Kamerstuk 28684-617

Verslag van een algemeen overleg

Naar een veiliger samenleving


Nr. 617 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 3 april 2020

De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid en de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat hebben op 5 februari 2020 overleg gevoerd met de heer Grapperhaus, Minister van Justitie en Veiligheid, over:

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 11 juni 2018 inzake trendrapport High Impact Crimes 2013–2017 (Kamerstuk 28 684, nr. 523);

  • de brief van de Minister voor Rechtsbescherming d.d. 21 januari 2019 inzake voortgangsrapportage Taskforce Overvallen en aanpak van woninginbraken, heling en geweld (Kamerstuk 28 684, nr. 548);

  • de brief van de Minister voor Rechtsbescherming d.d. 7 februari 2019 inzake beleidsreactie op het WODC-onderzoek «Slachtofferschap van online criminaliteit» (Kamerstukken 28 684 en 33 552, nr. 550);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 11 juni 2019 inzake aanpak van tellerfraude (Kamerstuk 29 398, nr. 706);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 21 juni 2019 inzake High Impact Crimes (HIC)-slachtofferschap onder ouderen en het weerbaarder maken van ouderen (Kamerstuk 28 684, nr. 566);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 22 november 2019 inzake aanbevelingen voor de aanpak van winkeldiefstal (Kamerstuk 29 628, nr. 918);

  • de brief van de Minister voor Rechtsbescherming d.d. 28 november 2019 inzake beleidsreactie op het onderzoek van het WODC over slachtofferschap van onlinecriminaliteit (Kamerstukken 28 684 en 33 552, nr. 589);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 16 december 2019 inzake aanpak plofkraken op geldautomaten (Kamerstuk 28 684, nr. 591);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 16 januari 2020 inzake beleidsreactie op het onderzoeksrapport «Hoe veilig gedragen wij ons online?» (Kamerstukken 28 684 en 33 552, nr. 593);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 30 januari 2020 inzake aanpak plofkraken (Kamerstuk 28 684, nr. 610);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 3 februari 2020 inzake reactie op het verzoek van het lid Van Otterloo, gedaan tijdens de regeling van werkzaamheden van 14 januari 2020, over straatgeweld en het toenemend aantal steekincidenten (Kamerstuk 28 684, nr. 598).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, Van Meenen

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat, Diks

De griffier van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, Hessing-Puts

Voorzitter: Helder

Griffier: Hessing-Puts

Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Van den Berge, Groothuizen, Helder, Krol, Van Nispen, Van Toorenburg en Yeşilgöz-Zegerius,

en de heer Grapperhaus, Minister van Justitie en Veiligheid.

Aanvang 10.00 uur.

De voorzitter:

Ik open dit algemeen overleg over criminaliteitsbestrijding, dat zal duren tot 13.00 uur. Ik heet welkom mijn collega's, de Minister en zijn ondersteuning, de mensen op de publieke tribune en degenen die het debat elders via een app of via de tv volgen.

De spreektijd in eerste termijn is vier minuten per fractie waarbij ik tevens voorstel uit te gaan van twee interrupties per fractie. Ik denk dat iedereen daar wel mee kan instemmen. Het advies is altijd «houd de inleiding kort en de vraag sterk», maar dat is helemaal aan jullie. Ik geef als eerste het woord aan de heer Van den Berge namens GroenLinks.

De heer Van den Berge (GroenLinks):

Bedankt. We praten vandaag over criminaliteitsbestrijding. Dat is een heel breed onderwerp. Ik zou graag bij het begin willen beginnen, bij de kern, namelijk bij de politie, want we weten dat de politie gebukt gaat onder een enorme werkdruk, onder enorme administratieve lasten. We hebben daar vaker over gesproken met de Minister, mede naar aanleiding van de enquête die de politiebonden eind vorig jaar hebben gehouden. Ik wil graag vandaag, mede namens het CDA, een aantal voorstellen aan de Minister voorleggen om de administratiedruk voor de politie al op korte termijn te verlichten, namelijk: het instellen van schrapsessies in politie-eenheden om te kijken welke onnodige administratie meteen kan worden weggenomen, het inzetten van spraakherkenningssoftware om geluidsfragmenten en beelden uit te kunnen werken, het stoppen van de dagelijkse administratieplicht, bijvoorbeeld waar het gaat om reiskostendeclaraties, en het verkorten van processen-verbaal voor veelvoorkomende delicten die ook simpel administratief afgehandeld kunnen worden. We hebben die voorstellen op papier gezet. Ik zou ze graag via de bode aan de Minister en de collega-Kamerleden willen overhandigen, mede dus namens het CDA. Ik hoop dat de Minister straks in zijn eerste termijn op deze voorstellen kan ingaan, zodat we kunnen kijken of we deze kunnen inzetten om al op korte termijn de werkdruk en de administratieve lasten bij de politie te verlagen. Zo kunnen we meer capaciteit vrijspelen om in te zetten voor criminaliteitsbestrijding.

Voorzitter. Ik ga in op de andere punten die vandaag op de agenda staan. Gisteren zei ik dat agenten meer vanachter de computer vandaan moeten en meer de wijk in en de straat op moeten. Ook de politiebonden zelf hebben daarvoor gepleit. Vanochtend wees een agent die veel met digitale opsporing bezig is, mij terecht op het volgende. Hij zei: we willen meer vanachter de computer vandaan waar het gaat om onnodige administratie, maar we willen niet per se in z'n algemeenheid vanachter de computer vandaan, want misschien moeten we juist wel vaker achter de computer zitten voor het opsporen van onlinecriminaliteit. Dat is meteen mijn vraag aan de Minister. Welke mogelijkheden ziet hij om de expertise voor het aanpakken van onlinedelicten effectiever vorm te geven? Er is nu een tekort aan expertise en capaciteit. Hoe kunnen we dat tekort oplossen?

Voorzitter. We zien verder dat het vaak jongeren zijn die betrokken zijn bij cybercriminaliteit. Dat toont eens te meer aan hoe belangrijk preventie is, op scholen en via Bureau Halt. De fractie van GroenLinks vindt het positief dat de Minister daar de afgelopen tijd werk van heeft gemaakt, bijvoorbeeld met het Preventief Interventie Team in Amsterdam en «Alleen jij bepaalt wie je bent», maar we hebben ook nog een aantal vragen. Een belangrijke vorm van preventie is namelijk ook het tegengaan van recidive. De Minister geeft in zijn brief aan dat hij inzet op matched care en verscherpt toezicht, en dat deze pilot wordt geëvalueerd. Kan de Minister hier misschien vandaag al iets over zeggen? Welke rol speelt Bureau Halt in de evaluatie van deze pilot?

Voorzitter. Dan over de high-impact crimes. De Minister zegt dat er geëxperimenteerd wordt met technologische mogelijkheden voor preventie van woninginbraken, zoals digitale deurbellen met een camera. Op zichzelf is dat positief, maar we hebben wel een aantal vragen rond de privacy. Hoe werkt dat praktisch? Betekent dat dat politieagenten, om aan het heterdaadvereiste te voldoen, live mee moeten kijken naar de beelden van zo'n smart deurbel? Of kan dat ook achteraf, met toestemming van de huiseigenaar? Voor de duidelijkheid: dan hebben we het dus over het slachtoffer van zo'n woninginbraak. Als dat achteraf met toestemming kan, om de privacy te waarborgen, wat betekent dat dan voor het heterdaadvereiste? Kan daar nog aan voldaan worden als beelden later teruggekeken worden?

Voorzitter. Dan over straatroof.

De voorzitter:

U heeft nog tien seconden.

De heer Van den Berge (GroenLinks):

Ja, ik zie het. Dan over straatroof. Ik kreeg onlangs een mail van een mevrouw die op straat was beroofd. Ze was waardevolle spullen kwijtgeraakt en moest de sloten op haar huisdeur laten vervangen, maar het delict werd niet strafrechtelijk vervolgd. Daardoor had ze ook geen recht op een schadevergoeding. Mijn vraag aan de Minister is: kunnen we niet iets doen om daaraan tegemoet te komen? Want er is wel een slachtofferfonds voor huisinbraken. Kunnen we kijken of dat ook mogelijk is voor straatroof, daar waar geen strafrechtelijke vervolging plaatsvindt?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Krol namens 50PLUS. Ga uw gang.

De heer Krol (50PLUS):

Dank u, voorzitter. Hartelijk dank ook aan de Minister voor de brief over de 50PLUS-motie. Die ging over de weerbaarheid van kwetsbare ouderen. Het is goed te lezen dat er zo veel acties zijn uitgevoerd. Kunnen die nog nader worden geëvalueerd? Kan de Minister aangeven wanneer de evaluaties beschikbaar zijn? Het aantal geregistreerde woninginbraken daalt, maar ja, niet bij de groep 65 jaar en ouder. Daar is die daling veel minder groot. Kan de Minister aangeven hoe dat komt? En klopt het dat ouderen doelbewust als slachtoffer worden uitgekozen? Wat gaat de Minister daaraan doen?

In onze motie over weerbare ouderen vroegen we speciale aandacht voor het veilig internetgebruik. In de brief van de Minister worden helaas geen cijfers gegeven over hoeveel ouderen slachtoffer worden van cybercriminaliteit. Uit de Veiligheidsmonitor van het Centraal Bureau voor de Statistiek blijkt juist dat daar een explosief groeiend probleem bestaat. Dat verdient onze nadrukkelijke aandacht. Klopt het dat het aantal slachtoffers van cybercriminaliteit van 75 jaar en ouder explosief stijgt? Wat zijn de resultaten van de voorlichtingsspotjes die vorig jaar werden uitgezonden? Cybercriminaliteit is een vaag begrip, omdat het alleen de werkwijze van de crimineel benoemt en niet de gevolgen voor het slachtoffer. Wat zijn de gevolgen voor oudere slachtoffers van deze vorm van criminaliteit? Wordt bijvoorbeeld geld afhandig gemaakt en om welke bedragen gaat het dan? Wat doet de Minister eraan om in het bijzonder ouderen weerbaarder te maken tegen cybercriminaliteit?

Dan de ouderenmishandeling en financiële uitbuiting door bekenden, een pijnlijk onderwerp. De daders kunnen afkomstig zijn uit de kleine kring van bekenden en verzorgenden. De afhankelijke positie van ouderen weerhoudt hen er mogelijk van actie te ondernemen. Het is een bijzonder tragisch fenomeen. Het Fonds Slachtofferhulp stelt dat het bovendien een groeiend probleem is. Kan de Minister deze trend bevestigen? En hoe kunnen we daar doeltreffend actie op ondernemen? Hebben de spotjes die de rijksoverheid uitzond het gewenste effect gehad?

Uit de brief van de Minister blijkt dat ouderen in 2018 vaker slachtoffer werden van geweld dan in 2015. Het betreft high-impact crime. Schokkend zijn de babbeltrucs waarbij daders zich voordoen als zorgprofessionals. Er wordt bloed afgenomen van het slachtoffer en ondertussen wordt het huis doorzocht. Hoe komen de daders aan de adressen van deze mensen? Is de werkwijze al bekend, zodat daartegen kan worden opgetreden? Kwetsbare ouderen kunnen zich moeilijk verdedigen. Er zijn echter tal van mogelijkheden om je te verdedigen, zonder dat je sterk hoeft te zijn. Voorlichting alleen is niet voldoende. Een voorbeeld zijn de alarmsleutelhangers die, als ze geactiveerd worden, een keihard geluid maken om daders weg te jagen. Die schijnen te werken. Kwetsbare ouderen kunnen ze aan hun sleutelbos hangen of aan hun rollator, maar kunnen ze ook thuis gebruiken in het geval van een aanval. 50PLUS kan zich voorstellen dat er voorlichting komt over deze hulpmiddelen en dat we het eenvoudig maken om deze hulpmiddelen aan te schaffen.

Tijdens de regeling van werkzaamheden vroeg 50PLUS een debat aan over het toenemende straatgeweld. Een Kamermeerderheid verwees me naar dit AO. Helaas werden mijn schriftelijke vragen nog niet beantwoord. Kan de Minister aangeven wat al wel bekend is? Kan hij de Kamer daar in zijn eerste termijn over informeren? We vroegen onder meer of het denkbaar is dat het verbod op het dragen van messen uitgebreid kan worden en of pepperspray juist kan worden toegestaan.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. U bent ruim binnen de tijd. Dan geef ik het woord aan mevrouw Yeşilgöz, om dat voorbeeld te volgen. Gaat uw gang.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Ik zal mijn best doen. Er staan heel veel onderwerpen op de agenda. Ik zal op drie focussen, te beginnen met veilig ondernemen, en dan specifiek de aanpak van winkeldiefstal. Misschien is het goed om eerst maar eens wat cijfers te delen. Waar hebben we het over? Jaarlijks wordt er voor een waarde van 1,8 miljard euro buitgemaakt in Nederlandse winkels. Hierdoor verliezen winkeliers jaarlijks 2,4 miljard euro. Om dit tegen te gaan, zijn ondernemers gezamenlijk jaarlijks zo'n 600 miljoen euro kwijt aan beveiliging. Als we een Europese vergelijking maken: Nederland heeft na Spanje de meeste last van winkeldieven. Uit cijfers van vorig jaar blijkt dat inmiddels 33% van de bestolen winkeliers geen aangifte meer doet. Ik heb inmiddels ontzettend veel winkeliers gesproken. Zij geven eigenlijk allemaal hetzelfde aan: ze voelen zich niet gehoord. Ondernemers geven aan dat aangifte doen niet loont. Ze zijn uren kwijt, ze horen niks terug en de pakkans is laag. Dat moet echt anders. Daartoe hebben mijn voorgangers in de VVD-fractie, de heren Wörsdörfer en Van Oosten, in 2018 al een plan van aanpak ingediend. We komen er nu pas over te spreken. Dat is erg laat wat mij betreft.

Voorzitter. Als ik dan kijk naar de reactie van de Minister, ben ik niet alleen een beetje verdrietig over het proces, maar ook over het feit dat zo veel aanbevelingen van de VVD erin genegeerd worden. Denk aan een effectieve aanpak van rooftassen. Denk aan het harmoniseren van ontheffingen voor particuliere beveiligers. Denk aan het makkelijker maken van online aangifte kunnen doen als je camerabeelden of een kenteken hebt. Denk aan het sneller kunnen uitwisselen van beelden en data. Ik hoef de hele aanpak hier niet opnieuw voor te lezen, voorzitter. Dan wordt u vast ook een beetje boos op mij, maar ik zou heel graag willen dat de Minister op al deze zaken ingaat, nadat hij er anderhalf jaar een beetje op heeft kunnen broeden. Het zou wel fijn zijn om het allemaal met elkaar te kunnen bespreken, want deze punten hebben mijn collega's natuurlijk niet op een regenachtige middag zelf verzonnen; dit zijn allemaal reële knelpunten die de ondernemers zelf aangedragen hebben. Ik denk dat de ondernemers daarmee ook een serieuze reactie terug mogen verwachten.

Voorzitter. Vervolgens wil ik stilstaan bij de aanpak van plofkraken. We weten dat de opbrengst van plofkraken met regelmaat wordt gebruikt voor drugstransacties. We hebben vernomen dat zelfs beschadigd geld, bijvoorbeeld door een verfbom, als onderpand kan dienen. Ik wil van de Minister weten of dit beeld klopt. Daarbij is het beroven van een pinautomaat een opstap naar zwaardere vormen van criminaliteit. Vanuit dit perspectief hoort het wat de VVD betreft ook onderdeel uit te maken van een bredere aanpak van ondermijning. Er zijn banken die hebben besloten om voorlopig 's nachts de pinautomaten dan maar te sluiten. Dat willen we natuurlijk absoluut niet. Een aantal maanden geleden hebben wij overwogen om een motie in te dienen die de regering verzoekt om op korte termijn mogelijk te maken dat geld na een plofkraak volledig vernietigd wordt, zodat een kraak echt niet meer loont. Deze motie hebben wij uiteindelijk niet ingediend, omdat de Minister met een toezegging kwam dat het snel geregeld en opgepakt zou worden. Ik wil graag weten hoe het staat met deze toezegging. Hoelang gaat het duren voordat geld onbruikbaar gemaakt wordt na een plofkraak?

Voorzitter. Ten slotte gaat het over de high-impact crimes. Eigenlijk zou ik daar graag een heel apart AO aan willen wijden, want dit is echt ontzettend breed. Het vraagt ook om meer tijd en meer inzicht. We hebben het dan over misdaden die een enorme impact kunnen hebben op het slachtoffer, diens omgeving en veel breder. Het gaat over straatroven – we hoorden de collega's er al over – woninginbraak, overvallen en geweldsmisdrijven. Ook al is er een merkbare daling van deze delicten, nog steeds worden elke dag 350 mensen in Nederland slachtoffer van dergelijke laffe daden.

In Amsterdam heeft burgemeester Halsema drugsdelicten toegevoegd aan de aanpak van high-impact, de Top 600-aanpak. Ik zou graag van de Minister willen weten wat hij daarvan vindt. Zou dit een voorbeeld kunnen zijn voor de rest van het land, voor verschillende soorten aanpak elders? De recidivecijfers uit Amsterdam tonen volgens mij aan dat een dergelijke integrale aanpak lijkt te werken. Wat is het landelijke beeld? Wat kunnen we van elkaar leren?

Ten slotte, voorzitter ...

