Kamerstuk 26419-73

Verslag van een algemeen overleg

Toerisme en recreatie

Gepubliceerd: 5 april 2018
Indiener(s): Isabelle Diks (GL)
Onderwerpen: cultuur en recreatie economie recreatie toerisme
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-26419-73.html
ID: 26419-73

Nr. 73 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 5 april 2018

De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft op 7 maart 2018 overleg gevoerd met mevrouw Keijzer, Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, over:

  • de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat d.d. 2 maart 2018 over de ontwikkelingen in de toerismesector en de aanpak spreiding van toerisme (Kamerstuk 26 419, nr. 67).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie, Diks

De griffier van de commissie, Nava

Voorzitter: Diks

Griffier: Kruithof

Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Alkaya, Van den Berg, Diks, Van der Lee, Moorlag, Paternotte en Wörsdörfer,

en mevrouw Keijzer, Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat.

Aanvang 14.16 uur.

De voorzitter:

Hartelijk welkom bij dit algemeen overleg van de vaste Kamercommissie voor Economische Zaken en Klimaat. Hartelijk welkom uiteraard aan de Kamerleden, aan de Staatssecretaris en de ondersteuning, aan de mensen op de publieke tribune en eventueel aan mensen thuis die via internet kijken. We zullen het vanmiddag hebben over de ontwikkelingen in de toerismesector en de aanpak van de spreiding van toerisme. Daar is laatstelijk een rondetafelgesprek over geweest, waarover nog nadere informatie is gekomen. Ik neem aan dat de Kamerleden nu nog beter geïnformeerd het debat hierover kunnen voeren. We hebben met elkaar een spreektijd afgesproken van ongeveer vijf minuten. Daar bedoel ik ook vijf minuten mee, maar u kent mijn methode. We hebben drie uur gepland. Dat vind ik persoonlijk vrij enthousiast, maar we moeten maar even zien of dat we ook tot die volle drie uur komen. Ik wil graag het woord aan de eerste spreker geven: mevrouw Van den Berg van het CDA. Gaat uw gang.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Nederland is een prachtig land. We begrijpen dat er steeds meer toeristen juist daarom naar ons land toe komen. Om dat toenemende toerisme in goede banen te leiden en het land Nederland daarvan te laten profiteren, pleit het CDA al jaren voor spreiding van het toerisme. Het CDA vindt het dan ook een goede ontwikkeling dat de Staatssecretaris dit tot de kern van haar beleid heeft gemaakt. Als we dat niet doen, stroomt met name Amsterdam over, terwijl veel regio's juist zitten te wachten op meer toerisme in verband met het stimuleren van de regionale economie. Aan de andere kant is het ook zo dat in diverse regio's er al heel veel toeristen komen, tot onze grote vreugde. Ik noem alleen maar de provincie Overijssel maar ook mijn eigen provincie Zeeland, waar ieder jaar 2,5 miljoen mensen naartoe gaan. We zijn nummer drie qua aantal overnachtingen in Nederland.

Het CDA vindt het een goede ontwikkeling dat in de spreidingsstrategie HollandCity wordt doorgezet, met mooie verhaallijnen rond culturele en regionale thema's. Het CDA ziet wel mogelijkheden tot verbetering. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe bruisende buitengebieden meer kunnen worden betrokken bij de ontwikkeling van de regionale verhaallijn, waarbij er ook rekening mee wordt gehouden dat in sommige regio's al een enthousiast toerisme is, opdat dat goed geïntegreerd wordt? Het CDA is ook benieuwd of de Staatssecretaris ervoor wil zorgen dat er meer wordt gewezen op nationale parken en de historische Hanzesteden. Is de Staatssecretaris bereid om een spreidingstop te organiseren met touroperators, bouwondernemers, de retailsector en regionale overheden over de vraag op welke manier het nationale toerismeproduct kan worden versterkt en de input daaruit te gebruiken voor een volgende Kamerbrief?

Voorzitter. Het CDA mist in de brief het accent op onze grootste toeristische markt: Duitsland. Bij de rondetafel werd duidelijk dat alleen al de groei van het aantal Duitse toeristen in één jaar groter is dan de gehele stroom van Chinese toeristen. Hoe kunnen wij de Duitsers, die veelal via Oost-Nederland ons land binnenkomen, beter verleiden om ook een aantal dagen buiten de Randstad door te brengen? Kan de Staatssecretaris een strategie ontwikkelen met Duitse toeristen als speerpunt, bijvoorbeeld in samenwerking met NBTC Keulen, en de Kamer hierover rond het zomerreces informeren?

Het CDA valt op dat in de brief de strategie is gewijzigd: naar duurzame groei in plaats van naar absolute groei. Er wordt extra aandacht besteed aan toerisme met een hoge toegevoegde waarde. Om de overlast in Amsterdam te verlagen, kan het helpen als het toerisme in Amsterdam zich meer gaat richten op culturele en zakelijke toeristen in plaats van de zoveelste, ik zal geen land noemen, jongerengroep die soms dronken en met luid kabaal een vrijgezellenfeest in Amsterdam viert. Kan de Staatssecretaris aangeven of Amsterdam specifiek zal inzetten op duurzaam toerisme met een hoge toegevoegde waarde?

Tijdens de rondetafel viel op dat er tegenstrijdige berichten kwamen over de vraag of Amsterdam nu wel of niet als metropool moet worden gepresenteerd. Het CDA ziet hier wel wat in omdat hiermee de relatieve afstand voor het toerisme kan worden verkleind, maar wij vinden het wel belangrijk dat ook gebieden op afstand van Amsterdam – ik noem nogmaals Zeeland en Twente, maar ook Groningen en Limburg – hierbij betrokken worden. Hoe kijkt de Staatssecretaris hiernaar?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Paternotte van D66.

De heer Paternotte (D66):

Voorzitter. Ja, het gaat heel goed. Toerisme groeit als kool, eigenlijk als kool met steroïde, namelijk vijf keer sneller dan de hele economie, met wereldwijd 600 miljoen extra toeristen tot 2030. In Nederland is sinds de crisis het toerisme verdubbeld, dus wordt toerisme steeds belangrijker voor de werkgelegenheid en zijn er steeds meer mensen die een baan vinden in het toerisme. Alleen hebben we een paar problemen. Het allergrootste probleem is dat toeristen kuddedieren zijn en dat ze in Nederland in heftige mate lijden aan een Amsterdamverslaving. Het Rijksmuseum en het Van Gogh trokken in 2016 meer dan 2 miljoen bezoekers. Door het Anne Frankhuis, dat eigenlijk piepklein is, liepen 1,3 miljoen mensen. Vaak staan er rijen tot bijna het Paleis op de Dam. Permanent crowd management is daarom nodig in het centrum van Amsterdam. De Kalverstraat is al een keer afgesloten omdat er te veel mensen in die straat waren. Ik woon zelf in Amsterdam en sprak daags na het brexitreferendum iemand die vlak bij de opstelplaats van de zogenaamde bierfiets woonde. Die meneer was enorm enthousiast over de brexit. De bierfiets was vanwege wegwerkzaamheden even op een andere locatie gezet, maar die meneer dacht dat vanwege de brexit Britse jongeren niet meer naar Amsterdam mochten komen en dat de bierfiets dus geen volk meer trok. Dan ziet u een beetje wat het sentiment is in de Amsterdamse binnenstad.

Nederland is veel meer dan Amsterdam en ook veel meer dan Kinderdijk, Giethoorn, de Zaanse Schans, Volendam en de Keukenhof, ook wel Amsterdam Gardens genoemd. Veel plekken staan juist wel te springen om meer toerisme, omdat het een bruisende binnenstad kan opleveren, omdat het leegstand kan tegengaan van winkels en omdat het banen kan opleveren, net als profiel. Het wordt tijd dat we toeristen dat ook gaan laten ontdekken. De vraag is hoe. Wat dat betreft overtuigt de brief van de Staatssecretaris mij nog niet. Het wordt namelijk ontzettend lastig om überhaupt al die extra toeristen verder te laten kijken dan alleen naar Amsterdam. Als ik kijk naar de marketingstrategie, naar de infrastructuur en naar Schiphol, stel ik vast dat alle pijlen nog steeds maar één kant op wijzen: naar de hoofdstad. Wat dat betreft moet het roer veel harder om. Ik wil daarom een aantal voorstellen voorleggen aan de Staatssecretaris.

Laten we allereerst afspreken dat de oude binnenstad van Amsterdam niet meer vermarkt wordt. Kijk naar de World Travel Market, de belangrijkste toeristenbeurs ter wereld, met het Hollandpaviljoen van het Nederlands Bureau voor Toerisme en Congressen. Dat is voor drie kwart gevuld met Amsterdampromotie: rondvaarten, tours en tickets, fietstochten door de binnenstad. Fietsen wordt ook gepromoot op de website Holland.com, het belangrijkste promotiekanaal. Toeristen wordt aangeraden om te komen fietsen in Amsterdam. Dat is een ongelooflijk slecht idee, want dat is echt voor de geoefende fietser. Uit vele onderzoeken blijkt dat het buitengewoon onveilig is. Toeristen zouden op z'n minst stootkussens moeten meenemen als ze dat gaan doen. Laten we daar dus mee stoppen en laten we de marketing afstemmen met de regio Amsterdam zelf, die niet meer inzet op de oude binnenstad en niet meer de nadruk legt op het Rijksmuseum, het Anne Frankhuis of de Dam maar de aandacht vestigt op plekken die buiten de oude binnenstad liggen. Is de Staatssecretaris daartoe bereid?

Ik ben erg benieuwd waar het NBTC op dit moment op wordt afgerekend. Op bezoekersaantallen? Dat zou een logische benadering zijn als je meer toeristen wilt binnenhalen. Als dat zo is, kan dat systeem niet meer werken. Meer bezoekers naar Amsterdam trekken kan wel, maar de vraag is of dat wel wenselijk is. Moeten we het NBTC niet gaan afrekenen op spreiding?

Dat is ook het tweede voorstel: vol inzetten op promotie van Nederland. In de lijnen die mevrouw Van den Berg al noemde zit bijvoorbeeld dat je tegen mensen die naar het Van Goghmuseum komen, zegt: je kunt ook naar het Kröller-Müller, want daar hangen ook prachtige werken van Van Gogh. Voor een klein deel van de toeristen zal dat best werken. Alleen, dat betekent nog steeds dat die mensen eerst naar Amsterdam gaan en dat je ze hooguit een dagje de stad uit kunt krijgen. Er zijn ook plekken in Nederland die een heel ander soort toeristen aantrekken. Rotterdam bijvoorbeeld is veel meer een rauwe, industriële stad, die een heel ander publiek wil aantrekken, niet de Amsterdamse toerist. Friesland, de Veluwe, de Oostvaardersplassen zijn mooie plekken voor mensen die op zoek zijn naar natuur. Mensen die niet gaan voor erfgoed, coffeeshops, de Wallen, de musea of de kaas moet je dus iets anders bieden. Daarvoor is nodig dat we andere merken meer op de kaart gaan zetten, zoals het merk Rotterdam of Friesland. Is de Staatssecretaris bereid om met het NBTC en regionale marketingbureaus zoals Merk Fryslân en Rotterdam Partners afspraken te maken om de promotie-euro's die we hebben volledig in te zetten op het in de markt zetten van die plekken buiten de hoofdstad?

Dan nog een vraag over de vakantieverhuur, waarover we eerder ook een motie hebben ingediend. Veel plekken in Nederland heffen toeristenbelasting. Gisteren was ik in Zeewolde, waar ze heel veel geld verdienen aan de grootste Center Parcslocatie in Nederland: De Eemhof. Center Parcs betaalt natuurlijk netjes die € 2 per persoon per nacht, maar er zijn ook veel mensen die via Airbnb of een ander verhuurplatform hun huis op internet aanbieden en is het voor kleine gemeenten en kleinere steden nou te doen om die belastingeuro's makkelijk te innen? Wat ons betreft moet het mogelijk zijn voor gemeenten om een prijs op drukte te zetten. Dus op bepaalde plekken hef je meer belasting en op andere juist niet omdat je wilt dat mensen daar makkelijker naartoe gaan. Dan kunnen mensen met de portemonnee kiezen. Daarover hebben we eerder een motie ingediend en we zijn erg benieuwd hoe het met de uitvoering daarvan staat.

Voorzitter. In de brief werd verwezen naar het toeristen...

De voorzitter:

Komt u tot een afronding?

De heer Paternotte (D66):

Ja. In de brief werd verwezen naar het toeristenreisproduct, het Holland Travel Ticket, dat er mede op basis van een initiatief van onze collega's Ziengs en Verhoeven is gekomen. Hartstikke goed dat het er is, maar het is een aanbod voor één dag: € 55 voor een dag door Nederland reizen. Wat doe je aan het eind van die dag? Dan kom je vaak weer terug op de plek waar je was. Waarom niet een meerdaagsticket aantrekkelijker maken en ook aanbieden, zodat mensen gestimuleerd worden om op andere plekken in Nederland te verblijven? Is de Staatssecretaris daartoe bereid?

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Wörsdörfer van de VVD.

De heer Wörsdörfer (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Ook van mij een lofzang op Nederland natuurlijk: het allermooiste vakantieland, met prachtige cultuur, natuur, hotels, restaurants en een gezellige bevolking; ook Obama zei het al. Dat zouden veel meer toeristen moeten kunnen zien. Dat is goed voor ondernemers, voor het mkb en voor de economie. Duizenden nieuwe banen liggen dan in het verschiet, maar dan moeten we het wel goed aanpakken. Dat bleek ook wel uit de rondetafel die we hadden en die ik zeer interessant vond. Iedereen wil immers graag toeristen in zijn of haar gebied ontvangen, maar die versplinterde aanpak van promotie van Nederland en het onvoldoende samenwerken maken dat bepaalde gebieden te weinig van toeristen profiteren. Volgens sommigen krijgt Amsterdam te veel promotie, maar ik zie Amsterdam meer als een prachtig uithangbord voor heel Nederland, maar dat terzijde. Heel Nederland is een mooi toeristenland. Daarom moeten we het niet alleen over spreiding hebben, maar ook oog hebben voor een grotere stroom toeristen die naar Nederland zou kunnen komen. Wij moeten ons daarop voorbereiden. Wat de VVD betreft heeft Nederland behoefte aan een sterk actieplan om het toerisme te bevorderen: een agenda die geldt voor heel Nederland, zodat regio's, steden en provincies met elkaar samenwerken aan het aantrekken van meer toeristen en tegelijkertijd aan een betere spreiding werken. Want samenwerken loont. Denk aan acties door het land vanwege het Mondriaanjaar. In de brief van de Staatssecretaris stond ook het voorbeeld van Van Gogh waarin mensen worden uitgenodigd om naar Arnhem of Noord-Brabant te gaan.

