Kamerstuk 26150-140

Verslag van een algemeen overleg

Algemene Vergadering der Verenigde Naties


Nr. 140 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 29 oktober 2014

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking hebben op 11 september 2014 overleg gevoerd met Minister Ploumen voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over:

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 8 september 2014 over richtlijnen voor de Koninkrijksdelegatie naar de 69ste sessie van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (Kamerstuk 26 150, nr. 139);

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 10 maart 2014 houdende het verslag van de herfstzitting van de 68ste Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN) van 17 september tot eind december 2013 (Kamerstuk 26 150, nr. 136).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Eijsink

De voorzitter van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, De Roon

De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Van Toor

Voorzitter: Eijsink

Griffier: Wiskerke

Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Eijsink, Van Laar, Voordewind, Sjoerdsma, Van Bommel en Ten Broeke,

en Minister Ploumen voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, die vergezeld is van enkele ambtenaren van haar ministerie.

Aanvang 10.00 uur.

De voorzitter: Ik open de vergadering en heet de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, haar medewerkers, de aanwezigen op de publieke tribune en uiteraard de leden van harte welkom. Dit algemeen overleg is gepland van 10.00 uur tot 12.00 uur en wij bespreken vandaag de richtlijnen voor de Koninkrijksdelegatie naar de 69ste sessie van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en het verslag van de herfstzitting van de 68ste Algemene Vergadering van de Verenigde Naties.

Ik geef de leden vijf minuten spreektijd met twee interrupties. Ik heb begrepen dat de heer Voordewind vooraf een verzoek wil doen. Ik geef hem daartoe het woord.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Wij hebben gisteren een debat gehad over Irak en de gruwelijkheden van ISIS, en hebben gistermiddag een hoorzitting gehouden waarbij ook de ngo's hebben ingesproken. Daar werd de noodzaak van humanitaire hulp nog eens duidelijk. Naar aanleiding van die hartenkreten heb ik gisteravond een motie opgesteld. Omdat de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking er gisteren niet bij was, hebben we toen afgesproken dat zij indien mogelijk vanmorgen zou reageren op die motie. Ik begrijp wel dat het volgende week Prinsjesdag is, maar ik hoop dat de Minister een reactie op die motie kan geven als ze die al heeft. Als dat nu niet kan, zou het ook schriftelijk kunnen.

De voorzitter: U doet allereerst een verzoek aan mij als voorzitter en aan uw collega's, namelijk om dit kort te kunnen bespreken. Ik stel voor dat wij hierover niet het debat heropenen. Als u en de leden daarmee instemmen, is dat wat mij betreft akkoord. Ik merk voor de Handelingen op dat dit geen precedent schept maar een uitzondering is. De leden staan dit toe omdat wij volgende week Prinsjesdag hebben, gevolgd door twee dagen algemene politieke beschouwingen, waarna er geen stemmingen zullen plaatsvinden. Alleen vandaag zullen dus nog stemmingen plaatsvinden. Vanwege de situatie en de urgentie stel ik voor dat wij dit punt vandaag nog kort meenemen, inclusief de reactie van de Minister, en dat wij dit ook als zodanig in het verslag opnemen zodat duidelijk is dat er een scheiding is tussen het onderwerp dat wij vandaag bespreken, de AVVN-agenda, en het voorstel van de heer Voordewind. Kunnen de leden daarmee akkoord gaan? Ik zie brede instemming, ook van de Minister. Ik dank haar, want van haar vergt dit ook het een en ander.

Ik stel voor dat we eerst het verzoek van de heer Voordewind bespreken om te reageren op de motie. Het woord is aan de Minister.

Minister Ploumen: Voorzitter. De heer Voordewind legt terecht nog eens bloot hoe groot de nood van de mensen in Noord-Irak en aanpalende gebieden is door de meest recente ontwikkelingen. Gelukkig is Nederland ook in staat geweest om enige verlichting van die nood te geven, onder andere door het steunen van ontmijningsprogramma's en natuurlijk ook onze bijdragen aan de VN-hulpverlening. Daarbij heb ik het niet willen laten, dus ik heb ook contact opgenomen met de Nederlandse ngo's. Ik hecht eraan om hier, volstrekt ten overvloede, te zeggen dat wij strikte afspraken en procedures volgen voor toekenning van financiële bijdragen aan organisaties. Wij willen niet een land worden dat zonder ordentelijke afspraken financiële middelen overhevelt naar organisaties of naar derden. In dat kader is het duidelijk geworden dat Nederlandse ngo's een belangrijke rol spelen in de uitvoering van de hulp. Dat wordt ook door de VN erkend. Zij komen, zoals de heer Voordewind al heeft opgemerkt, soms ook op plekken waar anderen niet kunnen komen. Ik zal dit blijven steunen. Wij hebben ook regelmatig contact met de VN om te zorgen dat die samenwerking goed verloopt, die soms nog wel een duwtje moet krijgen, zoals de heer Voordewind ook weet. Ik dank hem voor zijn inspanningen.

