Kamerstuk 28330-33

Verslag van een algemeen overleg

Herstructurering openbaar bibliotheekwerk

Gepubliceerd: 20 april 2009
Indiener(s): Jan van Bochove (SGP)
Onderwerpen: cultuur cultuur en recreatie
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28330-33.html
ID: 28330-33

28 330
Herstructurering openbaar bibliotheekwerk

nr. 33
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 20 april 2009

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1 heeft op 26 maart 2009 overleg gevoerd met minister Plasterk van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over:

– de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 21 oktober 2008 over Bibliotheekvernieuwing 2009–2012 (28 330, nr. 30);

– de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 8 december 2008 over Bibliotheekvernieuwing 2009–2012 (28 330, nr. 31);

– de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 10 februari 2009 met de beleidsreactie op het advies inzake Bibliotheekvernieuwing 2009–2012 (28 330, nr. 32).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

Voorzitter: Timmer/Leerdam

Griffier: Bošnjaković

Vragen en opmerkingen uit de commissie

Voorzitter: Leerdam

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA): Voorzitter. Ik hoef hier niemand te overtuigen van het belang van een goede bibliotheekvoorziening. Ik wil u er echter wel aan herinneren dat de bibliotheek de samenleving een kant en klare infrastructuur biedt om de thema’s die wij in het regeerakkoord hebben genoemd nader uit te werken. Ik noem bijvoorbeeld de maatschappelijke participatie, de informatiesamenleving, de cultuurparticipatie maar ook de onderwijsondersteuning. Ik denk dat wij die mogelijkheid goed moeten benutten. Ik meen dat de minister dit ook zo ziet, want ik ben in ieder geval enorm content met het gevoel van urgentie dat uit de brief spreekt. Hij schrijft zelfs dat bibliotheken, nu het nog kan, de kansen moeten grijpen om een antwoord te geven op de bedreigingen. Natuurlijk zijn er wel wat vragen te stellen over de wijze waarop dat gebeurt.

Eerst maar even de stand van zaken van de bibliotheekvernieuwing. De afgelopen vijf jaar is echt heel hard gewerkt aan bibliotheekvernieuwing. Er is geen twijfel over mogelijk dat de ingeslagen weg een positief effect heeft gehad op de kwaliteit, maar de resultaten zijn broos en, zoals wij vorig jaar eigenlijk al hebben geconcludeerd, wij moeten ervoor oppassen dat de resultaten niet als een plumpudding in elkaar zakken. Wij hebben gezien dat de decentralisatie waarvoor gekozen is het instituut bibliotheek kwetsbaar maakt. Je zag dat sommige bibliotheken echt op de troepen vooruitliepen en dat andere uiteindelijk fors achterbleven. Het was, zo concludeerde ook de minister, eigenlijk allemaal te vrijblijvend, er was onvoldoende samenwerking. Ik ben het dus eens met de keuze voor meer centrale aansturing. Het waren weliswaar de provincies die ruim baan kregen – dat was een goede inzet – maar de minister concludeert ook dat het gros van het geld van de gemeenten komt. Hier lijkt toch een discrepantie te ontstaan. Maar kort en goed: dat die centrale aansturing er moet komen, dat zijn wij met de minister eens.

Ik wil nog iets zeggen over het beleid voor 2010 en volgende jaren en ik heb ook wat echt prangende vragen over 2009. De minister zet zwaar in op de digitale infrastructuur. Dat vinden wij heel begrijpelijk. Als het instituut bibliotheek ergens de boot dreigt te missen, dan is het wel op dit vlak. Wij zijn het ook eens met de conclusie dat die centrale aansturing met name op dit punt echt noodzakelijk is, juist vanwege de kosten. Het zijn grote projecten en je kunt niet van elke bibliotheek afzonderlijk vragen om dat te doen. Maar hoe kunnen zij zich onderscheiden van de «googles» van deze wereld? Eigenlijk mag de minister dat van mijn fractie niet zo zeggen, want dat vindt zij wat te denigrerend klinken voor de bibliotheken. Ik ben ervan overtuigd dat de minister het niet zo bedoelt, maar feit is natuurlijk wel dat ze tegen dergelijke zoekmachines moeten opboksen. In die zin moeten de bibliotheken echt meerwaarde laten zien.

Ik vind dat de minister op dat punt de bibliotheken te veel laat zwemmen. Wat ons betreft zou hij wel wat meer handreikingen kunnen bieden. Ik verwijs in dit kader naar het rapport van de Raad voor Cultuur van meer dan een jaar geleden over informatie als grondstof van onze toekomstwaarde. Aan dat rapport refereert de minister in het geheel niet. Er staat onder andere in dat een goede en betrouwbare informatiehuishouding tekortschiet bij de overheid en dat dit onvermijdelijk aantasting van belangrijke waarden van de rechtsstaat betekent. De Raad voor Cultuur concludeert dat wij meer moeten doen met de Archiefwet 1995, meer moeten doen met de Wet openbaar bestuur en dat de minister van Onderwijs daar ook wel een centrale rol in zou kunnen vinden. Ik krijg graag een reactie van de minister op dit punt.

Als het gaat om de aansturing is er wat ons betreft toch wat meer helderheid nodig. Er komt een nieuw sectorinstituut en dat vinden wij wel goed. Daarnaast wordt gesproken over drie innovatiecentra. Dat lijkt mij wat tegenstrijdig. Je wilt toch stroomlijnen. Ik krijg graag een nadere uitleg en zou ook wel willen weten waarom er drie innovatiecentra moeten komen en op basis van welke thema’s ze worden gekozen.

Er komt een bibliotheekcharter om gemeenten en provincies ook op taken en verantwoordelijkheden te drukken. Goed dat dit gelukt is, maar wat gaan de provincies precies doen? Ik zei net al dat het gros van het budget van de gemeenten komt.

Ik kom op het beleid voor 2009 waarover ik nog heel veel vragen heb. Wij zitten nu al bijna in april. Het is goed dat wij dit overleg hebben laten doorgaan en wij in ieder geval wat paaltjes kunnen slaan. Op 17 maart kregen wij te horen dat de minister het groene licht geeft, maar het lijkt niet verder te gaan dan enkele projectgroepen of projectmanagers die worden aangesteld. Ik zou er toch met nadruk op willen wijzen dat wij ook inhoudelijk een slag moeten slaan. Daarom enkele vragen over 2009.Hoe worden de budgetten voor 2009 verdeeld? Waar liggen de verantwoordelijkheden? Waar is het centrale aanspreekpunt? Wat moet er in 2009 beleidsmatig gerealiseerd worden? Waarop kunnen wij de minister na afloop van dit jaar afrekenen?

Tot slot nog enkele kleine puntjes. Verleden jaar heb ik voorstellen gedaan om het bibliotheekwezen op een hoger plan te tillen. Een aantal ervan zie ik terug in de brieven van de minister, waarvoor dank, maar over mijn belangrijkste voorstel rept de minister in het geheel niet. De bibliotheekwet is sterk verouderd en al helemaal niet toegesneden op het digitale tijdperk. Wordt het geen tijd om die wet eens grondig tegen het licht te houden?

Samenwerkingsverbanden zijn belangrijk, juist ook om in wijken en kleine kernen de bibliotheken overeind te houden. De minister zegt dat hij een pilot gaat starten, maar dat vind ik toch te weinig. Verleden jaar heb ik enkele voorbeelden genoemd van instellingen en organisaties waarmee de bibliotheken zouden kunnen samenwerken, bijvoorbeeld overheidsorganen zoals het CWI, gezondheidscentra, gemeentekantoren, VVV-kantoren, maar ook met winkels, supermarkten, boekhandels en energiebedrijven. Zo concreet is de minister nog lang niet. Te schoorvoetend worden nu enkele dingen voorgesteld. Wanneer verwacht de minister wat grotere stappen te kunnen zetten?

Voorzitter. Arnhem is een modestad, Eindhoven designstad en Deventer zou zo graag landelijke erkenning krijgen als boekenstad. Zou de minister er niet eens over kunnen nadenken hoe dat zou kunnen?

De heer Van Leeuwen (SP): Voorzitter. Ik deel voor een groot deel het gevoel van urgentie dat collega Van Vroonhoven uitstraalt. Tijdens het overleg van 22 april 2008, bijna een jaar geleden, vroeg ik de minister hoe het stond met zijn gevoel voor urgentie, of hij het momentum, het enthousiasme en de behoefte aan sturing en binding niet voorbij liet gaan als na de zomer – wij hadden het toen over de zomer 2008 – nog geregeld moest worden wie slagkracht gaat ontwikkelen en wie die autoriteit zou zijn. Wij zijn nu een jaar verder en ondanks dat de minister toen antwoordde dat hij de boodschap dat er tempo moest worden gemaakt ter harte zou nemen, moet ik constateren dat er kostbare tijd verloren is gegaan. In 2002 was al bekend dat de operatie bibliotheekvernieuwing op 1 januari 2007 zou ophouden te bestaan. Ruim voor die datum was het iedereen al duidelijk dat wij op de goede weg zaten, maar dat doorpakken noodzakelijk was. Nogmaals, wij zijn nu ruim een jaar verder maar voordat er concreet een vervolg aan de eerste fase wordt gegeven, kan er nog wel eens ruim een jaar bij komen. Dan verliezen wij zelfs tweeënhalf jaar, terwijl die urgentie nog steeds even groot is. Sterker nog, die wordt steeds groter. In de brief van 10 februari jongstleden schrijft de minister: «Tegelijkertijd valt niet te ontkennen dat de sector onder zware druk staat». En: «alleen op voorwaarde dat de bibliotheken er snel in slagen, nu het nog kan, de kansen te grijpen en een antwoord te geven op de bedreigingen». De sector heeft op digitaal terrein een inhaalslag te maken en het liefst in een hoog tempo.« Twee vragen aan de minister. Waar ligt het aan dat het maar niet opschiet en wat gaat hij doen om nu wel zo snel mogelijk dat hoge tempo erin te krijgen?

De afgelopen maanden heb ik de nodige gesprekken gevoerd met bibliotheken in het land. Iedere keer was ik zeer aangenaam verrast door het enthousiasme en de liefde voor het vak. Dat zit dus wel goed. Maar er klonken ook zorgen over de onduidelijkheid over de regie. Er liggen de nodige onderzoeken, er is een verdeling gemaakt van de 20 mln. De heer Dijkstal is belast met de invulling van het bibliotheekcharter. Hij is pas half februari aangesteld. Hoe staat het ermee, want er wordt nogal veel van dat charter verwacht, bijvoorbeeld de uitbanning van de vrijblijvendheid bij de samenwerking tussen overheden en bibliotheken en het opwerpen van een dam tegen de decentralisatie die het stelsel kwetsbaar heeft gemaakt. Tegelijkertijd dient diezelfde decentralisatie als uitgangspunt gehanteerd te blijven worden. Hoe denkt de minister heelhuids uit deze spagaat te komen?