De voorzitter:

U hebt nog tien seconden.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

Ja, ik ben aan het afronden. Een grote zorg van ons allemaal, denk ik, is dat de daders steeds jonger en gewelddadiger lijken te worden. 44% van de aangehouden verdachten van straatroof is jonger dan 18 jaar. Twee weken geleden was er in Amsterdam bijvoorbeeld nog een gewelddadige straatroof met 13-jarige verdachten. Mijn laatste vraag is dan: welke specifieke aanpak is hierop? Wat is het effect daarvan? Wat kunnen we er nog meer aan doen om dit te verbeteren en te voorkomen dat jongeren op deze manier het criminele pad opgaan?

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Groothuizen namens D66.

De heer Groothuizen (D66):

Dank u wel, voorzitter. We spreken vandaag over criminaliteitsbestrijding. Het is algemeen bekend dat één ding beter werkt dan criminaliteitsbestrijding, en dat is criminaliteitspreventie. Daarom wil ik daar vandaag mee beginnen.

Voorzitter. Maandag stond in de media te lezen dat de armste wijken steeds meer worden bewoond door de kwetsbaarste mensen uit onze samenleving. Dan moet je denken aan mensen met een licht verstandelijke beperking, mensen met psychische problemen, mensen zonder baan of zonder enige vorm van sociaal vangnet. Dat baart onze fractie zorgen. Juist die groep mensen is op twee manieren een makkelijk doelwit voor criminelen. Als onze wijken verslechteren, groeit de voedingsbodem voor criminaliteit. Ik ben daarom benieuwd hoe de Minister van Justitie naar die ontwikkelingen kijkt. Hoe gaat hij zijn steentje bijdragen aan de wijkaanpak en de preventie van criminaliteit, juist in die armste wijken? Graag een reactie van de Minister.

Voorzitter. In dat verband heb ik ook een vraag over de brief van 21 januari 2019, alweer ruim een jaar geleden. Daarin bericht de Minister dat de pilots met de re-integratieofficier van start zijn gegaan in Dordrecht en in Haarlemmermeer. Ik steun die pilots en ik ben dan ook benieuwd naar de eerste resultaten. Wanneer kunnen we die verwachten? Zijn er inmiddels al meer gemeentes aangesloten op die pilots? Ook op dat punt graag een toelichting van de Minister.

Voorzitter. Een andere kwestie is het mobiel banditisme, bendes die rondtrekken in Europa, toeslaan en vervolgens weer snel vertrekken. Meestal plegen ze delicten als plofkraken, inbraken en winkel-, metaal- en autodiefstallen. Door de snelheid en de grensoverschrijdende werkwijze zijn ze behoorlijk lastig te bestrijden. Het Openbaar Ministerie eist in principe geen voorwaardelijke straffen of werkstraffen, maar onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Dat begrijp ik. Maar om die eis goed te kunnen onderbouwen moet je wel inzicht hebben in iemands strafblad. Daar wringt vaak de schoen. Het opvragen van justitiële documentatie via een systeem als ECRIS duurt in de praktijk bij landen als Bulgarije, Roemenië en Polen vaak meer dan tien dagen. In de praktijk heb je dan dus te maken met daders die zich in meerdere landen in Europa schuldig hebben gemaakt aan diverse strafbare feiten, maar doordat je zo weinig inzicht krijgt in die buitenlandse justitiële documentatie, worden ze in Nederland vaak als first offender afgestraft. Dat vind ik onwenselijk. Ik wil graag dat de Minister dat punt oppakt, bijvoorbeeld door te kijken of het mogelijk is om een soort Europese databank op te zetten, waarbij je met één druk op de knop gewoon inzicht krijgt in wat iemand in Europa op zijn kerfstok heeft wat dit soort feiten betreft.

Voorzitter. Een andere suggestie in dit verband is om de Vreemdelingenwet en het strafrecht effectiever in te zetten. Op grond van de Vreemdelingenwet is het immers al mogelijk om een inreisverbod op te leggen. Als je dit overtreedt, ben je strafbaar op grond van artikel 197 van het Wetboek van Strafrecht. Ik vraag de Minister om de mogelijkheden te onderzoeken om deze instrumenten juist vaker in te zetten bij die daders van mobiel banditisme. Graag ook een reactie op dat punt.

Voorzitter. De plofkraken blijven inderdaad een probleem, zoals mijn buurvrouw terecht heeft opgemerkt. Dit heeft geleid tot een aantal maatregelen. Ik vind het goed dat de banken kijken hoe je die buit waardeloos kan maken. Het is ook goed dat ze kijken waar de gevaarzetting het grootst is, maar ook de opsporing blijft belangrijk. Dan hoor ik dat er minder politiemensen en minder teams beschikbaar zijn om die daders te kunnen opsporen en dat er ook minder helikopters in de lucht zijn om hen eventueel te kunnen volgen. Mijn vraag aan de Minister is heel simpel: klopt dat? Is er inderdaad sprake van minder politie en minder helikopters? Als dat klopt, hoe kan dat dan?

Voorzitter, tot slot. Uit onderzoek blijkt dat de behoefte van slachtoffers bij onlinedelicten niet heel veel verschilt van die van slachtoffers bij offlinedelicten. En toch wordt in een groot deel van die behoefte van slachtoffers van onlinedelicten niet voorzien. Om die knelpunten het hoofd te kunnen bieden, heeft de Minister een programma gefinancierd van Slachtofferhulp en heeft het OM een pilot uitgevoerd om die slachtoffers van onlinecriminaliteit beter te ondersteunen. Wat zijn de bevindingen van die twee tracks? Worden die programma's ook daadwerkelijk verlengd? Ook op dit punt graag een reactie van de Minister.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, ook ruim binnen de tijd. Dan geef ik het woord aan de heer Van Nispen voor zijn inbreng namens de SP.

De heer Van Nispen (SP):

Dank u wel. De overheid moet een bondgenoot zijn van slachtoffers van strafbare feiten. Zaken horen te worden aangepakt en niet op een stapel te belanden, zoals helaas in de praktijk toch wel vaak gebeurt. De recherche komt heel vaak niet toe aan de bestrijding van heel veel crimineel gedrag dat ingrijpt in de levens van mensen. Denk aan vernielingen, mishandelingen, fraudezaken, maar ook woninginbraken en babbeltrucs. We zijn het bijna normaal gaan vinden dat hier weinig of soms zelfs geen capaciteit voor is om die zaken op te pakken en op te sporen. Maar dat is natuurlijk helemaal niet normaal.

Wat is er in de afgelopen jaren echt gedaan om dit te voorkomen? Hoe beoordeelt de Minister zelf de staat van de strafrechtketen op dit punt? Vindt hij zelf dat het goed gaat? Moeten we ons erbij neerleggen dat heel veel criminaliteit gewoon niet kan worden opgevolgd? Hoe ziet hij dat?

Mensen moeten zich in hun eigen buurt thuis en veilig kunnen voelen, maar dat is vaak niet het geval. Zwakke wijken worden steeds zwakker, lazen we recent weer in een onderzoek. In kwetsbare wijken gaat de leefbaarheid achteruit. Criminaliteit en overlast nemen toe. Wat doet deze Minister of het kabinet eraan om dit tegen te gaan?

We waren afgelopen vrijdag op werkbezoek in zo'n wijk, in Tilburg. Ik zie de heer Krol knikken. Het is schrijnend om te zien hoe ongelofelijk veel moeite het kost om een wijk er weer bovenop te helpen als die eenmaal achteruit is gegaan. Waarom laten we dit nou toch weer gebeuren?

Als je het slachtoffer wordt van onlinecriminaliteit, moet je geholpen worden. Soms betekent dat ook het verwijderen van kwetsend of zelfs strafbaar materiaal van het internet. Er zou een haalbaarheidsstudie komen naar een voorziening om beeldmateriaal op internet zo snel mogelijk verwijderd te krijgen. Waarom is die er nog niet? Het kabinet schreef dat dit onderzoek tegemoetkomt aan mijn aangenomen motie hierover, maar dit was slechts een gedeelte. De SP wil namelijk niet alleen een snelle, laagdrempelige procedure om privacyschendingen op internet snel te beëindigen, maar ook een voorziening waar mensen zich kunnen melden, snel en goed advies krijgen en waar er ook gehandeld wordt. Zoals de SP het ziet, ontzorgt deze voorziening, deze instantie, de slachtoffers. Die instantie zou dan desgewenst namens het slachtoffer op kunnen treden om bijvoorbeeld materiaal verwijderd te krijgen en de dader zo mogelijk op te sporen. Nu moeten slachtoffers nog te vaak zelf achterhalen wie de dader is, zelf op onderzoek uit, zelf Facebook aanschrijven, et cetera. Dat doen we met de diefstal van bijvoorbeeld een portemonnee toch ook niet? De politie zegt dan toch ook niet: dank voor het melden; probeert u het eerst zelf maar even allemaal op te lossen en de dader te achterhalen. Waarom doen we dit dan soms wel bij onlinezaken?

Ook ik wil graag aandacht vragen voor het grote probleem van de winkelcriminaliteit. We hebben recent een petitie in ontvangst genomen over winkelveiligheid. Uit de enquête van Detailhandel Nederland bleek dat 87% van de ondervraagden het afgelopen jaar te maken had met winkeldiefstal, maar in de meerderheid van de gevallen werd geen aangifte gedaan. Dat is heel zorgwekkend. Wat gaat de Minister hieraan doen? Heeft de politie, ook hier weer, wel genoeg capaciteit om dit soort zaken aan te pakken? Is het wel makkelijk genoeg om aangifte te doen, bijvoorbeeld digitaal?

Rondtrekkende bendes en mobiel banditisme zijn een groot probleem. Het Openbaar Ministerie heeft opgeroepen tot hogere straffen voor rondtrekkende bendes, maar ook tot betere informatiedeling tussen gemeentes, zodat gemeentes de bendes eerder herkennen en dus eerder kunnen ingrijpen. Hoe zit dit precies? Kunnen gemeentes die nuttige gegevens inderdaad delen, of is dit weer zo'n geval dat men niet precies weet wat wel en niet mag onder de AVG, waardoor men voor de zekerheid dan maar niks deelt? Wat gaat de Minister hieraan doen?

Een op de vier 55-plussers krijgt te maken met babbeltrucs. Wat een laffe manier om ouderen op te lichten. Vervolgens staan gevoelens van schaamte bij de ouderen – die zijn onterecht – vaak in de weg aan het doen van aangifte. De heer Krol en mevrouw Van Toorenburg hebben daar ook aandacht voor gevraagd, recent bij het vragenuur. Ik wil graag van de Minister weten wat hij gaat doen om de criminelen die zich verlagen tot babbeltrucs om ouderen te beroven, actief op te sporen. Hij moet niet per se gaan zitten wachten op de aangiftes van ouderen, die soms vanwege onterechte gevoelens van schaamte geen aangifte durven doen. Kan de politie actiever gaan speuren naar dit soort criminelen?

Tot slot, voorzitter.

De voorzitter:

U heeft nog tien seconden.

De heer Van Nispen (SP):

Ik heb eerder met collega's van vrijwel alle partijen aandacht gevraagd voor cold cases. Soms blijven nabestaanden met twijfel achter: is er wel goed en grondig onderzoek verricht, was het wel een ongeluk of zelfmoord, of was het een misdrijf? Dat is van groot belang. Waarom reageert de Minister nou niet enthousiaster op het voorstel om een onafhankelijk loket op te richten voor niet adequaat onderzochte zaken? Het gaat om een onafhankelijke commissie en een onafhankelijke en objectieve second opinion.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Voordat ik het woord geef aan mevrouw Van Toorenburg, maak ik nog een opmerking. Ik had bij aanvang gezegd dat ik twee interrupties in eerste termijn zou toestaan. De enige die daarvan nog het slachtoffer kan worden, ben ik zo meteen, maar ik zeg het even voor uw volledigheid. Mevrouw Van Toorenburg, namens het CDA. Gaat uw gang.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Ik hoop dat mijn collega's het mij vergeven dat ik een kwartiertje later kwam. Ik was bij een Presidiumvergadering. Daarin proberen we een aantal besluiten te nemen zodat onze collega's op reis kunnen en zodat we onderzoeken kunnen uitvoeren. Ik vond dat ik daarin een aantal beslissingen moest nemen. Excuses dus voor mijn late binnenkomst, maar ik hoorde al een aantal zaken die allemaal belangwekkend zijn.

Op de agenda staan twee onderzoeken naar slachtofferschap van onlinecriminaliteit en een rapport over hoe veilig wij ons online eigenlijk gedragen. Maar er is onlangs ook een rapport verschenen – dat staat niet direct op de agenda – dat ingaat op het soort daders dat cybercriminaliteit pleegt. Ik vind het heel goed dat de Minister bezig is om een beter beeld te verschaffen van deze relatief nieuwe vorm van criminaliteit. Het is natuurlijk altijd aan te bevelen om duidelijker te hebben wie de slachtoffers zijn, wat hun behoeftes zijn en welke maatregelen we kunnen formuleren.

Ik moet eerlijk zeggen dat dat het complimenteuze deel van mijn bijdrage was, want het frustreert mij enigszins dat wij al zo lang bezig zijn met het aanpakken van onlinemisdaad, maar dat er eigenlijk nog steeds heel veel onduidelijkheid is en dat slachtoffers zich nog steeds zo weinig gehoord en geholpen voelen. Wij blijven daar maar mee bezig, maar bij mij blijft het beeld bestaan dat we daar eigenlijk niet goed en effectief tegen optreden. Mensen voelen zich slachtoffer, maar worden niet gehoord. Natuurlijk willen wij afwachten wat de pijlers zijn voor de integrale aanpak, maar ik wil graag van de Minister weten hoe hij dit beoordeelt. Hoe kijkt hij hiernaar? We spreken er hier iedere keer weer over – u als voorzitter weet dat als geen ander – dat de criminaliteitscijfers zogenaamd maar blijven dalen, maar er is een heel misdadig veld actief. Hoe komen we daar nou serieus achter?

Dan heb ik nog wat deelvragen. Er wordt digitaal aangifte gedaan van onlinehandelsfraude, maar is ook bekend hoe vaak er aangifte wordt gedaan en hoe mensen de afwikkeling van die aangifte hebben ervaren? Worden daar tevredenheidsonderzoeken naar gedaan? Ik kijk even naar de jaarcijfers van de Fraudehelpdesk: het aantal meldingen van fraude is met 65% gestegen in twee jaar. Er is een enorme toename van onlinefraude en cybercrime. Uit onderzoek blijkt dat mensen echt als slachtoffer willen worden gezien, maar volgens de onderzoekers gebeurt dat niet. Hoe komt dat nu? Het is voor agenten niet voldoende duidelijk dat het hier om echte delicten gaat, maar dat is wel zo. Het wordt uiteindelijk niet serieus genoeg genomen. Daar wil ik graag een reactie van de Minister op. Ik weet dat we alle zeilen proberen bij te zetten om zo veel mogelijk inzet, ook cyberinzet, rond te krijgen, maar die schiet nog tekort. Ik ben benieuwd of de Minister zelf vindt dat de resultaten van die onderzoeken bevredigend zijn. Niets ten nadele van de onderzoekers, want zij hebben een gedegen onderzoek afgeleverd, maar het levert eigenlijk alleen maar nieuwe vragen op: onderzoek naar cyberweerbaarheid, de representatieve groep onder de 39 is onduidelijk en ik wil ook weten hoe we omgaan met de cyberweerbaarheid van jongeren; dat is ook een hele kwetsbare groep.

Een paar kleine puntjes nog, voorzitter. Ik wil graag weten hoe de Minister reageert op het uitblijven van de patseraanpak in Amsterdam. Er staat in alle stukken dat er heel veel bekendheid wordt gegeven aan de helingsite, waarop je kunt zien welke producten zijn gestolen. Ik moet u in alle eerlijkheid zeggen dat ik dit alleen maar in de stukken van de Kamer terugzie; ik heb nog nooit gezien hoe ik kan kijken of iets eerder al is gestolen. Er is dus een wereld van voorlichting, maar die heeft mij nooit bereikt en dat baart me wel zorgen.

Ik lees in de stukken dat juweliers die zichzelf willen beschermen, afhankelijk zijn van gemeenten om al dan niet rampalen neer te zetten. Denk aan de verschrikkelijke aanslag op de juwelier in Utrecht. Daar stonden geen rampalen en wat gebeurt er dan? Zo'n bedrijf pantsert zich, maar als er dan een auto in rost, is de hele gevel en eigenlijk het hele pand ontzet. Gaan we de juweliers helpen door ervoor te zorgen dat de gemeentes wel rampalen neerzetten? Want deze juweliers zijn eindeloos lang gesloten en het personeel voelt zich onveilig; dat gaat mij echt aan het hart.

Tot slot de babbeltrucs, voorzitter. Anderhalve week geleden wandelde ik van de trein naar huis. Toen hoorde ik twee jongens op een hele agressieve manier schreeuwen tegen een oudere meneer, die uit het raam hing: dat ze binnen moesten komen omdat ze een onderzoek met hem wilden doen. Ik dacht: dit klopt niet. Ik sprak ze dus aan. Vervolgens werd ik bedreigend toegesproken. Toen zei ik: ik zal jullie niet stoppen, maar ik zal er alles aan doen. Ik ben dus opzichtig gaan bellen: ik heb 112 gebeld. Deze kwetsbare meneer heeft uiteindelijk de deur opengedaan. Die gasten zijn naar binnen gegaan. De politie zei: ik kom eraan. Ik heb een halfuur gewacht. Uiteindelijk zijn die gasten weggegaan. Ik weet niet wat daar is gebeurd, maar er was geen politie in beeld. En we hadden een oproep gekregen om op te passen voor deze agressieve gasten. Ik zag het gebeuren en niemand trad op. Zo maken we de samenleving nooit veilig, als de politie dan niet kan komen om hen te pakken. Dit zijn de mensen. Ik zag het voor mijn ogen gebeuren en ik was machteloos.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik geef de voorzittershamer even over aan een collega.

