Kamerstuk 28625-217

Verslag van een algemeen overleg

Herziening van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

Gepubliceerd: 10 september 2014
Indiener(s): Mariƫtte Hamer (PvdA)
Onderwerpen: landbouw organisatie en beleid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28625-217.html
ID: 28625-217

Nr. 217 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 10 september 2014

De vaste commissie voor Economische Zaken heeft op 1 juli 2014 overleg gevoerd met Staatssecretaris Dijksma van Economische Zaken over:

  • de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 5 juni 2014 betreffende de uitwerking van de directe betalingen van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (Kamerstuk 28 625, nr. 194);

  • de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 25 juni 2014 betreffende gewaskeuze in de ecologische aandachtsgebieden (Kamerstuk 28 625, nr. 211);

  • de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 26 juni 2014 betreffende de aanbieding van het advies van de heren Blauw en Korff over de implementatie van het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (Kamerstuk 28 625, nr. 212).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Hamer

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Franke

Voorzitter: Verheijen

Griffier: Van Bree

Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Dik-Faber, Dijkgraaf, Van Gerven, Geurts, Graus, Jacobi, Lodders, Ouwehand en Verheijen,

en Staatssecretaris Dijksma van Economische Zaken, die vergezeld is van enkele ambtenaren van haar ministerie.

Aanvang 18:30 uur.

De voorzitter: Welkom bij dit algemeen overleg inzake de uitkering van de directe betalingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB). Op de agenda staat een aantal brieven van de zijde van het kabinet. Ik heet welkom de Staatssecretaris van Landbouw, haar ambtelijke ondersteuning, de Kamerleden, de mensen op de publieke tribune en eventueel de mensen thuis die meekijken. Dit AO staat gepland voor maximaal 2,5 uur. Wij debatteren zoals gebruikelijk in twee termijnen en ik stel een spreektijd voor van vijf minuten per fractie in eerste termijn. Als u uw interrupties op elkaar in eerste termijn een beetje beperkt houdt, hebt u des te meer tijd om straks de Staatssecretaris van alles te kunnen vragen aan haar termijn.

In de eerste termijn van de zijde van de Kamer geef ik het woord aan mevrouw Lodders van de VVD.

Mevrouw Lodders (VVD): Voorzitter. Op hoofdlijnen is de VVD tevreden over het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB). Het feit dat mede op initiatief van de VVD geen gelden van de eerste pijler naar de tweede pijler zijn overgeheveld, dat de inzet van gelden zo veel mogelijk op het boerenerf terechtkomt en dat subsidies voor de sjoelvereniging of de aanleg van fietspaden worden teruggedrongen, ziet mijn fractie als grote winst. Ook de steun aan de jonge boeren in zowel de eerste als de tweede pijler is van cruciaal belang. Zij zijn immers de voedselproducent van morgen.

Natuurlijk kan er nog veel worden verbeterd aan het GLB. Zo is mijn fractie van mening dat er in de nieuwe periode meer ruimte moet komen voor ondernemerschap. Door minder regels en voorwaarden te stellen kan het Europees landbouwbudget naar beneden. Vergroeningsmaatregelen, zoals de 5% ecologische aandachtsgebieden (EFA), zijn een voorbeeld van de manier waarop ondernemers beperkt worden in hun ondernemerschap. Wereldwijd stijgt de vraag naar voedsel, maar in Europa onttrekken wij kostbare landbouwgrond aan de voedselproductie. Juist in Nederland, waar de landbouw zeer efficiënt, hoogproductief en bovenal duurzaam is, komt dit hard aan. Ik kom hier zo dadelijk op terug.

Vandaag spreken we over de Nederlandse invulling van de directe betalingen. Ik zal ingaan op de verschillende onderdelen in de brief. Mijn fractie is tevreden met de regeling voor jonge boeren. De definitie van «jonge boer» is ruim, maar de Staatssecretaris heeft een werkbare oplossing gevonden, die op onze steun kan rekenen.

De VVD heeft zich vanaf de eerste onderhandelingen verzet tegen de vergroeningseisen. Het onttrekken van kostbare landbouwgrond past niet bij de hoogwaardige landbouw in Nederland. Nu de vergroening echter een feit is, dient deze optimaal te worden ingevuld, met zo veel mogelijk ruimte voor ondernemerschap.

De VVD is teleurgesteld dat de Staatssecretaris de longlist van Brussel niet een-op-een heeft overgenomen. Met het toekennen van een wegingsfactor per gewas wordt de waarde voor bijvoorbeeld biodiversiteit bepaald. Met de voorgestelde beperking worden Nederlandse boeren wederom op achterstand gezet. Er is inmiddels een aantal lidstaten dat de longlist een-op-een, of in ieder geval veel ruimer, lijkt over te nemen.

Mijn fractie ziet het handelen van Nederland als een Nederlandse kop op Europees beleid. Dit terwijl de Minister-President de afgelopen week tijdens het debat over het WRR-rapport nog stelde: «Ten aanzien van onze relatie met Europa betekent dat ook: geen koppen op Europese regelgeving. Die waren in het verleden nog vaak aan de orde, maar we moeten proberen om ons mooie land zo transparant mogelijk te besturen.»

Met de huidige selectie worden bijvoorbeeld vanggewassen maar beperkt toegestaan. En juist vanggewassen zijn belangrijk voor bodembeheer. Zij voorkomen uitspoeling van nutriënten en kunnen worden ingezet om verschillende aaltjes op milieuvriendelijke wijze te bestrijden. Dat is nog belangrijker geworden met het verbod op metam-natrium. Ik hoor graag van de Staatssecretaris welke overwegingen ten grondslag liggen aan haar besluit. Ik overweeg een motie op dit punt.

Mijn fractie is voorstander van het opnemen van landschapselementen als onderdeel van de vergroening. Echter, de motivatie van de Staatssecretaris snijdt ook hout. Kan de Staatssecretaris aangeven welk tijdpad zij voor ogen heeft om alle landschapselementen onderdeel te laten zijn van de vergroening? Dit geldt ook voor de duurzaamheidscertificaten. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe het staat met de initiatiefnemers, zoals Stichting Veldleeuwerik, en of deze nog voor 1 augustus aangemeld kunnen worden in Brussel? Kan de Staatssecretaris toelichten waarom kwelders langs de kuststrook in onder meer Groningen niet in aanmerking komen voor vergroening?

Tot slot op dit punt. De Europese Commissie heeft aangekondigd dat het aandeel ecologische vogelgebieden kan oplopen van 5% naar 7%. Wat is de inzet van het kabinet hierin richting Brussel? De VVD-fractie is tegen enige verruiming van dit percentage. Graag krijg ik de toezegging van de Staatssecretaris dat dit ook de lijn van het kabinet zal zijn.

De overgang naar een gelijke hectarepremie heeft voor een aantal sectoren forse gevolgen. We hebben het daar eerder over gehad, en in de brief hebben we kunnen lezen dat de Staatssecretaris voor deze sectoren maatwerk heeft geleverd. Kan de Staatssecretaris dit toelichten met betrekking tot de kalversector, de vleesveesector en de aardappelzetmeelsector? Hoe zijn de gesprekken verlopen? Wat is het tijdpad voor de voorgestelde invulling? Hoe ziet de gehanteerde agenda eruit? Hoe gaat de Staatssecretaris de ontwikkelingen binnen deze sectoren monitoren?

Natuurgronden met extensief agrarisch gebruik komen in aanmerking voor een graasdierpremie. De Staatssecretaris schrijft in haar brief dat deze graasdierpremie zorg zal dragen voor een zachte landing van de vleessector. In hoeverre komt deze premie echter terecht bij de agrariërs? In hoeverre wordt deze zachte landing daadwerkelijk bereikt?

Tot slot heb ik nog een vraag over de uitvoering. Het nieuwe GLB wordt op 1 januari van kracht. Wordt deze datum gehaald of zijn er problemen te verwachten? Blijven de uitvoeringskosten binnen de grenzen zoals gesteld in de motie-Koopmans/Jacobi?

Ik sluit af. Het advies van de heren Blauw en Korff, waarvoor dank, waarschuwt voor een explosieve stijging van het aantal procedures met betrekking tot het inmeten van percelen. Hoe gaat de Staatssecretaris daarmee om?

De heer Geurts (CDA): Voorzitter. Zes maanden geleden bespraken wij al het gemeenschappelijk landbouwbeleid voor de komende zes jaar. In dat overleg heeft de Staatssecretaris mede op mijn verzoek beloofd om in overleg te treden met de landbouwsectoren. Dat is ook gebeurd; mijn dank daarvoor.

Voor het CDA zijn voedselzekerheid en een eerlijke concurrentiepositie voor de Nederlandse boer van het grootste belang. De Nederlandse landbouw is een grote economische kracht, die het CDA graag wil behouden. Deze exportmotor van onze economie moeten we niet tegenwerken met een striktere invulling van de Europese regels. Het CDA is van mening dat boeren een eerlijke boterham moeten kunnen verdienen. Daarbij is het Europees landbouwbeleid nodig. Het nieuwe GLB geeft meer ruimte aan nationale overheden. Waarom wil dit kabinet de regels strikter implementeren dan Brussel van ons vraagt? Ik doel onder andere op de braakmaatregelen via starre pakketten. De CDA-fractie is hier uitdrukkelijk tegen. Het gaat om veel geld; geld dat de boer echt nodig heeft. Andere partijen doen hier weleens lacherig over, maar het gaat over de inkomens van vele gezinnen.

Het Nederlandse landbouwbudget wordt in de komende zeven jaar sterk gereduceerd, met zo'n 100 miljoen per jaar. Ik heb al vaker met de Staatssecretaris van gedachten gewisseld hierover. Ik blijf bij mijn mening dat Nederland meer inlevert dan welk land dan ook. Daarbij komt dat de Nederlandse akkerbouwer een deel van zijn land braak moet gaan leggen. Het CDA vindt braakleggen van goede landbouwgrond een belediging voor de voedselzekerheidsopgave waar de wereld voor staat.

Ik kom op een aantal thema's. Gezien de spreektijd houd ik het kort. Als eerste kom ik te spreken over vergroening. De Staatssecretaris zou door wel vanggewassen en eiwitgewassen toe te staan en door landschapselementen te laten meetellen, de akkerbouw kunnen laten vergroenen. Daarmee zouden deze elementen behouden blijven en zou ook worden voldaan aan de Europese eisen. Het onderhoud aan landschapselementen en de teelt van vanggewassen komen ook ten goede aan biodiversiteit en milieu.

Er zijn tien elementen die aangemerkt kunnen worden als ecologische focusgebieden. De Staatssecretaris blijft vooral hangen bij de complexe pakketten. In Frankrijk en Duitsland echter zal de vergroening wél ingevuld mogen worden met alle opties. We moeten in Nederland niet weer in een valkuil lopen door Europese wetgeving strikter en strenger om te zetten in nationale wetgeving dan andere landen dat doen. Mijn vraag aan de Staatssecretaris is dan ook: bent u bereid om de vergroeningsmaatregelen te verruimen door alle vanggewassen toe te staan en door landschapselementen te laten meetellen? Als het antwoord nee is, vraag ik haar waarom niet.

Kan de Staatssecretaris bevestigen dat alle sloten kunnen meetellen in de ecologische focusgebieden of verbindt zij daar bepaalde eisen aan?

Ik heb nog een technisch puntje. Op pagina 4, onderdeel a van de brief die wij op 5 juni hebben ontvangen, staat de zin: Omdat equivalente pakketten in de Europese kaders als ANB-pakket zullen worden gezien, worden zij voor vijf tot zeven jaar aangegaan. Dat is dus een koppeling tussen Europese kaders en het ANB-pakket. Volgens mij is dat een oneigenlijke koppeling, en betreft het gewoon een nieuwe nationale kop. Graag hoor ik wat de Staatssecretaris daarvan vindt.

Vlas en hennep zijn een belangrijke teelvorm, met name in de provincie Zeeland. De Staatssecretaris heeft dit gelukkig ook ingezien. Is zij bereid om het vergroeningsequivalent dat nu op 0,3 staat tot 0,5 op te hogen? Dat zou het interessant houden om vlas en hennep te blijven telen.

Wij steunen de inzet van de Staatssecretaris op het gebied van de kalverhouderij, namelijk ondersteuning naast de flatrate. De kalverhouderij staat voor een heel grote opgave waar zij echt steun bij nodig heeft. De CDA-fractie vraagt zich wel af hoe de regeling voor de kalverhouderij er precies gaat uitzien. Aan welke voorwaarden moeten bijvoorbeeld investeringen gaan voldoen? Komen deze gelden direct terecht op het boerenerf, iets wat de CDA-fractie graag zou zien? Is de Staatssecretaris bereid om de 10 miljoen die zij heeft toegezegd uit te betalen via het systeem van de bestaande premies, dus rechtstreeks op het boerenerf? De kalverhouderij zou deze gelden graag zelf inzetten. Dat zou kunnen gebeuren via algemeen verbindend verklaringen. Wil de Staatssecretaris daaraan meewerken?

Omdat de kalverhouders zo veel moeten inleveren de komende jaren, blijft het nodig om de ontwikkelingen op dit gebied goed te evalueren. Komt er daarom een uitgebreide evaluatie in 2017, zoals eerder aangekondigd door de Staatssecretaris?

Ik kom te spreken over de vleesveehouderij. Vleesveehouders staan voor een grote opgave de komende jaren. Zij moeten namelijk fors inleveren. Ik heb mij laten vertellen dat de graasdierpremies met name in de handen van natuurorganisaties terecht zullen komen. Herkent de Staatssecretaris dit beeld? Is zij bereid om op korte termijn te laten onderzoeken wat de inkomensachteruitgang voor de individuele vleesveehouders wordt?

Mijn laatste punt betreft de veenkoloniën. Ook de aardappelzetmeeltelers worden door het nieuwe GLB getroffen. Het gemakkelijker maken van sojateelt zou een oplossingsrichting kunnen zijn. Is de Staatssecretaris bereid om de sojateelt te stimuleren en de regeling daarvoor aan te passen?

Mevrouw Jacobi (PvdA): Voorzitter. Het debat gaat in rap tempo. Het zou mooi zijn als het gemeenschappelijk landbouwbeleid ook zo snel en goed wordt ingevoerd. Wat ons betreft, moet dat dan wel een stukje groener.

Wij waren groot voorstander van een verschuiving van pijler 1 naar pijler 2. Helaas is die verschuiving niet gelukt. Wij hadden dit graag gewild, ook om zo geld te kunnen vrijmaken voor de Programmatische Aanpak Stikstof en de Kaderrichtlijn Water. Maar goed, het is in de Kamer beslecht en daarmee moeten wij het doen. Ik denk echter dat we vanavond de kans hebben om wat betreft een aantal zaken de mogelijkheden te benutten die er nog wél zijn.

Wij zijn teleurgesteld over het ontbreken van mogelijkheden voor het beheer van de landschapselementen en van mogelijkheden voor de duurzaamheidscertificaten. Daar hadden wij namelijk grote verwachtingen over. Ziet de Staatssecretaris toch nog mogelijkheden op dit punt? Wil zij alles uit de kast halen om een aantal experimenten op dit gebied mogelijk te maken? Zo kunnen de boeren die echte vergroening willen toepassen, dit beloond zien. In mijn eigen provincie Friesland hebben we «kening fan «e greide», een vorm van boeren met kruidenrijk grasland waarbij de boeren een vorm van vergroening toepassen waarin ook landschapselementen een stuk beheer meekrijgen. Het zou heel erg zonde zijn als we dit soort zaken zouden weghalen. Ook in de Noordelijke Friese Wouden bestaat dat, trouwens. Het betreft een pilot. Volgens mij betreft het een groep van 900 boeren die in een collectief werken waarbij landschapselementen absoluut nog een goede plek zouden kunnen hebben. Ik denk dan ook dat je dit veel simpeler zou kunnen administreren. We kunnen zo echte vergroening belonen. Ik krijg hier graag een reactie op.

De duurzaamheidscertificaten vormen een interessante optie. In de opsomming komen wij ook die echter niet meer tegen. Het initiatief van Stichting Veldleeuwerik werd al even genoemd. Ik ben een heel groot voorstander van de Werkgroep Grauwe Kiekendief in het Groningse. Deze pilots van deze initiatieven hebben zo goed gefunctioneerd dat het echt doodzonde zou zijn als we die nu buiten het pakket laten vallen. Ik hoop dat wij met ons aller inzet toch nog wat aan de vergroening kunnen doen.