Onlangs was ik in Brielle, een stadje met een verhaal. Het is in 1572 namelijk ingenomen door de Geuzen. Dat was op 1 april, zoals mijn buurman Paternotte terecht opmerkt. Door velen wordt dat gezien als het begin van de opstand tegen Spanje. Op 1 april verloor Alva zijn bril, was te lezen op de vestingmuur. Dat vond ik mooi. Brielle is bezig om dat verhaal verder uit te werken en te vertellen. Wellicht moeten ze dan ook investeren in bijvoorbeeld stadswallen of andere historische punten. Maar daarmee zijn ze er natuurlijk niet. Er moet ook samengewerkt worden met Rotterdam, zodat toeristen vanuit Rotterdam een dagje Brielle doen. Ook moeten ze naar het zuiden kijken, zodat mensen uit Breda of Antwerpen op bezoek komen. Daar hoort vervolgens wel iets bij: je moet er kunnen komen. Kloppen de ov-lijnen, klopt de infra? Ik ben met het ov naar Brielle gegaan vanuit Den Haag: niet te doen, kan ik u verzekeren. Dat moet dus inzichtelijk worden: hoe richt je het land hier verder op in? Alleen een toeristendagkaart in het ov lijkt mij dan onvoldoende. Dat betekent, en daar wijst de Staatssecretaris ook op in haar brief, een verdere uitrol van HollandCity en er ligt een belangrijke rol voor het Nederlands Bureau voor Toerisme en Congressen. Wat ons betreft is het zaak daar een landsbrede visie aan te knopen.

Dan komen we bij de politieke kant. Zoals ik al zei, moet er een actieplan komen. «Nederland toeristenland» zou de werktitel kunnen zijn. We moeten eerst de feiten op een rij hebben. Wat zijn de verwachtingen van de toeristenstromen? Wat vinden ze interessant? Welk budget hebben ze? Tegelijkertijd moeten regio's, gebieden en steden hun verhalen verder uitwerken, zoals ik net zei naar aanleiding van Brielle. Dat moeten ze doen in afstemming met elkaar. Dus verbinding zoeken, logische toeristische combinaties maken. Als je integraal kijkt, moet je ook meenemen hoe de toerist daar komt waar hij wil zijn. Visie op infra dus.

De voorzitter:

Er is een interruptie van de heer Paternotte.

De heer Paternotte (D66):

Heel mooi verhaal van de VVD over Den Briel en de opstand tegen Alva. U heeft het over een landsbrede visie. Moet die niet langer geënt zijn op Amsterdam maar op heel Nederland en dus eigenlijk op de verschillende regio's?

De heer Wörsdörfer (VVD):

De heer Paternotte heeft ietwat een fixatie op Amsterdam en denkt dat alle promotie van Nederland alleen maar om Amsterdam draait. Ik zie dat anders. Amsterdam is een uithangbord, net zoals overigens de haven van Rotterdam of allerlei andere mooie plekken in Nederland. En als ik het heb over een landsbrede visie, dan heb ik het over een landsbrede visie. Dat is dus breder dan Amsterdam.

De heer Paternotte (D66):

Het gaat mij natuurlijk om wat nou de beste aanpak is. Ik wil ons land juist afhelpen van die fixatie op Amsterdam. Daarom ben ik Amsterdam ook uit gegaan. Maar ik zie dat het op een toeristenbeurs, op een uithangbord of op een website ter promotie van Nederland volledig om Amsterdam draait. Mijn vraag is of u denkt dat dat ertoe zal bijdragen dat mensen naar andere plekken in Nederland gaan.

De heer Wörsdörfer (VVD):

Ik denk dat als je op vakantie wilt naar Amerika, je ook gelokt wordt met plaatjes van New York en Manhattan en dat je vervolgens vrolijk naar Los Angeles kunt vliegen om daar je vakantie te vieren. Ik zie dat in de basis niet zo als een probleem. De heer Paternotte gaf net zelf al aan dat je verschillende soorten bezoekers hebt. Sommigen willen gewoon naar Amsterdam, of je die stad nou wel of niet promoot; die mensen komen daar toch wel. Maar de fixatie op Amsterdam bespeur ik eerder steeds bij de heer Paternotte dan in mijn verhaal.

Ik kom terug op de toeristen. Wat zijn de verwachtingen? De feiten had ik al genoemd. Het punt van het verhaal uitwerken had ik ook al genoemd.

Je wilt ook inzicht hebben in de lokale, provinciale en regionale fondsen en erover nadenken – uiteraard gaat iedereen over zijn eigen geld, maar toch – hoe die aan elkaar te knopen zijn voor een groter succes. Wat de VVD betreft moet de Staatssecretaris de drijvende kracht worden achter deze agenda, achter dit integrale plan. Ze hoeft dat natuurlijk niet zelf te bedenken. Laat dat lekker aan de regio's en de bedrijven. Maar ze kan wel de samenwerking aanjagen. Hoe gaat zij dit doen? De brief die wij recentelijk ontvingen was, om het maar vriendelijk te formuleren, iets abstract. De oproep is dus: kom met een plan van aanpak toerisme, zodat Nederland toeristenland nog meer kan bijdragen aan onze economie. Daar zet de VVD graag op in.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Het woord is aan de heer Alkaya van de SP.

De heer Alkaya (SP):

Dank, voorzitter. Ik vermoed dat er in de verhalen van de verschillende politieke partijen vandaag veel eensgezindheid is, evenals veel overlap. Naar verwachting zal het aantal internationale toeristen flink toenemen. De regering geeft terecht aan dat dit niet alleen maar positieve effecten heeft. De toename geeft ook het belang van spreiding van toerisme aan, met vooral ook een rol van het NBTC hierin. Zoals ook in de hoorzitting over dit onderwerp naar voren kwam, zal het moeilijk zijn om de toerist die specifiek naar Amsterdam komt, ook nog ergens anders heen te lokken door overal maar een «Amsterdam»-label op te plakken, van «Amsterdam Beach» en «Amsterdam Outlet» tot «Amsterdam Castle». Volgens mij is dat niet de juiste aanpak.

Een andere aanpak zou wel kunnen werken. Zoals ook de heer Paternotte aangeeft, zet het NBTC een groot deel van het budget in om toeristen naar Nederland te trekken, vooral met plaatjes van Amsterdam, waardoor ze dus ook nog steeds naar Amsterdam worden getrokken. Zouden we niet veel meer de unieke en authentieke eigenschappen van andere regio's moeten benadrukken? Overigens moeten we dan niet het draagvlak van de bevolking daar uit het oog verliezen. Het is belangrijk om te beseffen dat het grootste deel van de bezoekers aan Nederland nog steeds uit Duitsland en België komt en dat zij juist vaak niet alleen maar in Amsterdam geïnteresseerd zijn. Zou het niet goed zijn om meer de heel authentieke waarde te benadrukken van regionale trekpleisters, zoals de Efteling, of van historische steden als Groningen en Maastricht? Hoe kunnen de afzonderlijke citymarketingafdelingen dan vervolgens meer met elkaar en met het NBTC samenwerken? Heeft de Staatssecretaris een plan om die samenwerking meer van de grond te tillen? Enerzijds is het belangrijk dat de regionale afdelingen meer met elkaar samenwerken om de authenticiteit te waarborgen, want volgens mij weten zij dat zelf het beste. Anderzijds moeten de gemeenten erbij betrokken zijn om de voelsprieten bij de lokale bevolking te behouden. Ik kan me namelijk voorstellen dat er op dit moment in veel regio's nog veel draagvlak is voor meer toerisme, maar dat het op een gegeven moment gewoon te veel wordt. Dat zien we nu in bijvoorbeeld Amsterdam gebeuren. Je moet dat op het juiste moment aanvoelen en niet pas ingrijpen als het veel te laat is. Vandaar het belang van een rol voor de gemeenten en de lokale citymarketingafdelingen hierin.

Terwijl er in veel regio's dus meer toerisme mogelijk is, zou dat bijvoorbeeld in en rond Amsterdam een stuk minder kunnen. De SP heeft hiertoe al een flink aantal initiatieven genomen op lokaal en op landelijk niveau, bijvoorbeeld het initiatief met onze Amsterdamse wethouder Laurens Ivens om de uitwassen van Airbnb aan te pakken. Recentelijk is er in Amsterdam een meldplicht ingesteld voor vakantieverhuur door particulieren. Nu gaan er nog meer geluiden op om, wellicht tijdelijk, Airbnb nog meer aan te pakken, bijvoorbeeld door Airbnb geheel te verbieden in buurten waar het echt de spuigaten uitloopt. Hoe staat de Staatssecretaris hier dan tegenover? Zijn hier al genoeg middelen voor? Is het volgens haar wenselijk om het in het centrum van Amsterdam, waar een groot aantal van de woningen nu alleen nog maar voor toerisme wordt ingezet en de woonfunctie dus in gevaar komt, wellicht tijdelijk geheel te verbieden? En is de Staatssecretaris bereid om met de lokale overheden die ermee te maken hebben, in gesprek te gaan over dit onderwerp, maar ook in algemene zin over de uitwassen van Airbnb en de vakantieverhuur door particulieren? En wil ze daarmee ook in gesprek blijven? Ik weet dat die contacten al wel lopen.

De voorzitter:

Er is een interruptie van de heer Paternotte.

De heer Paternotte (D66):

Ik ben het tot nu toe eens met bijna alles wat de heer Alkaya zegt, alleen niet met zijn suggestie dat we Airbnb misschien wel moeten verbieden. Laat de Amsterdamse aanpak niet juist zien dat het mogelijk is om de enorme groei van vakantieverhuur tot staan te brengen met goede handhaving en een eerlijk belastingregime? En zouden we het niet juist wat betreft de rest van Nederland voor gemeenten makkelijk moeten maken om daar ook op in te tekenen? En dan gaat het niet alleen over Airbnb, maar over alle verhuurplatforms.

De heer Alkaya (SP):

Eens. Ik pleit dus ook niet voor een algeheel verbod. Ik ben alleen maar op zoek naar middelen om het instrumentarium van gemeenten uit te breiden, bijvoorbeeld een tijdelijk verbod in een bepaald gebied waar het de spuigaten uitloopt, om de handhaving te vergemakkelijken. Het gaat dan dus om een uitbreiding van het instrumentarium van lokale overheden, niet om een algeheel verbod van Airbnb of iets dergelijks. Dat laatste hoort u mij niet zeggen.

De voorzitter:

Was u al aan het eind van uw betoog?

De heer Alkaya (SP):

Dat was mijn betoog.

De voorzitter:

Oké, dank u wel. Het woord is nu aan de heer Moorlag van de Partij van de Arbeid.

De heer Moorlag (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb met belangstelling de brief van de Staatssecretaris gelezen. Het begin van de brief geeft al aan dat er toch wel sprake is van een urgent vraagstuk: het toerisme groeit in één jaar met 11%, mondiaal gezien is het vooruitzicht dat het toerisme tot het jaar 2030 met 50% zal groeien en er wordt geconstateerd dat er een spreidingsnoodzaak is omdat op sommige plekken de druk te groot wordt. Mijn verwachtingen over de rest van de brief waren dus hooggespannen. Maar eerlijk gezegd viel dat wel wat tegen. Ik vond de brief een wat keuvelend karakter hebben. Er zit wat weinig vis tussen kop en staart. Wat de PvdA betreft had er wel wat meer gevolg verbonden mogen worden aan de urgentie die uit het begin van de brief blijkt.

Spreiding van toerisme is gemeente- en provinciegrens overstijgend. Dat toont de brief ook aan. Daarmee is het ook een rijksopgave. In de brief wordt verwezen naar het bestuursakkoord 2011–2015. Ik had er kennis van dat in februari een nieuw interbestuurlijk bestuursprogramma is gemaakt. Dat heb ik er eens op nageslagen. Ik dacht: er zal vast wel een forse paragraaf in staan over toerisme en over spreiding. Het is immers ook een belangrijke economische bedrijfstak. Het gaat om honderdduizenden arbeidsplaatsen en heeft veel gevolgen voor de leefbaarheid. Maar ik zie in dat interbestuurlijke programma geen letter over toerisme. Als Kamerlid heb je soms weleens een beetje de neiging om zelf aan de knoppen te willen draaien. Ik bespeur dat ook bij een aantal collega's, die vurig pleiten om wat meer toeristen naar Brielle te trekken. Ik zou hier een lofzang kunnen houden op het getijdenhaventje van Noordpolderzijl, in Noordoost-Groningen. Onderschat u dat niet. Er heeft één keer een file gestaan, maar dat was vanwege een zonsverduistering, die iedereen graag vanaf de dijk daar wilde zien, om 05.00 uur 's ochtends. Maar dat ga ik niet doen. Ik onderdruk de neiging om zelf met allerlei oplossingen te komen. Ik heb eigenlijk maar één vraag aan de Staatssecretaris: is zij bereid om bij de uitwerking van het integrale bestuursprogramma samen met de medeoverheden, de gemeenten en de provincies, een programma voor toeristische spreiding op te stellen? Kan de Staatssecretaris ook uitleggen waarom dat er niet nu al in staat? Want ik begrijp het, eerlijk gezegd, niet. Wat is de rechtvaardiging voor de keuze om dat niet mee te nemen in het bestuursprogramma? Ik vind het echt heel belangrijk dat dat alsnog gaat gebeuren. Dat spoort een beetje met de bijdrage van de heer Wörsdörfer, die zegt: er moet een nationaal actieplan komen. Wat mij betreft zou dat samen met het bedrijfsleven en de medeoverheden vormgegeven moeten worden. Mijn vraag, nogmaals, is: is de Staatssecretaris daartoe bereid?

De voorzitter:

De heer Paternotte heeft een interruptie.

De heer Paternotte (D66):

De heer Van Hijum, van de provincie Overijssel, heeft gisteren alle Nederlandse touroperators, overheden en het Rijk uitgenodigd om in Deventer, of in een andere Hanzestad, een nationale spreidingstop te organiseren. Vindt u het een goed idee om de uitnodiging van de provincie Overijssel aan te nemen?