Voorzitter: Van den Berge

De voorzitter:

Dan geef ik het woord aan collega Helder voor haar inbreng.

Mevrouw Helder (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Ik begin met het onderzoek van het WODC, het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum, naar slachtofferschap van onlinecriminaliteit. Onder de noemer «onlinecriminaliteit» vallen diverse delicten. Die kun je in twee categorieën indelen: cybercriminaliteit, zoals hacken of ransomware, en gedigitaliseerde criminaliteit, zoals phishing, datingfraude of cyberstalking. Uit het onderzoek blijkt dat de meeste gevolgen die slachtoffers van onlinedelicten ervaren, overeenkomen met de gevolgen van de offlinedelicten. Door de kenmerken van het onlinedelict kan de impact echter wel groter zijn, door de enorme schaal waarop de gevolgen zich kunnen doen gelden, zoals bij het verspreiden van beeldmateriaal en bij grootschalige victim blaming door allerlei onbekenden op het internet. Daarnaast stopt het slachtofferschap ook niet altijd, want niemand weet of er op internet nog kopieën of gegevens zijn. Het is dus nooit zeker of het slachtoffer van de dreiging af is.

De integrale aanpak van cybercrime bestaat uit vier sporen: preventie, opsporing, slachtofferschap en wetenschappelijk onderzoek. Er komen nog een aantal onderzoeksrapporten. Op basis daarvan worden dan conclusies getrokken voor de aanpak van cybercrime. In de brief lezen we dat de Kamer in het voorjaar van 2020 nader wordt geïnformeerd. Het is nog geen voorjaar, maar ik kan toch wel zeggen dat de urgentie en de daadkracht er niet echt van afspatten. Hier spreekt toch, lijkt mij, een Minister die niet zo veel heeft met cybercrime, terwijl de korpschef onlangs sprak over een crime change van offline- naar onlinecriminaliteit, want het is eenvoudiger en het loont bijvoorbeeld meer dan het plegen van een inbraak. Daarom heb ik er een paar cijfers bij gezocht. Die kun je in de jaarcijfers van de politie over 2019 vinden. De fraude met handel via internet is gestegen met 31%. De fraude met betaalproducten, zoals bankrekeningfraude, is gestegen met 67%. De identiteitsfraude is gestegen met 19%. Er is 10.830 keer meer aangifte gedaan van een cybercrimedelict, zoals hacken, malware, ransomware en virussen. Dat is een stijging van 64%. Bij onlinefraude neemt het aantal verdachten onder de 18 jaar flink toe. Het was 12% in 2016, maar het is gestegen tot 16% in 2019. De politie heeft in alle eenheden cybercrimeteams, maar feit is dat er veel meer mensen nodig zijn. Daarnaast is het de vraag of de huidige teams in omvang zo blijven, want vaak zijn het zijinstromers die net zo snel weer uitstromen. Met een Minister die blijkbaar niet zozeer naar deze cijfers heeft gekeken, wordt er volgens mijn fractie onvoldoende gedaan om de politie van voldoende mensen en middelen te voorzien om dit te kunnen bestrijden. Mijn vraag aan de Minister is dus: wat gaat hij doen?

Dan de high-impact crimes, en het slachtofferschap onder ouderen daarvan. De heer Krol sprak daar ook al over en ook over het weerbaarder maken van ouderen. Uit de door de politie geregistreerde criminaliteitscijfers – dat hoeven dus niet de daadwerkelijke te zijn – blijkt dat 125.815 mensen in 2018 als slachtoffer van een «high-impact crime»-delict zijn geregistreerd, en daarvan zijn 16.597 mensen 65 jaar of ouder. Deze high-impact crimes, zoals woninginbraak, geweld, straatroof en overval, zijn zeer ingrijpend. Een kwetsbare groep als de ouderen krijgt specifiek aandacht bij de aanpak. Een paar maatregelen: voorlichting over preventieve maatregelen in en om het huis ...

De voorzitter:

Nog 30 seconden.

Mevrouw Helder (PVV):

Ja. En trainingsmodules. Maar dat is een toezegging, gedaan tijdens een begrotingsbehandeling in 2018. Toen zagen we dat veel ouderen beroofd werden en bijna voor dood werden achtergelaten. Dat is helaas niet naar nul gereduceerd. Ik mis dus een keiharde strafrechtelijke aanpak. In 2011 pleitte mijn collega Agema al voor een drie keer hogere straf bij ouderenmishandeling. Wat gaat de Minister daarmee doen?

Ik rond af met een laatste vraag. Ik wil graag de stand van zaken weten naar aanleiding van een toezegging aan mij naar aanleiding van een aangehouden motie in 2014 over het standaard afnemen van handpalmafdrukken bij bepaalde misdrijven. De technologie is er, maar die werd niet toegepast omdat niet duidelijk werd hoe het begrip «onderzoeksbelang» moest worden ingevuld. Daar is onderzoek naar gedaan en inmiddels zijn politie en OM het erover eens dat in de wet moet worden opgenomen dat standaard handpalmafdrukken worden afgenomen bij delicten waar een voorlopige hechtenis op staat. Graag hoor ik de stand van zaken.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het voorzitterschap terug aan mevrouw Helder.

Voorzitter: Helder

De voorzitter:

Dank u wel. De Minister heeft een kwartier nodig. Ik doe het even ruim: ik schors tot 10.50 uur. Dan gaan we verder.

De vergadering wordt van 10.34 uur tot 10.50 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering en ik geef het woord aan de Minister voor zijn antwoord in eerste termijn. U hebt vier minuten; nee, grapje! Gaat uw gang.

Minister Grapperhaus:

Voorzitter. Dank, ook dat mij meer is gegeven dan die vier minuten, want ik denk dat we vandaag een zeer belangrijk onderwerp hebben: criminaliteitsbestrijding. Daarbij hebben we het ook echt over zaken als high-impact crimes; dat zijn de misdrijven, de strafbare feiten die – daarom heet dit «high impact» – ook direct ingrijpen in het leven van de slachtoffers. Ook spreken we – ik kom daar straks op terug – in belangrijke mate over cybercrime: de strafbare feiten die vaak worden gepleegd langs digitale weg, op het internet of in ieder geval met behulp van digitale middelen.

Eerst even over die high-impact crimes. Tien jaar geleden is de aanpak daarop geïntensiveerd en is er een integrale aanpak gekomen met gemeenten, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties. Dat was nodig omdat het aantal overvallen in 2009 tot een recordhoogte steeg. Die intensivering heeft ertoe geleid dat de high-impact crimes de afgelopen tien jaar ook echt zijn gedaald: overvallen met 60%, straatroof met 58%, woninginbraak met 42%. Ook de slachtofferenquêtes geven dat heel duidelijk aan. Het aantal overvallen en straatroven, zeg ik met nadruk, stijgt het afgelopen jaar licht. Ik heb dat ook op mijn departement besproken en ik heb ook gezegd: wij moeten hier met elkaar dus toch weer heel goed extra aandacht aan geven, want de bedoeling is dat die dalende lijn van de afgelopen jaren zich alsmaar blijft voortzetten.

Voorzitter. Alertheid blijft geboden. Naar aanleiding van vragen van enkelen van u, met name de heer Van den Berge en de heer Van Nispen, zeg ik ook met nadruk dat ik niet van plan ben om te zeggen: «Dat is mooi. We zitten nu op deze percentages, zo zijn we er wel». We móeten door met het verder omlaag brengen. Daarom heb ik bijvoorbeeld burgemeester Aboutaleb van Rotterdam gevraagd om door te gaan met de Taskforce overvallen. Hij heeft inmiddels een nieuw actieprogramma opgesteld om de aanpak te verstevigen. Dat loopt tot 2022. Typerend voor die aanpak is de strategische inzet van de mix van dadergerichte, slachtoffergerichte en situationele preventieve en repressieve maatregelen, dus een heel pakket. Dan gaat het ook echt zoden aan de dijk zetten.

Heel actueel speelt op dit moment ook de noodzaak om extra in te zetten op de plofkraken. We hebben gezien dat die de afgelopen maanden ineens weer zijn gaan toenemen. Ik heb daarover in november met mijn twee Belgische collega's gesproken, omdat we ook een soort heen-en-weer waterbedeffect tussen Nederland en België zagen. We hebben met elkaar afgesproken meer samen te werken bij het bestrijden van die plofkraken.

Ik heb verder afgelopen donderdag samen met collega Hoekstra gesproken met de banken. De banken hebben daarbij bevestigd dat ze een effectieve oplossing binnen handbereik hebben om het geld waardeloos te maken bij een aanval op een geldautomaat. Uw leden vroegen daar ook al naar. Ik ga daar niet iets over zeggen, want het is een heel bijzondere methode hoe dat gaat gebeuren. De banken en Geldmaat hebben toegezegd om die oplossing uiterlijk 31 maart 2021 te implementeren. Dat is ook de uiterlijke datum van de opheffing van de nachtelijke sluiting van alle geldautomaten.

Naast die maatregel gaan de banken per april starten met het ver- en herplaatsen van geldautomaten die een risico kunnen geven op gevaarzetting voor direct omwonenden. Dan moet u denken aan gevelautomaten waarbij boven- en nevenbewoning aanwezig is. En ten slotte hebben politie en Openbaar Ministerie nog eens bevestigd door te gaan met de intensivering op het opsporen en vervolgen van de verdachten. Dat is natuurlijk nodig als we die toename zien.

Ik hoop dat u het vandaag een beetje als een refrein in mijn antwoorden zult herkennen – en zo niet, dat u mij daarop aanspreekt – dat we waar we die toenames zien in high-impact crimes, daar ook echt onmiddellijk op doorzetten met de politie, met het Openbaar Ministerie, maar ook met branches waarvoor het geldt.

Wat verder niet aan de orde is geweest, maar wat ik toch als een voorbeeld wil noemen waaraan je ziet dat we ook met preventieve maatregelen stimuleren en faciliteren, is de zogenaamde tellerfraude. Daar is ook een heel preventief beleid op gang gekomen om dat serieus aan te pakken. Ik wil hier echt benadrukken dat, hoewel ik de afgelopen tijd door allemaal verschrikkelijke incidenten heel erg de nadruk heb gelegd op de zware criminaliteit, ook deze high-impact crime voor mij en voor mijn collega voor Rechtsbescherming echt een prioriteit blijft om bovenop te zitten. Ik hoop dat het zo in de antwoorden goed terugkomt.

De succesvolle elementen die we bij die high-impact crimes hebben gezien, worden inmiddels ook ingezet bij het onderwerp hidden impact crimes, wat hoort bij ondermijning, maar vooral ook – waar we het vandaag over hebben – bij virtual impact crimes, oftewel cybercrime.

Ik kom straks op een aantal concrete punten, maar ik wil er toch wel even iets over zeggen. We hebben echt bijzondere aandacht voor kwetsbare personen, zoals ouderen. Daar hebben mevrouw Van Toorenburg en de heer Krol de afgelopen tijd diverse keren op concrete punten aandacht voor gevraagd. Ik heb hen ook gezegd dat ik – wat ik dit jaar weer ga doen – vorig jaar ook zelf ouderen ben gaan toespreken en stimuleren om echt heel veel te doen aan hulp vragen, aangifte doen en vooral ook preventie. En op het punt van die preventie: niet beschroomd zijn om hulp te vragen.

Onze wereld digitaliseert in een kolkend tempo; dat zien we allemaal. Ik kan ook mezelf nemen. Ik ben in 1984 als advocaat begonnen. In die tijd hadden we nog secretaresses die met carbonpapiertjes en Tipp-Ex werkten. Ik weet zeker dat een aantal kijkers beneden de 30 nu op Google gaan kijken wat Tipp-Ex inhield, of wat een carbonnetje was. Voor die mensen, die ouderen, is het soms echt duizelingwekkend om te zien hoe de ontwikkelingen gaan. Niet alleen de twee genoemde leden maar u allemaal, zoals de heer Van Nispen vandaag ook, mogen mij er voortdurend op blijven aanspreken wat ik doe om die ouderen erbij te houden. Dat is zowel in preventieve zin maar ook in repressieve zin tegenover de lafaards die zich op zo'n kwetsbare groep richten «frapper toujours». Dit bedoel ik in overdrachtelijke zin, want lijfstraffen kennen wij natuurlijk niet meer.

Voorzitter. Ik vind het zorgelijk wat er op dat punt gebeurt, maar bij een andere zorgelijke ontwikkeling raak ik aan de vraag die mevrouw Van Toorenburg stelde over de patseraanpak. Wat ik zorgelijk vind, is dat jongeren steeds vaker wapens dragen en die ook gebruiken om hun status te verhogen. Ik heb uw Kamer afgelopen maandag daarover een brief geschreven. Ik zou eigenlijk hopen dat we daar misschien nog een keer met elkaar separaat uitvoerig over door kunnen praten. In die brief heb ik over het zorgelijke wapens – grote messen en dergelijke – dragen op straat aangegeven en uitgelegd wat de juridische basis is om preventief te kunnen fouilleren.

Ik vind dat we dat debat met elkaar verder moeten voeren, want het is iets zorgwekkends ten aanzien van hoe de jeugd zich in dit opzicht ontwikkelt, maar het is ook een echt veiligheidsissue aan het worden voor mensen die in buurten wonen waar dit vaker gebeurt en die de dingen verkeerd zien gaan. Ik ga zo, in antwoord op de vragen van de heren Van Nispen en Groothuizen over die zwakke wijken, nog wat nader op dit geheel in. We hebben daar ook de inzet van anderen voor nodig. Ik heb het vaker gezegd, ook naar aanleiding van de jaarwisseling, waarover we het vanmiddag gaan hebben: ook ouders spelen een belangrijke rol bij het wangedrag van jongeren bij dat soort grote evenementen. Het veiliger maken van Nederland is echt iets wat we met elkaar moeten doen. U kunt mij altijd op mijn verantwoordelijkheid aanspreken. Als u vindt dat ik te slap ben, ken ik u allemaal inmiddels goed genoeg om te weten dat u mij daar scherp en soms zelfs prikkelend op zult aanspreken. Dat is allemaal goed. Dat moeten we doen. Vergeeft u mij dat ik, als ik de verantwoording dan ook afleg over de verantwoordelijkheid die ik draag, dan ook iedere keer dit zeg. We moeten dit als samenleving samen doen. Ook ouders en opvoeders moeten hun kinderen durven aanspreken op het meedoen aan dingen als babbeltrucs of het dragen van wapens.

Voorzitter. Ik wil dan zo veel mogelijk vragen thematisch beantwoorden. Terwijl de koffie rondgaat, begin ik met een aantal punten die mij ook troffen en die misschien ook wat lastiger zijn in te delen. Laat ik eerst maar eens even kijken naar de slachtoffers. Over dat onderwerp zijn een aantal gerichte vragen gesteld. Ik kom bij het punt van de heer Van den Berge over het straatrooffonds. Ik vind het op zichzelf zeker behartigenswaardig om te kijken of dat slachtofferfonds zich ook echt richt op zaken, zaken in alle high-impactcategorieën, die niet tot een strafrechtelijk vervolg hebben geleid. Maar er moet wel aangifte gedaan worden. Ik wil hier heel nadrukkelijk zeggen dat ik in allerlei gremia waar ik ben, benadruk dat men aangifte moet doen. Dat geldt overigens ook voor dingen die vandaag niet op de agenda staan. Ik wil toezeggen dat ik er bij de Kamer nog op terugkom – dat zeg ik naar aanleiding van de vragen van de heren Van den Berge en Krol – wat we nog meer kunnen doen om ouderen niet alleen die voorlichting te geven, maar ook te stimuleren tot aangifte te komen. Ik zal dit nog eens echt helemaal uitdiepen. Ik geloof dat de politie zich er steeds meer op heeft toegespitst om het aangifteproces zodanig in te richten dat het gestimuleerd kon worden voor ouderen om aangifte te doen. Dat heeft er niet mee te maken dat ik de afgelopen jaren Minister van Justitie was, maar dat heeft gewoon te maken met de maatschappelijke ontwikkelingen. We blijven daaraan werken, want een aangifte heeft ook als voordeel dat iemand makkelijker bij het Schadefonds Geweldsmisdrijven kan aankloppen. Dat spreek ik hier dan nog maar eens uit, zodat slachtoffers, als zij dit horen of via de media vernemen, zich echt goed realiseren dat ze die aangifte moeten doen omdat de politie daardoor in ieder geval een beeld krijgt van wat waar gebeurt of waar bijvoorbeeld onveilige plekken zijn. Maar dit betekent ook dat je daardoor een makkelijkere positie krijgt ten aanzien van het slachtofferfonds.

Voorzitter. De ondersteuning van slachtoffers rondom cybercrime ...

De voorzitter:

Voordat u daarmee verdergaat, heb ik een vraag ter verduidelijking. U zegt verder te gaan uitdiepen wat we kunnen doen om ouderen aangifte te laten doen. Dat was naar aanleiding van een vraag van de heer Van den Berge over straatroof, maar de heer Krol had het specifiek over ouderen. Wordt dit in één brief aan de Kamer meegenomen?

