Kamerstuk 28330-44

Verslag van een algemeen overleg

Herstructurering openbaar bibliotheekwerk

Gepubliceerd: 1 april 2010
Indiener(s): Jan van Bochove (SGP)
Onderwerpen: cultuur cultuur en recreatie
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28330-44.html
ID: 28330-44

Nr. 44 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 1 april 2010

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1 heeft op 17 maart 2010 overleg gevoerd met staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over:

  • de brief d.d. 15 januari 2010 van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap inzake de Aanbieding Bibliotheekcharter 2010–2012 (28 330, nr. 43);

  • de brief d.d. 15 december 2009 van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de stand van zaken bibliotheekvernieuwing 2009–2012 (28 330, nr. 41);

  • de brief d.d. 19 juni 2009 van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de toezegging inzake de kwestie rond verlengingen en leenrecht en over eventueel beschikbare recentere gegevens betreffende de bibliobus (28 330, nr. 39);

  • de brief d.d. 11 juni 2009 van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de Voortgangsrapportage bibliotheekvernieuwing (28 330, nr. 38);

  • de brief d.d. 19 augustus 2009 van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over Leenvergoedingen openbare bibliotheken (28 330, nr. 40).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand stenografisch verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Van Bochove

De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

De Kler

Voorzitter: van Bochove

Griffier: De Kler

Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Harbers, Leerdam, Van Bochove, Van Leeuwen, Van Vroonhoven-Kok,

en staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, die vergezeld is van enkele ambtenaren van haar ministerie.

De voorzitter: Ik open dit AO van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de bibliotheekvernieuwing. Ik heet de staatssecretaris van OCW, mevrouw Van Bijsterveldt, van harte welkom. Dat geldt ook voor de medewerkers die zij heeft meegenomen en in het bijzonder voor alle mensen op de publieke tribune en voor de mensen die via de moderne media met ons meeleven, -kijken en -luisteren. Dit AO duurt tot 16.30 uur. De spreektijd per fractie is vier minuten. Ik verwacht nog wel een of twee leden; leden komen soms wat later wegens andere verplichtingen. Op dit ogenblik is de regeling van werkzaamheden bezig. Een spreektijd van vier minuten per fractie lijkt mij mooi. Ik merk dat de heer Leerdam graag meer tijd wil. We zullen eens kijken, mijnheer Leerdam. We maken er vier minuten van en we bekijken of we u nog wat respijt kunnen geven. Om dat te kunnen uittesten begin ik met u!

De heer Leerdam (PvdA): Voorzitter. Allereerst een warm welkom voor de nieuwe bewindspersoon in ons midden. We hopen dat we de komende tijd voortvarend en constructief met elkaar zullen samenwerken. De voorganger van de staatssecretaris wist met liefde voor het vak en met enthousiasme het gevoel voor urgentie bij de vernieuwing goed te verwoorden en tegelijkertijd de bibliotheken ertoe op te roepen om kansen te grijpen en uitdagingen aan te gaan. De afgelopen jaren is met een positieve houding hard gewerkt aan de vernieuwing, door alle betrokkenen en op alle niveaus. Ik hoop dat we in de komende periode deze lijn voort kunnen zetten. Vandaag spreken we over de nieuwe fase in de bibliotheekvernieuwing. De noodzakelijke stappen zijn in gang gezet en er gebeurt een hoop. In 2010 moet de start van de digitale inhaalslag plaatsvinden.

Mijn eerste punt is het ICT-plan. De PvdA-fractie is blij dat bij de aanpak van de digitale bibliotheek bewust voor een realistische planning is gekozen op inhoudelijk, technisch, financieel en organisatorisch terrein. Eenvoud, snelheid, en vooral vooruitgang moeten dit project sieren. Als doelgroepen van de digitale bibliotheek worden het algemene publiek en het onderwijs gezien. Met name de jeugd boven de zestien en de groepen mensen die relatief minder zelfredzaam zijn in hun informatievoorziening zullen een plek krijgen in het ICT-plan, omdat deze groepen moeite hebben met de digitalisering van de samenleving. Vanaf deze plek wil ik graag hebben gezegd dat deze groepen voor de PvdA-fractie ook echt die aandacht verdienen, en dat ook hier een slag te maken valt. Ze worden soms in onze samenleving niet als de meest interessante doelgroep gezien, maar de PvdA-fractie vindt de langdurig werklozen, de laagopgeleide oudere allochtonen en andere senioren wel degelijk behoren tot de publieke missie van bibliotheken.

De PvdA-fractie is verder verheugd met de vele slagen die worden gemaakt op het gebied van de digitale bibliotheek. Daarbij zijn we ook nieuwsgierig naar bepaalde zaken. Wat zijn de ervaringen tot nu toe met het overleg met uitgevers over de niet-rechtenvrije content? Hebben we niet op een bepaald moment te maken met buitenlandse contenthouders? Hoe gaan we daarmee om? Wordt de bibliotheek door deze contenthouders als bedreiging/concurrent of als «unique selling point» gezien? En, in het kader van dit thema, hoe ziet het business model voor thuisgebruik eruit? Tot slot wil ik hierover opmerken dat het van groot belang is dat het opzetten van een digitale bibliotheek ook tijdens de volgende kabinetsperiode voortvarend wordt voortgezet en dat hiervoor voldoende financiële middelen beschikbaar zullen blijven. Bevordering van de mediawijsheid moet hierbij de aandacht krijgen die zij verdient. Voortzetting van de samenwerking tussen de openbare bibliotheken en de Koninklijke Bibliotheek is in dit kader ook van belang. Hierover overweeg ik een motie in te dienen.

Mijn tweede punt is het bibliotheekcharter voor 2010–2012. Het charter ziet er veelbelovend en ambitieus uit. We zijn echter wel benieuwd naar de follow-up, want er zullen en moeten nog veel zaken worden besproken en voorbereid in 2010. Ik ga er ook van uit dat de Kamer op de hoogte wordt gehouden van de vordering uit het charter, niet alleen van de evaluaties na afloop, maar ook van de tussentijdse stand van zaken per jaar. De PvdA-fractie is benieuwd naar de gerichte tijdelijke bijdrage voor de verdere ontwikkeling van digitale bibliotheekdiensten en -producten. De Stichting Bibliotheek.nl zal hiervoor een plan indienen. Kan de staatssecretaris hier verder op ingaan? Hoe verhoudt dit zich tot de 20 mln. voor de innovatie?

Ik kom bij mijn derde punt, de ontvlechting van de VOB. De PvdA-fractie vindt het fijn dat eindelijk alle stappen zijn gezet die noodzakelijk zijn voor de ontvlechting van de activiteiten van de VOB in branche- en besteltaken en de inrichting van een branchevereniging en een sectorinstituut. Het gehele proces verloopt volgens planning en in constructief overleg. Wel kijken we uit naar de reactie van de Raad voor Cultuur op het beleidsplan dat het Sectorinstituut Openbare Bibliotheken gaat opstellen. In hoeverre hangt dit samen met de inhoud van de collectieve agenda van het sectorinstituut, de branchevereniging en de Stichting Bibliotheek.nl?

Mijn vierde punt, tot slot, is de bibliobus. Ik heb tijdens het vorige AO gevraagd naar de gegevens over de bibliobus. De voormalige minister heeft in de brief te kennen gegeven dat er over de afgelopen vijftien jaar geen gegevens zijn en dat deze omissie betrokken zal worden bij het beleidsplan van het nieuwe Sectorinstituut Openbare Bibliotheken. Kan de staatssecretaris aangeven hoe zij denkt meer recente en betrouwbare gegevens over bezoekersaantallen van de bibliobus dan die van 1995 te verstrekken? Zonder enige betrouwbare gegevens van de afgelopen vijftien – ik herhaal: vijftien – jaar, blijkt het namelijk moeilijk om te bepalen welke toekomst er is weggelegd voor de bibliobus binnen de vernieuwde bibliotheeksector. Ik zou toch graag willen dat de staatssecretaris hierover met een brief komt of er in ieder geval in haar bredere bibliotheekbeleid meer aandacht aan gaat schenken. Daar heb ik om gevraagd en het was door haar voorganger toegezegd. Een adequate reactie heb ik echter nog niet ontvangen. Zolang de digitale sprong naar voren niet in alle taken en behoeften van de bieb kan voorzien, heeft de bibliobus wat mij betreft zeker nog bestaansrecht, en misschien daarna ook nog wel. De functie die de bibliobus momenteel vervult, mag niet verloren gaan. Kan de staatssecretaris toezeggen dat zij hierop zal toezien en hierover een brief aan de Kamer zal sturen? Zo ja, op welke termijn kunnen we deze brief verwachten? Zo nee, dan overweeg ik een motie hierover in te dienen.

De voorzitter: Dank u wel. Ik ben in ieder geval op uw wens ingegaan. Ik ga ervan uit dat u de eerste minuut, die u nodig had om de staatssecretaris in haar nieuwe functie welkom te heten, mede namens uw collega's heeft besteed, en dat we die fuga van vreugde en geluk niet steeds gaan herhalen. Mag ik mevrouw Van Vroonhoven het woord geven namens de fractie van het CDA?

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA): Met dien verstande dat ik opmerk dat ik hoop dat de staatssecretaris wel zal genieten van het culturele gedeelte dat zij nu krijgt.

Voorzitter. De openbare bibliotheek is met ruim 5 miljoen leden de grootste club van Nederland. Bibliotheken zijn allang niet meer die instellingen die zich alleen toespitsen op het aanbod van boeken. De bibliotheek is juist de plek waar alle in de samenleving beschikbare informatie wordt samengebald. Daar komt het allemaal samen. De bibliotheek is in die zin ook een belangrijk podium voor culturele en educatieve maatschappelijke activiteiten. Bibliotheken bereiken echt alle lagen van de bevolking. Zij bieden ook een beschermde omgeving voor jeugd, ouderen en allochtone vrouwen. Ik zou graag drie punten willen behandelen: de stand van zaken van de bibliotheekvernieuwing, de digitale bibliotheek en de leenrechten.

Ik begin met de stand van zaken van de bibliotheekvernieuwing. Met de bibliotheekvernieuwing is de bibliotheek nieuwe stijl een feit geworden. De bieb heeft veel meer een spilpositie gekregen in de samenleving, maar de vraag is of we er al zijn. Wij denken van niet. De bibliotheekvernieuwing staat in de steigers. De uitwerking, die aan de gemeenten en aan de provincies is, moet nu opgepakt worden. We blijven nog wel een beetje beducht voor de verschillende tempo's die straks gaan gelden. We vragen de staatssecretaris uitdrukkelijk om in de gaten te houden dat de kudde bij elkaar blijft. Bovendien is bij een heel grote digitaliseringsoperatie als deze een zekere centralisatie toch echt van belang. Wij vragen de staatssecretaris hoe zij daarop grip denkt te houden. Beducht waren wij vorig jaar om deze tijd, toen wij een AO hadden over het overgangsjaar 2009. De toenmalige minister had eigenlijk nog weinig projecten voor 2009 in de steigers staan en wij waren bang dat het een verloren jaar zou worden. Ik moet terugdenkend echter constateren dat er ook in 2009 een heleboel is gebeurd. Er zijn nieuwe organisaties gekomen, een duidelijke rol en een duidelijk takenpakket. Er is echt gericht geïnnoveerd en geïnvesteerd, vooral ook op het gebied van de landelijke digitale bibliotheek. Daarvoor onze complimenten.

