar neem ik met grote vrees kennis van, dat is vreselijk – daar zijn wij het volgens mij over eens – maar dat is volgens mij wel de reële taxatie van dit moment. Het gaat daar absoluut niet goed. Er zullen twee grote gebeurtenissen plaatsvinden, waarvan de laatste kan leiden tot een verder ontsporing.

In de derde plaats wil ik dat de Nederlandse regering zich, voor wat zij waard is, in VN-verband hard maakt voor een strategie van Unmis voor die situatie. Het lijkt mij bepaald niet ondenkbeeldig dat escalatie zich voordoet en ik wil dat zeker niet over de mensen afroepen, maar ik wil wel dat het Nederlandse kabinet zich maximaal inspant om Unmis daarop voor te bereiden. Ik vind het vreemd om nu al te horen dat wij het straks met de huidige capaciteit van Unmis moeten doen. Ik zou zeggen: kabinet, wees daar opener in en neem dat besluit nu nog niet. Met alles wat Sudan het komend jaar te wachten staat, kunnen wij die vraag volgens mij pas daarna beantwoorden, als een reële taxatie van de situatie van dat moment is gemaakt, als een projectie van wat kan gebeuren is gemaakt en als is bekeken wat nodig is voor de bescherming van de bevolking. Dan pas is de vraag aan de orde hoe de missie eruit moet zien. Ik hoop dat het kabinet die volgorde wil hanteren en ik zie graag op korte termijn – het liefst natuurlijk voor 9 juni – de brief tegemoet over wat het internationale debat over Unmis en Sudan heeft opgeleverd en wat dat eventueel voor Nederland betekent.

De voorzitter: Ter verduidelijking meld ik dat de datum van 9 juni niet is gerelateerd aan verkiezingsdebatten, maar aan het feit dat de heer Vendrik na 9 juni niet meer in de Kamer actief zal zijn.

De heer Nicolaï (VVD): Dank aan de minister voor de beantwoording. Laat ik beginnen met een compliment: op dit moment weet deze regering uitstekend met één mond te spreken; dat hebben wij op het gebied van buitenlands beleid wel eens anders gezien.

Mijn kernvraag is: wat gebeurt er als het misgaat? Ik vind dat wij daarover wel degelijk moeten spreken hier. Er is voortdurend gezegd dat wij geen vergelijkingen mogen maken. Tegelijkertijd zijn de voorbeelden ernstig en legio, bijvoorbeeld Oost-Timor na zijn onafhankelijkheid. Als in Sudan een opdeling plaatsvindt na het referendum, is dat echt een riskante situatie. Zoals andere woordvoerders al hebben gezegd: er zal in VN-verband over gesproken moeten worden. Wij worden graag geïnformeerd over de uitkomsten daarvan en over de inzet van Nederland daarbij. Urgenter is de vraag wat dat betekent of wat dat zou kunnen betekenen voor de veiligheid van onze mensen. Het antwoord op die vraag kan eigenlijk niet wachten, want wij worden geacht nu een besluit te nemen over de verlenging. De minister heeft daarover in zijn eerste termijn al gesproken, maar ik zou graag meer duidelijkheid krijgen, onder andere over de vraag van wie wij eigenlijk afhankelijk zijn in een noodsituatie. Hoe moet ik mij dat voorstellen? Zijn wij dan van Zambia en Bangladesh afhankelijk? Wat is de situatie als moet worden ingegrepen voor de veiligheid van de Nederlanders daar?

De heer Brinkman (PVV): Een van de «drie» ministers heeft het al aangegeven in de beantwoording over Al-Bashir. Wij hoeven de kwalificaties niet te noemen, maar de PVV is het daarmee wel in grote lijnen eens. Graag krijg ik een reactie van de minister op onze stellingname dat een veilig Sudan niet mogelijk is als president Al-Bashir of een van de zijnen aanblijft. Wij zien namelijk niet hoe dat mogelijk is met iemand die zo structureel "kwaad zaait", om het zo maar zeggen. Ik ga daarop door, omdat dit een heel groot probleem is en blijft, waarvoor ik ook in deze aanpak geen oplossing zie.