Minister Grapperhaus:

Ik wil mij in de brief vooral richten op het punt van de ouderen, want ik hoorde iedereen die hier aanwezig is op deze problematiek drukken. Ik hoorde het van de heer Van Nispen, mevrouw Van Toorenburg, de heer Van den Berge, mevrouw Yeşilgöz en de heer Groothuizen. Dat is mij uit het hart gegrepen. Ik vind het echt een belangrijk punt dat we die kwetsbare groep zo veel mogelijk in handen geven, ook op het gebied van cybercrime, waar ik nu op kom.

De voorzitter:

Kunt u een termijn verbinden aan de brief?

Minister Grapperhaus:

Ik denk dat het zinnig is om ergens voor het reces waarin Bevrijdingsdag valt – ik weet niet hoe u dat reces noemt – met de brief te komen. Mij blijkt dat dit het meireces heet. Ik kan ook zeggen: voor de verjaardag van de Koning. Hij is altijd jarig in het meireces, is mij opgevallen.

De voorzitter:

Ik heb dan toch nog twee interrupties. Ik begin bij de heer Van den Berge.

De heer Van den Berge (GroenLinks):

Ik denk dat het kort kan, voorzitter. Ik vind het een mooie toezegging, maar voor de zekerheid merk ik toch nog even op dat het volgens mij om twee punten gaat, die allebei belangrijk zijn. Het ene is de aangiftebereidheid onder ouderen vergroten en het andere is om te kijken of het waarborgfonds ook toegankelijk is voor personen die wel aangifte doen, maar waarna geen strafrechtelijke vervolging plaatsvindt. Het zou mooi zijn als de Minister de beide dingen in de toegezegde brief kan meenemen.

Minister Grapperhaus:

Ik zal dat verhelderen en zal in de brief verduidelijken hoe dat precies werkt. Ik denk dat het voor uw Kamer, maar ook voor de slachtoffers van belang is om heel helder te hebben hoe ze dat kunnen oppakken. Ik zal ook zorgen dat we de voorlichting in de eerstvolgende campagne die, zo zeg ik even uit mijn hoofd, in maart plaatsvindt, daar nog even extra op richten. Want nogmaals, dat aangifte doen is niet zomaar. Ook als men moet besluiten vanwege gebrek aan bewijs dat er geen strafrechtelijk vervolg aan kan worden gegeven, geeft het de politie hoe dan ook belangrijke informatie. Het geeft je een positie als geregistreerd slachtoffer. Dat zijn echt belangrijke dingen die we de mensen moeten meegeven. Een derde ding is dat ik het van belang vind dat mensen weten dat ze geborgd zijn, om het zo te zeggen, door de politie. Stel dat je in je eentje bent en je bent overvallen. Je voelt je bang en geïntimideerd. Juist de aangifte geeft je dan toch ook een gevoel van veiligheid vanuit de politie. Dat moet in ieder geval zo zijn, vind ik.

De voorzitter:

Desondanks is er een interruptie van de heer Krol.

De heer Krol (50PLUS):

Ik heb meer een opmerking in de richting van de Minister. Ik ben heel blij met zijn betrokken reactie, maar de grote klacht die wij krijgen, is toch dat mensen zeggen: de politiepost in de buurt is gesloten. Er zijn steeds minder politiebureaus in de buurt, wat met name voor ouderen heel vervelend is omdat zij vaak problemen hebben met het digitaal aangifte doen. Ik hoop dat u dit dan ook meeneemt bij uw overwegingen.

Minister Grapperhaus:

Laat ik toezeggen dat ik dit nog eens in de brief meeneem en uitleg. Even voor de mensen die kijken: in het kader van andere debatten heb ik de Kamer uitgelegd hoe de politie in de afgelopen jaren – dan praat ik over de afgelopen acht jaar, sinds het begin van de vorming van de nationale politie – geleidelijk aan anders is ingericht in de buurten. Voor een deel is dat overigens nog op dezelfde manier. De tijdelijke bureaus, pop-upbureaus, hebben allemaal een wat andere insteek. Maar het bereik is nog steeds wat het moet zijn. Ten aanzien van de ouderen kom ik daar in de brief nog even op terug, want ik vind wel dat u recht heeft op een antwoord op de vraag: is het voor ouderen niet toch lastig geworden omdat zij niet helemaal goed zien – ik meen het serieus – wat zo'n pop-upbureau inhoudt? Voor een jongere generatie is dat makkelijker te begrijpen.

Voorzitter. Ik wilde nog zeggen dat de daling van de aan ouderen gerelateerde high-impact crimes in de periode 2015 tot 2018 21% is geweest. Dus de daling is er. In reactie op wat door een van u naar voren is gebracht, zeg ik dat ik mij realiseer dat die daling bij ouderen geringer is dan bij andere leeftijdsgroepen. Daarom hamer ik er zo op bij mijzelf, mijn ministerie, de politie en het OM om daar zo veel op te blijven inzetten.

Er is gevraagd naar de evaluatie van de campagne. Die volgt later dit jaar. We zien dat het slachtofferschap onder ouderen bij woninginbraken, straatroven en overvallen op zichzelf afneemt, maar het geweld blijft gelijk als je naar de aangiften kijkt. Mevrouw Van Toorenburg gaf denk ik een heel goed voorbeeld van hoe dat gebeurt. Daders volgen slachtoffers op straat en komen zo ook aan adressen. Ik meen dat de heer Krol daar een vraag over stelde. Of ze bellen bij bewoners aan. Ze komen dus niet bijvoorbeeld via politiegegevens aan die adressen. Nee, ze kijken gewoon helemaal in de buurt: wie ze moeten hebben, hoe mensen wonen en waar er een kwetsbaar iemand is die ze aan kunnen pakken.

Voorzitter. Ik wil nog even in algemene zin door over de ondersteuning van het slachtoffer van cybercrime. Slachtofferhulp Nederland heeft een nieuw onlineplatform. Afhankelijk van het delict of het beeldmateriaal houdt het Expertisebureau Online Kindermisbruik, het EOKM – u wel bekend – zich bezig met het offline krijgen van kinderporno. U is denk ik ook bekend dat ik wat dat betreft graag samenwerk met het EOKM. Ik heb de directeur, mevrouw Arda Gerkens, uitgenodigd om voor de zeven Ministers met wie we binnen de EU een denkgroep vormen een uitvoerige presentatie te geven over het werk dat het EOKM doet. Overigens zetten we juist ook enorm in op het op een goede manier, samen met de providers, wegkrijgen van allerlei ongewild beeldmateriaal. Bij een andersoortige content kan Slachtofferhulp Nederland samen met Helpwanted aan het slachtoffer tips geven voor het offline krijgen. Dat is een probleem dat de heer Van Nispen terecht signaleerde.

Een van u – misschien was het mevrouw Yeşilgöz – sprak over de vier elementen: preventie, repressie, slachtofferhulp. Het vierde is voor mij niet zozeer de wetenschap – de wetenschap staat boven alle elementen ter wereld – maar reparatie. Dat is écht een belangrijk onderdeel. Daar bedoel ik mee dat je er niet bent als je het slachtoffer psychologische hulp geeft als er ongewenste beelden op het internet zijn, of als je de daders aanpakt. Je moet er ook voor zorgen dat die beelden verdwijnen. En dat is echt wel – ik kijk naar de Griekse mythologie – een soort tantaluskwelling: je rolt een steen de berg op, maar hij komt steeds weer omlaag. Beelden kunnen immers telkens weer opduiken als iemand ze via een USB-stickje of iets anders opnieuw ergens op het internet duwt. Maar daar werken we aan. In het kader van de 30 miljoen aan investeringen tegen cybercrime die het kabinet in 2018 wel degelijk heeft gedaan – bovenop het bepaalde in het regeerakkoord – heeft de politie een webcrawler gekregen om dat ook echt allemaal zo veel mogelijk weg te werken. U hoort mij daar veel over zeggen, want ik vind dit een ongelofelijk belangrijk onderwerp. Dat hadden we tien jaar geleden met z'n allen niet kunnen bedenken: de noodzakelijke reparatie op het internet van voor mensen onwelgevallige, akelige en ook strafrechtelijk verboden dingen.

Voorzitter, in uw hoedanigheid van Kamerlid vroeg u naar de studie naar een voorziening om onrechtmatige content te kunnen laten verwijderen via een snelle en laagdrempelige procedure. Die studie loopt en wordt naar verwachting in de zomer opgeleverd. Zo lang als dat kan, wil ik dat allemaal natuurlijk het liefst doen in heel goede samenspraak met de grote providers. U heeft gezien hoe snel de discussie kan oplaaien op het moment dat je de vraag stelt, zoals de Amerikaanse Minister van Justitie heeft gedaan, of dubbele encryptie niet op een bepaalde manier zou moeten kunnen worden onderbroken.

De heer Van Nispen (SP):

Ik denk dat het heel goed is dat we slachtoffers beter gaan helpen om strafbaar en kwetsend materiaal sneller van het internet verwijderd te krijgen. Voor kindermisbruik hebben we zo'n voorziening. Voor ander materiaal hebben we Slachtofferhulp Nederland, zo begrijp ik de Minister. Zouden we de vier pijlers die de Minister noemt – preventie, repressie, reparatie – niet meer kunnen verbinden door er ook voor te zorgen dat slachtoffers naar één punt kunnen waar dit hun dan niet zozeer uit handen wordt genomen, want dat moet je nooit doen bij slachtoffers, maar waar ze voor deze zaken samen hulp krijgen? Als het slachtoffer dat wil, dan worden namens het slachtoffer niet alleen het materiaal van het internet verwijderd en de juiste stappen daartoe gezet, maar dan kunnen bij datzelfde loket ook direct strafrechtelijke stappen worden gezet. Dan hoef je daarvoor niet weer naar iets anders. Want anders zeg je toch een slachtoffer dat hij naar het ene punt moet om het verwijderd te krijgen en dat hij naar het andere punt moet als hij aangifte wil doen, terwijl het heel snel moet. Dat is volgens mij een beetje waar we naar moeten zoeken. Kan de Minister daarop ingaan?

Minister Grapperhaus:

Ja. Daar wil ik graag op «reflecteren», zoals dat heet. De heer Van Nispen snijdt hiermee een heel belangrijk punt aan dat ook weer relateert aan de expertise. Ik zei al dat dit kabinet de afgelopen jaren ook echt heeft ingezet op het vergroten van de digitale expertise bij onze diensten. In mijn geval zijn dat vooral de politie en het Openbaar Ministerie. Daar heb ik ook al met de cyber officier van justitie ... Ik wou dat toch maar even suggereren, voorzitter: wat dat betreft zou ik uw Kamer graag een vertrouwelijke technische briefing aanbieden. Dan kan zij zien hoever men in dat opzicht staat. Maar nu komt het punt van de heer Van Nispen: ik zou ook in dat verband ergens in dit voorjaar aan de hand van een brief van mij met uw Kamer hierover verder willen praten. Waarom? Ik hoorde het net al even aan. Aan de ene kant heb ik het in de Europese Unie met veel duwen en trekken op de agenda gekregen: hierbij echt niet alleen inzetten op samenwerking met providers, maar ook kijken wat er meer mogelijk is. Dat heeft de Commissie na het Finse voorzitterschap opgepakt. Uw Kamer weet dat het wetsvoorstel waarin we de bestuurlijke aanpak van dit soort zaken regelen, er is of zeer binnenkort komt. Daardoor kunnen bedrijven en providers die op het internet ruimte bieden aan verboden content, meteen worden aangepakt. Maar dan zie je het alweer: dan komt er straks weer een instantie bij die nog niet helemaal op de ander is aangesloten.

In de brief aan u wil ik terugkomen op precies hetgeen waarop de heer Van Nispen duidt. Je moet er namelijk voor zorgen dat er voor de slachtoffers één helder loket komt waar zij precies kunnen zien wat er gebeurt met hun strafklacht – waarover zij tot op zekere hoogte kunnen meepraten – wat er gebeurt met het materiaal en wat er uiteindelijk ook gebeurt op het punt van reparatie, zoals ik het maar noem, dus richting providers. Ik wil dat toezeggen. Als u dat goed vindt, doe ik dat dan wel na het meireces, want dan weet ik meer over wat hierover in Brussel wordt besloten. En als mensen zeggen «wat moet je nou met Brussel?», dan zeg ik: het internet is een uiterst internationaal, grenzeloos gebeuren met veel internationale, grote providers, en ik heb dus echt de extra kracht van de EU nodig om met regelgeving te komen die ook echt zoden aan de dijk gaat zetten bij de aanpak op het internet zelf. Ik noem bijvoorbeeld die reparatie. Even gewoon heel eenvoudig, om het aan de mensen uit te leggen: als ongewenst foto's van jou op het internet zijn geplaatst, bijvoorbeeld via sextortion, en je wilt die ervan af hebben, dan is het nodig dat er met de providers keiharde afspraken zijn gemaakt over het ervan afhalen daarvan of dat er instanties zijn die deze er goed af kunnen halen ongeacht wat de provider wil – met inachtneming van alle privacy en wat dies meer zij. Ik heb het nog niet eens over kinderpornografie; dat heeft natuurlijk helemaal prioriteit. Dat reparatiepunt dat ik net heb genoemd, is enorm belangrijk.

Om het even in één zin terug te brengen: ik zeg toe dat ik in de periode tussen mei en begin juli, als het zomerreces begint, een brief naar uw Kamer stuur waarin een voorstel wordt gedaan voor hoe we de positie van het slachtoffer zo maken dat het slachtoffer al die aspecten van zijn slachtofferschap op één plek kan samenbrengen. De heer Van Nispen vraagt daar terecht om.

De heer Van Nispen (SP):

Dat is een mooie toezegging. Fijn dat de Minister dit punt onderschrijft. Er ligt natuurlijk al een aangenomen motie van de SP. Die is ingediend bij de behandeling van de nota van het lid Koopmans over horizontale privacy. Het is mooi dat de Minister nu uit eigen beweging een brief toezegt, maar eigenlijk is het de uitvoering van die motie. Als de Minister daar precies op terug kan komen, is dat mooi. Het is denk ik evident dat daarin ook wordt ingegaan op de rol van Slachtofferhulp Nederland, van de Autoriteit Persoonsgegevens en van de politie. Natuurlijk, we moeten er niet weer een punt bij verzinnen, zodat mensen straks vier punten hebben. Het gaat er juist om dat het duidelijker wordt, maar dat lijkt mij evident. Volgens mij was dat ook de strekking van de toezegging van de Minister.

Minister Grapperhaus:

Ik meende toch enigszins recht te doen aan die motie van de SP door de heer Van Nispen een keer of tien te noemen. Hij heeft namelijk inderdaad dit punt zo benadrukt, dus ere wie ere toekomt. Daar moeten we dus ook helder over zijn. Het punt dat de heer Van Nispen noemt – zeg ik ook even voor iedereen die kijkt – is dat we niet het paard achter de wagen moeten binden. Het moet dus niet zo zijn dat we straks een regeling bedacht hebben om dat slachtoffer een hele goede en sterke positie te bieden, waarvan de Algemene verordening gegevensbescherming dan zegt dat dat tekortdoet aan de privacyrechten van daders. Ik wil het echt zodanig aan uw Kamer presenteren dat we kunnen zeggen: dit gaat werken.

Voorzitter. Ik wil nog even terugkomen op het voor ouderen eenvoudiger maken om aangifte te doen. Ik wil nog zeggen dat de afgesproken werkwijze is dat de politie bij ouderen de aangifte thuis opneemt. Dat vergat ik net nog te zeggen, maar dat vind ik een belangrijk punt. Mochten er bij uw Kamer signalen zijn dat dat weleens niet goed gaat, dan moet u mij daar zeker voor ter verantwoording roepen.

Dan de cyberweerbaarheid van jongeren. Mevrouw Van Toorenburg vroeg daarnaar. Bureau Halt geeft jaarlijks 12.000 voorlichtingsbijeenkomsten. Daar hoort de onlineweerbaarheid ook bij. Daarbij zeg ik in alle eerlijkheid dat ik nog eens met Halt in gesprek wil gaan om te zien of we niet ook de ouders hierin meer zouden moeten betrekken. Ik maak gebruik van de gelegenheid dat ik hier nu zo spreek, om het volgende toch eens te benadrukken. Ik voer regelmatig gesprekken met de politie, maar ook met voorlichtingsbureaus, zoals Pretty Woman in Utrecht. Dat is een bureau dat vooral jonge meisjes en vrouwen helpt die in allerlei dingen als sextortion worden getrokken. Wat mij uit die gesprekken met de politie en dit soort bureaus blijkt, is dat ouders vaak geen idee hebben van wat hun kinderen online aan het doen zijn. Daarbij kom ik weer op het ding terug dat ik best begrijp dat dat voor ouders soms lastig is, ook weer omdat hun kinderen soms een paar slagen verder zijn in de digitale wereld, maar we hebben de ouders hier echt bij nodig. Je wilt namelijk niet dat je kind ineens onverwacht in allerlei situaties terechtkomt. Ik wil hier dus zeggen dat ik nog met Halt verder spreek over wat we in dat opzicht kunnen doen, om de ouders daarin ook een zekere rol te laten spelen.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

De Minister geeft terecht aan dat ouders daarin een rol spelen. Maar laat ik als ouder van een puber gewoon zeggen dat ik van negen van de tien dingen die bij hen langskomen, echt geen flauw benul heb. Als ik hoor wat er bijvoorbeeld allemaal met dat TikTok kan en gebeurt, dan is dat een angstaanjagend verhaal. Je komt er daarbij als ouder gewoon pas laat achter wat kinderen eigenlijk aan het doen zijn. We zouden dus het volgende kunnen proberen. Zouden we niet gewoon eens een rondetafel kunnen organiseren vanuit het ministerie, niet alleen met Halt, maar ook heel creatief met al die YouTubers en influencers, zodat zij ons gaan helpen? Zij hebben namelijk een hele lage drempel bij die kinderen. Dan kan er een soort offensief komen, van al die voor de jeugd interessante types, om kinderen weerbaar te maken, zodat er gewoon echt even een soort siddering door de samenleving gaat, van al die gasten die bij die kinderen binnenkomen: jongens, pas op! Zou om de zoveel tijd zoiets doen niet nog meer waarde hebben?