De minister geeft aan dat het Rijk verantwoordelijk is voor de drie kernfuncties van de bibliotheken: lezen, leren en informeren met een dikke streep onder die twee laatste. Ik ben het eens met de omschrijving van de positie die de bibliotheek zou moeten hebben in ons informatietijdperk: een informatieautoriteit, betrouwbaar, een «keuringsdienst van waarden», context en duiding en een voorbeeldfunctie in het aanleren van mediawijsheid. Met het oog op de eerder genoemde urgentie vraag ik de minister of behalve mooie woorden op papier, deze verantwoordelijkheid ook al is waargemaakt en, zo niet, hoe hij die gaat waarmaken. Vooralsnog moet ik vaststellen dat er nog de nodige overleggen plaatsvinden en dat de programmamanagers moeten worden aangesteld waarmee de aanpak verder gaat worden uitgewerkt. Het streven is om in 2010 een start te maken met de digitale inhaalslag.

De minister stelt dat hij er de voorkeur aan geeft om in 2009 nog niet met innovatiecentra te werken omdat de expertise op de drie programmalijnen onvoldoende geconcentreerd is binnen specifieke bibliotheken of provinciale serviceorganisaties. In diezelfde brief wordt gesteld dat, om het innoverend vermogen van de sector te mobiliseren en te versterken, die innovatiecentra juist moeten worden opgericht. Het is volgens mij een belangrijke taak van de innovatiecentra om de expertise op de drie programmalijnen beter te concentreren. Dat hoort mijns inziens de opdracht van de centra te zijn. Hebben wij hier te maken met een kip-en-eidilemma? Graag een reactie van de minister waarom hij de centra niet juist inzet om de concentratie te verhogen.

Uit de gesprekken kwamen ook zorgen naar voren over de toegezegde ondersteuning vanuit het ministerie. Het gaat daarbij ook om de verantwoordelijkheid van het Rijk. Er is, zoals gezegd, veel werk te doen en de tijd dringt. Vernieuwing doorvoeren, zorgvuldige besteding van de 20 mln. met het zwaartepunt op de digitale infrastructuur, splitsing van de vereniging in twee instituten en de invulling van de bibliotheekcharter. De minister wilde een eigen organisatie onder eigen regie. Is die er al en, zo ja, is er voldoende menskracht om het allemaal waar te maken? Dat geldt zeker als het gaat om ICT, die wat ons betreft zeer sterk centraal moet worden aangestuurd. Sinds het rapport van de Algemene Rekenkamer weten wij immers dat het vreselijk uit de hand kan lopen als het niet centraal is geregeld.

Ik heb begrepen dat de Vereniging Openbare Bibliotheken eind november 2008 een brief heeft geschreven waarin zij schrijft graag mensen beschikbaar te stellen voor de klussen die ik net noemde. Ze kunnen daarbij dan onder verantwoordelijkheid en de regie van de minister helpen. Kan de minister mij zeggen waarom niet op dat aanbod is gereageerd?

In het algemeen overleg van verleden jaar hebben wij het gehad over bibliotheekvoorzieningen op het platteland. De minister zegt nu dat na overleg met zijn collega van LNV in het kader van het programma Vitaal Platteland een rol is weggelegd en dat er binnenkort een aantal projecten wordt geselecteerd. Wij hebben het toen ook gehad over de te grote afstand tussen de koplopers in de grote steden – fantastisch en prachtig – en de bibliotheken in de wat kleinere kernen.

Het volgende punt betreft de pilots. Wat gebeurt op de korte termijn? Zijn er inmiddels pilots geselecteerd? Hoe ziet zo’n pilot eruit, wat wordt de inzet ervan? Het is altijd lastig om bij pilots te vragen: hoe dan verder? Echter, als er eerst een periode voor pilots komt en wij gaan dan pas gaan beoordelen of ze goed of slecht waren, dan zijn wij misschien ook weer een hele tijd verder.

Het beroep van beroep van bibliotheekmedewerker of -werkster is volgens mij een hartstikke leuk, leerzaam en eerzaam beroep, maar het is niet sexy. Bibliotheken hebben moeite met het aantrekken van personeel. De minister ziet geen rol voor hem weggelegd op het terrein van personeelsbeleid, maar spreekt wel met de Vereniging Openbare Bibliotheken over het te voeren personeelsbeleid. Wat is de inzet van de besprekingen en ziet de minister een taak voor zichzelf weggelegd bij het laten terugkeren van de bibliotheek- en informatieopleiding op graduate niveau, met een masterdiploma?

Voorzitter: Timmer

De heer Ten Broeke (VVD): Mevrouw de voorzitter. Eén of twee zaaltjes verder wordt op dit moment een hoorzitting gehouden waarop wij van de stand-in premier mevrouw Jongerius te horen zullen krijgen waarom de crisis vooralsnog in ieder geval niet langs de lijn van de AOW-leeftijd kan worden aangepakt. Ook hier moeten wij vaststellen dat het gevoel van urgentie dat vorig jaar al door deze Kamer is beleden vooralsnog niet in daden wordt omgezet. Laten wij proberen om dit debat te laten eindigen met een andere conclusie, want in dat andere debat staan de conclusies wel zo’n beetje vast.

Er liggen 20 mln. te verstoffen op de plank voor bibliotheekvernieuwing, innovatie bibliotheken. 1 mln. daarvan is uitgetrokken voor leesbevordering. Die 19 mln. blijven dan inderdaad over. Op 17 maart heeft de minister een instellingsbesluit genomen voor een regiegroep bibliotheekinnovatie. Op papier schijnt de organisatie nu zo’n beetje rond te zijn, maar net als mevrouw Van Vroonhoven en de heer Van Leeuwen moet ik constateren dat het allemaal ongelooflijk traag gaat. Er is geld, al ruim een jaar, er is een doel, er zijn ik weet niet hoeveel commissies mee aan de slag gegaan – van Franssen tot mevrouw Calff en binnenkort de heer Dijkstal die nog eens een keer naar de bibliotheken gaat kijken – er is nog geen organisatie, er is nog geen aanbesteding, maar er zijn wel plannen voor een kennisinstituut.

De ICT-branche in Nederland, goed voor ongeveer 5 mld., verkeert op dit moment in zwaar weer, net als veel andere branches. Gelukkig is dit een branche die niet direct de hand ophoudt bij de heer Donner, maar veel mensen die in de ICT-sector werkzaam zijn, zitten ofwel op de reservebank van hun eigen bedrijf dan wel op de bank thuis voor de buis. Zou het niet mooi zijn als wij op dit moment, gelet op die ICT-sector, ook in het kader van de crisisaanpak zouden pleiten voor een versnelling, het naar voren halen van investeringen in de infrastructuur? Dat moet toch mogelijk zijn? Ik heb maar eens contact gelegd met ICT-Office, de brancheorganisatie van de verzamelde grote ICT-bedrijven in Nederland. De algemeen directeur, Sylvia Roelofs, en ook de directeur die zich bezighoudt met overheidsopdrachten, Haye Mensonides van Logica, staan te trappelen om Nederland te bewijzen dat zij hier iets prachtigs van kunnen maken, dat zij dit kunnen versnellen, dat zij dit kunnen verbeteren en dat zij ervoor kunnen zorgen dat wij meer «bang for bucks» krijgen.

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA): Ik vind het een heel sympathieke gedachte. Als ik de stukken goed heb gelezen, gaat het om 10,3 mln. per jaar. Hebt u er al over nagedacht om welk bedrag het moet gaan, hoeveel jaar u het naar voren wil halen en hoe het dan gaat met de digitaliteit daarna?

De heer Ten Broeke (VVD): De digitaliteit, dat is interessant, maar nee, daar heb ik niet over nagedacht en dat lijkt mij ook niet mijn taak. Ik wil gewoon dat het geld wordt uitgegeven en snel. Dat klinkt misschien gek, maar er zijn soms van die uitgaven die je gewoon moet doen. Geld moet vooral niet op de plank verstoffen, minister Plasterk. Het lijkt mij dan ook heel nuttig dat wij een sector die op dit moment zo veel handjes over heeft, gewoon aan de slag zetten en dat wij hem de mogelijkheid geven om wat te doen. Ik heb daarover gesproken met mevrouw Roelofs die de minister na dit overleg direct maar even moet bellen. In ieder geval geeft ICT-Office aan dat de minister door middel van een ICT-haalbaarheidstoets – iets wat wij al vaker doen – een precompetitief advies kan inwinnen, waarna hij binnen zes weken aan de slag zou kunnen. Dat is andere koek dan bijvoorbeeld het Rijksmuseum waar men nu al ik weet niet hoe veel jaar al mee zit te steggelen.

Mijn voorstel zou zijn dat de minister een beetje met die «can-do»-mentaliteit die hij volgens mij toch ook zo waardeert eens gaat kijken of hij op zijn terrein ook wat investeringen naar voren kan halen. Hij zit met niet al te veel geld – volgens hem 10 mln., maar 19 mln. is het totale potje – en wij zitten met een top class ICT-sector in Nederland. Die twee moet je bij elkaar kunnen brengen. Ik weet zeker dat hij daar een heel positief antwoord zal krijgen. Ik heb al het nodige voorwerk voor gedaan. Ik denk zelfs dat hij nog wel wat korting zal kunnen bedingen. Dat zou nog niet eens zo slecht zijn, want uit de brief blijkt dat een aantal doelstellingen misschien wel wat meer aandacht zouden verdienen.

Tot mijn schrik moet ik tot de conclusie komen dat op dit moment nog steeds zo’n 25% van de leerlingen die van het vmbo afkomen laaggeletterd is. Je vraagt je dan toch af of Nederland niet zit te wachten op een soort digitaal leesplankje. Wat gaan wij daaraan doen? Ik ben het ermee eens dat het buitengewoon slecht is dat mensen zulke achterstanden hebben dat hun startkansen heel slecht zijn. Daar moeten wij toch echt iets aan doen.

Ik heb nog een vraag over het leenrecht. Eigenlijk zijn wij van mening dat wij dit moeten afkopen. Mijn collega Teeven heeft dat in een ander verband al eens naar voren gebracht. Ik werd getroffen door een uitspraak van de heer Paul Schnabel die voorrekende dat je met de Stichting Leenrecht en de Stichting Lira over allerlei publicaties ontzettend veel correspondentie over en weer moest voeren. Over een publicatie waarvoor hij verantwoordelijk was, had hij voor zo’n € 70 aan correspondentie gevoerd om uiteindelijk € 4 uitgekeerd te krijgen. Kan dat echt niet anders?

Als het gaat om de Archiefwet 1995 en de bibliotheekwet steun ik het verzoek van mevrouw Van Vroonhoven en wil daar nog wel aan toevoegen wat ik ook al eens eerder heb opgebracht: moeten wij niet eens kijken naar wat wij doen met bedrijfsarchieven? Er zijn heel veel bedrijfsarchieven in Nederland, ook van familiebedrijven die buitengewoon interessante informatie bevatten. Kunnen wij die niet op de een of andere manier meenemen? Mocht de minister van plan zijn de Kamer ter informatie een brief te sturen, dan zou ik graag zien dat hij ook nog ingaat op de bedrijfsarchieven.