De collectieve invulling biedt wellicht boeren ook de mogelijkheid om landschapselementen in te brengen met natuurorganisaties, landschapsbeheer. Dat mis ik een beetje in het hele verhaal; het gaat eigenlijk alleen over agrarisch natuurbeheer. Het zou echter moeten gaan over het gehele gebied. Als je daar alleen focust op agrarisch natuurbeheer, is dat misschien te mager. Het gaat vooral om de samenhang der dingen. Die mis ik in de brieven van de Staatssecretaris. We hebben nog maar kort de tijd, slechts tot 2015. Hoe krijgen wij in die tijd de samenhang tussen Rijk en provincie, tussen pijler 1 en pijler 2, maar ook met de natuurwetgeving in dat ene systeem te pakken, zodat we kunnen versimpelen met administreren en monitoren en een gezamenlijke verantwoordelijkheid kunnen pakken? Dit is een heel grote uitdaging.

Hoeveel minuten heb ik nog, voorzitter? Vijf?

De voorzitter: U hebt nog 1 minuut en 14 seconden.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Oké. Goed.

Artikel 68 gaat er zo meteen vandoor. Wij zouden het heel graag zo willen regelen dat het niet-benutte vergroeningsgeld terugvloeit in een pot die kan worden ingezet voor de mensen die aan de vergroening meewerken. Dat zien we niet terug. Wat gaat er gebeuren met geld dat niet wordt benut?

Ons bereiken signalen dat de permanente graslanden in rap tempo verdwijnen omdat de boeren bang zijn dat voor eeuwig permanent grasland zouden moeten hebben. Ik hoop dan maar dat het kruidenrijk is... Heeft de Staatssecretaris gegevens hierover? In hoeverre is het mogelijk om waardevolle graslanden buiten Natura 2000 aan te wijzen? Kunnen we de boeren de mogelijkheid te geven om deze graslanden in te zetten voor de vergroening? Kan hier nog voor worden gekozen? Zo ja, hoe dan?

Mijn laatste punt betreft de uitvoering: Dienst Regelingen en de fusie met het agentschap. Kan de Staatssecretaris ons vanavond het vertrouwen te geven dat men er klaar voor is om dit gehele traject foutloos uit te voeren? Het lijkt mij namelijk geen gemakkelijk verhaal.

De heer Dijkgraaf (SGP): Voorzitter. Het gebeurt volgens mij niet vaak dat we een landbouwdebat voeren zonder onderlinge interrupties. Tot nu toe gaat het echter wel zo. En dat is prima, want volgens mij willen we allemaal graag juist met de Staatssecretaris in debat.

Ik wil beginnen met het complimenteren van de Staatssecretaris. Er is achter de schermen immers heel veel werk verricht, zowel door haar als door haar ambtenaren. Met alles wat wij vragen en wat wij nog graag wensen, mag dat vooral niet vergeten worden.

Ik kan mij op enkele punten aansluiten bij de woorden van de vorige drie sprekers. Wat dat betreft heb ik wellicht niet mijn gehele spreektijd in eerste termijn nodig. Ook van mij de vraag hoe het kan dat we een gemeenschappelijk landbouwbeleid hebben, maar dat ieder land toch weer zit te shoppen in wat het wel en niet doet. Duitsland, België en Frankrijk nemen de gehele lijst over; wij doen een stuk minder. Kijk naar onze aardappeltelers; zij moeten concurreren met bedrijven over de grens. Zij hebben het lastig. Als ik eerlijk ben, zouden wij daarom het liefst het voorstel van mevrouw Lodders volgen en de longlist hanteren. Volgens mij heeft de heer Geurts dit ook gezegd. Daar sluit ik mij bij aan.

Ik probeer echter ook om creatief mee te denken als het hanteren van die longlist niet mogelijk zou zijn. Je moet je afvragen wat de meest essentiële elementen van de longlist zijn die je dan in ieder geval wilt hebben. Dan kom ik in de eerste plaats uit op de vanggewassen. Dat zijn heel mooie dingen, die veel goeds doen voor het bodemleven en die cruciaal zijn voor de bijenstand; ik kijk nu naar de geachte afgevaardigde van de PVV. Dan moet je die vanggewassen echter wel hebben en toepassen. Landen als Engeland en Denemarken, die een heel beperkte lijst hebben, doen dit wel. Wat is dus het verhaal erachter in Nederland? Als je zowel vergroening wilt als flexibiliteit ten aanzien van de invulling van de norm, gaat dat uitstekend samen. Waarom doen we het dus niet?

De Staatssecretaris zou kunnen zeggen dat er al veel wordt gedaan en dat het dus greenwashing is. Nou zijn wij natuurlijk niet van de greenwashing, maar het onbenut potentieel is op dit moment gigantisch. Er kan dus nog heel veel gebeuren. Kijk bijvoorbeeld ook eens in de graanteelt. Je zou ook nog kunnen nadenken of, als je de vanggewassen toepast, je niet specifieke groenbemesters zou moeten benoemen die dan effectief zijn en die echt meerwaarde hebben. Immers, de ene groenbemester is de andere niet.

In de tweede plaats willen wij meer ruimte voor de landschapselementen. Op dat punt sluit ik mij aan bij mevrouw Jacobi, die er uitvoerig mooie teksten over bezigde. De Staatssecretaris zegt: ja, maar dat kost wel 8 miljoen. Ik betwijfel dat, maar laat ik opnieuw constructief zijn: kunnen we niet beginnen met de eenvoudig te registreren landschapselementen? In allerlei systemen worden nu immers al landschapselementen geregistreerd. Sommige zaken zijn ook gemakkelijker te registreren dan andere. Kunnen we niet gewoon slim zijn en zeggen: de makkelijke dingen eerst en voor de lastige misschien kijken of we dat later doen? Er is best een aantal zaken die gemakkelijk kunnen.

In de derde plaats pleit ik voor meer ruimte voor de teelt van voedererwten. Die zijn vergelijkbaar met veldbonen en verdienen daarom een plek op de lijst. Ook zouden wij graag willen dat de Staatssecretaris in overleg gaat met de Stichting Agroforestry Nederland en het Praktijknetwerk Voederbomen en Multifunctioneel Landgebruik om te bekijken of landbouw met bomen in bepaalde gevallen kan worden aangewezen als vergroeningsoptie. Het staat nog in de kinderschoenen, maar daarom is een stimulans vanuit het GLB juist goed.

In het kader van equivalente maatregelen stel ik voor om ook ruimte te bieden voor de teelt van boekweit en van oliehoudende zaden zoals koolzaad en olievlas. Zij scoren geweldig goed wat betreft biodiversiteit en klimaatvoordelen.

Op het punt van de duurzaamheidscertificaten sluit ik mij opnieuw aan bij mevrouw Jacobi. Blijft de Staatssecretaris zich hier sterk voor maken?

Het wordt spannend voor de kalverhouderij en de vleesveehouderij. Ons omringende landen doen meer. Dat zou dus verkeerd kunnen gaan. Ik vraag de Staatssecretaris twee dingen. Ten eerste vraag ik haar om de ontwikkelingen in deze sectoren ten opzichte van die landen goed in de gaten te houden. Ten tweede vraag ik haar of zij uitsluit dat er eventueel extra geld voor deze sectoren beschikbaar kan komen vanuit pijler 1, indien nodig. Over de noodzaak zal dan later worden gediscussieerd. Een vagere formulering kun je bijna niet horen van een politicus, maar ik vind dat we op dit punt geen slot op de deur moeten zetten.

Blauw en Korff wijzen in hun advies op het veelvoorkomende fenomeen dat boeren eenmalig percelen ruilen ten behoeve van een gunstige vruchtwisseling. Wil de Staatssecretaris ervoor zorgen dat dit onder het nieuwe GLB goed mogelijk blijft?

De voorzitter: Dank u wel. Tegen de verwachtingen in, hebt u uw vijf minuten precies volgepraat.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Voorzitter. Al in 2010 werden de eerste plannen gepresenteerd die het GLB klaar moesten maken voor de toekomst, met meer doelgerichte betalingen en gerichte voedselzekerheid, biodiversiteit, milieu en klimaat. De fractie van de ChristenUnie heeft altijd gepleit voor een ambitieuze en flexibele vergroening. De maatregelen moeten daadwerkelijk effect hebben voor het milieu en de biodiversiteit. Tegelijkertijd moet echter rekening worden gehouden met regio- en bedrijfsspecifieke kenmerken. Kijkend naar het pakket aan maatregelen dat er nu ligt, moet ik helaas vaststellen dat dit in ieder geval niet helemaal geslaagd is.

Het moge duidelijk zijn dat mijn fractie echt iets verwacht van de ecologische aandachtsgebieden, de paradepaardjes van de vergroening. Maatregelen die in Nederland geen echte winst opleveren of die niet passen in onze landbouwpraktijk, moeten we niet invoeren, maar het streven naar ambitie staat op gespannen voet met de wens om onnodig productieverlies te vermijden en de administratieve lasten laag te houden.

Bij de weegfactoren voor de EFA-invulling wordt vooral gekeken naar biodiversiteit. Maar maatregelen kunnen ook een positief milieueffect hebben, zoals in het geval van de eiwitgewassen. De Staatssecretaris kiest voor de vier opties van de Europese longlist die aan randvoorwaarden zijn gebonden. Zo mogen vanggewassen alleen meetellen in combinatie met vezelteelten. In snap dat de Staatssecretaris greenwashing wil voorkomen. Maar ik wil ook zeggen dat vanggewassen van belang kunnen zijn voor de bodemvruchtbaarheid en als alternatief voor gewasbescherming. Ik denk specifiek aan mijn aangenomen motie over alternatieven voor metam-natrium. Vanggewassen kunnen bovendien een bijdrage leveren aan de aaltjesbestrijding. De ChristenUnie ziet graag dat er meer ruimte komt voor vanggewassen die een specifieke milieubijdrage leveren. Wij overwegen om op dit punt een motie in te dienen.

De Staatssecretaris lijkt boeren vooral te willen verleiden tot het kiezen voor het equivalente pakket. Mijn fractie vindt dit pakket nog behoorlijk rigide. Zo mogen landschapselementen alleen worden meegeteld als er een contract is voor agrarisch natuurbeheer. Wat zijn dan de mogelijkheden voor landschapselementen waarvoor geen beheerovereenkomst is? Moeten boeren voor de beheerde akkerrand in het kader van de vergroening ook een ANB-overeenkomst hebben?

Ik wil hier ook graag het concept van de vogelakkers onder de aandacht brengen. In de decemberbrief hadden de vogelakkers nog een plek, maar nu hebben zij die niet meer. Graag krijg ik een toelichting van de Staatssecretaris.

Ik snap het argument van de administratieve lasten met betrekking tot de landschapselementen. Ik heb echter nog een ander zorgenpunt gerelateerd aan administratieve lasten, namelijk het feit dat het vergroeningsbeleid in 2015 ingaat en het nieuwe stelsel van agrarisch natuurbeheer pas een jaar later, dus in 2016. We moeten voorkomen dat boeren vroegtijdig stoppen met agrarisch natuurbeheer en dat er straks geen goede aansluiting is tussen de eerste en de tweede pijler, ook om double funding te voorkomen. In de tweede pijler is er wel ecologische sturing terwijl de vergroening overal kan landen. Ik wil er dan ook voor pleiten om 2015 te gebruiken als een overgangsjaar, ook voor overleg tussen Rijk en provincies, zodat we vanaf 2016 van start kunnen gaan met meerjarige contracten voor zowel de vergroening als agrarisch natuurbeheer en waar mogelijk op collectieve wijze ingevuld. Wellicht beperkt dit ook de administratieve lasten. Op deze wijze kan de vergroening echt leiden tot winst voor milieu en biodiversiteit.

Er lopen pilots met sojateelt in Nederland. Vanuit het oogpunt van regionalisering van de voedselproductie zou soja kunnen worden toegevoegd aan de lijst met eiwitgewassen. Is de Staatssecretaris hiertoe bereid?

De Staatssecretaris stelt 10 miljoen beschikbaar voor vleeskalvenbedrijven die zich committeren aan de verduurzamingsdoelen voor 2020. Om welke doelen gaat het? Hoe kijkt de Staatssecretaris aan tegen het voorstel om een algemeen verbindend verklaring voor het private kwaliteitssysteem SKV in te stellen? Zo komt er een ketenbrede aanpak en zijn er geen freeriders.

Wat betreft de veesector kan ik mij grotendeels aansluiten bij vorige sprekers. Wel kom ik nog even te spreken over de vleesstierbedrijven. Zij worden gesteund met 0,5 miljoen uit POP3 voor innovatie en investeringen. Hoe gaat dit precies? Is hierover overleg met provincies? Is het geld geoormerkt? Ik krijg graag een toelichting.

Over vandaag precies een maand moet de Staatssecretaris in Brussel vertellen hoe zij het GLB wil invullen. Echter, nog niet alle Europese regels zijn bekend. Kan de Staatssecretaris toezeggen dat de Kamer in het reces niet te maken krijgt met grote verrassingen? Ik denk aan wat er gebeurde in het meireces; ik denk dat niemand dat leuk vond. Laten we dat dus voorkomen.

Mijn fractie is blij met de inzet voor jonge boeren, die een prominente plek hebben gekregen in de brief van de Staatssecretaris. Ondanks de beperkt beschikbare budgetten kunnen veel jonge boeren steun krijgen uit zowel de eerste als de tweede pijler. Ik ben blij dat mijn voorstellen over de jongeboerenregeling, die breed worden gedragen in de Kamer, zijn overgenomen. Ook complimenten voor de ondersteuning voor de zetmeelsector.

Tot slot heb ik nog een paar vragen. Hoe zit het met de duurzaamheidscertificaten? Stichting Veldleeuwerik is al genoemd. Verwacht de Staatssecretaris dat deze nog een plek kunnen krijgen binnen de vergroening? Komt er een nulmeting voorafgaande aan de evaluatie van de vergroening? Wat gaat de Commissie precies evalueren in 2017?

De heer Van Gerven (SP): Voorzitter. Er gaat bijna 1 miljard op aan landbouwsubsidies. Wat is eigenlijk de rechtvaardiging daarvan? Wil de Staatssecretaris daarop ingaan evenals op de vraag wat die subsidies aan overhead kosten? We sluizen geld naar Brussel, dat vervolgens terugkomt. Hoeveel kost dat circus ons?

Veel van de subsidies komen terecht bij de 20% grootste bedrijven; de rijkeren en grootsten vangen het meeste. Kan de Staatssecretaris iets zeggen over de verdeling in Nederland? Kan zij ingaan op het subsidieplafond? Ik heb begrepen dat er boven de € 150.00 sprake is van afroming. Dan gaat het echter om bedrijven met meer dan 400 hectare. Hoeveel van die bedrijven die zo veel hectares bezitten zijn er in Nederland? Moet dat subsidieplafond niet omlaag, bijvoorbeeld naar € 75.000? Is dat mogelijk?

Ik noem een mooi – nou ja, «mooi», het is eigenlijk verschrikkelijk – voorbeeld, de A4 nabij Leiden. Daar zit het wegrestaurant La Place. Daar kun je een broodje kaas kopen en een lekker kopje koffie. De multinational die dat allemaal regelt, wordt gesubsidieerd door het Europese Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling. Hoe kan dit? Kunnen we daar niet iets aan doen? Kan straks ook Burger King zich aanmelden om een dergelijke subsidie binnen te harken? Dat lijkt mij toch niet de bedoeling.

Het EU-landbouwbeleid pakt slecht uit voor de biodiversiteit, schrijft het blad Science. Ook de Nederlandse natuurorganisaties beschouwen de vergroening van het Europese landbouwbeleid als mislukt. Wil de Staatssecretaris een bespiegeling geven op deze kritiek? Wat gaat zij doen om uit dit systeem te halen wat erin zit qua vergroening, ook al is het geen echt goed systeem? Moet je daartoe niet stoppen met loze maatregelen, zoals de maatregelen betreffende de vanggewassen en de eenjarige stikstofbindende peulvruchten, lupinen en veldbonen? Immers, volgens het WUR-rapport leveren die niets op. Als die veldboon en die lupine niet helpen, kap er dan mee en doe iets goeds. We willen geen greenwashing, dus laten we dat dan ook niet doen; laten we het geld besteden aan echt zinvolle zaken.

De beheerde akkerranden vormen slechts 1% van de ecologische focusgebieden. Is de Staatssecretaris bereid om dat stevig uit te breiden? Die landschapselementen zijn namelijk zeer waardevol voor vergroening maar mogen dus slechts in uitzonderingsgevallen meetellen. Kunnen we daar geen beter pad voor uitstippelen, zodat die landschapselementen geborgd en uitgebreid worden, en er eerder meer van komen dan minder? We moeten toch voorkomen dat onbeheerde akkerranden worden platgespoten of omgeploegd? Dat was de politiek van 20 jaar geleden, en op dat pad moeten we niet verdergaan.