Er moet echter nog wel veel gebeuren. Er zijn bijvoorbeeld op dit moment nog ongeveer 70 verschillende catalogus-, uitleen- en klantsystemen. Als dat niet snel wordt gestroomlijnd, kun je nauwelijks tot iets komen. In de brief staat: in 2010 worden de lokale bibliotheken aangesloten op de landelijke infrastructuur. Is het dus de bedoeling om op korte termijn tot dat ene systeem te komen of heeft de staatssecretaris daarvoor langer de tijd nodig? In de motie-Ten Broeke c.s. is de regering vorig jaar gevraagd om in de provincie Overijssel, Deventer een speciale plek te geven als boekenstad. Hoe is daaraan gehoor gegeven? Wij ontvangen namelijk geluiden vanuit de provincie dat er te weinig van de grond is gekomen. Uit de brief blijkt dat er een verbinding wordt gelegd met de publieke omroep. Hoe wordt die verbinding vormgegeven? Tot slot noem ik op dit punt de verouderde wetgeving. Het bibliotheekwerk heeft zijn wettelijke verankering gekregen in de Wet op het specifiek cultuurbeleid. De voormalige minister concludeert zelf dat er aanpassing nodig is, want de wet stamt uit 1987. Hoe wil de staatssecretaris dit oppakken? Daarbij hebben we natuurlijk ook nog een bibliotheekwet; daar horen we niets van. Verdient die wet zo onderhand niet eens aanpassing? Zouden we die niet eens tegen het licht moeten houden?

Mijn volgende punt is de stand van zaken van de digitale bibliotheek. Die is voor ons ongelooflijk belangrijk. Ik begin principieel. De digitaliseringsslag is nodig om de aansluiting te behouden met het publiek, maar voor ons blijft nog onduidelijk waar het op termijn heen gaat. De jongste generatie zal voornamelijk van het beeldscherm lezen. Vindt de staatssecretaris dit een probleem of vindt ze het een kans? Met andere woorden: weigert zij zich bij deze ontwikkeling neer te leggen en wil zij juist dat kinderen ook van papier blijven lezen, of is wil zij die ontwikkeling stimuleren? Wij missen op dit punt een visie van de staatssecretaris en we vragen haar om een toelichting. Mensen zullen niet minder leeshonger of informatiehonger hebben, maar zij zullen die honger meer stillen met de computer. Wat gaan wij op termijn doen met de collectie? Ik heb het dan echt over de langere termijn, over de bibliotheek van straks. Houden we de stellingkasten? Op dit punt zouden we graag iets van een visie willen horen.

Ons algemene gevoel over de digitaliseringsbrief is dat er heel veel hippe taal wordt gebezigd, maar dat men op een aantal punten achter de feiten aanloopt. Ik geef een voorbeeld. Er wordt gesteld dat er pilots zullen worden gedaan met nieuwe vormen van digitale distributie, bijvoorbeeld e-boeken. Deze ontwikkeling is echt al in volle gang! Bol.com verkoopt e-readers bij de vleet en zelfs op onze iPhone kunnen we boeken lezen. Door nu een pilot te starten, mis je de digitaliseringsslag. Ik ben heel erg bang dat we daarmee achter de feiten blijven aanlopen. Graag dus op dit punt meer tempo en minder terughoudendheid. Ik vraag de staatssecretaris concreet hoe we het aanbod van de bibliotheken beter laten aansluiten op de ontwikkeling van de e-boeken.

Vanwege de publieke missie van de bibliotheken verdienen de groepen die minder zelfredzaam zijn in het digitale verkeer onze aandacht; de staatssecretaris zegt het zelf. Onduidelijk blijft voor ons echter hoe zij dat gaat aanpakken. In de brief schrijft de staatssecretaris dat zij wil aansluiten bij de roc's. Ja, daarmee bereik je wel die 16-plussers, maar de kwetsbare groepen, zoals ouderen, bereik je dan minder. Kan de staatssecretaris dit uitleggen?

Mijn laatste punt betreft de leenrechten. Tot mijn schrik lees ik dat de VOB zich neerlegt bij de druk van Lira dat voor betaalde verlengingen een leenrechtvergoeding moet worden afgedragen. Vanuit de Kamer kijken we daar toch anders tegenaan. Kamerbreed zijn we kritisch op de wildgroei aan auteursrechtenorganisaties, die steeds maar nieuwe aanknopingspunten vinden voor auteursrechtenvergoedingen. Wat ons betreft, hoeven we geen verdere verhoging van de leenrechten te accepteren. De eis van Lira om de vergoeding op te hogen van € 0,12 naar € 1 vinden we echt buiten proportie. Wij roepen de staatssecretaris concreet op om de VOB niet te laten zwemmen en haar uitdrukkelijk steun te geven in haar strijd tegen Lira. Ik vraag de staatssecretaris om een reactie hierop.

Ik heb nog een uitsmijter. Daar bent u altijd erg kritisch op, voorzitter, maar ik heb speciaal voor u mijn tekst goed opgebouwd en intussen weet u dat ik altijd nog een uitsmijtertje heb. Dat is dit keer de innovatie. Daar draait eigenlijk de hele vernieuwingsslag om. De heer Leerdam had het al over de bibliobus. In het verlengde daarvan wil ik aandacht vragen voor de bibliotheken in verzorgingstehuizen en gevangenissen. Daarbij vallen vooral in deze instellingen de eerste klappen als er bezuinigd moet worden. Daarom vraag ik de staatssecretaris hoe zij wil bewerkstelligen dat juist in die instellingen de bibliotheken behouden blijven.

De voorzitter: Mijn soepelheid neemt toe met de tijd en het aantal leden. Het woord is aan de heer Van Leeuwen namens de SP-fractie.

De heer Van Leeuwen (SP): Ik heb ongeveer een kwartier uitgetrokken! Nee hoor, voorzitter. Ook vanaf deze kant welkom aan de staatssecretaris. Waar ik in mijn betoog «minister» zeg, bedoel ik ook de staatssecretaris. Het is een beetje dubbel, want we hebben alle brieven van de minister gehad. Als ik de minister dank voor de update en de wijze waarop invulling is gegeven aan de moties, dan dank ik dus via hem de staatssecretaris.

Voorzitter. Er zit vaart in. Ik heb de indruk dat het verloren jaar 2008, toen de eerste bibliotheekimpuls afliep, is ingelopen. Op de presentatie over de bibliotheekvernieuwing in september vorig jaar in de prachtige Openbare Bibliotheek Amsterdam bleek dat de digitale bibliotheek met veel enthousiasme voortvarend is opgepakt. De bibliotheek moet goed zichtbaar zijn op internet en daaraan wordt hard gewerkt. Tijdens de presentatie werd een aardig voorbeeld gegeven: als je «Oorlog en vrede» intypt op Google, kom je pas ergens op plek achthonderdzoveel een keertje de bibliotheek tegen. De inzet is dat men gelijk bij de bibliotheek terechtkomt.

Het doet mij deugd dat de aansluiting bij de actuele behoeften van de burger niet wordt vertaald met «u vraagt en wij draaien». Ik heb daarvoor in het verleden aandacht gevraagd. Het vormende karakter van de bibliotheek heb ik benadrukt. Het is prima dat de staatssecretaris stelt dat het ook gaat om producten en diensten waarnaar vooralsnog geen manifeste vraag bestaat. We dreigen te verzuipen in een zee van informatie, waarvan je je overigens kunt afvragen hoe betrouwbaar die is. De bibliotheek is wat dat betreft voor ons een baken. Bij een werkbezoek aan het Deltion College in Zwolle bleek hoe. Als studenten scheepswerktuigkunde «dieselmotor» intypen, krijgen ze 14.000 hits. Ga er maar aanstaan om daar de informatie uit te krijgen die relevant is. In samenwerking met de bibliotheek in het roc is het aantal hits met voor de opleiding relevante informatie echter teruggebracht tot 100. Dit lijkt mij een prima voorbeeld als we praten over mediawijsheid en het filteren van informatie.

De splitsing van de VOB in een sectorinstituut en een brancheorganisatie is een feit. Samen met de Stichting Bibliotheek.nl en de Stichting Certificering Openbare Bibliotheken zet zij, naar ik heb vernomen, in zeer goede onderlinge samenwerking de schouders onder het opstoten van de bieb in de vaart der volkeren. Van innovatiecentra is vooralsnog afgezien. De SP kan zich vinden in de argumentatie van de regiegroep, die door de staatssecretaris is overgenomen, om in plaats hiervan het sectorinstituut op te dragen innovatienetwerken te organiseren. Graag hoor ik van de staatssecretaris hoe het daarmee staat. Gezegd moet worden dat het jammer is voor Deventer, maar het zij zo.

Er is sprake van gerichte innovatie en investering. De sector bruist van ideeën en volgens de staatssecretaris illustreert dit alles «… een vitale sector waarvan het maatschappelijke belang door velen wordt gezien en ondersteund.» Ook door deze Kamer, voeg ik daaraan toe.

Tot zover het goede nieuws. Want in schril contrast met al die mooie woorden, dat gevoel van urgentie en dat breed gedragen belang van de publieke functie staat de realiteit dat er door de gemeenten stevig wordt bezuinigd op bibliotheken. Uit een enquête van de Vereniging Openbare Bibliotheken blijkt dat er reeds in 71 gemeenten definitief is besloten om te bezuinigen. De vrees is dat de rest volgt. Voor 63% van alle bibliotheken zijn bezuinigingen aangekondigd voor 2010 of de jaren daarna, met alle gevolgen van dien voor de dienstverlening, de personele bezetting, de investeringen en de vernieuwingsslag die moet worden gemaakt. Een gesprek met de directeur van de bibliotheek in Maastricht bevestigt dit beeld. In het mooie gebouw van Jo Coenen dreigt het leeg te worden. In een aantal gevallen hebben de bezuinigingen al geleid tot sluiting van vestigingen.

De minister schrijft in de brief van 15 december dat de drie overheden tot goede afspraken zijn gekomen over hun verantwoordelijkheden. In het handvest, het charter, staat dat overheden zich inspannen om de bestaande budgetten te handhaven, onder voorbehoud van algemene budgettaire ontwikkelingen en afwegingen. Zo'n ontsnappingsclausule belooft weinig goeds, en dat blijkt. Het budget voor het Rijk staat vast: de 110 mln. plus de envelop van 20 mln. voor de digitale bibliotheek, met de bijbehorende taken gericht op lezen, literatuur, ontwikkeling, educatie, kennis en informatie. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de fysieke bibliotheek en hebben een taak op het gebied van kunst en cultuur, debat en ondersteuning. Dat is een belangrijk sociaal-cultureel aspect van de bibliotheek; mevrouw Van Vroonhoven wees er ook al op. Digitaal en fysiek zijn de twee pijlers onder de bibliotheek. Als een van die pijlers omvalt, wordt het heel lastig om de andere nog overeind te houden. Waar sprake is van een samengestelde financiering kan die leiden tot overheden die elkaar stimuleren en uitdagen om het breed onderschreven maatschappelijke belang van bibliotheken ook te vertalen in financiële verantwoordelijkheid. De zwakte van het systeem is dat de boel dreigt in te storten als een van die overheden de verantwoordelijkheid niet op zich neemt. Die zwakte wordt bevestigd in een charter zonder juridisch afdwingbare of anderszins wettelijke verplichtingen. Ik wees al even op de ontsnappingsclausule. Het doet mij een beetje denken aan de convenanten met woningbouwcorporaties: als het even niet uitkomt blijken dat loze afspraken te zijn. Wat is de staatssecretaris van plan te gaan doen om deze financiële en maatschappelijke kapitaalvernietiging een halt toe te roepen? Er is gigantisch geïnvesteerd, het elan is er, maar nu moeten nog de bezuinigingen worden tegengehouden. Hoe verhoudt zich de sluiting van vestigingen tot het in stand houden van een fijnmazig netwerk van bibliotheekvoorzieningen? Ik spreek de staatssecretaris hierbij ook aan op de verantwoordelijkheid die zij heeft rond de krimpregio's en de bevolkingsdalingsregio's, waarin de bibliotheken natuurlijk ook een belangrijke functie hebben.