Ik steun ook het pleidooi van mevrouw Van Vroonhoven om Deventer te beschouwen als kenniscentrum. Ik zou zeggen dat die drie innovatiecentra helemaal niet nodig zijn: maak er gewoon één van. Ik kan zeven redenen geven waarom het Deventer zou moeten worden. In Overijssel loopt het bibliotheekvernieuwingsproces voor op andere provincies, zoals wij de vorige keer al hebben vastgesteld. Met Overijssel en Deventer hebben wij een echte trekker. Er is een succesvolle openbare bibliotheek, er staat een eeuwenoude atheneumbibliotheek, Deventer is de grootste boekenstad van Nederland, heeft de grootste boekenmarkt van Europa, er zitten veel bedrijven op het gebied van uitgeven en kennisverspreiding en ik geloof zelfs dat de voorzitter van het Expertcentrum Bibliotheekinnovatie directeur is van de openbare bibliotheek aldaar. Ten slotte is dit de provincie die nog deze maand zal besluiten om 1 mln. extra te investeren om reeds in gang gezette ontwikkelingen te kunnen voortzetten.

Voorzitter. Tot slot wil ik enkele suggesties doen om de zaak te versnellen: een stad aanwijzen, afkopen van het leenrecht, ik hoor graag wat wij kunnen doen aan de ernstige situatie van het vmbo en het allerbelangrijkste is misschien nog wel om die bibliotheekinnovatie en de digitalisering van openbare bibliotheken in Nederland nu eindelijk eens een keer van de grond te krijgen. Er ligt een aanbod. Ik zou zeggen: neem dat met beide handen aan!

De heer Leerdam (PvdA): Voorzitter. Er is de afgelopen tijd heel veel gedaan en gepraat en gebeurd in de bibliotheeksector, maar ik heb het gevoel dat wij staan aan het echte begin van de vernieuwing. De lijnen zijn uitgezet en de bouwstenen zijn geplaatst. En dan te bedenken dat wij eind jaren negentig een Stuurgroep Herstructurering Openbaar Bibliotheekwerk hadden onder leiding van Wim Meijer. Die concludeerde toen in haar rapport Open poort tot kennis dat bibliotheken voor een ingrijpende organisatieslag staan: de structuur van het bibliotheekwerk is achterhaald en de bibliotheken moeten vernieuwen. Inmiddels zijn er legio actuele diepgaande onderzoeken geweest en is vriend en vijand het erover eens dat wij voortvarend aan de slag moeten. Met de laatste brief van de minister geeft hij ervan blijk dat hij in ieder geval met focus, effectiviteit en tempo hieraan gehoor wil geven.

Dan het charter. De commissie-Calff geeft aan dat permanente innovatie noodzakelijk is en dat daarbij zowel de digitale als de lokale bibliotheken van eminent belang zijn. In een juiste balans zullen ze elkaar optimaal versterken. De PvdA-fractie sluit zich aan bij het advies van de commissie dat de digitale bibliotheek goed moet aansluiten op de buitenwereld waardoor het duidelijk meerwaarde heeft. Deze meerwaarde zal mede moeten liggen in het duiden en het in context plaatsen van informatie. De PvdA-fractie is benieuwd hoe de minister de komende periode een bijdrage aan de verbreding wil leveren.

De PvdA-fractie hecht er in dit kader grote waarde aan dat de maatschappelijke meerwaarde van de digitale content en dienstverlening zich niet alleen richten op de huidige gebruikers, maar ook op potentiële gebruikers als de nieuwe Nederlanders. De PvdA is ook van mening dat de focus bij de versterking van de digitale bibliotheek vooral zal moeten liggen op het terrein van onderwijsondersteuning. Door het enorme aanbod aan informatie is gebleken dat veel jongeren moeite hebben om feiten van meningen te onderscheiden en om informatie in een context te plaatsen. Leerlingen en docenten moeten daarom op een actievere wijze informatie- en mediavaardigheden worden aangeleerd.

De jeugd vormt een brug naar toekomstig gebruik, maar wordt momenteel nog onvoldoende bereikt. De PvdA roept de minister dan ook op om het geld voor innovatie te gebruiken om diensten te ontwikkelen om leerlingen en docenten te helpen hun weg te vinden op internet. Ik benadruk dat er 19 mln. is gereserveerd voor de digitalisering van bibliotheken. Dat bedrag moet daadwerkelijk hieraan worden uitgegeven. Het gaat hierbij om een infrastructurele investering die goed is voor de economie. Het mes snijdt aan twee kanten; de modernisering van bibliotheken is goed voor veel ouderen en allochtonen. De beste ICT-krachten van Nederland maken dat mogelijk.

Een ander puntje van aandacht is de aansturing van de organisatie. De expertise op de drie programmalijnen is nu nog onvoldoende geconcentreerd. De PvdA wil graag de geruststelling dat het wel op tijd gaat lukken. Veel zaken hangen samen bij deze vernieuwingsslag. Gaat het lukken met de innovatiecentra en kan de minister toezeggen dat de werkzaamheden op schema liggen? Wat is trouwens in de ogen van de minister er de oorzaak van dat de pogingen om de samenwerking tussen bibliotheekorganisaties te verbeteren onvoldoende resultaat hebben opgeleverd en hoe denkt hij de vrijblijvendheid met behulp van een charter terug te dringen?

De bibliobus. Wij moeten met de tijd mee, maar je moet oude dingen evenmin vergeten. Ik kan mij niet voorstellen ooit een roman vanaf een computerscherm te zullen lezen. Ik wil een boek vasthouden, zien, voelen en ruiken. De meerwaarde zit juist in de combinatie van media en daarom is de bibliobus van onschatbare waarde. Hoewel wij op digitaal terrein een inhaalslag moeten maken – en wat ons betreft ook gaan maken – mag er geen sprake zijn van kaalslag in de bibliotheekvoorzieningen van de kleine kernen. Want naast nieuwe functies blijft beschikbare kennis laagdrempelig toegankelijk maken voor een breed en divers publiek belangrijk, ook op het platteland, met of zonder internet.

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA): Is de heer Leerdam het met mij eens dat eventuele alternatieven voor de bibliobus – zie de uiterste regio’s van Zuid-Holland, waar deze voorzieningen verstrekt worden bijvoorbeeld via supermarkten of op andere centrale punten – net zo veel waarde hebben en dat die bus dus niet per se in stand hoeft te worden gehouden?

De heer Leerdam (PvdA): Ik zei al dat je je oude schoenen niet moet weggooien voordat je weet wat je ervoor in de plaats krijgt. Ik ben niet alleen in Nederland op werkbezoek geweest maar ook in andere landen van Europa en zeker in de Verenigde Staten van Amerika. Ik heb daar met eigen ogen gezien dat zo’n bibliobus van onschatbare waarde kan zijn, ook om mensen op een andere manier te bereiken. Ik sluit niet uit dat er goede alternatieven kunnen zijn, maar als je mensen spreekt – laatst nog in Limburg – dan merk je toch dat ze zoiets van essentieel belang vinden. Ik realiseer mij dat dit iets is wat niet echt bij het Rijk thuishoort, maar ik wil er toch graag even extra aandacht voor vragen. Het IPO en de VNG spelen hier ook een belangrijke rol in. Dus mijn oproep blijft wat mij betreft dus nog even staan.

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA): Ziet de heer Leerdam ook de nadelen van de bibliobus, bijvoorbeeld dat hij er maar korte tijd van de week is? Er zijn andere mogelijkheden om die diensten veel efficiënter en langduriger aan de mensen te bieden.

De heer Leerdam (PvdA): Ik zie helemaal geen nadelen. Als je in de provincie bent, merk je dat men er in ieder geval over wil nadenken om die bus vaker te kunnen laten rijden. Omdat men het voor het grootste deel zelf zal moeten bekostigen, probeert men daar nu in samenspraak oplossingen voor te vinden.

De heer Van Leeuwen (SP): Ik ben het wel een beetje eens met mevrouw Van Vroonhoven dat de bibliobus een second best-oplossing is. Het mooiste zou zijn als je overal een vestiging zou kunnen hebben.

De heer Leerdam noemde eigenlijk in een bijzinnetje de gemeenten en provincies. Nu betalen gemeenten voor een halteplaats voor een bibliobus. Wat zou de heer Leerdam nu eigenlijk van deze minister willen? Moet het Rijk zijn verantwoordelijkheid nemen of gaat hij de volgende keer naar het IPO om ervoor te pleiten dat de provincies het gaan doen? Afgezien van het belang van de bibliobus – dat onderschrijf ik – wat stelt de heer Leerdam nu concreet voor?

De heer Leerdam (PvdA): Als u mij had laten uitspreken, had u dat gehoord. Ik ben toe aan het hoogtepunt van mijn betoog over de bibliobus. Voordat ik zover was, hadden mevrouw Van Vroonhoven en u mij al onderbroken. Resultaat daarvan is dat wat ik over de bibliobus wilde zeggen, serieus uit beeld dreigt te verdwijnen. Staat u mij toe dat ik verder ga met het schetsen van mijn toekomstbeeld.

Voorzitter. Al eerder heeft de minister aangegeven dat in het huidige gedecentraliseerde stelsel lagere overheden autonoom zijn. Ze zijn autonoom in hun keuzes over de omvang en de inzet van middelen voor de bibliotheekvoorziening. Hoe hoog is echter het percentage bibliotheekklanten dat uitwijkt naar een vaste bibliotheek als de bibliobus verdwijnt? Is de minister niet van mening dat dit percentage door de vergrijzing kleiner zal worden? Wat zijn de resultaten van het bestuurlijk overleg met het IPO en de VNG over de bibliotheekvernieuwing en de bibliobus?

Er zijn zeker goede ontwikkelingen. Na Kamervragen van verschillende collega’s zijn er diverse lichtpuntjes te zien, maar toch geeft de PvdA-fractie het duidelijke signaal af dat het niet bij positieve incidenten mag blijven. Er moet een structurele aanpak komen. Vandaar dat ik langs deze weg een kleine blijk van erkenning en waardering geef aan de mensen, instanties en bedrijven die de bibliobus rijdende houden. Als mooi voorbeeld noem ik het nieuwe type bibliobus, de MediaMoverbus, in Leeuwarden. De bus is voorzien van internet. Het lenen en terugbrengen van boeken gaat volautomatisch, zodat de medewerker van de bus alle tijd heeft om klanten te helpen. Ook is het heel makkelijk om de collectie van de bibliotheek aan te passen, zodat bijvoorbeeld ook bejaardencentra door de bibliobus kunnen worden bediend. Dit past precies in het adagium «onderzoek alles en behoud het goede».

De PvdA-fractie blijft veel waarde hechten aan een goed personeelsbestand binnen bibliotheken en de informatiesector. Deze sector kent veel ouderen en vanwege de toenemende uitstroom en de afnemende instroom is dat verontrustend te noemen. Om de uitstroom te beperken, de doorstroom te bevorderen en het zittende personeel voor te bereiden op en te ondersteunen bij de veranderde rol zijn planmatige scholing, training en opleiding noodzakelijk.

Het is niet niks om de gewenste en benodigde permanente innovatie te continueren. Vorig jaar heb ik hiervoor al ruimschoots aandacht gevraagd. Ik hoop dat de reservering van bijgesteld 2,7 mln. voldoende is, want de medewerkers zijn per slot van rekening de mensen die het moeten gaan doen, in zowel de fysieke als de digitale bibliotheek. Hoe ziet de minister zijn rol bij de aanpak van deze problematiek?

Een paar dagen geleden concludeerde de Raad voor de financiële verhoudingen dat de provincies met 597 mln. minder toekunnen. Er zijn meerdere wegen waarop deze korting kan worden bereikt. Zo is het mogelijk om op de bibliotheekvoorziening te korten. Wat is de eerste reactie van de minister op het rapport van de Raad voor de financiële verhoudingen op het punt van de bibliotheek? Wat heeft het voor gevolgen voor de infrastructuur van het bibliotheekwezen?