Wij vinden het ook raar dat de ecologische opgave vooral bij akkerbouwers komt te liggen. Nederland heeft veel waardevol grasland, dat een grote bijdrage zou kunnen leveren aan biodiversiteit. Is de Staatssecretaris bereid om waardevolle graslanden aan te wijzen, met bijpassend beschermingsregime, conform de aangehouden motie-Smaling/Klaver (28 625, nr. 181)? Mijn collega Smaling heeft alweer een halfjaar geleden een vijfpuntenplan ingediend. Zou de Staatssecretaris daarop in willen gaan, om te kijken wat de mogelijkheden zijn en of er al iets van gerealiseerd is? Ik hoor nu dat het in de brief staat, maar ik wil er toch wel wat meer van weten, met name over de leaderprojecten, het basisschoolcurriculum en de voorstellen voor stadskinderen. Dat lijken ons betere ideeën dan die subsidie voor La Place.

Ik rond af. Mijn fractie vindt het terecht dat betalingen op historische gronden worden afgeschaft. Tussen de vele mails die wij ontvangen, zat een bericht van boeren die de kalverslachtpremie willen behouden, maar ook een bericht van een jonge, nieuwe boer, die zei: ik vis achter het net, dus schaf die handel maar af. Is dat eigenlijk niet het beste; kunnen we niet het beste toegaan naar een systeem los van subsidies? Dat moet ook de marktaanhangers aanspreken.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Het Europees gemeenschappelijk landbouwbeleid en vooral de subsidies die daaraan worden uitgedeeld en de criteria die daar niet aan worden gesteld, zijn eigenlijk iets om ons voor te schamen. Mevrouw Dik-Faber zei zojuist dat al in 2010 de eerste voorstellen zijn gepresenteerd. Daarvoor al hebben we heel veel tijd gestoken in de zogenaamde «houtskoolschets». Er is ongelofelijk veel over gesproken, er gaat veel geld naartoe, de komende periode meer dan 360 miljard, Europees gezien, maar we weten uit onderzoek dat waar de landbouw intensiveert, de biodiversiteit achteruit holt. Al het geld dat de belastingbetalers mogen ophoesten, kost de maatschappij dus ook nog eens heel veel geld, want zonder biodiversiteit kan het leven op aarde niet bestaan, zoals de Staatssecretaris ook weet.

Dit probleem los je niet op met «vergroening» die als een soort greenwash maar moet worden gerealiseerd langs de randjes van de akkers. De Staatssecretaris ziet dit zelf ook wel, want zij zet in haar brieven het woord «vergroening» keurig tussen aanhalingstekens. Dat vind ik veelzeggend. De Staatssecretaris zegt dat vergroening bestaat uit drie maatregelen: behoud van permanent grasland, gewasdiversificatie en het inrichten van 5% van het bouwland als ecologisch focusgebied. Ik zou graag zien dat de Staatssecretaris dit beeld rechtzet. Kan zij bevestigen dat de eerste twee maatregelen niets gaan veranderen, en dat de 5% ecologisch focusgebied door allerlei onnavolgbare rekenregels wordt teruggebracht tot veel minder?

Ik ga in op een aantal details. Het is nogal een technisch debat, moet ik zeggen. De partij voor de Dieren vindt het prima dat eiwitgewassen en vezelgewassen ondersteund worden dan wel blijven worden. Dat is belangrijk voor de regionalisering van de landbouw. Maar het is natuurlijk geen vergroening op zich. Zeker omdat er ook gif en kunstmest gebruikt mogen worden, betekent deze maatregel erg weinig voor de biodiversiteit. Er ligt een aangehouden motie op dit punt. Ik hoop dat de partijen die zich vandaag uitspreken voor echte vergroening of in ieder geval voor ietsje meer vergroening dan wat er nu ligt, die motie kunnen steunen.

Een consequentie van de maatregelen zou kunnen zijn dat boeren die nu een akkerrand hebben of iets soortgelijks dat van waarde is voor de biodiversiteit, die omzetten naar de teelt van die gewassen. Dat is dus netto een verlies van de akkernatuur. Kan de Staatssecretaris hierop reageren? Bestaande houtwalen worden bijvoorbeeld niet meegeteld in de vergroening. Het kan zijn dat boeren die dus opgeven en vervangen door iets wat wél wordt gesubsidieerd maar veel minder biodiversiteitwaarde heeft. Deelt de Staatssecretaris deze zorg?

De greenwash wordt nóg erger door ze in het akkerrandenpakket wel mee te tellen. Daarmee reduceert de Staatssecretaris de vergroening in de EFA's tot een fractie van de percentages van het bouwland dat ze noemde. Ik krijg graag een reactie op dit punt.

De Staatssecretaris zegt dat een nóg ruimere openstelling van vanggewassen op de generieke lijst het enthousiasme voor het akkerrandenpakket kan doen afnemen. Daar kan ik haar wel in volgen. Ik hoor graag van haar hoeveel procent van de bedrijven naar verwachting zal kiezen voor het akkkerrandenpakket en hoeveel voor de generieke invulling. Kan de Staatssecretaris dat de Kamer schetsen?

Ik kom te spreken over de melkveehouderij. Een enorm areaal in Nederland hoeft helemaal niets te doen voor de vergroening en levert geen bijdrage aan de biodiversiteit. Er was eens een bewindspersoon op dit dossier die vond dat een koe in de wei ook natuur is, maar ik denk niet dat deze Staatssecretaris die mening zou willen herhalen, gelet op het feit dat die wei bestaat uit monoculturen met Engels raaigras. Dat betekent immers niets voor de biodiversiteit; we moeten juist kruidenrijke graslanden hebben. Graag krijg ik een reactie op mijn punt dat we kruidenrijkdom in de graslanden als voorwaarde kunnen stellen.

Voorzitter. Ik zie u gebaren dat ik mijn bijdrage moet gaan afronden.

De voorzitter: Ik probeerde het subtiel te doen. U zit aan de vijf minuten.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Dan heb ik nog een laatste vraag betreffende de 10 miljoen voor de zogenaamde verduurzaming van de kalverhouderij. We moeten ermee instemmen, maar we weten helemaal niet wat die verduurzamingsplannen inhouden. Kan de Staatssecretaris die toelichten? De Partij voor de Dieren vindt het namelijk gratis geld.

De heer Graus (PVV): Voorzitter. Ik sluit mij grotendeels aan bij het verhaal van het CDA over boeren, maar niet bij de opmerking dat de boeren het goed hebben onder het GLB. Daar geloof ik helemaal niets van; ik geloof dat de boeren veel beter af zouden zijn zonder de EU en zonder het GLB, maar met vrije handel in Europa. Dat station zijn we echter helaas gepasseerd. Ik blijf het wel zeggen en hoop dat het nog een keer goed komt.

Ik sluit mij aan bij de woorden van de mannenbroeders van de SGP over de Staatssecretaris en haar team. Wij hebben vaak inhoudelijke debatten, maar eerlijk is eerlijk: ik spreek af en toe boeren, en onlangs ook nog vissers, die heel erg te spreken zijn over de Staatssecretaris. Eerlijk is eerlijk. Het is niet allemaal precies zoals zij dat willen en dat zal het ook nooit worden, ook niet in de Kamer, maar ik kreeg wel de indruk dat de Staatssecretaris ontzettend wordt gewaardeerd voor haar inzet. Dat wil ik toch hebben uitgesproken. Maar ik heb natuurlijk wel wat puntjes van kritiek. Ik heb het recht om die hier te uiten en dat ga ik ook doen. Mogelijk kunnen de Staatssecretaris en ik dan tot elkander komen.

Wat vlas- en hennep betreft, sluit ik mij ook aan bij het verhaal van het CDA. In verband met de tijd sla ik dit punt verder over. Hetzelfde geldt voor de promotie van de sojateelt. Ik ben daar een heel groot voorstander van. Ik sluit mij aan bij het CDA op dit punt.

Ik kom te spreken over vergroening via ecologische aandachtsgebieden. In het huidige voorstel worden de vanggewassen beperkt en het liefst niet toegestaan. Dat kan natuurlijk niet. Ik zie wel de voordelen. Ik heb mij er erg in verdiept. Vanggewassen voorkomen de uitspoeling van nutriënten en bieden een schuilplaats en een goede voedingsbron aan dierlijke organismen. Mijn fractie wil daarom dat vanggewassen binnen het GLB worden toegestaan als mogelijkheid voor vergroening. Ik kan niet aanwezig zijn bij de tweede termijn van dit overleg. Mocht een collega een VAO aanvragen en een motie willen indienen en de Staatssecretaris en de Kamer komen niet tot elkander, dan wil ik graag die motie medeondertekenen of zelfs zelf indienen, als niemand anders dat doet. Maar ik ga ervan uit dat we elkaar kunnen vinden en dat de Staatssecretaris bereid is om wat nationale koppen voor de boeren weg te halen.

Wij willen dat de boeren zelf kunnen kiezen. Er is helemaal niemand in deze zaal die meer ervaringsdeskundigheid heeft dan onze boeren zelf. Laat die jongens het dus allemaal zelf uitzoeken. Dat gaat al eeuwenlang goed en daar hebben wij dus alle vertrouwen in.

In de ons omringende landen gelden de door de Staatssecretaris voorgenomen nationale koppen niet, waardoor onze boeren in een volledig ongelijk speelveld de wedstrijd niet kunnen winnen, gezien de interne markt. Ze zullen gewoon klappen krijgen. Dat mag nooit de bedoeling zijn. Ik weet ook zeker dat het niet de bedoeling is van de Staatssecretaris en haar departement.

We willen geen extra regels verbinden aan de vergroening. In het verleden heb ik al eens samen met de heer Dijkgraaf een motie ingediend waarin de regering werd verzocht om zich proactief te verzetten tegen de koppeling van het vergroeningspakket aan de basispremie. Deze motie is in november 2012 aangenomen (21 501-32, nr. 664). Bij dezen wil ik vragen om deze motie uit te voeren, vooral omdat zij heel breed is gestuurd in de Kamer. Dat zou sympathiek zijn.

Wij vragen ons af waarom bufferstroken en akkerranden niet meetellen in de beperkte lijst. Is de Staatssecretaris bereid om haar besluit hierover te herzien? Dergelijke stroken en randen dragen immers bij aan de verbetering van de waterkwaliteit. Ook op dit punt zou ik een mooie motie kunnen indienen of willen meetekenen, bijvoorbeeld met het CDA of met de mannenbroeders.

Ik vraag de Staatssecretaris ook om de differentiatie in de wegingsfactoren tussen beheerde en onbeheerde akkerranden weg te nemen. Een onbeheerde akkerrand kan voor dezelfde biodoversiteitswensen zorgen – ik had nooit gedacht dat ik het woord ooit zou uitspreken – met zelfs minder administratieve lasten en controle.

De Staatssecretaris wil de landschapselementen uitsluiten vanwege de administratieve kosten. Dit is in tegenstelling met eerdere toezeggingen. We vinden het jammer dat de kenmerkende heggen, houtwallen, poelen, houthakbossen, sloten, bufferstroken, bomenrijen, noem maar op, niet kunnen meetellen. Is de Staatssecretaris bereid om dit terug te draaien?

Tot slot. Ik heb maar een klein team om mee samen te werken. Zou de Staatssecretaris ons een uitwerking van het GLB in andere lidstaten kunnen toesturen? Ik heb eerlijk gezegd niet de mankracht en de tijd niet om dat allemaal zelf uit te zoeken. Mogelijk kan een ambtenaar op het ministerie dit voor ons uitzoeken en opsturen. Dat zou ik heel fijn vinden.

De voorzitter: Dank u wel. Voor de mensen thuis: waar de heer Graus sprak over de «mannenbroeders» had hij het vast over de Staatskundig Gereformeerde Partij, hier aanwezig. Dan is dat ook voor iedereen helder.

De Staatssecretaris heeft aangegeven, behoefte te hebben aan een korte schorsing.

De vergadering wordt van 19.13 uur tot 19. 23 uur geschorst.

De voorzitter: We zijn toegekomen aan de eerste termijn van de zijde van het kabinet. Ik zag uit mijn ooghoek dat de Staatssecretaris vier blokjes heeft. Ik stel voor om vragen zo veel mogelijk te concentreren aan het einde van het betreffende blok. Ik weet dat de leden daar niet altijd dol op zijn, dus als er echt een heel actueel punt is dat direct moet worden uitgediscussieerd, kan dat, maar als u dat met mate doet, komen we een heel eind. Ik stel voor te beginnen met drie interrupties per fractie, omdat we met zo veel leden zijn. Ik doe het verzoek om de interrupties kort te houden. Geen betogen.

Ik geef het woord aan de Staatssecretaris die het ongetwijfeld ook zo kort en bondig mogelijk zal houden.

Staatssecretaris Dijksma: Voorzitter. Ik zal mijn best doen. U hebt al verklapt dat ik vier blokjes heb. Ik heb eerst een heel korte, algemene inleiding, omdat ik heel graag iets neer wil zetten over de wijze waarop ik aankijk tegen het gemeenschappelijk landbouwbeleid en ook een aantal zaken wil opmerken over de Nederlandse invulling. Mijn tweede, grote, blok, betreft alles wat te maken heeft met vergroening, inclusief duurzaamheidcertificaten, kruidenrijke weilanden en landschapselementen. Het derde blok betreft de knelsectoren, zoals die door de leden naar voren zijn gebracht en ook in onze brief een plek hebben gekregen. Het laatste blok gaat over uitvoeringsvragen.

Ik begin met een aantal algemene opmerkingen. Het nieuwe GLB is een heel belangrijk beleidsinstrument voor zowel het Nederlandse als het Europese land- en tuinbouwbeleid. De leden weten dat ik ervoor kies om onze positie, die wereldwijd ontzettend sterk is, sterk te houden. Daarvoor is een aantal zaken nodig. Aan de ene kant is het nodig om internationaal een positie voor de agrosector te behouden op het punt van export, werkgelegenheid, ondernemerschap en vooral kennisbenutting en innovatief vermogen. Ik ben er echt van overtuigd dat de verdiencapaciteit van de sector in toenemende mate toegroeit naar puur de kennis die we hebben en waarmee we in de wereld een goede boterham kunnen verdienen. Aan de andere kant zien we dat er wereldwijd, maar ook in Nederland, een heel grote opgave is om verdergaand te verduurzamen. Daarin speelt het verduurzamen van het productieproces een belangrijke rol. Voor duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen kunnen we niet alleen inspelen op maatschappelijke wensen maar moeten we ook de license to produce voor de sector als geheel voor de toekomst blijven waarborgen. Immers, wanneer de natuurlijke hulpbronnen langzaam uitgeput raken, zal dat de sector zelf als eerste treffen. Als we niet goed voor de natuurlijke hulpbronnen zorgen, komt per saldo ook onze economische positie in gevaar.

Ik hecht er daarom aan om die zaken aan elkaar te verbinden. De sector kan daarmee een positieve bijdrage leveren aan de uitdagingen die we wereldwijd zien op het vlak van klimaatverandering, de achteruitgang van de biodiversiteit, die we ook in Nederland helaas nog steeds waarnemen, en het borgen van de voedselzekerheid onder deze moeilijke omstandigheden. In dat licht bezien is de huidige hervorming een heel belangrijk punt. Met de uitvoering die we nu voorstellen, probeert Nederland daarin een stap te zetten.

Er werd mij, ik meen door de heer Van Gerven, om een appreciatie gevraagd: hoe bijzonder is dit beleid, als je kijkt naar de historie? Ik mag uitspreken, ook tegen mevrouw Lodders, die daar ooit een motie over heeft ingediend, dat het voor het eerst in de geschiedenis is dat er zo veel van het geld dat beschikbaar is in de eerste én de tweede pijler letterlijk op het boerenerf terecht zal komen. In vergelijking met eerdere periodes komt er veel meer terecht op het boerenerf. Van het geld dat beschikbaar is in de tweede pijler kwam eerst gemiddeld zo'n 60% terecht op het boerenerf. Nu is dat percentage gestegen tot ver boven de 90. Hoewel het minder geld is, daar heeft de heer Geurts gelijk in, hebben we er zo wel voor gezorgd dat het geld dat er is, maximaal effectief terechtkomt daar waar het bedoeld is.

Met het GBL zoals dat er nu ligt, staan we drie beleidsdoelstellingen voor. Om te beginnen is dat een modernisering van het hele beleid. We moeten klaar zijn voor de toekomst, ook in Nederland en in Europa, waar we wereldwijd concurreren. Dat betekent dat we af moeten van ouderwetse instrumenten die ingrijpen in de markt. Om die reden heb ik ervoor gekozen om echt zo weinig mogelijk te koppelen. Sommige leden vroegen mij om dat toch te doen, bijvoorbeeld voor de kalversector. Ik ga hier zo meteen inhoudelijk nader op in, maar ik kan nu al zeggen dat dit mij geen goed idee lijkt. Ik denk namelijk dat we in deze periode het Nederlandse systeem klaar moeten maken voor de toekomst. We doen dat voorzichtig, met oog voor knelsectoren. Het betekent bijvoorbeeld dat we langzaam maar heel zeker toe glijden naar een gelijke hectarepremie aan het einde van de rit. Daarmee hebben we als het ware veel van de onevenwichtigheden weggenomen die nog in het huidige systeem zitten.