Andere leden hebben het al gevraagd: hoe staat het met de toezegging van de staatssecretaris om snel recente gegevens boven water te krijgen over de bibliobus? Het zou een opdracht zijn aan het sectorinstituut. Ik heb het nergens kunnen terugvinden.

Wat zijn volgens de staatssecretaris de gevolgen van gemeentelijk beleid voor de afstand tussen koplopers – tegenwoordig heten die de «zwaartepuntbibliotheken» – en de basisbibliotheken? De inzet was dat we de afstand zouden inlopen en dat we zouden voorkomen dat een aantal basisbibliotheken in de bezemwagen terecht zou komen. Heeft de staatssecretaris er gezien de veranderende taken van de provinciale serviceorganisaties zicht op hoe de provincies die verantwoordelijkheid ook financieel vertalen? Is de staatssecretaris het met de SP eens dat het charter onvoldoende gezag heeft om de financiële verantwoordelijkheid van andere overheden te garanderen? Is de staatssecretaris het met de SP eens dat er een wettelijke regeling moet komen om de zorgplicht van de overheid voor het openbare bibliotheekwerk beter te verankeren? Kort gezegd: moet er een bibliotheekwet komen?

De heer Harbers (VVD): Voorzitter. In de korte tijd dat ik op deze portefeuille zit, heb ik op dit gebied een korte rondgang gemaakt en gemerkt dat er heel veel aan de hand is. Ik heb dat ook in het verleden al gezien. Het is een wereld die enorm in beweging is en waarin ongelooflijk veel goed werk wordt gedaan, ik zou haast zeggen ondanks de bemoeienis van politici op welk niveau dan ook. Ik merk ook de gretigheid waarmee binnen de instellingen de uitdagingen van het digitale tijdperk worden opgepakt, en wordt geprobeerd het lezen in ere te houden, op welke manier dan ook: van beeldscherm of van papier. Die lof wilde ik aan het begin van mijn betoog geven, voordat ik op een paar punten inga waarvan ik denk dat het net weer wat anders kan. Ik zal niet opnieuw de staatssecretaris welkom heten, maar ik spreek wel de hoop uit dat zij iets zorgvuldiger omgaat met toezeggingen aan de Kamer dan haar voorganger deed.

Ik begin maar meteen met Deventer boekenstad en het innovatiecentrum. Vorig jaar maart, in het vorige AO over bibliotheken, meldde de minister opgewekt dat er werd doorgewerkt met het innovatiecentrum: men ligt op schema; ik verwacht dat de centra komend jaar actief zullen zijn. In september, bij de aanbieding van de begroting, werd ook nog keurig aangegeven dat we in 2010 het innovatiecentrum zouden hebben. En opeens, in december, verscheen er een brief met als strekking: dat innovatiecentrum doen we toch maar niet; we gaan nu beginnen met innovatienetwerken. Het komt bij mij zelfs een beetje over van: nou ja, we wilden dat innovatiecentrum wel, maar als de Kamer dat dan per se in Deventer wil, dan zien we er maar van af en gaan we over op netwerken. Ik hoop dat dit niet de waarheid is, maar zo komt het wel op me over. Er zit ook niet echt een overtuigende uitleg bij. Er staat bij dat een centrum nog verder versnipperend werkt in een wereld die toch al versnipperd is. Maar zo weet ik er ook nog wel een, want met netwerken ga je de versnippering nog veel verder organiseren. Het is echter het enige argument dat wordt gegeven. Bij netwerken krijg ik bovendien ook het visioen, want zo zit deze wereld ook wel weer in elkaar, dat we dan vreselijk veel bijeenkomsten gaan optuigen waar allemaal mensen elkaar ontmoeten. Na die bijeenkomsten verschijnen er dan allemaal glossy boekjes waarin de conclusies van die bijeenkomsten staan. Juist van dit soort boekjes en dit soort bijeenkomsten hebben we er de afgelopen jaren in de bibliotheekwereld al behoorlijk wat gezien. Dat vind ik echt belastinggeld verspillen; ik kan het niet anders zeggen. Volgens mij is innovatie er juist bij gebaat dat je even een paar professionals hebt die wat richting geven en ondersteuning bieden. Dat had nu zo mooi in Deventer boekenstad bij elkaar kunnen worden gebracht. Wat mij betreft, is het dus van tweeën één: of er komt een innovatiecentrum en dan is dat in Deventer, of het komt er niet, maar dan ook geen innovatienetwerken. Volgens mij zijn dan namelijk de functies ook wel bij andere organisaties belegd.

Mijn volgende punt is het charter. Collega's hebben het ook al gezegd: het is heel ambitieus. Het wordt ook heel hard doorwerken, want dit moet niet een zoveelste ronde papier verplaatsen zijn. Iedere bullet die erin staat, moet ook waargemaakt gaan worden. In het charter komt ook weer het innovatienetwerk naar voren. Dat is overigens nog een extra argument, want er staat dat het netwerk ook weer verder moet worden uitgewerkt. Bij het innovatieprogramma mis ik overigens ook HRM en marketing, die in de stukken van vorig jaar nog iedere keer in één adem werden genoemd als element van het innovatiebeleid. Zijn die nu verdwenen of blijven ze nog overeind staan? In het charter wordt ook voorgesorteerd op een wetswijziging die de komende jaren nodig is, waarbij de functies van het bibliotheeknetwerk en het leenverkeer opnieuw moeten worden gedefinieerd. Wat betekent dat en waar wacht dat dan nog op? Met mijn collega's die het ook over de wetswijziging hadden, denk ik dat we die wel een keer in gang moeten zetten. Ik begrijp wel het dilemma waar men tegenaan loopt, want deze wereld is zo in beweging dat je heel vaak de reflex hebt van even afwachten waar alle ontwikkelingen landen, om dan weer eens te gaan kijken hoe het in de wet moet. We kunnen het er echter over eens zijn dat deze wereld nog wel ettelijke jaren in beweging blijft. Als je niet een keer de ontwikkeling in een wetswijziging gaat vatten, loop je het risico dat je ontwikkelingen gaat missen; collega Van Vroonhoven wees er al op. Ik noem e-books, e-readers en allerlei andere nieuwe mogelijkheden. Ik houd dus een pleidooi om daaraan de komende tijd toch eens voortvarend te gaan werken en de ontwikkeling van dit moment in een wet te vatten.

Dat was een bruggetje naar mijn laatste onderwerp, de digitalisering. Op dat gebied ligt de allergrootste uitdaging. De kernvraag is: hoe staat het met die landelijke infrastructuur waar iedereen in het jaar 2010 op aangesloten moet raken? We hebben vorig jaar juni een brief gekregen waarin een lange lijst van programma's werd opgesomd voor 2009, 2010 en verder. In de brief van eind 2009 wordt met geen woord gerept over de vraag hoe het staat met die tien of vijftien zaken die in 2009 zouden moeten zijn geregeld. Loopt dat op schema? Is dat uiteindelijk allemaal op schema afgerond? En hoe verloopt de verdere uitrol van de landelijke infrastructuur? Vorig jaar maart was er een grote spraakverwarring tussen mijn collega Ten Broeke en de minister. Ten Broeke pleitte ervoor om de branchevereniging ICT~Office erbij te betrekken, om te bekijken of we in het kader van de crisisaanpak heel veel ICT'ers die nu op de bank zitten, versneld in deze wereld aan de slag kunnen laten gaan, al dan niet tegen een lager tarief. Het duurde volgens mij een tijd – ik heb de Handelingen erop nageslagen – voordat minister Plasterk doorhad dat ICT~Office geen bedrijf was maar een branchevereniging. In de stukken lees ik dat het er uiteindelijk wel toe heeft geleid dat er een referentiemodel is ontwikkeld. Het is voor mij echter een beetje duister of het andere deel van wat toen ter sprake kwam – kun je gebruikmaken van mensen die op dit moment niets om handen hebben om versneld de infrastructuur op te bouwen? – ook is opgepakt.

Ik heb een laatste vraagje. Bij de vorige ronde heeft mijn collega het gehad over de bedrijfsarchieven. We hebben van de voorganger van de staatssecretaris een brief gekregen waarin staat dat uitwerking daarvan, voorsorterend op een nieuwe Archiefwet, omstreeks de zomer van dit jaar wordt verwacht. Ook hiervan zeg ik: laten we toch kijken of we eens wat stappen kunnen zetten. Er is nu weer een nieuw advies gevraagd aan de Raad voor Cultuur om een beleidsreactie te kunnen geven op een advies van de Raad voor Cultuur uit 2008. Als je op die manier adviezen op elkaar blijft stapelen, wordt het wel heel erg veel papier verplaatsen. Ook hierbij is het tijd dat we gewoon eens wat stappen gaan zetten die er echt voor zorgen dat al die kostbare informatie in bedrijfsarchieven ook voor het nageslacht behouden blijft. Voor dit moment is alleen mijn pleidooi voor de staatssecretaris: kijkt u er nog eens naar en bekijkt u of we er wat spoed achter kunnen zetten. Dank u wel.

De heer Van Leeuwen (SP): Even terug naar die innovatiecentra en het pleidooi dat uw voorganger daarvoor heeft gehouden in Deventer. Begrijp ik nu goed dat u zegt: als die er niet komen, gaan wij ook niet werken met innovatienetwerken? U verwijt de minister, een beetje omfloersd, dat dit centrum in Deventer moet komen en u zegt: daar heb ik geen zin in, dus het komt er maar niet. Vanwaar de afkeer tegen die innovatienetwerken als zij binnen de bestaande structuur, dus zonder allerlei toeters en bellen, gewoon mogelijk zijn?

De heer Harbers (VVD): Om de volgende reden. Als er ergens een centrum is waar mensen dedicated aan het werken zijn op inhoud die echt moet worden geleverd, dan geeft mij dat een beter gevoel dan wanneer wij datzelfde geld gaan besteden aan netwerken waarbij je toch min of meer vrijblijvend iedere keer mensen bij elkaar haalt om semi-vrijblijvend kennis uit te wisselen. Wij hebben al heel vaak dit soort kenniscentra en kennisnetwerken gezien in het land. Als je na een paar jaar de balans opmaakt, blijkt dat te weinig van die kennis beklijft. Als je dit onderbrengt in een centrum waar mensen gewoon werken, daarop aanspreekbaar zijn en daarmee het veld in beweging krijgen, denk ik dat dat nuttiger besteed belastinggeld is dan wanneer het tot een vorm van min of meer vrijblijvende netwerken leidt. Dat is mijn motivatie daarbij. Dus het thema innovatie gaat mij erg aan het hart, maar zorg dat je het goed en structureel belegt op een plek waarbij de kennis ook ontsloten blijft, en dat het niet vervaagt, vervliegt en alle kanten op gaat.