De heer Haverkamp (CDA): Mijnheer Brinkman, het is één ding om te zeggen dat het niet gaat lukken met de heer Al-Bashir aan de macht, maar het feit is dat hij daar president is. Of stelt de PVV nu voor om naar Sudan te gaan en de heer Al-Bashir af te zetten? Wat is dan het alternatief volgens de PVV? De mensen daar in de steek laten en hun veel sterkte wensen met hun slechte leider die wordt gezocht door het International Criminal Court? Of wil de PVV toch meegaan in de stap die de Nederlandse regering nu zet, namelijk om met beperkte middelen hulp te bieden aan de mensen daar?

De heer Brinkman (PVV): Ik heb de vraag al twee keer gesteld aan de minister en ik wil daar graag antwoord op. Ik verkeer niet in de positie om aan te geven wat wij zouden moeten doen met de heer Al-Bashir. De PVV is altijd heel erg duidelijk geweest over ontwikkelingshulp: wij zijn daar tegen en wij zien daar nagenoeg geen voordelen in. Wij zien ook dat de hulp aan Sudan noodhulp wordt genoemd, terwijl het gewoon een structureel proces is. In onze beleving is het dan ook geen noodhulp meer, al wordt het uit het potje voor noodhulp betaald.

Wij zijn wel voorstander van noodhulp. In onze plannen houden wij daar rekening mee; wij hebben het bedrag voor noodhulp zelfs procentueel verdubbeld. Dit meld ik even om aan te geven dat wij niet zo onmenselijk zijn om slechts te kijken naar de ellende in de wereld, maar dat wij wel degelijk noodhulp willen geven en dan goed ook! Wij willen echter geen ontwikkelingshulp geven zoals dat nu door de regering wordt gedaan.

Minister Van Middelkoop: Ik begin met de vraag van de heer Brinkman. Ik vind het echt onbegrijpelijk dat een Kamerlid de onzinnigheid van Unmis propageert en kennelijk ook geen bijdrage aan die missie wil leveren. Sudan heeft een achtergrond van 40 à 50 jaar gruwelijke ellende, met honderdduizenden slachtoffers, als het er niet meer zijn. Nu is er – gelukkig – eindelijk een peace agreement, dat ook ondertekend is door Al-Bashir; kennelijk doet hij ook wel eens goede dingen, al neemt dat niet weg dat hij ook al die slechte dingen heeft gedaan. Dit peace agreement heeft geleid tot een invitatie tot ontplooiing van Unmis en dan zegt zo'n Kamerlid: ik zie het niet zitten. Dat kun je tegen mij zeggen, maar ga dat maar eens uitleggen aan de Sudanezen. Ik vind het een onbegrijpelijke positie. De heer Brinkman heeft daar recht op, maar laat hij niet om mijn begrip vragen.

De heer Brinkman (PVV): De PVV ziet het niet zitten omdat het land evengoed op het randje van een oorlog verkeert. De minister is aan het onderhandelen met een oorlogsmisdadiger. Om die reden hebben wij daar geen vertrouwen in. De minister zegt zelf dat het inderdaad een vreselijke man is. Laat de minister maar uitleggen waarom hij er vertrouwen in heeft dat het peace agreement gaat werken, ondanks het feit dat het er niet naar uitziet. Dat kan hij immers niet uitleggen.

Minister Van Middelkoop: Ik heb er alle vertrouwen in dat Unmis een zinnige operatie is en dat de VN goede beslissingen heeft genomen. Ik ben nog altijd zeer gecommitteerd om door te gaan met de Nederlandse bijdrage. Ik heb er ook alle vertrouwen in dat ik daarvoor de steun kan krijgen van de meerderheid van de Kamer, zoals dat in de afgelopen jaren ook is gebeurd.

De heer Brinkman (PVV): De minister haalt het vreselijk scenario van de Sudanese geschiedenis aan. Dat is terecht. Geloof mij, de PVV vindt dat ook verschrikkelijk. Het is echter een rare voorstelling van zaken om te zeggen dat wij dat allemaal goed zouden vinden omdat wij niet voor het peace agreement zijn en niet willen onderhandelen met Al-Bashir. Dat is niet het geval. Wij hebben alleen geen vertrouwen in dat agreement. De minister heeft er wel vertrouwen in, maar hij kan mij niet overtuigen, want hij geeft mij geen redenen waarom hij er wel vertrouwen in heeft. Dat geeft alleen maar aan dat mijn wantrouwen tegenover dat agreement wel degelijk ergens op is gestoeld. De minister kan het immers zelf ook niet uitleggen!