De tweede beleidsdoelstelling is dat we toe moeten naar een verjonging van de sector. Dat is absoluut noodzakelijk, niet alleen in Nederland, maar in heel Europa. Om die reden hebben we ervoor gekozen om ondanks de gedelegeerde handelingen die het ons inderdaad – dat ben ik met de leden eens – niet altijd even makkelijk maken, zo veel mogelijk de steun voor jonge boeren in de eerste pijler en de tweede pijler daar terecht te laten komen waar die daadwerkelijk bedoeld is, in ieder geval in onze Nederlandse ogen. Die verjonging is noodzakelijk om ook op lange termijn de voedselzekerheid te kunnen blijven borgen. Daar hebben wij ons dus vol voor ingezet.

Over de derde beleidsdoelstelling heb ik zojuist al het een en ander gezegd. Die betreft de verduurzaming. Zonder verduurzaming heeft de landbouw, ook in Nederland, uiteindelijk geen toekomst. Het is van het grootste belang dat we dat niet alleen allemaal beseffen, maar ook uitdragen en laten zien. Dat doen we ook al, op heel veel vlakken. Ik denk dat we deze verandering in het GLB dan ook niet moeten zien als een probleem maar als een kans. Dat zou de benadering zijn die ik wil zien.

Daarmee wil ik dan ook maar meteen overgaan naar mijn tweede blok, het belangrijke onderwerp van de vergroening. De Kamerleden hebben er vanuit verschillende invalshoeken het een en ander over gezegd. Het lijkt mij heel goed dat ik van mijn kant verantwoording afleg over de keuzes die ik de leden voorstel en dat ik uitleg waarom ik die keuzes heb gemaakt. Ik hoop dat ik de leden ervan kan overtuigen om mij daarin te volgen, maar dat is uiteraard iets wat in het debat tot uitdrukking moet komen.

De gevolgen van de vergroening van het GLB raken vooral de bedrijven met bouwland. Dat komt door de spelregels die Europees zijn afgesproken. Die houden in dat er een verplichting is om 5% van het bouwland in te richten als een zogenaamd «ecologisch aandachtsgebied». Vrijgesteld zijn biologische bedrijven en bedrijven met minder dan 15 hectare bouwland. Dit geldt ook voor bedrijven die bijvoorbeeld meer dan 75% grasland en stikstofbindende gewassen hebben en daarnaast minder dan 30 hectare bouwland. Dat is dus het overgrote deel van de grondgebonden veehouderijbedrijven. Dit verklaart ook waarom de nadruk ligt op vooral de bedrijven met bouwland. Op basis van de voorlopige uitkomsten van 2014 wordt geraamd dat de EFA-verplichting geldt voor ongeveer 12.500 bedrijven met bouwland. Deze hebben een gezamenlijk oppervlakte van circa 670.000 hectare bouwland. Als je daarvan een ecologisch aandachtsgebied van 5% neemt, kom je uit op 33.500 hectare. Dit voor degene die wilde weten hoe we aan die rekensom kwamen. Ik meen dat dat mevrouw Ouwehand was.

Dan kom ik op de ambities voor de vergroening. De leden hebben hierover gesproken vanuit verschillende invalshoeken. Mevrouw Lodders zegt dat zij teleurgesteld is dat de generieke lijst niet is overgenomen. Zij wil weten wat hiervoor de overwegingen zijn. Een aantal andere leden heeft zich daarbij aangesloten. Anderen vragen juist andersom waarom bijvoorbeeld vanggewassen überhaupt toegelaten zijn in het equivalente pakket, het akkerrandenpakket. Als vanggewassen ongeclausuleerd mogen tellen als ecologisch focusgebied, gebeurt er in Nederland eigenlijk niets door vergroening. Zoals ik al schreef in een brief aan de Kamer, wordt er immers al meer dan genoeg vanggewas geteeld om aan de verplichting te voldoen. Ik vind dat een besteding van publieke middelen gekoppeld moet zijn aan zowel maatschappelijke belangen als prestaties. De legitimiteit van de landbouwsubsidies zal maatschappelijk verder onder druk komen te staan als straks blijkt dat de vergroening weinig tot niets voorstelt. Ik vind dus dat de sector om die reden ook zelf de ambitie moet hebben om een succes te maken van de vergroening.

Ik vind het dan ook niet verstandig dat sommige lidstaten naar een erg soepele invulling neigen. Overigens moeten verreweg de meeste lidstaten van de Unie nog duidelijkheid geven over hun plannen voor de implementatie van het nieuwe gemeenschappelijke landbouwbeleid. Dat geldt ook voor de vergroening. Naar verwachting zullen veel lidstaten kiezen voor een vergroening en een invulling van die vergroening die erop gericht lijkt te zijn om een voor boeren soepele toepassing mogelijk te maken met zo min mogelijk aanpassingen van de bedrijfsvoering. Tot mijn spijt zie je dan dat de winst voor de biodiversiteit op het tweede plan komt te staan.

We hebben natuurlijk gewoon een dilemma. Aan de ene kant wil ik, zoals ik voortdurend heb gezegd, zorgen voor een werkbaar pakket. Het moet te doen zijn en het moet aantrekkelijk blijven; je wilt immers dat boeren ervoor kunnen kiezen om de vergroeningspremie te pakken en niet om uiteindelijk de afweging te maken dat het zo ingewikkeld is dat ze die maar laten liggen. Dat kan namelijk ook nog. Aan de andere kant wil je ook biodiversiteitswinst behalen, zeker in een land als Nederland waar we die wel kunnen gebruiken. Om die reden heb ik gekozen voor een akkerrandenpakket waarbij je met een minimale inzet – ja, mevrouw Ouwehand, dat klopt – van landbouwgrond toch een heel goede biodiversiteitswinst kunt behalen. Dat heeft te maken met het feit dat we door de combinatie in dat akkerrandenpakket ervoor zorgen dat de optelsom van alles wat je moet doen tot heel goede biodiversiteitswinst leidt, terwijl de inspanning relatief gering is. Het zou een soort winstpakket moeten zijn: je hoeft er niet veel voor te doen, maar je levert wel een fantastische bijdrage.

Ik denk dat het goed is om een paar woorden te wijden aan het verhaal van de generieke lijst en de vanggewassen. Ik heb gedacht dat het verstandig zou zijn om allereerst maar eens te kijken wat Brussel vraagt. In het debat heeft de Kamer heel veel gesproken over de vraag waarom er een nationale kop zou komen. Ik zag dat ook LTO dat soort termen bezigt. Dat verbaast mij, want wat Brussel eigenlijk vraagt aan ieder land is om zelf uit een lange lijst een pakket te kiezen dat voor dat land biodiversiteitswinst oplevert. Dat dat per land verschillend is, is natuurlijk normaal, want de landen om ons heen zijn ook verschillend. Eigenlijk vraagt Brussel aan Nederland: maak een pakket waarbij je vergroening realiseert en beredeneer waarom dat in jouw land ook daadwerkelijk leidt tot een verbetering van de biodiversiteit. Omdat ik die keuze niet wilde politiseren, hebben we het WUR gevraagd om voor ons uit te zoeken welke gewassen kwalificeren en welke niet. Van doperwten weet je dat ze niets doen. Van een aantal andere gewassen weet je dat ze, zeker onder bepaalde omstandigheden, een grotere winst opleveren.

Hoe zit het dan precies met vanggewassen? Vanggewassen zijn gewassen die worden geteeld na het hoofdgewas om uitspoeling van mineralen te voorkomen. De heer Graus maar ook anderen spraken er al over. Deze gewassen dragen in beperkte mate bij aan de verbetering van de biodiversiteit, doordat ze in de herfst en de winter bijvoorbeeld voedsel en dekking bieden aan dieren en bijdragen aan een goed bodemleven. Dat is absoluut zo, dat spreek ik ook niet tegen. Daarom hebben we de vanggewassen volwaardig onderdeel gemaakt van het akkerandenpakket. Daardoor kunnen boeren naast de verplichting om een beheerde akkerrand op te nemen, gebruikmaken van vanggewassen om daarmee op een relatief eenvoudige manier te voldoen aan de EFA-verplichting. We nemen de vanggewassen dus niet in volle omvang op in de generieke lijst, want als ik dat zou doen, raakt de beoogde balans tussen economie en ecologie uit het lood. Er wordt immers al heel veel vanggewas geteeld, de heer Dijkgraaf zei dit zelf al. Dat is onderdeel van de reguliere bedrijfsvoering. Greenwashing zou dan het gevolg zijn en we hebben steeds gezegd – in ieder geval heb ik dat gedaan – dat ik greenwashing wil voorkomen.

Het WUR heeft onderzocht welke gewassen kunnen kwalificeren voor EFA. Daarbij is gekeken naar de biodiversiteitscriteria, milieu, klimaat, landschap en cultuurhistorie. Op basis daarvan ben ik gekomen tot mijn keuze voor eiwitgewassen die voor de EFA kunnen kwalificeren. Dat zijn eiwitgewassen die een relatief lage behoefte hebben aan gewasbescherming en/of meststoffen. Andere gewassen dan die eiwitgewassen en/of vanggewassen, dus ook boekweit, hebben zich niet gekwalificeerd, met uitzondering van wilgenhout. Daarbij is juist rekening gehouden met Europese eisen en de reguliere teeltmethodes.

Mevrouw Dik-Faber en mevrouw Lodders zeggen dat we vanggewassen nodig hebben, bijvoorbeeld als aaltjesbestrijdend gewas. Inderdaad, het lijkt een goed idee om via die route de mogelijkheid te verkennen om die vanggewassen een plek te geven in de vergroening. Er zijn goede mogelijkheden binnen de eisen die Europa stelt aan vanggewassen en groenbedekking in de vergroening. De sector is inmiddels gekomen met een lijst met mogelijke zaadmengsels en teeltvoorwaarden. Daarover zijn we nu in gesprek. Ik heb nog geen definitieve conclusies getrokken, want we willen nog een aantal uitvoeringsaspecten beter in beeld brengen. Ik denk dat er in dat pakket goede mogelijkheden zitten. Dat zullen we ook nog moeten melden in Brussel. Ik kom daar aan het einde van dit AO nog over te spreken; u vroeg mij over verrassingen, dus daar moeten we het zeker over hebben. Uiteindelijk moeten we zaken melden in Brussel en Brussel moet het honoreren.

Het komt erop neer dat we nu de wat meer algemene lijst met mogelijkheden hebben en het equivalente pakket. Daarnaast werken we met de sector aan wat je een derde pakket zou kunnen noemen, dat er specifiek op gericht is om het een en ander te doen op het gebied van metam-natrium, nu we, in afwachting van een nadere beoordeling, niet zomaar verder kunnen met dat middel.

De leden hebben al veel gezegd over de landschapselementen. Het is voor mij een lastig onderwerp, want niet alleen in Nederland maar zo ongeveer in geheel Europa is dit nou net het enige onderwerp waarover zowel de agrarische organisaties als de natuurorganisaties het eens lijken te zijn. In mijn woorden is het oordeel: die elementen moeten we hebben. Landschapselementen zoals houtwallen zouden naar schatting in maximaal 10% van de totale EFA-verplichting kunnen voorzien. Het probleem is echter, mevrouw Lodders en anderen verwezen er al naar, dat de kosten voor opname echt onevenredig hoog zijn. Voor opname moeten circa alle 800.000 potentieel toepasbare elementen in Nederland compleet en actueel in kaart worden gebracht. Dat moet vervolgens worden bijgehouden. Dit probleem kan niet alleen maar opgelost worden met fysieke controles, zoals hier en daar is gesuggereerd, we zullen het echt moeten registreren. Dat vraagt Europa ook van ons. Dit zou voor een individuele boer een last kunnen opleveren van gemiddeld ruim € 300 per jaar. Dat is echt heel erg veel.

Er doen nogal wat dramatische verhalen de ronde. Mevrouw Ouwehand probeerde er ook een: misschien gaat iemand die zo'n mooi landschapselement heeft liggen, er opeens iets anders mee doen. Echter, het gaat om al jarenlang bestaande elementen, die vaak ook planologisch beschermd zijn. Het is echt niet zo dat boeren opeens hun windsingel omhakken omdat er geen premie op komt, die er overigens ook nooit op heeft gezeten. Ik vind echt dat we op dit punt even moeten nadenken wat er nu eigenlijk speelt.

Kun je niet toch nog iets doen, wil de heer Dijkgraaf weten. De eerste stap, die we nu zetten, is vaststellen dat een aantal zaken wel geregistreerd is. Daar hebben we immers het agrarisch natuurbeheersysteem voor. Dat is een werkbaar systeem. De elementen daaruit kunnen kwalificeren. Ik neem tenminste aan dat de leden met mij vinden dat we elementen moeten laten kwalificeren die ook echt iets doen in het kader van de biodiversiteit. Als je zou willen, kun je dit in de loop der jaren langzaam maar zeker uitbouwen. In mijn ogen is het is dus niet zo dat datgene wat er nu is, statisch is. Dus ja, ik geloof dat het mogelijk moet zijn om de landschapselementen een plek te geven, maar dan moeten we dat wel doen via het systeem van het agrarisch natuurbeheer en de registratie daarin. Langzaam maar zeker, stapje voor stapje, kun je dan uitbouwen. Dat kan een poging zijn om de Kamer tegemoet te komen. Het is geen kwestie van politieke onwil, het is geen onderwerp waarvoor ik niet in beweging wil komen, maar de afweging moet wel zijn: hoe doen we het op een verstandige manier? Ik weet dat in veel andere lidstaten mijn collega's zich hier ook het hoofd over breken, want zij lopen tegen exact dezelfde problemen aan. Ik denk dat landschapselementen kunnen meetellen in het equivalente pakket als ze via het agrarisch natuurbeheer zijn geregistreerd.

Mevrouw Lodders vraagt in dit kader naar het tijdpad. We beginnen nu met de landschapselementen die al een onderhoudsovereenkomst hebben. In de komende jaren kunnen we dat stapsgewijs uitbreiden.

De heer Geurts wil weten of alle sloten erbij horen. Sloten leveren over het algemeen een beperkte bijdrage aan de biodiversiteit, maar dat ligt echt anders voor sloten die grenzen aan bijvoorbeeld beheerde akkerranden, zoals de bloemrijke akkerranden waar geen mest en geen gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt. Die sloten worden immers extra beschermd tegen de invloed van meststoffen of gewasbeschermingsmiddelen. Om die reden hebben we besloten om de sloten die grenzen aan een beheerde akkerrand op te nemen in het equivalente pakket. Daardoor wordt dat equivalente pakket natuurlijk een stuk aantrekkelijker, waardoor er ook extra beheerde akkerranden zullen worden gerealiseerd. Dit is een voorbeeld van hoe je met een minimale inspanning toch een maximaal effect kunt bereiken. Ik zeg tegen de heer Van Gerven dat dit in lijn is met de aangehouden motie-Klaver/Smaling waarin wordt gevraagd om sloten mee te nemen als ecologisch aandachtsgebied, met een positieve bijdrage aan biodiversiteit.

De heer Geurts zegt dat het goed is dat er aandacht is voor vlas. Wel vraagt hij zich af of de wegingsfactor omhoog kan. Nee, dat kan niet, ook niet ietsje, want die wegingsfactor staat vast. Die is Europees bepaald; ik kan er gewoon echt helemaal geen snars meer aan doen. Ook dit is geen onwil: die wegingsfactoren zijn elders al bepaald.

De heer Van Gerven zegt dat veldbonen en lupinen volgens het WUR niet werken voor biodiversiteit. Waarom schrappen we die dus niet? Na de teelt van dit soort gewassen is een nateelt verplicht. Hiermee wordt ook de uitspoeling van stikstof voorkomen. In wezen creëren we daarmee een hogere score, waardoor deze gewassen wel kwalificeren als EFA-invulling. Dus door de combinatie maak je het biologisch-ecologisch gezien interessant.

Verschillende leden, zoals mevrouw Lodders en mevrouw Jacobi, hebben gesproken over de duurzaamheidscertificaten. Ik heb mij vanaf het begin ervoor ingezet dat de vergroening ook mogelijk wordt door die in te vullen met gelijkwaardige alternatieven. Dat is een van de zaken die Nederland in Brussel voor elkaar heeft gekregen. Dat geldt met name ook voor de duurzaamheidscertificaten. Ja, daarmee krijgen de sector en het bedrijfsleven de gelegenheid om op vrijwillige basis certificaten te ontwikkelen of bestaande certificaten daarop toe te snijden. Naast gelijkwaardigheid moet een certificeringssysteem ook aan Europese regels voor vrijwillige certificering voldoen. Op dit moment lopen er twee initiatieven met uitwerking. Een daarvan is de veelgeroemde Stichting Veldleeuwerik, de ander zijn de partners in de green deal Biodiversiteits+-label. Wij bieden daar ondersteuning bij. Dat zullen we blijven doen. Uiteindelijk zal de Europese Commissie beslissen of de aangemelde certificaten daadwerkelijk als alternatief kunnen worden ingezet. Ik zal daar op terugkomen als ik het heb over de uitvoering, maar dit punt geldt ook voor het equivalente pakket. We moeten het allemaal aanmelden en pas in Brussel wordt besloten of het pakket voldoet.