Mevrouw Van Vroonhoven lanceerde een idee voor Deventer. De heer Ten Broeke sloot zich daarbij aan en ik doe dat ook: het is een zeer sympathiek idee.

De heer Van Leeuwen (SP): U bent mij nog steeds een antwoord verschuldigd op de vraag wat de PvdA-fractie wil gaan doen met de bibliobus. Wij zijn het erover eens dat wij onze oude schoenen niet weg moeten gooien voordat wij nieuwe hebben. Hoe gaat u dat doen in het geval van de bibliobus?

De heer Leerdam (PvdA): Ik hoop dat de minister in het overleg met het IPO en de VNG duidelijk zal maken dat de gewenste kentering mogelijk is door te gaan werken met zo’n moderne bibliobus. De minister kan hierbij namelijk een centrale rol spelen. Dat laat onverlet dat gemeenten en provincies het grootste deel van de kosten voor de bibliobus moeten betalen.

Antwoord van de minister

Minister Plasterk: Voorzitter. Iedereen die kennis probeert te nemen van de Kameractiviteiten, zal waarschijnlijk naar het grote debat over de crisis kijken. Maar misschien kunnen wij de mensen die hier aanwezig zijn, duidelijk maken dat mensen, rijk of arm, altijd een boek kunnen lezen. Als iemand het geld niet heeft om een bepaald boek te kopen, kan hij of zij het altijd nog lenen bij de bibliotheek. Ik denk dat iemand een maximum aan genot per euro kan realiseren door een goed boek te lenen.

De heer Ten Broeke (VVD): Mag ik de minister erop wijzen dat je zeker in tijden van crisis op moet passen met lenen.

Minister Plasterk: Met die kanttekening.

Voorzitter. Ik heb dit debat vannacht om half twee voorbereid, omdat ik gisteravond de opening van het filmfestival in Breda, de film The reader, heb bezocht. Ik zal het plot niet verraden, want er zijn vast mensen die destijds Der Vorleser van Bernhard Schlink niet hebben gelezen. Het is een prachtig boek over het belang van lezen en kunnen lezen. Er zijn mensen die zich meer generen voor het feit dat ze niet kunnen lezen dan voor heel vreselijke andere dingen. Dat is tragisch. Dit boek is dus warm aanbevolen.

Dan nu meer praktische zaken: het bibliotheekbeleid. Uit de bijdragen van de woordvoerders zou je de indruk kunnen krijgen dat ik niet doorpak. Die indruk wil ik wegnemen, want ik heb het afgelopen jaar zeker het nodige gedaan. In een eerdere brief heb ik bijvoorbeeld aangekondigd dat de adviescommissie advies zou uitbrengen. Dat advies is inmiddels openbaar geworden en in mijn laatste brief kan de commissie mijn beleidsreactie op dit advies teruglezen. Ik heb de hoofdpunten van het advies overgenomen, namelijk de ontwikkeling van een zichtbare digitale bibliotheek, innovatie van digitale diensten en producten, innovatie van het collectiebeleid, humanresourcemanagement en marketing. Hiervoor zijn inmiddels ook afspraken gemaakt met het IPO en de VNG.

Dergelijke ontwikkelingen vergen enige tijd. Als ik echter een afsprakentraject zou overslaan, hangt iedereen bij de woordvoerders aan de telefoon. En vervolgens gaan zij mij vragen waarom ik het niet heb afgestemd met het IPO, de VNG en de Vereniging van Openbare Bibliotheken. Uitzondering hierop is wellicht de heer Ten Broeke, want hij vindt al dat overleg niet nodig. Hij wordt op zijn beurt dan natuurlijk wel weer gebeld door de gemeente Deventer! Verder wordt het charter op dit moment ingevuld. De heer Dijkstal, een prominent Nederlander en in zijn genre een goed saxofonist, heb ik bereid gevonden om de kar te trekken. Ten slotte werk ik aan de ontvlechting van de VOB in een sectorinstituut en een branche-instelling. Daarmee geef ik onder meer gevolg aan een advies van de Raad van Cultuur en een aanbeveling van de sector zelf. Deze ontvlechting vlot en ik denk dat wij al met al sinds vorig jaar een flinke stap in de goede richting hebben gezet. Ik neem natuurlijk het signaal ter harte dat het allemaal nog wel wat sneller mag. Ik begrijp de redenen voor dit signaal en ik zal dan ook proberen om alle ambtelijke molens wat sneller te laten draaien.

Vorige week donderdag heb ik met de Kamer gesproken over de lokale omroep. Het budget en de taken van deze omroepen zijn gedecentraliseerd: de regionale omroepen naar de provincies en de lokale omroepen naar de gemeenten. Desondanks zegt de Kamer, overigens om begrijpelijke redenen, dat zij de garantie wil dat bepaalde dingen gebeuren. De Kamer vraagt mij vervolgens om dat in overleg met de lokale besturen te realiseren. Ik doe dat natuurlijk, maar dat laat onverlet dat je verantwoordelijkheden neer moet leggen bij het corresponderende bestuursniveau. Je mag er immers van uitgaan dat men daar weet wat men doet. Als mensen vinden dat er verkeerde keuzes zijn gemaakt door een gemeente of provincie, moeten zij bij de verkiezingen op een andere partij stemmen. Deze besturen zijn immers net als de rijksoverheid democratisch gelegitimeerd. Ik kom hierop terug in mijn reactie op specifieke punten, omdat veel werk van de bibliotheken is gedecentraliseerd.

De heer Van Leeuwen (SP): U stelt heel pertinent dat de drie kerntaken van de bibliotheken niet onder de verantwoordelijkheid van het Rijk vallen. Met name de culturele component moet in uw visie lokaal worden ingevuld, omdat de lokale binding en de identiteit daarbij leidend horen te zijn. Dat is een groot verschil met regionale en lokale omroepen. Het Rijk draagt in geval van de bibliotheken een duidelijke verantwoordelijkheid.

Minister Plasterk: Ik denk dat het een goede vergelijking is. Ik heb namelijk de stelselverantwoordelijkheid voor de bibliotheekbussen, wat betekent dat ik moet zorgen voor een goede organisatie. Elke verantwoordelijkheid moet ergens belegd zijn: als er iets is waarvoor niemand zich verantwoordelijk voelt, kan de commissie mij daarop aanspreken. De bibliobus en de vraag hoe je mensen het beste bij de boeken kunt brengen, vallen in principe onder de verantwoordelijkheid van de provincie. Ik kom hierop terug aan de hand van concrete vragen, want anders wordt het een wel heel algemeen verhaal.

De heer Ten Broeke (VVD): U draagt de stelselverantwoordelijkheid. U wilt verder net als de Kamer dat de digitalisering wordt versneld. Bibliotheekdirecteuren laten zich in de praktijk echter vaak meer gelegen liggen aan hun wethouder dan aan de wensen van u en ons. Wat kunt u dan nog doen om de digitalisering landelijk een impuls te geven? Het geld is er. Het plan ligt er. De adviezen zijn er. Maar wat gaat er nu gebeuren?

Minister Plasterk: Ik ga zorgen voor die impuls. Verder wijs ik u er wel op dat een wethouder hoort te weten wat de wensen van de inwoners van zijn gemeente zijn. Ik denk dan ook niet dat een wethouder bij voorbaat iets anders wil dan de bibliotheekdirecteur. Een landelijke website valt natuurlijk onder mijn stelselverantwoordelijkheid. Ik neem die verantwoordelijkheid ook, want daarvoor heb ik inmiddels een budget gereserveerd.

Voorzitter. Mevrouw Van Vroonhoven vroeg naar de Archiefwet 1995. Strikt genomen staat die niet op de agenda en deze wet valt niet alleen onder mijn ministerie, maar ook onder die van Binnenlandse Zaken. In mei 2008 heb ik hierover adviezen ontvangen van de Raad voor Cultuur en de Raad voor het openbaar bestuur. Op dit moment werk ik aan een reactie en die komt in de loop van dit jaar naar de Kamer.

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA): De Kamer krijgt dus een reactie van de minister. Is die heel eng beperkt tot de archieven of komt bijvoorbeeld ook de bredere functie van archieven aan de orde? Is de minister van Binnenlandse Zaken hierbij betrokken? Ik vraag dat zo nadrukkelijk, omdat ik al een tijdje op zoek ben naar een aanknopingspunt om diepgaander over onze archieven van gedachten te kunnen wisselen. Het zou goed zijn als uw beleidsreactie substantieel genoeg is om deze gedachtewisseling eraan te kunnen ophangen.

Minister Plasterk: Ik denk dat de brief daar de beste aanleiding voor is. Ik schrijf deze brief inderdaad samen met de minister van Binnenlandse Zaken.

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA): Mag ik de minister aanraden om in die brief alles te zetten wat hij op zijn hart heeft? Dan kunnen wij daarop verder borduren.

Minister Plasterk: Dank voor de suggestie. Ik zal haar ter harte nemen.

De heer Ten Broeke (VVD): Hebt u in uw hart dan ook nog wat ruimte over voor de bedrijfsarchieven? Ik geef u daar graag wat informatie over, want bedrijfsarchieven zijn in Nederland een ondergeschoven kindje. Bedrijfsarchieven, en zeker die van familiebedrijven, bevatten vaak een schat aan informatie.

Minister Plasterk: Daar zal ik ook op ingaan.

Voorzitter. Mevrouw Van Vroonhoven vroeg hoe de digitalisering zich verhoudt tot de «googles van deze wereld». Het gaat echt om een ander soort informatie, omdat de digitalisering systematisch en gestructureerd zal plaatsvinden. Er zal een duidelijke redactie plaatsvinden. Dat betekent dat de manier waarop wij het gaan inrichten, duidelijk meerwaarde heeft boven de «googles».

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA): Waar wilt u naartoe? Als iemand informatie zoekt, is het heel gemakkelijk om in een van de «googles» een zoekwoord in te typen. Wilt u dat het straks tussen de oren van mensen zit dat je voor betrouwbare informatie bij de portal van de bibliotheek moet zijn?

Minister Plasterk: Dat is inderdaad mijn doel. Als iemand wil weten welke informatie beschikbaar is en bij welke bibliotheek hij daarvoor moet zijn, moet je bij die portal kunnen vinden bij welke bibliotheek je daarover een boek kunt opvragen. Het gaat dus om geïntegreerde informatie.

De heer Van Leeuwen (SP): De minister gaat nu wel heel snel. Zo gaat hij eraan voorbij dat de concurrentie op het informatieveld gigantisch groot is. Er moet dus wel een unique selling point zijn om mensen te bewegen om naar die portal te gaan. Ik heb de mogelijkheid geopperd van een soort «keuringsdienst van waarden» of een «expertisecentrum mediawijsheid». Er komt heel veel bij kijken en ik hoor dan ook graag wat meer van de minister over zijn speerpunten op de korte termijn. Op korte termijn, want als je ziet hoe snel de ontwikkelingen gaan, zijn wij over een halfjaar te laat.