De heer Van Leeuwen (SP): Dat ben ik helemaal met u eens. Overigens, de verspreking dat wij al genoeg informatienetwerken en centra hebben gezien waar het niks wordt, maakt het verhaal weer een beetje anders. Als dat nu gebundeld is binnen een bestaande structuur, binnen het sectorinstituut of binnen digitalebibliotheek.nl, dan heb je toch in wezen wat je wilt zonder allerlei nieuwe dingen op te tuigen? Wij moeten ook een beetje op de centjes letten.

De heer Harbers (VVD): Dat ben ik volledig met u eens. Als het sectorinstituut dat kan, ook prima, maar dan zien wij ook af van aparte initiatieven op het gebied van innovatie. Voor mijn gevoel is dit ook iets wat het sectorinstituut zou moeten doen. Ik haak aan op wat er vorig jaar is gezegd. Toen moest er een apart innovatiecentrum komen, want het sectorinstituut zou dat niet kunnen doen. Dat zou in een aparte organisatie moeten worden belegd. Als dat het geval is, moet je dat ook doen. Dan moet je niet je toevlucht nemen tot losstaande netwerken daaromheen.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Voorzitter. Allereerst hartelijk dank voor de vriendelijke en verwelkomende woorden. Ik zeg in de richting van mevrouw Van Vroonhoven dat ik nu al buitengewoon enthousiast ben, in ieder geval over de grote hoeveelheid stukken die ik langs zie komen. Als je dan eenmaal in die stukken duikt, zie je ook hoe leuk en mooi cultuur is en hoeveel het ook echt betekent voor mensen. Dat vind ik ook het bijzondere van het bibliotheekbeleid in de afgelopen tijd. Ik heb echt bij mijzelf gedacht: zodra ik mijn oud-minister – toch nog een beetje mijn minister – zie, zal ik hem ook complimenteren. Want het is geen voorpaginanieuws, maar het raakt wel heel veel mensen en er is, eigenlijk in alle rust, erg veel gebeurd.

Mevrouw Van Vroonhoven vroeg zich af of dit geen verloren jaar wordt. Als ik kijk naar de ontwikkelingen zoals die er nu liggen, denk ik dat het geen verloren jaar is. Uit uw aller reactie – zelfs de heer Harbers begon met een positieve inzet – blijkt dat er veel gebeurd is. Maar, dat ben ik ook van harte met mevrouw Van Vroonhoven eens, er is ook heel veel gaande. Het is zaak om heel alert te zijn en nieuwe ontwikkelingen te volgen, maar ook om oude waarden overeind te houden, waar de heer Leerdam het ook over had. Wij proberen iedereen te bereiken en juist ook kwetsbare groepen. Dat willen wij ook in het nieuwe tijdperk overeind houden. Ik denk dat dat maakt dat je zowel traditioneel als progressief heel alert moet zijn in het bibliotheekwerk. In uw bijdragen hebt u daar veel ware woorden over gezegd.

Ik kan dan ook zeggen dat ik het heel leuk vind om dit onderwerp op te pakken. Het is ook een eer om hier vandaag te zijn, want dit is inderdaad mijn eerste overleg in het kader van de cultuur. Ik hoop met uw commissie nog een poosje plezierig door te mogen werken, met degenen van u die blijven. Van een van u weet ik dat zij weggaat, maar toch zijn wij nog wel een aantal maanden met elkaar onderweg en is er ongetwijfeld in de loop der tijd nog het nodige met elkaar te bespreken. Ik verheug mij daar nu al op.

Ondanks de demissionaire periode geeft u in ieder geval aan: blijf vaart houden en ga gewoon door. U roept zelfs om nieuwe wetgeving. Dat is natuurlijk prachtig. Ik kom daar zo meteen ook op terug, want dat zal waarschijnlijk in deze demissionaire periode niet meer gaan gebeuren, maar het geeft wel aan dat hierover wat u betreft toch heel veel eensluidendheid is en dat wij ook gewoon moeten doorzetten.

Misschien is het goed om even aan te geven hoe de bibliotheeksector ervoor staat. Ik denk dat die er in algemene zin, ondanks de zorgen die door de heer Van Leeuwen geschetst worden, goed voor staat, met veel vestigingen, veel bereik en veel mogelijkheden voor mensen om gebruik te maken van de bibliotheek. Daarnaast zijn er ook veel nieuwe mogelijkheden in perspectief, waar steeds meer groepen mensen gebruik van zullen gaan maken. Dan gaat het juist ook om groepen waar de heer Van Leeuwen het zojuist over had, die wij misschien nu in de loop der tijd met de traditionele aanpak minder in beeld zouden kunnen krijgen vanwege allerlei ontwikkelingen. Er is veel in gang gezet, maar nogmaals, dat moet ook, want het hele media- en bibliotheeklandschap is natuurlijk ook heel snel veranderend.

Dan is het toch belangrijk om de bibliotheekvernieuwing scherp neer te zetten. Dat doen wij langs drie lijnen. Ten eerste doen wij dat langs de lijn van de effectieve landelijke ondersteuningsstructuur, zowel voor het Rijk, maar ook voor het stimuleren van de provincies en het in het charter vastleggen van de basis van die infrastructuur, zodat gemeenten ook weten waar zij op kunnen rekenen. Ten tweede doen wij dat door de opbouw van de digitale bibliotheek, toch echt het speerpunt van de innovatieve agenda. Dat is terecht, want dat is waar het om gaat, inclusief e-books. Ook daarop zullen wij ons buitengewoon sterk moeten richten. Daar ben ik het volkomen mee eens. Het gaat nu misschien nog om een relatief kleine omvang, maar wij weten – kijk naar het internet – hoe ontzettend snel het gaat. Als je daar niet alert op bent, dan loop je er achteraan. Ten derde doen wij het door de afspraken tussen drie overheden in de vorm van het bestuurscharter, die vervolgens hun weerklank vinden in de afspraken, de agenda die gaat komen tussen de drie belangrijke instituten, de Vereniging van Openbare Bibliotheken, het sectorinstituut en bibliotheek.nl.

Dat zijn de drie lijnen waarlangs we de vernieuwing vorm en inhoud geven. Dat gaat gewoon goed. Die ontvlechting – terecht zei de heer Leerdam: fijn dat het zo gelopen is – is ook goed gelukt. De instituten pakken in de komende tijd hun eigen verantwoordelijkheid op, en zo hoort het ook: ontvlochten en zodoende ook niet meer in elkaar verweven en verstrengeld. De opbouw van de digitale bibliotheek wordt inderdaad met veel vaart ingezet. Ik zal zo meteen ook specifiek ingaan op de vragen hierover.

Dat brengt mij bij de beantwoording van de vragen. Dat is inderdaad het meest concreet in dezen, nadat ik kort heb aangegeven dat er veel gaande is. Wij proberen heel scherp en alert beleid te voeren.

Ik heb vier blokjes: algemeen, digitaal, samenwerking tussen overheden en tot slot de leenrechten. Het laatste wordt de komende weken zeker even een spannend dossier.

Ik begin met het blokje algemeen en het punt rondom de wet. Ik denk dat ik hier kan stellen dat het goed is, kijkend naar de wet die uit 1987 stamt – dat is echt een andere wereld – dat er toch een aantal aanpassingen komt. Wij kennen overigens niet een echte bibliotheekwet. Wij kennen de Wet op het specifiek cultuurbeleid, die twee of drie artikelen bevat, maar daarmee zal men wel de komende tijd aan de slag moeten. Dat vergt overigens wel, wil je het weer toekomstproof maken, dat wij goed bekijken hoe wij die artikelen formuleren. Wij zijn nu bezig om de opstart te maken naar een wetswijziging. In de tussentijd hebben wij in het charter een aantal zaken neergelegd, die wij straks ook voor een deel willen vertalen in de wet. Dat charter loopt tot 2012. Wat mij betreft, is de inzet – dat was ook de inzet van mijn voorganger – om te zorgen dat de overgang vloeiend zal zijn. Het charter loopt af, de Kamer krijgt er voortgangsrapportages over hoe dat verloopt. Dat zal zich dan vervolgens doorvertalen in de wetgeving, dus wij komen inderdaad met een wetswijziging omdat wij toch een hoop dingen moeten regelen. Dan gaat het om leenrechten, om het digitale aspect, om hoe je omgaat met e-books en met de financiële afwikkeling in dat kader. Dan gaat het om het thuis kunnen bestellen ten opzichte van het bekijken op de bibliotheek. Er is zo veel, dus je zult dan toch moeten kijken of je een paar robuuste artikelen kunt formuleren waarin een aantal zaken goed geborgd is in de wet. Het is terecht dat u dat vraagt. Dat is ook de inzet.

De heer Van Leeuwen (SP): Wat is slimmer? Om die oude Wet op het specifiek cultuurbeleid op te tuigen met een aantal artikelen? Of gaan nadenken over een nieuwe bibliotheekwet, gezien het verschil dat er is tussen die oude wet en wat er nu allemaal gaande is?

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Ik wil daar niet direct een expliciete uitspraak over doen. Ik denk dat het ook goed is om te kijken wat we juridisch nodig hebben voor dit vehikel. Is het bescheiden in zijn uitwerking, dan kan het gewoon heel goed weer opnieuw in de Wet op het specifiek cultuurbeleid, ook omdat je juist ziet bij de nieuwe ontwikkelingen dat de vertakking van de bibliotheek naar andere beleidsterreinen best relevanter wordt. Dat geldt voor de uitwisseling van informatie et cetera. Maar misschien is het wel zo dat je op een bepaald moment toch tot een juridisch geheel komt waarvan je je kunt afvragen of je dat nu zo moet willen doen of apart. Voor mij is het belangrijkste dat de inhoud op één staat. De juridische vormgeving is daarop volgend.

Dan kom ik bij het punt van het innovatiecentrum. Daar is al veel over gesproken. Ik heb inderdaad de stukken gelezen. De heer Ten Broeke had daarover een motie ingediend die de sympathie had van de Kamer.

Laat duidelijk zijn – ik spreek voor mijzelf – dat ik de Hanzesteden iets heel bijzonders vind. Deventer is daar een van. Ik was natuurlijk graag naar de IJssel afgereisd om daar een innovatiecentrum te openen, maar ik denk dat juist de heer Harbers het ermee eens is dat we in Nederland niet institutie op institutie moeten stapelen. Dat is ook de reden dat de commissie-Calff een beetje spijt had van het woord «innovatiecentrum». Want wat was er beoogd? Het bijeenbrengen van kwaliteiten rondom specialiteiten van bibliotheken. Dan hebben wij het inderdaad – dat zit nog steeds in de pijplijn, ik weet niet wie van u het zei – nog steeds over het hrm-beleid, het marketingbeleid en het collectiebeleid. De bedoeling is dat daar netwerken omheen komen, kijkend naar wie de beste specialiteit heeft. Wij hebben met het sectorinstituut afgesproken dat men in de herfst komt met een plan rondom die netwerken, want het moet wel even tastbaar worden, het moet geen kwestie zijn van lucht verplaatsen. Dan ben ik het van harte met u eens dat wij er niet aan moeten beginnen, want aan al die glossy's heb ik ook enorm de schurft. Maar ik vind het wel nuttig om te kijken op welke bibliotheek wij dat dan doen. Als er bibliotheken zijn met specifieke kwaliteiten op die drie onderwerpen – de digitalisering hebben wij bij bibliotheek.nl ondergebracht – dan ben je ook het meest effectief bezig en voorkom je dat er een instituut komt met een directeur en een medewerkersorganisatie. Voor je het weet, heb je weer een nieuwe – meestal overheidsgewijs, want daar kijken wij dan graag naar – gefinancierde organisatie, en dat is zonde. De regiegroep van dezelfde mevrouw Calff die ook in de innovatiecommissie zat, heeft gezegd: doe dat niet, maak er zoals wij het beoogd hadden een netwerk van.

