Kamerstuk 29023-206

Verslag van een algemeen overleg

Voorzienings- en leveringszekerheid energie

Gepubliceerd: 28 april 2016
Indiener(s): Roos Vermeij (PvdA)
Onderwerpen: energie natuur en milieu
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29023-206.html
ID: 29023-206

Nr. 206 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 28 april 2016

De vaste commissie voor Economische Zaken heeft op 17 maart 2016 overleg gevoerd met de heer Kamp, Minister van Economische Zaken, en mevrouw Schultz van Haegen-Maas Geesteranus, Minister van Infrastructuur en Milieu, over:

  • de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 26 oktober 2015 inzake voortgang TenneT 380 kV project Zuid West 380 kV-verbinding Haarlemmer Oost (Rilland – Tilburg) (Kamerstukken 29 023 en 31 574, nr. 199);

  • de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 11 november 2015 inzake afschrift van de reactie op brief van VOF Steenbreker-van Raaij over de gevaarzetting ten gevolge van de voorgenomen realisatie van de 380 kV-hoogspanningsverbinding boven het vleesvarkensbedrijf in verband met de brandveiligheid;

  • de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 2 december 2015 inzake mogelijkheden van ondergrondse aanleg bij de nieuwe hoogspanningsverbindingen (Kamerstukken 29 023 en 31 574, nr. 201).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie, Vermeij

De griffier van de commissie, Franke

Voorzitter: De Caluwé

Griffier: Kruithof

Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Bosman, De Caluwé, Cegerek, Dijkgraaf, Geurts, Smaling en Van Veldhoven,

en de heer Kamp, Minister van Economische Zaken, en mevrouw Schultz van Haegen-Maas Geesteranus, Minister van Infrastructuur en Milieu.

Aanvang 14.01 uur.

De voorzitter:

Dames en heren, goedemiddag. Ik open de vergadering. Welkom bij dit algemeen overleg Hoogspanning/380kV. Ik heet de Minister van I en M, de Minister van Economische Zaken en de collega's van harte welkom. Ik leg gelijk iets aan u voor. Mevrouw Cegerek is hier in plaats van de heer De Vries. Zij maakt officieel geen deel uit van deze commissie, dus ik vraag u om uw toestemming om haar toch aan dit debat te laten deelnemen. Kunnen we dat besluiten zonder te schorsen? Goed zo. Ik heet haar van harte welkom.

Dit debat duurt tot maximaal 17.00 uur. De spreektijd per fractie is zes minuten. Ik stel voor om twee interrupties per fractie toe te staan.

De heer Bosman (VVD):

Voorzitter. Ons elektriciteitsgebruik verandert. Er wordt steeds meer elektriciteit gebruikt, die soms van het eigen dak komt, maar soms van ver op zee. Als iedereen tegelijkertijd het licht aandoet, moet dat het meteen doen en ook nog betaalbaar en schoon zijn. Het lijkt voor de consument allemaal vanzelf te gaan, maar er zit een wereld vol uitdagingen achter. Een van die uitdagingen is het hoogspanningsnet waardoor we over grotere afstanden elektriciteit kunnen transporteren. Het zijn niet de mooiste blikvangers maar ze zijn wel noodzakelijk. In Nederland hebben we een zekerheid van 99,999% dat onze smartphone als we het kabeltje in het stopcontact stoppen ook daadwerkelijk oplaadt. Dat is niet alleen goed voor de consument, maar ook voor het bedrijfsleven. We moeten dit niet willen loslaten. Ons hoogspanningsnet moet daardoor voortdurend ontwikkeld worden.

Over nut en noodzaak van betrouwbare elektriciteitslevering zijn we het, neem ik aan, allemaal eens, maar de overheid vergeet nog weleens duidelijk hierover te communiceren. Een grote organisatie die technisch de juiste informatie wil geven, heeft soms meer tijd nodig, maar de bewoners zijn daarbij niet gebaat. Zij zijn gebaat bij duidelijke, snelle, maar ook gemakkelijk te begrijpen informatie, die het liefst zo concreet mogelijk is. Als mensen te horen krijgen dat er hoogspanningskabels boven hun huis komen, is niet iedereen daar direct gelukkig mee. We hebben de kabels echter nodig, dus zijn er regelingen getroffen om omwonenden te compenseren. In de uitkoopregeling wordt de verhuizing echter niet gefinancierd. Buren krijgen te horen dat huizen moeten worden gesloopt. Bij wie moeten ze aankloppen met hun vragen, vraag ik de Ministers. Speelt TenneT hierbij een rol, of de provincies en de gemeenten? Hoe stemmen zij samen de informatie af, zodat de vragen, maar vooral de antwoorden, snel op de goede plek komen? Kunnen de Ministers duidelijkheid geven over de mogelijkheden van uitkoop? Welke kosten worden vergoed? Wat gebeurt er met de leeggekomen huizen? Het wetsvoorstel STROOM, dat helaas in de Eerste Kamer is weggestemd, gaf mogelijkheden aan gemeenten voor uitkoop en verkabeling. Helaas is deze wettelijke basis er nu niet. Graag verneem ik van de Minister wanneer en in welke vorm deze artikelen geïmplementeerd worden in de volgende wet.

Ook is er de mogelijkheid tot maatwerk bij de afhandeling van schade en vergoedingen. Hoe moet ik dat maatwerk zien? Is het bijvoorbeeld mogelijk dat een huis wordt opgekocht en weer wordt doorverkocht met in de verkoopakte een clausule over de aanwezigheid van hoogspanningskabels? Dit zou individuele afbraak van tussenliggende panden misschien kunnen voorkomen. Is de Minister dit met mij eens? Ik krijg graag een reactie.

In Zeeland leven er zorgen die ook te maken hebben met communicatie en de afhandeling van vergoedingen. Hoe gaan we bijvoorbeeld om met een boerenbedrijf en specifiek met een woning die aan een stal vastzit? Het voorstel is om het huis dan wel te verplaatsen, maar de stal niet. Hoe gaat dit in zijn werk bij bedrijfsvoering op een boerderij, zeker als er sprake is van levende have? Is hiervoor maatwerk beschikbaar?

Uit de antwoorden van de Minister en TenneT is duidelijk geworden dat verkabeling onder grond in Zeeland niet de beste oplossing is. Dat is jammer, maar wel begrijpelijk. Ik heb begrepen dat een deel van het nieuw aan te leggen tracé in Zeeland gaat om vervanging en een deel om nieuwbouw naast bestaande bouw. Klopt dit, vraag ik de Minister? Om welke verhouding gaat het dan? Wie is uiteindelijk verantwoordelijk voor de plaats waar de masten komen te staan? Welke Minister spreken wij daarop aan? Is dat de Minister van Infrastructuur en Milieu (I en M), omdat het gaat om ruimtelijke inpassing, of de Minister van Economische Zaken, die over leveringszekerheid tegen betaalbare kosten gaat? Graag duidelijkheid daarover.

Tot slot. Het liefst ziet iedereen dat alle hoogspanningskabels onder de grond worden aangelegd. Hier zijn grote maatschappelijke kosten aan verbonden en ook technisch is het niet mogelijk. De waarden betaalbaar, betrouwbaar en schoon, in dit geval een schoon uitzicht, moeten niet alleen bij de productie, maar ook bij het transport altijd in balans blijven.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Voorzitter. De heer Bosman heeft al aangegeven hoe belangrijk het hoogspanningsnet is, dus dat kan ik mooi achterwege laten. Hij heeft het voor ons allemaal al mooi uit de doeken gedaan. Het hoogspanningsnet is natuurlijk belangrijk, maar je zult er maar onder of vlakbij wonen. Dan ondervind je de lasten ervan. Ik heb daar een aantal vragen over.

Ik begin met de uitkoopregeling. Ik heb met name vragen over Molenwaard, maar de regeling geldt ook voor een aantal andere plaatsen. We krijgen te horen dat de invulling van de regeling nog niet bekend is. Bijeenkomsten worden verdaagd en de betrokken huiseigenaren verkeren al lange tijd in onduidelijkheid. Onduidelijkheid frustreert, dat weet de Minister. Zeker als je verhuisplannen hebt, wil je weten waar je aan toe bent. Kan de Minister snel aangeven of het hom of kuit wordt, zodat mensen hun keuzes kunnen maken?

Een belangrijk knelpunt bij de regeling is de voorgestelde beperkte looptijd. Mensen voelen zich klem zitten. Als je ervoor kiest om voorlopig te blijven, bijvoorbeeld omdat je kinderen op school hebt en het handig is voor het gezin om nog een paar jaar te blijven, kun je die looptijd overschrijden en heb je een probleem. Wonen onder een hoogspanningskabel is besmet; probeer je huis dan nog maar eens te verkopen. Dat betekent dat degenen die nu niet willen vertrekken, maar later wel, mogelijk met een onverkoopbaar huis zitten. Ik vraag de Minister om goed te kijken naar verlenging van de uitkoopregeling. De financiering kan uitgesmeerd worden over meerdere jaren, maar maakt dat nu zoveel uit? Misschien is een minimumopslag op de energierekening nodig, maar ik kan mij voorstellen dat dat zelfs niet het geval is. Ten aanzien van Molenwaard vraag ik waarom de aanleg van een ondergrondse opslag daar niet mogelijk is.

De provincie Zeeland zet vraagtekens bij de nieuwe hoogspanningsverbinding door Zuid-Beveland. Ik deel die vraagtekens en leg ze daarom graag aan de Minister voor. De bestaande kabels zouden vol zitten door problemen met onderhoud en het gebrek aan capaciteit voor het nieuwe windpark bij Borssele. Als dat echt zo is, snap ik dat, maar tot nu toe zie ik niet de cijfers die daarbij horen en die zou ik toch graag zien. Ondertussen is er een kolencentrale bij Vlissingen gesloten, heeft het chemiebedrijf Dow de centrale voor eigen gebruik overgenomen en komen er geen nieuwe centrales bij. Als ik het goed heb, stamt de analyse dat de boel vol zit uit 2008 en zitten we nu in een heel nieuwe situatie. Kan de Minister nut en noodzaak met cijfers onderbouwen? Waarom kan verzwaring van de bestaande verbinding, als die al nodig is, niet volstaan?

De Minister wil geen ondergrondse aanleg vanwege te grote risico's. Heeft hij gekeken naar de mogelijkheid om de kabel voor het nieuwe windpark niet bij Borssele, maar bij Rilland aan land te laten komen? Dan doel ik niet op de vervanging van de huidige hoogspanningskabel, maar op de kabel die van het windpark op land gebracht moet worden. Dat scheelt ongeveer het hele eiland.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

De heer Dijkgraaf stipt een belangrijk punt aan. De heer Smaling en ik hebben daarover een aantal Kamervragen gesteld. Het blijkt dat mensen in de provincie de optie om die hoogspanningskabel door de Westerschelde verder richting Rilland te brengen ook interessant vinden. Dan ga je met de kabel niet helemaal vanaf het windpark naar land, maar van het windpark naar Borssele en van Borssele door de Westerschelde. Is de heer Dijkgraaf het met mij eens dat dit een interessante optie is om te onderzoeken en wil hij gezamenlijk met mij de Minister vragen hoe die daartegenover staat?

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik ben in dit geval erg blij met de samenwerking met D66, dat mijn optie verder uitwerkt en aan de Minister voorlegt. Ik zie graag het antwoord van de Minister tegemoet. Dit is inderdaad een van de opties die ik voor mij zie. In de beantwoording wordt er echter aan gekoppeld dat de huidige hoogspanningskabels daar ook overheen lopen. Dat is helemaal niet nodig.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Dat is inderdaad niet nodig. Het komt niet in de plaats van een ringleiding, die de Minister belangrijk vindt, maar het is een alternatieve route voor de ringleiding. Ik ben blij dat we met de SGP op een lijn zitten.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Dat kan ik alleen maar beamen.

Ik onderstreep het punt van de heer Bosman over de splitsing van agrarische bedrijven. De bedrijfsgebouwen zouden blijven en de boerengezinnen moeten verhuizen. Dat is geen goede zaak. Als je naar de praktijk van de bedrijfsvoering kijkt, weet ik bij heel veel bedrijven niet hoe je dat moet doen. De bijna 24 uurszorg die veel gezinnen leveren, wordt dan onmogelijk. Dan moet je met ingewikkelde camerasystemen werken en krijg je aanrijtijden van heb ik jou daar. Op die manier kun je geen bedrijf runnen. Het is geen negen-tot-vijfberoep. Graag hoor ik van de Minister wat hij hieraan gaat doen.

West-Brabant heeft forse kritiek op de stap van de Minister om voor het traject van Rilland tot Rozendaal alsnog alternatieve tracés op tafel te leggen. Dat is opvallend. Meestal komen de alternatieve tracés uit de regio. Nu zegt men juist: ja maar, we waren er toch uit, waarom opnieuw onrust?

Er zit verschil in het type mast. Je hebt de bekende vakwerkmast, de dingen waaraan we gewend zijn als we langs de snelweg rijden, en de nieuwe variant, de wintrackmast, die er eleganter uitziet, beter in het landschap past en, zeer belangrijk, een kleiner magneetveld heeft. Is het de inzet van de Minister om waar mogelijk en nodig wintrackmasten in plaats van gewone vakwerkmasten neer te zetten?

Tot slot. Van verschillende kanten hoor ik commentaar op de opstelling van TenneT. Men zou arrogant overkomen en een slikken of stikken-houding hebben. Je kunt er genuanceerd naar kijken en vanaf de andere kant wordt het anders beleefd, dat snap ik ook wel, maar ik geef de Minister mee dat als het om dit soort ingrijpende dingen gaat, die mensen raken, een meewerkende houding van de overheid gewenst is en niet een arrogante van «het spijt ons zeer, maar op die manier gaan we het doen.». Vindt de Minister dat ook?

De heer Geurts (CDA):

Voorzitter. De VVD-fractie heeft het belang van energievoorziening al geschetst, dus dat sla ik over. De grote betrouwbaarheid van de elektriciteitslevering van 100% in Nederland moeten we behouden, maar dat betekent grote inspanningen nu en in de toekomst. Ik maak wel een paar kanttekeningen.

Allereerst zit er een perverse prikkel in de inrichting van TenneT en het aandeelhouderschap van het Ministerie van Financiën, namelijk dat hoge investeringen voor meer dividendafdracht aan de Staat zorgen. Dat maakt het des te meer noodzakelijk dat er toezicht op deze investeringen wordt gehouden. Het is zo dat de Autoriteit Consument & Markt (ACM) in vier weken investeringsplannen globaal toetst en daarover advies geeft aan de Minister. Het is de vraag of hiermee de noodzaak van de investering voldoende wordt getoetst. Acht de Minister, gezien het belang van TenneT en de Staat bij investeringen in het net, een uitgebreidere toets van de ACM naar de noodzaak van de investeringen op zijn plaats? Hoe wordt dit meegenomen in de Elektriciteits- en Gaswet die de Minister voorbereidt?

Het CDA heeft vaak verzocht om de kosten en de kostenreductie voor het net op zee duidelijk inzichtelijk te maken. Onlangs heeft mijn collega Agnes Mulder hierom verzocht. Het energieakkoord en de Minister willen een grote kostenreductie bereiken voor wind op zee. Het CDA wil hier druk op houden. De kosten voor de netverzwaring ten gevolge van het net op zee moeten hierin meegenomen worden. Neemt de Minister de kosten voor het traject Borssele-Tilburg of in ieder geval het traject in Zeeland tussen Borssele en Rilland mee in de kosten die gemaakt moeten worden voor het net op zee? Voor zover ik het kan overzien, komt de netverzwaring er omdat er zo'n 700 megawatt aan windmolens voor de Zeeuwse kust komt. Of moet ik dit anders zien?