Mevrouw Lodders (VVD): Gebeurt dat voor 1 augustus?

Staatssecretaris Dijksma: Ik denk dat we dat zo rond 1 augustus zullen horen. Ik kom daar zo nog op terug.

Mevrouw Jacobi en mevrouw Ouwehand vragen of permanent grasland niet in snel tempo verdwijnt. Kunnen we deze gebieden niet ook buiten Natura 2000 beschermen c.q. meenemen? Blijvend grasland in stand houden is ook nu al een bestaande voorwaarde. Wij monitoren de ontwikkelingen. In de afgelopen jaren zagen we een lichte daling, die echter nog steeds wel viel binnen de Europese norm. In 2014 lijkt er juist een lichte stijging zichtbaar te zijn. Daarom is de monitoring ook zo belangrijk, ook in het belang van de sector. We hebben gekozen voor een ploegverbod binnen Natura 2000-gebieden. Daarbuiten blijven we de boel in de gaten houden op basis van de opgave van de boeren.

Ik zal zo meteen nog wat zeggen over de kruidenrijke graslanden. Daar is naar gevraagd en die hebben mijn warme belangstelling, maar dat is een kwestie voor pijler 2. Het is goed om de samenhang tussen de vergroening en het agrarisch natuurbeheer, en de stappen die in dat kader kunnen worden gezet in beeld te hebben. Ik zal daar zo meteen nog iets over zeggen.

Mevrouw Lodders vraagt hoe het gaat met de 5%. Ook wil zij weten of dat percentage wordt verhoogd tot 7. We gaan eerst zorgen dat we datgene wat nu voorligt, implementeren. In 2017 is er een grondige evaluatie. Die komt voor Nederland en die regelen wij. Door de Europese Commissie zal deze evaluatie ook op Europees niveau plaatsvinden. Ik wil daar nu niet op vooruitlopen. Laten we wat er nu ligt, degelijk gaan uitvoeren. Op basis van de evaluatie zien we dan hoe het ons vergaat.

Mevrouw Jacobi vraagt of onbenutte vergroeningsgelden terugvloeien. Zij had het over de «verdwenen» artikel 68-regeling. Onbenutte vergroeningspremies kunnen niet apart geoormerkt worden ingezet voor specifieke doelen. In de regelgeving is nu namelijk voorzien dat het totaal van de onbenutte middelen, ongeacht van welk onderdeel van de directe betalingen die afkomstig zijn, generiek wordt uitbetaald aan de GLB-deelnemers. Eigenlijk vloeit het geld dus letterlijk terug in de pot. Dit is gebonden aan een maximum van 3% van het budget voor de basispremie, ongeveer 15 miljoen per jaar. Als er meer onbenutte middelen zijn, gaan ze terug naar Brussel. Dat moeten we zien te voorkomen. Ik zet mij in voor een goed en uitvoerbaar systeem, met een optimale benutting van de middelen. Daarom is het zo van belang dat we kiezen voor een haalbaar vergroeningspakket. Dat zorgt er immers voor dat mensen meedoen. Als zij niet meedoen, blijft er geld liggen dat uiteindelijk teruggaat naar Brussel. Dat moeten we niet willen.

Een aantal leden heeft mij gevraagd naar de adviezen van de heren Blauw en Korff. Kan gewaswisseling mogelijk blijven? De gebruiker van de grond krijgt betalingsrechten toegekend, maar landbouwers kunnen bij huur en verhuur van grond daarover onderling afspraken maken. Ik zeg dit specifiek tegen de heer Dijkgraaf. Zo kan bijvoorbeeld een bollenteler in de overeenkomst met de verhuurder opnemen dat de betalingsrechten op naam van de verhuurder komen en dat hij als bollenteler de grond met betalingsrechten voor één jaar huurt. De bollenteler zal hiermee geen belemmering ondervinden voor wat betreft het huren van grond; de verhuurder behoudt immers evenveel betalingsrechten als hij grond heeft. Hij heeft direct al een recht met grond verhuurd. In het verdere verloop van het GLB zijn er ook geen belemmeringen in huur of koop van betalingsrechten met of zonder grond, zo lang de koper – dit is van belang – een actief landbouwer is. Dat is iets wat u ook wilt.

Mevrouw Lodders vraagt waarom het kustgebied van Groningen en Friesland niet kwalificeert. Dat moet zij even verduidelijken, dan kan ik daar later op terugkomen.

Mevrouw Lodders (VVD): Onder andere in Groningen en ongetwijfeld ook in Friesland, hoewel ik dat niet weet, zijn er kwelders die in beheer van agrarische natuurverenigingen zijn maar geen onderdeel uitmaken van de vergroening, terwijl daar wel heel mooie dingen gebeuren. Waarom is de afweging gemaakt om die kwelders geen onderdeel te laten zijn van de vergroening?

Staatssecretaris Dijksma: Ik kom hier in tweede termijn op terug. Dat moeten wij even uitzoeken.

Een aantal leden heeft gevraagd naar de monitor en de evaluatie. Ik denk dat die heel belangrijk zijn om de effecten van de vergroening goed in beeld te krijgen. Ik wil mij niet beperken tot het verzamelen van de gegevens die Brussel wil zien; ik wil ook kunnen laten zien hoe de vergroening in Nederland uitpakt op basis van de keuzes die wij hebben gemaakt. Daarom is Alterra gevraagd om een monitor- en evaluatiemethodiek te ontwikkelen. Bij een goede monitor hoort ook een nulmeting. Wat mij betreft voeren wij die dit jaar uit. Omdat vergroening ook iets vraagt van de boer, zal Alterra samen met LEI kijken naar de kosten van de vergroening. De heer Geurts heeft hier eerder in een motie naar gevraagd. Die brengen we dus ook in beeld. Daarmee verwacht ik dat je een goede kosten-batenanalyse kunt krijgen van de vergroening in ons land.

Mevrouw Ouwehand heeft iets gezegd over koeien in de wei en kruidenrijk grasland. Dit zijn allebei zaken die vooral in de tweede pijler thuishoren. Ze zijn niet te koppelen aan directe betalingen. Ik denk wel dat het van groot belang is dat we de komende tijd benutten om met bijvoorbeeld mensen van agrarisch natuurbeheer, de collectieven, te spreken over de manier waarop we win-winsituaties kunnen creëren door mensen die individueel met vergroening bezig zijn en mensen die in collectieven bezig zijn met agrarisch natuurbeheer elkaar te laten versterken. Mevrouw Jacobi sprak hier ook over.

We moeten inderdaad double funding voorkomen, want dan krijgen we echt problemen. Maar we moeten nog meer nadenken over de positieve prikkels die je kunt organiseren om mensen nog een grotere slag met elkaar te laten slaan, waarmee je ook meer vergroening kunt realiseren. We zijn daar gewoon nog niet over uitgedacht; nog niet alles is al helemaal klaar. Ik heb wel recent gesproken met mensen in Oost-Groningen die betrokken waren bij pilots op het terrein van het agrarisch natuurbeheer en met het GLB aan de slag zijn gegaan. Ik heb hen uitgenodigd om mee te denken. Het idee is om het gesprek aan te gaan met veel van de mensen in de collectieven om zo de samenhang georganiseerd te krijgen tussen vergroening en agrarisch natuurbeheer.

De heer Graus vraagt hoe het zit met de differentiatie tussen beheerde en onbeheerde akkerranden. Moeten we de verschillen daartussen niet wegnemen? Een beheerde akkerrand heeft een wegingsfactor van 1,5. Dat staat dus in verhouding tot een onbeheerde akkerrand. Beheer levert ook veel biodiversiteit op, dus op zichzelf is dit logisch.

Mevrouw Ouwehand vraagt om een voorspelling: wie kiest voor het akkerrandenpakket en hoeveel mensen kiezen voor iets anders? Dat is niet te voorspellen. Wel weten en zien we dat het akkerrandenpakket economisch aantrekkelijk is. Ik hoop en verwacht dat de meerderheid daarvoor zal kiezen. Daar kunnen de leden ook iets aan doen; het is beïnvloedbaar. Als zij de generieke lijst veel meer openstellen – ik noem maar een dwarsstraat – zullen minder groepen mensen voor zo'n pakket kiezen. Dat is ook een van de redenen dat we de keuzes voorleggen zoals we dat hebben gedaan.

Mevrouw Ouwehand vraagt of het greenwashing is dat na de teelt van eiwitgewassen, vanggewas meegeteld mogen worden. Nee, dat is geen greenwashing, want er komt geen dubbeltelling. Er is een eiwitgewas en daarna is er een nateelt en die telt voor één keer als EFA-invulling.

Mevrouw Dik-Faber vraagt naar de vogelakkers. Zoals gezegd kiezen we er nu voor, ook om het behapbaar te houden, om alleen landschapselementen op te nemen die een onderhoudsovereenkomst hebben, want die hebben we al in beeld. Het concept van de vogelakkers kan binnen het equivalente pakket worden gerealiseerd, namelijk als er een combinatie komt van luzerne en de akkerrand. Ik kijk even naar mijn ambtenaren om te zien of ik het zo goed uitleg: ja, het klopt.

De heer Van Gerven wil een bespiegeling op de kritiek in het artikel in Science. Zoals gezegd, hangt het succes van de vergroening echt af van de keuzes die de lidstaten maken. Ik wil hier graag een poging doen om de leden ertoe te verleiden, te kiezen voor een werkbare maar wel ambitieuze invulling. Daarom heb ik het pakket met de akkerranden, het equivalente pakket, neergelegd.

De heer Graus spreekt over de sanctie als je niet aan de vergroeningverplichting voldoet. We hebben daarover heel veel met elkaar gediscussieerd. We hebben er destijds ook het een en ander aan gedaan, toen we daar nog invloed op konden uitoefenen. Op dit moment kunnen wij echter niet anders dan de Brusselse regels uitvoeren. Die schrijven op termijn inderdaad een korting voor als boeren niet voldoen aan de vergroening. Er is echter wel heel veel gebeurd ten opzichte van het oorspronkelijke voorstel.

Ik heb nog twee kleine punten. Dit is een heel groot blok, het spijt me, voorzitter, maar het is niet anders. Moeten de duurzaamheidscertificaten voor 1 augustus zijn aangemeld en halen we dat dan? Melding voor 1 augustus is een eerste mogelijkheid. Voor de twee initiatieven die ik zojuist noemde, werken we daar nu hard aan. Ik weet echter niet zeker of 1 augustus voor hen haalbaar is. Ze kunnen ook een jaar later worden aangemeld, bijvoorbeeld als de kans op goedkeuring op dit moment nog als laag wordt ingeschat. Initiatieven kunnen ieder jaar opnieuw worden gemeld. Het is dus geen once in a lifetime opportunity, de bijl valt gelukkig niet definitief als 1 augustus 2014 niet wordt gehaald.

Ik ga nu een poging doen om de vraag van mevrouw Lodders over de kwelders alsnog te beantwoorden. Natuurgronden met een zeer extensief agrarisch gebruik, zoals inderdaad kwelders, worden in het nieuwe GLB uitgesloten van de hectarepremie. Dit zijn namelijk gronden die niet worden gemaaid en niet worden bemest. Hierdoor worden bijvoorbeeld heide, inclusief droge schraalgraslanden, duinen en kwelders uitgesloten van die premie. Via de graasdierpremie worden de schaapskuddes die op deze gronden grazen echter wel ondersteund. Natuurlijke graslanden zullen wel subsidiabel blijven, dus dat geldt dan voor de kruiden- en faunarijke graslanden. Voor de uitsluiting van de natuurgronden wordt aangesloten bij de natuurbeheertypen die de provincies hanteren. Hiermee houden we het aantal hectares dat in aanmerking komt voor subsidie nu ongeveer gelijk in de nieuwe periode.

De voorzitter: Dank u wel. Tot zover dit uitgebreide tweede blok. Ik zie dat er interrupties zijn.

Mevrouw Lodders (VVD): Ik denk dat het goed is dat de Staatssecretaris haar inhoudelijke beantwoording begonnen is met het punt van de vergroening, want het is een zwaar punt. Ik worstel nog met de kop op het Europees beleid. De Staatssecretaris heeft een poging gedaan om ons ervan te overtuigen dat die kop niet bestaat, maar ik hoor heel weinig wat de weging die Europa aan de gewassen geeft en waaruit blijkt welke gewassen een grotere bijdrage leveren aan de biodiversiteit, doet met die kop. Ik doel met name op de uitspraak van onze Minister-President vorige week tijdens het debat. Daar is de Staatssecretaris niet op ingegaan. Die heeft alles te maken met koppen op Europees beleid. Ik vraag haar om daarop in te gaan.

Staatssecretaris Dijksma: Dat doe ik graag. Ik moet om te beginnen vaststellen dat het kabinet altijd met één mond spreekt, dus als de premier behartenswaardige opmerkingen maakt, doet hij dat mede namens mij. Dat kan ook in dit geval, want het gaat hier niet om een Europese kop. Dat is precies de kern van mijn betoog.

Mevrouw Lodders (VVD): Maar het is een Nederlandse kop op Europees beleid.

Staatssecretaris Dijksma: Nee, dat is het niet. Ik doe precies wat Brussel vraagt. Brussel vraagt ons: kom met voorstellen die in de Nederlandse context een bijdrage leveren aan de biodiversiteit. Daarbij is er geen verplichting om een lijst helemaal of half over te nemen; dat is een Nederlandse afweging. Ik heb dit opgepakt, met ondersteuning van het WUR – de Kamer heeft alle documenten daarover ontvangen – en ik heb precies gedaan wat het WUR voorstelt. Dat is waarom we er in dat beruchte artikel in Science nog niet zo heel ongenadig vanaf kwamen. Daarin werd namelijk wel helder gesteld dat de eerste inschatting was dat Nederland in ieder geval probeert om van de vergroening iets te maken. Het is geen nationale kop op Europees beleid, omdat we juist de mogelijkheid krijgen van Brussel om keuzes te maken.

Wat betreft het gelijke speelveld wil ik graag nog één argument inbrengen. Uit de berekening die wij maken over wat er gemiddeld aan het einde van de rit overblijft aan hectarepremie, blijkt dat we vermoedelijk uitkomen op rond de € 375 per hectare. Veel van de landen om ons heen halen de € 300 niet. Daar zijn de basispremie plus de vergroeningspremie uiteindelijk minder dan het hele pakket in Nederland. Ik kan mij voorstellen dat u mij niet zult vragen om op dit punt een gelijk speelveld te realiseren, want dan zou ik de hectarepremie per saldo naar beneden moeten brengen. Ik wil hiermee aangeven dat het niet eenvoudig is om heel simpele vergelijkingen te maken tussen de Nederlandse situatie en die in sommige andere landen, omdat die situaties gewoon niet gelijk zijn.

Mevrouw Lodders (VVD): Dat is precies waar het in de kern om draait. Ik begon mijn betoog niet voor niets met de opmerking dat de Nederlandse landbouw toonaangevend is in de wereld. De situaties zijn dus niet te vergelijken, zeker niet in Europa. De grondprijzen zijn hier anders en de opbrengsten zijn hier anders. Natuurlijk willen we een gelijk speelveld, maar als we het hebben over een gemeenscháppelijk Europees landbouwbeleid, kan ik niet uitleggen aan de agrariërs dat andere lidstaten de longlist wel geheel overnemen, met de daarbij behorende weging. Over die weging hoort de Staatssecretaris mij overigens geen enkele vraag stellen, hoewel ik daar ook best wat vraagtekens bij kan zetten, maar die is nu eenmaal een gegeven. Overtuigt u mij: hoe kunnen we de «transparantie» in de uitspraak van de Minister-President rijmen met de keuzes die Nederland maakt in het GLB?

Staatssecretaris Dijksma: Ik ben er volkomen transparant over. Ik heb u een extra brief gestuurd met daarin een wetenschappelijke onderbouwing van de keuzes. Ik leg daarin ook uit hoe het systeem in elkaar zit en dat er geen sprake is van koppen, omdat er sprake is van keuzes. Dat is precies wat het gemeenschappelijk landbouwbeleid beoogt. Wij maken die keuzes dus ook. U kunt het om allerlei redenen niet eens zijn met die keuzes; dat begrijp ik en dat respecteer ik ook. Dat is dan echter, denk ik, om inhoudelijke redenen en niet omdat het een Europese of nationale kop is, want dat klopt gewoon niet, gezien het systeem dat voorligt.

De voorzitter: Ik daag iedereen uit om nog korter en bondiger te zijn dan mevrouw Lodders, dan zal de Staatssecretaris dat voorbeeld volgen.

De heer Geurts (CDA): Ik hoor mevrouw Jacobi al zeggen dat ze een poging gaat wagen. Ik zal dat ook doen.