De heer Harbers (VVD): Het is nieuw dat het centrum niet beoogd was. Aanvankelijk waren er wel degelijk drie centra beoogd. De stap was vorig jaar al dat wij van drie centra naar één centrum gingen. Er is vorig jaar ook expliciet over gesproken in de Kamer om het centrum zoals u dat schetst, te organiseren rond een bibliotheek die in die opzichten de benodigde kennis en kwaliteit wel in huis heeft. Dat centrum is de bibliotheek in Deventer. Zo is er vorig jaar ook over gesproken. Sterker, de directeur van de bibliotheek in Deventer is ook de voorzitter van de innovatieclub binnen de bibliotheken, dus dat heb je allemaal in huis.

Inmiddels zijn wij dan al twee jaar bezig met papier verplaatsen, want eerst moet er een innovatiecentrum komen, vervolgens gaat dat weer terug, dan moet er weer een nieuw plan komen en uiteindelijk staat er pas eind 2010 iets wat dan wellicht mogelijk – zo moet ik uit uw woorden opmaken – toch de bibliotheek in Deventer is. Kunnen wij dat dan niet wat voortvarender doen en zeggen: als wij dit netwerk en deze kwaliteit beogen, dan is het de bibliotheek in Deventer en dan gaan we die toerusten om die rol te gaan spelen richting de andere bibliotheken in het land?

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Laat dit helder zijn: ook als het een innovatiecentrum was geweest, had er natuurlijk een plan omheen gemaakt moeten worden van wat dat centrum dan gaat doen. Dat is wat het instituut nu ook doet voor ons, namelijk aangeven wat die netwerken gaan doen. Maar het is heel nadrukkelijk zo, heb ik begrepen, dat echt nieuwe instituten creëren niet de bedoeling was, maar dat het beter was om te kijken hoe je kennis bij elkaar kunt brengen, zodat zich de innovatie op een lichtvoetige manier van onderop kan ontwikkelen. Ik wil hier nu de naam Deventer niet opnieuw noemen als mogelijkheid, want ik wil geen verwachtingen wekken die ik niet kan waarmaken. Ik weet dat het instituut in de herfst met een voorstel komt. Ongetwijfeld, gelet op uw grote betrokkenheid, zullen wij dat hier dan ook met elkaar bespreken. Daar ga ik van uit. Van daaruit zal er ook wel een voorstel liggen welke bibliotheek dan het meest geschikt is voor het thema waar wij het netwerk omheen willen bundelen. Ik vind dat niet zo gek, want mijn zorg ligt, naast de glossy's, altijd bij nieuwe instituties in het leven. Meestal zijn dat nieuwe michelinmannetjes, die zichzelf aan het oppompen zijn en voor je het weet, hebben we weer een nieuwe subsidiestroom.

De heer Harbers (VVD): Het laatste ben ik met u eens: er moet niet een nieuw instituut komen, want dan kun je het ook gelijk bij het sectorinstituut onderbrengen. Maar zo was dat centrum volgens mij ook vorig jaar in het debat al bedoeld. Natuurlijk had er ook een plan voor geschreven moeten worden als dat centrum vorig jaar opgetuigd had moeten worden. Alleen, uw voorganger heeft hier op 26 maart vorig jaar aangegeven dat dat plan op dat moment al volop werd geschreven en dat men op schema lag, zozeer dat het centrum dit jaar zou kunnen starten. Nu begrijp ik uit uw woorden en ook uit het charter: nee, we gaan dat plan nu schrijven en dan is het eind 2010 klaar. Daar zit volgens mij toch ergens een verloren jaar.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Het plan wordt op dit moment door het sectorinstituut geschreven. Laat dat helder zijn. Wij krijgen het rond de herfst, dus dan ligt het er en dan is het ook goed afgestemd met de bibliotheken, want zij moeten uiteindelijk met elkaar dat netwerk vormgeven. Ik denk wel dat je kunt zeggen – dat is natuurlijk ook de reden dat de minister dat in de decemberbrief heeft aangeven – dat er inderdaad op een bepaald moment gezegd werd: dat niet en dat wel. Dat ben ik met u eens. Ik vind die keuze verdedigbaar, gelet op de plussen en de minnen rondom beide varianten.

Dan kom ik bij de SP, die zorgen heeft over de bezuiniging op gemeentelijk niveau. Er is maar één ding wat ik zeker zou willen promoten, en dat wil ik natuurlijk vanuit mijn verantwoordelijkheid doen. Laten politieke partijen op lokaal niveau de bibliotheken goed in de gaten houden, want zo zijn de zaken in Nederland wel verdeeld. Er is een Gemeentefonds en de gemeenten moeten prioriteiten stellen. Natuurlijk hopen wij hier van harte dat zij daarmee de bibliotheek een heel warm hart toedragen, omdat ik uiteindelijk denk dat dat voor heel veel mensen een belangrijke basis is, alleen al als het gaat om de inzet op laaggeletterdheid en op het laten leren lezen van kinderen, wat in gezinnen niet meer vanzelfsprekend is. Dus laat helder zijn dat ik met u van harte hoop dat de gemeente die prioriteit gaat stellen.

Aan de andere kant weten wij ook dat wij zullen moeten ombuigen. Dat is de werkelijkheid van ons bestaan. De kranten staan er vol van op dit moment. Dus ook een gemeente zal prioriteiten moeten stellen, hetgeen mag worden verwacht omdat anders de belasting van de mensen de pan uit rijst.

Dat is wel de werkelijkheid. Die is er voor ons en voor de gemeenten. Ik ben wel helder. Ik ga niet inspringen op de punten waarop de gemeenten uiteindelijk andere keuzes maken voor hun verantwoordelijkheid, want dan is het einde zoek. Zo zie ik er dan nog vele langskomen. Ik begrijp uw zorg en er is eigenlijk maar één opdracht: laat de politieke partijen scherp zijn op het bibliotheekbeleid op lokaal niveau.

De heer Van Leeuwen (SP): Wat de staatssecretaris zegt over de gemeentelijke autonomie mag allemaal waar wezen. Hierbij spelen twee zaken, in de eerste plaats de stelselverantwoordelijkheid van de staatssecretaris voor het bibliotheekwezen en de dreigende maatschappelijke en financiële kapitaalvernietiging. Het gaat er bij mij niet in dat vanuit de rijksoverheid de envelop en ruim 100 mln. die gereserveerd zijn voor de bibliotheken ingezet worden, terwijl er tegelijkertijd sprake is van bezuinigingen die leiden tot de sluiting van vestigingen, tot het niet mogelijk maken van nieuwe investeringen en het niet meedoen aan innovatie. Dan zitten wij elkaar een beetje in de maling te nemen en, wat gechargeerd, water naar de zee te dragen. Natuurlijk ben ik het met de staatssecretaris eens dat wij niet gaan over de gemeentelijke financiën, maar ik vind wel dat de staatssecretaris vanuit haar functie en haar stelselverantwoordelijkheid tot meer in staat is dan alleen een oproep doen aan de lokale politieke partijen. Ik vind dit wel een verantwoordelijkheid van haar, dus graag een wat actievere inzet.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Ik begrijp het engagement van de heer Van Leeuwen en ik waardeer dat ook. Maar ik hecht zelf ook heel sterk aan de autonomie van gemeenten om een eigen afweging te maken met het Gemeentefonds, want dat is de systematiek en dat is overigens ook het stelsel waar ik verantwoordelijk voor ben. Het stelsel geeft juist ook die verantwoordelijkheid op lokaal niveau aan. Waar het gaat om de tripartiete overeenkomst die wij hebben in de vorm van het charter, zal ik natuurlijk de VNG erop aanspreken dat zij recht doet aan datgene wat wij beogen met elkaar, namelijk een sterk stelsel waarin inderdaad voldoende voorzieningen zijn die dicht bij mensen vorm en inhoud krijgen. Ik vind het eigenlijk wel mooi dat wat de rijksoverheid nu doet met het sectorinstituut dat juist kan versterken, want wat is het mooie van die digitale bibliotheek? Dan ga ik ook in op een aantal specifieke zorggroepen die naar voren komen, zoals de gevangenissen, maar ook de plattelandsgebieden. Het mooie van de digitale bibliotheek is dat die straks de bibliotheek bij de mensen thuis brengt. Uiteindelijk is het de bedoeling via de digitale lijn dat die prachtige Nederlandse collectie, die weliswaar geen eenheid is, maar zich wel in een eenheid dient te presenteren, digitaal thuis wordt aangeboden. Dat kan heel veel oplossingen bieden voor zaken waarbij wij nu achter mensen aan rijden en proberen op allerlei manieren het boek dichtbij hen te brengen. Dat doen we dan op die manier, naast de ontwikkeling van de e-books, digitaal lenen en nog veel meer van dat soort ontwikkelingen. Dus dat vind ik wel goed en dat is nu wat wij doen. Er is heel brede steun om de bibliotheek misschien ook in nieuwe tijden op een goede manier overeind te houden. Daarmee blijft het gewone gebouw met de boeken en kranten die je vast kunt houden dicht bij je eigen huis ontzettend waardevol. Dat zal ik ook richting de VNG aangeven en dat appel zal ik zeker ook doen, maar de gemeenten zien nog 30 oproepen op zich afkomen en zij zullen straks met die ene euro die zij hebben van de belastingbetaler moeten doen wat er gedaan moet worden.

De heer Van Leeuwen (SP): Natuurlijk kun je elke euro maar één keer uitgeven, maar dan liefst aan zaken waarover wij het allemaal eens zijn dat zij van eminent maatschappelijk belang zijn. Natuurlijk kan de digitaliseringsslag een bijdrage leveren aan de bibliotheek aan huis – je bestelling wordt netjes gebracht – maar het mag geen ontkenning zijn van de belangrijke sociaal-culturele functie die het fysieke gebouw heeft. Dan gaat het er niet om dat de krant daar ligt en dat het boek daar te leen is. Dan gaat het ook om ontmoeting, om de plek in de samenleving die zo'n bibliotheek heeft. Dan gaat het om vereenzaming en dergelijke. In die zin is een bibliotheek veel meer dan een plek waar een krant of een boek ligt. Ik hoop dat de staatssecretaris ook dat aspect bij de VNG uitgebreid over het voetlicht zal brengen.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Dit is mij uit het hart gegrepen. Ik zat toevallig het prachtige bibliotheekblad door te lezen, waarin ik de bibliotheek van Delft zag staan, die twee keer de prijs gewonnen heeft, zowel voor innovatie als voor de beste bibliotheek. Toen dacht ik: heerlijk, er komt een tijd dat het rustiger wordt en dat je abonnementen hebt en daar naartoe gaat, niet alleen om daar die boeken beet te houden, maar ook als kulturhus. Zo werkt het ook in heel veel plattelandsgemeenten, dus het is een terecht punt dat u naar voren brengt. Ik denk dat goede gemeentebestuurders zich dat ook realiseren. Dat appel zal ik doen.