Minister Grapperhaus:

Ik neem die gedachte zeker mee, als u het goedvindt dat ik het even zo formuleer, want ik ben het met mevrouw Van Toorenburg eens. Als we hier namelijk zo met elkaar in deze zaal over praten, blijft het allemaal nog vrij abstract, maar er zitten hele nare dingen bij, of het nou gaat over die engerds, want dat zijn het, die jonge meisjes via allerlei nepsites naar zich toe proberen te halen via problematiek rondom eetstoornissen en dergelijke – ik vind het verschrikkelijk dat dat kan gebeuren – of dat het gaat over de handel in gruwelijke kinderpornografie op het darkweb. Jongeren komen soms ook terecht in dat soort dingen. Het zijn allemaal echt dingen die we zo goed mogelijk moeten bestrijden. Wat mevrouw Van Toorenburg zegt, wil ik meenemen als suggestie. Ik kom daar in algemene zin nog op terug in het kader van de voortgangsbrief over de aanpak van onlinekindermisbruik.

De voorzitter:

Een vervolgvraag.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Terecht besteedt de Minister de meeste aandacht aan de gruwelijkste uitwassen. Maar ik zie, gewoon van nabij, dat het ook over hele kleine dingetjes gaat. Dan krijgen ze weer van die appjes van een of ander bedrijf dat ze toch een beetje verleidt om een rekeningnummer te geven, want dan worden ze een vaste klant bij een leuk juwelenbedrijfje en dan krijgen ze nog meer volgers. Als je niet continu met je kind daarover praat, dan hou je ze daar niet bij weg. Het lukt me soms, maar ik weet zeker dat ook mij heel veel ontgaat. Heel veel ouders ontgaan dingen. Ik zou de Minister dus ook willen vragen: als hij dat oppakt, wil hij dat dan niet alleen voor de meest draconische dingen doen? Het zit soms namelijk ook gewoon in kleine dingen, en niet alleen altijd in gruwelijk misbruik.

Minister Grapperhaus:

Ik zal dat in de verdere uitwerking hiervan ook meegeven aan collega Dekker voor Rechtsbescherming, want slachtofferhulp ligt op zijn terrein.

Ik wil daar nog één ding aan toevoegen. Over die weerbaarheid wil ik ook het gesprek aangaan met providers, met degenen die bijvoorbeeld Instagram beheren. Ik wil vragen: wat doen jullie nou om jullie gebruikers weerbaar te maken en om ze erop te wijzen dat sommige onschuldig bedoelde foto's op Instagram ook weer effecten kunnen hebben die je niet verwacht had, maar die je ook zeker niet gewild had? Ik ga er nu verder niet over uitweiden, maar dat wil ik hier nog zeggen.

En het punt dat mevrouw Van Toorenburg als laatste maakte, zal ik in ieder geval heel duidelijk aan Dekker overbrengen. Het gaat namelijk inderdaad niet alleen om de gruwelijke dingen. Het gaat ook gewoon om de dingen als het misbruiken van de goedgelovigheid van jongeren als het gaat om bankrekeningen en dergelijke.

Voorzitter. In het verlengde daarvan wil ik toch echt even benadrukken, en ik hoop dat mevrouw Van Toorenburg dat ook wel een beetje ziet, dat collega Dekker en ik slachtoffers van onlinecriminaliteit ook echt als slachtoffer zien. We beschouwen dat ook zonder meer als serieuze criminaliteit als het gaat om slachtofferhulp. Bij instanties als de Fraudehelpdesk is er een luisterend oor en kan er advies worden gegeven. In 2019 zijn er in ieder geval meer dan 2.700 verdachten van dit soort fraude bij het OM aangeleverd. Nogmaals, slachtofferhulp zit primair in de hoek van mijn collega Dekker, maar ik wil hier vanuit mijn andere rol hardop zeggen dat ik mij hiervoor zeer blijf inzetten, bijvoorbeeld door providers erbij te betrekken en door andere dingen.

Dan nog wat andere dingen. Mevrouw Van Toorenburg vroeg ook naar de handelsfraude. Politie, OM en private partijen werken intensief samen om goed zicht te krijgen op die daders van onlinehandelsfraude. Het aandeel jongeren lijkt overigens toe te nemen. Maar goed, dat moeten we echt goed uitzoeken. Maar ik wil het hier niet bij laten. Ik wil ook zeggen dat ik over enige tijd een voortgangsgesprek ga hebben met de politie en de private partijen, omdat, en dat heb ik uw Kamer eerder gezegd, we natuurlijk ook weer – daar komt-ie weer – tegen bepaalde beperkingen aanliepen op het gebied van de Algemene verordening gegevensbescherming, die bijvoorbeeld toch verhinderde dat banken de achterliggende gegevens van rekeningen van zogenaamde katvangers konden geven in het kader van die gegevensbescherming. Ik wil kijken hoe we in die patstand toch verder met elkaar kunnen komen. Ik zal daar over enige tijd een gesprek over hebben. Daar zal ik nog bij uw Kamer op terugkomen. Ik kan nu niet zeggen wanneer precies, maar in ieder geval voor de zomer. Daar ga ik van uit.

Dan de stijging van ouderen in het kader van de cybercriminaliteit. Een van u noemde volgens mij al dat het CBS-onderzoek naar digitale veiligheid en criminaliteit aangaf dat 4% van de 65-plussers slachtoffer is geweest van cybercrime. Dat vind ik echt een zeer zorgwekkend hoog getal, dat moge hopelijk duidelijk zijn. Van jongeren van 12 tot 25 jaar was dat overigens 12%. Dat geeft niet alleen heel duidelijk aan waar de kwetsbaarheden zitten en wie de kwetsbare groepen zijn, maar het geeft ook heel goed aan dat deze criminelen donders goed weten waar ze moeten zijn.

Voorzitter. Ik heb nog een aantal vragen op diverse terreinen. De heer Van den Berge stelde vragen over het meekijken van beelden door de politie. De politie mag beelden enkel bekijken bij toestemming van de bewoner of na een vordering via de rechter-commissaris.

Mevrouw Van Toorenburg vroeg nog naar de bekendheid inzake heling. Daar is veel communicatie over, maar we moeten altijd kijken naar aanleiding van het signaal hoe dat is op te pakken. Het is inderdaad wel van belang dat eenieder kan checken of een bepaald goed gestolen is. De collega en ik zullen nog bekijken of op dat punt niet nog veel meer zou moeten worden verbeterd.

De voorzitter:

Uw tweede interruptie, mevrouw Van Toorenburg.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

We hebben dat vreselijk hinderlijke filmpje over «maak het ze niet te gemakkelijk». Dat komt echt helemaal onder je huid, maar tegelijkertijd werkt het dus. Dat filmpje gaat over inbraak. Ik zou me kunnen voorstellen dat we ook zo'n soort campagne doen met de boodschap «zoek eens uit waar je spullen vandaan komen», over heling. Dat zou zo'n vergelijkbare campagne kunnen zijn, waardoor iedereen het ziet.

Minister Grapperhaus:

Ik neem die gedachte mee naar collega Dekker. Het interessante is dat het deels een slachtofferkwestie is, maar deels ook een oproep aan iedere burger: ga eens even na of je spullen niet uit een gestolen partij afkomstig kunnen zijn.

Voorzitter. De heer Van den Berge vroeg aandacht – naar ik begreep deed hij dat namens het CDA – voor dat ontzorgplan. Ik zal die voorstellen voor de korte termijn doorgeleiden naar de politie, zeg ik bij dezen toe. Zoals u weet, is de commissie-Zuurmond ingesteld om te adviseren hoe de administratievelastendruk verminderd kan worden. Ik zal ervoor zorgen dat de voorstellen toekomen aan deze commissie. Ik zal later nog met een schriftelijke reactie hierop komen, nadat ik de politie, maar ook de commissie-Zuurmond daarover heb gehoord. Dat doe ik niet om het op de termijn van deze commissie te schuiven, maar ik vind het wel belangrijk om ook even van hen een reactie daarop te krijgen. Ik kom daar in het voorjaar van 2020 bij uw Kamer op terug.

De heer Van den Berge (GroenLinks):

Ik waardeer die toezegging. Ik begrijp dat de Minister dit even wil overleggen. Ik hoop dat doorgeleiden niet passief is, maar dat dit ook inhoudt dat het actief wordt besproken met de korpsleiding. Maar ik ben ook wel benieuwd aan welke termijn we concreet moeten denken. Het gaat hier namelijk om het nemen van noodmaatregelen op de korte termijn. De Minister heeft het over het voorjaar van 2020. Daar zitten we zo'n beetje in, hoewel het weer daar nog niet op wijst. Volgens mij begint het voorjaar van 2020 over een week of vier. Ik ben benieuwd waar we concreet aan moet denken.

Minister Grapperhaus:

Ik ben misschien van een wat eerder bouwjaar, maar in mijn tijd begon het voorjaar op 21 maart. Hoewel je aan het weer zou denken te kunnen zien in welke tijd we ons begeven, is dat op dit moment nog steeds geval. Ik laat het echt wat ruimer. Ik ga niet zeggen «voor het meireces» omdat ik gewoon echt even afhankelijk ben van hoe daarnaar gekeken wordt door zowel de commissie-Zuurmond als de politie. Het voorjaar loopt af op 21 juni. Ik wil best toezeggen dat ik voor 1 juno – dan kap ik het laatste stukje van het voorjaar af – met een schriftelijke reactie bij u terugkom.

De heer Van den Berge (GroenLinks):

Ik waardeer die toezegging. Het is prima als die brief voor 1 juni komt, maar ik zou alleen wel de indringende oproep aan de Minister willen doen om er zo veel mogelijk vaart achter te zetten. Het gaat hier echt om maatregelen die wat ons betreft op korte termijn genomen kunnen worden. Wij hebben dit ook overlegd met vertegenwoordigers van politiebonden. Hoe eerder, hoe sneller. Dan kunnen we capaciteit vrijspelen voor de primaire taken van de politie. Daar gaat het ons om. Ik doe dus de oproep aan de Minister: hoe sneller, hoe beter.

Minister Grapperhaus:

Hoe sneller is niet altijd hoe beter, maar ik wil wel zeggen dat ik er echt voor ga dat we dat voortvarend en met een goed, kwalitatief antwoord oppakken.

Voorzitter. Ik heb nog een laatste puntje van de heer Krol staan. De Kamervragen over straatgeweld zullen zeer binnenkort beantwoord worden.

Dan het mobiel banditisme. De heer Groothuizen vroeg of er een Europese databank kan worden opgericht. Er is een Europese databank voor het uitwisselen van strafrechtelijke gegevens: ECRIS. Ik ben het helemaal met de heer Groothuizen eens dat een snelle bevraging mogelijk moet zijn om het hele strafrechtelijke verleden van verdachten mee te kunnen nemen. Dat lukt nu in veel gevallen, maar ik ga naar aanleiding van de vraag van de heer Groothuizen na of dat niet toch beter kan in die situaties waarin landen stelselmatig laat gegevens verstrekken. Ik kom daar bij uw Kamer voor het meireces op terug.

De heer Groothuizen (D66):

Het is mooi dat de Minister dat nagaat, maar ik kan alvast voorspellen wat de reactie is, want deze geluiden komen gewoon uit de praktijk. Vooral als het gaat om landen zoals Roemenië en Bulgarije is het problematisch om het op tijd te krijgen. En dat zijn ook nog eens een keer landen waar vaak verdachten uit afkomstig zijn. Dus de vervolgvraag is al: als de Minister dezelfde informatie krijgt als mij is aangereikt, wat gaat hij dan vervolgens doen om in overleg met die landen ervoor te zorgen dat de gegevens sneller beschikbaar zijn? Want je krijgt nu de situatie dat mensen vaak als first offender worden berecht, terwijl ze dat in de praktijk helemaal niet zijn omdat ze in diverse Europese lidstaten al een keer tegen de lamp zijn gelopen.

Minister Grapperhaus:

Dit is onder de vorige Commissietermijn een van de onderwerpen geweest – een van de, zeg ik nadrukkelijk – waarover ik met een aantal collega's, bij wie dit punt ook speelt, heb gesproken. Ik had een bredere agenda, maar ik heb ook dit punt aangeroerd. Mijn toezegging ziet erop dat ik bij u terugkom op de vraag of dat te verbeteren is en, zo ja, welke stappen richting welke landen daarvoor nodig zijn. Misschien dat ik uit diplomatieke overwegingen niet meteen landen ga noemen in die brief, maar ik zal in ieder geval aangeven dat ik met landen heb gesproken of dat ik dat ga doen. In die zin wil ik erop terugkomen.

Het lid Groothuizen vroeg nog of het vreemdelingenrecht ingezet kan worden bij die aanpak. De IND is al betrokken bij de aanpak van mobiel banditisme. Die controleert aangehouden personen op vreemdelingrechtelijke aspecten, bijvoorbeeld de verblijfsstatus. Dan geeft men ook advies over eventuele vreemdelingrechtelijke vervolgacties, zoals de betreffende mensen ongewenst laten verklaren.

In het verlengde hiervan ...

De voorzitter:

Ik noteer dit als een vervolgvraag. Gaat uw gang.

De heer Groothuizen (D66):

Het is mooi dat de IND daar al bij betrokken is, maar gebeurt het ook echt dat aan mensen een inreisverbod wordt opgelegd dat vervolgens de mogelijkheid geeft om strafrechtelijk in te grijpen? Want ik begrijp dat dat in een aantal Europese landen al wel gebeurt. Ik begrijp ook dat de praktijk daar behoefte aan heeft, want dat geeft je een middel om tegen mensen die tegen de lamp lopen en die hier niets anders doen dan rondreizen en stelen, te zeggen: als u weer in het land bent, dan gaan we u daadwerkelijk op die manier aanpakken. Ik begrijp dat dat in de praktijk niet of nauwelijks van de grond komt. Ik zie ook dat het kader er is en het is mooi dat de IND adviseert, maar de vraag is: wat doen we er vervolgens mee?

Minister Grapperhaus:

Dan komen we op dat eerdere, een beetje pijnlijke, punt. Als er voldoende antecedenten zijn, dan is er de mogelijkheid tot succesvol ingrijpen op dat punt. Ik kan nu niet – daarvoor zou ik moeten kijken naar de Staatssecretaris – concrete statistieken hierover aanbieden. Maar pijnlijk genoeg is het wel zo dat als iedereen van de EU-staten zijn huiswerk doet in ECRIS, dit hoe dan ook beter gaat werken, want dan kun je gewoon bij voldoende antecedenten zeggen: u komt er niet meer in.

Voorzitter. In het verlengde daarvan vroeg de heer Van Nispen: hoe wordt er nou voor gezorgd dat die informatie goed wordt uitgewisseld en zijn er beletsels op dit punt? Op dit moment wordt in het kader van de aanpak van ondermijning en de rol van gemeenten daarbij een modelprotocol ontwikkeld. Dat heb ik eerder aan uw Kamer gemeld. Dat moet echt een handvat bieden aan gemeenten om te beoordelen welke informatie verstrekt mag worden. Ik heb u eerder toegezegd dat ik de Kamer dat protocol de eerste helft van het voorjaar zal doen toekomen, dus voor het zogenoemde meireces, het «verjaardag van de Koning»-reces. Zo zit het dus.

Ik kan mij voorstellen dat er veel informatie op dat punt komt. Ik heb u in november geschreven dat wij samen met de gemeenten zijn gaan zitten en tegen hen hebben gezegd: noem alle punten maar waarop u hindernissen of barrières ondervindt om informatie uit te wisselen, dan gaan we kijken of er niet tóch mogelijkheden zijn. Ik heb uw Kamer daarover een brief gestuurd. Er is nog steeds veel meer mogelijk en daar zal ik hopelijk met u verder over spreken naar aanleiding van die brief voor het voorjaarsreces.

Hetzelfde geldt eigenlijk voor de informatie-uitwisseling tussen publieke en private organisaties. Politie, Openbaar Ministerie en Detailhandel Nederland werken samen in de Stichting Gemeenschappelijke Informatie Organisatie (GIO). GIO houdt toezicht op de uitvoering van een door de Autoriteit Persoonsgegevens goedgekeurd protocol waarmee de mogelijkheid wordt geboden om die gegevens landelijk te delen tussen de deelnemende winkelbedrijven. Dat protocol geeft dus afspraken over het delen van die gegevens van mobiele bendes. Daar is men echt wel in ieder geval een stap mee verder.