De heer Moorlag (PvdA):

Ik denk dat dat op zich «niet verkeerd» is, om het maar eens op z'n Gronings te zeggen, om dat te doen. Maar we moeten er dan wel een beetje voor oppassen dat zo'n nationale spreidingstop niet een vuurpijl wordt: die wordt aangestoken, dan is het «poef!» en vervolgens treedt de duisternis weer in. Als startmoment is zo'n eenmalige activiteit prima, maar wat mij betreft moet er in het kader van het interbestuurlijke bestuursprogramma samen met de medeoverheden een integraal, echt samenhangend plan worden gemaakt. Zo'n spreidingstop kan een eerste stap zijn, maar ook niet meer dan dat.

De heer Paternotte (D66):

Dat ben ik op zich zeer met u eens, maar er is natuurlijk niets zo permanent als de eerste, incidentele topconferentie. Ook in het kader van uw oproep om ervoor te zorgen dat er meer kaas tussen de gaten komt, kan het natuurlijk wel heel goed zijn om iedereen bij elkaar te zetten. Dus nogmaals de vraag: vindt u het een goed idee om die uitnodiging aan te nemen? Dat gebeurt juist ook in Oost-Nederland, waar we de Duitse toeristen, die zo snel in aantal toenemen, kunnen opvangen om te voorkomen dat ze doorreizen naar de kust en naar de hoofdstad.

De heer Moorlag (PvdA):

Ik vind het belangrijk om die uitnodiging wel aan te nemen, als eerste stap. Ik zeg heel nadrukkelijk: als eerste stap. Ik vind het veel belangrijker dat er een samenhangende, goed doordachte aanpak komt, opgesteld samen met de medeoverheden en het bedrijfsleven. Dat moet een programmatische en langjarige aanpak zijn, want de groei gaat gewoon door. Als het zich op sommige plekken concentreert en daar overlast geeft, terwijl er op andere plekken nog veel potentie is, dan is er wat mij betreft een ordenende rol weggelegd voor de overheid, ook voor de rijksoverheid.

Als tweede vind ik in het kader van zo'n programma dat toch eens moet worden gekeken of er niet op een aantal plekken in het land echt iconische zaken gerealiseerd kunnen worden. Het enkele feit dat er heel veel toeristen naar de Hoge Veluwe en het Kröller-Müller Museum gaan, is te danken aan particulier initiatief. Mevrouw Kröller-Müller heeft daar indertijd een fantastische collectie opgebouwd. Daarmee worden heel veel toeristen naar dat gebied getrokken. Maar wat zou erop tegen zijn om een aantal dependances van het Rijksmuseum te vestigen in de periferie van het land, bijvoorbeeld in Maastricht of Groningen? De collectie is groot genoeg. Er liggen ook wel initiatieven in de regio's. Op die manier kun je actief toeristen ergens naartoe trekken in plaats van naartoe duwen. Neem een voorbeeld aan Amerika. Ik pleit niet direct voor een grote gokindustrie, maar daar kunnen ze in een woestijnzandbak miljoenen toeristen naar een gokparadijs trekken. Parijs is ook zo'n voorbeeld. Daar hebben ze de Eiffeltoren neergezet. Er is geen nuttelozer bouwwerk dan een Eiffeltoren, zou je denken als het nog ontworpen moest worden, maar het is een toeristische magneet. Naar mijn smaak schreeuwt Nederland om een aantal iconische projecten. We kunnen wel menen dat we met wet- en regelgeving kunnen bepalen dat toeristen naar andere plekken moeten gaan, maar water stroomt naar het laagste punt: toeristen stromen naar de meest aantrekkelijke plekken. Als er één plek aantrekkelijk is, dan moet je ervoor zorgen dat er concurrerende aantrekkelijke plekken worden gecreëerd. Is de Staatssecretaris bereid om dat te onderzoeken?

Dat zijn mijn twee vragen. De eerste betreft uitwerking van het interbestuurlijke bestuursakkoord. Het tweede is: als overheid kijken of je een aantal iconische zaken kunt realiseren om toeristen naar andere plekken te trekken, naar andere plekken dan Noordpolderzijl of Brielle.

De voorzitter:

Ik wacht uiteraard nog totdat iemand Leeuwarden noemt.

Het woord is aan de heer Van der Lee van GroenLinks.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Ik ga niet alle woorden herhalen van collega's over hoe prachtig en mooi Nederland is. Ik wijs er wel op dat de groei van het toerisme niet zo veel te maken heeft met de Hollandpromotie, maar wel met het feit dat de wereldbevolking groeit. Doordat wereldwijd de levensstandaard hoger wordt en de levensduur langer, gaan we onherroepelijk richting de 9 à 10 miljard mensen. In veel delen van de wereld stijgt de welvaartsstandaard en dan gaan de mensen daar de wereld verkennen. Als ze dan Europa aandoen, dan is Nederland gewoon een aantrekkelijk land. En door de digitalisering die we meemaken, is de impact van mond-op-mondreclame via de social media belangrijker dan advertenties over hoe prachtig Amsterdam is. Ik plaats dus wat vraagtekens bij de mate waarin we dit soort dingen kunnen reguleren. Zeker van liberale partijen verrast me de grote mate van maakbaarheid die ze aan dit vraagstuk toekennen.

Ik vind wel dat er nu een paar grote problemen spelen. Dat heeft aan de ene kant te maken met de impact die het in toenemende mate heeft op de mobiliteit, zeker ook op het vliegverkeer, met prijsvechters en heel korte vluchten. Alleen al vanuit dat perspectief is het cruciaal dat we de omslag maken naar kwalitatief hoogwaardig toerisme, met langduriger verblijf en een betere spreiding over Nederland, en dat actiever wordt opgetreden tegen hele snelle, korte bezoekjes, waardoor heel veel CO2 wordt uitgestoten, die weinig toegevoegde waarde opleveren en die op een paar plekken een enorme drukte genereren. Dus daar is een actieve rol van de overheid nodig. Ik denk wel dat de Staatssecretaris een keuze moet maken. Er is behoefte aan regie op dit terrein. Gaat de overheid de regie pakken of kiest ze voor een ander model? Bijvoorbeeld in de vorm van: je begint bij een top, je start een convenantdiscussie op met alle partijen, je pakt die nieuwe wet die eraan zit te komen, bijvoorbeeld over de duurzaamheidsinitiatieven, en je maakt de afspraken waar je samen toe komt algemeen verbindend. Dat is ook een route, wat minder direct sturend vanuit de Staatssecretaris. Maar daar moet wel een keuze in worden gemaakt.

De voorzitter:

Ik ga u even onderbreken, want er was een interruptie van de heer Paternotte.

De heer Paternotte (D66):

Ja, omdat de heer Van der Lee het koppelt aan de groei van het vliegverkeer. Schiphol zit tot aan het einde van deze kabinetsperiode al tegen een grens aan. Lelystad Airport is nu uitgesteld, maar bovendien staat in het regeerakkoord de afspraak dat er geen vakantievluchten op Lelystad Airport bij mogen komen. Dus ja, mijn vraag is even: wat wilt u nou nog meer als u het heeft over het beperken van meer vakantievluchten? Want dat is precies wat nu het beleid is van Nederland.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Dan gaat het om de aard van de vluchten, dat je de prijsvechters eruit duwt, omdat je het vliegen ook duurder moet maken. Degenen die dan nog vliegen, zullen hoogwaardige reizigers zijn.

De heer Paternotte (D66):

Wat ik zeg, er is afgesproken door de partijen dat de vluchten die naar Lelystad Airport gaan, vervangen moeten worden door zakelijke vluchten. Dus ook voor langere afstanden, die dus niet door prijsvechters op vakantiebestemmingen worden uitgevoerd. Plus dat er is afgesproken dat er een Europese vliegtaks zou moeten komen om inderdaad een eerlijke beprijzing van de luchtvaart te krijgen. Dus mijn vraag is nogmaals: wat wilt u dan nog meer?

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Dat heb ik volgens mij net gezegd. Dus ik ga gewoon verder met mijn betoog.

Mijn belangrijkste punt is het grootste gemis aan de brief. Ik had het ook nog gevraagd bij het debatje over de zondagsopenstelling. Wat wordt er nou gedaan met de moties die zijn ingediend op het punt van het reguleren van de vakantieverhuur? De Kamer heeft daar al vaker op aangedrongen. Wij hebben nog helemaal geen nieuwe informatie gekregen over wat er nu gaat gebeuren. Ik ben zelf een heel gelukkige bewoner van de Amsterdamse binnenstad. Ik vind drukte ook heel gezellig, dus ik kan heel veel hebben, maar dat geldt niet voor iedereen. Maar ik zie wel in mijn buurt en in grote delen van de stad, en inmiddels ook in andere steden, een grote nadelige impact van de vakantieverhuur. En ik vind het een slecht idee om dat nu alleen maar over te laten aan de gemeenten zelf. Daarom zou ik willen pleiten voor een aanpak, een nationale regeling die inzet op een registratieplicht voor degene die zijn woning aanbiedt, en een verplichting voor alle platforms – dat zijn er al zeker tien in Nederland – om die registraties te vermelden.

Dan kun je heel makkelijk een digitale tool ontwikkelen die controleert hoeveel dagen iemand per jaar een vakantiewoning in de verhuur doet. Vervolgens laat je aan de gemeente zelf over om te bepalen of ze gebruik gaat maken van die regeling en hoeveel dagen je maximaal in je gemeente een woning mag verhuren, want dat kan heel erg verschillen, al naargelang toeristen of andere gebruikers van vakantieverhuur een bepaalde gemeente opzoeken.

Dus kan de Staatssecretaris aangeven in welke richting ze nu denkt en of er echt snel een regeling gaat komen? We zien namelijk dat het probleem in Amsterdam groot is. Je vangt bij mij in de buurt meer dan € 200 per dag voor het verhuren van een woning. Als je dat via tien platforms het hele jaar doet, dan verdien je € 80.000. Bij mij in de steeg zijn zeven woningen, dat is in ieder geval mijn inschatting, die permanent worden verhuurd. Nou gaat het er niet per se om dat ik daar heel grote problemen mee heb, maar het leidt tot verdringingseffecten. Er zijn 6.000, 7.000 woningen permanent onttrokken aan de woningmarkt in Amsterdam, die daar ontzettend krap is. Je ziet dit soort verhalen nu ook al in Utrecht ontstaan en het zal zich ook voor gaan doen in de andere grote steden. Dus er is echt grote haast om dit snel te regelen en met een duidelijke nationale aanpak te komen.

Dat was het wat mij betreft.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik kijk even naar rechts. Kunt u meteen antwoorden of even schorsen? We schorsen tot vijf over drie.

De vergadering wordt van 14.51 uur tot 15.06 uur geschorst.

De voorzitter:

Het gaat over toerisme en ik hoor dat de gezelligheid heeft toegeslagen op de publieke tribune, maar ik stel toch voor dat de Staatssecretaris aan haar beantwoording begint. Ga uw gang.

Staatssecretaris Keijzer:

Dank u wel, voorzitter. Eerst als Kamerlid maar nu ook als Staatssecretaris ga ik heel graag het land in. Wat mij dan opvalt is de diversiteit van ons prachtige land. Verschillende woordvoerders hebben verschillende lofzangen daarop gezongen, maar ik voeg er gewoon eentje aan toe van afgelopen maandag. Afgelopen maandag was ik in het Land van Cuijk, waar ik achteraf gezien een prachtige toeristische dag heb gehad. Vanuit het Oorlogsmuseum in Overloon gingen we verder het Land van Cuijk in. Later realiseerde ik me dat je dat zou kunnen combineren met een bezoek aan Grave, een prachtige vestingstad met heel mooie historische panden aan de Maas. Als je daarna even doorgaat, ben je zo in Nijmegen, Gelderland. Dan kom je in de Keizerstad. What's in a name, zou ik bijna willen zeggen. Het geeft maar weer eens even aan hoe iedere regio zijn eigen sterke punten heeft en, nog veel belangrijker, dat mensen trots zijn op hun eigen omgeving. Mevrouw Van den Berg sprak net ook nadrukkelijk over Zeeland. Dat is ook zo'n prachtig gedeelte van Nederland, waar wat mij betreft veel meer mensen van zouden moeten kunnen genieten.

Alles is er dan ook op gericht om daarop de komende tijd te gaan inzetten. Dat is noodzakelijk, want wereldwijd groeit het toerisme hard. De United Nations World Tourism Organization voorspelt ook voor de komende jaren nog een enorme groei. Tussen 2015 en 2030 zal de groei wereldwijd 50% zijn, van 1,2 miljard naar 1,8 miljard bezoekers. Als de toerismesector in Nederland in hetzelfde tempo groeit, komen er in die periode 7 miljoen internationale toeristen bij in ons land. Het afgelopen jaar is het aantal buitenlandse toeristen met 11% gegroeid naar 17,6 miljoen. Daarmee groeit het toerisme in Nederland sneller dan in de buurlanden. Daarnaast gaan rond de 20 miljoen Nederlanders voor korte of langere tijd op bezoek, weg in eigen land. Dit alles leidt tot prachtige economische resultaten. Meer dan 640.000 mensen danken hun baan aan het toerisme. Alles bij elkaar zorgen verblijf- en dagbezoekers voor een omzet van meer dan 75 miljard euro. Dat is voorwaar toch niet niks.

Op veel plaatsen zijn bewoners en ondernemers blij met het toerisme. Dankzij de toeristen is het mogelijk om voorzieningen beter in stand te houden. Wat is daarbij nou de rol van het Ministerie van Economische Zaken? Ik hoor in de bijdrage van verschillende woordvoerders veel verschillende thema's en invalshoeken. Het is duidelijk dat veel partijen betrokken zijn en zeker ook belang hebben bij dit onderwerp. Vanuit het Ministerie van EZK wil ik op de eerste plaats de gastvrijheidseconomie en het ondernemerschap in de sector versterken. Mijn ministerie is binnen de rijksoverheid het eerste aanspreekpunt voor de sector. Andere departementen zijn aanspreekbaar op beleidsdossiers die toerisme raken. Ik noem het openbaar vervoer, de nationale parken en de routenetwerken. Deze zijn trouwens ook door de woordvoerders genoemd. Belangrijk is de rol van medeoverheden. De heer Moorlag vroeg daar ook nadrukkelijk naar. Met het Bestuursakkoord 2011–2015 hebben provincies en gemeenten de verantwoordelijkheid gekregen voor ruimtelijk-economisch beleid. Toerisme valt daar nadrukkelijk onder. Zij hebben ook de instrumenten, het ruimtelijkeordeningsbeleid en de toeristenbelasting, die nodig zijn om het beleid vorm te geven en de ondernemers te ondersteunen. Van mijn kant zet ik met het Nederlands Bureau voor Toerisme & Congressen in op de bekendheid van Nederland, om zo toeristen te verleiden al die prachtig mooie plekken in Nederland te bezoeken. Een van de onderwerpen in het interbestuurlijk bestuursakkoord is «de regionale economie als versneller». Wat mij betreft is toerisme daarbij ook een versneller. Uit alle reacties die ik de afgelopen tijd uit het hele land heb gekregen, zowel vanuit ondernemers als zeker ook vanuit gedeputeerden en mensen die op gemeentelijk niveau bestuurlijk actief zijn, blijkt dat zij dat zelf ook zo zien. Ik zeg de heer Moorlag dan ook toe dat ik mij zal inspannen om toerisme daarin een nadrukkelijke plek te doen krijgen.