Minister Plasterk: Unique selling point houdt in dat de bibliotheek het informatieaanbod koppelt aan haar primaire taak van het beschikbaar stellen van boeken. Bibliotheken moeten niet proberen om alle kennis aan te bieden die er op de wereld te vinden is. Dat redden ze natuurlijk nooit, zelfs niet met het naar Nederlandse begrippen grote bedrag dat wij hiervoor beschikbaar hebben gesteld. Wij zullen nooit in staat zijn om dé portal naar alle informatie in het leven te roepen. Het mag wel iets meer zijn dan een catalogus, mits de informatie maar in de context van het beschikbare boekenbestand is geplaatst.

In mijn beleidsbrief van 10 februari heb ik geschreven dat de expertise over de drie programmalijnen onvoldoende binnen één organisatie is geconcentreerd. Oorzaak daarvan is dat er in de bibliotheeksector nog betrekkelijk weinig ervaring met en kennis van innovatie is. Daarom zal in 2009 per programmalijn worden gewerkt met een groep experts.

Ik heb inmiddels een regie- en projectgroep bibliotheekinnovatie ingesteld. Zij zal samen met de expertnetwerken voorstellen doen voor een plan van aanpak, net zoals dat gebeurt voor de innovatieaanpak op de langere termijn. Ik wacht deze voorstellen af. Men ligt op schema en ik verwacht dat deze centra komend jaar actief zullen zijn. Voor de goede orde: die drie lijnen zijn personeelsbeleid, collectiebeleid en marketing.

Mevrouw Van Vroonhoven vroeg of er aanleiding is om de bibliotheekwet tegen het licht te houden. Met die vraag gaat zij wat kort door de bocht, want er is helemaal geen bibliotheekwet.

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA): Dan moet er een komen!

Minister Plasterk: Of dat zo is, is in het verleden al vaker bediscussieerd. In de adviezen die ik tot nu toe onder ogen heb gekregen, staat dat er te veel in beweging is om zaken goed in een wet vast te kunnen leggen. Dat is de reden dat ik voor een charter heb gekozen. Die kan er namelijk binnen een jaar zijn. Bovendien zijn wij dan ook gelijk zeker van het commitment van gemeenten en provincies, de partijen die het grootste deel van het primaire proces financieren. In dat charter kunnen wij wat wij willen regelen op een behoorlijke manier vastleggen, zonder dat daarvoor een wet hoeft te worden gemaakt. Het zal inmiddels duidelijk zijn dat ik niet voornemens ben om met een wet te komen. Overigens is het mijn indruk dat ook het veld niet op een wet zit te wachten.

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA): Ik verkeerde in de veronderstelling dat het charter een soort van convenant is. Een convenant is iets heel anders dan een wet. Een convenant is dan ook geen alternatief voor een wet, maar een document waarin afspraken tussen verschillende overheden zijn vastgelegd. In het charter zal niets staan over de taken van het Rijk. U zegt dat er op dit moment te veel in beweging is om een wet in het leven te kunnen roepen. Is het de bedoeling om op de langere termijn wel met een bibliotheekwet te komen? Hebt u überhaupt de behoefte om deze overheidsvoorziening een wettelijke basis te geven?

Minister Plasterk: Wat hierover wettelijk is vastgelegd, kunt u terugvinden in hoofdstuk 4a van de Wet op het specifiek cultuurbeleid. Laat ik eerlijk zijn: ik heb die behoefte niet. Ik zie namelijk niet in welk probleem ik daarmee zou oplossen. Het is overigens voor mij geen principiële zaak en ik ben dan ook niet op voorhand tegen een bibliotheekwet.

Mevrouw Van Vroonhoven vroeg naar de samenwerkingsverbanden in de Agenda voor een Vitaal Platteland en de pilots in de prachtwijken. Deze pilots worden dit voorjaar uitgevoerd. Hierin is de afgelopen jaren fors geïnvesteerd uit een specifiek programma en uit de vernieuwingsmiddelen voor de provincies. Dat is een van de redenen dat het op de eerste plaats aan het regionale en lokale bestuur is om hieraan een vervolg te geven. Ik heb wel met het IPO en de VNG afgesproken dat de dienstverlening van de bibliotheken in de kleine kernen nadrukkelijk aandacht krijgt bij de verbetering en de uitbouw van de digitale bibliotheek.

Andere financieringsbronnen waaruit men kan putten, zijn onder meer de ILG-gelden. Ik heb met het ministerie van LNV afgesproken op welke manier wij het beleid ter zake gaan afstemmen. Daarbij is de Agenda voor een Vitaal Platteland betrokken. Inmiddels hebben mijn ministerie en dat van LNV enkele projecten geselecteerd, projecten die aansluiten op de Agenda voor een Vitaal Platteland. Verder is samen met het IPO en de VNG besloten om de komende jaren prioriteit te geven aan de digitale bibliotheek. Ik zal mijn aandacht en geld dan ook vooral daaraan besteden.

Boekenstad Deventer heeft blijkbaar diepe indruk gemaakt op twee leden van de commissie. Op mij heeft Deventer ook grote indruk gemaakt, maar dan als vrouwenstad want mijn moeder en mijn vrouw zijn er geboren. Overigens zijn zij geen schrijfsters. Ik ben mij bewust van de activiteiten van Deventer op het gebied van het boekenvak. Ik denk dan vooral aan de boekenmarkt. Als ik het goed heb, is het een van de grootste ter wereld. Ik ben ook een paar keer te gast geweest bij het poëziefestival in Deventer en de literaire activiteiten van Theater-restaurant Bouwkunde. Deventer aanmerken als boekenstad kan echter niet, want die titel wordt niet verleend.

Ik ben inmiddels een aanzienlijk deel van mijn tijd kwijt met lijstjes. Die lijstjes lopen van het werelderfgoed tot culturele hoofdsteden. Het zijn allemaal lijstjes waarmee men in Nederland heel druk is. Het is mijn neiging om te zeggen: iedereen met ogen in zijn hoofd heeft gezien dat Deventer buitengewoon actief is als boekenstad. Ik bevestig graag dat ook mij dat niet is ontgaan, maar ik weet niet of wij daarop een officieel stempel moeten zetten. In ieder geval is er geen format voor; ik kan alleen maar bevestigen dat men in Deventer zeer actief is op dit gebied. Ik wil graag helpen om goedlopende zaken te versterken en als er een aanleiding is, wil ik in principe best iets doen. Maar het is nu juist mijn indruk dat het ook zonder mij heel goed gaat.

De heer Ten Broeke (VVD): Gouda hoef je ook geen kaasstad te noemen. Ik heb niet zoveel met dergelijke titels. Meestal is zo’n titel alleen maar een reden om vervolgens te proberen een subsidie binnen te sleuren. In het geval van Deventer is het wel logisch om de titel «Boekenstad» te verlenen. De traditie is zo rijk en er zijn zo veel activiteiten dat wij die titel zouden moeten verlenen. Als u van plan bent om een expertisecentrum op te richten, is het misschien geen onaardig idee om wat daar al bestaat, te versterken. Voor dat laatste pleiten in ieder geval drie fracties.

Minister Plasterk: Ik was dit jaar ook aanwezig bij Wereldboekenstad Amsterdam en dat was ook een mooie activiteit waaraan de gemeente veel heeft gedaan. U schenkt nu veel aandacht aan Deventer, maar dat mag er niet toe leiden dat wij andere steden negeren. Ik ga nu geen toezegging doen over de vestigingsplaats van een centrum. Ik heb u gehoord, maar ik wil hierover toch echt eerst met de sector overleggen.

De heer Van Leeuwen zei dat er geen tempo is gemaakt. Daarop heb ik al gereageerd. Hij zei verder dat het veld zou morren. Ik hoor natuurlijk ook wel eens mensen mopperen, maar ik heb niet de indruk dat het veld in den brede ontevreden is met wat er nu gebeurt. Het wordt voortvarend aangepakt, in goed overleg met de sector. Er is budget beschikbaar gesteld. De verschillende bestuurslagen voelen zich allemaal verantwoordelijk: u zult mij dus niet horen over het lokale of provinciale bestuur. Zo veel wordt er dus niet gemopperd. Ik heb afspraken gemaakt met het IPO en de VNG over het charter. Daaraan wordt gewerkt en eind van dit jaar zal het gereed zijn. In het charter worden de verantwoordelijkheden vastgelegd. Ondanks dat zal er wel eens iemand ontevreden zijn, maar volgens mij is die ontevredenheid beperkt.

De heer Van Leeuwen (SP): Ik heb niet gezegd dat het veld mort, maar dat er zorgen zijn! Volgens mij bent u er als minister met een stelselverantwoordelijkheid mede de oorzaak van dat wij u steeds maar weer moeten vragen om door te pakken. Lang voor de sluitingsdatum van het innovatieproject bibliotheekvernieuwing hebben wij dat gedaan. U wijst erop dat u tempo maakt, dat u afspraken hebt gemaakt en dat er zorgvuldig wordt overlegd, maar dat laat onverlet dat het erg lang duurt. Daarover maakt men zich zorgen. Iedereen is het erover eens dat wij de slag niet mogen missen, maar de urgentie is desondanks niet zo groot. U zegt namelijk: in 2010 gaan wij daarmee wel eens beginnen en staan zaken op de rails. Ik vind dat antwoord onvoldoende om mijn zorgen weg te nemen.

Minister Plasterk: Daarmee doet u geen recht aan het antwoord dat ik heb proberen te geven. Ik heb concreet aangegeven waar zaken vorderen. Ik heb een commissie ingesteld voor de innovatie. Er zijn afspraken gemaakt met het IPO en de VNG over de uitvoering van het advies van de commissie. Er is een regie- en projectgroep voor bibliotheekinnovatie ingesteld. Men is aan de slag. Voor de charter is een uitgangspuntennotitie met het IPO en de VNG doorgenomen. De ontvlechting van de VOB in twee verschillende organisaties is een ingrijpend proces, niet in de laatste plaats voor de mensen die er werken. Dat het niet allemaal van de ene op de andere dag is geregeld, is dan ook niet zo gek. Die ontvlechting ligt op schema en ik verwacht dat de splitsing begin volgend jaar een feit is. In het algemeen is het waar dat de overheid wel wat sneller kan werken, zeker als er verschillende partners en bestuurslagen bij een project betrokken zijn. Dat laat onverlet dat wij goede vorderingen maken en dat wij niet steeds maar weer verwijzen naar wat wij volgend jaar gaan doen.

De heer Van Leeuwen vroeg wat ik vind van het idee om een opleiding op masterniveau in het leven te roepen. Als daartoe een voorstel wordt gedaan, zal ik dat steunen.

Laat ik op mijn beurt eens een partijpolitieke opmerking maken. Als wij alle draconische bezuinigen waarmee de heer Rutte bij de algemene beschouwingen wapperde, zouden implementeren, zouden wij heel snel klaar zijn. Dan hadden wij nergens meer geld voor. Ik zie de heer Ten Broeke niet protesteren, maar deze constatering is wel in strijd met zijn opmerking: geld moet rollen. En met geld bedoelt hij vast overheidsgeld.

De heer Ten Broeke (VVD): In mijn draconische tegenbegroting had u kunnen lezen dat ik die 19 mln. heb laten staan.

De voorzitter: Ik stel voor dat u elkaar niet meer uitdaagt.