Mevrouw Yeşilgöz wees nog op het punt van de aangiftes van winkeldiefstal. Het Programma Vernieuwend Registeren binnen de politie is een langetermijnaanpak, zeg ik eerlijk, waarmee men bezig is met de vernieuwing en vervanging van de huidige, operationeel verouderde basisvoorzieningen. Het project Winkeldiefstal is één onderdeel van dat programma. In dat project wordt door operationele politiemedewerkers, ketenpartners en winkelvertegenwoordigers gewerkt aan een echt goede digitale functie ter ondersteuning van de afhandeling van het aangifteproces.

Er wordt ook een voorziening opgenomen om een aangifte te kunnen volgen. Dan doe je dus aangifte en kun je daarna precies zien wat er met die aangifte gebeurt. Daarvoor moet er wel een zogenaamde eHerkenning voor die bedrijven zijn, een soort DigiD voor bedrijven. Nu kan er al tussen regio's worden uitgewisseld, maar als we dit werkproces echt goed hebben opgezet, wordt het veel eenvoudiger om die koppelingen te maken. Dit jaar wordt gestart met de landelijke uitrol van dit geheel. We zouden volgend jaar omstreeks deze tijd alvast een eerste evaluatie ervan kunnen geven.

De heer Van den Berge vroeg nog naar de uitbreiding van de capaciteit van de politie. De bedoeling is dat er in 2020 ongeveer 150 vacatures worden vervuld op het gebied van cybercrime, waar de heer Van den Berge met name naar vroeg, en op het gebied van de functies digitale opsporing. Laat ik heel duidelijk zijn: daar is ook geld voor. Dat daar geen misverstand over is. Het is echt puur een kwestie van werving van de juiste mensen. Hier speelt dus niet de capaciteitsproblematiek die op dit moment speelt omdat 150 mensen uit de basisteams naar Beveiligen en Bewaken zijn gegaan.

Voorzitter. Ik was gebleven bij een aantal, laten we zeggen, diverse vragen. Ik wil zo dadelijk echt met de rechtsstaatvraag van de heren Groothuizen en Van Nispen eindigen. De heer Krol vroeg of pepperspray toegestaan is om je te verdedigen. Alle wapens, dus ook pepperspray, zijn op straat verboden. Dat geldt zonder onderscheid voor iedereen in Nederland. Dat is hoe het is. Ik wil benadrukken dat de vier punten, slachtofferhulp, preventie, repressie en reparatie, bij uitstek gelden voor ouderen. Daar moet ik met de politie en OM voortdurend op inzetten. Hoezeer ik me ook kan voorstellen dat het voor sommige mensen weleens een wens is om iets als pepperspray te hebben, we moeten niet inzetten op wapens op straat. Dat is een van de mooie dingen van onze maatschappij. Ondertussen zet mijn beleid juist in op geen wapens op straat, zie ook mijn brief van afgelopen maandag met de onderbouwing van preventieve fouillering.

Er werd gevraagd naar de beveiliging van juweliers.

De voorzitter:

Misschien eerst de vraag over de alarmknop? De vraag daarover zat in datzelfde rijtje.

Minister Grapperhaus:

Ja. Maar die vraag had ik, dacht ik, al opgepakt in het kader van de brief die ik voor het meireces heb toegezegd.

Voorzitter. Mevrouw Van Toorenburg vroeg naar de beveiliging van juweliers. De Taskforce overvallen blijft diverse branches ondersteunen met technische en fysieke maatregelen, en met weerbaarheidstrainingen. Het punt van de palen waar mevrouw Van Toorenburg het over had, is natuurlijk dat dat een bevoegdheid van het lokale gezag betreft. Ik breng dat zeker onder de aandacht, ook via de Taskforce overvallen. Ik zal zeker nog eens bespreken met de burgemeester van Utrecht hoe dit geval nu precies zat. Maar of die palen er komen, is iets waar het lokaal over gaat. Daar kan ik niet heel veel anders mee. Maar die Taskforce overvallen blijft de juweliers echt ondersteunen met technische en fysieke maatregelen en met weerbaarheidsmaatregelen.

Voorzitter. U had als lid nog een vraag gesteld over zwaardere straffen voor daders die zich juist op kwetsbare slachtoffers richten. Dat is nu al mogelijk, zoals ik al vaker heb gezegd, en dat gebeurt nu ook al. Het is gewoon een feit dat, of een omstandigheid die, bij het OM meeweegt in het kader van de eis. Dat brengt dat dan ook meteen goed tot uitdrukking als het om dit soort delicten gaat.

Voorzitter. Dan heb ik nog de vraag van de heer Groothuizen en de heer Van Nispen naar aanleiding van het onderzoek over zwarte wijken. Zij vroegen mij om een bespiegeling daarop. Ik heb zelf in een verleden, voordat ik Minister was, al de nodige aandacht besteed aan het feit dat als er iets is wat we nodig hebben om onze rechtsstaat, die stevig is, stevig te houden, dat wel is dat we juist de plekken in de samenleving waar veel zorgelijke ontwikkelingen samenkomen, extra dienen op te pakken en extra bescherming dienen te geven. Dat is ook voor mij persoonlijk een uitgangspunt geweest om te zeggen dat de aanpak van ondermijning oprollen en afpakken is, maar ook voorkómen. En dan voorkomen in de zin van het weerbaarder maken van die wijken. Dat weerbaar maken doe je door de jeugd in die wijken voldoende uitvalsbasis te bieden, maar ook voldoende perspectief te geven. En weerbaar maken doe je ook door juist die wijken veilig te maken en je echt te richten op de veiligheid in die wijken.

Ik heb tegen de burgemeester van Utrecht, die vorige week een groot symposium had georganiseerd over de aanpak van jongeren, gezegd dat ik heel graag met een van de gebieden in zijn stad een pilot wil doen om de aanpak die we ook op het punt van de ondermijnede criminaliteit – daar gaat het vandaag niet zozeer over – dringend nodig hebben, in zo'n gebied uit te rollen, juist op het punt van het voorkomen.

Ik zeg u hier heel duidelijk dat Justitie en Veiligheid niet het wiel moet gaan uitvinden dat al lang heel goed draait bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij het Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport op het punt van jeugdwerk, en bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Dat zijn drie elementen die daar al heel erg op geconcentreerd zijn, zeker als het jeugd betreft. Maar als we echt die veiligheid willen waarborgen en willen zorgen dat er rechtvaardigheid is in die wijken, moeten wij vanuit Justitie en Veiligheid ons heel erg gaan richten op projecten die die wijken steun geven, die die mensen echt het gevoel geven dat er versterking is.

Ik noem een voorbeeld. Ik ben drie weken geleden in Eindhoven geweest om daar te kijken naar het experiment van de wijkrechtbank waarbij de rechter in het buurthuis in de wijk zijn zitting houdt. Hij houdt ook zittingen met strafzaken; het gaat dus niet alleen maar om de «Rijdende Rechter»-achtige issues over schuttinkjes en dat soort dingen. Daarbij heeft de politie ook een hele preventieve op jongeren gerichte wijkaanpak.

En dan ben ik er nog lang niet. U vroeg mij: wat is uw visie daarop en wat gaat u er zelf aan doen? Het was voor Justitie en Veiligheid wat onwennig om te zeggen: wij willen heel erg aan de gang met dat «wijken voorkomen»-aspect. Maar als het gaat om het weerbaarder maken van de jeugd, waarover mevrouw Van Toorenburg een aantal vragen had, en om een effectieve aanpak van de kleinere misdaad die vaak, voor je het weet, leidt tot grotere misdaad – waar mevrouw Yeşilgöz op wees – is het echt heel erg van belang dat wij als Justitie niet alleen aan repressie, preventie in de richting van het individu of slachtofferhulp doen, maar dat we ook meehelpen om de wijken in bredere zin veilig te maken.

De heer Van Nispen had het over een wijkbezoek aan Tilburg. Ik heb gedurende de eerste drie, vier maanden dat ik Minister was, wijkbezoeken gebracht aan Eindhoven en Blerick, maar ik heb ook wijken bezocht in de Randstad, zoals de Kop van Zuid en wijken hier in Den Haag. Laat ik maar zeggen dat het inmiddels goed in mij geworteld zit dat we een goede justitie niet gaan krijgen zonder dat we echt helpen om die wijken leefbaar en veilig te maken.

De voorzitter:

Ik zag nog twee interrupties, en wel van de heer Groothuizen en van de heer Van Nispen.

De heer Groothuizen (D66):

Het voorbeeld dat de Minister geeft, roept toch weer een aantal vragen op. De Minister noemt het mooie voorbeeld van de wijkrechter. We hebben toevallig afgelopen maandag gesproken over Tijdelijke Experimentenwet rechtspleging. Een aantal collega's die er vandaag zijn, waren er toen ook. Er was eigenlijk brede steun in de Kamer, maar iedereen zei ook dat de financiering van dit soort dingen nog wel een probleem is. Er is een miljoen voor vrijgemaakt, en hoeveel zoden aan de dijk gaat dat nou precies zetten? En vooral: hoe structureel kun je het maken? Dus als de Minister met een soort projectje komt dat dan weer als een voorbeeld dient, dan vraag ik me af of dat wel voldoende substantie biedt om dit grote probleem echt aan te pakken. Volgens mij is de vraag: hoe gaat de Minister er nu voor zorgen – ook in het kabinet, want ik begrijp dat hij dat niet alleen kan – dat dit ook echt een structurele, breed uitgerolde aanpak is? Anders blijft het een projectje hier en een projectje daar, en dan kun je wel ongeveer voorspellen dat we over een paar jaar in de krant lezen dat die wijken er weer op achteruit zijn gegaan.

Minister Grapperhaus:

Op het gevaar af dat ik het ga herhalen, mijn reactie daarop is: er is echt structureel geld nodig voor het aanpakken van die ondermijnende criminaliteit. Daar hoort dit bij. Daarom heb ik vanaf die omineuze dag, die verschrikkelijke dag van 18 september, ook steeds gezegd: natuurlijk gaat het om het oprollen van bendes, maar het gaat ook om het afpakken van iedere euro om aan anderen te laten zien dat het niet loont en dat je altijd verkeerd terechtkomt. Maar daarnaast heb ik steeds altijd in één adem voorkomen en preventie genoemd. De heer Groothuizen heeft helemaal gelijk dat het niet kan blijven bij één projectje hier en daar. Ik wilde dat alleen maar aanhalen als voorbeeld van zaken waarbij Justitie en Veiligheid op het punt van wijkenaanpak kan helpen. Ik ben in een school in Zuidoost geweest. OCW doet daar heel goed werk. Maar daar kan Justitie ook een aanvullende rol spelen door ervoor te zorgen dat er in die school veilige omstandigheden zijn, zodat de kinderen in die school gewoon een extra bescherming in hun leefomgeving krijgen, en door alle projecten die daarmee te maken hebben – daar komt het woord weer – structureel te ondersteunen. Dat moet niet eenmalig vanuit een klein hoekje gebeuren.

De voorzitter:

De heer Groothuizen ziet geen aanleiding voor een vervolgvraag. Dan de heer Van Nispen voor zijn interruptie.

De heer Van Nispen (SP):

De benadering van de Minister spreekt mij aan. Ik moet oprecht zeggen dat die echt een compliment waard is. Natuurlijk gaat het om het voorkomen van problemen, om het aanpakken van overlast en criminaliteit, het afpakken – misdaad mag niet lonen – et cetera. Ik twijfel ook oprecht niet aan de intenties van de Minister. Ik geloof ook dat hij doorheeft welke problemen in de wijken spelen en dat hij weet wat daar moet gebeuren. Maar we hebben als overheid wel een gigantisch probleem laten ontstaan. De overheid heeft de afgelopen tientallen jaren weggekeken, in de ene periode wat erger dan in de andere. Maar daardoor zijn de problemen in die wijken zo groot geworden dat we nu in sommige wijken gewoon maffioze toestanden hebben. Daar hoef ik niet verder over uit te weiden, daar zijn boeken over volgeschreven. We weten ook gewoon allemaal dat die problemen er zijn. Wat kan de Minister doen, ook in het kabinet richting de andere Ministers? Hij zegt: er wordt al heel goed werk geleverd door Sociale Zaken en Werkgelegenheid, door Onderwijs en door de Minister voor Wonen. Ik denk dat we daar ook een heel belangrijke slag te maken hebben. Kijk bijvoorbeeld naar de rol van de woningcorporaties. Die spelen in Tilburg, waar we ook zijn geweest, een hele belangrijke rol. Maar door die verhuurderheffing et cetera ... Daar liggen ook heel belangrijke opdrachten. Dus wat doet de Minister om zijn collega's in het kabinet ervan te overtuigen dat deze Minister het qua criminaliteitsbestrijding niet alleen kan?

Minister Grapperhaus:

Door de laatste zin van de heer Van Nispen regelmatig als eerste zin uit te spreken. Laat ik daarmee beginnen. Het rapport dat afgelopen maandag bekend is geworden, laat ook zien dat als je criminaliteit, met name die ondermijnende criminaliteit waarvan de heer Van Nispen ook voorbeelden heeft gegeven, succesvol en structureel wilt bestrijden, je dat op meer fronten moet doen. Je kunt dat niet alleen maar doen door de straffen te verhogen, maar je moet ook al die andere dingen doen. Ik heb andere departementen genoemd. Ik heb niet gezegd dat die de definitieve oplossing hebben en achterover kunnen leunen, maar ik heb inderdaad gezegd: die doen al een aantal dingen en we moeten ervoor zorgen dat die dingen versterkt worden door wat wij gaan doen bij Justitie en Veiligheid. En omgekeerd moeten we ervoor zorgen dat de dingen die Justitie en Veiligheid wil, versterkt worden door wat die andere departementen doen. Want anders ga je in de weg lopen. Ik noemde in dat verband al de uitdrukking «het wiel opnieuw uitvinden». Anders ga je in de weg lopen terwijl OCW zegt: vriend, ik ben bij die school in de Bijlmer geweest en ik ga daar binnenkort weer naartoe om met alle leerlingen een townhall meeting te houden, om gewoon met ze te praten. In het Nederlands zou dat dan een stadhuisontmoeting zijn maar dat is, geloof ik, een wat onzuivere vertaling. Dit is even een voorbeeld, maar daar moet uiteindelijk uit voortkomen dat wij als Justitie en Veiligheid kunnen zeggen: oké, wij kunnen op die manier een wezenlijke bijdrage leveren aan het veiliger maken van de omgeving voor die jongeren en we kunnen hun misschien ook wel wat meer justitie of rechtvaardigheid geven. En daar moeten de anderen uiteraard in mee.

Dan de woningcorporaties. Ik heb het in Blerick heel erg gewaardeerd dat de woningcorporaties woningen die bij – laat ik zeggen – privéverhuurders zaten, opkochten om er juist voor te zorgen dat in die moeilijke wijk, het moeilijke deel van Blerick, de criminaliteit geleidelijk aan verdween. Daar hadden ze te maken met mensenhandelaren die aan illegale prostitutie deden, maar ook aan de handel van harddrugs op straat. Die buurt werd onleefbaar. De inzet van de woningcorporaties was erop gericht om de gemeente te helpen om dat probleem op te lossen. De heer Van Nispen heeft helemaal gelijk dat we dat dus ook kabinetsgewijs met elkaar moeten doen.

De heer Van Nispen (SP):

Precies, en onderdeel daarvan is dan wel dat we de woningcorporaties ook voldoende in staat stellen om die rol te pakken. Daar is echt nog een wereld te winnen. Dus ik hoop dat de Minister zijn collega die over wonen en wijken gaat, daar ook echt op zal aanspreken.

Ik heb nog een korte slotvraag in het verlengde van die van de heer Groothuizen over het geld. De Minister heeft al toegezegd dat bepaald geld structureel zal worden. Dat zullen we allemaal bij Voorjaarsnota zien, maar dat heeft de Minister al herhaaldelijk toegezegd in de Kamer. Dat is dus mooi. Maar de belangrijkste boodschap die wij afgelopen vrijdag tijdens het wijkbezoek van de commissie aan Tilburg hoorden, was dat men vooral vreest dat als er structureel geld zal komen, er dan geen geld meer zal zijn voor de aanpakken die in de gemeente zijn ontwikkeld. Dus juist de regionale aanpakken vanuit de gemeentes moeten straks bij het verdelen van het geld niet vergeten worden. We moeten ervoor oppassen dat we alle mooie intenties niet alsnog de nek omdraaien. Kan de Minister daar al iets over toezeggen?

Minister Grapperhaus:

De nek omdraaien is ook een strafbaar feit, dus daar wou ik me zeker niet in begeven. Ik moet twee dingen zeggen. Het eerste gaat over de toezegging van structureel geld. Ik heb altijd veel respect voor de wijze waarop de heer Van Nispen kijkt of wat ik gezegd heb, misschien nog een streepje verder te krijgen is. Bij de Voorjaarsnota hebben we eerst nog met het kabinet gesprekken over de vraag of er meer structureel geld komt. Ik ga mij zeer, tot het uiterste, ervoor inzetten dat dat geld er komt, want als het er niet komt, kunnen we niet structureel verder met die aanpak. Dat heb ik vaak genoeg uitgelegd in de Kamer. Die aanpak is nodig. Voor de kijkers thuis zeg ik: de komende acht jaar moeten we daarop inzetten, want dat hebben we echt niet in een jaar met elkaar opgelost. Ik vind als Minister dat we er echt met z'n allen aan moeten werken dat iedereen in Nederland, ongeacht de wijk waar hij woont, vandaan komt of wat dan ook, gewoon een veilig bestaan heeft. Ik vrees dat er altijd in het leven toch wel weer mensen zullen zijn met een slechte bedoeling, maar dat mag nooit afdoen aan je veiligheidsgevoel over het geheel genomen op de plaats waar je woont, werkt of onderwijs geniet. Daar ga ik me zeker voor inzetten. Maar ik kan nog geen toezegging doen, want dat zou staatsrechtelijk een heel bijzondere variant zijn. Dus dat doe ik niet zo.