In Zeeland is voor een aanzienlijke groep mensen nut en noodzaak van de bovengrondse aanleg hoogspanningsverbinding niet duidelijk. Ze geven aan dat de huidige situatie anders is dan de oorspronkelijke, toen er werd gedacht aan een tweede kerncentrale in Borssele. Dit beeld herken je in de provinciale staten van Zeeland, die vorig jaar breed vroegen om onderzoek naar het onderzees alternatief. Ik stel dezelfde vraag als net in het interruptiedebat werd gesteld: wil de Minister nog eens helder en onderbouwd neerzetten waarom dit niet kan?

In Zeeland zijn ze ook teleurgesteld in de communicatie van TenneT. Het speelt mee dat in het verleden tekeningen van tweecircuitmasten zijn getoond, terwijl nu vier circuits de praktijk worden. De viercircuitmasten worden naast de bestaande gebouwd, die blijven staan. Dit heeft tot gevolg dat er meer vermogen en een groter magnetisch veld ontstaan. Het is voor mij onvoldoende duidelijk wat dit betekent voor de gezondheid van omwonenden en voor de precisielandbouw, die steeds meer gebruikmaakt van drones en zelfrijdend materiaal. Is de Minister bereid tegemoet te komen aan de zorgen die met name in Zeeland leven over de sterkte van het magnetisch veld? In Zeeland zijn er ideeën over een gezondheidsmonitor. Is de Minister bereid over dit onderwerp in gesprek te gaan met de GGD en verontruste bewoners?

Daarnaast is er in Brabant nog steeds veel onrust over het aanleggen van het tracé Rilland-Tilburg. Op het moment wordt een milieueffectrapportage (m.e.r.) uitgevoerd naar een voorgesteld alternatief. Het CDA is daar tevreden over, maar heeft vragen over de manier waarop het voorkeursalternatief wordt vastgesteld. Ik heb indertijd door middel van een motie verzocht om de economische gevolgen mee te nemen. Hoe gaat de Minister de economische gevolgen van de verschillende tracékeuzes meenemen in het tracé Rilland-Tilburg? Misschien kan hij hier een reflectie op geven. Hoe worden de economische gevolgen onderzocht en bepaald en hoe gaan ze meewegen?

Het is volgens de stukken mogelijk om in Brabant 10 kilometer van het tracé te verkabelen. Dit verruimt de mogelijkheden om knelpunten op te lossen. Hoe wordt de mogelijkheid om te verkabelen meegewogen in de beslissing voor een voorkeursalternatief? In hoeverre wordt die nu echt praktijk?

De voorzitter:

De Minister heeft een verklarende vraag.

Minister Kamp:

Ik begreep het laatste punt niet helemaal. Dat ligt niet aan de bewoordingen van de heer Geurts, maar aan het feit dat ik de vorige vraag nog aan het opschrijven was. Wil hij het nog even herhalen?

De heer Geurts (CDA):

Zeker. In de stukken lezen we dat er 10 kilometer verkabeld kan worden. Hoe gaat de Minister die verkabeling meewegen in de voorkeursalternatieven? Wordt die verkabelingsmogelijkheid echt praktijk?

Er lopen gesprekken met gemeenten en de VNG over de verkabeling en de verdeling van de kosten, zo staat ook in de brief van 2 december. Het CDA hoopt dat de Minister er samen met de gemeenten uitkomt waar verkabeling mogelijk is en hoe de kosten worden verdeeld. Kan de Minister aangeven hoe het staat met deze gesprekken en wanneer hij de Kamer over de uitkomsten informeert?

Mijn laatste punt is de uitkoopregeling. Vorige sprekers spraken er ook over. De uitkoopregeling gaat op 1 januari 2017 van start. Het CDA vindt het een goede zaak dat mensen die onder hoogspanningsleidingen wonen deze oplossing wordt geboden, maar is heel benieuwd naar de invulling van de regeling. Wanneer kunnen we die verwachten? Worden er voorbereidingen getroffen om met de regeling op 1 januari te starten? Misschien dat de Minister er wat over kan zeggen.

Ik zie dat ik aan het eind van mijn spreektijd ben en sluit mij aan bij de woorden van mijn voorgangers over het agrarisch complex en de splitsing van agrarische bedrijven et cetera.

Mevrouw Cegerek (PvdA):

Voorzitter. We spreken vandaag over een onderwerp van lange adem: nieuwe elektriciteitsnetten, de zogenaamde 380kV-tracés. Het gaat niet om beslissingen waar we ons achteloos vanaf moeten maken. De tracés worden voor decennia aangelegd. Het belang ervan is door de voorgaande woordvoerders al aan de orde gesteld. In een vol en druk land als Nederland is het onvermijdelijk dat ze dicht in de buurt van een woonwijk of school komen.

Het gaat om een aantal tracés. Ik begin met Brabant. Het is goed dat er serieus naar de alternatieven wordt gekeken die de mensen in Brabant zelf hebben ontwikkeld. We zijn blij dat het technisch mogelijk is om 10 kilometer ondergronds aan te leggen en dat de Minister bekijkt wat er nog meer mogelijk is. De Minister denkt dat de verbinding in 2020 kan worden aangelegd. We zijn, gezien het proces, benieuwd hoe realistisch deze timing is. Is de Minister bereid een actuele financiële raming te maken? Ons hebben namelijk verschillende vragen en zorgen vanuit de regio bereikt. Ik kan de zorgen van bewoners uit Oosterhout goed begrijpen. Je zult maar je kinderen naar een van die drie scholen brengen of dagelijks in natuurgebied Oosterheide hardlopen of fietsen. Veiligheid en gezondheid van de bewoners moet altijd vooropgesteld worden. We zijn daarom blij met de brief van de Minister van 2 december waarin staat dat er gesproken is met regionale bestuurders en dat er afspraken zijn gemaakt over de vervolgstappen om te komen tot een optimaal tracé.

Over de verdere planvorming heb ik aanvullende vragen. Welke partijen worden betrokken bij de verdere planvorming? Welke inbreng mogen zij leveren? Hoe wordt deze input gebruikt bij het uitwerken en beoordelen van de verschillende tracéalternatieven? Ik krijg graag een toelichting van de Minister. De rol van burgers en maatschappelijke organisaties blijft erg belangrijk. Hoe zorgt de Minister ervoor dat alle actief betrokken maatschappelijke organisaties in dit plan worden meegenomen en geraadpleegd? Wat wordt met hun input gedaan?

Er speelt nog een aantal andere kwesties. Naast een zorgvuldig proces moeten de uitgangspunten helder zijn. Wat dat laatste betreft, bereiken ons vanuit de regio enige zorgen, met name over het hanteren van definities. In de huidige m.e.r. blijkt de definitie van het woord «combineren» af te wijken van die in de startnotitie. In het kader van een zorgvuldig en zo transparant mogelijk vervolgproces is een heldere en eenduidige definiëring van uitgangspunten van groot belang. Wil de Minister bij de actualisatie van de concept-m.e.r. conform het advies van Deltares kijken naar heldere en eenduidige uitgangspunten voor begrippen als «bundelen», «combineren» en «het voorkomen van nieuwe doorsnijdingen» en dit goed afstemmen met de betrokkenen?

Ook bij het tracé Eemshaven-Vierverlaten komen verschillende woningen binnen de magneetveldzones van de kabels te liggen. De Minister schrijft in de brief dat het om minder huizen gaat dan bij het huidige tracé het geval is. Door onze lokale fractie in Winsum is in samenwerking met andere fracties een motie ingediend die verzoekt om ofwel een specifiek deel ondergronds te leggen ofwel een omleiding te nemen. De Minister heeft aangegeven dat dit technisch mogelijk is, maar financieel niet verantwoord is. Wil hij er nog eens naar kijken of in gesprek gaan met de betrokkenen?

Over Zeeland is het een en ander gezegd. Mijn vraag is of de Minister bereid is om voor het Zeeuwse deel van het tracé de variant van een kabel door de Westerschelde, die aanlandt bij Rilland, te onderzoeken.

Ik woon zelf in Apeldoorn, Gelderland, waar door het bundelen van krachten goed is samengewerkt en mooie resultaten zijn geboekt als het gaat om het ondergronds brengen van kabels. De Vogelbuurt in Apeldoorn is wat dat betreft echt een succesverhaal. De gemeente Apeldoorn heeft voorgefinancierd. In dit kader heb ik een vraag over de uitkoopregeling, waar meerdere woordvoerders naar hebben gevraagd. De uitkoopregeling gaat vanaf 2017 in. Bijna 370 woningen van 83 gemeenten krijgen een aanbod om uitgekocht te worden. Ik krijg hiervan graag de laatste stand van zaken. Kan deze regeling eventueel vervroegd worden?

De heer Smaling (SP):

Voorzitter. Ik heb mijn 380kV-bloesje weer uit de kast gehaald. Zo vaak hebben we deze debatten niet, dus dat is sowieso al leuk. Het is een klein land met veel mensen en veel infrastructuur. De Ministers zijn gewend om om te gaan met infrastructuur en lopen tegen problemen op als het gaat om het aanleggen van infrastructuur, met name bij nieuwe doorsnijdingen, of dat nu een weg of een spoorlijn is of in dit geval een hoogspanningskabel. Sommige collega's hebben dingen gezegd die ik alleen maar kan onderschrijven. Ik had het zelf niet zo fraai onder woorden kunnen brengen.

De heer Dijkgraaf zei al dat we in Zeeland misschien met een 2008-scenario zitten. Met name daar zijn er ontwikkelingen geweest die we toen nog niet zagen aankomen. Een tweede kerncentrale is geen optie meer en helaas zijn ons een paar grootverbruikers ontvallen. Is het acht jaar later dan niet het moment om de gehele nut en noodzaakdiscussie nog een keer te voeren met daaraan gekoppeld de re-evaluatie van wat onder de huidige omstandigheden voor de komende tien, twintig jaar gedaan moet worden? Je legt de zaak niet voor twee weken aan. Het windpark komt eraan, dus er is een dynamiek van jewelste. Mijn fractie lijkt dit zinvol, ook om de mensen die hier direct of indirect mee te maken krijgen goed en duidelijk aan te geven waarom dit op dit moment in Nederland een noodzakelijke investering is. De Ministers moeten dit goed doen. TenneT gaat over de uitvoering, maar ook ik krijg signalen uit de regio dat TenneT iets te veel top-down communiceert. Iedereen die betrokken is bij de verschillende tracés, of dat nu in Oosterhout of in Zeeland of elders in het land is, klaagt erover dat de manier waarop gecommuniceerd wordt beter kan. We zijn nog op het punt dat we een tracékeuze moeten maken, maar het is essentieel dat het op een manier gaat waarbij de bewoners maximaal betrokken zijn, dat ze het gevoel hebben dat er goed naar ze geluisterd wordt en dat ze begrijpen waarom op een gegeven moment bepaalde keuzes worden gemaakt.

Ik wist helemaal niet dat Minister Schultz hier zou zijn. Het is een interessante vraag wat er zou gebeuren als dit proces onder de Omgevingswet zou vallen. De Minister heeft die wet dinsdagavond tot laat in de Eerste Kamer staan verdedigen. Zou het proces met de bewoners dan op een andere manier zijn aangevlogen? Toen we hiermee begonnen was de systematiek van Elverding er nog niet – om maar even jargon te gebruiken – om met de gehele bevolking gezamenlijk naar een voorkeursvariant te gaan en die daarna uit te voeren. Zou je dan een ander proces hebben gehad? Als dat zo is, is het dan zinnig om dat alsnog te doen? Ik wil zaken niet helemaal vertragen, maar het zou misschien een andere werkwijze opleveren. Ik leg dit graag voor.

Mijn collega's hebben de discussie over bovengronds of ondergronds gevoerd. Ik herhaal die kortheidshalve niet. Wat zijn de mogelijkheden? Als het ondergronds kan, heeft dat onze voorkeur, maar ik zie ook wel dat er een kostencomponent aan zit. Ik hoor graag van de Minister van Economische Zaken hoe hij dit ziet.

Ik dank de Minister voor de uitvoerige beantwoording van de sets vragen over de Westerschelde. Helaas is de conclusie bij de laatste vraag dat er geen onderzoek nodig is naar de variant om de kabels tot Rilland in het water te laten liggen zodat je met name het smalle stukje van Zuid-Beveland ontziet. Ik wil graag, en ik ben vast niet de enige, dat hoop ik althans, dat er toch nog naar gekeken wordt.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Voorzitter. Vandaag staan de hoogspanningskabels op de agenda. Collega's hebben al gezegd dat deze belangrijk zijn voor de aansluiting van onze energievoorziening, temeer en in het bijzonder voor de aansluiting van een aantal grote nieuwe windparken voor de kust, een onderdeel van de belangrijke energietransitie die we met elkaar doormaken. De andere kant is natuurlijk dat het ter plekke voor de mensen die ermee te maken hebben voor onrust en angst en woningprijsdaling kan zorgen. Daar moeten we goed mee omgaan. Mensen moeten kunnen inspreken, hun ideeën kenbaar kunnen maken, volwaardig mee kunnen praten en voldoende informatie kunnen krijgen. Sinds het vorige debat zie ik daarin een grote stap voorwaarts. Ik ben blij om te zien dat omwonenden, gemeenten en bewonersverenigingen – op de publieke tribune zit een heel aantal mensen dat ik tijdens mijn werkbezoeken in onder andere Oosterhout en Halderberge ben tegengekomen – in korte tijd alternatieve tracés op tafel hebben gelegd die worden meegenomen. Ik maak een compliment aan alle betrokkenen. Ik zie ook dat EZ en TenneT hard aan het werk zijn. Inderdaad gaat de communicatie niet altijd goed, maar er is vooruitgang gemaakt. Het is belangrijk om dat te waarderen.

Op een punt heb ik net als mijn collega's zorgen. Gemeenten en bewoners werden verrast dat het tracé Rilland-Rozendaal-Borchwerf nog niet helemaal vaststaat. De mensen waren in de veronderstelling dat het helder was en nu blijken er alternatieven in beeld te komen. Deze informatie is niet meegenomen in de zoektocht naar alternatieven voor de rest van de lijn. Wat is de reden van de wijziging en wat zijn de gevolgen voor de rest van het proces?

Ook blijven er voor bewoners veel vraagtekens staan bij een aantal punten in de rest van het proces. Sommige zijn misschien vrij simpele definitiekwesties. Soms wordt er gesproken over «aandachtspunten» bij bepaalde keuzes in trajecten en soms over «knelpunten». Moet ik dat lezen als twee verschillende grootheden of heeft het andere gevolgen voor de beoordeling? Mensen vragen zich af waarom bijvoorbeeld vrijgespeelde, gevoelige bestemmingen niet meegenomen worden in de m.e.r. Dit levert veel vragen op en het zou goed zijn als er een persoon is die losstaat van de projectleider en met alle verschillende betrokkenen, overheden, TenneT en EZ, kan schakelen. De Minister van Economische Zaken kent mijn voorstel op dit punt. Het gaat om een soort inspraakcoördinator, een omgevingsmanager die misschien een nuttige onafhankelijke rol kan spelen. De Minister heeft daar wat ervaring mee in Drenthe en ik vraag hem of hij bereid is om er in Brabant en Zeeland voor te kiezen.