Ik kom nog even terug op het gelijke speelveld. Ik heb het zes maanden geleden al gezegd en daarna vaak herhaald: we lijken het braafste jongetje van de klas – laat ik het maar voorzichtig formuleren – in Europa te worden. Als andere Europese landen rechts gaan rijden en Nederland links, vind ik dat heel bijzonder. Ik probeer het nog een keer: wil de Staatssecretaris vanggewassen ruimer geclausuleerd toestaan? Ik denk bijvoorbeeld aan gele mosterd en bladrammenas. Die zijn goed voor de bijen en de biodiversiteit.

Staatssecretaris Dijksma: We hebben volgens mij een aantal mogelijkheden in de vergroening, ook voor de vanggewassen. Ik heb net van mevrouw Ouwehand de kritiek gekregen dat alle vanggewassen in het equivalente pakket gewoon een plek krijgen, dus daar speelt de discussie al niet. Vervolgens heb ik tegen mevrouw Dik-Faber en mevrouw Lodders gezegd: voor het pakket van aaltjesbestrijdende gewassen zullen we ook naar de vanggewassen moeten kijken, want die vormen daar de basis van. We zullen daarover nader met de sector overleggen. Dan resteert dus nog de laatste optie, namelijk dat je vanggewassen all in laat kwalificeren. Ik heb omstandig per brief en vandaag ook hier mondeling uitgelegd waarom ik daar niet voor kies. Ik probeer u via twee routes maximaal tegemoet te komen. Ik denk dat het uiteindelijk voor de mensen die het betreft heel behapbare pakketten zijn. Ik heb echter wel steeds gezegd, en dat moet u mij niet kwalijk nemen, dat ik niet voor greenwashing ga. Ik zou het echt heel jammer vinden als Nederland dat wel zou doen.

De heer Geurts (CDA): Ik was niet van plan om te reageren, maar dat laatste noopt mij om dat wel te doen. Greenwashing is gewoon onzin. Echt onzin. Beheerde akkerranden tellen vijf keer zo zwaar mee als een vanggewas. Vollegrondtelen die nieuw in het systeem komen, moeten er ook aan gaan voldoen. Dus greenwashing is totaal niet aan de orde.

De voorzitter: Dank u wel. Ik hoorde geen vraag, maar de Staatssecretaris wil toch een reactie geven.

Staatssecretaris Dijksma: Het lijkt mij dat dit om een reactie vraagt. Voor mij geldt dat de vergroening uiteindelijk, ook als we over een aantal jaar met onze kinderen door het landschap rijden, moet laten zien dat zij veranderingen oplevert en daadwerkelijk een bijdrage levert aan de biodiversiteit. Het is goed om te zien dat we het erover eens zijn dat die bijdrage aan de biodiversiteit er moet komen. Maar ik heb me wel oprecht gemeend te moeten baseren op wat door de experts van het WUR is voorgerijpt. Die teksten kent u ook. Ik vind het jammer dat het debat nu wordt aangegaan met woorden als «onzin», terwijl het erom gaat dat de vergroening een echte bijdrage moet leveren aan een prestatie die men levert. Als je iets zou doen waarmee per saldo alles wat we nu al doen in Nederland gewoon kwalificeert, is mijn vraag wat de vergroening dan nog precies is.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Ik doe een hoopje vragen, want het is heel veel. Als eerste de landschapselementen. Waarom zouden wij 8.000 landschapselementen moeten gaan tellen – ik hoor mijn buurman nu zeggen dat het er zelfs 800.000 zijn, dus 100 keer zo veel – als we de mogelijkheid kunnen krijgen om nu de landschapselementen te borgen en te starten met die gebieden die de boeren zelf aanmeldden? Is er een mogelijkheid om het te laten groeien, zodat we er meer kostenrealiserend mee bezig zijn? Dit nog even los van mijn vraag of het wel allemaal wel zo ingewikkeld zou moeten als het wordt neergezet.

Dan heel kort iets over de vogelakkers en de strookjes van 30 centimeter langs de sloot. Ik neem aan dat we gaan monitoren op biodiversiteit. Als een sloot meetelt, blijft er echter aan elke kant nog een strook van 30 centimeter over. Als je die bemest en gewasbeschermingsmiddelen gebruikt, geloof ik niet meer in de biodiversiteit. Mijn zorg zit er vooral ook in dat de vogelakkers, waar we heel goede ervaringen mee hebben, niet in het equivalente pakket zitten. Ik zou graag willen dat ze daarin komen.

De voorzitter: En uw vraag is?

Mevrouw Jacobi (PvdA): Wat voor marges kunnen we daar nog op zetten, zodat we ook voor de vogelakkers echt een goede borging krijgen? De sloot stelt qua biodiversiteit niet veel voor; het gaat vooral om de rand. Zouden we die niet breder moeten maken en de sloot wat minder moeten laten meetellen?

Staatssecretaris Dijksma: Ik moet nu zelf ook oppassen dat ik de draad niet kwijtraak, want het zijn wel heel veel vragen in één interruptie.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Heb ik u in verwarring gebracht?

Staatssecretaris Dijksma: Nou, dat gebeurt nou ook weer niet zo snel.

Ik kom eerst te spreken over de landschapselementen. Ik heb geprobeerd om aan te geven, ook aan mevrouw Jacobi, dat ik opensta voor een groeimodel. Volgens mij is er niemand politiek tegen het opnemen van landschapselementen die kwalificeren binnen de ecologische focusgebieden. We moeten het alleen zo doen dat we er een werkbaar model voor krijgen. Daarom is het goed om te beginnen met de mensen die vanuit het agrarisch natuurbeheersysteem al een onderhoudscontract hebben. Immers, die elementen zijn al geregistreerd.

Mevrouw Jacobi vraagt zich ook af of je wel per se moet registreren. Ja, dat moet. Dat is gewoon een voorwaarde. Het is nog maar de vraag of je in één klap alle landschapselementen moet willen opnemen, want niet alle landschapselementen voldoen aan datgene wat je op basis van vergroening wenselijk zou vinden. Dus dan moet je gaan zoeken, binnen de 800.000 elementen die er zo ongeveer zijn, naar welke wel en welke niet. Dat is een enorme toer. Je kunt niet zeggen: we gaan af en toe wat fysieke controles doen en daarmee is het klaar. Het moet gewoon goed geregistreerd zijn. Vanuit die gedachte wil ik een groeimodel aan de Kamer voorstellen, waarbij we nu beginnen met wat we via het agrarisch natuurbeheersysteem weten, omdat die elementen met onderhoudscontract en al gewoon op papier klaar zijn. Vervolgens gaan we ervoor zorgen dat we dat langzaam maar zeker kunnen ophogen. De verschillende organisaties moeten daar ook een bijdrage aan leveren. Er is dus geen onwil.

Dan de stroken en sloten. We hebben een equivalent pakket, een akkerrandenpakket gemaakt, dat in zijn totaliteit een goede bijdrage levert aan biodiversiteit. Ik heb net uitgelegd waarom je daarin in combinatie met de sloten een geweldige stap kunt zetten, zeker als je weinig tot geen gewasbeschermingsmiddelen dan wel mest gebruikt. Dan krijg je immers voor uiteindelijk 1 hectare werk op de 100 hectare, 5 hectare als pakket. Dat is een interessant pakket. Ik hoop van harte dat het ook gekozen wordt.

Tot slot de vogelakkers. Natuurlijk kunnen we proberen om die een plek te geven, maar dan zullen we goed moeten uitwerken hoe het voldoet. Dat is niet vandaag of gisteren allemaal geregeld; we moeten kijken hoe we er ruimte voor kunnen creëren. Dat zal uiteindelijk altijd onder het beslag zijn dat het pakket de goedkeuring van Brussel krijgt.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Er zijn vogelakkers die bewezen hun werk hebben gedaan en waar duurzaamheidscertificaten op zitten. Ik ben bang dat iedereen nu zijn contract kan opzeggen. Iemand kan kiezen voor het equivalent uit pijler 1, zodat we de ecologische pijler uit pijler 2 kwijtraken. Ik zit vooral te zoeken of we de vogelakkers ook in het equivalent uit pijler 1 kunnen plaatsten. Ik ben bang dat we heel veel gaan verliezen doordat we dit systeem zo mager – in mijn beleving – uitzetten.

Staatssecretaris Dijksma: Dat is dan toch een misverstand. De vogelakkers zijn combinaties van een akkerrand en bijvoorbeeld luzerne. Dat kan binnen het equivalente pakket worden gerealiseerd. Het is dus niet onmogelijk.

De heer Dijkgraaf (SGP): Ik kom nog even terug op de manier waarop andere landen ermee omgaan. Ik snap de redenering van de Staatssecretaris, maar stel dat er nabijliggende lidstaten zijn waar gewoon de hele lijst geldt, waar er veel soepeler mee omgegaan wordt. De discussie of het een kop op EU-beleid betreft, is misschien niet zo vruchtbaar, want daar kun je allerlei definitiekwesties op loslaten. Echter, uiteindelijk komt het neer op de vraag of onze boeren een concurrentienadeel hebben als gevolg van de regeling. Dat is toch het geval als de lidstaten om ons heen er wel soepel mee omgaan en wij niet?

Staatssecretaris Dijksma: Nogmaals, er is geen nationale kop. Het is goed om het daarover eens te zijn. Het is geen nationale kop maar een keuze. Ik heb geprobeerd om in mijn antwoord op de vraag van mevrouw Lodders te laten zien dat we natuurlijk wel degelijk ook kijken naar het gelijke speelveld. Juist omdat onze gemiddelde hectarepremie aan het einde van de rit, in 2019, hoger zal zijn dan die van vergelijkbare landen om ons heen, kun je zeggen dat de vergroeningspremie als het ware een plus is die wij financieel kunnen realiseren. Je kunt ook via die route dus vaststellen dat je in Nederland financieel beter af bent als je voldoet aan datgene wat je voor de basispremie en voor de vergroeningspremie nodig hebt.

De heer Dijkgraaf (SGP): Maar dat komt toch gewoon doordat de waarde van de grond in Nederland hoger ligt dan in andere landen? Dat betekent dus ook dat je kostenplaatje al hoger ligt ten opzichte van die andere landen en dat je dus al een concurrentienadeel had. Dit komt er nog eens een keer bovenop.

Staatssecretaris Dijksma: Nogmaals, uiteindelijk probeer ik hiermee te laten zien dat het Nederlandse voorstel niet per se tot minder concurrentie met andere landen hoeft te leiden, als je kijkt wat het in euro's betekent. Dat vind ik belangrijk. We weten op dit moment nog niet precies welke keuzes de andere landen zullen maken. Het lijkt mij goed als we het blijven monitoren. Dat doen we ook. Bovendien is er halverwege een soort midterm review om te bezien hoe we ervoor staan. Daarnaast denken we dat we met het equivalente pakket en met dat wat we nog kunnen uitwerken met betrekking tot de aaltjesbestrijdende gewassen een heel goed palet aan keuzes voorleggen, waarin heel veel opties zitten waarmee je met heel weinig inspanning aan je vergroeningsnorm kunt voldoen, wat uiteindelijk ook veel biodiversiteitswinst oplevert. En dat heeft Nederland nodig.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): De Staatssecretaris heeft mij niet gehoord over nationale koppen etc. Die woorden heb ik niet in de mond genomen, maar ik heb wel geconstateerd dat de Staatssecretaris een keuze heeft gemaakt uit de longlist die er ligt en dat zij gekeken heeft naar de situatie in Nederland en wat op die situatie toepasbaar is. Zij heeft gezegd dat zij de vanggewassen niet gaat opnemen, omdat zij bang is voor greenwashing. Ik heb daar de biodiversiteit, de bodemkwaliteit en het alternatief aan gewasbescherming tegenover gezet. Ik nodig de Staatssecretaris heel graag uit om op die punten te reageren. Ik snap haar argument van greenwashing, maar is er niet een derde weg te bedenken, waarbij we wel vanggewassen toestaan maar slechts die vanggewassen die nadrukkelijk kwalificeren voor de drie onderdelen die ik zojuist noemde?

Staatssecretaris Dijksma: Ja, in die zin dat er zowel in het EFA-pakket als in het nog uit te werken pakket rondom de aaltjesbestrijdende gewassen volop vanggewassen meedoen. In het EFA-pakket is ook de hele lijst opgenomen. Dat geeft een beetje aan dat er wel degelijk heel veel ruimte voor gemaakt wordt, omdat in de combinaties die je dan krijgt je maximale winst boekt op het punt van de biodiversiteit en tegelijkertijd een minimale inspanning levert. De gedachte dat we in Nederland haast geen ruimte hebben, is niet waar. We hebben juist met het equivalente pakket iets extra's voorliggen waarin je al die vanggewassen een plek in zou kunnen geven. We werken nog met de sector aan een derde pakket. Ik heb al gezegd dat dat nodig is, omdat we op zoek moeten naar alternatieven voor metam-natrium. Daar zullen de vanggewassen volop een plek moeten kunnen krijgen. Die derde weg ís er dus. Die is echter niet onbeperkt of ongelimiteerd. Dat is het enige, maar wel belangrijke, verschil. Mevrouw Dik-Faber heeft steeds gezegd dat zij gaat voor ambitieus en werkbaar. Die woorden zijn me uit het hart gegrepen. Volgens mij is dat precies wat hier voorligt.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Ik begrijp wat de Staatssecretaris zegt. Maar ik probeer alle geluiden die tot mij komen in goede balans af te wegen. Deelt de Staatssecretaris mijn angst dat als we de vanggewassen te beperkt toelaten – er zit immers een beperking in – de ondernemers zeggen: laat maar zitten, ik laat het vergroeningsgedeelte voor wat het is en neem de korting voor lief? Dan doen de agrariërs uiteindelijk helemaal niet meer mee.

Staatssecretaris Dijksma: Mijn angst is juist dat als je de vanggewassen op de generieke lijst ongelimiteerd toelaat, er zal gebeuren wat u zegt. Dat wil ik voorkomen. Met het equivalente pakket, het nog uit te werken pakket rondom de aaltjesbestrijdende gewassen, en de gewassen die wel kwalificeren via de generieke lijst hebben we volop opties.

De heer Van Gerven (SP): Ik moet zeggen dat ik niet erg vrolijk word van dit debat. Dat ligt niet per se aan de Staatssecretaris, zeg ik er ter geruststelling bij. Ik probeer op mij in te laten werken waar we nou eigenlijk mee bezig zijn vanavond. Het lijkt wel een planeconomie in extremis. Vanuit Brussel wordt voor elke meter grond bepaald welke plant we erop moeten zetten. De vraag is of dat gaat werken. Dit is eigenlijk een cri de coeur: we moeten af van die Europese Commissie en van die extreme regelzucht.

De voorzitter: Hebt u ook een vraag?

De heer Van Gerven (SP): Ja, ik heb ook nog een vraag. We komen er niet uit. Ik ga dus ook niet op die toer verder. Ik denk dat het volstrekt onwerkbaar is. Er is wel veel draagvlak over bijvoorbeeld de akkerranden en de landschapselementen. De Staatssecretaris zegt dat zij het niet fatsoenlijk allemaal in kaart kan brengen zonder enorm veel geld en bureaucratie. We kennen Google Maps. We kunnen een fotootje maken. Is er nou niet een eenvoudige manier om te borgen dat die landschapselementen toch blijven, even los van alle Europese bureaucratie?

Staatssecretaris Dijksma: We hebben een heel pakket voor de akkerranden. Die haal ik dus even uit uw redenering, want dat hebt u niet zo bedoeld te zeggen. Dan komen we nu bij de landschapselementen. Die zijn er, soms zelfs al eeuwen, en die blijven er ook. De vraag is alleen of we ze gaan subsidiëren. Daarover zeggen we: dat kan, maar dan moeten we het helemaal registreren. Als dat via Google Maps kon, hadden we dat wel gedaan. Ik kan uw politieke opvatting wellicht een klein beetje inschatten, maar ik denk dat ook u zult vinden dat als je landschapselementen subsidieert, deze echt een bijdrage moeten leveren aan de biodiversiteit. Om zowel het gebruik van de registratie – dat moet nu eenmaal – als de zekerheid dat ze ertoe doen voor subsidie te waarborgen, stel ik dat groeimodel voor. Dat lijkt mij een faire route. Als je namelijk die 800.000 elementen in één klap moet registreren, levert dat onevenredig veel kosten op, zo hebben wij berekend. Nogmaals, dit is niet iets waar alleen Nederland mee worstelt; alle andere landen hebben hetzelfde probleem. Volgens mij hebben we met het groeimodel echt een werkbare route te pakken.

De voorzitter: Aanvullend op dit punt maar kort, mijnheer Van Gerven.

De heer Van Gerven (SP): Hoe borgen wij dan dat die landschapselementen niet verdwijnen? De Staatssecretaris zegt dat dat niet het geval is, maar er is al heel veel verdwenen sinds 1950 of 1900, als we nog verder teruggaan. Wie geeft mij de garantie dat dat proces niet verdergaat?