Het tweede wat de heer Van Nispen benadrukt, is dat we natuurlijk niet de regionale aanpak in de wielen moeten rijden. Het moet goed op elkaar aansluiten. We hebben de 100 miljoen die dit kabinet eenmalig extra heeft uitgetrokken voor ondermijning, juist in de regionale projecten gestoken. We vinden het van belang dat het on the spot goed kan worden aangepakt. Gaat zich dat voortzetten? Ik hoop natuurlijk vurig van wel, want u kent mijn geloofsbelijdenis op dat punt. Maar goed, we hebben een democratie, dus daar ga ik niet als enige over. Dat doen we samen.

De voorzitter:

Op dit punt nog, mevrouw Yeşilgöz? Want we hebben ook nog een tweede termijn. Misschien komt een tweede termijn de antwoorden ten goede; zonder de ambtelijke ondersteuning tekort te doen.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

Dat kan ook. Ik wilde een tweede termijn op deze manier voorkomen. Wat u wenst, voorzitter.

De voorzitter:

We doen in ieder geval een tweede termijn. Ik ga u geen interruptie ontzeggen, maar ik dacht: laat ik eventjes zeggen dat er dan misschien meer tijd is voor uw antwoord. Dan dank ik de Minister voor zijn antwoorden in de eerste termijn. We gaan nu over tot de tweede termijn. Laten we het gezien de klok en het feit dat we hierna nog een debat hebben met deze Minister, maar misschien met andere collega's – ik ga niemand uitlokken – in twee minuten doen. Daarna valt de hamer echt. De heer Van den Berge.

De heer Van den Berge (GroenLinks):

Bedankt, voorzitter. Ik dank de Minister voor zijn antwoorden. Het is goed om te horen dat hij de voorstellen van CDA en GroenLinks voor het verlagen van de administratiedruk bij de politie gaat oppakken. Dat is hard nodig. Ik zal nu verder niet ingaan op de vraag wanneer het voorjaar begint, want dat is nogal ingewikkeld. De astronomische lente begint inderdaad op 21 maart. Ons voorjaarsreces begint op 21 februari. En als ik naar het weer kijk, weet ik het af en toe helemaal niet meer. Maar ik heb de Minister goed gehoord. Hij gaat het met spoed oppakken en we zullen uiterlijk op 1 juni geïnformeerd worden.

De Minister heeft het uitvoerig gehad over het verhogen van de aangiftebereidheid, vooral onder senioren maar ook breder dan dat, althans zo heb ik het gehoord. We hebben ook weer zijn betrokkenheid gezien bij het aanpakken van onlinezedenmisdrijven. Daarover heb ik nog een vraag. Zou het niet verstandig zijn om te kijken of er niet standaard een vertrouwenspersoon aanwezig kan zijn bij aangiftes over sextortion, sexting en andere onlinezedenmisdrijven, ook met een van de rapporten die vandaag geagendeerd stonden, in het achterhoofd? Omwille van de tijd zal ik daar nu niet over uitweiden, maar daar kwam duidelijk uit dat slachtoffers zich nog weleens – hoe zal ik het zeggen? – onheus bejegend voelen wanneer ze aangifte gaan doen.

Dan de privacy van de slimme deurbel. De Minister zegt dat dat alleen kan als er een vordering is of als er toestemming wordt gegeven door het slachtoffer, dus de huiseigenaar. Dat is positief. Ik had in mijn eerste termijn ook nog gevraagd of aan het heterdaadvereiste voldaan wordt op het moment dat er achteraf beelden worden teruggekeken na toestemming of na een vordering. Mijn vraag is dus nog even of er dan aan het heterdaadvereiste wordt voldaan.

Gezien de wat mij betreft mooie lijst van toezeggingen heb ik geen behoefte aan een VAO.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan de inbreng van mevrouw Yeşilgöz. Gaat uw gang.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Het voordeel van het feit dat er zo veel verschillende onderwerpen op de agenda staan en dat we met zo veel verschillende woordvoerders zijn, is dat iedereen er wel een onderdeel uitpakt. Daar hadden we het net al over. Ik wil de Minister bedanken voor de antwoorden op heel veel belangrijke onderdelen.

Ik wil me nog even focussen op de winkeldiefstallen. Daar heb ik een flink deel van mijn betoog aan gewijd. Ik heb gezegd dat mijn voorgangers, de heer Wörsdörfer en de heer Van Oosten, een plan van aanpak daarvoor hebben geschreven, maar ik zie heel veel elementen daarvan niet terugkomen. Ik hoor die ook niet in het antwoord van de Minister. Die vertelt eigenlijk wat ik ook in de brief kon lezen. Het plan van aanpak is van 2018. Ik heb inmiddels met heel veel ondernemers gesproken, dus ik zou het zo kunnen aanvullen met nóg een heel nieuw plan van aanpak. Ik zou de Minister dus eigenlijk willen vragen om terug te komen op dat plan van aanpak. Als dat niet nu ter plekke kan – wat ik mij kan voorstellen – dan op korte termijn, wellicht voor het voorjaarsreces. Ik wil echt een reactie op de onderdelen, zodat we ook weten wat ermee gedaan wordt en wat niet, zodat de ondernemers ook weten waar ze aan toe zijn. Eigenlijk is dit een verzoek om een toezegging om op al die onderdelen gewoon netjes terug te komen, zodat wij dit ook weer terug kunnen koppelen aan al die winkeliers die ons input hebben gegeven.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Groothuizen ziet af van zijn tweede termijn. Meneer Van Nispen, gaat uw gang.

De heer Van Nispen (SP):

De Minister zei dat hij nog niet tevreden is met de criminaliteitscijfers en dat we er meer aan moeten doen om die verder naar beneden te krijgen. Dat klopt natuurlijk, maar ik vroeg de Minister vooral wat hij ervan vond dat veel slachtoffers toch in de kou blijven staan. Je zult bijvoorbeeld maar getroffen worden door fraude, vernieling of weet ik veel wat en je zaak kan niet worden opgepakt door het capaciteitstekort. Met die vraag aan de Minister begon ik eigenlijk.

Dan mis ik nog een antwoord op het voorstel over de second opinion bij de cold cases, dat ik eerder gezamenlijk met collega's heb gedaan. Dat is in het belang van de waarheidsvinding, de rouwverwerking et cetera. Daar heb ik nog niks over gehoord.

Verder hebben we inderdaad veel toezeggingen ontvangen, bijvoorbeeld over het punt dat er één punt moet komen voor slachtoffers van onlinecriminaliteit. Daar ben ik erg tevreden over. Het moet inderdaad gaan om hulp bij het offline halen van strafbaar materiaal, hulp bij de strafrechtelijke afhandeling en hulp bij herstel. Ik wacht dat met veel belangstelling af.

Tot slot. Het is goed dat er een uitgebreide brief komt over bijna alle onderwerpen en vragen die te maken hebben met slachtofferschap bij ouderen. Preventie is belangrijk. Ik had specifiek het volgende gevraagd. Als ouderen zich bijvoorbeeld ervoor schamen dat ze het slachtoffer zijn geworden van een babbeltruc of van onlinecriminaliteit, welke inspanningen worden er dan geleverd om dit actief op te sporen, ook als er onverhoopt geen aangiftes zijn? Ik hoop dat dat ook terugkomt in de brief.

Tot slot, voorzitter, heb ik nog een beetje een vreemde eend in de bijt. Maar dit helpt wel bij herstel. Mensen die zich schamen omdat ze slachtoffer zijn geworden, bijvoorbeeld ouderen, zouden ook heel veel baat kunnen hebben bij herstelbemiddeling. Als ze dat willen en als dat goed onder de aandacht wordt gebracht en begeleid, kan er ook een gesprek plaatsvinden met de dader. Want ik hoor gewoon verhalen van ouderen die bijvoorbeeld niet meer over straat durven of de deur niet meer open durven te doen. Het gaat er niet om dat ze het begrijpen, want elk strafbaar gedrag is altijd af te keuren en altijd fout. Maar soms kan het wel helpen als ze uitleg krijgen over hoe zo'n soms verschrikkelijke dader tot zijn daad heeft kunnen komen. Op die manier zijn daders niet altijd meer de monsters die mensen denken dat ze zijn en waarvoor ze op straat altijd bang moeten zijn. Ik heb zelf recent een slachtoffer-daderconfrontatie meegemaakt. Dat was heel indrukwekkend. Mits dat goed begeleid wordt en het natuurlijk op vrijwillige basis bij zowel slachtoffer als dader gebeurt, kan ook dat erg helpen bij het herstel van vertrouwen in elkaar en in de hele samenleving. Ik hoop dat dat ook terug kan komen in de brief.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Van Toorenburg.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Dank, voorzitter. Ik heb twee punten voor mijn tweede termijn. Allereerst, de Minister heeft met de banken gesproken. Heeft hij ook het element meegenomen dat ik eerder in mijn nota over internetoplichting aan de orde heb gesteld, namelijk dat banken slachtoffers moeten helpen om de gegevens te krijgen van de persoon die hen heeft opgelicht? De banken schermen dat af, terwijl je als slachtoffer de politie niet meekrijgt om je te helpen. Die zegt: het is een onrechtmatige daad dat je bent opgelicht, maar zoek het zelf maar uit, want de banken schermen degene die dat heeft gedaan af. Dat punt zou de Minister nog eens met de banken opnemen en ik wil weten of dat is gebeurd.

Dan een ander punt, voorzitter. As we speak krijg ik berichten binnen dat de Belgische rechter de vrij serieuze en heel goede uitspraak heeft gedaan dat verdachten kunnen worden gedwongen om hun telefooncode en de wachtwoorden van computers af te geven, de ontsleutelplicht. Ik kom er iedere keer weer op terug. Iedere keer zegt het kabinet: dat kan niet, mag niet, zal niet, lukt niet, zelfincriminatie en whatever. De Belgische rechter heeft aangegeven dat het wel kan en dat het niet in strijd is. Wij hebben er eerder ook voor gepleit. Ik wil dat de Minister dit oppakt, zeker ten aanzien van de zware gewelds- en zedendelicten tegen kinderen. Als iemand terechtstaat, moet die gedwongen kunnen worden om zijn computer te openen. Het mag, en ik vind dat deze wetgeving ook in Nederland zo snel mogelijk tot stand moet worden gebracht. Graag een reactie van de Minister. Kan het niet nu, dan graag binnenkort per brief in reactie op de uitspraak van de hoogste rechter in ons buurland.

De voorzitter:

Dan geef ik de voorzittershamer weer even over.

Voorzitter: Van den Berge

De voorzitter:

Dan geef ik het woord aan collega Helder.

Mevrouw Helder (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Ik dank de Minister voor de antwoorden. Eén vraag is onbeantwoord gebleven, een vraag over het wettelijk mogelijk maken van het standaard afnemen van handpalmafdrukken bij misdrijven waar voorlopige hechtenis op staat. Dan hebben we het natuurlijk vooral over de high-impact crimes, over de inbraak. Ik heb een brief van toen nog Minister Blok van 26 juli 2017. Daarin staat dat hier onderzoek naar wordt gedaan en dat de meerwaarde daarvan inderdaad vaststaat. Van dat onderzoek hebben we inmiddels ook het resultaat en hierover heeft overleg met politie en Openbaar Ministerie plaatsgevonden. Die meerwaarde staat nog steeds. Ik zou hier graag een inhoudelijke reactie op krijgen. Dat hoeft niet vandaag; het mag ook later, schriftelijk, zodat we het later ergens bij kunnen betrekken. Hopelijk luidt de reactie natuurlijk dat het wettelijk mogelijk wordt gemaakt.

De voorzitter:

Dan draag ik de metaforische voorzittershamer terug over aan collega Helder.

Voorzitter: Helder

De voorzitter:

De Minister heeft aangegeven dat hij meteen tot de beantwoording kan overgaan. Ga uw gang.

Minister Grapperhaus:

Ja, dank u wel. Er komen nog wat toezeggingen bij; dat is het goede nieuws.

Er komt een brief over de aangiftebereidheid, zeg ik via u tegen de heer Van den Berge.

Dan de vertrouwenspersoon bij sextortion. Ik wil alvast opmerken dat we de afgelopen jaren juist enorm hebben ingezet op specialisatie van de politie. Er is in dat verband ook extra geld vrijgemaakt, in ieder geval op het punt van zedenpolitie. Dat kwam door een motie van GroenLinks, zeg ik uit mijn hoofd. Er was nog een partij, maar in ieder geval was het een motie van GroenLinks. Voor zover er nog iets extra zou moeten, zal ik daarop terugkomen in de brief over digitaal slachtofferschap die ik eerder heb toegezegd.

Ik koppel daaraan meteen het punt van mevrouw Van Toorenburg. Ik zal met belangstelling kijken naar die uitspraak van de Belgische rechter. Ik geloof niet dat dit kabinet de neiging heeft om «het zal wel» te zeggen – zo vertaal ik «whatever» even – zeker niet als het punten zijn die door Kamerleden worden ingebracht. Zo zijn wij niet. Misschien zei mevrouw Van Toorenburg het zo om te prikkelen. Uw Kamer weet dat dit onderwerp mij zeer aan het hart gaat. Ik vind wel dat we echt binnen de lijnen van de regels op het gebied van privacy en dergelijke moeten treden. Bovendien spelen hier ook nog eens zaken als dubbele encryptie, want je kunt iemand niet dwingen, maar op dat punt zitten we zo langzamerhand ook behoorlijk vast. Ik wou dus aankondigen – daarom pakte ik dit samen met het punt van de heer Van den Berge – dat ik hier specifiek op zal terugkomen in de brief die ik heb toegezegd over de hele problematiek rond digitaal, ontsleutelen en slachtofferschap. De ontsleutelplicht van verdachten is destijds overigens door de Raad van State afgewezen in het kader van het wetsvoorstel Computercriminaliteit III. Dat was in 2018. Gezien een aantal ontwikkelingen, waaronder de werkelijk afschuwelijk explosieve toename van kindermisbruik online, op allerlei manieren – ik zeg dat maar gewoon heel erg duidelijk, dat weet iedereen van mij – is dit iets waar we misschien toch nog eens opnieuw naar moeten kijken. Hoe kunnen we dit oplossen? Dat wil ik doen met respect voor alle fundamentele rechten die er zijn, want daar wil ik niet in treden. Maar ik wil toch kijken of we hier tot een bepaalde oplossing kunnen komen. Ik kom daarop terug in de betreffende brief.

De voorzitter:

Er is toch nog een vraag van mevrouw Van Toorenburg.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Wat mij destijds zo bevreemdde aan de advisering van de Raad van State, is dat de cassatierechter in België met dezelfde argumenten, zichzelf ook beroepend op het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, tot een andere slotsom komt. Ik vind dat toch wel heel ingewikkeld. Als Kamer proberen we uiteindelijk kinderen veilig te krijgen en bewijs te vergaren. Het gaat echt om een heel fundamentele stap in het recht om ervoor te zorgen dat mensen wel kunnen worden verplicht, zelfs strafbaar kunnen zijn, wanneer ze er niet aan meewerken. Ik wil de Minister dus vragen of hij dit uitvoerig kan beargumenteren. Misschien kan hij zelfs een advies vragen van het Europese Hof, want dit is iets waar we volgens mij nu een serieuze stap in moeten zetten.

Minister Grapperhaus:

Ik moet die uitspraak van de Belgische rechter bestuderen, want het is mij als advocaat en ook als Minister weleens overkomen dat een uitspraak toch net even langs het probleem scheerde. Dat moeten we dus eerst bekijken. Maar gesteld dat de Belgische rechter hier een interessante nieuwe invalshoek heeft, dan zou het altijd een goede zaak zijn om te kijken wat we daarmee kunnen en misschien zelfs alle seinen op groen te houden en het Europese Hof een prejudiciële vraag te stellen. Ik vind dat een gedachte waarop ik niet «whatever» zeg, maar waar ik positief tegenover sta. Dat is het mooie van debatten met uw Kamer: we komen altijd verder.

Voorzitter. In reactie op de heer Van den Berge zeg ik nog dat ik op het heterdaadvereiste zal terugkomen ... Nee, ik ga niet «volgens mij» zeggen. Ik kom daar in een korte brief binnen veertien dagen op terug. Daarvoor moet ik echt nog even mijn strafrechteditie uit de kast trekken.

Over de winkeldiefstallen wil ik het volgende zeggen. We hebben goed gekeken naar de punten uit de brief van 22 november 2019. Ik wil toezeggen nog eens even opnieuw daarnaar te kijken, of er toch nog een punt is ... Er was één punt, het punt van het aan elkaar koppelen van de aangiften, waarvan ik dacht: zouden we daar – u kent mijn favoriete uitdrukking – de pan nog iets verder kunnen uitschrapen? Als ik dat toch nog ga bekijken, kom ik ook nog even terug op de punten die u noemde, waarover toch wat teleurstelling was. En we moeten wel met elkaar verder komen. Criminaliteitsbestrijding is een maatschappelijk belang, ongeacht de politieke achtergrond. Ik kom daar echt even op terug in een brief. Dat doe ik voor 1 april – ik zou het verwarrend vinden om te zeggen dat ik op 1 april zelf op iets terugkom.