Minister Plasterk: Wat gaan wij doen met het geld voor de digitale bibliotheek? Ik ben van plan om dat geld nog voor de zomer te besteden. Binnen een maand komt het plan daarvoor naar de Kamer. De heer Ten Broeke heeft zojuist een «sales pitch» gegeven voor Sylvia Roelofs. Overigens is zij mij niet onbekend uit het literaire milieu. Zo kan ik het echter niet doen, want dan kom ik zijn partijgenoot mevrouw Neelie Kroes tegen die vindt dat zaken Europees aanbesteed moeten worden. Ik kan hier dus niet de deal sluiten dat wij die opdracht aan mevrouw Roelofs gunnen. Wij moeten gewoon de aanbestedingsregels volgen.

De heer Ten Broeke (VVD): Ik ben ook woordvoerder Europese Zaken. U komt dus niet weg met het antwoord dat hier Europese aanbestedingsregels in het spel zijn. Het is heel gebruikelijk om via een haalbaarheidsonderzoek een precompetitieve toets te doen. Daarmee gaat u helemaal niet tegen de aanbestedingsregels in. Integendeel: het biedt allerlei extra mogelijkheden waarvan de Nederlandse overheid best wat vaker gebruik zou mogen maken. Ik vraag u niet om aanbestedingsregels te ontduiken. Ik suggereer alleen maar dat u uw licht opsteekt bij mevrouw Roelofs, want dan kunnen wij dat geld misschien sneller uitgeven. Er zijn genoeg topmensen beschikbaar die het voor u zouden kunnen regelen.

Minister Plasterk: Nogmaals: ik ben voornemens om dit geld snel weg te zetten. Ik zal mij daarbij aan de aanbestedingsregels houden. Ik voel er in ieder geval niets voor om hier te regelen met wie ik in zee ga. Als mensen een interessant voorstel doen, sta ik daarvoor open. Vervolgens laat ik de vrije markt zijn werk doen en dat betekent dat ik kies voor het beste voorstel voor het beschikbare geld. Ik benadruk wel dat het om een groot bedrag gaat. Het wegzetten van dit geld vergt dan ook een behoorlijke investering.

Ik kan mij geheel vinden in het gevoel van urgentie van de heer Ten Broeke over de laaggeletterdheid. Ik heb voor de leesbevordering daarvan niet voor niets 1 mln. van de 20 mln. apart gezet. Dat bedrag is aangevuld met een additioneel budget van 1 mln. Gisteren kwam in het nieuws dat prinses Laurentien hiervoor de officiële Unesco-vertegenwoordiger wordt. Overigens opende zij gisteren het filmfestival in Breda en in haar speech legde zij een duidelijk verband tussen de openingsfilm en het belang van geletterdheid. Het mag dan ook nog wel eens worden gezegd dat dit onderwerp mede dankzij haar inzet hoog op de politieke en maatschappelijke agenda staat. Ik waardeer zeer wat zij hiervoor doet, want zij neemt buitengewoon effectief het vooroordeel weg dat laaggeletterdheid uitsluitend gekoppeld is aan migranten. Het tegendeel is namelijk waar. Er zijn grote groepen autochtone mensen voor wie het een groot probleem is.

Kunnen de leenrechten worden afgekocht? Afkopen lijkt mij onverstandig. Het gaat namelijk om geld dat uiteindelijk naar de auteurs gaat. Mevrouw Van Vroonhoven noemde in dit verband Paul Schnabel. Ik heb zelf ook wel eens een boek gepubliceerd en ik weet uit eigen ervaring dat je van de leenrechten vaak niet veel wijzer wordt. De oorzaak daarvan is echter dat wij kleine auteurs zijn. Het echte probleem van de bibliotheken, de teruglopende vraag, los je hiermee niet op. Het gaat in totaal om 16 mln. Ik onderschrijf bovendien de profijtbeginselgedachte die ten grondslag heeft gelegen aan de introductie van het leenrecht: wie profijt heeft, betaalt mee. Ik ben het wel met mevrouw Van Vroonhoven eens dat het soms om zulke kleine bedragen gaat dat je je afvraagt waar wij het eigenlijk over hebben. Dat is echt niet altijd zo.

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA): Als ik het goed heb, gaat de discussie met name over de verlengingen. Stichting Lira grijpt de mogelijkheden aan om de vergoedingen die gevraagd kunnen worden, uit te breiden. Je kunt je afvragen of verlenging niet een beetje vergezocht is.

Minister Plasterk: Ik zeg toe dat ik zal bezien of bij verlenging bij leenrecht mogelijkheden bestaan om kosten te reduceren, aangezien het in feite om geringe bedragen gaat. Mocht hiertoe aanleiding zijn, dan ontvangt de Kamer hierover een aparte brief. Zo niet, dan kunnen wij dit punt wellicht koppelen aan andere informatie die de Kamer van ons ontvangt.

Dan kom ik bij de vragen van de heer Leerdam die een vlammend betoog heeft gehouden. Hij vraagt hoe wij ervoor kunnen zorgen dat de digitale bibliotheek ook echt aansluit op de buitenwereld. De adviescommissie heeft hierover concrete voorstellen gedaan: aansluiting van alle catalogi van de bibliotheken op elkaar zodat gebruikers kunnen zoeken in wat zij ervaren als één virtuele collectie Nederland, ontwikkeling van digitale gemaksdienst voor gebruikers, bijvoorbeeld voor thuisgebruik, een betere toegankelijkheid via internet en aanbod ontwikkelen met en voor het onderwijs. Dat doen wij samen met het IPO en de VNG. De aansluiting wordt allereerst gerealiseerd door de vraag beter in kaart te brengen, door gebruikersonderzoek dus, en door bij de ontwikkeling van producten en diensten goed rekening te houden met de uiteenlopende behoeften van de diverse doelgroepen. De ene doelgroep is immers de andere niet. Daarnaast moet het aanbod op elkaar afgestemd en doorzoekbaar gemaakt worden. Materialen van alle soorten bibliotheken, niet alleen de bibliotheken waar wij nu grotendeels over spreken, namelijk de openbare bibliotheken, maar ook de Koninklijke Bibliotheek en universitaire bibliotheken moeten met één zoekactie vanuit thuis door gebruikers doorzocht kunnen worden. Dit is een majeure operatie. Het klinkt simpel, maar het gaat hierbij om heel anders georganiseerde bestanden. Ik zei zojuist dat de core business boeken betreft, maar er zijn natuurlijk nog andere bestanden dan alleen boeken: databestanden, audiovisuele materialen en muziek. Zelf heb ik vroeger heel wat over de Meppelweg gefietst om muziek te halen bij de centrale bibliotheek in Den Haag.

Hoe wordt de vrijblijvendheid door middel van het charter teruggedrongen? Ik denk dat het charter behoorlijke handvatten gaat bieden om dat te doen. Op dit moment zijn de bevoegdheden versnipperd vanwege de decentralisatie van het stelsel. Op zich is dat logisch, omdat het nu eenmaal grotendeels decentrale taken zijn. Dit maakt het kwetsbaarder omdat iedereen zich kan gaan verschuilen. Ik denk dan ook dat wij in het charter inderdaad bindende afspraken moeten maken tussen de drie overheden over rollen en verantwoordelijkheden. Ik zie het charter als een belangrijk instrument om vrijblijvendheid verder terug te dringen.

De heer Van Leeuwen (SP): Aan de ene kant constateert de minister dat de vrijblijvendheid te maken heeft met decentralisatie en het feit dat ieder zijn eigen domein heeft. Centralisatie zou iets aan deze vrijblijvendheid kunnen doen. Aan de andere kant zegt de minister: het uitgangspunt blijft decentralisatie. Wordt het dan geen onmogelijke opgave? Moeten wij de zaken niet op een hoger niveau tillen en zeggen: die en die taken halen wij eruit?

Minister Plasterk: Ik verwacht in het charter te kunnen vastleggen dat dit per taak verschillend wordt behandeld. Neem de bibliobus. Ik zou willen dat in dit geval in de eerste plaats het provinciaal bestuur aan zet is. Als er een wijkbibliotheek ingericht wordt, is het gemeentebestuur in de eerste plaats aan zet. Als sprake is van het koppelen van de bestanden van de Koninklijke Bibliotheek en de universitaire bibliotheken aan de openbare bibliotheken, heb ik in de eerste plaats te maken met een landelijke verantwoordelijkheid; anders wordt dat niets. Het kan niet, zoals de heer Ten Broeke opmerkte, van de luim van de individuele lokale bestuurder afhangen of dat wel of niet gaat gebeuren. Ik probeer het woord «maat» te vermijden, maar volgens mij zullen wij de verschillende taken van bibliotheken op maat moeten behandelen.

Verder sprak de heer Leerdam over de bibliobus. Dit punt sluit aan bij de discussie over decentralisatie. Het is in eerste instantie aan de andere overheden om hierin keuzes te maken. Deze overheden zijn hierin autonoom. Ze kunnen dit afwegen tegen alternatieve vormen van dienstverlening die inmiddels ook zijn ontwikkeld in het kader van de bibliotheekvernieuwing. Mevrouw Vroonhoven wees er al op. Wij kennen de boekenautomaat, het digitale informatieplein en de bestelbieb. Zelf heb ik vorig jaar de zomerbibliotheek mogen openen op het strand van Wassenaar, waar men op een andere manier, en met succes, probeert om grote groepen lezers te bereiken. Het een komt voor dezelfde doelgroep niet altijd in de plaats van het ander. Immers, de bibliobus bereikt misschien een slecht ter been zijnde oude van dagen die helemaal niet op het strand bij Wassenaar ligt. Uiteindelijk zijn het keuzes: wat zijn de beste manieren om verschillende doelgroepen zo goed mogelijk te bedienen? Een strandbibliotheek haalt juist het niet-bibliotheek gebruikend publiek de bibliotheek binnen. Dit zijn keuzes die men ter plekke maakt. Gemeenten in Noord- en Zuid-Holland hebben een commercieel bedrijf ingehuurd om de bibliobusvoorziening in hun basisbibliotheek uit te voeren. Deze variant bestaat dus ook nog: de SRV-man komt dagelijks bij u thuis, maar dan met boeken.

De heer Leerdam vroeg specifiek naar het percentage bibliotheekklanten dat uitwijkt naar een vaste bibliotheek als de bibliobus zou verdwijnen. De onderzoeksgegevens die ik hierover heb kunnen vinden, zijn oud, namelijk uit 1995. Volgens deze gegevens is 55% van de ex-bibliobusleden van achttien jaar en ouder lid geworden van een bibliotheek en van de jongeren 79%. Of dit minder is geworden in het kader van de vergrijzing, kunnen wij niet overzien. Zoals gezegd, zijn er de laatste jaren veel alternatieven ontwikkeld. Met het IPO en de VNG heb ik afgesproken dat ik in het kader van het innovatiebeleid ook aandacht zal besteden aan de vitalisering van het platteland. Dit punt zal worden meegenomen in het bibliotheekcharter.

De heer Leerdam (PvdA): Kunnen wij de laatste update krijgen met betrekking tot de bezoekersaantallen? Als de gegevens van 1995 dateren, is het interessant om te zien wat er inmiddels is gebeurd, zeker na het voorbeeld van de MediaMoverbus in Leeuwarden. Wellicht is de bibliobus niet alleen voor ouderen, maar ook voor jongeren toegankelijk en kunnen wij gerichter beleid voeren.