Minister Van Middelkoop: Niet alleen wij, maar ook de internationale politieke wereld, en zeker Sudan hebben er groot belang bij dat vertrouwen in het peace agreement wordt uitgesproken. Het is immers zeer belangrijk dat het peace agreement naar de letter wordt uitgevoerd. Dan kunnen wij wel tien drempels bedenken, dat is niet zo moeilijk, maar vooralsnog denk ik dat het veel verstandiger is en het belang van de zaak dient als wij dat vertrouwen uitspreken en als wij alles leveren wat, gegeven de mogelijkheden, daaraan bij kan dragen.

De heer Haverkamp vroeg of de Chinezen dezelfde regels hanteren bij de verkiezingswaarnemingen als wij. Ik heb geen enkele reden om daaraan te twijfelen. Het voordeel van drie ministers in één zijn is dat je links en rechts wat voorbeelden kunt aanhalen. Deze week hebben wij het fantastische rapport van de verkenningen uitgebracht, waar ook de term «verdichting» van de wereld in voorkomt. Een deel van die verdichting, dat wil zeggen het dichter op elkaar komen van relaties en het meer met elkaar te maken krijgen, hebben wij al eerder meegemaakt met de Chinezen in operatie Atalanta; dat is een heel goede samenwerking geweest. Ik heb nooit de indruk gehad dat de Chinese marine anders zou opereren dan de onze, dus laten wij vertrouwen uitspreken. Ook hiervoor geldt dat het de zaak dient.

De heer Haverkamp stelde een specifieke vraag over de trojka. Dat betreft puur de buitenlandse politiek. De regering beziet de optie om op ministerieel niveau een bijeenkomst te organiseren van de contactgroep om verder te praten over de implementatie van het CPA. Dat is laatstelijk besproken op de conferentie in Caïro van 23 maart, dus dat is vrij recent. Het algemene gevoel is dat een bijeenkomst op korte termijn zinvol kan zijn, maar dat de timing en de plaats afhankelijk moeten zijn van de ontwikkelingen rond de verkiezingen, dus geef collega Verhagen daar even de ruimte voor. Voor het overige steun ik deze suggestie. Overigens werd de laatste bijeenkomst van dit type op ministerieel niveau voorgezeten door minister Koenders. Dat was in september 2009, in de marge van de AVVN in New York. Er bestaat dus geen twijfel over het Nederlandse commitment, ook op ministerieel niveau.

De meeste andere vragen gingen opnieuw over de beveiliging en het mandaat van Unmis. Daar wil ik nog iets specifieker op ingaan, maar ik beloof de Kamer – ik heb daarvoor ambtelijke toestemming van Buitenlandse Zaken gekregen – dat wij voor 9 juni een brief zullen sturen met een update. Ik zal het iets breder trekken dan de vragen van de heer Van Dam over de beveiliging; ook een aantal vragen van de heer Vendrik zal daarbij worden betrokken. Ik wijs er overigens wel op dat een paar dagen geleden een update over Sudan is gestuurd van 12 kantjes. Ik hoop dat de Kamer deze wel heeft gekregen en gelezen.

De heer Van Dam (PvdA): Nu doet de minister net alsof daar alle antwoorden in staan. Niet dus! Daarom vragen wij ook om een brief.

De heer Vendrik (GroenLinks): Het gaat ook niet om een algemene update – al is alle nieuwe informatie welkom – maar het gaat vooral om een update over de mandaatsdiscussie en de discussie in de VN-Veiligheidsraad, die nu zal beginnen. Dat is het cruciale punt.

Minister Van Middelkoop: Uitstekend, dat kan in het kader van de nieuwe brief, want over Unmis hebben wij alles nu wel gewisseld.