Voorzitter. Dan is er nog het punt van de heer Van Nispen over die niet-opgepakte zaken. Dat is een discussie die zich een beetje boven dit AO begeeft, want die gaat natuurlijk over de capaciteit bij politie en Openbaar Ministerie. Dit kabinet heeft in zijn regeerakkoord staan dat wij echt extra investeren in de structurele versterking van de politie, en in het kielzog daarvan – de heer Van Nispen en ik hebben er weleens over gedebatteerd hoeveel dat nou precies is – ook wel degelijk een versterking op het gebied van het Openbaar Ministerie en de rest van de strafrechtketen. Tijdens de begrotingsbehandeling heb ik met uw Kamer uitvoerig gepraat over het punt dat we zien dat er nog steeds druk staat op de politiecapaciteit omdat er een groot aantal mensen met pensioen gaat. Daar heeft het kabinet overigens, dankzij toen nog Kamerlid Buma, ook extra geld voor vrijgemaakt. Uit mijn hoofd gezegd was dat 52 miljoen. Het structurele geld was 290 miljoen, ieder jaar opnieuw, zodat je 1.111 politiemensen erbij kunt hebben. Dat zullen we zo'n beetje rond de jaarwisseling van 2022 op 2023 gerealiseerd hebben. Dat is een.

Twee. Die incidentele middelen waren bedoeld om de komende drie jaar op te vangen wat er allemaal aan extra mensen pensioneert. Dat doe je door mensen te stimuleren om wat later met pensioen te gaan. Dat doe je door zijinstromers erbij te halen. Dan denk ik aan IT-experts, maar ook allerlei andere expertises die niet per se een opleiding bij de Politieacademie vergen. Je doet het ook door te kijken wat je tijdelijk nog kunt versterken op het punt van de Politieacademie zelf. Nou, dat zijn de incidentele zaken, maar structureel werken we er ook aan.

We zien dat we een stevige concurrentie hebben op de arbeidsmarkt, ondanks het feit dat de politie al jarenlang de populairste of een-na-populairste werkgever bij de overheid is – en terecht, denk ik. Het is geweldig om daar te werken. Ik kan iedereen aanbevelen om dat nog eens na te gaan voor zichzelf. Maar er is gewoon een behoorlijke concurrentie, ook met andere rijksoverheden – ik denk even aan Defensie – op de beschikbare mensen.

Een tweede is natuurlijk dat ik naar aanleiding van de verschrikkelijke moord op Derk Wiersum op 18 september heb gezegd: wij moeten echt een stevige uitbreiding hebben van Bewaken en Beveiligen, in het belang van onze rechtsstaat. Dat weet u. Daar kom ik ook rond voor uit. Ik heb dat ook verantwoord naar de burgemeesters, die ineens zagen dat er mensen uit hun basisteams werden gehaald. Daar is men natuurlijk niet gelukkig mee, maar iedereen ziet in dat we dat in het kader van de rechtsstaat moeten doen. Dit lange verhaal houd ik om uit te leggen dat de politie absoluut ... In mijn jeugd was de politie je beste vriend. Het zit gewoon in de aard van agenten om te proberen het op te lossen, om die stap naar voren te zetten en te zorgen dat een zaak inderdaad wordt opgepakt. Dat weet u ook. Dat blijft de inzet. Als we daar op sommige punten niet aan toekomen, dan heeft dat soms te maken met prioritering en soms met de druk die er nu eenmaal is. Maar de heer Van Nispen weet hopelijk dat het echt mijn voortdurende aandacht heeft, niet alleen de grote criminaliteit, maar ook deze kleinere dingen. Ik zie ook bij de heer Groothuizen het begrip van zijn gezicht af stromen.

Voorzitter. Over de cold cases heeft de heer Van Nispen ook een vraag gesteld. Dat is een onderwerp waar wel degelijk extra op wordt ingezet. Politie en OM willen ook leren van die zaken; laat dat heel duidelijk zijn. Het is ook echt belangrijk dat mensen weten waar ze ideeën of klachten moeten indienen als ze van mening zijn dat een opsporingsonderzoek onterecht is beëindigd, dat er fouten zijn gemaakt of wat dan ook. Maar dan moeten politie en OM wel zelf beoordelen of hervatting van het opsporingsonderzoek mogelijk en haalbaar is. Die haalbaarheid gaat niet over de vraag of het tot succes leidt, maar je moet kijken of je daar de inzet op kunt plegen. Er loopt nu een pilot in Noord-Holland. In die pilot beoordeelt een andere officier van justitie dan de zaaksofficier de zaak. Ik wil graag de resultaten van die pilot afwachten en die aan u melden, zodat we dan met elkaar kunnen kijken of dat een goed systeem is om mee te werken. Ik zeg gewoon eerlijk dat ik wel ondersteun wat politie en OM zeggen, namelijk: wij moeten wel zelf die tweede beoordeling doen. Anders krijg je namelijk ongelijke leggers, als u begrijpt wat ik bedoel.

Als laatste: ik denk dat dat ook van belang is omdat de techniek zich voortdurend ontwikkelt. Ik kan iedereen het boek Kroongetuige DNA aanraden. Dat boek is geschreven door medewerkers van het NFI, het Nederlands Forensisch Instituut. Daarin zie je, zeer leesbaar en aan de hand van een groot aantal geruchtmakende zaken, hoe het DNA-onderzoek gigantisch ontwikkeld is. Dat moet in zo'n tweede beoordeling natuurlijk ook goed worden meegenomen. Je moet kijken wat er inmiddels mogelijk is, maar toen nog niet gebeurde. Daar heb je toch de experts voor nodig. Dat zouden toch de politie en het OM zelf zijn. Daarom laten we dat bij die pilot in Noord-Holland doen door een ander dan degene die de zaak destijds heeft gedaan.

De heer Van Nispen had nog een vraag over die babbeltrucs. De politie kijkt op basis van aangiftes en meldingen. Op die manier wordt er doorgerechercheerd. Soms komt men uit op specifieke locaties, maar ik zeg heel eerlijk dat het bij dit soort delicten echt lastig is zonder melding of aangifte. Je kunt als slachtoffer ook naar Meld Misdaad Anoniem, maar het werkt natuurlijk toch het beste als je je over die drempel heen zet en je verhaal gewoon vertelt. Ik geef eerlijk toe: ook bij ernstige zedendelicten is en blijft dat echt een drempel. Dat realiseren we ons. Daar moeten we dus ook op inzetten. We moeten het voor slachtoffers zo toegankelijk mogelijk maken om met hun verhaal te komen, want we hebben die meldingen en aangiftes nodig.

Als ik het goed heb, was er nog een laatste punt. Nee, er waren nog twee punten. Een daarvan was de herstelbemiddeling en de slachtoffer-daderconfrontatie. Dat was een vraag van de heer Van Nispen. Als hij dat goedvindt, moet ik die echt doorschuiven naar collega Dekker, want anders ga ik iets te veel ... Ik begrijp dat dat in ieder geval terugkomt in de brief waarin hij ingaat op de onderzoeken van het WODC et cetera. Daar ga ik hier nu verder geen dingen over zeggen.

De voorzitter:

Er is een korte vraag.

De heer Van Nispen (SP):

Dat begrijp ik. We hebben binnenkort ook een debat hierover met de Minister voor Rechtsbescherming. Dat is dus prima. Ik zie alleen wel – dat bleek ook uit de gesprekken die ik heb gevoerd – dat dit juist ook heel belangrijk kan zijn voor ouderen die het vertrouwen zijn verloren dat ze veilig over straat kunnen. Dit kabinet zet terecht veel in op minderjarigen, maar in de brief over ouderen die het slachtoffer worden zou dit toch ook een plekje kunnen krijgen? Ik denk dat dat toch een bescheiden vraag is die ik hier mag stellen.

Minister Grapperhaus:

Ik moet even ... Ja.

De heer Van Nispen (SP):

Dus het krijgt een plaats in die brief?

Minister Grapperhaus:

Ja.

De heer Van Nispen (SP):

Dank u.

Minister Grapperhaus:

Voorzitter. Dan nog even twee dingen. Eerst de handpalmen. Ik heb ineens een associatie met tropische locaties, maar dat is natuurlijk niet zo. Naar aanleiding van de motie is er overleg gevoerd met politie en OM. De conclusie was dat er nog volop ruimte zit in de toepassingspraktijk om binnen de wettelijke bevoegdheid vaker die handpalmsporen te gebruiken. De afspraak is dat politie en OM de toepassingspraktijk eerst gaan intensiveren en dat we dan met elkaar gaan bekijken hoe we verdergaan.

Dan last but certainly not least mevrouw Van Toorenburg. Zij vroeg naar het gesprek met de banken en de manier waarop wordt omgegaan met de slachtoffers. Dat is precies waar ik weer zo'n gesprek over wil hebben met de banken. Toen ik daar anderhalf jaar geleden was bij het introduceren van de samenwerking tussen banken, Marktplaats en politie in het Landelijk Meldpunt Internet Oplichting, het LMIO, vond ik dat namelijk een beetje een teleurstellend eindpunt. Dat weet mevrouw Van Toorenburg, maar ook de rest van uw Kamer, denk ik. Ik vind dat banken hun geslachtofferde cliënten meer moeten meenemen in de oplossing van de problematiek. Het is inderdaad wel zo dat de politie niet kan helpen bij civiele claims en dergelijke. Dat werd even in een zijzin gezegd. De politie is voor heel veel, maar nou net niet voor de vraag hoe je je schade gaat verhalen. Maar nogmaals, ik zeg toe dat ik dat gesprek wil aangaan met de banken en de politie en zeggen: beste mensen, hoe gaan we dit nu met elkaar oplossen? Dat heb ik al gezegd in mijn eerste termijn. Ik heb daarover goede contacten met de heer Buijink van de NVB. Ik weet zeker dat we echt met elkaar kunnen kijken wat mogelijk is om hier verder in te komen.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Ik hecht eraan dat de Minister niet met de gedachte achterblijft dat ik iets anders bedoelde. Het gaat mij erom dat mensen soms worden opgelicht en de politie dan zegt: het is eigenlijk een soort wanprestatie, want het is gewoon niet geleverd. Maar oplichting is gewoon een strafbaar feit. De grens is soms onduidelijk en er worden te veel slachtoffers toch een beetje weggezet. De politie zegt dan «dit moet je zelf maar onderling uitzoeken», terwijl iemand gewoon heel gericht een heleboel mensen oplicht. Ik vind het soms een te grijs gebied en ik zou willen dat de politie samen met de banken de slachtoffers net wat vaker helpt.

Minister Grapperhaus:

Ik geloof dat we daar tot op zekere hoogte ook echt hetzelfde in zitten. Er zijn evenwel oplichterstrucs die zodanig in elkaar zitten dat het voor de politie en het OM van tevoren echt moeilijk is om aan te geven of er nu sprake is van een strafbaar feit, en zo ja, waar dat dan in zit. Voor die categorie zaken is het strafrechtelijke traject vaak niet de oplossing, omdat je dan vastloopt in bewijs en dat soort dingen meer. Dan raakt iemand – hoe noem je dat ook weer? – van de regen in de drup. Ik heb het vooral over de zaken waar heel duidelijk een strafbaar oplichtingselement in zit. Denk aan mensen die een aanbod krijgen, daarop ingaan, via internet betalen en vervolgens niks krijgen. Ik moet echt zeggen: de meeste internetveilingen, zoals Catawiki, hebben dat allemaal keurig opgelost met «eerst zien, dan geloven»-achtige methodes. Maar in een aantal van die oplichtingsdelicten zit nog steeds het probleem dat slachtoffers niet verder komen bij het recupereren van hun schade. Ik wil daar gewoon over in gesprek met politie en banken om te kijken hoe we daar met elkaar verder in kunnen komen.

De voorzitter:

Dan had ik zelf namens de PVV-fractie ook nog een vraag, dus ik wissel even van rol. Ik heb u horen zeggen dat de wet nog ruimte biedt bij het afnemen van handpalmafdrukken en dat OM en politie de praktijk gaan intensiveren. Mijn vraag is tweeledig. Ten eerste: wordt de Kamer hiervan te zijner tijd op de hoogte gesteld? Ten tweede heb ik gevraagd om dat vervolgens standaard te doen. Dan worden er bij een delict waar voorlopige hechtenis op staat – ik denk vooral aan woninginbraken – gewoon standaard handpalmafdrukken afgenomen.

Minister Grapperhaus:

Het antwoord op de eerste vraag is ja. Daar wordt u over geïnformeerd. Ik denk dat het redelijk is om te zeggen dat we daar na de zomer, eind 2020, op terug zullen komen. Anders is het een beetje te vroeg; dan gaan we na drie maanden al zeggen hoe of wat. En dan wil ik ook eigenlijk pas terugkomen met het antwoord op de vraag wat de delicten zijn waarbij we het gewoon als standaardpraktijk moeten invoeren. Dat doe ik niet om het punt van het lid Helder te ontwijken, maar omdat we nu politie en OM even de gelegenheid moeten geven om aan de slag te gaan. Ik heb nu overigens mijn handen een paar keer hier op tafel neergelegd, dus ...

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee komen we aan het einde van dit algemeen overleg. Er zijn een heleboel toezeggingen genoteerd, die ik even zal opsommen.

  • Voor het meireces, sterker nog, voor de verjaardag van de Koning – dat is 27 april, voor de mensen die dat willen weten – komt er een brief waarin de Minister ingaat op het fenomeen straatroof. Daar wordt breed naar gekeken, want er wordt verder uitgediept wat we kunnen doen om ouderen er ook toe te bewegen om aangifte te doen, dus hen daartoe te stimuleren. Ook wordt ingegaan op de mogelijkheid van een beroep op het slachtofferfonds in geval van straatroof zonder strafrechtelijke vervolging. Ik denk dat ik daar ook de toezegging bij kan betrekken die later kwam, over een brief over de aangiftebereidheid. Die is aan de heer Van den Berge toegezegd.

  • De tweede toezegging gaat over het samenbrengen van de hulp bij het offline halen en het doen van aangifte bij één loket. Ten eerste is het aanbod gedaan om de Kamer daar vertrouwelijk over te informeren in een technische briefing. Hier komt een brief over na het meireces dan wel begin juli 2020, waarin ook wordt ingegaan op de mogelijkheid van encryptie, naar aanleiding van een uitspraak van de hoogste rechter in België.

  • De derde toezegging gaat over onlinehandelsfraude. De Kamer wordt daarover voor de zomer geïnformeerd. De Minister had het over cijfers die hij zou nakijken. Ik geef hem even mee dat die staan in de jaarcijfers van de politie over de misdaad, maar dat terzijde.

  • De vierde toezegging is dat de Minister ingaat op het voorstel van GroenLinks en het CDA met de titel «Ontzorg agenten». Dat wordt doorgeleid naar de politie en daarover wordt overleg gepleegd met de politie en met de commissie-Zuurmond. Daarna komt de reactie naar de Kamer, voor 1 juni, of juno, zoals de Minister altijd zegt.

  • De vijfde toezegging is dat er voor het meireces een reactie naar de Kamer komt over ECRIS en het sneller kunnen bevragen daarvan, en het uitwisselen van gegevens in het kader van mobiel banditisme.

  • Er komt een korte brief over heterdaad. Dat ging over de camerabeelden. Daar was een termijn van veertien dagen aan gekoppeld.

  • Er komt een vervolgbrief over het plan van aanpak van winkeldiefstal. Daar is de mooie datum van 1 april van dit jaar aan gekoppeld.

Minister Grapperhaus:

Vóór 1 april.

De voorzitter:

Het wordt steeds beter: vóór 1 april. Wel van dit jaar?

Minister Grapperhaus:

Ja.

De voorzitter:

Dat ook nog, kijk.

  • De laatste toezegging is dat er eind 2020 een brief komt over de uitvoeringspraktijk van het afnemen van handpalmafdrukken. Daarbij wordt ook gekeken naar de delicten waarbij dat gebeurt dan wel waarbij dat mogelijk zou moeten zijn.

Ik zie mevrouw Van Toorenburg nog.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

De Minister heeft ook gezegd dat hij nog met de banken in gesprek gaat. Kunnen we daar dan t.z.t. nog een bericht over krijgen? Misschien bij de begroting, of eerder. Zodra het kan, heel graag.

Minister Grapperhaus:

Ja, zonder meer. Maar laat ik dan zeggen: een maand voor de maand waarin de begrotingsbesprekingen zijn. Dat wordt dus uiterlijk eind september, begin oktober. Er komen namelijk al heel veel andere brieven rond die begroting. Deze kan makkelijk in september. September 2020.

De voorzitter:

Ja. Ik denk dat dat zo voldoende is genoteerd. Ik ben toch nog één toezegging vergeten.

  • De Kamer wordt geïnformeerd over de second opinion bij cold cases naar aanleiding van de pilot in Noord-Holland. Maar daar had u geen termijn aan verbonden.

Minister Grapperhaus:

Binnen twee maanden nadat die pilot is afgelopen. Oké?

De voorzitter:

Ja. Dan zijn ook de toezeggingen allemaal genoteerd en de revue gepasseerd. Niemand heeft een VAO aangevraagd dus ik kan dit debat sluiten, onder dankzegging van de Minister, zijn ondersteuning, mijn collega's en de belangstellenden op de publieke tribune dan wel elders. Dank u wel.

Sluiting 12.38 uur.