Minister Plasterk: Ik zeg graag toe dat ik bezie of er informatie beschikbaar is. Ik wil niet meteen toezeggen dat ik hiernaar opnieuw onderzoek ga doen. De vraag is waar ex-gebruikers terechtkomen. Ik geef toe dat de genoemde getallen oud zijn. Ik zal kijken of er recentere getallen voorhanden zijn. Als dat zo is, stel ik deze de Kamer ter beschikking.

De heer Leerdam sprak al over de MediaMoverbus. Er zijn vier wettelijk vastgelegde rijkstalen: het Papiaments, het Engels, het Fries en het Nederlands. «Media» is eigenlijk Latijn, maar dat beschouwen wij maar even als Nederlands. «Moverbus» kan geen Fries zijn. Het valt mij wel een beetje van de Friezen tegen dat hiervoor geen Nederlandse of desnoods Friese term bedacht kon worden.

Dan het verouderende personeelsbestand. In het vorige AO heb ik al aangegeven dat personeelsbeleid primair bij de gemeente berust. De adviescommissie Bibliotheekinnovatie onderschrijft dit. De strategie met betrekking tot werving en uitstroom is volgens deze commissie een zaak van de bibliotheek en de branchevereniging. In het kader van de ontvlechting is het aan de VOB om aan het humanresourcemanagementbeleid – hier is geen woord Fries bij – aandacht te besteden. Dit punt is ook meegenomen in het charter dat wij samen met de VNG en het IPO zullen vaststellen. Ik ben het met de heer Leerdam eens dat dit een reëel punt is. Ik zie het als stelseltaak om ervoor te zorgen dat het hierin aan de orde komt. De uitvoering ervan ligt echter bij de partij die hiervoor primair verantwoordelijk is.

Tot slot vroeg de heer Leerdam mij naar een reactie op het nieuws dat provincies met minder toe zouden kunnen. Het is niet aan mij om te zeggen of de regering het met deze opvatting eens is. Ik hoop zeer dat wij, wat er ook gaat gebeuren – dit geldt niet alleen voor de provincies maar ook voor gemeenten en het Rijk – erin zullen slagen om onze toewijding aan de bibliotheken overeind te houden. Ik zeg de Kamer toe dat ik mij hiervoor zal inspannen. Wij zitten echter wel in een ernstige economische crisis die ook een gat in de overheidsfinanciën slaat. Wij kunnen niet op voorhand alle onderwerpen daarvan uitsluiten. Nogmaals, ik draag de bibliotheek een warm hart toe, net als de Kamer. Wij kunnen het echter niet mooier maken dan het is.

De heer Leerdam (PvdA): Volgens mij heb ik een punt over onderwijsondersteuning aangekaart, namelijk de digitale bibliotheek. Gebleken is dat veel jongeren door het enorme aanbod aan informatie moeite hebben om feiten van meningen te onderscheiden en om informatie in een context te plaatsen. Ik heb opgemerkt dat leerlingen en docenten op een actievere wijze informatie- en mediavaardigheden aangeleerd moeten worden. Kan de minister hierop ingaan? Mijns inziens is dit een belangrijk punt. Als je de berichten mag geloven, kunnen jongeren hierin geen onderscheid maken. Ik denk dat dit iets is waar wij zeker naar moeten kijken.

Minister Plasterk: Dat ben ik met de heer Leerdam eens. Wij kennen het programma mediawijsheid waarbij wij proberen om in de eerste plaats jongeren, maar ook anderen, wijzer te maken in het gebruik van informatie die zij op internet vinden en in het filteren van zaken. Niet alles wat je op internet vindt, is immers waar. Dit programma is breder. Het gaat ook over de vraag welke gegevens je over jezelf beschikbaar stelt en over de vraag welke onwenselijke vormen van extreem geweld of extreme pornografie je van groepen wilt weghouden. In het mediawijsheidprogramma zit nadrukkelijk ook het punt dat de heer Leerdam aan de orde stelt, namelijk het filteren van informatie. In een andere setting hebben wij over de pers gesproken. Daarbij speelt hetzelfde. Je ziet dat de jongere generatie voor een deel minder kranten leest en eerder op een andere manier informatie tot zich neemt onder het mom: waarom zou ik voor het nieuws van gisteren betalen, als ik het nieuws van vandaag gratis op het internet kan vinden? Het nieuws is echter niet helemaal hetzelfde. Het nieuws op internet is immers niet gefilterd door redacties. Wij zitten middenin deze discussie. Bijvoorbeeld via het mediawijsheidprogramma doe ik eraan wat ik kan. Als het goed is, speelt dit onderwerp in het onderwijs een grote rol, maar daarmee is het niet zomaar weggepoetst. Er is sprake van een grote verandering, dat ben ik met de heer Leerdam eens.

Nadere gedachtewisseling

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA): Voorzitter. Terecht zegt de minister dat er ten aanzien van het bibliotheekwezen al heel veel gebeurt en dat er niet wordt stilgezeten, in Den Haag noch elders. Terecht zegt de minister dat wij ons niet moeten mengen in lokaal en provinciaal beleid. Daar ben ik het helemaal mee eens. Wel plaats ik een heel groot vraagteken bij de voorstellen op digitaal gebied. De minister geeft aan – dit is nieuw voor mij – dat er, als je een digitaal programma gaat opzetten, altijd een link zal moeten zijn met de boeken in de bibliotheek. Is dit voor de minister zo’n harde voorwaarde dat een en ander ook langs die lijn moet worden uitgewerkt? Stel dat je deze lijn volgt. Is de minister dan niet bang dat je nooit opkunt tegen alle informatie die via internet verspreid wordt? Ik vrees dat het een onbegonnen strijd is als je zo strikt vasthoudt aan de link met boeken.

Wat zijn precies de concrete plannen voor 2009? Wij kennen het budget. Binnen een maand worden de plannen bekend voor de digitale poot. Wat moet er concreet aan het einde van volgend jaar bereikt zijn en wie kunnen wij hierop aanspreken?

De heer Van Leeuwen (SP): Voorzitter. Eén vraag van mij staat nog open, namelijk het kip-en-eiverhaal over de innovatieclubs die verantwoordelijk zijn voor de drie kernpunten. De minister zegt dat hij daar dit jaar nog niet mee begint, omdat een en ander nog niet eigen is aan provincies en specifieke bibliotheken. Volgens mij is het echter juist een taak deze centra om dit eigen te maken.

Als docent van om het even welke school zou ik Wikipedia als bronvermelding verbieden.

Ik schrok een beetje van de opmerking over economisch zware tijden. Als je op één ding vooral niet moet bezuinigen, is het wel op cultuur in het algemeen en de bieb in het bijzonder. Immers, dan verdiep je de crisis niet voor een periode tot 2015, maar misschien wel een hele generatie verder. Als er überhaupt bezuinigd gaat worden op het budget van de provincies, moet je het bibliotheekgeld daarvan wellicht afzonderen.

Ik steun het verzoek van mevrouw Van Vroonhoven om concrete stappen aan te geven. Neem het charter. Wanneer kunnen wij dat verwachten en kan de sector er concreet mee aan de slag? Is het mogelijk om voor dit jaar een soort stappenplan te maken om de volgens mij terechte zorgen uit de sector over de voortgang weg te nemen?

De heer Ten Broeke (VVD): Voorzitter. Ik wil op twee punten terugkomen. Ik heb de minister een aanbod gedaan op basis van mijn contacten met vertegenwoordigers van de ICT-sector. De minister was wat bevreesd dat hij wellicht in aanvaring zou komen met mevrouw Kroes. Ik kan de minister geruststellen: dat zal in dit geval niet gebeuren. Er zijn andere momenten waarop de minister ook niet zo bang is om dit te doen. Ik heb het dan over de markttoets bij de Mediawet. Als de minister mij niet gelooft, moet hij misschien eens contact opnemen met Economische Zaken, waar men een inkoopsysteem heeft. Volgens mij is ook in dit geval een haalbaarheidstoets gedaan. Als de minister het dan nog niet gelooft, kan hij met Binnenlandse Zaken contact opnemen en zal hij zien dat bij de outsourcing van het Kadaster exact dezelfde toets heeft plaatsgevonden. Met andere woorden, ik denk dat er een prachtig aanbod ligt van een sector die niet de hand ophoudt, maar de mouwen wil opstropen. Ik wil de minister vragen om dit aanbod gewoon aan te nemen en te bezien of hiermee bewerkstelligd kan worden wat nagenoeg iedereen aan deze kant van de tafel heeft gezegd – zie het vlammende betoog van de heer Leerdam – namelijk om nu eindelijk eens wat vaart te maken met innovatie. Dit zijn moeilijke tijden, maar ook moeilijke tijden bieden kansen. Dit is een prachtige kans. Mevrouw Roelofs zal de minister graag helpen om er een groot succes van te maken. Ik zou haar dus maar eens bellen.

Mijn volgende vraag gaat over Deventer. Ik hou er over het algemeen niet zo van om heel nadrukkelijk een pleidooi te houden waarin je laat merken dat je gebeld bent. Die opmerking van de minister is terecht. In dit geval vind ik de argumenten van Deventer heel sterk. Ik wil niet zeggen dat ze in het geval van Amsterdam niet sterk zouden zijn, maar in Amsterdam gaat het toch een beetje op de grote hoop, terwijl je in dit geval te maken hebt met een stad die door veel Nederlanders beleefd wordt als de boekenstad. Wij hoeven helemaal geen titel toe te kennen, laat dat lekker zo, maar de minister kan een en ander ondersteunen door bij de innovatiecentra – wat mij betreft is het er slechts één – juist naar Deventer te kijken. Daar is een nieuwe bibliotheek, waar gemakkelijk en goedkoop een innovatiecentrum kan worden ondergebracht. Ik zie een aantal voordelen waarover ik graag een definitiever oordeel van de minister zou willen hebben. Als hij dit niet kan of wil geven, wil ik wel eens met de collega’s overleggen of wij een dergelijk oordeel niet aan hem moeten opdringen. Wij houden het echter gezellig vanmorgen. Ik ben ervan overtuigd dat de minister mijn suggesties op waarde weet te schatten.

De heer Leerdam (PvdA): Voorzitter. Ik wil de minister bedanken voor zijn positieve houding en de goede antwoorden die hij heeft gegeven. Over de digitale bibliotheek ben ik het helemaal eens met de minister, ook wat de te nemen stappen betreft. Ik weet zeker dat hij het absoluut eens is met de stelling dat de jeugd een brug vormt naar toekomstig gebruik van de bibliotheek, maar momenteel nog onvoldoende bereikt wordt. Vandaar wil ik de minister op het hart drukken om zich in te zetten voor het aanleren van informatie- en mediavaardigheden. Ik weet dat hij zich kan vinden in de lijn van de PvdA om ervoor te zorgen dat wij in ieder geval nieuwe groepen bereiken met het oog op de toekomst.

Dan de bibliobus. Ik ben het met mijn collega Van Vroonhoven eens dat wij niet op de stoel moeten gaan zitten van het lokaal en provinciaal bestuur. Wij weten echter dat de minister een cruciale rol kan spelen om ervoor te zorgen dat wij een positieve wending geven aan sommige zaken. De bibliobus in Leeuwarden mag het toonbeeld zijn van hoe wij in dit land met dit soort zaken omgaan. Ik juich dit toe. Ik zou zeggen: red de bibliobus, ga met die mensen praten en zet de schouders eronder! Ik ken de minister als een zeer innoverend iemand die steeds op een bijzonder positieve manier de mensen weet toe te spreken en te inspireren. Tijdens werkbezoeken heb ik gezien hoezeer mensen zich hiervoor inzetten. Dit is iets bijzonders wat wij niet zomaar mogen weggooien.