Er is elke keer een discussie over een stukje van de lijn. De stukken worden afzonderlijk van elkaar bekeken en er wordt gekeken naar wat het beste is. Soms heeft een keuze die voor het ene deel gemaakt wordt, denk even aan de verbinding in Zeeland en de aansluiting bij Rilland, effecten voor de optimale keuze voor het volgende stukje van de lijn. Is het dan niet beter om te bekijken of een optimalisatie voor de gehele lijn te maken is, waarbij we zeggen: als we deze combinatie van keuzes maken, hebben in totaal zo min mogelijk mensen er last van en zijn er zo min mogelijk gevoelige bestemmingen? Is de Minister daartoe bereid?

Dan een aantal vragen over verschillende onderdelen van het traject. Ik had het net met de heer Dijkstra al even over Borssele-Rilland. De Minister zegt dat de wateroptie via de Westerschelde niet realistisch is. Hij heeft daar echter geen onderzoek naar gedaan. Is hij bereid om dat onderzoek te doen voor het stuk van Borssele naar schakelstation Zandvliet? Dit zou de nieuwe verbinding door de Westerschelde zijn waardoor je de ringverbinding, die de Minister terecht van belang vindt, in stand houdt. Er was veel verwarring over wat er bedoeld werd.

Wat betreft het stuk van Rilland naar Oosterberg is het van belang dat alle alternatieven in het vervolg volwaardig worden meegenomen. Nu het technisch mogelijk is om de extra 10 kilometer eventueel ondergronds aan te leggen, kunnen we misschien opnieuw bekijken of daarmee de problemen in het noordelijk tracé kunnen worden opgelost, zodat het noordelijk tracé waar eigenlijk iedereen altijd vanuit ging, opnieuw als een optie in de afweging kan worden meegenomen. Is de Minister bereid om dit te doen? Wordt er bij de alternatieven zoveel mogelijk gekeken naar bundeling van lijnen? Er zijn inderdaad nieuwe hoogspanningsmasten die een stuk mooier zijn en minder effecten hebben. Het is nog mooier als je minder masten hebt doordat je verschillende lijnen bundelt.

Veel mensen leven lange tijd in onzekerheid over de uitkoopregeling. De Minister gaat er nog mee bezig. Hoe gaat hij ervoor zorgen dat mensen niet feitelijk gedwongen worden om van de regeling gebruik te maken? Op welke manier wordt de waardedaling gecompenseerd van huizen waarvoor geen gebruikgemaakt wordt van de uitkoopregeling? Ik herinner me dat ik met een tuinder bij zijn kas in Halderberge stond en dat die zei dat zijn huis wel onder de regeling viel, maar de kas waar hij de hele dag werkt niet en dat zijn zorgen vooral de kas betroffen. Volgens mij is er behoefte aan een soort hardheidsclausule waardoor er voor situaties, waarbij het overduidelijk is dat je zoiets niet van mensen kunt vragen, een oplossing te vinden is, zonder dat we de gestelde grenzen generiek loslaten. Is de Minister daartoe bereid?

De voorzitter:

We zijn gekomen aan het einde van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. De Minister van Economische Zaken kan meteen antwoorden.

Minister Kamp:

Voorzitter. Als we spreken over ons 380kV-hoogspanningsnet in Nederland, dan moeten we ons realiseren dat we in het centrum van Nederland een ring hebben gemaakt en dat we als gevolg van die ring van leveringszekerheid kunnen profiteren. Dit betekent dat, als er ergens iets mis gaat op die ring, je op een andere manier toch nog de stroom kunt aanleveren en dat het dagelijkse leven doorgaat. Dat is in het noorden van Groningen en in Zeeland niet het geval. Die maken geen onderdeel uit van de ring, maar zitten aan de uitlopers. Dat betekent dat, als daar iets gebeurt, de zaak meteen stilligt. Dat heeft de grote aandacht van ons en van TenneT omdat we graag de mensen in die gebieden net zoveel zekerheid willen geven als de mensen in andere delen van het land.

We kijken zo intensief naar ons hoogspanningsnet omdat er verschillende ontwikkelingen zijn. Een van die ontwikkelingen is dat er veel nieuwe capaciteit aan windenergie op zee wordt gebouwd. Een andere is dat op allerlei plekken windmolens op land worden gebouwd. Je krijgt ook steeds meer decentrale en kleinschalige opwekking, wat betekent dat je niet alleen stroom van een centraal punt naar afnemers toebrengt, maar dat afnemers tegelijkertijd kleinschalige leveranciers zijn geworden. Het netwerk moet dus aan andere eisen voldoen. Er wordt hard aan gewerkt om ervoor te zorgen dat de leveringszekerheid van 99,999%, waar de heer Bosman over sprak, zo blijft. Die laatste 9 van hem neem ik niet helemaal over. Ik zit op 99,99% en dat is heel goed, zo'n beetje het beste van de wereld. We hebben een heel goed en veilig netwerk en we willen graag dat dit in de toekomst zo blijft.

TenneT heeft bekeken wat er moet gebeuren. We hebben op dit moment een hoogspanningsnetwerk van 1.300 kilometer en daar moet ongeveer 25% bij, zo'n 350 kilometer. Er zijn op dit moment allerlei initiatieven en er worden allerlei plannen gemaakt. Dat zijn ingrijpende plannen. We proberen die plannen zodanig uit te voeren dat, door dingen te combineren en andere masten neer te zetten, het landschap er niet op achteruit gaat, ondanks dat er meer zekerheid voor de toekomst wordt geboden. Daar streven we zo veel mogelijk naar.

Er vinden ingrijpende zaken plaats in de gebieden waar mensen wonen. Mensen worden gelukkig steeds mondiger en deskundiger. Ik merk dat in Brabant, waar de mensen in een gebied zeiden: je kunt het wel willen, maar we hebben onze eigen ideeën en komen met alternatieven. Als je kijkt naar de manier waarop mensen zich voorbereiden en zich informeren, waarop ze met hun plannen komen en die beargumenteren, zie je dat er heel veel knowhow zit. Daar kunnen we van profiteren, omdat daardoor de uiteindelijke besluitvorming beter wordt.

Het is van groot belang dat we zo veel mogelijk met de mensen in een vroeg stadium overleggen, informatie verstrekken, maar ook mogelijke keuzes inzichtelijk maken, alternatieven die we afwegen in beeld brengen en naar de mensen luisteren om te horen wat ze ervan denken. Dat proces verbeteren we voortdurend. Om dat beter te doen, is er de ontwikkeling met de Omgevingswet en de ontwikkeling van het omgevingsmanagement, waar ik de Kamer uitgebreid over heb geïnformeerd per brief. We zijn ook van plan om voor grote beslissingen over de vorm en de plek van duurzame energie in de toekomst het primaat bij de regio te leggen. Dat betekent dat in het gebied de provincie en de gemeenten gezamenlijk onder ogen zien welke bijdrage ze moeten leveren aan de landelijke taak en met elkaar bekijken hoe ze die binnen de door het Rijk gestelde randvoorwaarden het beste kunnen invullen, rekening houdend met alles wat er speelt in hun eigen regio waar ze zelf het meeste verstand van hebben. Ondertussen moeten we ervoor zorgen dat de zaak door blijft gaan en dat er geen ongelukken gebeuren.

Wat op dit moment gebeurt met de 380kV-verbinding in het zuiden van Nederland, zuidwest-west en zuidwest-oost, is noodzakelijk omdat een aantal dingen aan de orde is. Ik zei al: ten eerste zit Zeeland aan een uitloper, wat risico's met zich meebrengt. Ten tweede is de stroombelasting op die uitloper nu al te hoog en is het gevolg van de meer dan volledige belasting van de hoogspanningslijn dat er geen onderhoud gepleegd kan worden. Dat levert risico's op. Ten derde is Borssele in beeld als een van de drie locaties in het land waar nog een nieuwe centrale voor elektriciteitsvoorziening opgezet kan worden. Ten vierde worden er windmolens op zee geplaatst. Dit is al met al zeer overtuigend voor de noodzaak dat er echt wat met die 380kV-verbinding in Zeeland moet gebeuren. Als we niets doen, gaat het mis. We moeten zorgen dat we dat snel voor elkaar krijgen.

Wat gaat er in het gebied gebeuren? In Zuid-Beveland, met name het gedeelte tussen Borssele en Kapelle – ik geloof dat je dat de zak van Zuid-Beveland noemt, vraag ik aan de heer Bosman die in Zeeland woont – loopt nu een 380kV-verbinding. Er komt een nieuwe 380kV-verbinding die wordt gecombineerd met een bestaande leiding van 380kV waardoor je één doorsnijding van het landschap in de zak van Zuid-Beveland helemaal kwijt bent. De nieuwe leiding wordt aangelegd met wintrackmasten, dubbele masten waartussen draden lopen. Als je die dubbele masten vergelijkt met de vakwerkmasten waar we tot dusver mee werkten, is dat een groot verschil. Er komen dus veel mooiere masten voor de vakwerkmasten terug en bovendien zijn het minder masten. Voor dat deel van Zuid-Beveland gaat het echt een flinke verbetering opleveren. De nieuwe 380kV-verbinding wordt zo veel mogelijk parallel aan de bestaande 150 kV verbinding aangelegd. De bestaande 380 kV verbinding komt dus op een nieuwe locatie terug en op diezelfde locatie komt ook de nieuwe 380kV-verbinding. Als we dat voor elkaar hebben, hebben we bereikt dat daar een soort uitvloeisel van de ring is gemaakt en dat aan de ring voor centraal Nederland een vervolg wordt gegeven. Dat betekent dat de leveringszekerheid voor het midden van het land er straks ook voor Zeeland is.

Via die verbinding met de wintrackmasten komen we ten zuiden van Kapelle uit. Vervolgens moet daar een vervolg aan gegeven worden richting Rilland. Daar wordt gebundeld met de bestaande 380kV-verbinding. Dat betekent dat naast de bestaande 380kV-verbinding een nieuwe 380kV-verbinding komt. Daar staat tegenover dat een bestaande 150kV-verbinding in het gebied komt te vervallen. Dat is een tweede tracé in Zeeland dat daar komt te vervallen. Er komt een nieuw tracé. Dat is een belasting voor het gebied, maar dat nieuwe tracé wordt direct naast het bestaande tracé van de bestaande 380kV neergelegd. Meer naar het zuiden ligt een 150kV-verbinding die vervalt. Je krijgt in Zeeland een betere situatie: twee grote tracés komen te vervallen en bovendien worden er betere masten geplaatst, met name in Zuid-Beveland, in het gebied tussen Borssele en Kapelle. Tussen Kapelle en Rilland worden ook wintrackmasten geplaatst in plaats van de vakwerkmasten. Door de aanleg in een soort van ringvorm wordt een situatie gecreëerd die landschappelijk en voor de leveringszekerheid van het gebied goed is.

Er is gesuggereerd om de verbinding vanaf het windpark Borssele met het land niet te laten eindigen bij Borssele, maar onder water door te trekken naar Rilland. Dat heeft geen zin. Als je dat doet door de 220kV-kabel, die vanaf zee naar Borssele gaat lopen, door te trekken naar Rilland, moet je de nieuwe 380kV-lijn die we in een soort van ringvorm aanleggen nog steeds aanleggen. Dan krijg je dubbele kosten. Je moet de 380kV-lijn én de 220kV-verbinding door de Westerschelde aanleggen. Dat zijn hogere kosten en je schiet er verder niks mee op. Je kunt zeggen: leg dan die verbinding onder water aan in de vorm van een 380kV-verbinding, dan hoef je geen nieuwe 380kV-verbinding over land aan te leggen. Dat kan niet. Onder water is hetzelfde als onder de grond. Dit is nieuw en Nederland loopt daarin voorop. Er is maar één vergelijkbare ondergrondse kabel, in Japan geloof ik, die net zo lang is als de 20 kilometer ondergrondse kabel die we in het westen van het land realiseren. We gaan verder dan Japan. We vinden het namelijk verantwoord om buiten die 20 kilometer elders in het land nog een keer maximaal 20 kilometer neer te leggen. 20 kilometer is lang niet genoeg om de verbinding onder water aan te leggen. Bovendien is het zo dat, als je die 20 kilometer daarvoor gebruikt en de rest over land gaat, je voor de rest van Nederland helemaal niets meer hebt, ook niet voor Brabant. Dat is niet zinvol. Om die reden is gekozen voor wat in het voorstel voorligt.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Dat hangt af van welke technologie wordt gekozen om de kabel aan te leggen. Voor de 380kV-wisselstroom zit een grens aan wat TenneT kan doen en we moeten het inderdaad goed over het land verdelen. Met die 10 kilometer extra zijn misschien knelpunten in Brabant op te lossen. Er is echter ook de mogelijkheid om via een gelijkstroomkabel onder land of onder zee over veel langere afstanden stroom te transporteren. Heeft de Minister dat overwogen? Desnoods gaat de kabel gelijk vanaf het windmolenpark lopen, als het alleen over die afstand rendeert, maar dat zijn opties waarnaar je kunt kijken.

Minister Kamp:

Zeker, maar dat gebeurt niet. Er ligt in Nederland een fijnmazig 380kV-netwerk, een wisselstroomnetwerk. Als je daar gelijkstroom naast legt, moet je op een aantal punten een overgang maken van gelijkstroom naar wisselstroom. Dat is heel inefficiënt en zeer kostbaar. Dat bestaat nergens in de wereld. Er bestaan wel een-op-eenverbindingen, punt naar puntverbindingen, waarvoor je wisselstroom gebruikt. Die gebruiken we ook als we de windparken op de Noordzee met het land gaan verbinden; de wisselstroom gaat dan rechtstreeks van de parken naar het land. Op het land moet je wisselstroom gebruiken, omdat je anders van alle bestaande verbindingen overgangsverbindingen moet maken. Dat is heel inefficiënt. Dat gebeurt nergens in de wereld. De enige plaats waar het aan de orde is, is Duitsland, waar ze in het noorden veel stroom hebben en in het zuiden weinig. Ze overwegen om een hoogspanningsgelijkstroomverbinding van het noorden naar het zuiden te maken. Dan maken ze een punt naar puntverbinding, die niet gekoppeld wordt aan het Duitse netwerk. Die gaat van het noorden, waar de zaak op gelijkstroom wordt gebracht, via gelijkstroom naar het zuiden toe en in het zuiden wordt de verbinding op het net aangesloten en wordt de overgang naar wisselstroom weer gemaakt. Dat is een heel andere situatie dan in Nederland. We zijn bezig met ons 380kV-net dat fijnmazig is en wisselstroom heeft. Daar kun je niet zomaar gelijkstroom naast plakken.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Dat was ook helemaal niet de suggestie. Zoals de Minister zelf zei, heeft Zeeland te maken met een uitloper van het net. Dat maakt het een optie om, als de afstand groot genoeg is, door een conversiestation een punt naar puntverbinding te maken met het hoogspanningsnet. Heeft de Minister dit onderzocht? Of wil hij dit niet doen omdat het onderdeel moet zijn van een verlengde ring? Dat is een heldere keuze, maar de mensen in Zeeland willen weten waarom dit niet wordt onderzocht.

Minister Kamp:

Daar wil ik graag antwoord op geven. In Zeeland is er ook een vermaasd net. Als je Borssele en Rilland meerekent, zijn er vier stations waar vertakkingen vanaf lopen. Als we de nieuwe 380kV-verbinding aanleggen op de manier die ik net beschreef, zorgt de nieuwe kabel ervoor dat de twee andere tracés helemaal vervallen en dat het uitgevoerd wordt in een soort ring waardoor men leveringszekerheid krijgt en die ervoor zorgt dat de verbindingen met Zuid-Beveland en andere delen van Zeeland vanaf die stations gemaakt kunnen worden. Als je dat niet doet en in plaats daarvan onder de grond of onder water kabels gaat aanleggen, krijg je een inbreuk op het netwerk waardoor je alle normale verbindingen die je nodig hebt in zo'n relatief dichtbevolkt deel van het land, niet kunt maken. Het is echt niet mogelijk om dit te doen.