Staatssecretaris Dijksma: Omdat ik net in mijn inbreng heb vastgesteld dat heel veel van die elementen planologische bescherming kennen. Het is niet zo dat ze niet via die route een zekere mate van borging hebben.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Het zou al veel getouwtrek schelen als we kiezen voor landbouw die niet ten koste gaat van biodiversiteit.

Ook ik vind het een onbevredigend debat, alleen al vanwege het feit dat je probeert om de slechte effecten van een landbouwsysteem waarvan we weten dat het de biodiversiteit uitholt, tegen te gaan met een randje hier en daar. Daar komt nog bij dat er veel onenigheid is over de te verwachten effecten. De Staatssecretaris deed mijn zorgen relatief gemakkelijk af, maar ik heb die niet zelf bedacht. Ik heb de zorgen gehoord van verschillende groene organisaties, waaronder Landschapsbeheer Nederland, de Vogelbescherming en de Vereniging Nederlands Cultuurlandschap.

De voorzitter: Uw vraag is?

Mevrouw Ouwehand (PvdD): De Staatssecretaris zegt dat het allemaal wel goed komt. We zitten met getouwtrek. Is zij bereid om in elk geval te zorgen dat we goed kunnen monitoren wat haar plan gaat doen voor de biodiversiteit? Ik heb haar dat nog niet horen toezeggen.

Staatssecretaris Dijksma: Ja. Dat heb ik ook al verklaard. We hebben nu de WUR-rapportage over het effect van de keuzes. Deze is in het bezit van de Kamer. Ik heb al vastgesteld dat we een nulmeting moeten doen en dat we vervolgens moeten monitoren welke maatschappelijke kosten en baten de vergroening oplevert. Kosten voor de agrariërs, baten voor de samenleving. Het lijkt mij alleen maar heel goed als wij dat doen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Waar wil de Staatssecretaris precies uitkomen wat betreft biodoversiteitswaarden en het herstel van biodiversiteit via deze pakketten? Zij zei dat we inzetten op pakketten waarvoor je niet veel hoeft te doen, maar waarmee je wel lekker veel resultaat boekt. Dat klinkt een beetje als zo'n TelSell-reclame: doe deze band om en je hebt morgen het lichaam van een sportzwemster en smeer dit op je tanden en je hebt een stralend wit gebit. Het lijkt too good to be true. Waar wil de Staatssecretaris heen en hoe kunnen wij dat volgen?

Staatssecretaris Dijksma: Het verschil tussen TelSell en het Ministerie van EZ is dat wij ...

De voorzitter: ... niet zo snel afslanken?

Staatssecretaris Dijksma: Nou op het ministerie wel, helaas, alleen niet bij alle elementen daarbinnen ...

Het verschil is natuurlijk dat wij uiteindelijk beoordeeld worden door autonome derden, op basis van feiten en resultaten. Dat bied ik u aan. Op de lange termijn is het uitgangspunt voor de Nederlandse regering het behalen van de internationale doelen op het terrein van biodiversiteit. Dat zullen we hier niet mee bereiken, maar de kunst is om die doelen en het behalen ervan weer een stapje dichterbij te brengen. We moeten vaststellen dat dat niet met alleen maar natuurbeleid kan, maar dat dat ook moet door de vergroening van de economie te bevorderen. Dat ook het standpunt van de Nederlandse regering, zoals mevrouw Ouwehand weet.

De voorzitter: In dat kader gaan we verder met de laatste twee blokjes van de Staatssecretaris. Daarvoor hebben we nog een klein halfuur.

Staatssecretaris Dijksma: Ik ga snel verder met de knelsectoren. Ik denk dat het goed is dat we er geen doekjes om winden: voor de kalverhouderij zullen de GLB-betalingen in de komende jaren fors teruglopen. We hebben ervoor gekozen om die betalingen zo geleidelijk mogelijk af te bouwen, zodat de sector zich kan aanpassen. De leden weten dat het vorige kabinet de gedachte had om in 2015 in één klap over te gaan op het nieuwe systeem. Wij kiezen er echter voor om de gehele periode daarvoor te gebruiken.

Tegelijkertijd staat de sector voor forse duurzaamheidsopgaven. Dat blijkt ook uit verschillende rapportages. Om die reden hebben we, mede op basis van de brief die we in december van de sector zelf hebben ontvangen, besloten om 10 miljoen per jaar vanuit de eerste pijler te reserveren. En ja, die middelen zijn gekoppeld aan een concreet verduurzamingsprogramma. Dat moet breed in de sector kunnen worden doorgevoerd.

Het voortouw voor de ontwikkeling en de invoering van dit programma ligt bij de sector zelf. De regeling zal juist gericht zijn op ondernemers die zich aan de duurzaamheidsdoelen committeren. Met andere woorden: alleen als je een prestatie levert, krijg je geld. Dat is echt een betere benadering dan de voorstellen waarbij je via een premie en algemeen verbindend verklaren freeriders voorkomt. De leden weten dat het kabinet een afwegingskader heeft voor het algemeen verbindend verklaren. Minister Kamp heeft u dit voorgespiegeld. We zijn daar terughoudend mee, anders gaan we immers terug naar de situatie die we hadden toen de PBO's (publiekrechtelijke bedrijfsorganisaties) nog bestonden. We kiezen dus juist heel gericht voor een regeling die alleen bestemd is voor kalverhouders die inspanningen doen en prestaties leveren op het terrein van verduurzaming.

De graasdierpremie zorgt voor een zachte landing voor een groot deel van de vleessector. Voor de vleesveesector is er vervolgens € 500.000 per jaar beschikbaar voor de toekomstbestendigheid. In de komende jaren zullen we ook hier de vinger aan de pols moeten houden. Indien noodzakelijk zijn natuurlijk ook in de loop der jaren aanpassingen mogelijk, als we op een te grote achterstand zouden komen.

We zien dat voor een deel van de vleesveehouderijbedrijven, zo'n 100 tot 200, de GLB-steun heel sterk zal teruglopen. Dat kan oplopen tot in de tienduizenden euro's. Dat komt doordat zij op dit moment op basis van historische productiegegevens, gegevens die overigens niet langer houdbaar zijn, heel hoge toeslagen krijgen per afgeleverd dier. Uiteindelijk is de weg dat het geld verdiend moet worden in de markt en dat er meer marktoriëntatie moet zijn.

Een aantal leden, onder wie mevrouw Lodders en mevrouw Dik-Faber, vraagt hoe we voorkomen dat de sector te veel op achterstand komt. Dat doen we door een bedrag toe te zeggen. Het is van belang om bij alle knelsectoren in de komende jaren de ontwikkelingen goed te blijven volgen. Zo kunnen we op het moment dat het niet goed loopt eventueel ingrijpen.

Er zijn afspraken gemaakt over aardappelzetmeel met de provincies en het bedrijfsleven. De gezamenlijke inspanningen leiden ertoe dat we een fors bedrag bij elkaar kunnen brengen. Dat is ook nodig, want met name in de regio's waar aardappelen worden geteeld en men gaat voor het zetmeel, zijn de gevolgen van de veranderingen heel fors. Dat vraagt dus om een goede opvang.

Voorzitter. Ik ga naar het laatste blok, het blok over de uitvoering. De regelgeving is nog niet stabiel. In die zin is het belangrijk om hier nu een heel forse winstwaarschuwing te geven, zodat we «recesongelukken» voorkomen. De regelgeving is complex en voor een deel nog niet af. Op sommige onderdelen, of het nu het equivalente pakket betreft of de duurzaamheidscertificaten, is er overleg en discussie met de Europese Commissie over de interpretatie van de basisverordeningen en de gedelegeerde handelingen. De uitvoeringsbepalingen zijn pas binnenkort helemaal gereed. Het kan dus nodig zijn om bepaalde keuzes op onderdelen nog aan te passen voor de melding in Brussel, die voor 1 augustus moet plaatsvinden. Ik zeg de leden toe dat wij het de Kamer zullen melden als er een substantiële aanpassing moet plaatsvinden omdat we een bepaald voorstel niet geaccepteerd krijgen. Dan is het weliswaar reces, maar dan moeten we maar kijken wat voor procedure er is om hier eventueel over te spreken. Ik zal het in ieder geval melden. Ik kan namelijk niet op voorhand beloven dat het niet gebeurt. Dat moeten we samen hier afspreken, want wij zijn afhankelijk van de Commissie in dezen.

Mevrouw Lodders vraagt of we 1 januari halen voor het nieuwe GLB. Ja. Het is een zware opgave. De mensen van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) zijn op stoom aan het raken. Het is van belang dat we het systeem zo eenvoudig mogelijk houden. Vandaar ook mijn hartstochtelijke pleidooi om het bij de landschapselementen eenvoudig te houden. Anders komt de uitvoering verder onder druk te staan.

Mevrouw Lodders vraagt ook naar de uitvoeringskosten van de perceelregistratie. In het algemeen is de perceelregistratie nu goed op orde. Er moeten extra inspanningen worden geleverd met het nieuwe GLB. Het streven is dat er geen extra last wordt opgelegd. Om die reden gaan we niet uitgebreid 800.000 landschapselementen registreren.

De heer Van Gerven vraagt of de uitvoeringskosten binnen de perken zullen blijven. Dat is precies ons streven. Het GLB is wel een ingewikkeld systeem. De kosten van de uitvoering van de directe betalingen zijn ongeveer 5% tot 6% van het totaal.

Er is gevraagd naar de fusie tussen Dienst Regelingen en het agentschap. Mevrouw Jacobi zegt dat we ervoor moeten zorgen dat er geen fouten ontstaan bij de implementatie. Ik deel haar zorg; het is van belang dat het allemaal goed gaat. Om die reden zullen we allemaal, en dat geldt zeker voor de RVO, ons uiterste best doen. Ik vraag de leden daarom ook om vooral te kiezen voor maatregelen die uitvoerbaar én controleerbaar zijn. Dat is van groot belang.

Ik heb al uitgebreid gesproken over de koppeling tussen aan de ene kant het GLB en de vergroening en aan de andere kant het agrarisch natuurbeheer. Het agrarisch natuurbeheer, de tweede pijler, wordt voor vijf tot zeven jaar aangegaan. Een equivalent pakket loopt ook gedurende een dergelijke periode. We proberen om de samenhang tussen wat je via de eerste pijler voor de vergroening kunt doen en wat je in de tweede pijler nog verder kunt doen, zo goed mogelijk te regelen.

Ik ken het specifieke geval van La Place niet, maar ik heb in mijn inleiding al vastgesteld dat het geld meer dan ooit naar het boerenerf gaat. Dat is precies wat we wilden.

De heer Van Geven vraagt naar de grote en de kleine bedrijven. Gelijke hectarebetaling is natuurlijk waar we naartoe gaan in 2019. Voor grondgebonden bedrijven betekent dit dat bedrijven met veel hectares meer steun zullen ontvangen dan kleinere bedrijven. Aanpassingen in de verordening om het maximumbedrag naar beneden te brengen, zoals de heer van Gerven voorstelt, zijn niet mogelijk. Dat is gewoon Europees vastgelegd.

De voorzitter: Dank u wel. Ik stel de leden voor om het blokje met interrupties te integreren in een korte tweede termijn. Ik stel een spreektijd voor van maximaal één minuut. Het woord is aan mevrouw Lodders.

Mevrouw Lodders (VVD): Voorzitter. Ik begin met een vraag die volgens mij niet beantwoord is, of ik heb het antwoord gemist, over het rapport van Korff en Blauw en de stijging van het aantal procedures.

Dank voor de beantwoording door de Staatssecretaris. Ik kan haar er niet op betrappen dat er geen ambitie in haar betoog zou zitten. We zijn het echter niet met elkaar eens. Door de keuze die met deze uitwerking voorligt, worden de Nederlandse boeren op achterstand gezet. In het interruptiedebatje dat we voerden, kwam naar voren dat ik wellicht niet mag praten van nationale koppen omdat de Staatssecretaris een keuze heeft gemaakt. Echter, juist door die keuze worden de boeren op achterstand gezet.

De Staatssecretaris doet een beroep op de Kamer om geen al te grote haast te maken met de landschapselementen. Nogmaals, in eerste termijn heb ik aangegeven dat dat hout snijdt, dus mijn fractie steunt dit graag. Dit is echter reden temeer om in te zetten op de andere kant van het verhaal, het integraal overnemen van de longlist.

Ik ben het zeer eens met de Staatssecretaris als zij zegt: verduurzaming, anders is er geen toekomst voor de landbouw. Ik wil echter wel benadrukken dat juist onze Nederlandse land- en tuinbouw de meest duurzame systemen van de wereld kent.

Ik kom op mijn allerlaatste zin, voorzitter, jammer dat deze termijn zo kort moet: ik wens de Staatssecretaris maar zeker ook de organisatie die zich bezighoudt met de gehele implementatie de komende maanden heel veel succes toe om dit op een goede manier te doen. Wij houden de vinger aan de pols, zowel bij de knelsectoren als bij de uitvoering. Ik ga ervan uit dat andere Kamerleden nog ingaan op de vraag hoe we dat precies doen.

De heer Geurts (CDA): Voorzitter. De uitspraak van de avond, hoewel niet de mooiste, is: het is geen nationale kop, het is een keuze. Daar heb ik maar op bedacht dat gelukkig zijn ook een keuze is, die op zijn tijd inspanning vraagt. Ik hoop dat de Staatssecretaris mij vanavond iets gelukkiger wil maken. Ik vraag daarvoor nog wat inspanningen van haar kant.

Die inspanningen hebben allereerst te maken met de vleesveehouderij. De Staatssecretaris bevestigt mijn beeld dat daar een forse inkomensachteruitgang is. Zij sprak over tienduizend euro of meer. Zij zei dat zij het in de gaten houdt en zal ingrijpen als het niet goed gaat. Dan is het kalf echter waarschijnlijk al verdronken. Mijn vraag aan de Staatssecretaris is dus wanneer zij gaat ingrijpen. Wat is het moment waarop zij actie onderneemt?

Er zijn nog twee vragen uit eerste termijn open blijven staan, althans van één heb ik het antwoord niet begrepen. Dat gaat over de equivalente pakketten in Europese kaders, die gezien worden als agrarisch natuurbeheer. Dan worden ze van vijf tot zeven jaar aangegaan. Mijn beeld en mijn informatie is dat de Europese Unie helemaal niet vindt dat dit aan elkaar gekoppeld mag worden. Ik vraag de Staatssecretaris nogmaals of zij dit wil uitzoeken.

Ook op mijn vraag uit eerste termijn over het stimuleren van soja in de veenkoloniën heeft de Staatssecretaris geen antwoord gegeven. Zij heeft wel gezegd dat er geld beschikbaar kan komen, maar ik heb specifiek naar soja gevraagd.

Mevrouw Jacobi (PvdA): Voorzitter. Mijn zorg vanavond betreft vooral de ecologische sturing. Mijn zorg is dat veel agrariërs in het natuurbeheer contracten zullen opzeggen en in het equivalente pakket 1 gaan zitten en dat daarmee in akkerbouwgebieden onder andere het aantal akkervogels fors zal teruglopen. Dat vind ik ongewenst. We hebben successen behaald bij de grauwe kiekendieven in de veenkoloniën. Mijn voorstel is om in 2015 juist in te zetten op de koppeling, om de ecologische sturing goed te houden tussen pijler 1 en pijler 2, voor een goede samenhang. Volgens mij loopt dat nu echt niet synchroon. Wat mij betreft wordt het zo veel mogelijk één systeem, dat we zorgvuldig opbouwen.

Ik heb niet scherp meegekregen hoe we de goede voorbeelden van alle pilots zodanig neerzetten dat ze echt een voorbeeld blijven en we daar de zaken collectief verder op kunnen doortrekken, in pijler 1 dan wel in pijler 2.

Ik heb in mijn eerste termijn nog gevraagd naar de samenhang met organisaties en agrarisch natuurbeheer, waarbij er zo veel mogelijk wordt samengewerkt in een gebied. We hebben eerder al moties op dat punt ingediend. Daar wil ik nog graag een reactie op.

De heer Dijkgraaf (SGP): Voorzitter. Dit debat brengt mij toch een beetje tot de conclusie dat de akkerbouwers de rekening betalen van hun eigen succes. De Staatssecretaris zegt eigenlijk dat als je alles zou toestaan, er te weinig gebeurt. Daar zou je natuurlijk ook de conclusie uit kunnen trekken dat het nu allemaal al prachtig is. Die conclusie trek ik niet. Bij een aantal boeren is het gewoon zo, maar eigenlijk is het natuurlijk onrechtvaardig dat als je zowel een houtwal hebt als een akkerrand als vanggewassen, je toch nog dingen moet doen. Waarom niet gewoon de longlist invoeren, in ieder geval op dat punt? Waarom niet gewoon meer ruimte, temeer daar we weten dat er dan nog steeds heel veel boeren veel moeten doen, omdat er nog heel veel potentieel is?