De voorzitter:

De heer Moorlag heeft een interruptie.

De heer Moorlag (PvdA):

Ik ben wel blij met deze toezegging van de Staatssecretaris, namelijk dat zij met medeoverheden in overleg wil treden, maar is zij ook bereid om te komen tot een echt samenhangend programma? Ik beklemtoon dat. De Staatssecretaris zegt zelf ook dat het om 640.000 arbeidsplaatsen en tientallen miljarden omzet gaat. Dat is zo'n beetje vergelijkbaar met de betekenis van de sector landbouw in Nederland. Voor de landbouw hebben we een compleet ministerie. We hebben daar enorme stapels met beleid voor, terwijl we voor deze tak van economische bedrijvigheid een briefje van vijf kantjes hebben. Dat kan zo toch niet zijn, voorzitter? Het zou toch echt moeten uitmonden in een samenhangend programma van alle overheden. Mijn vraag aan de Staatssecretaris is of zij bereid is zo'n samenhangend meerjarig programma te maken.

Staatssecretaris Keijzer:

Dan is het toch even goed om terug te halen wat ik net heb verteld over de verschillende verantwoordelijkheden hierin. Het ministerie is het aanspreekpunt voor de sector. Het ruimtelijk-economisch beleid, waaronder toerisme, ligt bij provincies en gemeenten. Desalniettemin vind ik het van het grootste belang om daarin een rol van versneller of aanjager te vervullen. Ik heb mevrouw Van den Berg nadrukkelijk horen vragen of ik bereid ben om op uitnodiging van de heer Van Hijum, gedeputeerde in Overijssel, te komen tot een toerismetop. Laat ik het zo maar even noemen, want «spreidingstop» is zo'n vreselijk woord, waarbij je je iedere keer afvraagt wat er wordt gezegd. In eerste instantie ga ik het gesprek hierover voeren met gedeputeerden, want er is nog wel het een en ander nodig. De verschillende ambassadeurs uit de sector zijn al met elkaar in gesprek om tot een agenda gekomen van wat er moet gebeuren. Het is nog wel noodzakelijk dat dit uitgewerkt wordt. Er is bijvoorbeeld productontwikkeling nodig. Dat is niet iets wat ik als Staatssecretaris kan doen. Het ligt echt bij gemeenten en provincies. Daar ligt de verantwoordelijkheid, daar liggen alle verschillende instrumenten. Wat ik met verschrikkelijk veel liefde, bijna uit liefde voor ons prachtige land, daarbij wil doen, is proberen om al die verschillende partijen bij elkaar te krijgen en daarover afspraken te maken. Dat is nog wel iets wat noodzakelijk is. Ik kom daar verderop nog op terug.

De heer Moorlag (PvdA):

Ik waardeer het dat de Staatssecretaris bereid is in te gaan op de uitnodiging voor een top, georganiseerd door in eerste instantie de provincie Overijssel, maar ik neem aan door de gemeenschappelijke provincies. De vraag is toch om hier de toezegging te doen om daaraan een vervolg te geven in de vorm van een programmatische aanpak. Ik hoor ook de VVD-fractie zeggen dat er een nationaal actieplan moet komen, als je kijkt naar de impact van de sector en de urgentie van de opgaven. Het kan in mijn ogen niet zo zijn dat iedere gemeente afzonderlijk worstelt met het vraagstuk van Airbnb. Naar mijn smaak moet daar echt wat rijksregie op komen, dus nogmaals mijn vraag aan de Staatssecretaris of zij bereid is om te komen tot een programmatische aanpak, samen met de medeoverheden.

Staatssecretaris Keijzer:

Als u het over Airbnb heeft: dat is nou echt zo'n onderwerp waarover nu door de Minister van Binnenlandse Zaken overleg wordt gevoerd met gemeenten over hoe het aan te pakken. Dit moet je echt met elkaar doen. Dat is een gevolg van een motie van de SP, van mevrouw Beckerman, en later ook van de heer Paternotte van D66. Op dit moment wordt gewerkt aan een analyse van het probleem. Vervolgens komt er een programma om er wat aan te doen. Als u mij vraagt of ik als Staatssecretaris bereid ben om een nationaal actieprogramma te maken, dan moet ik u zeggen dat ik daar de middelen niet voor heb en het daarnaast niet mijn bevoegdheid is. Het zou toch bijzonder zijn als ik als Staatssecretaris vanuit Den Haag ga vertellen hoe het er in de verschillende provincies en gemeenten uit moet zien. Dat lijkt mij absoluut niet de bedoeling. Wat volgens mij de bedoeling is, is om het spreidingsbeleid dat is ingezet in de HollandCity-strategie voort te zetten – die toezegging heeft u van mij gekregen – en om daar samen met gemeenten en provincies vorm en inhoud aan te geven.

De voorzitter:

Er is een aantal interrupties, maar eerst nog even de heer Moorlag.

De heer Moorlag (PvdA):

Ik moet hier toch wel op ingaan, omdat er iets wordt gesuggereerd wat ik niet heb gezegd, namelijk dat de Staatssecretaris eigenstandig de bevoegdheid heeft om even te bepalen hoe het er bij andere overheden uit moet komen te zien. Dat was mijn pleidooi niet. Mijn pleidooi was om samen met de medeoverheden tot een programmatische aanpak te komen, dus niet top-down gedacht, maar om er samen met de medeoverheden een samenhangend programma van te maken. Daartoe strekte mijn voorstel.

De voorzitter:

Misschien aansluitend de heer Paternotte?

De heer Paternotte (D66):

De Staatssecretaris zegt dat het Ministerie van Economische Zaken het eerste aanspreekpunt is. Dat kun je op verschillende manieren opvatten. Je kunt bijvoorbeeld zeggen: we zijn een loket en we verwijzen door. De Staatssecretaris zei al dat ze een versneller en een aanjager wil zijn. Ook op de hoorzitting merkte je dat andere overheden zeiden dat zij hun bevoegdheden hadden. Er is natuurlijk ook een enorme private sector. Je kunt niet voor een hotel gaan bepalen hoe ze hun marketing inrichten. Maar de hele branche vraagt samen om regie. Marketingorganisaties kiezen verschillende tactieken op verschillende plekken, maar het moet op elkaar aansluiten als je een nationale strategie wilt. De vraag is dus of de Staatssecretaris bereid is om dat leiderschap dat wordt gevraagd, ook op zich te nemen.

De voorzitter:

Ik kijk dan ook gelijk even naar de heer Van der Lee. Hebt u een interruptie die hierop aansluit? Ja? Dan krijgt u de vloer.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Misschien wilde de Staatssecretaris überhaupt nog ingaan op mijn suggestie om meer naar een convenantstructuur te kijken. Met alleen een interbestuurlijk akkoord kom je er ook niet. Je moet met alle partijen die in de toerismesector actief zijn tot afspraken komen. We hebben de afgelopen jaren op andere terreinen goede ervaringen hiermee opgebouwd, gefaciliteerd door de SER, waarbij de overheid vanuit verschillende ministeries verantwoordelijkheid neemt door te participeren, maar ook vanuit verschillende bestuurslagen en vanuit een vrij brede sector tot afspraken weet te komen. U werkt aan een wetsvoorstel waarmee u op een gegeven moment bepaalde afspraken algemeen verbindend kunt verklaren als er een duurzaamheidsaspect in zit. Ik zie hier echt heel kansrijke mogelijkheden.

De voorzitter:

Ik dacht: ik combineer al deze interrupties, want die zouden weleens iets met elkaar te maken kunnen hebben.

Staatssecretaris Keijzer:

Verstandig, voorzitter; dank u wel. Ik wil echt wegblijven van dat laatste onderwerp, want de Wet ruimte voor duurzaamheidsinitiatieven is echt een ander onderwerp. Hier gaat het om het volgende. We zien allemaal het belang van toerismebeleid. We zien allemaal het belang van spreiding. Dat zien we allemaal met elkaar, maar ik hecht er wel aan om duidelijk te zijn over wat ik wel en niet vermag. Ik heb geen budget; dat zeg ik er meteen eerlijk bij. Uw opmerkingen doen me bij elkaar een klein beetje denken aan de aanpak die we in de Retailagenda hebben. Ik heb geen budget, maar hoe ik mij zo'n toerismetop voorstel, zoals bepleit door mevrouw Van den Berg van de CDA-fractie, is dat we komen te spreken met al die verschillende actoren. U moet u daarbij realiseren dat de ambassadeurs in januari hebben afgesproken om met plannen te komen. Daar gebeurt dus al heel veel. De functie die ik zou kunnen hebben en ook graag op mij wil nemen, is om ze uit te dagen: geef dan eens verder aan wat je daarmee wilt. Er wordt wel heel vaak gezegd dat men een actieprogramma wil, maar als je dan doorvraagt wat daar allemaal precies in moet, is iedereen toch nog wel een beetje op zoek. In mijn brief aan de Kamer heb ik aangegeven dat ik in gesprek wil met gedeputeerden, omdat die zichzelf hiervoor verantwoordelijk achten, om dan met elkaar te bekijken wat we kunnen aanjagen en versnellen om ervoor te zorgen dat ook de rest van het aantrekkelijke Nederland zijn bestemming vindt. Als u dat bedoelt, krijgt u van mij een volmondig «ja».

De heer Paternotte (D66):

Als de zorg van de Staatssecretaris is dat wij haar afrekenen op zaken waar je gewoon geen invloed op hebt, zeg ik haar dat dat volgens mij niet de bedoeling is. Volgens mij constateren de collega's dat er veel bewindspersonen zijn die akkoorden sluiten over zaken waarover je niet direct zeggenschap hebt, of dat nou een energieakkoord is of een akkoord over een ander onderwerp. Dat zouden we graag zien: dat de Staatssecretaris leiderschap neemt bij het maken van zo'n actieplan of akkoord, op basis waarvan het gedrag van al die verschillende partijen meer op elkaar kan worden afgestemd om meer resultaat te bereiken. Ik begrijp dat er ook ambassadeurs zijn. Ik kende die helemaal niet, dus mijn vraag is ook wat die functie precies inhoudt. De andere vraag is, nogmaals, of de Staatssecretaris bereid is aan zo'n akkoord te werken. Wij snappen dat de verwachtingen niet torenhoog of beter gezegd niet onbeperkt mogen zijn.

De voorzitter:

We doen het net als daarstraks. De heer Van der Lee sluit meteen aan met een interruptie.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Ja, aanvullend, want de heer Paternotte haalt de woorden uit m'n mond. Op één punt heb ik nog een aanvulling, namelijk het budget. Ik begrijp heel goed wat de Staatssecretaris zegt. In het rondetafelgesprek hebben we van sommige partijen wel allerlei wensen gehoord die financiële implicaties hebben, maar aan deze tafel heb ik de Kamer nog niet horen zeggen «kom maar met geld over de brug». Volgens mij zitten we er allemaal zo niet in. We willen gewoon dat de partijen die er nu actief in zijn, veel beter samenwerken. We willen het bestaande geld en de bestaande budgetten beter op elkaar afstemmen, zodat we gezamenlijk tot resultaten komen, voordat we gaan bekijken of er allerlei extra investeringen moeten komen. Volgens mij is het ons daar op dit moment niet om te doen.

De voorzitter:

De Staatssecretaris... Pardon, de heer Alkaya.

De heer Alkaya (SP):

Om hierbij aan te sluiten, want ik onderschrijf dit punt geheel, is het misschien ook goed als de Staatssecretaris kan ingaan op de vraag hoe de samenwerking op dit moment gaat. Misschien komt dit nog in de rest van haar betoog. Zij geeft een aantal voorbeelden dat ze in gesprek wil gaan, bijvoorbeeld met gedeputeerden en met andere stakeholders. Dat is eigenlijk wat wij willen, alleen iets programmatischer en met een plan van aanpak. Vindt zij dat het op dit moment goed genoeg gaat? Vindt zij dat op dit moment het overleg planmatig en structureel goed genoeg gaat? Nu hebben we een paar keer een stukje van die informatie gekregen, maar vindt zij dat het nu goed genoeg is?

Staatssecretaris Keijzer:

Ja, het gaat op dit moment goed, maar we willen dat op meerdere plekken zijn beslag laten hebben. Een aantal van u heeft het gehad over de Van Gogh-verhaallijn, laat ik het voor het gemak maar even zo noemen. Je kunt je natuurlijk voorstellen dat je dat op meerdere plekken in Nederland kunt doen. Het is trouwens wel prachtig hoe we het nu hier doen. Ik ben altijd heel huiverig als mensen het idee hebben dat ik iets ga doen, terwijl ik daar een ander idee over heb. Dat is waarom ik af en toe wat terughoudend ben. Maar zoals we nu met elkaar hierover komen te spreken, vinden we elkaar, volgens mij. Want precies zoals de heer Van der Lee zegt, is het niet de bedoeling om allerlei prachtige ideeën die veel geld kosten te gaan uitrollen. Nee, het is juist de bedoeling om met elkaar om tafel te gaan zitten om te zien hoe je op andere plekken in Nederland die verhaallijnen kunt uitrollen, om die HollandCity-aanpak zijn beslag te laten hebben. En dan is echt mijn antwoord volmondig: ja, ik ga dat gesprek graag aan met de gedeputeerden.

Het enige wat ik nog wel wil zeggen tegen de heer Paternotte – ik meen dat dit zijn punt was – is dat dat bestuurlijk akkoord natuurlijk wel een akkoord is dat met gemeenten gesloten is, omdat ook in het regeerakkoord extra geld naar de gemeenten gaat. In het kader van die afspraken is er vervolgens een akkoord gesloten met allerlei verschillende richtingen daarin. Ik kan dat nu niet openbreken en zeggen: en dan gaan we nu nog eens even voor toerisme nog eens iets extra's doen. Dat akkoord is gesloten tussen FNV... Nee, ik bedoel «VNG», bijna hetzelfde; nee hoor, voorzitter, natuurlijk niet! Dus tussen VNG, IPO en de rijksoverheid. Dat akkoord staat. Maar omdat daarin de regionale economie genoemd is als zowel versneller als onderwerp, vind ik dat wel een uitgestoken hand om hierover het gesprek met elkaar voort te zetten, zeker ook omdat heel veel gedeputeerden mij benaderd hebben.