De voorzitter:

Ik zie dat er ook nog een interruptie is van de heer Dijkgraaf. Kunnen we afspreken dat we, omdat er twee bewindspersonen zijn, drie in plaats van twee interrupties hanteren?

De heer Dijkgraaf (SGP):

Drie interrupties per bewindspersoon is prima. Nee hoor, ik begrijp dat dit het totaal is.

Ik snap dat de Minister zijn keuze verdedigt, maar het technische gedeelte snap ik niet. Als je vanaf het windpark naar Rilland een verbinding maakt en daar een omvormer op het net zet, is dat volgens mij hetzelfde als de punt naar puntverbinding die de Minister schetst en die in Duitsland van noord naar zuid loopt. Het gaat maar één kant op.

Minister Kamp:

Dan breng je de stroom van het windpark Borssele naar Rilland en leg je dus een verlengde kabel naar Rilland aan. Die kabel zou bij Borssele aan land gaan en in plaats daarvan laat je hem bij Rilland aan land gaan. Je hebt dan de extra kosten voor de verbinding onder water tussen Borssele en Rilland. Daar zijn we het over eens. Dat wil niet zeggen dat we dan die andere 380kV-verbinding niet meer nodig hebben. Los van het windpark op zee bij Borssele hebben we de nieuwe verbinding nodig om de redenen die ik aangaf. De eerste reden is dat de capaciteit op dit moment onvoldoende is, de tweede dat we geen onderhoud kunnen plegen en de derde dat het denkbaar is dat, als er in de toekomst extra capaciteit moet komen, die in de omgeving van Borssele komt omdat dat een van de drie gebieden is die daarvoor in Nederland zijn aangewezen. Als we doen wat de heer Dijkgraaf zegt en we alles wat ik heb gezegd ook nog moeten uitvoeren, maken we meer kosten zonder dat het meerwaarde heeft.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Dit antwoord snap ik. Ik concludeer dat het technisch wel kan, maar dat de Minister er niet voor kiest omdat het volgens zijn analyse extra geld kost. Dan is de kernvraag natuurlijk of je de nieuwe lijn op die manier moet aanleggen. Daarover verschillen de meningen. Er wordt betwist dat de lijn vol zit. Daarnaast wordt gevraagd of het onderhoud niet op een andere manier gedaan kan worden en of Borssele daadwerkelijk in beeld is. Daar zijn veel vragen over. De Kamer, zo proef ik bij mijn collega's, wil graag een onderbouwing van de cijfers zien. Hoe vol zit de lijn op dit moment? Hoe concreet zijn die plannen bij Borssele?

Minister Kamp:

Ik wil dat graag nader onderbouwen met cijfers. De bestaande behoefte aan capaciteit in Zeeland is 2.090 megawatt, dat hebben we los van wat windpark Borssele gaat opleveren nodig. Wat op een verantwoorde manier kan worden opgezet, rekening houdend met onderhoud dat gepleegd moet worden, is 1.600 megawatt. We zitten daar nu fors onder en hebben een probleem. We lossen dat op door het onderhoud steeds vooruit te schuiven en dat is niet goed. Alleen al om die reden moet er wat gebeuren en dat staat nog los van de windparken. De windparken op zee zijn ook realiteit en daar moeten we rekening mee houden. Met het voorstel bereiken we dat de bestaande problemen worden opgelost, dat we de windparken die op zee worden gebouwd kunnen aansluiten en dat we ook nog twee oude vakwerkverbindingen kunnen laten vervallen en nieuwe verbindingen kunnen aanleggen die we op een goede manier kunnen bundelen, en voor een deel zelfs dubbel kunnen uitvoeren. Op die manier is ook sprake van een verbetering. Er zijn echt zwaarwegende argumenten om het te doen op de manier die ik net zei. Ik verdedig niet het voorstel, maar probeer duidelijk te maken dat het alternatief, als het al technisch mogelijk zou zijn, alleen maar inhoudt dat je alles wat ik zei ook nog moet doen. Daar schieten we niks mee op.

Ik ga naar het oostelijke deel van de verbinding die er moet komen, de verbinding tussen Borssele en Tilburg. Mevrouw Van Veldhoven zei dat je eigenlijk het gehele gebied tussen Borssele en Tilburg moet bekijken en optimaliseren. Dat is gebeurd. Dat is het werk van TenneT. Er zijn echter een aantal knooppunten in de verbinding die het mogelijk maken dat je het in gedeelten kunt uitvoeren en dat je de optimalisatie per gedeelte kunt bekijken. Het geheel wordt bezien. Als je vervolgens een keuze maakt, moet je om het goed in te kunnen passen in de omgeving alles in detail bekijken. Dan is het praktisch om het in delen te doen. Bovendien is dat nodig om het westelijke deel zo snel mogelijk uit te voeren. Voor het oostelijke deel is er iets meer speling, omdat daar de druk iets minder is. Om die reden kunnen we het uitvoeren zoals we doen. Er wordt dus eerst naar het geheel gekeken en daarna meer in detail.

Er werd gevraagd hoe het zit met het gedeelte tussen Rilland en Tilburg. Een aantal woordvoerders zei dat er een discussie is over het gedeelte tussen Roosendaal en Tilburg, dat de m.e.r. wordt aangepast en dat nu ook het tracé tussen Rilland en Roosendaal opnieuw ter discussie wordt gesteld, waardoor met name de alternatieven ten westen en ten noorden van Bergen op Zoom weer in beeld komen en mensen ongerust worden gemaakt. We hebben de keuze gemaakt om het zuidelijke tracé tussen Roosendaal en Tilburg te gebruiken, maar op basis van de gesprekken met de regio en de mensen in de regio hebben we de overtuiging dat het nodig is om een aantal alternatieven grondig te bekijken. We realiseren ons bovendien dat zich, terwijl we met de mensen in Brabant in gesprek waren, in de loop der jaren technische ontwikkelingen hebben voorgedaan. Onder andere dat er eerst een absolute bovengrens was van 20 kilometer ondergronds en dat er nu mogelijk voor het gehele land maximaal 20 kilometer extra beschikbaar is, maar er waren ook een paar andere technische ontwikkelingen. We hebben bedacht om dit opnieuw te bekijken aan de hand van de extra tracés die door het gebied zijn voorgedragen, maar ook meteen alle technische ontwikkelingen daarbij mee te nemen. Het zou verkeerd zijn om de ogen te sluiten voor nieuwe technische ontwikkelingen. Je kunt niet zeggen dat voor het gedeelte tussen Rilland en Roosendaal niet gekeken wordt naar de technische ontwikkelingen, dat ze daar pech hebben gehad en we gewoon aan ons eerste besluit vasthouden. Dat is in strijd met de regels voor de m.e.r. Ik ben er zeker van dat het door de Raad van State bij een eventuele procedure niet geaccepteerd zou worden. Het is gewoon niet zoals het moet. Daarom gaan we het stuk tussen Rilland en Tilburg in zijn geheel bekijken. Als men mij vraagt of ik verwacht dat er ten westen en ten noorden van Bergen op Zoom direct veranderingen uit voortkomen, zie ik dat niet. Maar ik zie wel meer dingen niet, dus ik weet het niet altijd. Dat moet allemaal goed bekeken worden. Ik schat in dat het goed denkbaar is dat het zo zal blijven, ook omdat er weinig discussie is over dat tracé, maar ik denk dat het heel verstandig is om het goed te doen en volgens de regels dit gedeelte mee te nemen.

De heer Dijkgraaf (SGP):

In de brief van de regio West-Brabant staat letterlijk dat overheden, actiecomités en inwoners, voor zover zij op de hoogte zijn, verrast zijn. Zij veronderstelden dat de boel duidelijk was en dat het tracé vastlag. Dit verrast ons. De Minister zegt dat hij signalen uit de regio krijgt dat er naar alternatieven gekeken moet worden en wij krijgen een brief van de regio dat dit niet zo is. Hoe zit dit precies?

Minister Kamp:

Als de heer Dijkgraaf iets niet begrijpt, dan heb ik het niet duidelijk verwoord. Je hebt Rilland, Roosendaal en Tilburg. De discussie gaat voor ons en de mensen in Brabant over het geheel tussen Rilland en Tilburg. De mensen in Brabant zeggen dat zij geen discussie hebben over het gedeelte tussen ... Ik zeg het verkeerd. De discussie in Brabant gaat over het gedeelte tussen Roosendaal en Tilburg. De mensen in Brabant zeggen dat zij geen probleem hebben met wat er afgesproken is over het gedeelte tussen Rilland en Roosendaal en dat men het zo kan laten. Dat kan niet. Als wij de m.e.r. uitbreiden – eigenlijk doen we hem over – en er alternatieve en nieuwe technieken bij betrekken, is het niet goed verdedigbaar dat je de eerste keuzes die je hebt gemaakt in het licht van die nieuwe technieken niet heroverweegt. Als wij ons werk goed willen doen, zijn wij dat ook verplicht voor het gedeelte tussen Rilland en Roosendaal. Daar gaat de discussie dus over. Ik hoop dat ik hiermee mijn tweede kans om de heer Dijkgraaf goed te informeren, heb benut.

De voorzitter:

Niet helemaal denk ik, want hij heeft een vervolgvraag.

De heer Dijkgraaf (SGP):

De Minister heeft gezegd, dat heb ik tenminste zo in mijn geheugen opgeslagen, dat hij uit de regio signalen kreeg om naar alternatieven te kijken. Volgens mij zei de Minister in zijn inleiding: kijk eens hoe mooi mensen in de regio meedenken. Ik concludeer nu uit de woorden van de Minister dat het binnen het ministerie zelf bedacht is dat men, als men naar één deel van het tracé kijkt, ook naar dit deel moet kijken. Waar zijn de ideeën nu geboren? Wij krijgen namelijk uit de regio het signaal: laat dat stuk zitten, daar hadden wij tenminste duidelijkheid over.

Minister Kamp:

Ik weet dat dit over de radio wordt uitgezonden en dat als ik met kaarten ga wapperen de mensen die meeluisteren daar niet veel aan hebben. Mijn verontschuldigingen aan die mensen, maar ik communiceer hier toch in de eerste plaats met de Kamerleden. Ik vraag toestemming om een kaart te laten zien. Hier ligt Rilland, hier Roosendaal en hier Tilburg. De discussie in Oosterhout is het heftigst geweest en betreft dit gedeelte. Met het gedeelte dat verderop wordt aangelegd, heeft niemand problemen. Er zijn alternatieven overwogen, maar daarvan zegt men in Brabant dat men er geen behoefte aan heeft en dat men tevreden is. Mijn stelling, die niet komt van de mensen maar vanuit TenneT, de m.e.r.-commissie en de juristen, is dat, als je naar nieuwe tracés, maar ook naar nieuwe technieken en naar de invloeden daarvan op de tracékeuze kijkt, je niet aan dit gebied mag voorbijgaan. Dat is de derde poging die ik waag en ik hoop dat die voldoende is.

Ik ga naar het gedeelte tussen Roosendaal en Tilburg, waarover vanuit het gebied het meeste te doen is geweest. Men heeft aangegeven dat men het niet eens was met de zuidelijke tracékeuze. De onrust in het gebied is niet aan de mensen te wijten. We hebben destijds gekozen voor het noordelijke tracé en ervoor gekozen om dat op een bepaalde manier uit te voeren. Dat was geloof ik in 2011. Vervolgens zijn we in 2014 op grond van nieuwe inzichten tot de conclusie gekomen dat dit geen goede beslissing was. De manier waarop we de nieuwe 380kV-verbinding in het noorden wilden aanleggen, was te kwetsbaar, waardoor ongelukken zouden kunnen gebeuren, met als gevolg dat in Nederland, maar ook internationaal de stroom op grote schaal zou kunnen uitvallen. We moesten concluderen dat de keuze voor het noordelijk tracé niet volgehouden kon worden.

Er waren destijds twee tracés in beeld, een noordelijk en een zuidelijk. Mevrouw Schultz en ik hebben toen gekozen voor het zuidelijke tracé, dat we verder in procedure wilden brengen. Mensen in het gebied zeiden dat ze het daar niet mee eens waren en hadden alternatieven in gedachten. We hebben besloten om die alternatieven verder uit te werken. Dit zijn goed doordachte alternatieven. Ook volgens Deltares, dat ik gevraagd heb om ze nader te bekijken, is het verstandig om ze in de m.e.r.-procedure mee te nemen. Dat betekent dat we in totaal vier alternatieven en twee varianten in de m.e.r.-procedure meenemen. Als eerste het noordelijk tracé, dat weliswaar was uitgesloten, maar dat ik opnieuw laat bekijken omdat de techniek sindsdien misschien verder is ontwikkeld. Dan is er het zuidelijke tracé dat mevrouw Schultz en ik wilden, het middenalternatief dat is aangedragen door de mensen in het gebied en de overheden die zich daar regionaal zeer mee bemoeid hebben en een noordelijk middenalternatief. Vervolgens is er een variant op het middenalternatief en nog een variant op zowel het middenalternatief als het zuidelijk alternatief aangedragen. We krijgen dus vier alternatieven en twee varianten die in de verdere m.e.r.-afweging worden meegenomen. We verliezen daar zeker tijd mee, maar het is winst dat we kunnen werken aan een oplossing die voor iedereen optimaal is. Het is belangrijk om dat voor elkaar te krijgen. We gaan over de verschillende alternatieven en varianten in gesprek met de mensen om iedere variant zo goed mogelijk uit te werken. Ik wil ze allemaal serieus nemen. Daarna laten we ze technisch bekijken en bespreken we de uitkomsten daarvan ook weer met de mensen om te bekijken of er extra dingen nodig zijn of verder uitgezocht moeten worden. Vervolgens komt het geheel bij mevrouw Schultz en mij en moeten we er een besluit over nemen. We hebben het op een heel zorgvuldige manier opgezet en we zullen proberen om de verdere communicatie met het gebied goed te doen en op die manier te komen tot een goede uitkomst.

Ik kom op de noordelijke verbinding. Mevrouw Cegerek zei dat er extra aandacht voor het noorden moet zijn. Ik denk ook dat die nodig is, omdat je daar ook weer zo'n situatie met een uitloper hebt. Je loopt daar dus grotere risico's wat betreft leveringszekerheid. Dat probleem zit vooral tussen Eemshaven en Vierverlaten. We gaan daar ook wat doen. Dat betekent dat we de bestaande 220kV-verbinding vervangen door een 380kV-verbinding van Eemshaven naar Vierverlaten en dat we op die manier de gewenste situatie creëren. We kunnen dan twee oude verbindingen van 220kV en 110kV opruimen. Dat is een flinke verbetering. Bovendien is het zo dat er op dit moment 63 gevoelige bestemmingen zijn in de vorm van huizen die in de buurt van de leidingen staan. In de nieuwe opzet loopt dat aantal terug tot 3. We gaan dus terug van 63 naar 3. Dat is een grote verbetering.