De inzet van de Nederlandse regering is om het mandaat zodanig breder te maken dat het ook kan voorzien in de beveiliging van burgers waar dat nodig is en – dat voeg ik er onmiddellijk aan toe – waar dat mogelijk is, gegeven de capaciteit in dat gigantische land. Er wordt bijvoorbeeld gedacht aan het versterken van de inlichtingenpositie van Unmis, zodat wij nog eerder dan nu al het geval is, kunnen vaststellen waar potentiële brandhaarden zijn. De capaciteit daarvoor komt dan bovenop de waarnemingscapaciteit die wij nu al hebben. Wij gaan daar niet over, New York gaat daarover, maar wij kunnen daar wel een pleidooi voeren om de discussie te bespoedigen en kracht bij te zetten. Als er resultaten te melden zijn, zullen die beschreven worden in de brief die de regering voor 9 juni aan de Kamer zal sturen.

Ik zoom nu in op de bescherming, de beveiliging en de mogelijkheid van extractie. Mijn excuses aan de heer Nicolaï, want hij had daar in eerste termijn al naar gevraagd. De waarnemers hebben altijd Unmis-protectie als zij op pad gaan. Die protectie wordt niet door Nederlanders geleverd, want wij hebben geen protection forces daar, maar door andere UN-troepen. In de brief die wij hebben gestuurd, staat uit welke nationaliteiten de protection forces bestaan, maar zij omvatten in elk geval grote contingenten Pakistani en mensen uit India. Ik heb in een eerder debat al gezegd dat het mooi is dat zij zo goed met elkaar samenwerken in Afrika en dat dit wellicht een voorbeeld kan zijn voor de eigen regio. Extractiescenario's worden geoefend. De heer Nicolaï zal begrijpen dat details daarover om veiligheidsredenen moeilijk kunnen worden verstrekt, maar er is wel degelijk over nagedacht en er wordt mee geoefend.

Zo'n tweeënhalf jaar geleden nam dit kabinet de eerste verlengingsbrief voor zijn rekening. Toen hadden wij nog met een Zuid-Sudan te maken waar een aantal teamsites nog niet kon worden ontplooid, gebieden van Zuid-Sudan waar wij niet aanwezig konden zijn omdat het daar nog te gevaarlijk was. Nu zitten wij overal met de VN. Deze opmerking doet overigens niets af aan de analyses en aan de angst voor geweldsescalatie; ik relativeer de zorgen van de Kamer niet, maar ik mag dit denk ik toch wel zeggen.

Hiermee heb ik volgens mij alle Kamervragen beantwoord.

De heer Haverkamp (CDA): Ik heb een specifieke vraag over Unmis. Het gaat er niet alleen om dat de commissieleden aan deze tafel duidelijkheid krijgen, het gaat er juist om dat de mensen in het gebied weten waar zij op kunnen rekenen. Dit signaal kregen wij via de ngo's: het is belangrijk voor de mensen om te weten of zij veilig zijn als zij ergens heen gaan, of dat zij misschien iets anders moeten regelen. Hoe vindt de voorlichting daarover plaats? Wat is het verwachtingspatroon?

Minister Van Middelkoop: Spreekt de heer Haverkamp nu over de extractie van militairen waar wij verantwoordelijkheid voor dragen, of over ngo’s?

De heer Haverkamp (CDA): Wij hebben met elkaar geconstateerd dat het voor onze eigen militairen goed is geregeld. Wij hebben ook gezien dat de inzet is om de burgerbevolking te beschermen. Daarover bestaat echter veel onduidelijkheid, juist bij de mensen in het gebied zelf. Kunnen zij wel of geen bescherming verwachten? Men is cynisch over Unmis. Nu is de vraag: hoe zorgen wij voor een realistisch verwachtingspatroon van de lokale bevolking?