De voorzitter:

Ik heb de Staatssecretaris even haar betoog af laten maken, maar de heer Moorlag had nog een opmerking.

De heer Moorlag (PvdA):

Ik heb het idee dat we wel dichter bij elkaar komen. Ik hoor de Staatssecretaris ook de vergelijking maken met de Retailagenda. Ik denk dat dat een heel mooi voorbeeld is, want dat was ook een project dat een aantal jaar heeft geduurd, waar niet allerlei enorme kostenbeslagen uit voortkwamen, maar dat hoofdzakelijk erop gericht was om vanuit een urgentiebesef, met name over de leegstand in de winkelcentra en de kleine detailhandel, met alle partijen om tafel te gaan en te kijken of er een programma gemaakt kon worden waarmee een aantal zaken kon worden gereguleerd. Als de Staatssecretaris toezegt om iets te ontwikkelen naar analogie van de Retailagenda en de Kamer daarover te informeren, ben ik daar dik tevreden mee.

Staatssecretaris Keijzer:

Ja, en dan word ik weer wat huiverig, want ik wil wel in eerste instantie ook van gedeputeerden horen hoe zij dit zien. Nu een actieprogramma beloven terwijl ik nog niet weet wat wij precies met elkaar gaan bespreken en wat zij precies van mij verlangen, daar wordt ik een beetje huiverig van. Ik kan wel toezeggen dat nadat ik dat gesprek gehad heb – «gesprek» is misschien wat zachtjes uitgedrukt, want mevrouw Van den Berg noemde het nadrukkelijk een «toerismetop» – ik de Kamer daarover informeer. Dat spreekt voor zich.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

Staatssecretaris Keijzer:

Voordat mensen die zitten te luisteren, denken «hé, wacht eens even, dit ging toch over toerisme? Nu hebben ze het over akkoorden en actieprogramma's en weet ik allemaal wat», even het volgende. Toen ik dit overleg voorbereidde, vertelde ik thuis dat ik binnenkort in debat zou gaan over toerisme. «Ga je daar dan over?» werd er gevraagd. «Ja, daar ga ik over», zei ik, «toerisme in Nederland». «O, vertel eens?» Dus ik zat op een gegeven moment te vertellen over het verschil in Nederland en al die verschrikkelijk mooie plekken die we hier hebben. Als je in Groningen komt, los van de stad Groningen met het prachtige museum, lijkt het wel of de lucht wat hoger ligt, de ruimtelijkheid is daar heel erg groot. Ik heb in mijn voorbereiding maar eens het een en ander op een rijtje gezet. Friesland: dan is zeilen het eerste wat bij me opkomt. Vervolgens kom je bij het Rijksmuseum Twente in Enschede. Heel veel mensen hebben het altijd over het Rijksmuseum Amsterdam, maar we hebben ook nog een rijksmuseum in Enschede. En dat is absoluut een kijkje waard, kan ik u verzekeren. Vervolgens de Hanzesteden in Overijssel en Gelderland. Dat is een van die lijnen die we met elkaar hebben vastgesteld. Zeker als je weet welke steden daaronder vallen. Ik noem – met het noemen van één krijg ik natuurlijk ruzie met de bewoners van andere steden – Deventer, Doesburg, Harderwijk, waar ik laatst nog geweest ben, Zwolle, niet te vergeten met Museum de Fundatie. Het is werkelijk fantastisch. Drenthe: hunebedden, TT-Assen. Brabant: ik had het al over Grave, maar Breda en Den Bosch; we weten het allemaal. Zeeland: naar mijn gevoel wordt de lucht altijd blauwer als je richting Zeeland rijdt. En het strand Neeltje Jans, met zicht op de pijlers van de stormvloedkering. Zuid-Holland: Rotterdam en Den Haag. Utrecht: De Unie van Utrecht, het begin van onze onafhankelijkheid en de prachtige binnenstad. En dan uiteindelijk kom je aan in Noord-Holland. En dan val ik stil.

Het zijn allemaal prachtige plekken in Nederland en het is zeer noodzakelijk dat we de rest ook laten weten hoe mooi dat eigenlijk wel niet is en hoe belangrijk het is dat mensen daar ook hun plek kunnen vinden. Want er zijn plekken in Nederland waar het absoluut te druk wordt. Als je in het weekend in Amsterdam bent, zeker in het centrum, zou je je kunnen voorstellen dat het daar ook weleens wat anders zou kunnen zijn. Maar Giethoorn, laten we dat niet vergeten, is ook zo langzamerhand veel te druk, in ieder geval voor de mensen die daar wonen.

Mijn doel is om zo veel mogelijk regio's en ondernemers te laten profiteren van het groeiend toerisme. Met het NBTC wil ik bezoekers verleiden om naar minder bekende plekken in ons land te gaan. Terecht hebben veel bestuurders mij erop gewezen dat af en toe deze discussie een beetje verkeerd gevoerd wordt, namelijk als: Amsterdam is te druk, laten we eens naar de rest van Nederland kijken. Ik deel dat volledig. Met mijn bloemlezing zojuist van al die andere plekken in Nederland heb ik dat willen benadrukken.

In de afgelopen tijd is er dan ook al een koerswijziging ingezet. We streven niet meer naar absolute groei van toerisme maar naar duurzame groei, verspreid over het land en gedurende het hele jaar. We zetten in op de toeristen die wat meer te besteden hebben, bijvoorbeeld toeristen met interesse in cultuur of mensen die om zakelijke redenen naar Nederland komen.

Maar ik wil hierbij wel reëel zijn. De heer Van der Lee gaf al aan dat het gedrag van toeristen maar beperkt beïnvloedbaar is. Als ik binnenkort het idee opvat om naar Londen te gaan, laat ik me ook niet naar Birmingham verwijzen. En dat geldt natuurlijk ook voor mensen die naar Nederland komen. Iemand die een citytrip naar Amsterdam boekt, is niet gemakkelijk van dat plan af te brengen, maar misschien wel te verleiden om iets verder in de regio te kijken. Toeristen die ons land vaker bezoeken, zullen makkelijker naar andere locaties gaan. Voor een optimaal resultaat is het belangrijk dat de inspanningen om toeristen te spreiden, goed op elkaar aansluiten. Amsterdam en de metropoolregio Amsterdam proberen bezoekers al naar buiten de ring te trekken. Het NBTC probeert ze vervolgens verder het land in te leiden. Zoals ik bij de begrotingsbehandeling al heb aangegeven op vragen van de heer Paternotte, is het belangrijk dat het NBTC op dit punt goed samenwerkt met Amsterdam. Ik heb het NBTC ook gevraagd om hierover met Amsterdam in gesprek te blijven. Dat is ook gebeurd.

Als extra impuls en om het spreidingsbeleid echt vorm te geven heeft NBTC samen met de Hollandse provincies de HollandCity-spreidingsstrategie opgesteld, het is al een paar keer voorbijgekomen. Deze presenteert Nederland als één grote metropool met korte reisafstanden en wijst buitenlandse toeristen op de korte afstanden in ons land. Dit maakt het voor toeristen interessant om naast Amsterdam ook andere plekken in Nederland te bezoeken. Door heel Nederland lopen verhaallijnen als denkbeeldige metrolijnen, op basis van culturele en regionale thema's, bijvoorbeeld de Hanzesteden. 2017 stond in het teken van «Van Mondriaan tot Dutch Design», met 600.000 bezoekers een groot succes. Dat was hier in Den Haag zichtbaar, maar ook bijvoorbeeld het museum in Drachten heeft hiervan geprofiteerd, met een verdubbeling van het aantal bezoekers.

De verhaallijnen zie ik als een bouwwerk voor de spreidingsstrategie. Hoe meer we de verhaallijnen invullen met bezienswaardigheden en verblijfsaccommodaties, hoe krachtiger het wordt. Zoals gezegd is hierbij de rol van provincies en gemeenten van grote betekenis. Zij kennen de sterkte van de regio's en de bezoekers het best. Zij kunnen met ondernemers de identiteit van hun gebied versterken en een aantrekkelijk aanbod ontwikkelen. De tentoonstelling Hieronymus Bosch in het Noordbrabants Museum heeft dat ook laten zien: 420.000 bezoekers in minder dan drie maanden. Het organiseren van zo'n groot evenement vraagt creativiteit, lef en veel inzet, maar het heeft Den Bosch geen windeieren gelegd. De stad staat in één keer internationaal op de kaart. Zelfs op maandagmiddag was het op de terrasjes gezellig druk. Ook voor de horeca en de detailhandel dus van belang. Leeuwarden – ja, voorzitter, daar gaat u even goed voor zitten – is als culturele hoofdstad van Europa net gestart, met een prachtige kick-off trouwens hier op het Plein. We hopen natuurlijk allemaal op eenzelfde succes als in Den Bosch. Een ander voorbeeld is Noord-Holland, dat heeft laten zien dat investeren in het openbaar vervoer loont. De buslijn van Amsterdam Centraal Station naar de Zaanse Schans is een groot succes en kan echt als voorbeeld dienen voor de rest van Nederland. Ik wil dan ook graag met gedeputeerden in gesprek gaan om te bekijken hoe we dit allemaal nog kunnen versterken.

Voorzitter. Dan kom ik bij een aantal vragen van de woordvoerders. Ik zal kijken of ik ze ondertussen al niet beantwoord heb. De heer Moorlag vroeg aan mij of het niet verstandig was om dependances te openen van musea zoals het Rijksmuseum. Ik snap zijn betoog, want je zou meerdere plekken dit soort trekkers gunnen. Tegelijkertijd is het heel makkelijk gezegd, maar veel moeilijker gedaan, gezien de investeringen die dit plan nodig heeft. De basisinfrastructuur voor kunst en cultuur is weer voor vier jaar vastgesteld. Daarin zijn de middelen vastgesteld voor de besteding aan dit soort onderwerpen. Maar ik kan wel melden – dat zal de heer Paternotte misschien niet zo fijn vinden – dat ik vanavond zelf in ieder geval wel in het Rijksmuseum in Amsterdam ben. Marten en Oopjen, die tentoonstelling met die prachtige werken van Rembrandt wordt daar vanavond geopend. Als ik had geweten dat het in deze week was, had ik niet ja gezegd, maar ik ben toch wel blij dat ik ze vanavond ga zien. Een prachtig voorbeeld van kunst en cultuur die mensen kan trekken, in dit geval dan wel naar Amsterdam. Maar dat is toch, zoals de heer Wörsdörfer gezegd heeft, een geweldig aantrekkelijk uithangbord voor Nederland.

De voorzitter:

Er is nog een interruptie van de heer Moorlag.

De heer Moorlag (PvdA):

Ik heb dat als voorbeeld genoemd. Wat die dependance van het Rijksmuseum betreft, snap ik ook wel dat je niet even op de grond stampt en dat het dan plotseling mooi weer wordt. Dat is het idee niet. Maar als je ziet dat tot 2030 het toerisme met 5% gaat groeien, vind de Staatssecretaris dan niet dat je eens moet gaan nadenken over de vraag of je in Nederland niet andere toeristische trekkers kunt creëren, die die toeristenstroom wat spreiden? Je ziet dat dat met bestaande locaties al gebeurd. Giethoorn werd genoemd, maar denk ook aan het factory outlet centre in Roermond, waar heel veel Chinezen een uitstapje naar maken. Is het niet tijd dat er eens wordt nagedacht over het creëren van andere grootschalige toeristische trekkers, verspreid over Nederland? Dat hoeft wat mij betreft niet binnen een jaar, twee jaar of vijf jaar gerealiseerd te worden, maar zou je er conceptueel niet eens over moeten nadenken?

Staatssecretaris Keijzer:

Ja, zoals gezegd: de basisinfrastructuur is vastgesteld. Tegelijkertijd denk ik ook: laten we nou eerst eens met elkaar kijken wat we hebben. Ik heb er al een aantal genoemd: Rijksmuseum Twente, het museum in Groningen, Museum de Fundatie in Zwolle, Singer Laren: het zijn een aantal werkelijk prachtige musea die we in Nederland al hebben. Ik noem ook het Oorlogsmuseum in Overloon, waar ik zelf geweest ben. Je weet werkelijk niet wat je ziet. Laten we met elkaar kijken wat we al hebben en in het gesprek dat ik op nadrukkelijk voorstel van de Kamer ga voeren met gedeputeerden, kijken hoe we datgene wat we al hebben kunnen verbinden met elkaar om zo mensen die kant op te kunnen trekken. Volgens mij is dat veel verstandiger dan er weer iets naast te zetten.

De heer Moorlag (PvdA):

Maar ik pleit er ook niet voor om er iets naast te zetten. Wil de Staatssecretaris toezeggen dat ze dit punt, namelijk hoe je een aantal grote iconische toeristische trekkers kunt creëren in het land, ook met medeoverheden gaat bespreken? Ik snap ook wel dat je dit niet even op korte termijn realiseert. Maar een beetje ambitie mag er wat mij betreft ook wel zijn. Een van mijn stelregels daarin is: jongens, waar een wil is, is een omweg.

Staatssecretaris Keijzer:

Die wil is er wel, maar die richt zich op de bestaande musea. Laten we eens kijken hoe we daar de bezoekersaantallen kunnen vergroten en de verhaallijnen kunnen uitleggen, zodat de toerist, als hij landt op Schiphol of op een andere manier Nederland in komt, als vanzelf op weg gaat naar de andere prachtige musea die we in Nederland hebben. Kijk eens naar wat we hebben op dit vlak. Echt, je kunt dagen prachtige dingen bekijken en prachtige plaatsen bezoeken.

Voorzitter. D66 en de SP vroegen aan mij of ik andere prachtige «merken», zoals ze dit noemden, op de markt wil zetten, zoals Rotterdam. Ook dit is iets waar ik graag de komende tijd samen met de genoemde partners op in wil zetten. We doen het al volop met verhaallijnen en themajaren, maar er zijn zeker ook nog andere stappen te zetten, bijvoorbeeld ten aanzien van Rotterdam, dat ook prachtig is om te zien. Als je daar uitkijkt over het havengebied, weet je niet wat je ziet. De inzet kan dus ook zeker daarop gericht zijn.