Mevrouw Cegerek vraagt of een deel ondergronds kan. Ik gaf al aan dat in het westen van het land 20 kilometer ondergronds komt. 10 kilometer ligt er al, 10 komt erbij en we houden nog 20 kilometer over. Ik wil in de eerste plaats bekijken wat ik nodig heb voor de verbinding in het zuiden. Ik houd er rekening mee dat we daar 10 kilometer nodig hebben om het op een goede manier op te lossen. Misschien is er nog wat over, maar het kan zijn dat blijkt dat er in het zuiden nog wat extra nodig is. Ik moet ook bekijken of er op andere plekken in het land hier en daar wat nodig kan zijn. Daarbij heb ik afgewogen of er nog wat in het noorden ingezet kan worden, maar heb ik de conclusie getrokken dat dit niet zo is. We hebben gekeken of dat meerwaarde zou hebben en of die meerwaarde zou opwegen tegen de meerkosten. We zijn tot de conclusie gekomen dat dit niet zo is. Als mevrouw Cegerek zegt dat zij het toch zeer op prijs stelt dat er opnieuw naar gekeken wordt om het nog eens vanaf begin tot eind goed na te gaan, ben ik daartoe bereid. Ik zal dat doen. Ik heb de overtuiging dat dit goed gedaan is, maar als zij dat vraagt, moet ik dat doen. Als dit tot nieuwe inzichten leidt, zal ik de Kamer daarover informeren. Over die ondergrondse verbindingen heb ik eerder iets gezegd. Met die extra 20 kilometer zitten we aan de grens van wat volgens de huidige inzichten en techniek verantwoord is. Ik weet niet of dat in de toekomst ook zo zal zijn. Dat zullen we zien. Iedere keer als er nieuwe technische informatie is en er nieuwe mogelijkheden zijn, moeten we bekijken hoe we die kunnen benutten. Tot dat moment ga ik tot de grens van wat redelijkerwijs mogelijk is. Dat doe ik heel bewust omdat ik vind dat als je het kunt en het op een verantwoorde manier kan, je het ook moet doen.

Ik ga over op de kwestie van de uitkoop en de verkabeling. De verkabeling in woonwijken gebeurt omdat het mogelijk is om kabels onder de grond te brengen. Vroeger was dat niet mogelijk en hingen er kabels boven woonwijken of werden er woningen onder de kabels gebouwd. 150kV-kabels kunnen onder de grond. Hoogspanningskabels kunnen dat niet, zoals we net hebben besproken. Waar het wel mogelijk is, moeten we dat doen. In het begin van deze kabinetsperiode hebben we daar een besluit over genomen. Driekwart van de kosten zijn voor iedereen in het land, die worden dus gesocialiseerd, en het resterende kwart moet door de gemeente worden opgebracht omdat de gemeente er voordeel bij heeft. Eerst was het zo dat als de gemeente de kabels onder de grond wilde hebben, zij dat helemaal zelf moest betalen. Nu kan zij voor driekwart gecompenseerd worden. Voor het kwart eigen kosten kan de gemeente kritisch kijken of het in haar gebied, gemeente en woonwijk gewenst is om dit te doen. Het is wel een ingreep en je geeft belastingcenten uit. De gemeente kan dat zelf bekijken.

In het plan is om twee redenen een vertraging opgetreden. In de eerste plaats heeft de Eerste Kamer het wetsvoorstel STROOM afgestemd. Ik had de wet STROOM nodig om de driekwart van de kosten te kunnen socialiseren, om die over alle elektriciteitsgebruikers in het land te kunnen omslaan. Dat is dus weggevallen. De tweede reden is dat de Kamer heeft gezegd dat zij het niet eens is met de verdeelsleutel waarbij een kwart sowieso door de gemeente moet worden betaald. Volgens de Kamer moet dit apart bekeken worden; in de ene gemeente zou het meer kunnen zijn en in de andere gemeente minder en dit moet op basis van een meer genuanceerde beoordeling bekeken worden. Dat betekent dat er iets nieuws uitgewerkt moet worden, wat ingewikkelder is en waarover discussie is. Ik bekijk met gemeenten en provincies of ik met hen een afspraak kan maken. Die afspraak moet dan wat mij betreft gaan over zowel de verkabeling als over de uitkoop. Ik probeer hierover één afspraak met gemeenten en provincies te maken, zodat we het erover eens zijn. Op dit moment wordt er touwgetrokken over de 25%. Gemeenten zeggen dat het om een bijdrage van de gemeenten van 25% of minder gaat, maar dat is niet mijn bedoeling. Het is 25%. Afhankelijk van de situatie ter plaatse kan dat wat meer of wat minder zijn, maar ik houd vast aan gemiddeld 25%. De gesprekken hierover zijn gaande. Ik hoop dat we die snel kunnen afronden. Als ik het eerste probleem, het afstemmen van het wetsvoorstel STROOM in de Eerste Kamer, heb opgelost, kan de zaak doorgaan. Wat betreft het afstemmen van het wetsvoorstel STROOM: de Tweede Kamer heeft mijn eerste wetsvoorstel om de schade op te vangen al snel behandeld. In september komt er een tweede wetsvoorstel naar de Kamer en ik probeer het voorgaande daar onderdeel van te laten zijn. Daarbij treffen we de voorziening om driekwart van de kosten te socialiseren en hoop ik dat ik de Kamer dan kan melden dat ik het eens ben geworden met provincies en gemeenten over de regeling, zodat de gehele zaak is opgelost. Dan kunnen we zo snel mogelijk beginnen. Ik schat in dat als alles naar wens verloopt dit vanaf 1 juli 2017 zal zijn. Er is dus een vertraging van een halfjaar ontstaan.

De uitkoop vindt voor een deel plaats in de bebouwde kom waar hoogspanningsleidingen met meer dan 150kV over de huizen lopen en voor een deel in het buitengebied. Er is geld voor vrijgemaakt op de begroting van Economische Zaken, ik meen een bedrag van in totaal 140 miljoen. Het was een pijnlijke sessie om dit voor elkaar te krijgen, omdat de begroting van Economische Zaken fors onder druk stond. We hebben het echter gedaan en ik wil daaraan vasthouden en die 140 miljoen beschikbaar stellen. We moeten ons wel goed realiseren, zeg ik ook tegen de heer Dijkgraaf, dat het niet zo is dat een boer gedwongen wordt om uit zijn huis te gaan en op afstand van zijn boerderij te gaan wonen. Dat is absoluut niet zo. Het is een volledig vrijwillige regeling. Als mensen willen blijven zitten, blijven ze gewoon zitten. No problem. We bieden mensen aan dat als ze weg willen, ze uitgekocht kunnen worden. Dat is de regeling en ik denk dat die goed is. Dit kan alleen op basis van vrijwilligheid.

De heer Bosman had een groot aantal concrete vragen. Stel dat een hoogspanningsleiding in een woonwijk over een blok van vijf huizen heenloopt en twee mensen willen wel weg en drie niet, wat ga je dan doen? Hij noemde een ander voorbeeld van een leiding in het buitengebied die over een woonhuis gaat en dat het huis van de stal af moet. Dat zijn concrete situaties. Wat mij betreft spreken we af wat de manier is waarop we hiermee omgaan. Vervolgens zal individueel en van geval tot geval bekeken moeten worden hoe de regeling op een redelijke manier tot een oplossing kan leiden. In het geval van het blok van vijf huizen in een woonwijk waar een kabel overheen loopt, kan de gemeente het raar vinden om twee huizen af te breken en drie te laten staan en het beter vinden om de mensen uit te kopen als zij dat willen. Maar de gemeente kan het toestaan dat mensen, die goed weten waar ze aan beginnen, er gaan wonen. Dat is niet de lijn die ik wil volgen, want als je huizen weghaalt, moet je ze weghalen. Er zijn echter individuele gevallen waarbij er doorslaggevende overwegingen kunnen zijn om van de hoofdregel af te wijken en die moeten bekeken kunnen worden. We moeten proberen om bij de voorbeelden van de heer Bosman met behoud van de hoofdlijn en met redelijk maatwerk tot een goede oplossing te komen.

De heer Bosman (VVD):

Ik ben blij met de toezegging over het maatwerk. De discussie gaat erom dat het een vrijwillige keuze is om weg te gaan, maar dat je als je een stal met koeien hebt alleen weg kunt als je een verbinding met die stal houdt. Dan is er een probleem. Hoe zit het met die verbinding? Het is een vrijwillige keuze om te verhuizen, maar behoort de stal, die eigenlijk bij het woonhuis behoort, er dan niet bij? Hoe gaat dat werken?

Minister Kamp:

Ik ga geen complete boerderijen uitkopen. Als ik dat doe, krijg ik de regeling niet voor elkaar. Voor deze regeling is geen medische noodzaak. We hebben die ingevoerd omdat we tegenwoordig de kabels niet meer boven de woonhuizen aanleggen. Dan moeten we toch in ieder geval voor de huizen onder de bestaande kabels wat doen. Ik heb geïnventariseerd wat dat zou kunnen kosten en er geld op de begroting voor vrijgemaakt. Ik houd me precies aan waar we destijds toe besloten hebben. Als we dat uitbreiden, wordt het heel moeilijk om dat geld beschikbaar te krijgen. Ik wil graag aan het bedrag en de regeling vasthouden. Ik zoek naar een oplossing voor woonhuizen. Als iemand niet apart van zijn stal wil wonen, is dat akkoord. Als iemand weg wil en op 40 meter van het huidige woonhuis een nieuw woonhuis gaat bouwen en daar tevreden mee is, moet dat kunnen. Met de betrokkenen moet bekeken worden wat redelijkerwijs mogelijk is. Ik wil wel duidelijk maken dat ik die regeling niet ga uitbreiden, want dan loopt die uit de hand. Dan ben ik hem kwijt en kan ik niet doen wat gewenst is.

De heer Bosman (VVD):

Dat is helder, maar ik ben wel benieuwd naar het aantal gevallen waarom het gaat. Om hoeveel geld extra gaat het? Is daar iets van bekend? Gaat het over miljoenen of tonnen?

Minister Kamp:

Daar is niets van bekend, maar als je eenmaal aan zoiets begint, heeft iedereen een verhaal en wensen. We gaan geen aparte vergoedingen en geen verhuisvergoedingen voor eigenaren betalen. Voor een huurder is dat bespreekbaar en gebeurt dat wel. Eigenaren krijgen alleen aangeboden dat ze kunnen blijven zitten of weg kunnen. Als ze weg willen, zijn we bereid om die woning tegen de marktwaarde te kopen.

Wat is de marktwaarde? Stel dat een woning minder waard is geworden, betalen we dan dat lagere bedrag? Dat is niet de bedoeling. Het is de bedoeling dat we, los van de discussie die op dit moment speelt, kijken naar de situatie van bijvoorbeeld twee of drie jaar geleden en de waarde van de woning toen, en naar de ontwikkeling in de markt die vergelijkbare woningen sindsdien hebben doorgemaakt. Die prijs is aan de orde en daarmee doe je een reëel aanbod.

Mevrouw Van Veldhoven vroeg of ik ook een uitzondering wil maken of een verruiming wil geven voor kassen of andere plaatsen waar mensen de gehele dag verblijven. Dat ben ik niet van plan. Ik ben van plan om het echt te richten op woonhuizen. Daar verblijven ook de kinderen. De kinderen zijn het eerst in beeld geweest als het gaat om kwetsbaarheid. Weliswaar zijn er geen harde aanwijzingen dat je om medische redenen iets moet doen voor de kinderen, maar dat is wat we in ons achterhoofd hadden toen we een alternatief voor de woningen onder de kabels boden. De kinderen verblijven niet de gehele dag in de kassen, maar in de huizen. Het is de bedoeling om de regeling te concentreren op de woonhuizen.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik heb begrip voor de situatie waarin de Minister zit en voor het feit dat het heel moeilijk is om ergens een grens te trekken. We weten dat er altijd financiële consequenties zitten aan het meer fluïde maken van die grens. Daarom heb ik gesproken over een hardheidsclausule. Er zijn situaties die, ondanks dat alle regels van toepassing zijn, eigenlijk niet uit te leggen zijn. Bijvoorbeeld wanneer driekwart van de tuin en de gevel van het huis binnen de 0,7 microteslagrens vallen, waardoor het huis uitgekocht wordt maar driekwart van de tuin, waar de kinderen in de zomer hopelijk kunnen spelen, niet. Mijn vraag is, en dat was volgens mij ook de vraag van de heer Bosman, of we niet de menselijke maat moeten nemen als iets niet uit te leggen is en we nee zeggen. Laten we het, om geen verwachtingen te wekken, een muizengaatje noemen. Kunnen we dat muizengaatje met elkaar openhouden?

Minister Kamp:

Ik moet echt oppassen met het wekken van verwachtingen. Het gaat om zo'n 380 woningen. Het zijn allemaal mensen met een eigen verhaal en eigen omstandigheden. Als ik met al die mensen in discussie ga over wat wel of niet kan, loopt het me tussen de vingers weg. Ik houd vast aan de hoofdlijnen en geef geen ander antwoord aan mevrouw Van Veldhoven dan aan de heer Bosman. Ik zei tegen de heer Bosman dat met inachtneming van de hoofdlijn we iedere situatie apart moeten bekijken en dat als het redelijkerwijs noodzakelijk is om in een incidenteel geval van de hoofdlijn af te wijken, we daartoe bereid moeten zijn. Ik geef hetzelfde antwoord aan mevrouw Van Veldhoven.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Dan dank ik de Minister alleen daarvoor. Het is belangrijk om te benadrukken ... Nee, laat ik het hierbij houden.

Minister Kamp:

Mevrouw Cegerek vroeg of een gemeente sneller aan de gang kan gaan met de uitkoopregeling als ze dat wil. Ik heb in mijn hoofd dat we voor de verkabeling 1 juli 2017 nemen en wil me voor de uitkoop proberen te houden aan 1 januari 2017. Ik begrijp dat mevrouw Cegerek dit zegt. Ik heb voor uitkoop geld op mijn begroting vanaf 1 januari 2017. Als er een uitkoopsituatie in een gemeente is waarover geen discussie is, de gemeente precies weet wat zij wil, het overeenkomt met wat ik wil en wat de bewoners willen, de gemeente bereid is om in het jaar 2016 voor te financieren en ik dit vanaf 2017 kan overnemen, dan ben ik daartoe bereid. Als gemeenten met voorstellen komen, zal ik daarnaar kijken in de geest van wat mevrouw Cegerek net opmerkte.

Mevrouw Cegerek (PvdA):

Er is een lange lijst van verschillende gemeenten. Daar vallen gemeenten onder die al een voorschot hebben genomen. Ik heb Apeldoorn als voorbeeld genoemd. We weten dat de voorbereiding van de gemeentelijke begroting binnenkort gaat spelen. Als de gemeenten het voor dit jaar in hun begroting kunnen opnemen, betekent dit dat ze in 2017 aan de slag kunnen. Dat helpt het versnellen van bouwprojecten. Ik ben blij met de toezegging dat dit een optie is die meegenomen kan worden.

Minister Kamp:

De heer Bosman sprak over het belang van goede informatie. Hij wil dat er goede mogelijkheden zijn voor mensen die individuele vragen hebben om daar antwoorden op te krijgen. Hij heeft daar groot gelijk in. Als je wilt dat er respons uit het gebied komt en dat mensen meedenken, moeten ze over informatie beschikken. Vandaar dat we de relevante informatie zoveel mogelijk op internet zetten. Vroeger dachten we dat die te technisch was, maar tegenwoordig weten we dat mensen daar heel goed uitkomen en dat zelf wel uitmaken. We zetten zoveel mogelijk informatie en onderzoeken die gedaan worden op internet, zodat alles beschikbaar is. Het is heel goed denkbaar dat mensen individuele vragen hebben. Er zijn twee soorten vragen. Over vragen over wat er in Brabant allemaal gebeurt met de tracés en de verdere procedure hebben mensen heel veel contact met de regionale overheden en met het Ministerie van Economische Zaken. Zowel wij op Economische Zaken als de regionale overheden zijn bereikbaar voor de mensen en ze weten de weg. Dat komt dus voor elkaar. Wat betreft de uitkoopregeling is er nog geen goed aanspreekpunt, dus daar wil ik een aparte voorziening voor treffen. Het wordt een dubbele voorziening: in de eerste plaats een website met veelgestelde vragen waar mensen 24/7 hun antwoorden kunnen ophalen en in de tweede plaats een telefoonnummer dat iedere werkdag tijdens werkuren beschikbaar is. Ik zal deze voorzieningen treffen.