Minister Van Middelkoop: Die vraag is een variant op een algemener thema, waar de heer Van Dam ook over sprak. Ik realiseer mij heel goed dat het simpele feit dat er VN-troepen aanwezig zijn, verwachtingen oproept bij de bevolking. Ik denk dat het verstandig is om, voor zover mogelijk, op die vragen specifiek in te gaan in de aangekondigde brief; daar zal ook de mogelijke verbreding van de mandatering bij worden betrokken. Ik zeg het met enige voorzichtigheid, maar het feit dat je daar bent, betekent ook dat je een zekere verantwoordelijkheid hebt voor verwachtingenmanagement, voor zover dat in je macht ligt. Het is voor de bevolking, voor Sudan en ook voor de VN immers niet goed als je bepaalde verwachtingen niet kunt waarmaken. Dat is een langetermijnoverweging. Bij dezen zeg ik toe dat deze punten in de brief aan de orde zullen komen.

De heer Vendrik (GroenLinks): Ik heb twee vragen. Her en der valt het geluid van uitstel van de verkiezingen te horen. Ik had in eerste termijn gevraagd of het überhaupt een optie is voor de Nederlandse regering om dit idee in internationaal verband te steunen.

Ik heb uit de woorden van de minister begrepen dat de inzet van de Nederlandse regering in de komende VN-discussies over het mandaat van Unmis is: wij geven wel een hogere prioriteit aan burgerbescherming, maar wij doen het met de bestaande capaciteit. Heb ik dat goed begrepen?

Minister Van Middelkoop: Ik zal met de laatste vraag beginnen. Ik heb op dit moment niet de ruimte en de vrijmoedigheid om over de versterking van capaciteit te spreken. Als daar mogelijkheden voor zijn en als die goed kunnen worden ingezet, dan betekent dit dat landen moeten leveren. De heer Vendrik weet wellicht hoe lastig dat is; dat moet hij zich wel realiseren. Ik spreek dus even binnen het gegeven volume. Het gaat natuurlijk ook niet alleen om aantallen; ik spreek liever over functionaliteit dan over aantallen. Het versterken van de inlichtingencapaciteit levert mogelijkerwijze een bijdrage aan een betere bescherming van de bevolking. Dat is de inzet van de Nederlandse regering in de VN. Over de resultaten daarvan wordt de commissie geïnformeerd in de brief die wij voor 9 juni zullen sturen.

De eerste vraag van de heer Vendrik heb ik echt beantwoord, daar ben ik zo ongeveer mee begonnen. Misschien is hem dat even ontgaan. Ook collega's van de heer Vendrik hebben vragen gesteld over een mogelijk uitstel van de verkiezingen. De verkiezingen zijn geregeld in het peace agreement. Laten wij daaraan vasthouden. Mochten er redenen zijn om de verkiezingen en/of het referendum uit te stellen, dan is dat allereerst een zaak van de Sudanezen zelf en niet van ons. Het lijkt mij niet gepast dat de Nederlandse regering daarover wensen zou uitspreken. Het past ook niet in mijn lijn; mijn focus is toch echt: laten wij proberen het CPA uit te voeren zoals is afgesproken.

De heer Vendrik (GroenLinks): Dan heb ik aan het begin van de eerste termijn van de minister niet goed opgelet. Ik denk dat het een uitspraak hierover wel degelijk onderdeel kan zijn van de politieke positie. Het CPA voorziet immers in een goed verkiezingstraject; nou, daar is van alles fout gegaan! Is deze voorverkiezingsfase nu de optimale voorbereiding op succesvolle verkiezingen tussen 11 en 18 april? Daar valt nog wel iets over te zeggen. De regering kan toch wel een opvatting hebben over de vraag of dit nu verstandig is? Het verkiezingsresultaat moet immers zo gezaghebbend mogelijk zijn.

Minister Van Middelkoop: Ik ken het commitment van de heer Vendrik aangaande Sudan en dat waardeer ik zeer. Ik wil niet in een zwart-witverhouding terechtkomen, waarin hij vooral de zwarte dingen ziet en ik gedwongen ben om de witte dingen te noemen, want daar is de situatie niet naar, maar de registratie voor de verkiezingen is goed gegaan. Wie zijn wij dan om te zeggen: het verdient aanbeveling om de verkiezingen uit te stellen? Dan is er wel een ander land in de wereld dat het tegenovergestelde beweert. Ik denk niet dat wij daarmee een bijdrage leveren aan de uitvoering van het CPA. Dat moet echt primair zijn. Je moet de Sudanezen ook zelf verantwoordelijkheid voor dat soort processen laten dragen. Dat lijkt mij heel logisch. Binnen de wettelijke mogelijkheden van Sudan moet je de verantwoordelijkheid om een eventueel besluit te nemen aan dat land overlaten. Dat heb ik in eerste termijn ook al gezegd. Ik pas ervoor om te zeggen: gij zult serieus overwegen om de verkiezingen en/of het referendum uit te stellen.

