Kamerstuk 29237-78

Verslag van een algemeen overleg

Afrika-beleid

Gepubliceerd: 30 september 2008
Indiener(s): Henk Jan Ormel (CDA)
Onderwerpen: internationaal ontwikkelingssamenwerking
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29237-78.html
ID: 29237-78

29 237
Afrika-beleid

nr. 78
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 30 september 2008

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken1 heeft op 9 september 2008 overleg gevoerd met minister Koenders voor Ontwikkelingssamenwerking en minister Verhagen van Buitenlandse Zaken over:

– de brief van de ministers van Buitenlandse Zaken en voor Ontwikkelingssamenwerking d.d. 3 maart 2008 houdende het verslag van de gezamenlijke reis van de ministers van Buitenlandse Zaken en voor Ontwikkelingssamenwerking naar Sudan (29 237, nr. 68);

– het verslag van een werkbezoek van een delegatie uit de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken aan Sudan van 5 juli tot en met 13 juli 2008 (31 565, nr. 1).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

Voorzitter: Ormel Adjunct-griffier: Van Toor

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Boekestijn (VVD): Voorzitter. Wij hebben een interessante reis naar Sudan gemaakt. Ik zie dat de ambassadeur in de zaal aanwezig is en ik wil hem en zijn personeel bedanken voor het goede werk dat voor ons is verricht.

Er is geen land in Afrika waarover ik zoveel hoofdbrekens heb als over Sudan. Er is ook geen land waar hoofd en hart zozeer met elkaar strijden. Men kan dit land niet links laten liggen. Alle seinen staan daar op rood. Ontwikkelingssamenwerking daar is het allermoeilijkste om uit te voeren. Ik heb er vreselijk mee geworsteld, maar ik heb geen echte oplossingen. Wel heb ik vier vragen en de eerste is geïnspireerd door de boeken van Alex de Waal. Deze man heeft mij het meest geholpen als ik weer op zoek was naar hoe het zit. De crisis in Darfur heeft een politiek karakter, hetgeen een politieke oplossing vereist. Dit houdt in dat mensen bereid moeten zijn om tot een vergelijk te komen. Zij moeten bereid zijn om politiek te denken. De ellende is dat dit in Sudan niet bestaat. Diplomatie werkt niet als de stakeholders niet uit zijn op een deal. Khartoem heeft op een slimme manier verdeel en heers gespeeld tussen de stammen in Darfur. Het gevolg is een escalatie van geweld en instabiliteit. En Khartoem wil helemaal geen deal en zeker niet na de couppoging van 10 mei. Indien de partijen niet tot een vergelijk willen komen, wat heeft het dan voor zin dat de minister voor Ontwikkelingssamenwerking ze steeds om tafel uitnodigt? Zonder China gaat dit niet. Dit land speelt daar een vreselijke rol, maar als militaire interventie niet kan en als diplomatie steeds vastloopt, zullen wij het met China moeten doen. Uiteindelijk is dit land gebaat bij stabiliteit in Afrika. Als partijen niet tot een vergelijk willen komen, wat heeft het dan voor zin dat wij daar – behalve in wensdenken – zoveel in investeren?

De voedselhulp in Darfur is rampzalig. Gisteren hebben wij het persbericht van Bloomburg kunnen lezen over de aanvallen op konvooien. Mevrouw Polman zal in een nieuw boek hieraan ook aandacht besteden. Wij hebben zelf gezien dat de politie om vier uur ’s middags de kampen verlaat. Dit betekent dat daarna in die kampen de meest vreselijke dingen gebeuren. Wij hebben VN-barakken zien bouwen die misschien nooit gevuld zullen worden. Op welke wijze kunnen wij de konvooien beter beschermen? Moeten wij wellicht ODA-geld inzetten voor militaire beveiliging? Wij kunnen dat zélf niet doen. Wij hebben in Afghanistan alles nodig, maar als je iets voor de mensen daar wilt doen, is het duidelijk dat die konvooien beveiligd moeten worden.

Wij geven 75 mln. van de 200 mln. aan noord-Sudan. Wij geven dat geld gelukkig niet aan dat vreselijke regime, maar aan de civil society. Is er een firewall tussen die civil society en de regering? Komen die 75 mln. echt goed terecht? Als daar twijfels over zijn, is het dan een voorstel om dat geld te gebruiken om de konvooien naar Darfur te beschermen? Wij hebben het rapport van Human Rights Watch (HRW) gelezen over Khartoem.

Zuid-Sudan speelt politiek en regionaal een cruciale rol. Iedereen die iets van Afrika afweet, begrijpt dit. Niets doen is daarom geen optie. Wij moeten proberen daar stabiliteit te krijgen. Ik weet echter niet hoe wij dit moeten doen. Democratie exporteren naar een gebied waar mensen zo arm zijn is heel moeilijk. Als daar zonder instituties verkiezingen worden gehouden, gaan de boeven met de spelregels er vandaar. Misschien kan daar iets op infrastructureel gebied worden gedaan in de private sector met microkredieten en met kennis. Er moet dan heel strak worden gemonitord.

Er bestaat een kluwen van organisaties: het MDTF, (Multidonor Trustfund) dat zich bezighoudt met grootschalige infrastructuur maar niet met basisvoorzieningen voor de burgers, het basic servicefund (BSF) dat geen capaciteitsopbouw kent voor lokale structuren, het Sudan recovery fund (SRF) dat wel capaciteit kent voor lokale besturen; het beheer is echter bij het UNDP dat, als ik het ICCO mag geloven, niet goed functioneert. Hoe kunnen wij deze kluwen ontwarren en hoe kunnen wij ons geld op de beste manier inzetten?

De heer Voordewind (ChristenUnie): Een interessant betoog van de heer Boekestijn, Vooral de literatuurlijst die wij er altijd bij krijgen is zeer boeiend. Een voorstel is om ODA-geld te gebruiken voor de beveiliging van voedseltransporten. In hoeverre vindt hij dat een serieuze taak die met ODA-geld betaald moet worden? Is UNAMID (United Nations African Union Mission) niet juist in het leven geroepen om de beveiliging mede te organiseren? Moet er geen druk op de Sudanese regering worden uitgeoefend om meer niet-Afrikaanse troepen toe te laten?

De heer Boekestijn (VVD): Het grote probleem ligt bij Bashir. Het is duidelijk dat UNAMID om helikopters schreeuwt die niet komen. Pronk schafte in het verleden een Hercules-transporttoestel aan. Hij was zijn tijd ver vooruit, dat kon toen allemaal. Het gaat niet goed met de konvooien, dat hebben wij met eigen ogen gezien. Ik stel vast dat er geen helikopters gevonden kunnen worden en ik heb daarvoor een suggestie gedaan.

De heer Irrgang (SP): Ik laat rechts liggen dat de heer Boekestijn zich als woordvoerder van Defensie en van Ontwikkelingssamenwerking opstelt. Het is prettig dat hij zich afvraagt wat de beste weg in Sudan is, maar begrijp ik het goed dat hij, ondanks al zijn twijfels, pleit voor het voortzetten van ontwikkelingshulp in Sudan?

De heer Boekestijn (VVD): Ik heb gezegd dat niets doen voor zuid-Sudan geen optie is. In verband met noord-Sudan heb ik gevraagd of het geld voor de civil society misschien moet worden overgeheveld om het konvooiprobleem te helpen oplossen. De VVD is niet de mening toegedaan dat in Sudan moet worden gestopt met ontwikkelingshulp.

Mevrouw Ferrier (CDA): De leden van de vaste Kamercommissie voor Buitenlandse Zaken hebben een indrukwekkend bezoek gebracht aan Sudan. Bij dezen wil ik mijn dank uitbrengen aan de mensen van het ministerie en de ambassade ter plekke die deze reis op deze manier mogelijk hebben gemaakt. Het bezoek heeft ons een beeld gegeven van een land dat verscheurd wordt door tegenstellingen, gebrek aan vertrouwen, conflicten, wantrouwen tussen noord en zuid, etnische verschillen en religieus wantrouwen jegens elkaar. Een land waar miljoenen op de vlucht zijn, ontheemd. Een land, gedompeld in een ernstige humanitaire crisis. En, misschien nog het ergste, een land waarin de politieke wil om er samen uit te komen totaal lijkt te ontbreken. Je zou er pessimistisch van worden, maar de ambassade heeft ons op het hart gedrukt dat wij ons dat niet kunnen veroorloven. Ik ben dat met de ambassade eens.

Mijn inbreng loopt langs de lijn van de drie D’s: defence, diplomacy, development. Een van de meest prangende zaken was het bezoek aan UNAMID, de manier waarop wij deze mensen hebben zien werken, hun onmacht. UNAMID is niet in staat om de hoofdtaak, de veiligheid van de mensen in de kampen van Darfur, te garanderen. In kamp Kalma hebben wij de onmacht van de VN gezien. In dit kamp zijn doden gevallen, onlangs nog, door het binnenvallen van het Sudanese leger. Waar was en is UNAMID? Meer zichtbaarheid is nodig. UNAMID heeft de taak om zevenmaal 24 uur voor veiligheid te zorgen. Nu gaat er kostbare tijd en capaciteit verloren, aan het opbouwen van een superkamp in de woestijn. De CDA-fractie heeft grote zorgen over de slagvaardigheid van de leiding van UNAMID. Wat doet Nederland om dit aan de orde te stellen? Er is gelukkig nu een militair attaché op de ambassade. Wij zouden blij zijn met de appreciatie van de kant van de regering over de vraag hoe de slagvaardigheid van de leiding van UNAMID nu al kan worden vergroot.

Bashir is het eerste zittende staatshoofd dat door het ICC (International Criminal Court) is gedaagd. Daar moeten consequenties aan worden verbonden. Maar welke consequenties verbindt de internationale gemeenschap, dus ook Nederland en de EU, hieraan? Wat gebeurt er als Sudan geen uitvoering geeft aan bijvoorbeeld arrestatiebevelen? Wordt aan sancties gedacht? Hoe verlopen de discussies in Europees verband? Wat is de visie van de minister hierop? Hoe ziet Europa haar rol in Sudan? Heeft Solana wel eens gedacht aan een bezoek aan Sudan? Een dergelijk bezoek kan een grote impact hebben. Dit geeft blijk van betrokkenheid van de internationale gemeenschap.

Zorgelijk is de naleving van het CPA (Comprehensive Peace Agreement). Nederland kan als voorzitter van de werkgroep van drie gebieden een belangrijke rol spelen. Er is geen duidelijkheid over de grens tussen noord en zuid. Er zijn oplopende spanningen richting 2011, wanneer het referendum zal plaatsvinden. Juist hier moet een politieke oplossing worden gevonden en geen militaire. De CDA-fractie meent dat een extra inspanning op het gebied van diplomacy nodig is. Hoe kijkt de minister hier tegenaan?