Tot slot. Hoe kunnen wij alle stappen van prinses Laurentien met de Stichting Lezen & Schrijven op het gebied van alfabetisering koppelen aan de bibliotheken? Je ziet dat een bibliotheek als de Openbare Bibliotheek Amsterdam hierin het voortouw neemt. Ander bibliotheken doen dat ook. Ik denk dat dit juist een punt is waarvoor wij onze ogen niet moeten sluiten.

Minister Plasterk: Voorzitter. Mevrouw Van Vroonhoven kwam terug op de vraag wat digitalisering in dit geval precies inhoudt. In principe moeten wij ons baseren op de voorstellen van de commissie-Calff. Ik voelde mij enigszins uitgedaagd door de vraag hoe de specifieke rol van dit bestand zich moet verhouden tot de oceaan van informatie. Tegen deze achtergrond heb ik aangegeven dat het belangrijk is dat de bibliotheken hun koppeling met hun primaire proces goed in de gaten houden. Het gaat daarbij dus niet per se altijd om boeken. Als de ambitie zou zijn om alles over alles beschikbaar te maken, kom je er nooit uit. Men moet mijns inziens dus een strategische keuze maken.

Verder vroeg mevrouw Van Vroonhoven naar de concrete plannen voor 2009. Ik heb geprobeerd dit aan te geven. In ieder geval moet er een charter komen. Ons uitgangspunt is dat dit charter begin volgend jaar in werking is. Daarnaast moet de ontvlechting voor begin volgend jaar haar beslag hebben gekregen. Verder komen wij binnen een maand met plannen voor innovatie en digitalisering. Degene die hierop afgerekend kan worden, ben ikzelf.

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA): Mag ik daaruit concluderen dat de minister het jaar 2009 als overgangsjaar ziet, net als het jaar 2008, en dat wij vanaf 2010 daadwerkelijk gaan beginnen?

Minister Plasterk: Men moet het zien als een oogstjaar. Wij doen nu wat wij doen en daarna kan iedereen weer lekker gaan lezen.

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA): Uit de punten die de minister noemt -het charter moet af en de innovatie moet begonnen zijn – maak ik op dat in 2009 alles klaar in de steigers moet staan zodat vanaf 2010 een en ander kan gaan rollen.

Minister Plasterk: Omdat wij op rijksniveau met het in gang zetten van een groot deel van de wijzigingen en de innovatie het onze hebben gedaan.

De heer Van Leeuwen vroeg naar de innovatiecentra. In de brief heb ik erop gewezen dat de drie programmalijnen nog onvoldoende geconcentreerd zijn in één specifieke organisatie. Het jaar 2009 heb ik echt nodig om dit uit te werken. Als wij dit de komende maanden niet doen, in overleg, zou ik mensen ongelukkig maken.

Verder zei de heer Van Leeuwen dat hij Wikipedia niet als bron zou accepteren. Dat is heel streng van hem. Ik ben iets positiever over deze innovatie. Er is in dit geval sprake van een wisdom of the crowds. Als deze crowds maar groot genoeg zijn, blijkt de kwaliteit van de informatie vaak reuze mee te vallen. Zelf typ ik regelmatig een woord in met daarna «Wikipedia». Ik realiseer mij dat wat er staat niet altijd op voorhand waar is, maar dit geldt ook voor de Encyclopaedia Britannica. Men weet ook dat er wel eens een vergelijking is gemaakt en dat de kwaliteit van beide bestanden vergelijkbaar was. De kwaliteit hangt wel van de omvang van de crowds af. Naarmate deze kleiner worden op deelterreinen, ben je sterker afhankelijk van de vraag of iemand iets verstandigs heeft gedaan. Je moet de informatie dus kritisch bezien, dat ben ik met de heer Van Leeuwen eens. De hele wiki-aanpak – met het lesmateriaal gaan wij proberen om op dit terrein dingen mogelijk te maken, maar dat is een andere discussie – vind ik een waardevolle aanpak. Ik weet dat de heer Van Leeuwen geen anarchist is, maar voor iemand die van onderop de samenleving zou willen organiseren, vind ik dit een waardevol instrument.

De heer Van Leeuwen (SP): Ik voel mij wel uitgedaagd. Zeker als kunstenaar is het anarchisme mij niet vreemd; een waardevolle eigenschap. Ik vind het jammer dat de minister er op deze manier op ingaat. Ik probeer met betrekking tot ICT aan te geven dat de bieb juist een selling point zou moeten zijn: wat ik daar aan bronnen en vermeldingen vind, ligt op een hoger niveau. Ik google ook en ik maak ook gebruik van Wikipedia, daar gaat het mij niet om. Als je een informatieautoriteit wilt hebben – de bieb moet dat zijn – dan moet je daar het accent op leggen. In die zin heb ik gezegd dat het goed zijn als de bibliotheek het selling point wordt en dat je niet akkoord gaat met andere bronnen.

Minister Plasterk: Dat begrijp ik goed en daar ben ik het mee eens. De bibliotheek is een merk, als je het zo mag aanduiden. Het staat voor kwaliteit en dat moet bij het digitale aanbod ook zeker gebruikt worden. Overigens zijn Google en Wikipedia niet hetzelfde. Bij Google kom je bij allerlei rommel terecht, maar bij Wikipedia valt het met de kwaliteit wel mee.

De heer Van Leeuwen benadrukt dat bibliotheken wat hem betreft een zeer hoge prioriteit moeten hebben in alle financiële afwegingen, waarvan akte.

De heer Ten Broeke kwam opnieuw terug op mevrouw Roelofs als kennelijk een interessante kandidaat. Dit verbaast mij toch wel een beetje. Ik wil gewoon in het algemeen de aanbestedingsregels volgen. May the best woman of, eventueel, man win. Ik wil mij echt niet vastleggen. Ik vind dit wel voldoende reclamepitch voor één iemand. De sector is iets anders dan één individuele aanbieder. Ik wil hierop niet te diep ingaan.

De heer Ten Broeke (VVD): Nu begrijp ik waarom de minister het voortdurend niet begrepen heeft. Kennelijk kent hij mevrouw Roelofs wel van een leesclub, maar niet in haar hoedanigheid als algemeen directeur van ICT-Office. Dit is een branchevereniging die de Nederlandse markt van ICT-aanbieders vertegenwoordigt, voor zover dat kan. Als de minister met mevrouw Roelofs spreekt in haar hoedanigheid als directeur van ICT-Office, loopt hij geen enkel gevaar. Als hij door dit bedrijf een markttoets of een haalbaarheidstoets laat uitvoeren waardoor hij binnen zes weken met een aanbesteding kan beginnen, loopt hij geen enkel gevaar. Dit is door de overheid al herhaalde malen gedaan. Ik heb zo-even twee voorbeelden gegeven. Ik vind de terughoudendheid van de minister dan ook niet gepast, als men ziet dat alle sprekers hebben opgemerkt dat het wel een tandje meer kan. Wij zitten in een crisis, terwijl er een sector op de handen zit die wij graag willen helpen. Er is sprake van een «can-do»-mentaliteit. Ik ga er nog steeds vanuit dat de minister deze ook bezit. Ik zou zeggen: pak die telefoon en bel haar eens even, u zult er geen last mee krijgen.

Minister Plasterk: Ik bevestig deze «can-do»-mentaliteit: wij gaan dit snel doen. Ik wil dat een en ander binnen een vrije markt gebeurt. Eenieder kan zich op deze markt begeven. Het heeft geen enkele zin om een gesprek te voeren over de vraag via wie je de vrije markt betreedt. De tip van de heer Ten Broeke is gehoord, dank daarvoor.

Dit geldt ook met betrekking tot Deventer. Ik denk dat wij het hierover voldoende hebben gehad. Mocht er aanleiding zijn om een concrete keuze te maken over een vestiging van wat dan ook, dan is opgemerkt dat diverse leden van deze commissie waarderende woorden hebben uitgesproken over de stad Deventer als centrum van boekenactiviteit. Ik onderschrijf dat Deventer zeker een dergelijk centrum is.

De heer Leerdam sprak zijn zorgen uit over het bereik van de jeugd. Ik deel deze zorg. Met het bereiken van de jonge jeugd valt het nog wel mee. Het probleem is het afhaken van jongeren in de puberteit. Waar het voorheen zo was dat men daarna wel weer terugkwam, is dat minder geworden. Er worden wel andere groepen bereikt. Met name allochtone meisjes weten de bibliotheken goed te bereiken. Het patroon is dus heel gemêleerd. Het zijn vooral de jongens, ook de autochtone jongens, die op een gegeven moment ophouden met de gewoonte om naar een bibliotheek te gaan.

Ik deel het enthousiasme van de heer Leerdam over de bus in Leeuwarden. Overigens heb ik samen met prinses Laurentien wel eens de bus in Middelburg bezocht waar men ook andere functies aanbiedt dan alleen boeken, tot bancaire functies aan toe. Er zijn dus verschillende modellen. Dank voor de opbeurende woorden hierover.

Toezeggingen

– De minister zegt toe in de loop van dit jaar een reactie op de adviezen inzake de Archiefwet aan de Kamer toe te zenden. Het zal gaan om een brede reactie die hij samen met de minister van BZK schrijft. Ook zal hij de suggestie van de heer Ten Broeke meenemen om in deze reactie het onderwerp bedrijfsarchieven mee te nemen.

– De minister zal de Kamer in juni in een aparte brief (of gekoppeld aan andere informatie die aan de Kamer wordt gestuurd) informeren over de verlenging van leenrechten.

– De minister zegt toe te bezien of er recentere gegevens (dan 1995) beschikbaar zijn over de bezoekersaantallen van de bibliobus. Indien dit het geval is, zal hij de Kamer hierover informeren.

– De Kamer ontvangt in april het ICT-plan.

De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Van Bochove

De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

De Kler


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Depla (PvdA), Slob (ChristenUnie), Remkes (VVD), Van Bochove (CDA), voorzitter, Joldersma (CDA), Jan de Vries (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Jan Jacob van Dijk (CDA), Leerdam (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Roefs (PvdA), ondervoorzitter, Verdonk (Verdonk), Van Leeuwen (SP), Biskop (CDA), Bosma (PVV), Pechtold (D66), Zijlstra (VVD), Langkamp (SP), Jasper van Dijk (SP), Besselink (PvdA), Ouwehand (PvdD) en Dibi (GroenLinks).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Gill’ard (PvdA), Anker (ChristenUnie), Van Miltenburg (VVD), Atsma (CDA), Ferrier (CDA), Sterk (CDA), Vietsch (CDA), Schinkelshoek (CDA), Van Dijken (PvdA), Elias (VVD), Hamer (PvdA), Van Dam (PvdA), Van der Burg (VVD), Gesthuizen (SP), Jonker (CDA), Fritsma (PVV), Van der Ham (D66), Ten Broeke (VVD), Van Bommel (SP), Leijten (SP), Timmer (PvdA), Thieme (PvdD), Peters (GroenLinks) en Gerkens (SP).