De heer Paternotte vroeg naar de werkwijze van het NBTC. Volgens mij vroeg hij of het NBTC nog steeds wordt afgerekend op groei van toerisme. In de afspraken die in het verleden zijn gemaakt, was dat zo. Inmiddels is het nadrukkelijk de bedoeling, zoals ik net al zei, om meer in te zetten op duurzaam toerisme en op mensen de rest van Nederland in krijgen. Daar is de inzet op gericht. We zijn aan het kijken of dat reden is om de subsidieafspraken die gemaakt zijn met het NBTC te wijzigen. Dan rekenen we niet meer af op zaken die we niet meer willen. Het is natuurlijk wel nog steeds de bedoeling dat mensen Nederland weten te vinden. Daar is het beleid van het NBTC ook op gericht.

De voorzitter:

Er is een interruptie van de heer Paternotte.

De heer Paternotte (D66):

Het gaat de goede kant op. Ik stelde die vraag natuurlijk omdat er ook andere belangen zijn. Hotels in Amsterdam kunnen nog steeds denken: laat die toeristen maar naar ons komen, dan kunnen de prijzen nog verder omhoog en worden we de duurste hotelstad van Europa. Dat levert meer marges op, maar volgens ons niet op de plek waar we dat willen. Bovendien zorgt dat ook niet echt voor banen op de plek waar we die nog nodig hebben. Daarom mijn vraag om het NBTC inderdaad niet af te rekenen op absolute bezoekersaantallen, misschien wel op duurzame groei, maar vooral op spreiding, zodat het juist groeit op andere plekken dan in Giethoorn, Volendam, de Kinderdijk, de Zaanse Schans en de hoofdstad.

Staatssecretaris Keijzer:

Het lastige van deze vraag is, en dat hoorde je eigenlijk ook een beetje in het interruptiedebatje tussen de heer Wörsdörfer en de heer Paternotte, dat de rest van Nederland nu eenmaal... Ik heb weleens een grapje gehoord over een Amerikaan die vraagt of the Netherlands een town is in Amsterdam. Als de rest van de wereld naar Nederland kijkt, heeft die het vaak over Amsterdam. Dat gebeurt ook als je in Amerika bent en vertelt waar je vandaan komt. Als ik in Amerika ben en vertel dat ik net boven Amsterdam woon, snappen ze meteen wat ik zeg. We kunnen dus niet stoppen met het gebruiken van Amsterdam als trekker om naar Nederland te komen. Dan zouden we echt het prachtigste visitekaartje, dat internationaal gekend en gezien wordt, verliezen. Vervolgens is het wel van belang dat het NBTC niet Amsterdam vermarkt. Daarin vinden we elkaar. Dat doet ook eigenlijk niemand meer als zodanig. Het is van belang dat de marketing met name op Nederland gezet wordt. Zo kijken we op dit moment ook naar de relatie van het Ministerie van EZK met het NBTC. We zijn ook aan het kijken of er in de subsidieafspraken nog afrekeningsmodules zitten die we met elkaar niet meer willen.

De voorzitter:

Meneer Paternotte, nog een keer? Ik wilde u niet uitlokken hoor, maar ik deed het wel.

De heer Paternotte (D66):

Het gaat er natuurlijk om dat er andere plekken in Nederland zijn die zeggen dat het niet gaat werken om via Amsterdam mensen naar hen toe te halen. Zij zoeken namelijk een heel ander soort toeristen. Zij zijn voor heel andere doelgroepen interessant en bieden iets anders dan waar mensen aan denken bij Amsterdam. Dat is inderdaad wereldwijd een heel bekend merk. Dat wordt ook nog eens versterkt door het kuddegedrag dat internet oproept. Op TripAdvisor zie je de bekendste attracties en daar wil iedereen dan naartoe. Amsterdam verkoopt zichzelf eigenlijk wel. Het is dus niet meer zo nodig. We moeten er juist voor zorgen dat Amerikanen eens een keer aan iets anders denken, maar ik heb niet het idee dat we dat doen. Ik hoor veel mooie woorden, maar op de websites of op toerismebeurzen gaat het alleen maar over die hoofdstad. Daar kunnen we wat ons betreft van afstappen. Ik ben in ieder geval blij dat we afstappen van die streefcijfers. Ik hoop dat dit ook leidt tot een strategieverandering.

Staatssecretaris Keijzer:

Ja, maar dat ben ik ook al de hele tijd aan het vertellen. Ik vertel al de hele tijd dat we juist graag mensen willen verleiden en uitdagen om de rest van Nederland te bezoeken. Tegelijkertijd moeten we hier niet doen alsof we mensen kunnen sturen. Amsterdam is nu eenmaal een uithangbord van Nederland. Het is onze hoofdstad, een prachtig mooie stad. De meeste mensen kennen deze stad. In die zin is die het ticket waarmee we mensen weten te verleiden om naar Nederland te komen. En nu moeten we ervoor zorgen dat ze vervolgens die andere plekken in Nederland bezoeken. Niemand geeft in die zin ook meer geld uit aan de marketing van Amsterdam.

Ook in Amsterdam zelf zijn ze nu aan het kijken... Dat beleid is overigens ook vastgesteld. De term «kijken» is veel te beperkt. De gemeenteraad van Amsterdam heeft al zes toeristische focusgebieden vastgesteld waarmee hij mensen buiten de ring van Amsterdam wil krijgen. Op mijn beurt zeg ik dan tegen Amsterdam: kijk ook of je met de rest van Nederland wat meer kunt samenwerken. IJburg is een prachtig mooi stadsdeel van Amsterdam. Dat weet ik. Er is ook een heel mooie brug ernaartoe, maar ik kan me zo voorstellen dat het veel beter is om een toerist die vanuit Rusland op zoek is naar historische binnensteden, te wijzen op onze historische Hanzesteden. Dat is vele malen verstandiger om te doen. Ik was net sprakeloos over de schoonheid van Noord-Holland, maar laat ik ook nog maar eens een keer Monnickendam en Edam noemen. Dat zijn prachtige stadjes, die wellicht veel aantrekkelijker zijn voor toeristen die op zoek zijn naar een historische binnenstad dan IJburg. Daarom ook zeker de uitnodiging aan de wethouder van Amsterdam om aan te schuiven en om met elkaar vast te stellen hoe we die spreidingsstrategie, ook in het belang van Amsterdam, kunnen vormgeven. Dan nog even tot slot. De vorst van de afgelopen tijd heeft natuurlijk niet geholpen, met die prachtige beelden van het schaatsen op de Amsterdamse grachten, maar ik was ook trots toen ik die zag, want het is mooi wel van ons.

De voorzitter:

Gaat u verder met de beantwoording.

Staatssecretaris Keijzer:

Mevrouw Van den Berg vroeg of de Staatssecretaris een strategie kan ontwikkelen met Duitse toeristen als speerpunt. De Duitsers zijn inderdaad een zeer belangrijke markt, met bijna 5, 2 miljoen bezoekers in 2017. Dat is een stijging van 12%. Ze zijn vaak meerdere keren in ons land geweest, kennen Nederland en staan er meer voor open om nieuwe plekken in ons land te bezoeken. Het NBTC richt zich ook heel actief op de Duitse markt. Gedurende het hele jaar worden herhaaldelijk bezoekers benaderd door digitale consumentencampagnes gericht op de Duitse en ook de Belgische bezoekers. Denk aan de verhaallijnen «kastelen en buitenplaatsen», «Hanzesteden» en «Mondriaan tot Dutch design». Het NBTC heeft een meerjarige pilot opgezet met het Ministerie van OCW, Kunst Holland, om de cultuurbezoekers uit buurlanden te trekken.

De voorzitter:

Er is een interruptie van mevrouw Van den Berg.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Daar wil ik graag een vraag over stellen. Ik begrijp dat heel veel initiatieven van het NBTC met name gericht zijn op Duitsers. Ik hoor de Staatssecretaris echter nog niet zeggen dat daarin actief contact gezocht wordt met andere organisaties in het buitenland, dus in Duitsland zelf. Een van onze vragen was of er bijvoorbeeld actief contact gezocht kan worden met Keulen.

Staatssecretaris Keijzer:

Dat zoeken we op. Dat heb ik op dit moment niet paraat.

Mevrouw Van den Berg vroeg ook aan mij of ik kan aangeven hoe bruisende buitengebieden meer kunnen worden betrokken bij de ontwikkeling van een regionale verhaallijn. Hoe wil ik ervoor zorgen dat er meer wordt gewezen op nationale parken en de Hanzesteden, om toeristen meer te spreiden? Om te beginnen moeten we ervoor zorgen dat het aanbod in buitengebieden ook daadwerkelijk bruisend is en aansluit bij de behoeften, de interesse en de vraag van toekomstige gasten. Initiatieven zoals nationale parken en de Hanzelijn zijn natuurlijk een goede uitingsvorm daarvan. Deze moeten de komende tijd worden uitgebouwd. Het uitvoeringsbureau voor de nationale parken is ondergebracht bij Staatsbosbeheer. Ook daar is zeker aandacht voor internationale marketing. De Hanzelijn wordt de komende jaren verder uitgebouwd en ook onder de aandacht gebracht van de toeristen uit de buurlanden.

Voorzitter. Dan kom ik op een aantal afzonderlijke onderwerpen. Ik begin met de vragen die gesteld zijn over Airbnb, door de fractie van de SP en de fractie van D66. Ook de fractie van GroenLinks heeft er uiteraard uitgebreid over gesproken. Het is goed om ons te realiseren dat een op de tien overnachtingen in Amsterdam onder Airbnb valt. Dat maakt het in die zin ook weer relatief. Ik geloof dat 70% van de Airbnb-overnachtingen buiten de ring van Amsterdam is. De heer Van der Lee zei echter terecht dat er steeds meer van dit platforms komen. De vraag was eigenlijk: wat wil de Staatssecretaris hieraan doen? De Minister van BZK, Ollongren, is primair verantwoordelijk voor het dossier van de toeristische woning, omdat dit nu eenmaal gaat over de regulering van de woningmarkt. In overeenstemming met de moties die ik eerder genoemd heb, vinden onder regie van Binnenlandse Zaken gesprekken plaats tussen de geïnteresseerde gemeenten en de platforms die de vakantieverhuur van woningen faciliteren, om te verkennen welke overkoepelende afspraken de partijen kunnen maken. Daarbij wordt ook gekeken, op uitdrukkelijk verzoek van de heer Paternotte, welke eventuele extra regulering nodig en mogelijk is. Het punt van de toeristenbelasting loopt daar dus nadrukkelijk in mee. Ik ben betrokken bij dit traject. Ik kan u zeggen dat de Minister van BZK rond 1 april – dat is geen grap – in overleg met mij de Kamer zal informeren over de voortgang van dit dossier.

De heer Moorlag (PvdA):

Ik begrijp de verwijzing naar de Minister van BZK wel, maar er zit natuurlijk ook heel nadrukkelijk een economische component aan. Je moet gewoon vaststellen dat de economische betekenis van de platforms steeds meer toeneemt. Er ontstaat een informele economie. Wij voeren hier een debat met de Staatssecretaris van Economische Zaken. Dit raakt meerdere ministeries en het gaat ook zeker deze Staatssecretaris aan. Het is toch hoog tijd dat er ordenend wordt opgetreden. De Staatssecretaris heeft ook de verantwoordelijkheid voor mededingingsrechtelijke aspecten. Ik begrijp van de heer Van der Lee dat er bij hem in de buurt woningen zijn waar een economische omzet wordt gedraaid die misschien wel hoger is dan de omzet van hotel 't Gemeentehuis in Bedum, dicht bij mijn woonplaats. Dat is per woning. Dan denk ik: een beetje economische ordening is wel op zijn plaats. Is de Staatssecretaris bereid om zich samen met haar collega van Binnenlandse Zaken, maar wellicht ook met die van Financiën, in te spannen om deze vorm van bedrijvigheid – zo kun je het namelijk ondertussen wel noemen – wat meer te reguleren?

Staatssecretaris Keijzer:

Ja, daar zijn de gesprekken nou net ook op gericht. Ik heb ook al een brief gestuurd over de deeleconomie, naar aanleiding van het Rathenau-rapport. Daar komen we morgen met elkaar over te spreken. In het algemeen zitten er prachtige economische kansen aan de deeleconomie. Dat ziet ook iedereen. Daarom ben je in zijn algemeenheid ook wat huiverig om alles meteen maar, als je het negatief wilt formuleren, stuk te regelen. Tegelijkertijd lopen we aan tegen dermate negatieve effecten dat we regulerend willen optreden. De toeristische woningverhuur is daar een prachtig voorbeeld van. Het antwoord op die vraag is dus volmondig ja. Het is alleen op dit moment even een broedende kip. We zijn met de desbetreffende gemeenten en de platforms in gesprek. Rond 1 april wordt u geïnformeerd over de voortgang in dat dossier.

De voorzitter:

We doen even weer een veegrondje met interrupties.

De heer Moorlag (PvdA):

Mijn oproep aan de Staatssecretaris is toch om daar een krachtige inspanning op te plegen. Ik ben het met de Staatssecretaris eens dat je het niet moet doodreguleren. Maar als ik € 15 op een spaarrekening heb staan, is de bank verplicht om die € 15 aan de Belastingdienst op te geven. Zou het niet mogelijk zijn, in analogie daarmee, om de platforms te verplichten de overnachtingen en de daarmee gemoeide omzet op te geven? Ik heb niet zo gek veel moeite met de kruimeleconomie, de informele economie, dus als iemand zijn woning vijf, zes nachten in een jaar verhuurt. Het gebeurt echter steeds meer bedrijfsmatig. Ik denk dat deze vorm van bedrijvigheid ook vanuit het perspectief van Economische Zaken gereguleerd moet worden. Dit vraagt een gecombineerde inspanning van BZK, Financiën en deze Staatssecretaris. Is de Staatssecretaris het daarmee eens?

De voorzitter:

Ik ben het even kwijt. Ik geloof dat de heer Paternotte eerst was.