Mensenrechten zijn een speerpunt in het beleid van minister Verhagen en wij loven hem daarom. Collega Boekestijn sprak al over het rapport van HRW. Wat doen wij op het punt van de mensenrechten? Het is een bedroevende situatie in Sudan.

In Sudan zijn allereerst politieke oplossingen nodig. Het herstel van vertrouwen moet beginnen met het stimuleren van de politieke dialoog. Het NIMD (Nederlands Instituut voor Meerpartijen Democratie) kan daarbij een grote rol spelen. Welke mogelijkheden ziet de minister voor het NIMD?

Sudan is een verdeeld land; er zijn grote verschillen tussen noord en zuid. Het is niet verwonderlijk dat er een noordelijke en zuidelijke regering is. Als logisch gevolg daarvan, maar ook door de politieke en ontwikkelingsinspanningen van Nederland in het noorden en zuiden, is het volgens mijn fractie geheel gerechtvaardigd als er een consulaire vertegenwoordiging in Juba geopend wordt. Kan de minister dit toezeggen?

Van onze gelden voor ontwikkelingssamenwerking gaat er veel naar humanitaire projecten, waaronder het MDTF en multilaterale initiatieven. Het staat voor ons voorop dat wij tegemoet moeten komen aan de noden van de bevolking in Sudan. Onze financiële steun mag onder geen beding de regering verrijken. Kan de minister dat garanderen?

Het is bekend dat de toegang van hulpverleners tot de humanitaire crisis een drama is. Wat kan Nederland hieraan doen? Worden er gesprekken gevoerd met het World Foodprogramme om te bezien hoe de voedseltransporten beter kunnen worden uitgevoerd? Ik wil minister Koenders een groot compliment maken omdat hij de onorthodoxe beslissing genomen heeft om een beetje terug te gaan naar de ouderwetse projecthulp. In sommige gevallen is dit nodig. Een deel van het bedrag van het MDTF is weggehaald om in te zetten voor concrete kleinschalige landbouwprojecten. Ik steun de minister hierin. Zijn er nog meer van dit soort initiatieven?

De heer Irrgang (SP): Nederland heeft voor een relatief klein land een relatief grote rol in Sudan. Het vredesverdrag tussen het noorden en zuiden heeft een einde gemaakt aan de langste oorlog in Afrika. De verschrikkelijke oorlog in Darfur doet ons bijna vergeten dat de vrede tussen het noorden en het zuiden aan een minstens zo bloedig conflict een eind heeft gemaakt. Het is gemakkelijk om sceptisch te zijn over de duurzaamheid van die vrede, maar de consequenties van een hernieuwde oorlog zijn het voor Nederland meer dan waard om zich te blijven inzetten voor het behoud van de broze vrede. Het behoud van deze vrede is een kwestie van politieke wil in het noorden en het zuiden. Deze wil is beperkt, maar de recente schermutselingen in Abyei tonen aan dat beide partijen niet uit zijn op een nieuwe oorlog. De provincie zuid-Kordofan is een tikkende tijdbom omdat daar een vergelijkbare situatie als in Abyei dreigt. Voor UNMIS (United Nations Mission in Sudan) blijft de bewegingsvrijheid een probleem. Is de regering bereid om als voorzitter van de driegebiedencommissie te blijven hameren op het belang van die bewegingsvrijheid?

Naar verluidt is een Nederlandse defensieattaché uitgezonden ter versterking van de Joint Integrated Units (JIU’a) die bij het eerste schot wegsmolten in Abyei. Klopt dit, wat is de doelstelling en wat kunnen wij verwachten? Nederland heeft ook een relatief grote rol in de ontwikkelingssamenwerking in Sudan. Het levert een derde van de financiering van het MDTF. Op dit fonds is veel kritiek. Het is traag, bureaucratisch en het werkt met verkeerde prioriteiten. Deze kritiek hoor je ook in Sudan. De Wereldbank had daar ter plekke weinig weerwoord op. Daarmee vergeleken zijn naar onze indruk het BSF en het SRF een stuk beter en minder bureaucratisch. Het BSF doet wat al eerder had moeten gebeuren, namelijk het zo snel mogelijk uitrollen van basisvoorzieningen als zorg en onderwijs. Er is ook kritiek op het feit dat het UNDP het management over het SRF krijgt. Kan minister Koenders ervoor zorgen dat het UNDP ondersteuning bij het management van het SRF krijgt? Het evaluatiecomité van het MDTF zal de selectie van de projecten bekijken, maar dit is hetzelfde comité dat voor de verkeerde prioriteiten heeft gekozen. Wil de minister hierop reageren?

In de brief schrijven de bewindslieden dat de situatie in Darfur bijna twee jaar na het ondertekenen van het Darfur-vredesverdrag zeer zorgwekkend is. Dit is een understatement. Er is een vredesverdrag maar geen vrede en dat is het probleem. Er vinden zoveel aanvallen plaats op hulpverleners in jeeps, zogenoemde carjackings, dat hulp alleen nog maar via de lucht kan worden verleend. En zelfs daar zijn hulpverleners niet meer veilig, vooral niet sinds de aanklacht tegen Bashir. UNAMID moet een vrede handhaven die er niet is. Al kan UNAMID meer doen, de enige echte oplossing voor Darfur is een politieke oplossing. De rebellen zijn daarbij net zo goed onderdeel van het probleem als het regeringsleger en de Djanjaweed. Ook zij begaan oorlogsmisdaden. Zij zijn er misschien nog wel meer dan het regeringsleger en de milities verantwoordelijk voor dat de humanitaire hulpverlening op dit moment in Darfur bijna onmogelijk is geworden. De bevolking is hiervan het slachtoffer. Het valt op dat de rebellen door Nederland en Europese landen in het algemeen minder hard worden aangepakt dan de regering in Khartoem, terwijl zij beide schuld hebben aan de situatie in Darfur. Hoe is het mogelijk dat Abdul Waheed, de leider van een van de belangrijkste rebellenlegertjes, in Parijs kan winkelen? Waarom is er geen Europese druk op de rebellen om vredesonderhandelingen te voeren? Waarom gaat de Franse militaire steun aan Tsjaad door, terwijl bekend is dat Tsjaad de rebellen in Darfur bewapent? Zo zijn wij medeverantwoordelijk voor het voortbestaan van de situatie. Waarom hoor ik geen kritiek van minister Verhagen op de Franse militaire steun? Is Nederland bereid om zich hard te maken voor een nieuwe vredesconferentie voor Darfur waarbij ook Tsjaad en Libië betrokken moeten worden? Het is inderdaad de vraag of dit lukt, maar het is een dure plicht om dit te proberen.

Bij gebrek aan een politieke oplossing moet UNAMID er het beste van maken met nog niet de helft van de benodigde manschappen. Er zijn grote logistieke problemen en er zijn geen helikopters: een mission impossible. Zelfs in die moeilijke omstandigheden kan het slecht geleide UNAMID volgens de SP-fractie meer doen dan nu. Waarom patrouilleren de VN-soldaten alleen bij daglicht, terwijl de vrouwen ’s nachts verkracht worden? Waarom gaan ze niet vaker op patrouille rond het kamp, zodat de vrouwen zich meer beschermd voelen als ze in de omgeving hout halen? Kan Nederland de leiding van UNAMID daarop aanspreken? De brief lijkt gedateerd met de opmerking dat Nederland een bijdrage aan de vredesmacht momenteel onderzoekt. Volgens mij hebben wij nooit formeel de mededeling gekregen dat dit niet meer gebeurt. Kan deze mededeling nu worden gedaan?

De heer Boekestijn (VVD): Ik heb met grote belangstelling naar uw betoog geluisterd. Welk machtsmiddel heeft Nederland om daar mensen aan de onderhandelingstafel te krijgen?

De heer Irrgang (SP): Ik denk dat Nederland daar weinig harde machtsmiddelen voor heeft. Als voorzitter van de drie gebieden speelt Nederland wel een bemiddelende rol. Geprobeerd moet worden om deze rol te gebruiken om een politieke oplossing te bereiken. Ik ben het onmiddellijk met u eens dat er geen harde drukmiddelen zijn.

Mevrouw Gill’ard (PvdA): Kan de heer Irrgang uitgebreider ingaan op de vraag welke prioriteiten gesteld moeten worden in Sudan?

De heer Irrgang (SP): Het probleem van het MDTF is dat er is ingezet op grote infrastructurele projecten. Deze zijn waardevol maar het is belangrijk dat de bevolking merkt dat er een vredesdividend is. Dat gebeurt het beste via projecten voor onderwijs en gezondheidszorg. Dat is geen kwestie van wederopbouw, maar van opbouw. Het BSF is hiermee harder aan het werk dan het MDTF. Dit lijkt mij voor de korte termijn ook waardevoller.

Mevrouw Diks (GroenLinks): De situatie in Darfur is abominabel. Wat in Abyei gebeurt kan ook in Kordofan gebeuren. Toen het Abyei overkwam waren er vanuit de internationale wereld nog te weinig mogelijkheden om daarop in te spelen, maar er kan op tijd worden ingegrepen bij Kordofan. De mensen in dat gebied zijn ook ontevreden omdat zij zien dat er een vredesakkoord is dat voor hun dagelijkse praktijk weinig betekent. Er zijn te weinig scholen en klinieken en er is te weinig schoon drinkwater. Wat kan de minister hieraan doen? De regering moet de activiteiten rondom de popular consultations inzetten. Nederland moet meer inspanningen verrichten om resultaten te krijgen.

Voorgaande sprekers hebben al veel over UNAMID gezegd. Verleden week hebben wij een gesprek gevoerd met de minister van buitenlandse zaken van Sudan die herhaaldelijk benadrukte dat er voornamelijk external support nodig is. Dat klinkt wrang als je bedenkt dat hij onderdeel is van het systeem dat deze steun tegenwerkt, maar dit doet niets af aan het gegeven dat deze steun dringend nodig is. De heer Irrgang sprak al over de patrouilles van UNAMID, twaalf uur per dag op dezelfde tijdstippen en dezelfde plaats. Door de voorspelbaarheid dragen deze patrouilles nauwelijks bij aan het vergroten van de veiligheid. Daarop moet UNAMID zich richten en niet op quick impactprojects. Nederland moet strategisch ondersteunen door een grotere inzet op uitrusting en training van bijvoorbeeld ex-AMIS soldaten.