De heer Bosman (VVD):

Ik ben heel blij met dit antwoord. Dit is alleen maar positief. De Minister zegt echter dat de communicatie via de provincie of EZ gaat, maar soms zit er communicatie van TenneT tussen. Bij wie moet je zijn om het finale antwoord te krijgen? Waar moet je aankloppen met een vraag zodat er geen ruis op de lijn is? Als TenneT iets anders zegt dan EZ, wat is dan het finale antwoord? Wat is het finale loket voor vragen over het tracé, de uitwerking en de palen die er komen? Is dat van EZ, TenneT of van de provincie? Is daar een single point of content voor?

Minister Kamp:

Als het gaat om uitkoop is het Ministerie van Economische Zaken aan bod. Wij moeten dat doen. Als mensen vragen hebben, kunnen ze bij ons komen en als wij de betrokkenheid van TenneT nodig hebben voor de antwoorden, zorgen wij daar zelf voor. De mensen kunnen bij ons terecht met hun vragen. Het is goed om even te kijken naar de taakverdeling tussen mevrouw Schultz en mijzelf als het gaat om de besluitvorming over dingen die in de m.e.r. aan de orde komen. Wij hebben onze eigen wettelijke taken voor de besluitvorming en die verantwoordelijkheid nemen wij individueel, maar het is mijn verantwoordelijkheid om dit naar de Kamer te coördineren. Vandaar dat ik hier voor mevrouw Schultz zit, terwijl dat ook vaak andersom is, en dat de brieven in eerste instantie door mij ondertekend worden. Ik coördineer het voor de buitenwereld. De bevoegdheden van mevrouw Schultz blijven zoals ze zijn en de besluitvorming doen wij samen.

De heer Bosman (VVD):

Het gaat om de communicatie naar de omwonenden, de inwoners van de plaatsen waar de kabels komen.

Minister Kamp:

De heer Bosman praat nu over Brabant.

De heer Bosman (VVD):

Ja, of Zeeland, ongeacht waar. Als daarover vragen zijn ...

Minister Kamp:

De heer Bosman praat niet over uitkoop, maar ...

De heer Bosman (VVD):

Nee, gewoon over de kabels die ergens komen en over wat te doen als er een vraag is, bijvoorbeeld over wat voor paal er komt en of er een stuk tracé weggaat. Over dat laatste was discussie in Zeeland. De Minister heeft heel mooi uitgelegd dat er ook heel veel wordt weggehaald en dat tracés worden gecombineerd. Dat is positief, maar waar kan ik die informatie vinden of wie gaat er over wat er uiteindelijk gebeurt? Kan ik dat gemakkelijk vinden?

Minister Kamp:

Laat me daar even op terugkomen. Voor de uitkoop regelen we het via een website en een telefoonnummer, een 1400-nummer, dat tijdens werkuren beschikbaar is. De heer Bosman zegt dat er voor het gehele zuidwestelijke tracé Brabant-Zeeland eigenlijk iets vergelijkbaars moet komen. Laat me bekijken op welke manier ik dat kan organiseren en hoe ik die noodzaak beoordeel. Ik kom daarop terug bij de Kamer.

De heer Geurts (CDA):

Ik kom even terug op de uitkoop. De Minister is heel consequent in zijn antwoord. In het vorige debat hebben we deze discussie ook met de Minister gevoerd en hij geeft nog steeds hetzelfde antwoord, dus complimenten voor het consequent zijn. Mij gaat het er echter om of de Minister in de regeling een discretionaire bevoegdheid voor zichzelf opneemt. Neemt hij de vrijheid om in concrete gevallen door eigen inzicht over te gaan tot uitkoop van een situatie? Neemt hij het muizengaatje, zoals de D66-fractie net zei?

Minister Kamp:

Ik heb in de richting van de heer Bosman en mevrouw Van Veldhoven gezegd dat ik met de gemeenten en de provincies bezie hoe de gezamenlijke regeling voor de uitkoop en de verkabeling eruit moet komen te zien en of die regeling zowel de steun van mevrouw Schultz als van mijzelf als ook van de provincies en de gemeenten kan krijgen. De heer Geurts noemt een aandachtspunt. Er moet bekeken worden op welke manier dat in de regeling goed geadresseerd kan worden. Ik stuur de regeling in ieder geval gelijktijdig met het wetsvoorstel van september naar de Kamer. Als de regeling er eerder is, wissel ik die misschien al met de Kamer, zodat zij daar kennis van kan nemen. Ik zal bezien hoe ik dat doe.

De heer Geurts (CDA):

De Minister is nog wat voorzichtig en aarzelend, maar ik haal eruit dat de discretionaire bevoegdheid opgenomen wordt.

Minister Kamp:

Ja, maar ik probeer ook duidelijk te maken dat ik deze regeling tot een succes wil maken. De regeling is kwetsbaar. Er is met moeite geld voor gekomen en veel individuele gevallen krijgen een aanbod. Ik wil de regeling uitvoerbaar houden en mij niet te veel verdiepen in individuele casuïstiek als ik daardoor het zicht op het geheel verlies. Ik houd de hoofdlijn vast, maar heb in antwoord op de vragen van de heer Bosman en mevrouw Van Veldhoven enige nuancering aangebracht.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik kwam aan het begin iets later binnen, maar ik geloof dat de heer Bosman en ik vandaag bijna dezelfde inbreng hebben. We konden elkaar net al goed vinden op het punt van het muizengaatje en nu ook op het punt van één loket, het idee van een gebiedscoördinator. Het moet voor mensen zo gemakkelijk mogelijk zijn om een vraag te stellen. We hebben met de Omgevingswet de mooie beweging gemaakt dat we niet aan de burger vragen om na te denken of hij bij TenneT, EZ, de gemeente of de provincie moet zijn, maar zeggen dat die allemaal gemakkelijk aanspreekbaar moeten zijn en dat de overheidslagen oplossen wie achter het loket de vragen moet beantwoorden. Ik vraag de bewindspersonen om te bekijken of op dit punt al in de geest van de Omgevingswet kan worden gewerkt om het voor burgers zo gemakkelijk mogelijk te maken om alle vragen die ze hebben snel beantwoord te krijgen.

Minister Kamp:

Ik was al gemotiveerd door de heer Bosman, maar ik ben nu extra gemotiveerd door mevrouw Van Veldhoven.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Als we dat met elkaar teweegbrengen, zijn we op de goede weg.

Minister Kamp:

De heer Dijkgraaf zei dat hij een periode van vijf jaar voor uitkoop te kort vindt en dat die langer moet zijn. Ik ga dat niet aanpassen. Ik heb dit in de meerjarenbegroting ingepast. Het gaat om het oplossen van een situatie uit het verleden en perspectief bieden aan mensen die pal onder de kabels wonen. Een periode van vijf jaar is ruim en ik heb niet het voornemen om die te verlengen. Mensen moeten zelf een keuze maken of ze het wel of niet doen.

Ik ben ingegaan op de andere punten van de heer Dijkgraaf, waarbij ik benadrukt heb dat het een vrijwillige regeling is. De heer Dijkgraaf betichtte TenneT van arrogantie. Althans, hij deed dat in veel genuanceerdere bewoordingen, waarbij hij zei dat mogelijk de indruk zou kunnen ontstaan dat in een enkel geval een medewerker van TenneT zich onbedoeld arrogant heeft opgesteld. Ik kan alleen zeggen dat ik mij in het gehele proces met de 380kV-verbinding zeer gesteund voel door TenneT, zowel door hun deskundigheid als door hun houding. Voor ons allemaal geldt dat we het soms in een-op-eencontacten niet goed doen. Dat kan aan weerskanten zo zijn. Hoe het precies ligt, weet ik niet, maar voor ons en de medewerkers van TenneT is het altijd een uitdaging om ons iedere keer constructief en begrijpend naar mensen op te stellen, mee te denken en te proberen mensen van goede antwoorden te voorzien. Ik zie de opmerking van de heer Dijkgraaf als een uitnodiging aan ons en TenneT om te proberen iedere keer onze rol op een correcte manier te vervullen. Daar zijn we graag toe bereid.

De heer Geurts vroeg om de noodzaak van investeringen uitgebreid te toetsen. Volgens mij doen we dat op een goede manier. Hij bedoelt dat TenneT grote bedragen aan de infrastructuur uitgeeft, dat die bedragen door de elektriciteitsbetalers moeten worden opgebracht en dat men zeker moet weten dat alleen gedaan wordt wat noodzakelijk is. Daar hebben we een opmerking over gekregen van de Rekenkamer, die heeft gezegd dat er mogelijke tekortkomingen in de beoordeling van de investeringen zijn. De heer Geurts sluit daar mogelijk met zijn vraag op aan. Het is verstandig dat we de investeringen van TenneT op basis van verschillende instrumenten toetsen en dit afhankelijk maken van de kenmerken van de investeringen en dat we ervoor zorgen dat het toetsingskader zo eenduidig mogelijk is. Ik heb daarvoor in het wetsvoorstel STROOM een eenduidige procedure opgenomen waarbij het investeringsplan centraal staat. Dat betekent dat TenneT en anderen met een investeringsplan komen waarin de voornemens voor investeringen en de onderbouwingen staan, zodat ze getoetst kunnen worden. Ik denk dat de kritiek van de Rekenkamer en de heer Geurts op dit punt terecht is. Het staat in het wetsvoorstel STROOM en ik zal bekijken wanneer dit opnieuw ingebracht kan worden, want zoals bekend is dit afgestemd in de Eerste Kamer. Ik probeer om dit deel te laten uitmaken van het wetsvoorstel in september.

Het tweede punt van de heer Geurts betrof het meenemen van economische aspecten bij het afwegen van tracés voor de 380kV-verbinding tussen het zuidwesten en het oosten, zeg maar het gebied tussen Tilburg en Roosendaal. In de m.e.r. toetsen we de impact op de gezondheid, de ecologie en het landschap, maar ook op de economie. Dat betekent dat maximaal moet worden voorkomen dat bedrijven en personen in hun belangen worden geraakt. De kosten en economische belangen die daarbij in het geding zijn, moeten ook in beeld komen. Op die manier willen wij recht doen aan hetgeen de heer Geurts naar voren bracht.

Ik vind het bloesje van de heer Smaling ook erg mooi. De heer Smaling wilde graag een nut- en noodzaakdiscussie over de TenneT-investeringen voeren, over het investeringsplan in de Wet STROOM, die helaas door de Eerste Kamer is afgestemd. In dat investeringsplan worden alle investeringen opgenomen en verantwoord en kan er een beoordeling over plaatsvinden. De heer Smaling gaf aan hoe hij vindt dat je met burgers moet omgaan; burgers moeten begrijpen wat er gebeurt, goed geïnformeerd zijn, vroegtijdig betrokken worden en merken dat er naar hen geluisterd wordt. Ik ben het letterlijk met de heer Smaling eens. Zo moet het gaan.

Mevrouw Van Veldhoven vroeg naar het verschil tussen aandachtspunten en knelpunten. Het verschil is dat een aandachtspunt een knelpunt kan worden. We werken er hard aan om van een knelpunt een aandachtspunt te maken. Ik hoop dat mevrouw Van Veldhoven mee heeft gekregen dat de nieuwe leidingen zo worden aangelegd dat, door gebruik te maken van andere masten, de impact op het landschap minder is en bovendien oude leidingen met grote impact op het landschap komen te vervallen. Hierdoor ontstaat per saldo niet zelden een betere situatie voor mensen in de directe omgeving.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Voorzitter. Zo één à twee keer per jaar word je uitgenodigd bij een algemeen overleg waar een andere Minister de lead heeft en heb je het plezier dat je kunt luisteren naar de manier waarop die het allemaal aanpakt. Ik weet dat de heer Kamp altijd zeer goed voorbereid is. Daarbij is de afstemming tussen onze ministeries zeer goed. Dat leidt ertoe dat hij ook bijna al mijn vragen beantwoord heeft. Ik herhaal een paar dingen om te bekijken of dat nog iets meer helderheid geeft en zal antwoord geven op de nog onbeantwoorde vraag over de Omgevingswet. Dan kan de Kamer bekijken of er consistentie is in de antwoorden van mijzelf en de Minister van EZ. Die consistentie is heel belangrijk, want we hebben op een aantal punten inderdaad een gezamenlijke verantwoordelijkheid.

De vraag van de heer Bosman was dan ook wie waarover gaat; de Minister van Economische Zaken over nut en noodzaak maar ook over leveringszekerheid en betaalbaarheid, en de Minister van I en M over de ruimtelijke inpassing. Het is inderdaad zo dat op grond van de rijkscoördinatieregeling de Minister van Economische Zaken samen met mij een inpassingsplan vaststelt. TenneT traceert de plaatsen waar de masten moeten komen en vervolgens is het de rol van I en M om te bekijken of de plaats past binnen het overige ruimtelijk beleid. We toetsen aan de beperkingen van de natuur, de masten mogen niet dwars door een natuurgebied gaan, beperkingen als gevolg van kabels en leidingen die er al liggen, gevolgen voor het milieu, flora en fauna en duurzame ruimtelijke kwaliteit en dergelijke. Dat zijn de vaste regels waarop we toetsen. Dat doen we ook bij de plaatsing van windmolens of andere plannen die een ruimtelijke inpassing nodig hebben. De Minister van EZ is de coördinerende Minister, maar het is niet zo dat ik het inpassingsplan vanwege mijn rol in mijn eentje maak. We stellen het gezamenlijk vast. De Minister van EZ houdt eigenlijk altijd de vinger aan de pols.

Hetzelfde geldt voor een m.e.r., want ook de m.e.r.-procedures vallen onder mijn ministerie. Daarbij is wederom de initiatiefnemer aan bod om een milieueffectrapport op te stellen, in dit geval TenneT. De Minister van EZ en ikzelf zijn het bevoegd gezag. Ik bekijk of het gaat conform de spelregels die bij een m.e.r.-procedure doorlopen moeten worden en kijk naar interne beoordelingen van mijn departement en een eventuele toetsing door de Commissie voor de m.e.r. of het ontwerpinpassingsplan geschikt is en ter inzage gelegd kan worden. Als er reacties zijn gekomen, kunnen we de m.e.r. gezamenlijk vaststellen en is die de onderbouwing voor het inpassingsplan en de omgevingsvergunning.

Hoe werkt het bij de m.e.r.-systematiek? De m.e.r.-systematiek brengt met zich mee dat als je een voorkeursalternatief hebt, het ruimtelijk voorkeurstracé pas vastgelegd kan worden als ook de alternatieven in kaart gebracht zijn. Als je dat niet doet, is de procedure niet open en zorgvuldig. Bij allerlei andere procedures wordt mij met regelmaat gevraagd om de alternatieven goed in beeld te brengen. Dit keer kan het zijn dat er een voorkeurstracé is waarover iedereen relatief tevreden is, maar dat ook de alternatieven in beeld gebracht worden. Nadat dat gebeurd is, blijkt vanzelf welk alternatief het beste is en kan het ruimtelijk tracé worden vastgelegd.