Ik kom bij de vraag van de heer Leerdam over de reactie van de Raad voor Cultuur op het beleidsplan en of dat ook een goede samenhang heeft met de collectieve agenda die door de drie partners wordt gemaakt. Wij krijgen eerst het beleidsplan. De collectieve agenda komt in het najaar, maar natuurlijk zal uiteindelijk de inzet van het sectorinstituut in het beleidsplan dat de Raad voor Cultuur zal becommentariëren een samenhang moeten kennen met het beleid van de twee andere partners. Dat vind ik een belangrijk punt. De heer Leerdam vraagt dat terecht, maar ik ga ervan uit. Zij moeten immers gedrieën die collectieve agenda maken, als uitvloeisel van de besturen.

Ik kom bij de vraag van de heer Van Leeuwen over de koplopers en de grote groepen. Inderdaad zijn 20% koplopers en 80% zijn de grote groepen. Hoe gebeurt dat? Het sectorinstituut heeft daarin een belangrijke rol. Er worden ook vormen van samenwerking gefinancierd waarbij men van elkaar kan leren. Ideeënuitwisseling is natuurlijk een heel goede manier om elkaar te versterken, want je hoeft zelf het wiel niet uit te vinden. Er is een gezamenlijke en gecoördineerde ontwikkeling van de digitale bibliotheeksector, die natuurlijk ook bibliotheken bij elkaar brengt, die elkaar kunnen versterken. De heer Van Leeuwen gaf zelf al aan dat het voor een deel gaat om keuzes die worden gemaakt. Sommige bibliotheken hebben echt meer geld tot hun beschikking en kunnen zich ook sterk ontwikkelen. Dat zie je ook bij bibliotheken in grote steden. Daar is op zichzelf niets mis mee. De kleine plattelandsbibliotheken kunnen van elkaar leren waar het gaat om bredere activiteiten, zoals de heer Van Leeuwen die daarnet schetste wat de relevantie voor het plattelandsgebied betreft. Ik denk dat er over en weer veel te leren is. De kunst is om dat ook heel goed uit te wisselen.

Dan kom ik bij de digitalisering, te beginnen met de vraag van de VVD-fractie wat er is gebeurd met het ICT office. Daarbij is inderdaad heel concreet de vraag: adviseer ons over de infrastructuur, hoe pakken wij dat goed aan? Er is – je moet ook boter bij de vis doen – een uitgave geweest van € 47.000. Dus het is ook echt hard gemaakt. Er is gepraat, er is een opdracht gegeven en het is gelukkig ook betaald. Vervolgens gaat het om het uitzetten van de opdracht naar wat er nu gebeurt. Daarbij moeten wij de aanbestedingswetgeving respecteren. Daar heeft geen van de leden van het ICT office op gereageerd. Er is niet geoffreerd. Men had het misschien op dat moment te druk, maar dat is de informatie die ik heb gekregen. Dus er is actief met het ICT office gecommuniceerd, zowel in de eerste termijn als waar het gaat om de opdracht, maar men heeft er niet voor gekozen om te offreren.

De e-books zijn een ontwikkeling die wij absoluut moeten volgen. Waarschijnlijk moeten wij in de komende tijd ook heel goed bekijken hoe wij de strategie aanpakken. Enerzijds is het gewoon een private ontwikkeling, dat is een werkelijkheid. Aan de andere kant gaat het ook om de vraag hoe je daar zo goed mogelijk op kunt aansluiten. Ik zie daarin een van de onderdelen van de digitalisering. Bibliotheek.nl is ook buitengewoon alert op die ontwikkeling. In de komende tijd zal ook duidelijk moeten worden hoe je omgaat met boeken op het net, hoe je ook gaat uitlenen. Hoe zit het dan met de financiering? Dat zijn allemaal zaken voor de komende tijd, terwijl onderwijl de infrastructuur wordt aangelegd. Aan het eind van het jaar moet er gewoon een aansluitend compatibel systeem zijn. Onderwijl moeten dan ook de randvoorwaarden worden ontwikkeld rondom het uitlenen et cetera. Daar hoort ook de vraag bij hoe je uiteindelijk met het e-book wilt omgaan. Daar waar bibliotheek.nl de e-bookontwikkeling kan benutten en kan versterken, moet ook die aansluiting worden gemaakt.

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA): Waarom wordt nu dan eerst met pilots begonnen, als u aan het eind van het jaar al concreet beleid wilt hebben? Als je nu naar digitalebibliotheek.nl gaat, kun je niets met die e-books. Er moet dan wel een enorme slag geslagen worden in de komende paar maanden.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Dat moet ook, dat ben ik van harte met u eens. Dat zal niet alleen in 2010 zijn, maar dat zal zeker ook doorlopen in 2011, want dit is echt een enorme slag. Daar zullen wij zeker ook nog veel complexiteiten tegenkomen. Maar ik vind het niet vreemd om voor dit soort zaken met pilots te starten, want je hebt het toch wel ergens over, en je moet ook kijken wat de kinderziektes zijn waar je tegenaan loopt. Waar liggen de grenzen? Wat kunnen wij nu al wel aan en wat niet? Hoe reageren mensen erop? Dat soort elementen moet heel goed in beeld zijn voordat je een zaak breed wegzet. Dat wij uiteindelijk die breedte moeten krijgen, is voor mij klip en klaar, maar ook dat het tijd kost en dat je het zorgvuldig moet doen. Je moet geen ongelukken organiseren.

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA): Ik wil er bij de staatssecretaris op aandringen dat zij ervoor waakt om achter de feiten aan te lopen. Concreetheid, helderheid en snelheid zijn absoluut gewenst.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Ik kan niet anders zeggen dan dat ik het hier van harte mee eens ben, met de zorgvuldigheid die ik aangaf.

Ik kom bij het collectiebeleid, hoewel ik daar eigenlijk al het nodige over heb gezegd in mijn inleiding. Een intrigerende vraag is of de digitaliseringsslag nu een kans of een probleem is. Al voorbereidend zei mevrouw Van Vroonhoven dat dit een kansvol probleem is, of een problematische kans; het kan allebei, maar één ding is helder: het is geen optie om er niet breed op in te zetten, want dat wordt de werkelijkheid gewoon, zeker van de jonge generatie. Het aardige is in de ontwikkeling van de cijfers en het teruglopen van het aantal abonnees, dat je een terugloop ziet onder volwassenen maar niet onder jongeren. Heel veel jongeren zijn dus nog fysiek verbonden aan die bibliotheek, wat ik eigenlijk wel heel mooi vind, want een boek is een boek, dat heb je beet. Aan de andere kant weten we ook dat jongeren, nieuwe generaties, heel veel digitaal doen. Dan moeten wij ook zorgen dat wij er zijn met mediawijsheid, maar ook met onze boeken en met al die dingen die maken dat je dicht bij de mensen komt, zeker bij de mensen van de nieuwe generatie. Dus wij zien het toch vooral als een kans, maar een die wel met veel zorg en veel aandacht vorm en inhoud moet krijgen.

Voorzitter. Eens even kijken. Ik heb al veel gezegd.

De heer Leerdam heeft vragen gesteld over de niet-rechtenvrije content. Hij bracht dat punt terecht naar voren. Daarover zijn we vanuit www.bibliotheek.nl nog in overleg met de uitgevers. Wij hopen er in de loop van het jaar iets meer zicht op te krijgen wat een goede manier is om daarmee om te gaan. Dat overleg is nog niet afgerond. Het is toch een behoorlijk complexe zaak. Aan het eind van het jaar komt er een voortgangsrapportage over het charter en over een aantal andere lopende zaken, waaronder de punten uit de brief van juni die de heer Harbers noemde en waarvan hij graag de stand van zaken wil weten. Dat loopt allemaal gewoon. Het lijkt mij goed om in de voortgangsrapportage die de Kamer eind van het jaar krijgt, een aantal punten te hernemen en de stand van zaken aan te geven. Daarbij wil ik dit punt meenemen, als de Kamer daarmee kan instemmen.

Dan kom ik bij de samenwerking van de overheden en de bibliobus. De heer Leerdam maakt zich daar zorgen over en ik bespeur die zorg ook bij andere woordvoerders. Gevraagd is of de Kamer die gegevens kan krijgen. Vijftien jaar is een lange tijd, dat geef ik toe. De minister heeft het inderdaad een omissie genoemd dat wij die cijfers onvoldoende in beeld hebben. Bij het beleidsplan verwachten wij wel meer informatie, maar of daar echt scherp uit naar voren komt hoe het zit met de bibliobus, is toch de vraag. Wij kunnen die opdracht natuurlijk ook weer apart uitzetten. Dat is mogelijk. We zouden aan het sectorinstituut kunnen vragen om dat in beeld te brengen. Dan zou het daarover kunnen rapporteren. Ik wil wel aangeven dat dit echt lokaal beleid betreft. De vraag is: als wij die gegevens hebben, wat gaan wij er dan hier mee doen? Dat geldt zeker gelet op het feit dat wij onze eigen zaken financieel ook op orde moeten houden. Het uitzoeken moet toch weer uitgezet worden en kost een hoop ambtelijke energie, terwijl er ook sprake is van 20% reductie. Dan vraag ik mij af of het verstandig is dit verder uitgewerkt te willen hebben. Het is immers primair een lokale verantwoordelijkheid en wij komen met de digitale ontwikkeling op een andere manier dichter bij mensen. Ik vraag dit gewoon even – dat doe ik bij andere commissies ook – omdat ik denk dat wij ons af en toe moeten afvragen of wij alles willen weten en of wij ons wel realiseren dat het uitzoeken ook veel energie kost.

De heer Leerdam (PvdA): Ik ben het enigszins eens met wat de staatssecretaris zegt over de digitalisering. Dat neemt echter niet weg dat die bibliobus essentieel is. Ik heb net zoals de collega's werkbezoeken afgelegd in de afgelopen twee jaar bij verschillende bibliotheken en ik heb een opsomming gemaakt van wat er in de afgelopen periode speelde. Het is natuurlijk wel lokaal beleid. Dat is zo. Omdat ik het echter toch overal zag spelen waar ik kwam, zeker in steden waar herindelingen aan de orde waren, heb ik aan de minister ook in het vorige debat heel duidelijk de vraag gesteld of hij cijfers kon doen toekomen aan de Kamer, om ervoor te zorgen dat wij bij de lokale bestuurders de roep in het land naar de bibliobus kunnen uitdragen. Het kan helpen als wij de lokale bestuurders net zoals op andere terreinen kunnen aansturen en motiveren, zodat zij inzien dat de bibliobus van belang is. Dat zouden wij op dit terrein ook kunnen doen. Ik bespeur bij mijn collega's en ook in het veld dezelfde zorg; men vindt de bibliobus wel degelijk nog steeds van belang. Ongeacht het feit dat het een lokale kwestie is, zou ik willen dat wij vanuit het Rijk iets doen. De vraag is aan de staatssecretaris: wat kunnen wij doen om ervoor te zorgen dat de bibliobus niet helemaal verloren gaat?

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Dan heb ik een ander idee. Als wij van alles gaan uitzoeken in een kwestie waarin wij zelf eigenlijk geen beleid maken, doen wij het twee keer niet goed. Zal ik dat punt gewoon eens bij de VNG neerleggen? Zal ik vragen of de VNG mij eens informeert over de manier waarop daarmee op dit moment wordt omgegaan in de poot die gaat over de bibliotheken? Dan kan de VNG mij ook informeren over het beeld dat men in het land heeft op dit vlak. Ik vind dat daar primair de verantwoordelijkheid ligt. Dan horen daar ook primair de gegevens te liggen. Vindt u dat een goed voorstel, gelet op de scala die ik schets?