De olieboringen veroorzaken enorme milieuschade en hebben een slechte invloed op de gezondheidsbeleving van de mensen daar. In het CPA staat dat mensen in dat gebied de nodige compensatie krijgen voor hun rechten die geschonden worden door de oliecontracten. De regering van Sudan moet hierop worden aangesproken. Dit geldt ook voor de rol van bedrijven uit China en Maleisië. Niet alles wat China daar doet is heel slecht, althans, het effect van dingen die China daar doet draagt niet bij aan de ontwikkeling van Sudan. Ook op de ontbossing moet de regering van Sudan worden aangesproken. Als het CPA niet tot uitvoering komt, zeg ik met de heer Boekestijn: wat moet je dan? Wellicht moet niet meer worden ingezet op Sudanese regeringsprojecten, maar op zogenoemde DDR-projecten (Disarmament Demobilisation and Reintegration) zodat meer lokaal draagvlak ontstaat voor vredes- en veiligheidscomités.

Een laatste opmerking over mensenrechten en dus ook over vrouwenrechten. Veel vrouwengroepen doen daar goed werk, maar ze vallen vaak buiten de programma’s van de DDR omdat ze te weinig wisselgeld hebben. Dat wil zeggen dat ze geen wapens kunnen inleveren om aan zo’n programma te mogen deelnemen. Kan de minister proberen om via de hefboom van donorgelden de rol van die vrouwen te vergroten zodat ze via de programma’s een groter aanbod krijgen? Vrouwenrechten zijn een prioriteit voor deze minister maar het is fijn als dit ook in daden kan worden omgezet.

Mevrouw Ferrier (CDA): Hoe kijkt uw fractie aan tegen de aanwezigheid en de rol van China in Sudan?

Mevrouw Diks (GroenLinks): Ik begrijp dat mijn opmerking over de rol van China wat wonderlijk klinkt, maar ik zal het nader uitleggen. In tegenstelling tot vroeger ligt er nu een zekere infrastructuur in Sudan. Desniettegenstaande leggen de Chinezen geen infrastructuur aan omdat zij behoefte hebben aan de ontwikkeling daarvan in Sudan, maar om de logistiek voor de eigen bedrijven te verbeteren. De wegen zijn er nu en het is mogelijk dat in de toekomst andere dingen die door China worden opgezet voor de ontwikkeling van Sudan kunnen worden gebruikt. Daarom zei ik heel genuanceerd dat niet alles wat China daar doet slecht is.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Wat vindt mevrouw Diks van de Chinese inbreng bij de olie-exploitatie? De opbrengst van miljarden dollars wordt waarschijnlijk mede gebruikt voor de herbewapening van de Djanjaweed.

Mevrouw Diks (GroenLinks): Ik hoop dat ik niet verkeerd word begrepen: de discutabele rol van China in Sudan moet door de ministers steeds benadrukt worden. Het is evident dat de olie-exploitatie door China enorme milieuschade heeft toegebracht. De aanwezigheid van China kan de Sudanese regering in het zadel houden, maar een aantal flankerende zaken hoeven in de toekomst niet per se een negatief effect op Sudan te hebben.

Mevrouw Gill’ard (PvdA): De conflicten in Sudan kunnen grofweg worden verdeeld in etnisch-religieuze conflicten en die over de verdeling van de opbrengsten van olie. Bij het zoeken naar een oplossing voor Sudan moet continu aan deze beide punten worden gerefereerd; alle interventies door alle actoren moeten deze twee uitgangspunten als grondslag hebben. Vanuit deze visie moeten het juridische systeem en de wetgeving hervormd worden en hulpprojecten worden opgezet. Bij diplomatieke inspanningen moet dit de basishouding zijn. Ik heb onvoldoende spreektijd om toe te lichten hoe deze visie tot stand is gekomen, maar de totstandkoming hiervan staat in het rapport Rijk en straatarm tegelijk. Ik zal dit rapport straks aan de bewindslieden en mensen van de ambassade die op de tribune aanwezig zijn laten overhandigen. Dit rapport komt ook op de website.

Versterking van het juridische systeem moet grote prioriteit krijgen. De basishouding bestaat uit vier elementen:

1. Nieuwe wetgeving – sharia en/of christelijk – moet aansluiten op seculiere internationale wetgeving. De praktijk moet echter altijd ruimte laten aan bijvoorbeeld animistische principes.

2. Ook justitie moet bijdragen aan een eerlijker verdeling van de opbrengsten van de delfstoffen.

3. Geen enkel justitieel systeem kan alleen slagen als de daarin werkzame mensen een pluriforme basishouding hebben.

4. Veel wetten komen niet overeen met de nieuwe grondwet die voortkomt uit het CPA, zoals wetgeving voor vrouwen, ngo’s of media.

Sudan maakt geen haast met hervorming van deze wetgeving. De conventionele rechtbank biedt de mogelijkheid dat andere partijen, zoals individuen en ngo’s, wetgeving aanhangig kunnen maken die tegenstrijdig is met de grondwet en herzien moet worden. Wij vragen de aandacht voor dit aspect in het wetgevingsproces. Verder vragen wij de minister om via de ambassade ondersteuning te bieden aan rechters en groepen, zoals het UNDP Rule of Law project in Darfur. Het CILC (Center for International Legal Cooperation) kan gevraagd worden, hiervoor een voorstel te maken.

Wij hebben gezien dat de hulp in vooral het zuiden versnipperd is en dat projecten langs elkaar heen werken. Dat moet beter. Er moet gewerkt worden aan capaciteitsopbouw daar en daarvoor zijn nieuwe financieringskanalen nodig zoals economische en private investeringen en bilaterale hulp. Wij staan, net als de overige partijen en met name de SP, kritisch tegenover het MDTF.

Er moet op goed bestuur worden ingezet en ook hier moet het uitgangspunt zijn een eerlijke verdeling van de opbrengsten van de grondstoffen en het doorbreken van etnisch en religieus geweld. Ook moet er meer worden geïnvesteerd in civil society, de ngo’s en de vrouwenorganisaties. Zij moeten het multi-etnisch en het multi-religieus samenleven bevorderen. Gelijktijdig zou op ngo-niveau civiel-lateraal samengewerkt moeten worden aan scholing in democratische principes.

Tijdens onze gesprekken werden de volgende behoeftes uitgesproken: inzet van Nederlandse kennis op het gebied van landbouw, landrechten, bancaire systemen en watermanagement. Ook is er behoefte aan twee emergency obstretic care units in zuid-Sudan om het UNFDPA-MDG 5 programma te ondersteunen. Wij vragen met klem om aan deze behoeftes samen met andere donoren tegemoet te komen.

Wij zijn van mening dat de conflicten in Sudan ook via de diplomatieke weg opgelost moeten worden. Daarom zouden er meer topdiplomaten moeten worden ingezet. Zij moeten niet alleen met de twee grootste partijen, de SPLA en de NCP, in gesprek gaan maar ook met de kleinere partijen en de militia. Dit is een belangrijk punt voor het creëren van eenheid. De AWEPA (Association of European Parliamentarians for Africa) die zich inzet om de parlementen te versterken moet bij haar werk voldoende ondersteund worden. Het NIMD kan gevraagd worden hierbij een rol te spelen. Met het oog op DPA vinden wij het essentieel dat door Nederland hernieuwde inspanningen worden gedaan waarbij alle partijen om de tafel komen en er een breed gedragen roadmap komt. Ook hierbij moet aandacht worden besteed aan het tegengaan van etnische en religieuze verschillen en een eerlijke verdeling van de opbrengsten van de olie. De internationale gemeenschap heeft een grote verantwoordelijkheid om de uitvoering het CPA stevig te begeleiden. Dit vraagt om flexibiliteit, doorzettingskracht en aanpassingsvermogen.

Ons is gevraagd om druk uit te oefenen op het achterhalen van de verblijfplaats van twaalf gevangenen die na vier à vijf jaar gevangenschap direct na hun vrijlating zonder rechtszaak weer zijn vastgezet. Niemand weet waar ze zitten. Is de minister bereid om via de internationale gemeenschap druk uit oefenen om dit uit te zoeken?

Mevrouw Ferrier (CDA): Ik deel de analyse van mevrouw Gill’ard over het doorbreken van etnisch-religieus geweld en het aanpassen van wetten aan de nieuwe grondwet. Is zij het met mij eens dat juist hiervoor in Sudan de politieke wil ontbreekt? Hoe wil zij voor elkaar krijgen dat hetgeen zij net heeft opgesomd daadwerkelijk gebeurt?

Mevrouw Gill’ard (PvdA): Dat geldt voor alle hulp die wij bieden. Hoe krijg je dit voor elkaar als Sudan niet wil? Natuurlijk moet er een politieke wil zijn, maar als de internationale gemeenschap afspreekt om in te zetten op vrede in Sudan rijst de vraag vanuit welke visie dit moet gebeuren. Ik heb nu een visie neergelegd: alle actoren moeten de twee uitgangspunten bij alle interventies meenemen. Inderdaad, Sudan heb je niet in de hand, maar je kunt wel via de politieke weg bezien hoe je dit tot stand kunt brengen.

Mevrouw Diks (GroenLinks): U gaf voor het CPA aan dat u etnische en religieuze verschillen wilt tegengaan. Dit is de kern van het probleem. Hoe wilt u dat doen?

Mevrouw Gill’ard (PvdA): Je moet eerst die kern onderkennen en dan moet je er actie op ondernemen. Ik heb niet voor niets de rol van civil society en de ngo’s benadrukt. Zij zijn de partners die deze dialoog moeten aangaan. Zij moeten in de samenleving projecten starten die conflicten rondom etniciteit en religie tegengaan.

(Mevrouw Gill’ard overhandigt de bewindslieden een exemplaar van het rapport Rijk en straatarm tegelijk)

Mevrouw Diks (GroenLinks): Dat is iets anders dan het tegengaan van het verschil.

De voorzitter: Neen mevrouw Diks, dit gaat via de voorzitter. Mevrouw Gill’ard heeft geantwoord. Nu is de heer Boekestijn aan de beurt.

De heer Boekestijn (VVD): Mevrouw Gill’ard zei dat de rule of law ook in Darfur moet worden gebracht. Hoe stelt u zich dat voor? In Darfur is er geen geweldsmonopolie bij de staat. Iedereen heeft met iedereen ruzie. Hoe kun je in een gebied waarin geen orde bestaat, rechtsstatelijk denken brengen?