De heer Bosman (VVD):

Ik kijk toch even hoe het precies werkt. Er wordt een afweging gemaakt tussen ruimtelijke inpassing, maar ook tussen baten, kosten en efficiency. Wie maakt die afweging? In principe zitten de Ministers naast elkaar en wegen ze natuur, milieu en omgeving af tegenover effectiviteit, efficiency en kosten. Of zie ik dit verkeerd?

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Voor het beoordelen van alternatieven bestaan vaste spelregels. Er wordt gekeken naar claims en beperkingen in het gebied door drinkwaterwinning, natuur, aanvliegroutes voor luchtverkeer, kabels en leidingen, milieuaspecten en duurzame ruimtelijke kwaliteit, maar ook naar economische beperkingen inclusief planschaderisco's en technisch-juridische en maatschappelijke aspecten. Al die elementen zitten erin. Op basis van de plussen en minnen kom je tot de keuze voor het aantrekkelijkste traject. Bij de beoordeling van een concept-m.e.r. komen de Minister van EZ en ik uiteindelijk zelf aan bod en moeten de eisen voor de goede ruimtelijke ordening, waar al die onderdelen onder vallen, langsgelopen zijn.

De heer Bosman (VVD):

Even voor mijn beeldvorming: als een traject door een Natura 2000-gebied loopt, kan er een harde nee komen. Of is het altijd een afweging?

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Bij een Natura 2000-gebied – ik zit nu een beetje op de portefeuille van mijn collega van Natuur – geldt volgens mij dat je altijd inzichtelijk moet maken wat de schade is voor de natuur, maar is het niet zo dat er altijd een nee komt omdat je soms met compensatie uit de voeten kunt. Het kan zijn dat er een element is waardoor wel zo'n harde nee wordt gegeven bijvoorbeeld in het geval van drinkwaterwinning. Dat is nu nog een lopend proces, maar voor de toekomst leggen we dat vast als nationaal belang; op het moment dat je de drinkwaterwinning in gevaar brengt, kun je daar dus geen activiteiten ondernemen. Dan kan het best zijn dat het economisch gezien de aantrekkelijkste optie is, maar dat er een harde nee komt. Er zitten verschillende kanten aan, waarbij sommige zaken een «go/no go»-element in zich hebben en andere een afwegingskader vormen. Dat alles moet je gezamenlijk wegen.

De heer Bosman vroeg bij wie je moet aankloppen voor verduidelijkende antwoorden. De Minister van EZ heeft deze vraag goed beantwoord, maar het hangt er een beetje van af welk type vraag het is. Als je het hebt over de uitvoering van een project, moet de vraag door de projectorganisatie beantwoord worden. Als TenneT de initiatiefnemer is, doet TenneT dat. Daar zijn contactmogelijkheden voor, bijvoorbeeld via de website www.zuid-west380kv.nl/contact, om het maar even specifiek voor dat gebied te noemen. Ook is er het Bureau Energieprojecten van EZ waar je informatie kunt vragen en vragen beantwoord kunt krijgen. De website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) geeft daar inzichten in. Mensen kunnen ook terecht bij hun gemeente en de provincie met vragen over vergunningen en procedures en dergelijke. Ik proef dat de Kamer vindt dat alles op één plek te vinden moet zijn. De Minister van EZ heeft een brief gestuurd over omgevingsmanagement en hoe je dat slimmer en actiever kunt aanpakken. Ik kom erop terug bij de Omgevingswet. We hebben nu nog te maken met verschillende bevoegde gezagen en een complexere situatie dan in de toekomst het geval zal zijn. Het is redelijk helder en toegankelijk waar je de informatie moet halen, maar die is nu nog op een aantal verschillende plekken te vinden.

De heer Geurts vroeg naar de elektrische en magnetische velden en of de gegeven informatie de meest actuele is, omdat er nieuw onderzoek wordt gedaan, en welke consequenties er zijn. Het beleid voor elektromagnetische velden is diverse malen, in 2005, 2008 en 2011, met de Kamer gedeeld in brieven. We zien geen aanleiding om het beleid te wijzigen, maar hebben wel – dat doen we één keer in de zoveel tijd – de Gezondheidsraad gevraagd om met een actualisatie te komen van de beschikbare kennis over de effecten van elektromagnetische velden. Als de Gezondheidsraad zijn bevindingen presenteert – ik heb geen idee welke kant die opgaan – kunnen we bekijken of er wederom een aanpassing van het beleid voor elektromagnetische velden nodig is. Tot nu toe is keer op keer dezelfde conclusie getrokken; er zijn geen aantoonbare effecten, maar we nemen voorzorgsmaatregelen voor woningen.

De heer Geurts (CDA):

In Zeeland komt er natuurlijk meer vermogen waardoor een sterker magnetisch veld ontstaat dan in de rest van Nederland. Het is een nieuwe situatie. Ik vroeg specifiek of het niet verstandig is om met verontruste burgers maar ook met de GGD om de tafel te zitten. Er is hierover gewoon onrust in Zeeland. Het ministerie kan best om tafel gaan zitten en bekijken of het met een pilot voor gezondheidsmonitoring de onrust kan wegnemen. Is de Minister daartoe bereid?

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

We kunnen altijd actief om tafel gaan zitten om over die zorgen te praten. De Gezondheidsraad is gevraagd om opnieuw naar de effecten te kijken. De nieuwe wintrackmasten hebben een smaller magneetveld, dus het zou best kunnen zijn dat de effecten minder zijn. Het belangrijkste hierbij is dat je met elkaar in gesprek bent om duidelijkheid te geven en, waar dat kan en we de informatie al hebben, onduidelijkheid weg te nemen. Er komt nieuw onderzoek. Ik ben bereid om ervoor te zorgen dat we hierover met Zeeland in gesprek gaan. Een pilot over de gezondheid uitvoeren met de GGD is complex, omdat er tot nu toe geen bewijslast is. Laten we het doen zoals we altijd al doen, via de Gezondheidsraad en het voeren van een open discussie over wat erbij komt kijken, welke zorgen er zijn, waar een antwoord op kan worden gegeven en wat op latere termijn komt.

De heer Geurts (CDA):

Ik dank de Minister voor deze toezegging. Ik had nog het punt over precisielandbouw, een nieuwe ontwikkeling, en drones. Magnetische velden hebben invloed op die drones en daar is in Nederland nog weinig over bekend. Is daar oog voor bij het ministerie? Ik vraag dit ook met betrekking tot het zelfrijdend materieel, dat in opkomst is. Dit gebied is zwaar landbouw, om het maar zo te zeggen, akkerbouw. Dus ook daar graag aandacht voor.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Ik heb nooit gehoord dat de magneetvelden van invloed zijn op zelfrijdend materieel of drones. Er zijn nog veel meer magneetvelden in den lande en die zijn tot nu toe nog nooit een issue geweest. Mocht het een issue worden omdat we effecten zien, dan moeten we daar natuurlijk mee aan de slag. Het is goed dat de heer Geurts hier aandacht voor vraagt, maar voor zover ik begrijp, is dit tot nu toe geen probleem.

Ik kom op de woning en de stal of andere vormen van bedrijfsvoering die eraan vastzitten. De Minister van EZ heeft het onderscheid duidelijk aangegeven en ook waar hij wel en niet de uitkoopregeling op van toepassing wil laten zijn. Ik heb nog een andere mogelijkheid, want we gaan uit van maatwerk. Bij maatwerkoplossingen gaat het erom dat het woongedeelte van een gebouw met bijbehorende tuin zich niet langer in de magneetzone bevindt. Dat betekent dat je de woning soms elders op het terrein kunt vestigen, waardoor die zich nog steeds in de nabijheid van de schuur of de stal of de andere bedrijvigheid bevindt. Dit is een maatwerkmogelijkheid; verplaatsing waardoor de woning zich niet meer in de zone bevindt, maar wel op hetzelfde terrein. Het allerbelangrijkste is wat ook de heer Kamp zegt: uiteindelijk gaat het om maatwerk en moet je bekijken wat slim en verstandig is. De een wil niet verplaatsen, de ander misschien wel. Kan het op hetzelfde terrein buiten de zone, maar wel in de buurt van de bedrijfsactiviteiten? Je hoeft niet meteen aan de andere kant van het dorp te gaan zitten, om het maar zo te zeggen. Maatwerk is volgens mij altijd beter dan een hardheidsclausule omdat je er meer mee kunt.

De heer Smaling vraagt wat er anders zou zijn geweest als de Omgevingswet al in werking was getreden. De kern van de Omgevingswet is dat je aan de voorkant een breder en intensiever participatietraject hebt. Waar we nu vanuit onze verschillende sectorale wetten een participatietraject opzetten, geef je dat bij de Omgevingswet breder vorm met één integraal participatietraject, één procedure in een brede integrale afweging. Dit is anders ten opzichte van de individuele projecten, of het nou gaat om 380kV, windmolens of een tracé onder de weg, want dat doen we nog op de traditionele manier. De participatie aan de voorkant is heel belangrijk om snel alternatieven in beeld te hebben. Daarnaast ontstaat er een duidelijkere procedure. Er is straks één wet, één vergunning en één bevoegd gezag. Door dat laatste weet je sneller bij welke instantie je moet zijn en heb je minder snel het gevoel dat je door de bomen het bos niet ziet omdat er verschillende instanties en bevoegde gezagen zijn. Nogmaals: in deze fase, zoals het nu georganiseerd is, is het ook helder waar men moet zijn, wie het bevoegd gezag is en hoe het georganiseerd is, maar zijn er meer verantwoordelijken. In de toekomstige situatie wordt dat eenduidiger en inzichtelijker voor zowel initiatiefnemers als belanghebbenden als bezwaarmakenden.

De heer Smaling (SP):

Ik ben benieuwd hoe het in de praktijk gaat uitwerken. Er liggen vandaag twee cases voor. Bij Oosterhout wordt nog een aantal mogelijkheden tegen het licht gehouden. Daarvan kun je zeggen dat je in de context van de Omgevingswet vrij snel uitkomt op de mogelijkheden en kun je je afvragen of dit nog hoort bij het gezamenlijk vaststellen van een voorkeursbeslissing. Is de situatie in Zeeland, als je moet kiezen tussen bovengronds en in het water, dan anders? Of moet je die volgens dezelfde systematiek van voren af aan onder de loep nemen? Ik kan me voorstellen dat er tussen bovengronds en onder water zoveel verschillen zijn dat dit zich niet leent voor een groepsproces.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

We doen nu al een exercitie voor de manier waarop we dat bij de Omgevingswet invullen. We verkennen veel meer in de beginfase wat de alternatieve mogelijkheden zijn. Er is sprake van een tracé of voorkeurstracé en er worden tijdens het proces alternatieven ingebracht. Doordat je belanghebbenden sneller mee laat denken over de alternatieven, krijg je die eerder boven tafel. Ook dan kan het natuurlijk heel goed zo zijn dat pas later alternatieven naar boven komen, omdat de belanghebbenden in het begin niet aanwezig zijn geweest, ervoor gekozen hebben om niet mee te doen of pas op het moment waarop ze echt inzien hoe vervelend een bepaald tracé kan zijn, komen met een alternatief of gaan nadenken of gaan zoeken. Bij de Omgevingswet kan dit ook later gebeuren, maar is de kans groter dat het meer aan de voorkant zit. Het maakt het vaak ietsje gemakkelijker om de afweging te maken omdat je minder ver in het proces bent.

De heer Smaling (SP):

Dit is wel de kern van de zaak. De keuze in de Omgevingswet is om in het begin met z'n allen te gaan zitten, zodat er een goed overleg is en iedereen zijn inbreng kan leveren en men dan een voorkeursbeslissing neemt. Dit is een geval waarbij zich gaandeweg de rit een alternatief voordoet. Dit werd voorgelegd in de uitzending van Reporter, waar mevrouw Van Veldhoven ook in zat. Ik zeur vaak tegen de Staatssecretaris over het goederenvervoer van Vlissingen naar Antwerpen en dat hij de VeZA-boog moet aanleggen, zodat de treinen niet helemaal naar Dordrecht moeten. Dan zegt hij dat dit een negatieve maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) heeft en dat hij dit niet gaat doen. Ik kan mij voorstellen dat je goed kijkt hoe het een zich tot het ander verhoudt, maar dat dingen gaandeweg de rit niet meer in een Omgevingswetsystematiek passen omdat we de voorkeursbeslissing al hebben genomen. Is dat zo? Als ik dat verkeerd zie, hoor ik dat graag.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Dat is niet het geval. Als het gaat om een groot project, moet je ook alternatieven inbrengen. Daarvoor is ook de m.e.r.-procedure. De VeZA-boog is geen goed voorbeeld, want daarbij gaat het om de keuze of je wel of niet bereid bent om een flinke financiële investering in de infrastructuur te doen. Als we alle geld van de wereld hadden, zouden we in den lande veel meer projecten doen. De VeZA-boog valt af omdat die weliswaar inhoudelijk aantrekkelijk is, maar financieel gezien een negatieve MKBA heeft. Hetzelfde geldt voor wegenprojecten. Het kan zijn dat we bezig zijn met de Blankenburgtunnel en dat er halverwege een alternatief komt en dat iemand zegt dat het een boortunnel moet zijn of dat hij hoger of lager moet worden. Als het dan past in de procedure, de huidige sectorale wetten en de procedures die daarbij horen, dan nemen we de alternatieven mee. Als het in een volgende fase zit, is dat niet meer aan de orde. Het verschil met de Omgevingswet is dat het meer aan de voorkant plaatsvindt, in de hoop dat niet halverwege of achterin zo'n traject alsnog heel nieuwe procedures of nieuwe inzichten ontstaan waarvan we denken: hadden we dat maar eerder geweten. Nu zijn er voor tracés, windmolens en wegen echter ook keurige procedures. Het zijn de wetten en de procedures die we ooit met elkaar hebben afgesproken. Het is inzichtelijk, helder en duidelijk wanneer je aan bod bent en wanneer niet. Het wordt onze leerschool of meer participatie aan de voorkant nog meer gaat opleveren. De behandeling in de Eerste Kamer is aanstaande dinsdag en als die ermee instemt, zijn we weer een stapje verder met de invoering. De heer Smaling kijkt vooruit naar iets wat er nog niet is.

De voorzitter:

We zijn hiermee aan het einde gekomen van de eerste termijn. Ik kijk rond of er behoefte is aan een tweede termijn. Dat is zo. Ik stel voor om twee minuten per fractie te hanteren.

De heer Bosman (VVD):

Voorzitter. Ik dank de Ministers voor de uitgebreide beantwoording. Het is goed om te horen dat iedereen die bezig is met de problematiek van de hoogspanningskabels gehoord wordt. Die zorgvuldigheid is positief. Zelfs als het soms wat vertraging oplevert, is het goed dat iedereen gehoord wordt.

Er zullen straks door mijn collega Dijkgraaf technische vragen over het tracé in Zeeland worden gesteld waarbij ik mij aansluit. Ik ben blij dat de Minister zegt dat er minder masten komen in Zeeland en dat de masten die er komen, ook nog beter – ik zeg niet: mooier – inpasbaar zijn. Ik dank de Minister voor de toezegging over de communicatie. Die is essentieel. Ik kijk uit naar de manier waarop de Minister daar invulling aan gaat geven.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Voorzitter. Ik begin met de aansluiting van het windpark naar Rilland in plaats van Borssele. De Minister zegt dat dit niet zoveel zin heeft; technisch kan het misschien wel, maar dan moeten we het traject alsnog opnieuw doen, gezien het onderhoud en de behoefte aan capaciteit, die groter is dan wat geleverd kan worden. Ik verzoek de Minister dit nader te onderbouwen en dit schriftelijk te doen, zodat we er met de diverse experts nog eens rustig naar kunnen kijken. Het is een heel belangrijk punt waarop diverse partijen een andere visie hebben. Ik heb dit met de collega's gesondeerd en iedereen hier aan tafel is het daarmee eens. Ik ken de Minister; als de voltallige Kamer een verzoek doet, levert de Minister de informatie, maar ik moet de vraag wel formuleren, want anders gebeurt het niet. Daarom doe ik de Minister dit verzoek.