Twee van mijn vragen zijn niet beantwoord, denk ik. Als dat wel zo is, hoor ik het graag. De eerste betreft de teelt van voedererwten. Er is wel iets gezegd over erwten, maar volgens mij niet over voedererwten. Volgens mijn informatie is dit eiwitgewas vergelijkbaar met veldbonen. De tweede onbeantwoorde vraag is of de Staatssecretaris in gesprek wil gaan over de ontluikende mogelijkheden van landbouw met bomen.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Voorzitter. Een aantal punten is al genoemd, dus ik kan kort zijn.

We hebben zojuist gediscussieerd over de vanggewassen. Ik denk dat ik een VAO ga aanvragen en een motie op dat punt indien, omdat ik op zoek ben naar een manier om vanggewassen wel toe te laten, maar dan geclausuleerd, onder voorwaarden, zodat we met elkaar stappen zetten op het gebied van vergroening.

Er is al uitvoerig ingegaan op de landschapselementen. Ik hou toch een pleidooi om deze in te voeren. Ik kan echter heel goed meeleven met het stappenplan van de Staatssecretaris. Ik vraag haar om daarbij de provincies die verantwoordelijk zijn voor het agrarisch natuurbeheer goed te laten aanhaken en echt te kijken waar de ecologische winst behaald kan worden.

Voor wat betreft de vogelakkers sluit ik mij aan bij de PvdA.

Aan welke verduurzamingstappen moet ik denken betreffende de kalverhouderij? Op dit punt is eerder een motie van mij aangenomen, volgens mij mede ingediend door het CDA. Hoe kijkt de Staatssecretaris aan tegen een algemeen verbindend verklaring? Misschien heeft zij dit al gezegd, maar heb ik dat antwoord gemist.

Er ligt volgens mij een motie, betreffende een zachte landing voor de vleessector. Ik kan op dit punt aansluiten bij de vraag van het CDA.

De voorzitter: Wilt u afronden?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): De vraag over soja is blijven liggen.

Ik heb nog één vraag. Ik heb gesproken met een groep akkerbouwers. Zij geven aan dat voor een beheerde akkerrand een overeenkomst voor agrarisch natuurbeheer nodig is. Zo interpreteren zij dat tenminste. Klopt dat? Zo'n overeenkomst krijg je niet zomaar.

De heer Van Gerven (SP): Voorzitter. Ik heb drie punten. Wil de Staatssecretaris nog eens aangeven waar zij naartoe wil? Is zij bereid om explicieter doelen te formuleren betreffende de ecologische focusgebieden? Waar wordt straks op geëvalueerd? Zij heeft hier al iets over gezegd, maar kan zij dat nog wat verder aanstippen?

Wij zijn een voorstander van meer beheerde akkerranden, ondanks Brussel, of met Brussel of hoe dan ook, en ook van meer landschapselementen. Hoe gaat de Staatssecretaris dat bewerkstelligen?

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Van dat hele proces van hervorming en vergroening van het gemeenschappelijk landbouwbeleid is, zo moeten we concluderen, niet veel terechtgekomen. Dat is jammer, ook al omdat dit vandaag het laatste debat is van Wyke Smit, die namens de Groene 11 dat hele traject 7,5 jaar heeft gevolgd.

(geroffel op de tafel)

Mevrouw Ouwehand (PvdD): De analyses die zij ons heeft doen toekomen en de vragen die we op basis daarvan aan verschillende kabinetten hebben gesteld, hadden wel wat meer groene output mogen opleveren. Maar er komt nog een VAO aan, er liggen nog wat moties, van onder andere de PvdD, en mevrouw Jacobi is gelukkig ook niet helemaal tevreden, dus misschien kunnen we in het VAO toch nog een iets groenere koers voor het GLB in gang zetten. Ik hoor nu ook dat het CDA belooft voor onze moties te stemmen. Dan gaat het helemaal goed.

De voorzitter: Dank u wel. Dan komen wij ten slotte toe aan de tweede termijn van de zijde van het kabinet. Het woord is aan de Staatssecretaris.

Staatssecretaris Dijksma: Voorzitter. Ik zal mijn best doen om de vragen zo goed mogelijk te beantwoorden.

Mevrouw Lodders vraagt naar aanleiding van het rapport van de heren Korff en Blauw hoe het precies zit met de procedures. Wij hebben hen gevraagd om mee te denken over de uitvoeringsaspecten. Veel van hun punten zijn overgenomen. Een van die punten betreft de landschapselementen. We hebben niet alles overgenomen, maar bijvoorbeeld wel de gedachte dat je een drempel van € 1.000 moet hanteren voor de graasdierpremie. In die zin hebben we juist geprobeerd om vanuit de praktijk een stuk over te nemen.

Mevrouw Lodders zegt terecht dat we het niet eens zijn. Dat is, denk ik, inderdaad wat er aan de hand is. Dat gaat niet over koppen maar over keuzes. Dat klopt, zo zeg ik ook tegen de heer Geurts. Mijn keuze is om ervoor te zorgen dat we de Nederlandse boeren een voorsprong geven op het punt van de vergroening. Ik ben er echt van overtuigd dat het op de lange termijn de meest succesvolle route is om de voedselzekerheid te borgen en wereldspeler te zijn, omdat Nederland als een van de weinige landen in staat is om de uitdagingen aan te gaan waar de wereld voor staat, namelijk tweemaal meer produceren met tweemaal minder. Ik ben het volstrekt eens met mevrouw Lodders dat wij daar heel erg goed in zijn. We moeten dat volhouden. Ik vind dus niet dat we met dit pakket mensen op achterstand zetten. Dat doet echt onrecht aan wat voorligt in het equivalente pakket en aan wat we kunnen uitwerken voor het pakket waarin we de aaltjesbestrijdende gewassen een plek moeten geven.

Mijn keuze ligt voor. Het oordeel is nu aan de Kamer. Ik begrijp dat er wisselend over wordt gedacht, maar ik heb van harte geprobeerd om «ambitie» en «werkbaar» met elkaar te verbinden. Als je daar te veel op afdingt, wordt het inderdaad misschien wel super werkbaar, want dan hoeven we eigenlijk vrij weinig te doen. Mevrouw Lodders is daar heel open in; zij zegt altijd dat dat haar doel is, omdat zij eigenlijk helemaal niet voor de vergroening is. Dat kan, maar ik kijk daar anders tegenaan en ik maak dus ook een andere keuze.

De heer Geurts heeft gevraagd wanneer ik ga ingrijpen ten behoeve van de vleesveehouderij. Het is belangrijk om vast te stellen dat een deel van de bedrijven via de graasdierpremie tegemoet wordt gekomen. Dan blijft er een kleinere groep van bedrijven over, de 100 tot 200 die ik zojuist noemde. We hebben een bedrag van 0,5 miljoen gereserveerd. Dit is niet mijn geld; het is het geld van de boeren. Alles wat er meer wordt gereserveerd, gaat uit de algemene pot. Dat betekent gewoon dat bijvoorbeeld de akkerbouwers minder krijgen. Als je naast de 10 miljoen die voor kalveren gereserveerd is, het deel dat voor aardappelzetmeel gereserveerd is en het deel dat voor vleesveehouderij gereserveerd is, nog meer geld uit die pot haalt, betekent dat minder hectarepremie voor de mensen. Zo simpel is het. Dat is wat er voorligt. We kunnen de evaluatie gebruiken om stappen te zetten als we in de situatie terechtkomen dat we echt iets moeten doen.

De evaluatie is niet te laat, want de inkomensachteruitgang gaat geleidelijk en niet in twee jaar zoals het vorige kabinet zich dat voorstelde. Als dat zo was, had u gelijk, want dan zou je in twee stappen helemaal teruggaan. Nu echter is in de eerste jaren de achteruitgang van de inkomens beperkt. Daarom kan die evaluatie ook echt ingezet worden om als het moet onderweg de zaak aan te passen. Dat moeten we doen en daar sta ik voor open.

De heer Geurts vraagt naar de samenhang tussen het agrarisch natuurbeheer en de overgang naar de EFA. Ook mevrouw Jacobi vraagt hiernaar. Zowel het agrarisch natuurbeheer als de EFA zijn inderdaad nieuw; we gaan immers ook met een nieuw agrarisch natuurbeheersysteem werken. We zijn het er allemaal over eens dat dat hard nodig is. Er is inderdaad een faseverschil. Vanaf 2015 treedt het GLB al in werking. Het agrarisch natuurbeheer in nieuwe vorm komt echter pas in 2016. Boeren willen natuurlijk in 2015 een bouwplan hebben en maken nu al keuzes. Daarom moeten we de komende maanden het gesprek aangaan met de betrokkenen, om zo te bekijken hoe we de samenhang in de systemen zo veel mogelijk kunnen maximeren.

Er mag inderdaad geen dubbele funding plaatsvinden. Sommige mensen vinden dat jammer, omdat je het daarmee minder aantrekkelijk zou kunnen maken. Als het wel zou mogen, maak je de keuze voor het agrarisch natuurbeheer nog veel aantrekkelijker. Maar dit is nu eenmaal hoe het systeem werkt. Daarmee zullen we met elkaar aan de slag moeten.

Mevrouw Jacobi noemt de pilots. De ervaringen die daarin naar voren kwamen, hebben een plek gekregen in het nieuwe systeem van het agrarisch natuurbeheer, dus de collectieven, en bij de vormgeving van het equivalente pakket. Voor alle duidelijkheid: vogelakkers kunnen daar een onderdeel van zijn; het is niet zo dat we die kwijtraken.

De heer Dijkgraaf vraagt of de teelt van voedererwten vergelijkbaar is met die van bijvoorbeeld veldbonen. De biodiversiteitswinst van voedererwten, zo heb ik mij laten vertellen – het is allemaal niet mijn eigen wetenschap – is vergelijkbaar met die van soja.

Ik moet even vragen of de heer Dijkgraaf sprak over «bonen» of «bomen». Ik denk dat hij het over «bomen» had, de mogelijkheden voor landbouw met bomen. In Nederland is agroforestry nog nauwelijks aan de orde. Die moet eerst verder ontwikkeld worden voordat we een stap kunnen zetten. Er moet dus nu niet al «nee» op geantwoord worden, maar het moet wel nog ontwikkeld worden. Als het zich ontwikkelt, kan het in de komende jaren een kans krijgen.

Mevrouw Dik-Faber vraagt hoe het zit met de kalfsvleessector en het algemeen verbindend verklaren. Ik heb zojuist al vastgesteld dat ik niet kies voor een model met een kalverpremie, een ouderwets instrument, en met een algemeen verbindend verklaring om ervoor te zorgen dat iedereen doet wat hij moet doen. Juist via de regeling die we nu voorstaan, zorgen we ervoor dat we werkelijk moeten gaan voldoen aan de duurzaamheidsdoelen. Wat mij betreft is dit een uitvoering van de motie die mevrouw Dik-Faber met de heer Geurts heeft ingediend. We hebben in samenhang met de brief over het GLB en het LIS-rapport het kabinetsstandpunt daarover aan de Kamer doen toekomen, omdat in dat LIS-rapport natuurlijk een aantal elementen zit dat van pas kan komen als uitgangspunt voor de regeling. We zullen we overleg voeren met de sector over hoe die eruit gaat zien.

We voorkomen freeriders door alleen maar geld te geven als men iets doet. Heel simpel. Dat is de beste manier om freeriders te voorkomen, want iemand die niet meedoet, krijgt ook geen geld. Marktprikkeltje.

Mevrouw Dik-Faber vraagt of er een overeenkomst nodig is voor de beheerde akkerranden. Nee, niet apart voor de akkerrand. De exacte vormgeving van het totale equivalente pakket moeten we nog vaststellen. Het lijkt mij goed om bij het stappenplan voor de landschapselementen de provincies te betrekken.

Op zichzelf is er misschien geen grote biodiversiteitswinst in Nederland te boeken wanneer je soja zou kwalificeren als eiwithoudend gewas. Het zou wel een bijdrage kunnen leveren aan de regionalisering van de veevoerproductie. Je milieubijdrage is dan dat er in andere werelddelen minder import nodig is van zo'n middel. Ik zeg hier wel bij dat als je aan alle kanten gaat sleutelen aan het pakket, de wens van mevrouw Dik-Faber om ambitie te blijven tonen maar ook de werkbaarheid in het oog te houden, een beetje in het gedrang komt, en wel op het punt van de ambitie. Ik zie het in evenwicht. Als je op dit punt iets zou doen, wat kan, moet je oppassen dat je niet op alle andere vlakken de biodiversiteitwinst ons eigen land uit het oog verliest.

Mevrouw Dik-Faber zei iets dat mij trof, namelijk dat zij op zoek is naar mogelijkheden om vanggewassen onder voorwaarden een plek te geven. Dat is precies waar de discussie over gaat. Er zijn wel degelijk allerlei mogelijkheden voor alle vanggewassen onder voorwaarden, bijvoorbeeld in het equivalente pakket of als aaltjesbestrijder. Het enige wat ik niet wil, is vanggewassen zonder voorwaarden. Ik probeer haar ervan te overtuigen dat als zij zegt «vanggewassen onder voorwaarden», wij het eens zijn. Maar als zij zegt «vanggewassen zonder voorwaarden, punt», hebben we een probleem met de ambitie. Daar spreek ik haar op aan. Zij zegt te staan voor vergroening. Dat doe ik ook, maar dat betekent wel iets. Het betekent dat je niet altijd alles wat zou kunnen, ook per se moet willen. Uiteindelijk is het een politieke keuze. Sommige partijen maken die keuze duidelijk. Zij zeggen dat zij het prima vinden zoals het nu is en dat zij niet per se extra aandacht willen voor vergroening. Als je die extra aandacht echter wel wilt, moet je vaststellen dat je niet alles wat je kunt kiezen, moet willen kiezen. Dat is een afweging die uiteindelijk de ChristenUnie zelf moet maken. Aan het einde van de dag gaan we voor ambitie of niet. Dat is ook aan mevrouw Dik-Faber, die daar een belangrijke plek in heeft.

De heer Van Gerven vraagt om een evaluatie. Zoals ik al zei, gaan we evalueren. We bepalen in een nulmeting hoe de situatie nu is. Bovendien evalueren we via Alterra wat de vordering is. Er is gevraagd naar het einddoel. Ik kan wel steeds nieuwe doelen verzinnen, maar het is nu al bijna onmogelijk om onze internationale biodiversiteitdoelen te halen, dus zullen we maar geen nieuwe verzinnen? Volgens mij moeten we gewoon in beeld brengen hoeveel winst we op dat terrein boeken.

Meer beheerde akkerranden is exact wat het voorliggende pakket biedt. Het equivalente pakket gaat over beheerde akkerranden. Als we die keuze aantrekkelijk houden, zal ervoor gekozen worden. Meer landschapselementen hebben we met het groeimodel ook in the picture.

Last but not least kom ik op de bijdrage van mevrouw Ouwehand. Zij heeft volgens mij niet veel vragen gesteld, maar meer een politiek oordeel gegeven. Ik ben het niet eens met haar, maar ik dank haar uiteraard, zoals altijd, voor haar bijdrage in het debat, want die scherpt ons allemaal.

De voorzitter: Dank u wel. Daarmee zijn wij aan het einde gekomen van de tweede termijn van de zijde van het kabinet.

Mevrouw Lodders (VVD): Ik heb een heel korte, praktische vraag. Hoe gaat de Staatssecretaris ons informeren over het derde pakket, dus de aaltjesbestrijding? Zij moet dat immers voor 1 augustus aanmelden in Brussel en het wordt reces. Hoe kan de Kamer daar inspraak op hebben?

Staatssecretaris Dijksma: Nogmaals, het is mooi als het lukt voor 1 augustus, maar het hoeft niet per se. Als het lukt, stel ik voor dat wij dat de Kamer per brief laten weten. Iedereen leest altijd zijn post, waar hij of zij ook zit, lijkt mij. Daar ga ik maar van uit, zeg ik tegen de heer Geurts. Als hij dat niet doet, kan ik daar niets aan doen. Dit geldt ook voor wat ik net zei: mochten er zich wijzigingen voordoen of mochten wij signalen krijgen dat Brussel het niet erg groen vindt, dan lijkt het mij goed om de Kamer daar van tevoren van op de hoogte te stellen. Dan weet de Kamer dat in ieder geval.

De voorzitter: Dank u wel. Daarmee zijn wij gekomen aan het einde tweede termijn van de zijde van het kabinet en komen wij ook aan het einde van dit algemeen overleg.

Er is één toezegging gedaan, namelijk dat zodra er substantiële aanpassingen zullen worden doorgevoerd, de Kamer daarover zal worden geïnformeerd.

Er is een VAO aangevraagd met als eerste spreker mevrouw Lodders.

Sluiting 21:08 uur.