Mevrouw Gill’ard (PvdA): Ik ben het met u eens dat er een lange weg te gaan is. Het is echter een van de eerste stappen waarvoor de weg moet worden vrijgemaakt. Je moet erop inzetten dat daar wetgeving komt die gehandhaafd wordt. Justitie moet met spoed worden opgebouwd. Dat is niet gemakkelijk, maar Sudan staat voor vele uitdagingen. Het justitiële systeem is een kernpunt waarop moet worden ingezet. Ik pleit ervoor om daar haast mee te maken. Vindt er een verkrachting plaats, dan moet een dader gepakt en gestraft kunnen worden.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Het is goed dat deze twee ministers en inmiddels de minister van Defensie aan Sudan een bezoek hebben gebracht. Dit getuigt van de betrokkenheid van het kabinet bij de problemen in dat moeilijke land. Ik mocht er in een andere hoedanigheid tweemaal een bezoek afleggen. Er zijn weinig landen, en ik heb een aantal landen in Zuid-Afrika bezocht, waarin de situatie en de armoede zo schrijnend zijn. Vluchtelingen in Khartoem hebben niets anders dan een paar takken en wat plastic. Het is een onmenselijke situatie en het is goed dat de Kamer daarover spreekt.

Het is fantastisch dat de Nederlandse overheid alles probeert te doen wat in haar macht ligt en dat dit via de ambassade krachtig vorm wordt gegeven. Er zijn problemen, ook in het CPA. Wij waren er verbaasd over dat een gesprek met de heer Deng Alor heeft plaatsgevonden. Een aantal jaren geleden was het ondenkbaar dat met iemand van de SPLM, die nu minister van buitenlandse zaken is, een gesprek werd gevoerd.

Hoe staat het met de betrokkenheid van Nederland bij de JIU’s? Wat is de laatste stand van zaken, ook wat betreft de interne grensbepaling en de olieverdeling? Hoe zal het gaan als dat referendum er in 2011 komt? Ik hoop dat het land bij elkaar blijft, maar als dit proces niet goed verloopt bestaat nog steeds de kans dat het land uit elkaar valt. Beginnen wij dan niet weer van voren af aan? Zal het noorden accepteren dat het zuiden de olie confisqueert? Graag van de minister van Buitenlandse Zaken een doorkijkje naar 2011.

De minister constateerde in de brief dat er met betrekking tot de DPA de afgelopen twee jaar een verslechtering is opgetreden. Een belangrijk aspect daarbij is de ontwapening van de Djanjaweed. De minister van buitenlandse zaken Deng Alor zei tegen ons dat de regering betrokken is geweest bij het bewapenen van de Djanjaweed en daaraan in het verleden steun heeft gegeven, maar nu daaraan paal en perk probeert te stellen. Is dit een praatje voor de vaak? Of wordt dit serieus door die regering onder handen genomen? De VN hebben er eerder op aangedrongen dat de regering helpt de Djanjaweed te ontwapenen, maar wij zien hier in de praktijk niets van terug.

Ik kom bij onze eigen betrokkenheid. Er is sprake geweest van een veldhospitaal, maar wij hoorden van minister Deng Alor dat het om twee zou gaan. Hij vertelde dat er beweging zit in het toelaten van niet-Afrikaanse troepen als protection force. Voorbeelden hiervan zijn de Thai en troepen uit Nepal. Dit maakt ons niet enthousiast, maar zit hier beweging in? Ontstaat er openheid in de richting van andere troepen, zodat dit veldhospitaal in beeld komt?

Minister Deng Alor suggereerde met betrekking tot het Internationale Strafhof om een jaar uitstel te vragen – wat juridische mogelijk schijnt te zijn – in verband met de aanklacht tegen Bashir. Hoe beziet minister Verhagen dit? Ziet hij een connectie tussen een eventuele opschorting en het onder druk zetten van Bashir op het punt van de uitwerking van het CPA en een overeenkomst over Darfur? Is het mogelijk om deze zaken aan elkaar te koppelen?

Het VN-wapenembargo is in werking, maar het schijnt dat de Chinezen zich daar weinig van aantrekken. Een BBC-verslaggever ontdekte in juli een grote vondst van de Chinezen. In hoeverre kunnen Nederland en Europa China aanspreken op de wapentransporten richting Sudan?

Ik zit erg in mijn maag met de beveiliging van de kampen en het feit dat vrouwen steeds de kampen uit moeten om hout te sprokkelen. Ook ik pleit ervoor deze vrouwen beter te beschermen. Is het mogelijk om ook daar solarcookers die elders in Afrika in vluchtelingenkampen beschikbaar worden gesteld te leveren, zodat vrouwen niet de kampen uithoeven om hout te sprokkelen? Vorige weken kregen wij het bericht dat de Sudanese regering van plan is om 1 mld. dollar aan buitenlandse investeringen voor de landbouwontwikkeling aan te trekken voor het verbouwen voedsel. Dit voedsel wordt echter niet voor intern gebruik verbouwd, maar voor de export. De eigen bevolking, 2,5 miljoen mensen, is dagelijks afhankelijk van voedselhulp omdat zij anders omkomen van de honger. Vindt minister Koenders dat niet bizar? Hoe kan de internationale gemeenschap Sudan daarop aanspreken? Ik wijs er nog op dat het om staatsbedrijven gaat.

Antwoord van de bewindslieden

Minister Verhagen: Voorzitter. Ik dank de Kamer voor haar inbreng. Hieruit blijkt dat zij onze rapportage uitvoerig heeft bestudeerd. Ook heeft men met eigen ogen kunnen zien dat Sudan door immense problemen geplaagd wordt. Ik ben het eens met de leden Irrgang en Voordewind dat je ondanks die problemen, niet moet vervallen in scepsis en positieve ontwikkelingen ten opzichte van het verleden moet blijven zien. In het begin van de jaren negentig was ik als parlementariër actief bezig met Sudan. Toen werden wij geconfronteerd met een afgrijselijke oorlog die jarenlang duurde. Juist door de inzet van Nederland kwam het CPA tot stand waardoor het onder andere mogelijk werd dat u een lid van de SPLM (Sudan People’s Liberation Army), nu minister van buitenlandse zaken van Sudan, kon ontmoeten. Het akkoord tussen noord en zuid is broos. Onze steun bij een nadere ontwikkeling daarvan moet voorop blijven staan. In het kader van het CPA is er met Sudan sprake van een kritische samenwerking, omdat talloze onderdelen niet worden nageleefd. Ik ben het niet helemaal eens met de opmerking van de heer Boekestijn dat wij te maken hebben met mensen die niet bereid zijn, tot een vergelijk te komen omdat dit wel gelukt is met het CPA. Dit laat uiteraard onverlet de afgrijselijke situatie in Darfur, de conflicten in Abyei in relatie tot de olie, enzovoorts. Met alle kritiek moeten wij blijven investeren in het CPA. De situatie in het zuiden is ten opzichte van zo’n vijftien jaar geleden voor de mensen verbeterd. Het is echter absoluut noodzakelijk dat wij blijven aandringen op uitvoering van het akkoord. Collega Koenders zal hierop ingaan, maar het moet ook voor de bevolking duidelijk zijn dat naleving van het CPA loont. In dat kader leveren wij onze bijdrage aan een wederopbouw en dringen wij aan op een democratische transformatie en het houden van eerlijke en vrije verkiezingen.

Tijdens ons bezoek hebben wij zeer de nadruk gelegd op vrede, veiligheid en stabiliteit in Darfur en spoedige ontplooiing van UNAMID inclusief het accepteren van niet-Afrikaanse troepen. Uiteraard zijn wij uitgebreid ingegaan op de situatie van de mensenrechten en de noodzakelijke samenwerking met het Internationale Strafhof. Mevrouw Ferrier en de heer Voordewind vroegen hoe die kritiek op de mensenrechten en het samenwerken met het ICC wordt gerealiseerd. Hoe worden sancties afgedwongen en houden wij rekening met de effecten? De heer Voordewind sprak over een mogelijk uitstel. Indertijd hebben wij met betrekking tot het ICC geen genoegen genomen met het antwoord van president Bashir. Het gesprek dat ik verleden week met de heer Deng Alor had is hoopgevender. De wens voor een duurzame vrede houdt in dat straffeloosheid niet kan bestaan. Er bestaat dan geen immuniteit voor bepaalde misdrijven omdat men toevallig president of minister van humanitaire zaken is, wat een gotspe als zodanig is. Toen er arrestatiebevelen voor de twee waren uitgevaardigd, heb ik gesteld – en dat heb ik met de Kamer gewisseld – dat er voldoende aanleiding is om aan te dringen op medewerking. De opmerking dat zijzelf geen partij zijn, kan geen excuus zijn. De Veiligheidsraad heeft, met medewerking van China en de VS, aangedrongen op vervolging van de misdrijven tegen de menselijkheid in Darfur. Wat mij betreft, bestaat er voldoende aanleiding voor het aanscherpen van sancties tegen Sudan indien men weigerachtig blijft. Tot op heden is er binnen de Veiligheidsraad en de EU weinig draagvlak voor aanscherping van sancties. Ik ben mij wel degelijk bewust van mogelijke negatieve gevolgen op ander terrein. Wij zullen in het licht van de ontwikkelingen ten aanzien van het ICC en de Sudanese non-medewerking de aanscherping van sancties opnieuw moeten bezien.

Als hierbij de aanklacht tegen president Bashir betrokken wordt, merk ik op dat het niet aan ons is om een uitspraak te doen over de vraag of de bevindingen van de openbaar aanklager gevolgd moeten worden door een arrestatiebevel. Dat is aan de rechters. Ik wil duidelijk uitspreken dat het niet aan ons is om op de stoel van de rechters of de openbaar aanklager te gaan zitten. Wil het ICC kunnen werken, dan mag daar geen politieke druk op worden uitgeoefend om wel of geen arrestatiebevel uit te vaardigen. De rechters zijn aan zet. Tot de heer Voordewind merk ik op dat ik de discussie eerder gebruik om de druk op te voeren om medewerking te verlenen aan het uitleveren van de twee personen tegen wie een arrestatiebevel is uitgevaardigd. Er kan niet over een aanhoudingsbevel worden onderhandeld. Dit heb ik ook tegen de heer Deng Alor gezegd. Als in het kader van de Veiligheidsraad artikel 16 wordt gebruikt om de procesgang tegen Bashir op te schorten, hoort dat een besluit van de rechters te zijn. Ik vind dat wij op dit moment niet moeten praten over de toepassing van artikel 16, of te wel het opschorten. Ik hecht aan de scheiding der machten. Onze inzet is gericht op nationale en internationale druk op Sudan bij het tegengaan van straffeloosheid door samenwerking met het ICC, het uitrollen van UNAMID, het vredesproces in Darfur en op de implementatie van het CPA.

De heer Boekestijn (VVD): Ik deel de analyse van minister Verhagen dat wij niet op de stoel van de rechter moeten gaan zitten. Ocampo komt volstrekt autonoom tot zijn indictment. De minister zegt dat de EU niet in staat is om nu tot sancties te komen. Het is zeer de vraag of dit in de toekomst zal lukken. Welke machtsmiddelen heeft de minister om dit bij Bashir af te dwingen?