De Minister van I en M zegt dat er maatwerk toegepast wordt. Dat is een goede zaak, maar gebeurt dat ook planologisch? Ik kan mij situaties voorstellen waarin het verplaatsen van het huis binnen het bestaande kader, bijvoorbeeld dichter bij de stallen, volgens wet- en regelgeving heel lastig is. Strekt het maatwerk zich zover uit dat dit feitelijk mogelijk gemaakt wordt? Ik koppel daaraan de vraag of er voldoende budget is om maatwerk te leveren, ook als bedrijven in het geheel verplaatst moeten worden. Als ik bedenk dat er 140 miljoen is en 380 woningen, dan is € 368.421 per woning best een hoop geld, waar je aardig wat maatwerk voor kunt doen.

Tot slot: de looptijd voor Molenwaard is vijf jaar. Ik ga er nog eens op kauwen wat we daarmee kunnen.

De heer Geurts (CDA):

Voorzitter. Ik dank de Ministers voor de beantwoording. Ik sluit me aan bij het verzoek van de heer Dijkgraaf voor de schriftelijke onderbouwing van het tracé in Zeeland. Ik dank de Minister van Infrastructuur en Milieu voor de toezeggingen over de volksgezondheid. Misschien kan de Minister bij de Gezondheidsraad sonderen wanneer die komt met de update over het vermogen van het magnetisch veld, de elektrische velden en alles wat daarbij hoort.

Ik heb wat betreft de precisielandbouw een concrete casus van een fruitteler in Zeeland die binnen 25 meter van een 380kV geen gps heeft. Die valt uit. Dat heeft met die lijn te maken. Er zijn echt wel problemen. De landbouw in Nederland gebruikt steeds meer technieken waarbij gps nodig is en gebruikt volop drones. Ik vraag van het ministerie aandacht voor dit probleem.

De Minister van Economische Zaken is in gesprek met de VNG over de verkabeling en de verdeling van de kosten. Hij heeft er een heel aantal woorden over gesproken. Kan hij toch een indicatie geven wanneer de gesprekken zijn afgelopen en de Kamer geïnformeerd wordt?

Mevrouw Cegerek (PvdA):

Voorzitter. Over het voorstel van de heer Dijkgraaf is er unanimiteit. Ook wij hechten waarde aan een schriftelijke onderbouwing en maken daarbij de kanttekening dat wij ook graag iets over de financiële kant willen zien.

Het is voor het eerst dat ik het debat over hoogspanning doe. Ik vind het erg bijzonder. Ik heb ook de behoefte om met kaarten te laten zien waar het om gaat, maar dacht: ik zit hier voor het eerst, laat ik dat maar achterwege laten. Ik ben blij dat de Minister dit wel heeft gedaan. De techniek in deze zaal maakt het mogelijk om dat te doen en specifiek aan te geven waar we het over hebben.

Ik ben heel blij met de toezeggingen over de problematiek in Groningen, dat we snel actie ondernemen om met de bewoners in gesprek te gaan, en met de toezegging over de voorschotregeling, die in dit geval specifiek voor de gemeente Apeldoorn geldt.

De heer Smaling (SP):

Voorzitter. De SP-fractie steunt het initiatief voor Zeeland van de heer Dijkgraaf. Dit is echt belangrijk. De prima beantwoording van de schriftelijke vragen kan daarbij goed als basis dienen, met uitzondering van de beantwoording van de laatste vraag, waarin wordt gesteld dat er geen onderzoek moet komen.

Wat betreft Brabant klinkt mij de manier waarop de Minister van Economische Zaken dit met de voorliggende varianten verder gaat aanvliegen goed in de oren. Ik zal het op de voet volgen. In andere delen van het land gaat het wat minder florissant en moeten mensen via internet en een barcode inloggen voordat ze aan tafel kunnen zitten met de mensen die de beslissingen nemen. Ik hoop dat dit een voorbeeld wordt van een nieuwe manier van omgevingsmanagement, waarbij de punten die in de brief van 1 februari worden genoemd, echt leidend zijn voor de manier waarop met bewoners wordt omgegaan. Hopelijk leidt dat tot een besluit waarbij de grote meerderheid van de bewoners zich happy voelt.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Voorzitter. Ik dank de Ministers voor de beantwoording. Ik ben blij dat er voor Brabant een helder proces ligt en ik ben blij met de toezegging van de Minister dat ook het noordelijk tracé gewoon wordt meegewogen, ook met die nieuwe 10 kilometer erbij. We zullen alles tegen elkaar afwegen en bekijken hoe we het voor alle Nederlanders die stroom nodig hebben, zo goed mogelijk doen. Ik zie dat proces graag tegemoet.

Ik doe nog een keer de oproep om de komende jaren waarin de Omgevingswet nog niet in werking is – dat duurt in ieder geval nog tot 2018 – te bekijken of er toch niet iets te doen is voor de mensen die een vraag hebben, zodat zij bij één loket terecht kunnen en zodat daarachter, hoewel het bevoegd gezag niet is veranderd, wordt gezorgd voor een snel en helder antwoord. Ik hoop dat de Ministers samen willen nadenken over een praktische oplossing. Voor Zeeland is de situatie iets minder helder; vandaar dat ook D66 zich heeft aangesloten bij de vragen van de SGP.

Het is goed dat de Minister van I en M het advies van de Gezondheidsraad naar voren haalt. Wanneer verwacht zij dit advies ongeveer en op welke wijze kan dat eventueel betrokken worden in het besluit over de verschillende tracés? Er kan uitkomen dat er helemaal geen probleem is, maar ook dat er aanscherpingen nodig zijn. Het is goed als we dat kunnen meenemen. Hoe loopt dat in de tijd?

Ten slotte het muizengaatje, het maatwerk en de hardheidsclausule. We hadden het net over knelpunten en aandachtspunten; een hardheidsclausule blijft als noodzaak over als het maatwerk niet tot een goede oplossing leidt. Laat die twee in elkaars verlengde liggen.

Ik had de Minister van EZ bijna nog willen vragen of de Wet STROOM is afgestemd in de Eerste Kamer.

De voorzitter:

Dan zijn we daarmee aan het eind van de tweede termijn van de zijde van de Kamer. Ik zie dat de Minister direct kan antwoorden, misschien eerst op die laatste vraag.

Minister Kamp:

Voorzitter. Laat ik bij de heer Dijkgraaf beginnen. Hij vroeg iets waar ik altijd nee op zeg. Ik ben uitgenodigd voor een overleg met de Kamer en als de Kamer informatie wil, is het mijn taak om die informatie te geven. Ik heb aangegeven waarom een kabel naar Rilland in plaats van Borssele geen oplossing is, maar af en toe moet je rekenen en in dit geval zal ik wat ik gezegd heb op schrift zetten, zodat de heer Dijkgraaf en anderen daarmee kunnen doen wat zij wensen. Die informatie over de vraag waarom de kabel geen oplossing is, zal ik de Kamer sturen. Dat moet binnen een week kunnen.

De heer Dijkgraaf (SGP):

De Minister formuleert slim dat hij nog even op papier zet wat hij net heeft gezegd, maar daar zorgt de verslaglegging van de Kamer al voor. Dat kunnen we dus rustig nalezen. De Kamer vraagt om een onderbouwing van de cijfers. Welke aanname zit bijvoorbeeld achter de 2.090 megawatt versus de 1.600 megawatt? Hoe realistisch is de stijging van de vraag in Borssele? Hoe zou je onderhoud in kunnen plannen? Wat zijn dan de extra kosten, hoor ik de PvdA-fractie zeggen. Ik neem aan dat de Minister, zoals hij altijd doet, goed naar de Kamer heeft geluisterd en de gevraagde informatie geeft.

Minister Kamp:

Ik wil niet vervelend doen, maar ik kan die informatie nu ook aan de Kamer geven. Ik begrijp echter dat de Kamer die graag op papier heeft, ook voor de communicatie met het gebied. Ik zal doen wat de heer Dijkgraaf vraagt.

De heer Geurts vroeg wanneer ik rond ben met de VNG. Dat weet ik niet. Ik heb de regeling uitgewerkt zoals ik denk dat die moet zijn, maar we moeten afwachten wat de VNG en het IPO ervan denken. Mijn laatste moment is het moment waarop ik de zaak in de ministerraad breng en het wetsvoorstel naar de Raad van State stuur. Dat is in mei of juni, maar ik probeer het al eerder rond te krijgen. Dit hangt niet alleen af van mijzelf, maar ook van de partijen waarmee ik spreek. Mocht blijken dat ik het niet rondkrijg, dan denk ik dat de gehele verkabeling ter discussie komt. Als ik het niet eens kan worden met gemeenten en provincie over de regeling, zie ik niet veel kans om de regeling voort te zetten en ontstaat er sowieso een nieuwe situatie waarover ik de Kamer moet informeren. Ik probeer het te laten slagen en zodra er eerder dan in juni informatie beschikbaar is, zal ik die met de Kamer delen.

De heer Smaling sprak over spreekuren waar je met barcodes en zo naar binnen moet. Hij maakte die opmerking naar aanleiding van de spreekuren over het windpark waar we in Drenthe mee bezig zijn. De werkelijkheid is dat we geprobeerd hebben om via informatiebijeenkomsten met de mensen in gesprek te komen en dat dit niet is gelukt. Mensen stonden in een zodanige stand dat ze vooral van hun ongenoegen blijk wilden geven en dat wilden overbrengen. Het is heel nuttig dat dit af en toe gebeurt, maar ook dat je gewoon met elkaar praat, vragen kunt beantwoorden, informatie kunt uitwisselen en naar een ander kunt luisteren. Vandaar dat we de spreekuren hebben opgezet. Op dit moment worden er rond die spreekuren demonstraties georganiseerd en willen mensen tijdens de spreekuren opnamen gaan maken. Ik weet niet wat de gedachten van de heer Smaling over een spreekuur zijn, maar ik zoek naar een rustig gesprek met maximaal zes mensen, zodat je ieder individu aandacht kunt geven, informatie kunt uitwisselen en kunt communiceren. Gelijktijdig demonstreren en filmopnamen maken verdragen zich daar niet mee. Ik heb geprobeerd te schetsen hoe ik denk dat een normaal spreekuur eruitziet. Demonstraties vind ik prima en daar ben ik voor beschikbaar, net als voor informatiebijeenkomsten, maar ik wil graag aanvullend daarop normale spreekuren hebben. Dat proberen we te organiseren.

Op de vragen van mevrouw Van Veldhoven zal mijn collega Schultz ingaan. Mevrouw Cegereks punten zal ik afwerken zoals ik in mijn eerste termijn heb aangeven en voor die van de heer Bosman geldt hetzelfde.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Voorzitter. De heer Dijkgraaf heeft gevraagd naar de planologische vormgeving van het maatwerk. Als je maatwerk wilt leveren, zorg je dat de gemeente erbij is, juist om te bekijken of er planologische gevolgen aan gegeven moeten worden. Het kan zijn dat daarvoor een aanpassing in het bestemmingsplan gedaan moet worden. Ik kan niet beloven dat dit op alle terreinen altijd mogelijk is; de Kamer kent de discussies over geurcirkels en de Wet op de plattelandswoningen. Er zijn dus wettelijke beperkingen, maar waar het kan, moet de planologische vormgeving een plek krijgen.

Wat betreft de vragen van het CDA over de drones en de precisielandbouw: er zijn standaarden voor apparatuur. Normaal gesproken moet de mast geen probleem zijn. Is dat wel het geval, dan is het belangrijk om contact met TenneT op te nemen, zodat er naar een oplossing gezocht kan worden. Voor drones geldt een eis van 500 meter afstand van het hoogspanningsnet, net als voor vliegers. Daar is dus wet- en regelgeving voor. Ik begrijp goed wat de heer Geurts zegt: het is complex als iemand ze dan toch in de buurt van het hoogspanningsnet wil gebruiken. Daar zit een beperking op.

De heer Kamp gaf aan dat ik een vraag van mevrouw Van Veldhoven moest beantwoorden, maar ik heb niet opgeschreven welke dat is, behalve de vraag of de Wet STROOM nu wel of niet in de Eerste Kamer gesneuveld is.

De voorzitter:

Ik denk zomaar dat het een andere vraag was en dat mevrouw Van Veldhoven hem even moet toelichten.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

De Minister herinnert mij eraan dat Minister Kamp de vraag over de Wet STROOM niet beantwoord heeft, maar voor de snelheid: mijn vraag ging over het advies van de Gezondheidsraad waar de Minister aan refereerde. Op welke termijn verwacht zij dit advies en kunnen we een parallel trekken met de rest van het traject, zodat we eventuele resultaten nog op tijd kunnen meenemen?

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Volgens mij komt dat advies ergens aan het eind van deze periode, in juli of net na het reces. Dan moet ernaar gekeken worden en dan moet daar een oordeel over gegeven worden. Ik wil het niet aan dit traject koppelen, want dit kent zijn eigen termijnen. Als het op tijd is, kunnen we daar wat mee en als het niet op tijd is, is het voor een volgend tracé.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Maar dit is een heel lang tracé, dus het zou erg mooi zijn als het in de afweging van de verschillende alternatieven kan worden meegenomen. We staan op het punt om net wel of niet een besluit over alternatieven te nemen. Het zou toch heel mooi zijn als het advies van de Gezondheidsraad meteen zijn effect kan krijgen.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Ik hoor dat de m.e.r. voor Brabant in het derde kwartaal plaatsvindt, dus dan gaat het misschien net wel. Ik houd een slag om de arm, want ik kan niet beoordelen of de Gezondheidsraad op tijd komt met het advies, hoe het eruitziet en of het een eenduidig advies is. Ik heb weleens vaker adviezen van de Gezondheidsraad gehad waar verschillende kanten aan zaten, bijvoorbeeld voor het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen. Als het kan, zullen we het meenemen. Zo niet, dan geldt het voor een volgend tracé.

De voorzitter:

Er zijn drie toezeggingen gedaan.

  • De Minister van Economische Zaken zal de Kamer in september, of eerder mits beschikbaar, informeren over de afspraak met gemeenten over verkabelingen en uitkoop, en het wetsvoorstel ter vervanging van het eerdere wetsvoorstel STROOM.

  • De Minister van Economische Zaken zal daarbij tevens ingaan op de mogelijkheden voor een eenduidig toetsingskader zoals in het wetsvoorstel STROOM was opgenomen.

  • De Minister van Economische Zaken zal de Kamer binnen een week schriftelijk een nadere onderbouwing geven over de tracékeuze voor de hoogspanningslijn Zuidwest 380kV in Zeeland.

Minister Kamp:

Het toetsingskader dat u noemde, betreft de investeringen van bedrijven als TenneT. Dat noemen we het investeringsplan en dat zal onderdeel uitmaken van het wetsvoorstel. Ik zal in de memorie van toelichting verder ingaan op dat investeringsplan.

De heer Bosman (VVD):

Er zou iets komen over de eenduidigheid in de communicatie.

Minister Kamp:

Ik zal de Kamer daarover informeren.

De voorzitter:

Dan nemen we die toezegging ook op. Hiermee zijn we gekomen aan het einde van dit algemeen overleg. Ik dank het publiek voor zijn geduld, de Ministers voor hun komst naar de Kamer en de collega's voor hun inbreng.

Sluiting 16.21 uur.