De heer Paternotte (D66):

Ik wil natuurlijk graag even waken over de intenties van de motie die ik heb ingediend. Ik snap de heer Moorlag wel, maar ik hoor hem spreken over een stuk marktordening. Hij zegt dat het gereguleerd moet worden. Het idee van de motie is dat we maatwerk kunnen leveren in gemeenten. Harderwijk is Giethoorn niet, om het zo maar eens te zeggen. Ik was laatst in Harderwijk. Daar zeiden ze: wij willen helemaal geen limiet op Airbnb; wij willen juist meer toerisme en als Airbnb daarbij kan helpen, graag; dan kunnen wij er ook belasting op heffen. Andere gemeenten, zoals Utrecht, willen naar een limiet op het aantal dagen. Wij willen dat ze dat ook kunnen doen en dat ze zich kunnen verhouden tot die platforms. Daar is misschien regulering voor nodig. Maar het is niet nodig dat we overal in Nederland hetzelfde doen en dezelfde eisen stellen, bijvoorbeeld dat we een gemeente verplichten toeristenbelasting te heffen of om dat via het Rijk te doen. Dat absoluut niet.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Van der Lee.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Ik kan er goed mee leven dat er in het kabinet een bepaalde afspraak is gemaakt over wie het voortouw heeft. Ik vertrouw er volledig op dat de Staatssecretaris werk maakt van een goede samenwerking. Mijn punt is dat ik aan de ene kant lokaal de ruimte wil die de heer Paternotte bepleit. Dat zit ook gevangen in mijn voorstel om het aan de gemeente zelf over te laten om te kiezen of ze gebruikmaakt van wat wij nationaal regelen, ook als het gaat om hoeveel dagen je in die gemeente mag verhuren. Ik wil er wel op hameren om het zo vorm te geven dat het maximaal digitaal te handhaven is. Val niet terug op onze oude manier van handhaven, waarbij heel veel afspraken worden gemaakt en er heel veel last komt te liggen bij gemeenten, omdat ze bij wijze van spreken in de praktijk van deur tot deur moeten controleren. Bedenk nou iets digitaals. Daarom wil ik dat er zowel een plicht wordt opgelegd aan degene die iets aanbiedt, als aan het platform zelf. Richt dat zo in dat je met een simpele digitale tool, met één druk op de knop weet welk pand hoeveel dagen in het jaar via een platform verhuurd is.

De voorzitter:

De heer Alkaya ook? Gaat uw gang.

De heer Alkaya (SP):

Een korte reactie op de uitspraak van de Staatssecretaris dat een op de tien overnachtingen in Amsterdam via Airbnb is en dat dit wel meevalt. Dat is echt meer dan bij welk hotel dan ook. Het is één bedrijf dat hier achter zit en dat hierdoor enorm veel macht verwerft. Los van dat ik dit verhaal onderschrijf – ik heb net al gezegd dat ik niet voor een totaalverbod ben – zou ik een uitspraak over de wenselijkheid van wat nu gaande is, wel op prijs stellen. Dit leidt dus tot heel veel uitwassen. Hoe verhoudt dit zich tot wat er op de website van Holland.com gebeurt? Op die website kun je gewoon huizen boeken in woonwijken via, in dit geval, Booking.com en Belvilla. Blijkbaar zijn we dat normaal gaan vinden. Wat vindt de Staatssecretaris daarvan?

De voorzitter:

Het is wel een heel uitgebreid interruptiehoekje geworden, maar goed.

Staatssecretaris Keijzer:

Ik ben wel een beetje verbaasd. Het Ministerie van BZK voert op dit moment gesprekken met gemeenten en de platforms om dit te reguleren. Uiteraard ben ik daarbij betrokken. Dit geeft dus aan dat dit de uitdrukkelijke aandacht heeft. Er zijn twee moties aangenomen door uw Kamer. De laatste heeft ook oordeel Kamer gekregen. Daarmee heb ik dus aangegeven dat de regering ook inziet dat dit noodzakelijk is. Er wordt momenteel aan gewerkt. Wat vind ik daarvan, vraagt de heer Alkaya. Dat wij als bewindspersonen, als regering, hierover het gesprek voeren, geeft al aan dat wij ook zien – dat staat trouwens ook in de brief die ik heb gestuurd over de deeleconomieën – dat er nadelige kanten zitten aan deeleconomieën. Je moet per onderwerp kijken wat er aan de hand is en wat je moet regelen. De naam van Airbnb wordt steeds genoemd, maar er zijn meerdere platforms die dit aanbieden. Dit is zo'n uitingsvorm van een deeleconomie waarbij je zo langzamerhand oploopt tegen negatieve effecten. Opgelopen bént: ik formuleer het even precies voor de heer Alkaya. We gaan met elkaar kijken hoe we dat gaan reguleren. Ook de Belastingdienst bekijkt hoe we een modus kunnen vinden om al dat geld dat daarmee verdiend wordt, te belasten. Niet omdat we belasting allemaal zo fantastisch vinden – in die zin ben ik ook een Nederlander – maar omdat we ook weten dat belastingen, sociale verzekeringen en sociale lasten ons prachtige land gemaakt hebben zoals het is, en dat willen we graag zo houden. Als in een deeleconomie allerlei belastingmogelijkheden die we in de traditionele economie hebben, wegvloeien, moet je daar vervolgens dus naar kijken. Dat is wat de regering ook nadrukkelijk doet.

De heer Alkaya (SP):

Een simpele vervolgvraag: kunnen we dan in elk geval zeggen dat we op de website van Holland.com, waar het NBTC achter zit, geen woningen meer zullen aanbieden? Je zou ervan uit moeten kunnen gaan dat het volgens de regels in de gemeente gebeurt, maar in de praktijk blijkt dit heel lastig te handhaven. Dan zouden we er als overheid toch niet aan mee moeten werken dat er op Holland.com woningen in woonwijken aan onze bezoekers worden aangeboden?

Staatssecretaris Keijzer:

De heer Alkaya vraagt nu eigenlijk aan mij om deze deeleconomie te verbieden, niet officieel wettelijk, maar hij vraagt wel om via de site van het NBTC niet meer de mogelijkheid te bieden aan potentiële toeristen in Nederland om via de verschillende platforms een plek te vinden om te overnachten. Volgens mij schiet je dan net door in het reguleren van de deeleconomie. Het is een onderdeel van de toeristische sector zoals we die kennen. We moeten er alleen voor zorgen dat we de uitwassen ervan met elkaar aanpakken. Voorzitter, dat was Airbnb, althans voor dit moment. Begrijp me niet verkeerd.

Een aantal van u heeft mij gevraagd om aandacht te hebben voor het openbaar vervoer. Als je wilt spreiden, als je wilt dat mensen in de rest van Nederland kunnen komen, moet ook het openbaar vervoer goed toegankelijk zijn en aansluiten bij de gewenste spreiding van het toerisme. In 2016 bent u geïnformeerd over de introductie van het Holland Travel Ticket. Met deze kaart wordt het mogelijk om de hele dag met trein, bus en metro te reizen in heel Nederland. Ik ben dan ook blij dat ik u kan vertellen dat de vervoerders hebben besloten om de Holland Travel Tickets in 2018 ook voort te zetten. Het Holland Travel Ticket off peak, dat geldig is na 9.00 uur en in het weekend de hele dag, wordt het meest verkocht.

Naast de landelijke kaart zijn er ook regionale initiatieven. Het Amsterdam & Region Travel Ticket, naar bijvoorbeeld de Zaanse Schans, mijn geliefde Volendam en Zandvoort, is uitgebreid met het reizen per trein en is nu ook verkrijgbaar als twee- en driedaagse kaart. Daarnaast hebben vervoerders in bijvoorbeeld de provincie Friesland en in de metropoolregio Rotterdam-Den Haag regionale dagkaarten geïntroduceerd. Om de toegankelijkheid te vergroten zijn de kaarten ook makkelijker te kopen in toeristenautomaten op Schiphol en in Amsterdam.

De VVD-fractie vroeg mij of de verschillende citymarketingafdelingen of toerismebureaus ook op allerlei plekken in de provincie zijn. Toevallig ontmoette ik vorige week de directeur van het Brabants Bureau voor Toerisme. Toeval bestaat niet, zeg ik dan altijd maar weer. Het antwoord daarop is dus ja. Ik ben het ermee eens dat de versnippering van marketingorganisaties nadelig werkt voor een spreidingsstrategie en dat er meer samengewerkt moet worden. De HollandCity-aanpak, die alle partijen ook onderschrijven, helpt hierbij. In gesprek met alle partners ga ik de komende tijd kijken hoe we die samenwerking kunnen versterken. Dit is wat mij betreft absoluut een onderwerp dat ik op de toerismetop aan de orde zal stellen, zoals mevrouw Van den Berg bepleitte. Kennisontwikkeling is daarbij ook absoluut een onderwerp dat wij daarbij aan de orde zullen stellen, zeg ik in de richting van de heer Wörsdörfer.

Ik krijg nu het laatste aangereikt, of toegestopt. Dat klinkt wat minder netjes, maar het komt op hetzelfde neer. Mevrouw Van den Berg vroeg of het NBTC samenwerkt met organisaties in Duitsland om ervoor te zorgen dat we meer Duitse toeristen naar Nederland krijgen. Het NBTC werkt samen met de ambassade. Het NBTC heeft zelf ook een vestiging in Keulen, specifiek gericht op de Duitse markt. Men weet daar waar de doelgroepen zitten, zodat we die ook weten te vinden en naar Nederland weten te trekken. Duitse zusterorganisaties doen natuurlijk ook hun best om Nederlanders vervolgens weer naar Duitsland te krijgen. Zo is de wisselwerking dan ook wel weer. Gisteren was er bijvoorbeeld een gezamenlijke ontvangst van 60 Duitse journalisten. Ik ga ervan uit dat zij vervolgens weer de prachtigste dingen opschrijven over Nederland, zodat Duitsers, als ze de krant lezen of op andere manieren informatie tot zich nemen, besluiten om naar Nederland te komen en dan bij voorkeur naar al die prachtige plekken in Nederland.

Voorzitter, dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik kijk even naar links. Ik heb ruim de tijd gegeven voor interrupties. Is er nog behoefte aan een tweede termijn? Ik zie dat dit het geval is. Heel kort. Ik loop iedereen even langs. Mevrouw Van den Berg, wilt u nog wat inbrengen?

Mevrouw Van den Berg (CDA):

In de eerste plaats wil ik de Staatssecretaris bedanken voor de antwoorden, met name voor de toezegging dat zij bereid is om mede zo'n spreidingstop te organiseren. We willen in ieder geval graag een VAO aanvragen om de Staatssecretaris daarin verder te ondersteunen. Graag hoor ik nog iets meer van de Staatssecretaris over de inzet op een hogere toegevoegde waarde van toerisme. Zijn er vanuit het ministerie specifieke acties hierop? Wil ze dit verder meenemen in de top?

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Paternotte.

De heer Paternotte (D66):

Voorzitter. Goed dat er een VAO komt. Anders had ik dat aangevraagd. Dan kunnen we over een aantal dingen doorgaan, zoals de strategie en het toeristenreisproduct. Daar kunnen we dan op terugkomen. Het is heel goed dat de Staatssecretaris die spreidingstop omarmt. Ik denk namelijk dat dat leiderschap en die regierol nodig zijn en ook gevraagd worden. Ik begrijp dat de Staatssecretaris dit wil doen met gedeputeerden en bijvoorbeeld ook met de wethouder van Amsterdam. Ik ben het daarmee eens. Ik zou het goed vinden als we daarvoor ook de ondernemers en bijvoorbeeld de marketingbureaus van de belangrijkste toeristenregio's uitnodigen. Volgens mij was dat ook het voorstel van Overijssel. Men is ook bereid om dat te faciliteren. Laat de organisatie dus vooral bij de provincie Overijssel, maar laten we alle belangrijke, relevante partijen daarbij aan tafel zetten.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Wörsdörfer.

De heer Wörsdörfer (VVD):

Voorzitter. Ik onderschrijf het pleidooi van de heer Paternotte volledig. Dat wilde ik ook markeren. Zo'n top is een eerste stap. Ik denk dat je dan vanzelf in gezamenlijkheid, met gedeputeerden, bedrijven en marketingbureaus, gaat nadenken over spreiding van toeristen, of die nu van binnen of van buiten Nederland komen, maar ook over hoe we meer mensen hiernaartoe halen.

Ik wil nog één ding opmerken, over aanjagen en verantwoordelijkheden. Ik ben het er natuurlijk mee eens dat bepaalde verantwoordelijkheden bij andere departementen liggen. De verantwoordelijkheid voor de gastvrijheidssector ligt echter bij de Staatssecretaris van Economische Zaken. Ik kan me voorstellen dat je dan een vinger in de pap wilt houden. Je zult dus op enig moment ook anderen erbij moeten betrekken, zoals ook het geval was bij de decentralisatie van het zorgstelsel, waar Binnenlandse Zaken verantwoordelijk voor was.

Ik had weinig behoefte aan interrupties, want volgens mij komen we eigenlijk allemaal wel op hetzelfde uit en gaan we ervoor zorgen dat Nederland toeristenland een flinke impuls krijgt. Dat lijkt me hartstikke goed.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Alkaya nog? Gaat uw gang.

De heer Alkaya (SP):

Dank, voorzitter. Ik houd het ook kort. Het is goed dat de Staatssecretaris in gesprek gaat met lokale overheden en met provincies om de authenticiteit van de regio's te bewaren, om een vinger aan de pols te houden met betrekking tot draagvlak, maar ook om versnippering tegen te gaan door de verschillende citymarketinginitiatieven.

Ik zie wel een verschil tussen de opvatting van de Staatssecretaris en die van mijzelf als het gaat om de aanpak van particuliere vakantieverhuur, onder andere via Airbnb. Je kunt op verschillende manieren naar de rol van de overheid kijken. Je kunt eerlijke randvoorwaarden scheppen en vervolgens kijken wat de uitkomst daarvan is. Ik krijg het gevoel dat dat een beetje de insteek is van dit kabinet, maar ik ben benieuwd naar de brief van 1 april. Mijn insteek is anders: ik wil resultaat zien, in die zin dat er vooral in Amsterdam minder woningen worden verhuurd via Airbnb, omdat dat leidt tot allerlei misstanden. Ik zie dat vooralsnog niet gebeuren. Volgens mij gaat het alleen maar omhoog. Dat moet je natuurlijk wel met wettige middelen doen. Een van de middelen die je zou kunnen inzetten is het voor een relatief korte periode opleggen van een verbod. Ik hoor graag of dat wenselijk is in bepaalde gebieden waar het echt de spuigaten uit loopt en waar gehandhaafd zou moeten worden. De overheid moet in ieder geval niet het verkeerde voorbeeld geven door het op de eigen website toe te staan via in dit geval Booking.com en Belvilla, terwijl er allerlei misstanden zijn. Daar staan we dus echt anders in, maar ik zie uit naar de brief die rond 1 april komt.

De voorzitter:

Er is nog een interruptie van de heer Paternotte.