Minister Verhagen: Wij hebben tijdens de vorige bijeenkomst van de ministers van buitenlandse zaken van de EU aangedrongen op sancties. Wij hebben daarvoor op basis van de verslaglegging van Ocampo in relatie tot de gang van zaken en het niet meewerken met de ICC voldoende aanleiding. In de EU ontstaat nu een discussie hierover die aanmerkelijk meer kans van slagen biedt dan in het verleden. Men moet in eerste instantie de bevinding van de rechters in relatie tot een eventuele aanklacht tegen Bashir wegen. Je gaat nu niet op dat punt interveniëren. Zodra er een uitspraak van de rechters is over wel of geen arrestatiebevel, staat een discussie over sancties absoluut op de agenda. Binnen de Sudanese regering wordt momenteel nadrukkelijk gesproken over de noodzaak om medewerking te verlenen aan het ICC. Dit geeft aan dat de druk relevant is en dat de discussie misschien een extra impuls krijgt door het optreden van de openbaar aanklager. Ik vond het opvallend dat deze minister van buitenlandse zaken daarover vrij uitgesproken was. Ik vind dat een hoopgevende ontwikkeling, hoewel die tegelijkertijd een discussie tussen noord en zuid met zich brengt. In februari werd ongeveer de deur dichtgeslagen toen wij over het ICC begonnen te praten, maar deze ontwikkelingen geven aan dat er op dat punt meer beweging mogelijk is dan de heer Boekestijn wellicht veronderstelt.

Tijdens ons bezoek in februari en verleden week tijdens het gesprek met de minister van buitenlandse zaken hebben wij zeer nadrukkelijk aandacht gevraagd voor de betreurenswaardige mensenrechtensituatie. Eén lichtpuntje is de bereidheid van de Sudanese regering om voor de technische samenwerking op het gebied van de mensenrechten met Nederland samen te werken. Als uitvloeisel van het gesprek hierover met de heer Deng Alor zal in oktober de Nederlandse ambassadeur voor de mensenrechten naar Sudan gaan.

Mevrouw Gill’ard vroeg aandacht voor de twaalf mensen die na een gevangenschap van jaren direct na hun vrijlating zonder rechtszaak weer zijn vastgezet. Ik heb de indruk dat het om meer dan twaalf mensen gaat. Onze ambassade voert hiernaar nader onderzoek uit. Als dit onderzoek daartoe aanleiding geeft, zal dat tijdens het bezoek van de Nederlandse mensenrechtenambassadeur aan de orde komen. Het is overduidelijk dat het zeer slecht met de mensenrechten gesteld is. Wij vragen echter ook met klem aandacht voor bijvoorbeeld doodstraffen die voor rebellen worden uitgesproken. Via het Mensenrechtenfonds ondersteunen wij projecten vanuit de ambassade ter verbetering van de mensenrechten. Voorts zijn er veelvuldig contacten met mensenrechtenactivisten en -advocaten.

Er is sprake van een hybride VN/AU-missie; het kan dus geen AU-missie blijven. Ook andere niet-Afrikaanse troepen moeten worden toegelaten. Tijdens ons bezoek werd gezegd dat Nederland hieraan mag deelnemen, maar dat dit helemaal niet nodig is. De heer Deng Alor schijnt iets anders gezegd te hebben tegen de deelnemers aan het werkbezoek. Het is de opzet daar 25 à 26 000 militairen te stationeren, momenteel zijn er 8 500 aanwezig. 95% van de troepen is Afrikaans en 5% komt uit China, Pakistan, Nepal en Thailand. Er werken verder 35 Westerse soldaten, waaronder twee Nederlanders in verband met de omvorming van AMIS in UNAMID. Je kunt vraagtekens plaatsen bij de kwaliteit van de troepen. Het is moeilijk om de VN-standaard voor training en materieel te halen. Nederland verleent grote financiële steun. Het heeft AMIS lange tijd grotendeels gefinancierd. Terecht constateerde u een tekort aan middelen zoals transport- en gevechtshelikopters. Er is gebrek aan inzicht in de exacte materiële behoefte. Er vindt obstructie plaats door de Sudanese regering die onder andere de ontplooiing van UNAMID parten speelt. Wij hebben de regering daarop aangesproken, maar wij hoeven elkaar niets wijs te maken. Zo blijft het onduidelijk welke landen worden geaccepteerd en zijn er problemen met het verkrijgen van vergunningen. De heer Voordewind memoreerde dat de heer Deng Alor zei dat allerlei restricties verdwenen zijn. Inderdaad zijn enkele restricties voor de uitvoering van het mandaat door Sudan opgeheven. Het gaat om restricties voor visaprocedures en douane-inklaringsformaliteiten en logistieke restricties, maar zelfs China heeft grote moeilijkheden ondervonden bij zijn ontplooiing. Inmiddels zijn nieuwe restricties opgelegd. De verbetering van vliegvelden moet aan nieuwe standaarden voldoen wat weer extra tijd met zich brengt.

De bouw van de kampen is inderdaad vertraagd. Sudan moest akkoord gaan met het gebruik van grote stukken land en de nodige geniecapaciteit ontbrak doordat de regering zeer bekwame genisten, Scandinaviërs, weigerde. Ook de levering van machines is voor lange tijd tegengehouden. Sinds kort is er extra geniecapaciteit waardoor de opbouw van de infrastructuur versneld zou moeten worden. De vertraging van de opbouw van de kampen is illustratief voor de vertraging van de ontplooiing van UNAMID. Ik wil niet vooruitlopen op een militaire appreciatie van Nederlandse deelname aan UNAMID. Ik heb u een overzicht gegeven van de obstakels dat daarmee samenhangt. Nederland heeft een strikt toetsingskader waaraan ook de Kamer zich houdt. Zolang daaraan niet is voldaan, wordt bezien of er mogelijkheden zijn om deel te nemen. Als wij een besluit genomen hebben, zullen wij de Kamer daarover informeren.

Mevrouw Ferrier (CDA): Ik ben mij bewust van de obstructies om de capaciteit van UNAMID verder te ontplooien. Ik begrijp ook dat het moeilijk is als je inzet op 26 000 militairen en als er maar 8000 zijn. Toch ben ik ervan overtuigd dat door een meer efficiënte leiding van UNAMID nú al meer winst kan worden gehaald. Er is gevraagd waarom UNAMID ’s nachts niet aanwezig is als vrouwen verkracht worden. Het is de taak van UNAMID om de veiligheid van de mensen in de kampen te garanderen. Door een daadkrachtige leiding kun je veel bereiken. Kunnen wij van de regering de appreciatie krijgen hoe die leiding nu zodanig kan worden ondersteund dat UNAMID haar werk beter kan doen?

Minister Verhagen: Je kunt met een beperkte ontplooiing – hoewel het nu wat beter gaat – niet alles regelen als je eigenlijk een missie van 26 000 man nodig hebt. Er zijn meerdere partijen. Ook de VN is mede debet aan de situatie waarmee wij worden geconfronteerd. De militair-politieke leiding van UNAMID stelt zich onvoldoende assertief op en stelt onvoldoende prioriteiten binnen het mandaat van de missie.

Mevrouw Ferrier (CDA): Wat kan de rol van Nederland hierbij zijn?

Minister Verhagen: Waarom bewaakt UNAMID straks geen vluchtelingenkampen? Je moet ermee rekening houden dat in sommige kampen verschillende milities aanwezig zijn. Vandaar die gevechten in bijvoorbeeld het kamp Kalma. UNAMID heeft onlangs aangegeven daar permanent present te willen zijn. Het antwoord op de vraag of een permanente beveiliging kan worden ingesteld, ook ’s avonds, is ook afhankelijk van de veiligheid van de eigen troepen. Er is geen rapid reaction force die UNAMID-soldaten te hulp kan schieten. Er wordt gewerkt aan het opzetten van politieposten in kampen, maar pas nadat politie en militairen ontplooid zijn, kan invulling aan het volledige mandaat gegeven worden, waaronder ontwapening van de milities. Zolang de milities sterker zijn dan de UNAMID-soldaten kunt u wel van alles vragen, maar kunnen wij niet leveren.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Is het Sudan dat er niet aan meewerkt om de Westerse mogendheden toe te laten? Of gaat het om de bereidheid van Westerse mogelijkheden die geen extra beveiliging, zoals helikopters, willen leveren? Deng Alor zegt het laatste: Sudan staat open voor internationale aanwezigheid van UNAMID maar er is geen aanbod.

De heer Irrgang (SP): In eerste termijn heb ik de moeilijke omstandigheden voor UNAMID opgesomd. Ik begrijp niet waarom zo’n vredesmacht altijd overdag op hetzelfde tijdstip patrouilleert. Je mag op zijn minst verwachten dat dit gevarieerd wordt.

Minister Verhagen: Ik heb geleerd dat de politiek niet op de stoel van een operationele commandant moet gaan zitten. Ik bemoei mij ook niet met iedere stap die een Nederlandse soldaat in Afghanistan zet. Het is niet aan ons maar aan de militaire commandant om te bepalen hoe hij zijn operatie uitvoert. Ik heb politiek te maken met het invullen van een mandaat en een missie. Ik geef toe dat het animo van Westerse troepen niet groot is, maar toen wij er in februari waren werd iedereen geweigerd. Er is blijvend druk uitgeoefend op uitbreiding. Deng Alor heeft gelijk toen hij opmerkte dat een aantal restricties opgeheven zijn op het gebied van visa, inklaring en logistiek. Door die restricties kon er nauwelijks iets van de grond komen. Laten we er blij mee zijn dat dit nu wel kan, maar dan komen er nieuwe eisen voor bijvoorbeeld een vliegveld waardoor het duidelijk is dat dit dus niet kan worden gebruikt. Er is sprake van een gedeelde verantwoordelijkheid, maar er moet niet worden gesuggereerd dat de Sudanese autoriteiten geweldig hebben meegewerkt aan de ontplooiing van UNAMID. Tot voor kort werden wij geconfronteerd met een duidelijke obstructie en met relatief weinig animo. Wij hadden bijvoorbeeld iets samen met de Scandinaviërs kunnen doen, maar dat is gewoon geweigerd. Wij hechten groot belang aan de ontplooiing en een effectief optreden van UNAMID en daarom onderzoeken wij nog steeds op welke wijze Nederland een bijdrage kan leveren. Anders had u allang een brief met een besluit van de Nederlandse regering ontvangen.