De heer Leerdam (PvdA): Het is in ieder geval een eerste stap. Wij willen echter niet alleen de informatie hebben. Onze zorg is – ik kijk ook naar de collega's – dat de bibliobus niet zomaar mag verdwijnen. Het gaat erom dat er nog heel veel mensen in het land gebruik maken van de bibliobus. Als wij willen stimuleren dat alle mensen in onze samenleving erbij worden betrokken en dat zij zeker kunnen lezen en schrijven, dan is een bibliobus van essentieel belang. Als de staatssecretaris in die lijn een voorstel aan de VNG gaat doen, wil ik haar vragen om dat ook mee te nemen in haar vraagstelling. Ik verzoek haar ook ervoor te zorgen dat de Kamer daarover binnen een bepaalde termijn wordt geïnformeerd.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Voorzitter. Ik spreek het volgende met de heer Leerdam en de Kamer af. Ik articuleer uw zorg tegenover de VNG – daar hoort die zorg ook te liggen – en ik vraag aan de VNG om mij erover te informeren hoe zij omgaan met de bibliobus in de gemeenten en om na te gaan hoe dat zit. Ik kan hier niet zeggen: het zal er dan en dan zijn, omdat ik natuurlijk ook afhankelijk ben van de VNG, maar wij zullen deze vraag neerleggen bij de VNG en vragen om daar zo spoedig mogelijk over geïnformeerd te worden.

De heer Van Leeuwen (SP): Eventjes een vraag om de puntjes op de i te zetten. In het vorige overleg hebben wij uitgebreid gesproken over de bibliobus, maar dan ook in de zin van «second best». Het mooiste is natuurlijk een kulturhus waar je ook boeken kunt lenen en dat verder ook een sociaal-culturele functie heeft. Ik wil maar even off the record zeggen dat Zeeuws-Vlaanderen 25 mln. gaat bezuinigen op het bibliotheekwerk. Dat kan nog wel eens betekenen dat de bibliobus daar gaat verdwijnen. Uw voorganger, minister Plasterk, noemde het niet alleen een omissie dat hij die cijfers niet had, maar hij zei ook dat hij de opdracht zou geven aan het sectorinstituut om dat uit te zoeken. Begrijp ik nu dat die opdracht in de afgelopen periode niet verstrekt is? Anders kunt u immers niet zeggen: ik ga dit bij de VNG neerleggen. Als die opdracht aan het sectorinstituut is verleend, dan moet er nu een dubbelslag gemaakt worden bij het sectorinstituut en bij de VNG, maar als het sectorinstituut al bezig is, dan is het zonde van de energie die daar tot nu toe al in is gestoken.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Ik begon met de opmerking dat het beleidsplan een algemener beeld geeft. Dat was een nuancering op wat er toegezegd is een aantal maanden geleden. Vervolgens vroeg ik me af of het verstandig is om dat nu allemaal te laten uitzoeken – dat kost immers allemaal weer formatieplaatsen – of dat je het beter kunt neerleggen bij de groep waar het hoort, namelijk de VNG. Dat heb ik zojuist met u afgesproken en daar kunt u van op aan: dat doe ik.

De heer Van Leeuwen (SP): Dan begrijp ik dat de toezegging van minister Plasterk om die opdracht aan het sectorinstituut te geven, nooit is nagekomen?

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Wat de minister eigenlijk gezegd heeft – ik heb natuurlijk zelf ook even gekeken, het is een van de punten waarvan ik wilde weten hoe het ermee staat – was dat hij in het beleidsplan een aantal cijfers scherper in beeld wilde krijgen. Dat zal ook gebeuren. We hebben echter twijfels of dat voldoende tegemoet komt aan het gevraagde inzicht in de bibliobus. Dat is de reden.

Dan kom ik bij het laatste punt, de leenrechten en de zorg daaromtrent. Ik begrijp dat heel goed. Ik heb zeker niet het idee dat de bibliotheken door de knieën aan het zakken zijn. Het blijft een heel belangrijk punt. Over de leenrechten voor dit jaar zijn we het voor een heel groot deel eens met de uitgevers. Dus daar ligt geen probleem. Er ligt eigenlijk maar één probleem en dat zijn de leenrechten in relatie tot de leenrechtvergoeding en de verlenging van de boeken. Die kwestie ligt op dit moment voor de rechter. Onze inschatting is dat daar 31 maart een uitspraak over komt. Dan hebben ook beter in beeld of dat wel of niet problematisch wordt. Tot die tijd staan de bibliotheken rechtop en wij met hen.

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA): Dan heb ik toch nog een toelichting nodig. Ik had begrepen dat er voor een deel overeenstemming was. Overeenstemming betekent dan toch dat er tegemoet gekomen is aan de eis van Lira? Wat ons betreft had dat niet gehoeven. Ten aanzien van het andere deel, waar nog geen overeenstemming over is en wat nog onder de rechter is, vraag ik aan de staatssecretaris wat zij gaat doen in het geval dat de VOB de deksel op de neus krijgt en moet betalen. In het verleden heeft de minister van Justitie dan wel eens ingegrepen en gezegd: deze aanvullende heffing keuren wij niet goed. Is de staatssecretaris daartoe bereid?

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Als iets onder de rechter is, lijkt het mij correct om de rechterlijke uitspraak af te wachten. Wat de leenrechten betreft, is er overeenstemming over de leenrechtvergoedingen in generieke zin: € 0,12 voor boeken en tijdschriften en € 0,15 voor audio-CD's. Wat is blijven hangen, is de leenrechtvergoeding bij niet-betaalde verlengingen. Dat was het punt dat nu onder de rechter is en daarover wachten de partijen dus de uitspraak van de rechter af.

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA): Ik kom daarover later bij u terug.

De heer Van Leeuwen (SP): Ik zou graag antwoord willen hebben op mijn vraag over de Provinciale Service Organisaties (PSO's) met hun veranderende taak tegenover de basisbibliotheken, ook in relatie tot hun financiële verantwoordelijkheid daarin.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart: De verantwoordelijkheid van de provincies is er een in ondersteunende zin en betreft de mobiliteit van boeken et cetera tussen de instituten in. Zij hebben geen directe verantwoordelijkheid voor het in stand houden van bibliotheken, want dat is toch primair een taak op gemeentelijk niveau. In het charter zijn diverse zaken geregeld voor de partijen. Met name naar de provincie toe hebben we daarin in ieder geval de basisserviceverlening vanuit steunpunten geregeld. Als u daar een nadere specificatie van wilt hebben, zou ik, gelet op het feit dat ik hier net binnen kom zeilen, de tweede termijn willen afwachten.

De heer Van Leeuwen (SP): Er wordt in het charter of in een van de brieven ook over gerept dat er een andere taak is voor die PSO's in verband met de basisbibliotheken, dus dat daaraan een andere invulling gegeven gaat worden, los van het logistieke verhaal. Dat is voor iedereen duidelijk, vooral in die servicesector. Wat is dan die andere taakopvatting, los van wat er in het charter staat? En wat betekent dat? Heeft de staatssecretaris er zicht op of dat financieel ook bij de provincies gedragen wordt? Het antwoord mag van mij ook schriftelijk.

De voorzitter: Wij zijn gekomen aan het eind van de eerste termijn van de kant van de staatssecretaris en beginnen nu aan de tweede termijn van de kant van de Kamer. De spreektijd is twee minuten.

De heer Leerdam (PvdA): Voorzitter. Wij danken de staatssecretaris voor de toezeggingen die zij heeft gedaan. In de discussie die wij zonet met haar hebben gehad over de bibliobus heeft zij aangegeven dat de VNG een belangrijke factor zal zijn in het verwerven van de benodigde informatie, zodat wij in ieder geval geïnformeerd zullen worden over verdere ontwikkelingen en zodat wij kunnen voorkomen dat de bibliobus zomaar gaat verdwijnen. Haar inzet waarderen wij zeer. Mijn volgende punt is de ontwikkeling van een landelijke digitale bibliotheek. De staatssecretaris had het over de ontwikkelingen die zich al hebben gemanifesteerd. Ik moet zeggen dat wij nog wat vraagtekens plaatsen bij de consolidatie. Wij overwegen daarom ook om daarover een VAO aan te vragen. Dan kunnen we ervoor zorgen dat dit in ieder geval rond wordt gemaakt. Hetzelfde geldt voor de financiering van de landelijke digitale bibliotheek. Wij willen heel graag dat de financiering van de verdere ontwikkeling en implementatie van de landelijke bibliotheken structureel kan worden gemaakt. Wat kan de staatssecretaris ons daarover nog toezeggen?

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA): Voorzitter. Ook van onze kant dank voor de zorgvuldige beantwoording. Ten aanzien van de vraag hoe het Rijk grip gaat houden op de digitaliseringsoperatie ben ik het met de VVD-fractie eens dat de discussie over netwerken en werkgroepen wat vaag blijft. We hopen van harte dat de staatssecretaris dit najaar tot de conclusie komt dat een en ander vanuit de bibliotheek in Deventer gewoon centraal kan gebeuren, want dan sla je twee vliegen in een klap. Dan heb je een concreet punt van waaruit je die netwerken kunt besturen.

De heer Leerdam (PvdA): De staatssecretaris heeft aangegeven dat het niet per se alleen in Deventer zou moeten zijn. Deventer boekenstad, wij hebben dat voorstel toen ook ondersteund. Zegt u nu net als de VVD-fractie dat het er dan helemaal niet zou moeten komen? Begrijp ik dat goed?

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA): Nee, zo ver ga ik niet, maar ik houd wel vast aan de motie die wij vorig jaar hebben ingediend. Ik heb ook in mijn eerste termijn gezegd dat je, als het Rijk ergens grip op moet houden, een concreet punt moet hebben en dat dit wat ons betreft heel goed de bibliotheek in Deventer kan zijn.

De staatssecretaris ziet, als ik haar goed begrijp, toch de ontwikkeling dat mensen vaker op een beeldscherm lezen als een problematische kans dan wel een kansrijk probleem. Het klinkt toch een beetje zorgelijk. Ik begrijp dat zij nog niet volmondig wil toegeven aan het digitale tijdperk. Wat mij betreft hoeft die terughoudendheid niet. Het is een gegeven dat het schermlezen belangrijk wordt. Ziet u dat nu gewoon als een kans, zou ik tegen de staatssecretaris willen zeggen.

Wat de leenrechten betreft, wacht ik 31 maart met belangstelling af. Ik sluit niet uit dat ik daarop later met schriftelijke vragen of anderszins bij de staatssecretaris terugkom.