De heer Paternotte (D66):

Ik vind de heer Alkaya op het punt van Airbnb wel een enorme bestuurspessimist. Amsterdam is een van de plekken in Nederland waar toevallig een SP-wethouder over dit onderwerp gaat. De groei van Airbnb is daar tot stilstand gebracht. Het groeit niet meer, onder meer door veel handhaving, door de toeristenbelasting van toepassing te verklaren en door afspraken te maken. Nu vraagt u de Staatssecretaris om Airbnb en andere vakantieverhuur landelijk aan banden te leggen en ervoor te zorgen dat het minder wordt. Vindt u niet dat gemeenten dat zelf moeten kunnen weten? Vindt u niet dat ze zelf moeten kunnen bepalen, zoals Amsterdam al heeft gedaan onder leiding van de SP-wethouder, of er ruimte is voor meer vakantieverhuur om het toerisme aan te jagen of dat er juist paal en perk aan moet worden gesteld? Het is de taak van de rijksoverheid om gemeenten daarbij te helpen, maar niet om het zelf te gaan beperken.

De heer Alkaya (SP):

Je ziet inderdaad dat Amsterdam zijn best doet. Maar de schatting van het college is dat nog maar een kwart van de woningen die te huur worden aangeboden, zich aan de ingestelde meldplicht houden. Het blijft dus heel moeilijk om met de huidige middelen te handhaven. Daarmee kun je wel tot stand hebben gebracht dat het niet verder groeit – ik betwijfel dat overigens – maar een op de tien overnachtingen loopt alleen al via Airbnb. Als we zien hoeveel misstanden er vooral in de binnenstad van Amsterdam zijn, vind ik het gewoon wenselijk dat het vermindert. Op dit moment zie ik dat niet gebeuren. Amsterdam doet inderdaad zijn best, maar ik vraag me af of dat voldoende zal zijn met de huidige middelen.

De heer Paternotte (D66):

Als u zegt dat het volgens u nog groeit, weerspreekt u de cijfers van Amsterdam. Dat kan en mag, maar ik constateer dat de SP-wethouder zelf van mening is dat zijn beleid wel effectief is. Ik ben het daarmee eens. Ik denk dat alle gemeenten dat effectieve beleid zouden moeten kunnen voeren. U hebt wel gelijk dat je met alleen Airbnb nog niet genoeg gereguleerd hebt en dat je die afspraken met alle platforms zou moeten maken. Daar zie ik inderdaad een taak voor de Minister en de Staatssecretaris.

De voorzitter:

Een laatste reactie?

De heer Alkaya (SP):

Ik herhaal dat de wethouder ook heeft gezegd dat hij zijn best doet, maar dat hij naar zijn inschatting nog maar een kwart onder controle heeft, omdat nog maar een kwart zich heeft gemeld, en dat handhaving moeilijk blijft. Ik kan me niet voorstellen dat de wethouder een helpende hand van de rijksoverheid hierin weg zou slaan. De heer Paternotte en ik kunnen dat aan de wethouder vragen, maar ik weet al vrij zeker wat de uitkomst van dat gesprek zou zijn.

De voorzitter:

Dank u wel. Het woord is aan de heer Moorlag.

De heer Moorlag (PvdA):

Voorzitter. Dank aan de Staatssecretaris voor de beantwoording. De toezegging om aan een top deel te nemen is goed. Daar zit wel wat zorg bij mij. Na de top volgt meestal het dal, dus in plaats van een top zou ik liever zien dat er een plateau komt, zodat er een langduriger verblijf met de medeoverheden en het bedrijfsleven kan plaatsvinden. De commissie heeft vandaag vrij breed uitgesproken dat een meer programmatische aanpak naar analogie van de Retailagenda toch wel gewenst is. Ik begrijp ook wel dat de Staatssecretaris zegt dat ze eerst met andere partijen wil praten voordat ze zo'n toezegging doet, maar ik hoop dat ze ook begrijpt dat de commissie een redelijk breed signaal heeft afgegeven om tot een wat meer programmatische aanpak te komen.

Het tweede punt gaat over de platforms. Ik denk dat de commissie opnieuw breed heeft uitgesproken dat er behoefte is aan regulering. Een aantal zaken zal decentraal georganiseerd moeten worden, maar de rijksoverheid kan zeker ook centraal een aantal zaken goed organiseren, bijvoorbeeld de registratie van overnachtingen maar ook de registratie van inkomsten. Ik roep nog maar even in herinnering dat de Belastingdienst in staat is om spaarrekeningen met € 15 vooringevuld op het belastingformulier te zetten. Dat zou dan toch ook moeten kunnen met de inkomsten uit verhuur via platformen en het aantal overnachtingen via de platformen? Ik geef de Staatssecretaris nadrukkelijk in overweging om met de medebewindslieden te bekijken of er tot een bepaalde vorm van registratie kan worden gekomen en daar echt handen en voeten aan te geven.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Het woord is aan de heer Van der Lee.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. In het kader van de Hollandpromotie wil ik toch nog twee voorbeelden noemen. Ik was toevallig maandag in Nijmegen. Nijmegen is het hele jaar de Green Capital of Europe en gaat fantastische evenementen organiseren, dus dat is een mooie plek om te bezoeken. Omdat ik toch trouw ben aan mijn geboortestreek wil ik de Koninklijke DRU nog even onder de aandacht brengen, een industrieel erfgoed, prachtig gerestaureerd met een prachtige beeldentuin en heel veel culturele evenementen. Kom een keer langs, zou ik zeggen.

Dan even over het debat van vandaag...

De voorzitter:

Er is toch een interruptie. Ik geloof dat de heer Paternotte belangstelling krijgt.

De heer Paternotte (D66):

Het wordt nu natuurlijk wel pijnlijk voor de voorzitter. Het feit dat Leeuwarden dit jaar Culturele Hoofdstad van Europa is, is gewoon nog niet genoemd. O, de Staatssecretaris heeft dat genoemd. Dat is heel goed, want dat kan niet onvermeld blijven. Dat is de heer Van der Lee vast met mij eens.

De voorzitter:

Enige competitie is niemand vreemd, denk ik.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Ik dank de heer Paternotte daarvoor. Dat was precies de reden waarom ik moest denken aan Nijmegen, omdat dat de Green Capital van Europa is.

Er zijn twee hoofdpunten in dit debat. Volgens mij is iedereen eendrachtig in de wens tot meer regie. Het is fantastisch dat er een top komt. Ik vind dat de Staatssecretaris zelf maar moet beslissen wie ze daarvoor uitnodigt. Ze heeft toegezegd na die top met een stuk naar de Kamer te komen over hoe we met elkaar verdergaan. Ik begrijp heel goed dat dat allemaal niet op één dag kan. Ik zie daarnaar uit.

Ik kijk ook met veel spanning uit naar het voorstel voor de nationale kaderregulering voor de vakantieverhuur, waarbinnen gemeentelijke vrijheden moeten zitten. De Staatssecretaris heeft niets gezegd over mijn pleidooi om een oplossing te kiezen die digitaal heel makkelijk te handhaven is. Ik denk dan: wie zwijgt, stemt toe. Ze is het er vast helemaal mee eens dat het zo moet worden ingericht dat het heel makkelijk digitaal te handhaven is. Ik zie een bevestigende knik, dus ik ben heel blij.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Staatssecretaris, kunt u overgaan tot de beantwoording?

Staatssecretaris Keijzer:

Ja, voorzitter, zeker. Als je zegt «natuurlijk gaan we dat digitaal doen», loop je wel altijd het risico dat er in overleg met gemeenten toch weer net iets anders uitkomt. Toch kan ik me bijna niet voorstellen dat we het reguleren van platformen houtje-touwtje gaan doen.

Verschillende woordvoerders hadden het erover dat we de toeristische vakantieverhuur, om het zo maar even te noemen, dus de platformen, aan het aanpakken zijn en dat ze daarover geïnformeerd willen worden. Het is de bedoeling dat dat rond 1 april gebeurt.

De CDA-fractie heeft mij gevraagd of ik inzet op een hogere toegevoegde waarde van toerisme. Ik neem aan dat ze daarmee bedoelt dat er ook verbinding komt met het cultuurtoerisme, zodat je de verschillende sectoren met elkaar verbindt. Dat is absoluut de bedoeling van bijvoorbeeld de historische verhaallijn die we hebben.

De heer Moorlag stelde mij de vraag hoe ik het na de toerismetop ga doen. Daar geldt eigenlijk wat de heer Van der Lee heeft aangegeven. Ik ga het gesprek daarover aan. We noemen dat een «toerismetop», ook om het belang ervan aan te geven. Ik zal de Kamer informeren over de uitkomst ervan.

De voorzitter:

De heer Paternotte heeft een interruptie.

De heer Paternotte (D66):

Het voorstel van de provincie Overijssel is om naast de provincies, de regio's en misschien de steden, ook andere stakeholders erbij te halen, bijvoorbeeld ondernemers. Bent u van plan om dat te doen of laat u dat aan de provincie Overijssel? Dan komt het ook goed.

Staatssecretaris Keijzer:

Volgens mij geldt hier dat ik gewoon heel goed ga kijken naar wat handig en verstandig is. Als je direct met zijn allen in een gigantische zaal gaat zitten zoals ik die inmiddels ken van de Europese Raden in Brussel, ziet dat er misschien fantastisch uit, maar het is juist mijn bedoeling om praktisch met elkaar af te spreken hoe we de groei van het toerisme in Nederland op zo'n manier vormgeven dat we het spreiden en dat ook verschillende andere sectoren er de vruchten van plukken. Ik ga daarover in overleg met de heer Van Hijum. Vervolgens stellen we met elkaar vast wat hier wijsheid is en hoe we de beste bijeenkomst kunnen hebben om het doel dat zojuist door mij geformuleerd is te bereiken.

Mij werd de volgende indirecte vraag gesteld. De Staatssecretaris is verantwoordelijk voor de gastvrijheidseconomie, maar daar zitten verschillende beleidsterreinen aan verbonden. Heb ik daarover gesprekken met collega's? Ja, voorzitter, absoluut. Met het Ministerie van I en W ben ik gaan kijken welke extra inspanningen we kunnen doen rond het openbaar vervoer. Het Ministerie van I en W kan als lid van het Nationaal Openbaar Vervoer Beraad het verzoek inbrengen om samen met de toeristische sector te bekijken welke mogelijkheden er zijn om vervoersmogelijkheden voor toeristen verder te verbeteren. We vragen de toeristische sector en de vervoersbedrijven om daarbij samen op te trekken. Hiermee wordt voortgeborduurd op de samenwerking tussen de vervoerders en de toeristische sector bij de totstandkoming van het Holland Travel Ticket en de verschillende andere succesvolle producten die ik heb genoemd. De uitkomsten van dat gesprek worden via het Nationaal Openbaar Vervoer Beraad teruggekoppeld aan I en W. Het Ministerie van I en W en mijn ministerie kunnen het gesprek tussen partijen stimuleren en faciliteren om nieuwe constructieve stappen te zetten. Vervolgens gaan vervoerders zelf over de ontwikkeling van producten en de prijsstelling. We moeten ons daarbij wel realiseren dat er nou eenmaal concessies zijn verleend, waarbij natuurlijk ook afspraken zijn gemaakt over hoe het budget moet worden verdeeld en hoe vervoerslijnen moeten lopen. Dat is de disclaimer die ik daarbij neerleg.

Dan nog een laatste opmerking over Airbnb. Vind ik dat dat verboden moet worden? Nee, voorzitter. Ik heb daar al het een en ander over gezegd. Als het gaat over Amsterdam, gaat de gemeente Amsterdam daarover en niet ik. We willen gemeenten graag helpen door met hen na te denken over een effectief instrumentarium. Als de wethouder van Amsterdam daar ideeën over heeft, komen die vast aan de orde in het gesprek dat momenteel gevoerd wordt. Zoals gezegd sturen wij rond 1 april een voortgangsbrief naar de Kamer.

Tot slot vond ik dit een buitenkans. Ik dank de woordvoerders voor het agenderen van dit onderwerp, want we hebben met elkaar toch voor elkaar gekregen dat we het op een geweldig positieve manier hebben gehad over toerisme en de prachtige kanten en plekken die Nederland heeft. Nou denk ik niet dat er honderdduizenden toeristen naar dit overleg hebben gekeken, maar ik weet zeker dat met de berichtgeving hierover en de verdere afspraken die we gemaakt hebben, wel weer een bijdrage is geleverd aan het belang dat we met zijn allen zien. Dank daarvoor.

De voorzitter:

Nou, de Staatssecretaris sloot al af, maar we moeten nog even kijken of dat aan de kant van de Kamer ook zo gevoeld wordt. Het is waarschijnlijk ongepast, maar het is een Vrouw Mona-achtige variant! Dat is helemaal goed; alles voor de goede zaak.

Staatssecretaris Keijzer:

Voor alle duidelijkheid, voorzitter: het was mijn afsluiting. Ik ga uiteraard niet over die van de Kamer.

De voorzitter:

Nee, maar zo benauwd zijn we hier hopelijk niet.

We hebben nog een toezegging kunnen opschrijven, namelijk dat u de Kamer informeert over de gesprekken die u voert. Ik wil de boel niet weer opentrekken, maar volgens mij bleef een klein beetje hangen of u dat gaat doen met gedeputeerden en/of ondernemers en allerlei andere geïnteresseerden.

Staatssecretaris Keijzer:

Dat bespreek ik met de heer Van Hijum.

De voorzitter:

Prima. Van de kant van de Kamer is nadrukkelijk aangegeven dat dat best een breed gesprek zou kunnen worden; laat ik dat in ieder geval aan u meegeven. Dat komt in april, gaf ik net aan. Of ben ik in de war?

Staatssecretaris Keijzer:

Nee, in april komt de brief over Airbnb. Dat gaan we de komende tijd organiseren.

De voorzitter:

Pardon. Kunt u al aangeven wanneer de gesprekken met de gedeputeerden en anderen plaatsvinden?

Staatssecretaris Keijzer:

Nee, voorzitter. We proberen dit de komende maanden te organiseren, maar ik heb nu al compassie met de secretaresses die moeten proberen om al die mensen op hetzelfde moment in één ruimte te krijgen. We gaan er natuurlijk mee aan de slag; dat spreekt voor zich.

De voorzitter:

Dan moeten we maar even kijken. De Kamer heeft nadrukkelijk aangegeven dat dit... «haast heeft» klinkt wat overstuur, maar dat het niet op de lange baan moet komen. Ik neem dus aan: zo snel als mogelijk.

Mevrouw Van den Berg heeft een VAO aangevraagd, dat zal worden ingepland. De toezegging over de Airbnb-brief is al aan de orde gekomen.

Ik dank u allen hartelijk. Uiteraard dank ik ook de Staatssecretaris en haar ondersteuning, alsmede de mensen op de publieke tribune. We zijn ruim voor tijd klaar. Dank u wel.

Sluiting 16.21 uur.