Waarom wordt niet meer ingezet op het Darfur-vredesproces? Wij zijn op dat punt zeer actief. Collega Koenders kan u het een en ander vertellen over zijn aanwezigheid bij de vredesonderhandelingen in Libië waar de verschillende partijen bij elkaar zijn gebracht. Wij hebben geprobeerd om hierbij rebellenbewegingen te betrekken die zich afzijdig houden of zich afgesplitst hadden. De heer Irrgang vroeg hoe het mogelijk is dat een van de grootste boeven nog steeds vrij in Parijs rondloopt. Het is dieptriest dat zo’n man daar boodschappen doet en niet aanwezig is bij de vredesonderhandelingen, maar wij hebben in Juba met een van de rebellen die tot dan toe afwezig was, gesproken over de vraag om hem bij dit vredesakkoord te betrekken. Door het gebrek aan voortgang hebben de toenmalige speciale vertegenwoordigers van de VN, Eliasson en Salim Salim, een strategie gepresenteerd waarbij zij zich richtten op vertrouwenwekkende maatregelen tussen de partijen. De rebellen haakten echter af. Sinds juni jongstleden heeft de secretaris-generaal van de VN, Basole benoemd tot nieuwe hoofdonderhandelaar. Hij wordt fulltime ingezet voor Darfur en hij zal zich richten op veiligheid en een staakt-het-vuren-mechanisme. Op dit punt ben ik het eens met de heer Irrgang dat wij niet met twee maten moeten meten en dat wij de rebellen hierop net zo hard moeten aanspreken als de regering van Sudan. Wij geven politieke steun aan de nieuwe hoofdonderhandelaar, juist om alle partijen te committeren aan een breed gedragen vredesproces. Wij zijn ook bereid om financieel bij te dragen aan het onderhandelingsteam. Er moet echter een committering van alle partijen zijn. Ik nam afstand van de opmerking van de heer Boekestijn toen hij sprak over het CPA. Hier geldt echter dat er een bereidheid moet zijn van alle partijen en die ontbreekt bij een aantal.

Zolang er geen uitzicht bestaat op een duurzame oplossing van het conflict in Darfur blijft de mogelijkheid bestaan dat steun wordt gegeven aan wederzijdse rebellengroeperingen, hetgeen kan leiden tot het conflict tussen Sudan en Tsjaad. Tsjaad verleent steun aan rebellen uit Darfur. Sudan zou daarentegen weer steun aan de oppositie van Déby willen ondermijnen. Dit heeft met elkaar te maken en dit is een van de redenen waarom wij deelnemen aan de Europese missie in Tsjaad om de vluchtelingen te beschermen. Wij moedigen beide landen aan om de Dakar-akkoorden na te leven. De EU levert hierbij ook een grote inspanning. Ik ben het niet eens met de opmerking dat de Fransen zich niet houden aan de afspraken. Wij hebben gesproken over de deelname aan de missie in Tsjaad. EUFOR heeft een afgebakend mandaat om de vluchtelingen in oost-Tsjaad te beschermen. Zij mengt zich niet in binnenlandse politieke spanningen in Tsjaad. De neutraliteit op dat punt is zeer nadrukkelijk.

De heer Irrgang (SP): Ik heb geen vraag gesteld over EUFOR, maar over de wapenleveranties van Frankrijk aan de regering van Tsjaad.

Minister Verhagen: Ik kom hier straks op terug.

De heer Voordewind en mevrouw Diks spraken over wapenleveranties van China. Een panel van experts van de VN doet hier nader onderzoek naar. Het resultaat hiervan wacht ik af. Wij hebben in gesprekken met Chinese autoriteiten, het Chinese beleid ten aanzien van Sudan, inclusief de mogelijke levering van wapens en dus een schending van het wapenembargo, aan de orde gesteld. Wij zullen dat blijven doen. Ik ben het met u eens dat dit absoluut in strijd is met het afgesproken wapenembargo.

Er is gesproken over de rol van olie in relatie tot het CPA. De heer Voordewind liep vooruit op een afscheiding van het zuiden van het noorden. Wij ondersteunen het CPA. Daarbij worden verkiezingen voor ogen gehouden. Het is zaak dat de bevolking zichzelf kan uitspreken over een referendum. Het is niet aan ons om te bepalen of men bij elkaar blijft. In de tussentijd moet voorkomen worden dat men met voldongen feiten geconfronteerd wordt. Daarom is het belang dat de JIU’s bescherming aan de gevoelige gebieden kunnen blijven geven. Een aantal officieren van de JIU’s krijgen training van het Instituut defensieleergangen. Ondersteuning van deze eenheden vindt plaats bij huisvesting, voedsel en medicijnen. Een positieve ontwikkeling is dat de regering, SPLM en NCP hebben besloten om het Hof van Arbitrage voor het grensverloop een permanente rol te geven. Dit ondersteunen wij. De uitspraken van het Hof zullen leidend zijn voor de verdere uitwerking van het CPA.

Naar aanleiding van een vraag van de heer Irrgang merk ik op dat er geen harde informatie is over wapenleveranties van Frankrijk aan Tsjaad. De Frans-Tsjadische samenwerking houdt de neutraliteit van EUFOR overeind. Als er aanwijzingen zijn dat uit Frankrijk afkomstige wapens bij Tsjaad c.q. rebellen terechtkomen, zullen wij daarover navraag doen, maar nu hebben wij daar geen aanwijzingen voor.

Minister Koenders: Voorzitter. Ik dank de leden voor hun vragen die mede voortkomen uit hun ervaringen, opgedaan in Sudan. Zij hechten belang aan de situatie aldaar, iets wat de regering deelt. Dit is een voorbeeld van geïntegreerd beleid. Collega Verhagen en ik waren daar in februari en de minister van Defensie heeft onlangs een bezoek afgelegd. De ervaringen spelen op de terreinen van de 3 D’s een rol. Vergeleken met andere internationale conflicten krijgt Sudan vaak te weinig aandacht. Dit is een slechte zaak en ik sluit mij aan bij de opmerking van de heer Boekestijn dat niets doen, geen optie is. Alle partijen schieten te kort. Ook ik heb het boek van de heer De Waal gelezen. Zijn belangrijkste conclusie is: there are no prices for Darfur. Als minister voor Ontwikkelingssamenwerking kijk ik in het bijzonder naar de vraag waarom wij aan een land dat potentieel zeer rijk is, toch ontwikkelingssamenwerking en noodhulp moeten geven. Dit gebeurt vanuit twee punten. Ik noem de geschiedenis van centrum en periferie in Sudan. Alle gebieden buiten Khartoem zijn jarenlang onderontwikkeld. Na de massamoorden in 2003 en 2004 is er weinig gebeurd, waardoor er nu mensen in kampen zitten die dagelijks onderhouden moeten worden. Daar is geen alternatief voor en dit kost veel geld. Daar hoort een politieke oplossing voor te komen. Het CPA is van groot belang voor de toekomst van Sudan. De grote vraag voor de ontwikkeling van dit land is of wij ons geld goed kunnen wegzetten en of mensen in vrije keuze in 2011 via het referendum kunnen reageren. Ik merk wel op dat er een risico ontstaat als dit land uiteenvalt. Onze inspanningen zijn erop gericht – en dit is een reden waarom wij werken via de MDT’s – om de verbinding tussen noord en zuid te behouden.

Tot de heer Boekestijn merk ik op dat, als een conflict te lang op zijn beloop wordt gelaten zoals in 2003 en 2004, een proliferatie van milities ontstaat. Het wordt dan erg moeilijk om partijen om de tafel te krijgen, maar dit betekent niet dat dit niet moet worden geprobeerd. Ook deze week heeft de Nederlandse regering opnieuw contact gehad met de nieuwe onderhandelaar, Basole, die met de grote groeperingen wil gaan praten. Hij besteedt serieus aandacht aan de relatie tussen ontwikkeling en een politieke oplossing. Wij hebben geen alternatief voor het CPA. Mensen keren terug van het brinkmanship. Betere financiering van de JIU’s bijvoorbeeld is mogelijk vanuit ontwikkelingssamenwerking. Voor de situatie in Abyei is arbitrage door Nederland ter beschikking gesteld. Nederland kan dit echter niet alleen. Geprobeerd wordt via een strategie financieel initiatieven te steunen. De realiteit is echter dat dit alles onvoldoende is.

De heer Boekestijn wijst op de gebrekkige voedselhulp en de problemen in het kamp Kalma. Hij stelt voor om het geld in de militaire beveiliging te stoppen. Minister Verhagen heeft duidelijk gemaakt dat het geen geldprobleem is. Daarom ben ik zo vrij om dit een onzinnig voorstel te noemen. Het probleem is, zoals de minister uitlegde, obstructie door de Sudanese regering bij het ter plekke toelaten de troepen en vanuit de VN wegens bureaucratie. Voorts staat niet iedereen te springen om daarheen te gaan. Voor de kampen is ook niet minder geld nodig. Integendeel. Het feit dat er geen politieke oplossing is, vereist helaas dat wij internationaal vanuit een humanitair imperatief pleisters moeten blijven plakken. Ik kan dus niets met dit voorstel. Er zijn problemen in Kalma en wij zijn zeer bezorgd over de situatie aldaar. De spanningen bouwen zich op. Enerzijds zijn daar de Djanjaweed en ondersteuning vanuit Tsjaad en anderzijds treedt de Sudanese regering op een schandalige manier in de kampen op. Ik heb grote waardering voor de mensen van MSF-Holland die onder moeilijke omstandigheden werken. Ik ben met het oog op een voorstel tot bezuiniging aldaar, tegen de truc om ontwikkelingssamenwerking voor defensie te laten praten. Dat debat wil ik niet opnieuw beginnen omdat dan de problemen alleen maar groter worden.

Terecht kijkt de Kamer kritisch naar het MDTF. Het is vooral in Sudan onbegonnen werk om apart bilaterale programma’s te beginnen. Verder is noodzakelijkerwijze multilaterale samenwerking niet het beste. Vanaf mijn eerste dag dat ik aantrad als minister voor Ontwikkelingssamenwerking heb ik met de Wereldbank, de VN en andere organisaties mijn grote zorg over de MDTF’s naar voren gebracht. Ze zijn bureaucratisch en het duurt allemaal te lang. Mensen moeten een vredesdividend zien. Wat hebben wij hieraan gedaan en wat is het reële beeld? Allerlei nationale projectjes brengen ook geen oplossing. Ik dank overigens mevrouw Ferrier voor haar complimenten. Door de kritiek op de MDTF’s geven wij meer directe steun aan het BSF en andere programma’s.