De heer Van Leeuwen (SP): Voorzitter. Ook namens de SP-fractie dank aan de staatssecretaris. Ik ben blij met haar gevoel van urgentie. Dat klinkt wat dramatisch, maar ik ben blij dat ook zij dit belangrijk vindt en dat wij allemaal achter een goed bibliotheeknetwerk staan. Dat maakt de wijze waarop wij discussiëren over dit onderwerp wel zo aangenaam. Je staat dan bijna een beetje boven de politiek en dat vind ik altijd wel aardig. Zij deelt de zorg van de SP-fractie over de gemeentelijke bezuinigingen en verwijst naar de gemeentelijke autonomie. We hebben daar uitvoerig over gesproken. We moeten voorkomen dat het enthousiasme en het elan waarmee de innovatie rondom de digitale bibliotheek ook vanuit de rijksoverheid gestimuleerd wordt, straks investeringen blijken te zijn die op onvruchtbare bodem vallen. Daar gaat het om. Daarmee bedoel ik niet dat je gemeenten moet besturen die de bibliotheek hoog in het vaandel hebben en dat vertalen in een financiële beloning. Ik ben niet zo van de stok en de wortel. Het ene heeft echter wel een duidelijke relatie met het andere. In die zin is dat misschien ook nog eens een extra ondersteuning voor de staatssecretaris om bij de VNG te bepleiten dat deze belangrijke sector gespaard blijft van bezuinigingen. Ik krijg nog een antwoord op die PSO's. Tot slot: over de opmerkingen die gemaakt zijn over het gezamenlijk optrekken van de koplopers of de zwaartepunt- of de plusbibliotheken – ze hebben steeds weer een andere naam gekregen – en die 80% van de middengroep waar ook wat achterblijvers in zitten, kwam tijdens de beantwoording een vraag bij mij op. Is dat ook niet een taak voor die innovatienetwerken? Ik ben het in tegenstelling tot mevrouw Van Vroonhoven en de heer Harbers met de staatssecretaris eens dat je de innovatienetwerken daar moet organiseren waar de kennis zit. Dat kan op allerlei plekken door het land en het hoeft niet steeds op dezelfde plek te zijn, hoewel ik Deventer een erg mooie stad vind. Zou juist niet bij de innovatienetwerken ook het overbruggen van de kloof tussen koplopers en achterblijvers een plek moeten krijgen?

De heer Harbers (VVD): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor haar beantwoording. Ik heb tijdens haar beantwoording geconstateerd dat er toenadering kwam tussen de heer Leerdam en de staatssecretaris. Ik ga het op eenzelfde manier proberen bij die innovatietoestanden, want volgens mij zijn wij elkaar veel dichter genaderd dan het debatje zojuist suggereerde. De staatssecretaris stelt dat de commissie-Calff heeft gezegd helemaal niet zo'n centrum bedoeld te hebben en geen nieuw instituut te willen, dus is ze maar gekomen met het begrip «innovatienetwerken». Laat ik helder zijn: ik wil ook niet institutie op institutie stapelen. Daar zijn wij het wel over eens. Echter, diezelfde commissie-Calff heeft in 2008 geconcludeerd dat er vijf expertisecentra zouden moeten zijn, waar programma's zouden kunnen worden ontwikkeld die dan toepasbaar zouden zijn in de gehele sector. Die moeten allemaal ondergebracht worden in een grote, toonaangevende bibliotheek. Het Rijk concludeerde later er niet vijf te willen, maar drie. Nog later is in het Kamerdebat gezegd: niet drie, maar één centrum en de Kamer voegde daaraan toe: laat dat ene centrum in die betekenis dan Deventer zijn. Dan heb je twee interpretaties van het begrip netwerk. De eerste gaf ik ook al in eerste termijn. Dat is een soort vrijblijvende kennistournee. Je organiseert allerlei min of meer vrijblijvende bijeenkomsten waar mensen met veel kennis bij elkaar komen, met aan het einde als het geld op is een boekje tot besluit en dan denken we het op die manier geborgd te hebben. De andere betekenis van netwerk is toch wat mevrouw Van Vroonhoven net ook aangaf: een gerichte ontwikkeling van de expertise vanuit één punt waar de zaken goed op orde zijn en waarvandaan die programma's dan over de gehele sector uitgerold kunnen worden. Als de staatssecretaris mij nu toezegt – volgens mij zei mevrouw Van Vroonhoven dat net ook al – dat zij zo'n innovatienetwerk niet beschouwt als een traditioneel kennisnetwerk met een boekje tot besluit, maar dat zij de tweede betekenis van het begrip netwerk zal hanteren – ik meen dat zij dat net ook al in haar beantwoording aangaf – en daarbij ook de door de Tweede Kamer aangenomen motie respecteert, dan hebben we elkaar volledig genaderd en dan hoef ik in het VAO van de heer Leerdam ook geen motie meer in te dienen om aan te geven wat ik allemaal niet wil in zo'n netwerk. Dan kunnen wij het gewoon hierbij laten.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Voorzitter. Ik begin bij de heer Leerdam. Hij heeft gelijk: ik had de vraag over de digitale bibliotheek laten liggen. Ik kan u geruststellen, mijnheer Leerdam, en ons allen een VAO besparen. Wij hebben het immers allemaal heel druk. Er is structureel 2 mln. voorhanden voor de ontwikkeling van de digitale bibliotheek en 11 mln. is er incidenteel voor beschikbaar. Voorwaarde is goedkeuring van het plan, want dat komt er natuurlijk aan en dat moet natuurlijk wel keurig op orde zijn, maar er is structureel geld beschikbaar. U zei dat met name dit punt tot een VAO zou kunnen leiden. Ik hoop u daarin nu helderheid geboden te hebben.

Mevrouw Van Vroonhoven stelde de vraag of er grip op de zaak is. We hebben natuurlijk het charter waarin we afspraken maken. Er lopen op dit moment samenwerkingsrelaties met bibliotheek.nl en met de Koninklijke Bibliotheek. Die zaken lopen en de Kamer krijgt van mij aan het einde van het jaar een voortgangsplan rondom al die activiteiten. Het zijn er veel. De heer Harbers gaf dat ook al aan, maar het loopt allemaal wel. Laten wij dus gewoon afspreken om eind van het jaar te kijken hoe we ervoor staan. Dat zal mevrouw Van Vroonhoven niet meer in de Kamer meemaken, maar zij zal een en ander ongetwijfeld goed overdragen. Dat zeg ik de Kamer toe.

Dan ga ik in op Deventer. Ik kan nu zeggen: we laten Deventer zwaar wegen. Dat is dan lekker snel uitgesproken en huppekee daar gaan we weer, ook gelet op het feit dat de commissie-Calff zelf gezegd heeft dat dit toch met name is wat we beoogden. Er zijn drie belangrijke thema's overgebleven, naast de digitalisering, maar dat ligt bij bibliotheek.nl. Ik zou nu toch wijs willen handelen en het plan dat in de herfst komt van het sectorinstituut willen afwachten. Dan zien wij waar men mee komt en waarom men bepaalde keuzes maakt. Ik sluit niet uit dat deze keuze daar in zou kunnen zitten, maar het gaat wel om een paar specifieke deskundigheden – ik noem human resource management, marketing en collectiebeleid – en van daaruit moet het sectorinstituut aan ons een voorstel doen. Laat ze maar komen met dat plan. Als de Kamer dat wil bespreken, spoed ik mij hierheen, want ik schat in dat ik er dan misschien nog wel ben en sommigen van u zijn er dan waarschijnlijk ook nog, althans dat hoop ik van harte voor u. Dan kunnen we dat met elkaar bespreken. Het voornemen om nu een motie in te dienen heeft op dit moment niet veel om het lijf, omdat ik toch zou zeggen dat ik eerst het plan wil afwachten. Ik hoop dat we op deze wijze nader tot elkaar komen en wie weet hoeveel nader we nog tot elkaar komen als het plan er ligt.

De heer Leerdam (PvdA): Ik ga een heel eind met de staatssecretaris mee, maar soms kan een VAO de staatssecretaris ook helpen om constructiever aan de slag te kunnen gaan. Dat kan soms heel handig zijn. In die zin moet zij dat VAO niet zien als een aanval.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Nee, dat doe ik zeker niet.

De heer Leerdam (PvdA): Precies. In die zin ben ik het wel met haar eens.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Laat één ding heel helder zijn: soms ben ik gek op VAO's, want sommige moties kan een mens gebruiken. Ik heb echter het idee dat er op zichzelf een heldere lijn is uitgezet. De Kamer krijgt stukken en leest die. Dan levert dat misschien ruis op die straks tot een heldere bespreking kan leiden bij het beleidsplan. Dank voor het aanbod, maar op dit moment acht ik dat niet nodig.

Dan kom ik op de heer Van Leeuwen. Hij zegt: let op, straks zijn er nieuwe ontwikkelingen maar geen basis meer waarop die gestut zijn. Daar hebt u gewoon gelijk in, mijnheer Van Leeuwen. De digitale bibliotheek kent natuurlijk straks heel andere netwerken en staat op heel andere pijlers, maar ik ben met u van mening dat de fysieke aanwezigheid van een bibliotheek in de buurt waar mensen wonen van heel grote waarde is, zeker als er sprake is van een bredere zetting en als die bibliotheek ook een soort kulturhus is. Zou het misschien niet een taak voor de innovatieve netwerken zijn om iets te doen aan de afstand tussen koplopers en achterlopers? Ja, natuurlijk. Het is juist de bedoeling dat kennis wordt gedeeld en dat organisaties die scherp zijn en die goed zijn in een bepaald aspect van het bibliotheekswerk hun kennis en knowhow delen. Het gaat om het delen van de goede voorbeelden. Daarom is dit ook bij uitstek een taak voor het sectorinstituut. Daarom moet bij uitstek het sectorinstituut met voorstellen komen, zoals ik die eerder aan de heer Harbers beloofd heb voor de herfst van dit jaar.

Er is niet zo zeer sprake van nieuwe taken. Het gaat echt om het uniformeren van het taakbeleid, omdat de ene provincie het ten opzichte van een andere provincie soms heel afwijkend deed. Uniformering is de afspraak die gemaakt is. In het charter staat een aantal zaken concreet uitgewerkt, maar dat zijn niet zo zeer nieuwe taken. Het gaat vooral om het uniformeren. Waar kunnen gemeenten op rekenen? Dat is de gedachte achter het charter en het provinciaal steunpunt zoals vermeld in het charter.

De heer Van Leeuwen (SP): In een van de brieven staat wel degelijk dat vanwege de schaalvergroting in de basisbibliotheken de PSO's een andere taak zullen krijgen daarin. Dat is inherent aan elkaar. Bij de bezoeken die ik het afgelopen jaar heb afgelegd, bleek ook dat de provinciale centrale bibliotheekorganisaties een andere rol krijgen. Is nu duidelijk vanuit de provincies wat die taakopvatting is? Dat heeft immers ook financiële consequenties. Dat kan allemaal mooi beschreven staan in het charter, maar dat is geen antwoord. Ik hecht wel aan de gedeelde verantwoordelijkheid van die drie overheidslagen.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart: De provinciale laag is natuurlijk geen op zichzelf staande laag, maar hoort complementair te zijn aan wat er lokaal gebeurt. Als er inderdaad sprake is van schaalvergroting, dan is het ook de vraag of de provincie al die taken moet blijven doen. Wat men met elkaar afgesproken heeft, is dat men tot uniformering komt van de taken die men als provincie doet. Dat betekent een basispakket – een grote bieb zegt dan misschien: dik voor elkaar, het is genoeg, bemoei je vooral verder niet met ons. Dat zie je weleens meer bij interacties tussen lokaal en provinciaal – en een aanvullend pakket voor bibliotheken die niet grootschalig genoeg zijn om zaken makkelijk te regelen. Die basis en vervolgens de complementariteit naar de kleinere bibliotheken is mijns inziens de opbouw die beoogd is. Volgens het charter moet die basis dan onderworpen worden aan de uniformering.

Toezeggingen

  • Eind 2010 ontvangt de Kamer een voortgangsrapportage over het bibliotheekcharter. Hierin zal ook worden ingegaan op de resultaten van het overleg over de niet-rechtenvrije content.

  • De staatssecretaris zal de zorg van de Kamer over de bibliobus overbrengen aan de VNG en de VNG verzoeken om een concrete schets op te stellen van de situatie. Die zal de staatssecretaris aan de Kamer doen toekomen.