De voorzitter: Hiermee sluiten wij de tweede termijn af en gaan wij over naar de derde termijn, zoals te doen gebruikelijk bij een artikel 100-debat. Ik verzoek de woordvoerders kort en concluderend aan te geven of zij al dan niet instemmen met de verlenging van deze missie.

De heer Haverkamp (CDA): De CDA-fractie stemt in met de verlenging van deze missie. Zij verzoekt de minister van Defensie en de minister van Buitenlandse Zaken, die tevens minister voor Ontwikkelingssamenwerking is, de waarnemers een buitengewoon goede waarneming te wensen en de vinger aan de pols te houden met betrekking tot de veiligheid.

De heer Van Bommel (SP): De SP-fractie blijft zich zorgen maken over de verbreding van het nieuwe mandaat en de verwachting van de lokale bevolking die daaruit kan voortvloeien, namelijk dat zij op bescherming kan rekenen. Dat raakt echter niet direct aan de taken die Nederlanders in Sudan zullen uitvoeren. Het raakt ook niet aan hun veiligheid of aan de mogelijkheid om over te gaan tot extractie als dat noodzakelijk zou zijn. Omdat wij het geheel willen bezien en vandaag het belang van de voortgang van Unmis hebben benadrukt, stemmen wij in met verlenging van de Nederlandse bijdrage.

De heer Van Dam (PvdA): Iets soortgelijks geldt voor mijn fractie. Ik ben uiteraard nieuwsgierig naar de aanpassing van het mandaat en de mogelijke consequenties. Tevens ben ik nieuwsgierig naar de brief die de minister heeft toegezegd. Ik zie daarnaar uit. Dat gezegd hebbende, deel ik mee dat de PvdA-fractie de verlenging van deze missie steunt. Uiteraard wensen ook wij de mensen die deze missie namens Nederland zullen uitvoeren alle succes toe.

De heer Vendrik (GroenLinks): De fractie van GroenLinks steunt verlenging van de missie. Wij rekenen op een zeer krachtige positie van de Nederlandse regering in het internationale debat over het borgen van de burgerbescherming. Dat moge duidelijk zijn.

De heer Nicolaï (VVD): De VVD-fractie stemt in met de verlenging van deze missie. Zij blijft wel aandacht vragen voor in het bijzonder de veiligheid van onze mensen als het mis gaat.

De heer Brinkman (PVV): Voorzitter, het zal u niet verbazen maar de PVV zal niet instemmen met verlenging van deze missie.

Minister Van Middelkoop: Ik wil de grootst mogelijke meerderheid van de Kamer die steun heeft gegeven aan deze missie bedanken. Wij realiseren ons dat dit de eerste artikel 100-brief van een demissionair kabinet is. De wereld draait door, ook als wij demissionair zijn. Met mijn drie petten op spreek ik daarom des te meer waardering en dank uit voor de constructieve benadering van de Kamer.

De voorzitter: Dank aan de minister. Hij heeft ook de gelegenheid voor een derde termijn. Dat is normaal niet gebruikelijk, maar als voorzitter sluit ik mij helemaal aan bij wat de minister heeft gezegd. Verder wil ik nog melden dat de fractie van de ChristenUnie, die niet aanwezig kon zijn bij dit debat, ook heeft aangeven de verlenging van deze missie te zullen steunen.

Er zijn twee toezeggingen gedaan door de minister:

  • de wens van nadere informatie bij de Voorjaarsnota over de uitvoering van de motie-Vendrik c.s. zal worden doorgeleid naar de echte minister van Buitenlandse Zaken.

  • voor 9 juni zal een brief aan de Kamer worden gestuurd met een update over de veiligheidssituatie en het mandaat van Unmis, onder andere ook over het verwachtingenmanagement ten aanzien van de bescherming van burgers.