Op het MDTF-noord wordt de grootste kritiek geleverd. Het fonds zou een ondersteuning leveren aan de regering in het noorden, hoewel het een regering van nationale eenheid is. Ook is het functioneren onvoldoende. In 2005 heeft tijdens de donorconferentie in Oslo mijn voorganger 75 mln. toegezegd voor het MDTF-noord voor de periode 2005–2007. Eenzelfde bedrag ging met het oog op onpartijdigheid naar het zuid-Sudanese programma. De grote goed werkende donoren kiezen dit kanaal. Donoren kozen er bewust voor om niet direct fondsen te leveren aan de nieuw gevormde regering van nationale eenheid. Zuid-Sudan koos ervoor om via een multilaterale organisatie te werken. De relatie tussen de donoren en de regering in Khartoem is moeizaam en de regering van zuid-Sudan was te zwak. De regering van nationale eenheid en van zuid-Sudan willen via de Wereldbank als beheerder werken, waarbij de Wereldbank nauw zal samenwerken met de VN. Die werkwijze is gebaseerd op joint assessment missions. Donorfondsen komen binnen bij de Wereldbank en die maakt op basis van goedgekeurde programma’s geld over naar speciale projectrekeningen. Dat is geen ideale vorm. Bij een goed functionerende regering wil je geen aparte projectenunit. Wat zijn de resultaten? Het is relatief goed verlopen. Ik wijs op de invoering van een nationale munteenheid, de volkstelling, lopende programma’s die zichtbare impact hebben op het niveau van status en de emergencyprogramma’s voor zuid-Kordofan en de Blue Nile en gedecentraliseerde gezondheidsprogramma’s in het community development program.

Nu moeten wij beoordelen wat wij in de vervolgperiode willen gaan doen. Ik wil iets blijven doen in het MDTF-noord omdat de moeilijkste gebieden in het noorden, Abyei, zuid-Kordofan en de Blauwe Nijl, ondersteuning nodig hebben omdat zij binnen het noorden onvoldoende aandacht krijgen. Daar moet het vredesdividend bekeken worden. In de onderhandelingen met de Wereldbank – hoewel het mij te langzaam blijft gaan – wil ik de fondsen voor MDTF-noord beperken en ze oormerken voor de drie provincies. Deze provincies waarborgen dat er een noord-zuidverbinding blijft. Het zou onjuist zijn om de bevolking in het noorden geen geld meer te geven. Ik ben ervan overtuigd dat op die manier aan de terechte kritiek op het MDTF-noord tegemoet kan worden gekomen. Het MDTF in afgeslankte vorm, alleen financiering van de tweede fase van lopende programma’s die resultaten boeken op lokaal niveau in die drie provincies, heeft mijn aandacht. Vervolgens zijn er andere kanalen waarmee wij werken. In zuid-Sudan, waar de opbouw in volle gang is, zijn met hulp van het MDTF en de VN een overheidsstructuur en een parlement opgezet. Het aantal schoolgaande kinderen is in drie jaar gestegen van 343 000 tot 1,2 miljoen, waarvan 35% meisjes. 2000 kilometer wegen zijn aangelegd en er zijn bruggen gebouwd. Vijf ministers van het Sudan-consortium zijn hiermee aan het werk. Het MDTF blijft het voornaamste instrument voor de opbouw van de overheid in Juba en de tien staten. Decentralisatie hierbij is essentieel.

In het belang van de snelheid en van de ngo’s moeten hieraan andere elementen worden toegevoegd. Door de focus op de opbouw op het staatsapparaat is hieraan echter een risico verbonden. Daarom hebben wij samen met anderen binnen de VN het initiatief genomen bij de lancering van het SRF (Sudan Recovery Fund) om de transitie van humanitaire hulp naar ontwikkeling te bevorderen. Nederland is hier een grote donor van, mede als reactie op onze kritiek op livelihoods community service. Wij hebben gezorgd voor een apart loket voor versterking van lokale ngo’s inclusief vrouwenorganisaties. De focus moet op ngo’s gericht blijven, vooral voor het leveren van basisvoorzieningen. Voorkomen moet worden dat de nieuwe overheid, een voormalige rebellengroep die nu in de regering zit, corrumpeert en centraliseert en geen oog heeft voor wat in de veraf gelegen gebieden gebeurt waar vluchtelingen een nieuw bestaan moeten beginnen. Via bijvoorbeeld het CHR (Common Humanitarian Fund) kunnen fondsen worden verstrekt. Dit geldt ook voor de rapid recovery programs voor ngo’s. De zuid-Sudanese regering wordt lam gelegd door apart bilateraal dingen op te zetten. Men is zelf verantwoordelijk voor de opbouw. Dit geldt ook voor de zuid-Sudanese economie. Ik ben het eens met wat mevrouw Ferrier daarover zei. Ik wil bezien in hoeverre het rapid recovery program en IFAD extra fondsen kunnen steunen voor de ontwikkeling van economische activiteiten op lokaal niveau. Misschien is uitbreiding mogelijk. Gezien de verzoeken uit de Kamer zullen wij proberen daaraan zoveel mogelijk te doen. Overigens geven wij ook steun aan UNFPA (United Nations Population Fund) in Sudan. Wij zijn daar de grootste donor van. Wij ondersteunen ook het programma van het UNFPA in fragiele staten.

De olieprijzen stijgen en dat is positief voor Sudan. In juni heeft het IMF berekend dat er 31% meer inkomsten komen dan in de begroting is opgenomen. Ook de regering van zuid-Sudan profiteert met een inkomstenstijging van 40%. Dit is echter onvoldoende om op een aantal punten de wederopbouw in beide delen van het land te compenseren. De activiteiten in Abyei zijn een kernprobleem. Wij ondersteunen daar waar wij kunnen. Wij hebben dat als voorzitter van de drie gebieden gedaan en het gebeurt nu bij de (snelle) ondersteuning van de JIU’s. Momenteel zijn er een nieuwe vertegenwoordiger en een nieuwe deputy in Abyei, een Dinka en een Maseria.

Darfur verkeert in een slechte situatie. Wij moeten helaas doorgaan met de humanitaire hulp. Basole kiest ervoor met de grote partijen te praten. Voorkomen moet worden dat elke militie ter plekke wacht totdat zij hun prijs binnenkrijgen. Ook hieraan moet een incentive worden gegeven en dat blijft ons beleid. Wij dragen ook bij aan het Darfur Community Peace en Development Fund. Hieronder valt een aantal programma’s naar aanleiding waarvan de vraag over de cookers werd gesteld. Ik wil bezien of dit kan worden uitgebreid, hoewel ik er op zich niet voor ben omdat dit een reden kan zijn waardoor de vrouwen in de kampen opgesloten blijven.

De oliewinning is voor Sudan een gigantische inkomstenbron. 80% van de olie zit in het zuiden en 20% in het noorden. Niet voor niets hangt het CPA daarvan af. De door ons ondersteunde programma’s zijn er tevens op gericht om duidelijk te maken dat kwesties boven de grond, zoals de graasrechten van de Maseria’s, anders liggen dan zaken die te maken hebben wat zich onder de grond afspeelt. Volgens mij kan een eerlijke deal over die olie worden afgesloten. Daar worden studies naar gedaan die door ontwikkelingsorganisaties worden gesteund. Dit is de kern van een politieke overeenkomst. Over oliecontracten, sociale en milieuschade staat in het CPA in strikt formele zin dat de overheid van Sudan de nodige herstellende maatregelen moet nemen. De regering moet hieraan gehouden worden. Dit geldt ook voor compensatie voor mensen die schade ondervinden als gevolg van olieboringen. Van andere landen is bekend dat als er veel olie is, dit eerder een probleem dan een oplossing is. Denk maar aan Tsjaad. Een deal over de olie-inkomsten moet hierbij betrokken worden. Ik ben bereid te bezien in hoeverre dit nu al een ernstig probleem voor de mensen is.

De voorzitter: Voordat ik de gelegenheid voor een korte tweede termijn geef, krijgt minister Verhagen de gelegenheid om de vraag van mevrouw Ferrier over het consulaat te beantwoorden.

Minister Verhagen: Uit het betoog van minister Koenders blijkt dat wij op een zeer adequate wijze onze activiteiten in het zuiden kunnen verrichten. Ik wil een waarschuwend geluid laten horen over een discussie over een consulaat in Juba. Het is niet zozeer een kwestie van geld. Wij gaan uit van het CPA en dat voorziet tot 2011 in een ongedeeld Sudan. In de buitenlandse politiek is iedere stap een politiek signaal. Als er een praktische noodzaak zou zijn, kan ik nog iets in deze gedachtegang vinden, maar nu is er alleen maar het politieke signaal dat je met de vestiging van een consulaat vooruitloopt op een scheiding. Er is geen praktische noodzaak. Op dit moment is Nederland in Juba vertegenwoordigd door een ambassadekantoor, een joint donor office. De ambassade in Khartoem zorgt ervoor dat dit ambassadekantoor wordt bemand. De Nederlandse ambassadeur in Khartoem is regelmatig in zuid-Sudan. Verder hebben wij een medewerker in Juba en is er een medewerker van de ambassade die regelmatig in Darfur is. Door deze manier van werken zijn wij daar uitgebreid aanwezig. Er is geen enkele praktische reden of noodzaak om een consulaat te vestigen. Als zich na het referendum andere zaken op de grond voordoen, kunnen wij daar altijd nog op inspelen.

Nadere gedachtewisseling

De heer Boekestijn (VVD): Ik dank de bewindslieden voor hun antwoorden. Minister Koenders zegt terecht dat, als wij niets doen, een proliferatie van conflicten ontstaat en een totale anarchie. Het fundamentele probleem is hoe je mensen om tafel krijgt die niet uit zijn op een deal. Ik ben het eens met minister Verhagen dat dit bij de CPA beter ligt, maar in Darfur ligt het slecht. Omdat hier een beleidsfilosofie ontbreekt, vraag ik u om de Kamer zeer goed op de hoogte te houden van het beleid ten aanzien van Sudan, opdat zij goed kan meedenken.

Mevrouw Ferrier (CDA): Ik dank de bewindslieden voor de beantwoording van de vragen. Minister Verhagen heeft mij op het punt van de consulaire vertegenwoordiging niet overtuigd. Het zou een erkenning zijn van wat al gebeurt. Er is een ambassadepost. Waarom noem je dit niet, zoals andere landen doen, een consulaire vertegenwoordiging? Ik ben niet van mening dat dit geïnterpreteerd wordt als een vooruitlopen op het referendum van 2011. Ik heb om appreciatie gevraagd van de wijze waarop Nederland kan bijdragen aan een effectievere leiding nú van UNAMID. Ik ben mij bewust van alle bezwaren en de tegenwerking, maar ik blijf ervan overtuigd dat UNAMID vandaag de dag haar primaire taak – het garanderen van de veiligheid van de mensen in de kampen – beter kan uitvoeren als effectiever leiding wordt gegeven. Eén vraag nog aan minister Koenders. Inzet op humanitaire hulp is zeer belangrijk. Weten wij zeker dat er op dit moment geen Nederlands geld naar de regering van Sudan gaat?

De heer Irrgang (SP): Omwille van de tijd kom ik op twee punten terug. De minister deed of de kritiek vooral op het MDTF in het noorden van toepassing is, maar ik heb begrepen dat die zeker ook voor het zuiden geldt. Daar zijn alternatieven in de vorm van het BSF. Kan onze bijdrage aan het MDTF-zuid zo snel mogelijk worden afgebouwd en kan onze hulp daar op een betere manier worden ingezet? Minister Verhagen zei dat de operationeel commandant over het patrouilleren gaat, maar ik vind dat een formalistische opmerking, zeker omdat wij meehelpen om de vredesmacht haar werk goed te laten doen. Nederland kan via zijn mensen in Darfur navragen of in ieder geval het tijdstip waarop gepatrouilleerd wordt kan worden gevarieerd zodat er meer verrassingselementen optreden.

Mevrouw Diks (GroenLinks): Ik sluit mij aan bij de laatste opmerking. Ook ik vind het antwoord van de minister weinig bevredigend. Ik begrijp dat hij er in die zin niet over gaat, maar hij kan er, gesteund door de Kamer, tegen betrokkenen wel een opmerking over maken. Ik dank minister Koenders voor zijn opmerkingen over de milieuschade. Ik vind het prettig dat hij hieraan extra aandacht wil besteden. Wil hij nog ingaan op mijn vraag over de DDR? Hoe kunnen wij de vrouwenrechten meer vorm geven?

Mevrouw Gill’ard (PvdA): De bewindslieden zijn voorbij gegaan aan de door mij neergelegde visie. Ik raad ze aan om mijn reisverslag te lezen. Het is urgent dat wordt ingezet op het etnisch-religieuze conflict en op de goede verdeling van de olieopbrengsten. Als wij dat niet doen, ontstaat geen bijdrage aan goede politieke onderhandelingen en een duurzame vrede. Klopt het dat Nederland inzet op een nieuw financieringskanaal voor economische en private investeringen? Ik ben mij ervan bewust dat wij veel in het UNFPA-programma op het punt van veilig moederschap investeren, maar wij weten dat dit niet werkt als er geen emergency obstretic care units in de ziekenhuizen zijn. In het zuiden kunnen nog twee ziekenhuizen daartoe worden ingericht. Ik krijg hier graag nog een reactie op.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ook ik dank de bewindslieden voor hun duidelijke antwoorden. Ik ben niet gewend om op projectniveau over middelen te spreken, maar ik ben er dankbaar voor dat de minister zal bezien of het project voor solarcookers kan worden uitgebreid, met name zolang vrouwen verkracht worden zodra ze de kampen verlaten. Ik heb nog een vraag gesteld over het aantrekken van buitenlandse investeringen voor de voedselproductie die voor het buitenland bedoeld is.

De voorzitter: Ik verzoek de bewindslieden kort te antwoorden.

Minister Verhagen: Voorzitter. Met de Kamer deel ik de grote zorgen over de veiligheid in de kampen. Wij spraken met vrouwen die ’s avonds hout sprokkelden en de kans liepen om of in elkaar geslagen te worden of te worden verkracht. Dit is een schrijnende situatie, nota bene in een vluchtelingenkamp waar UNAMID aanwezig is maar onvoldoende bescherming biedt. Wij geven onder andere training aan soldaten van UNAMID, juist ter verbetering van dit soort zaken. Ik heb willen aangeven dat wij ervoor moeten oppassen dat wij niet op de stoel van een operationeel commandant gaan zitten. Maar de zorgen deel ik en u kunt ervan overtuigd zijn dat ik die te bestemder plekke naar voren zal brengen.

Ik ben het over het consulaat niet eens met mevrouw Ferrier. Zij suggereert dat wij onze werkzaamheden onvoldoende kunnen verrichten. Ik heb gezegd dat, omdat Nederland in Juba vertegenwoordigd is door het ambassadekantoor en het Joint Donor Office, wij onze activiteiten volledig kunnen uitvoeren. Er is geen enkel EU-land dat een consulaat heeft. VS en Noorwegen, beide geen lid van de EU, hebben daar een consulaat maar de andere landen niet. Als de Kamer dit echter bij amendement wil veranderen, nodig ik haar daartoe uit. Ik heb echter ook te maken met een afspraak met dezelfde Kamer over het schrapen van 400 fte’s, 10%, en het stoppen van de nodige activiteiten ook in het buitenland. Ik vind het een verkeerd politiek signaal, juist omdat wij investeren in de eenheid en het CPA. Verder kan ik niet voorbij gaan aan de fte- en taakstellingsdiscussie.

Ik dank mevrouw Gill’ard voor haar verslag. Uiteraard zal ik het met interesse lezen. U moet niet vergeten dat het CPA uitgaat van de noodzaak van het vreedzaam samenleven van etnische en religieuze groeperingen en het eerlijk verdelen van de olieopbrengsten. Uw notie was bij de internationale gemeenschap die bij het CPA een grote rol speelde niet alleen bekend, maar ook aanwezig.

Minister Koenders: In het licht van de tijd is het lastig om in te gaan op de opmerking van de heer Boekestijn. Het is altijd moeilijk om partijen die niet willen bij elkaar te krijgen. Dat is de aard van diplomatie en conflictbemiddeling. Ik denk dat dit nog onvoldoende op een juiste strategie is gebaseerd. Het gaat ook om druk op de buurlanden, Libië, Eritrea en Tsjaad, en om incentives. Daar hebben wij het ontwikkelingssamenwerkinginstrumentarium voor, maar dat is beperkt. Het houdt ook in een eenduidige strategie van de internationale gemeenschap die ontbrak. Dat betekent dat er vaak te weinig en te laat wordt opgetreden en dat de regering van Sudan en andere partijen daarmee kunnen wegkomen.

Ik heb de vraag van mevrouw Ferrier niet goed begrepen. Wil zij die even herhalen?

Mevrouw Ferrier (CDA): Komt het geld dat Nederland beschikbaar stelt voor humanitaire hulp, bijvoorbeeld via het MDTF of multilaterale organisaties, niet bij de regering terecht?

Minister Koenders: Het MDTF is gebaseerd op het CPA volgens de wens van de internationale gemeenschap en de regering van Sudan. Beide partijen hebben hierin zitting. Wij werken liever via multilaterale organisaties, waarin projecten via missies worden gefinancierd. In de projectanalyses zitten ook vertegenwoordigers van bijvoorbeeld de staten in zuid-Kordofan. Dit betekent dat met de regering wordt gewerkt. Daar is geen andere oplossing voor. Dit is iets anders dan wanneer je projecten via de overheid of de overheidsbureaucratie laat lopen. Dat moet zoveel mogelijk worden beperkt en daarom is dit instrumentarium gekozen door de donoren en de partners in het vredesproces.

Via drie programma’s wordt de komende tijd meer aandacht besteed aan de economische wederopbouw. Het MDTF heeft drie programma’s over private sectorontwikkeling, landbouw en veeteelt en bosbouw en visserij. De Europese Commissie is hierbij de leidende donor. In Accar zijn afspraken gemaakt over de taakverdeling. In de komende tijd zal ik via het SRF en IFAD bijdragen aan de ontwikkeling van livelihoods op lokaal niveau. Daarnaast hebben wij besloten om het Netherlands Fellowshipprogram open te stellen voor Sudan. Dit kan worden ingezet op capaciteitsopbouw en kennisoverdracht ter bevordering van de agrarische sector. Vooral in zuid-Sudan is daar veel behoefte aan. Xom en Orio zijn uiteraard ook op Sudan toepasbaar, zodat daar investeringen kunnen plaatsvinden. Wij hebben nog een appeltje te schillen met de Wereldbank over de snelheid van procedures die weliswaar verbeterd, maar nog onvoldoende is.

Ik heb al gezegd dat wij geld geven aan ontwikkeling via het SRF. Het is een mixture van fondsen. Het is niet verstandig om helemaal uit het MDTF te stappen. Dit willen de partners en zeker Sudan niet. Ik meen dat flexibel naar de drie baskets gekeken moeten worden. Als er een onvoldoende werkt, moet je daarin – behoudens committeringen – kunnen schuiven. Om die reden zijn wij meer in de richting van flexibele fondsen gegaan. In feite hebben wij al antwoord gegeven op uw vraag hierover.

De DDR is in voorbereiding. De klaarliggende plannen beantwoorden precies aan de vraag van mevrouw Diks. Wij beginnen met vrouwen, gehandicapten en kinderen, de meest kwetsbare groepen. Wij zullen ervoor zorgen dat zij in de DDR-programma’s prioriteit krijgen.

Ik dank mevrouw Gill’ard voor haar verslag. Ik ben bereid om nader op haar analyse te reageren. Naar aanleiding van de suggestie van de heer Voordewind over de kampen zullen wij bezien of wij de programma’s kunnen versterken. Ik maak me grote zorgen over de situatie aldaar. Er is geen twijfel over dat wat daar vandaag gebeurd is met het World Food Program onaanvaardbaar is. Wij moeten hierop de Sudanese regering en andere verantwoordelijke partijen scherper aanspreken. Hier wordt met mensenlevens gespeeld en dat gaat dag in, dag uit door.

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Ormel

Adjunct-griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Van Toor


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP), Wilders (PVV), Waalkens (PvdA), Van Baalen (VVD), Çörüz (CDA), Ormel (CDA), voorzitter, Ferrier (CDA), Van Velzen (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Blom (PvdA), Eijsink (PvdA), Van Dam (PvdA), Dezentjé-Hamming (VVD), Irrgang (SP), Knops (CDA), Boekestijn (VVD), Voordewind (ChristenUnie), Pechtold (D66), ondervoorzitter, Ten Broeke (VVD), Van Raak (SP), Gill’ard (PvdA) en Thieme (PvdD).

Plv. leden: De Wit (SP), Van der Vlies (SGP), De Roon (PVV), Vermeij (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Omtzigt (CDA), Spies (CDA), Jasper van Dijk (SP), Ten Hoopen (CDA), Besselink (PvdA), Leerdam (PvdA), Arib (PvdA), Neppérus (VVD), Lempens (SP), Schermers (CDA), Griffith (VVD), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie), Koşer Kaya (D66), Van Beek (VVD), Gesthuizen (SP), Samsom (PvdA), Ouwehand (PvdD), Jonker (CDA) en Vendrik (GroenLinks).