Op dit moment zijn financiële middelen niet het grote probleem in die regio. De pakhuizen zijn nog vol en er is nu goede toegang, waarbij de Nederlandse en andere ngo's goed zijn aangehaakt. Gisteren is er een teleconferentie geweest met de grotere donoren, maar ook is vastgesteld dat de ontheemden die moeilijk te bereiken zijn zich niet in Iraaks Koerdistan bevinden, maar onder andere in West-Irak, in de provincie Ambar. Er zijn grote problemen met het bereiken van ontheemden in door ISIS gecontroleerde gebieden. Dus het probleem is niet zozeer geld, maar toegang in specifieke gebieden. Ik vind de steun die uit de motie spreekt voor de inzet van Nederland zeer sympathiek maar toch zal ik deze motie op dit moment niet steunen.

De voorzitter: Dank aan de Minister. Ik sta de heer Voordewind één korte reactie toe, maar voordat ik hem het woord geef, kijk ik nog even naar de Minister. Kan zij nog beter duiden of zij de motie ontraadt, of zij de indiener verzoekt die aan te houden of de motie beschouwt als ondersteuning van het beleid?

Minister Ploumen: Dank u, voorzitter. Het is heel aardig dat u mij nog een keer de gelegenheid geeft. Op dit moment zijn de middelen niet het grote probleem. Het noodhulpbudget is zo goed als uitgeput. Mocht daar verandering in komen, dan is het duidelijk dat financiële steun aan deze crisis natuurlijk een van de onderwerpen is waar we naar kijken. In het licht daarvan zou op dit moment deze motie willen ontraden.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Dit zijn totaal andere berichten dan wij gisteren de hele dag in de rondetafelgesprekken met grote organisaties zoals Stichting Vluchteling hebben gehoord. Die organisaties staan te springen om aan de slag te gaan in Irak, maar zij krijgen van Buitenlandse Zaken/Ontwikkelingssamenwerking nee op hun verzoek, terwijl zij juist de gaten zouden kunnen vullen die de VN niet kunnen vullen. Ik ben daarom nogal verbaasd over de reactie van de Minister. Als zij had gezegd dat wij voorlopig geen geld nodig hebben en dat wij Prinsjesdag even moeten afwachten, zou ik de motie een week hebben aangehouden, maar dat zegt de Minister niet. Het enige wat zij zegt is dat geld geen probleem is. Daarom laat ik de motie vandaag toch maar gewoon in stemming komen. Ik wil heel duidelijk een signaal geven dat we niet nog eens weken moeten gaan wachten op de VN, juist omdat ook door Iraakse parlementariërs is gewezen op de bureaucratie en de trage hulpverlening door de VN. Ik wil de vluchtelingen niet in de steek laten door nog een paar weken te wachten met het indienen van deze motie. Ik zal die helaas dan ook in stemming brengen. Ik had graag de toezegging gekregen dat dat niet nodig was.

Minister Ploumen: Ik meen dat ik duidelijk heb gezegd dat op dit moment de financiële middelen zijn uitgeput en dat wij, wanneer daar verandering in mocht komen, opnieuw zullen bezien wat wij kunnen doen, met name ook voor dit gebied, waarbij ook een rol voor ngo's is weggelegd. Volgens mij is de afstand tussen de heer Voordewind en mij heel klein. Als hij mij zo wil verstaan, zouden wij tot elkander moeten kunnen komen, misschien niet nu maar wel op een later moment.

De voorzitter: Ik kijk even naar de heer Voordewind, want dit is een uitnodiging tot verbinding.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik kijk ook even naar de mede-indieners, want de motie is gesteund door de hele oppositie. Nu de Minister zegt dat geld toch een probleem is en dat wij misschien Prinsjesdag zouden moeten afwachten, biedt ze daarmee een opening met de bereidheid om alsnog naar de motie kijken op het moment dat de financiën mogelijk vrij zouden kunnen komen. Dan ben ik bereid om tot volgende week dinsdag te wachten en houd ik de motie een week aan.

De voorzitter: De motie-Voordewind c.s. (27 925, nr. 503) wordt aangehouden.

Dan gaan wij nu over naar de agenda van vandaag, over de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. De leden hebben vijf minuten spreektijd en twee interrupties per fractie.

De heer Van Laar (PvdA): Voorzitter. Dank aan het kabinet voor de duidelijke brief over de inzet bij de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. De PvdA steunt die inzet, ook voor het verkrijgen van een niet-permanente zetel in de Veiligheidsraad en voor een zetel in de Mensenrechtenraad. Wij wensen het kabinet veel succes bij de campagnes voor het verkrijgen van die zetels.

Sinds 2010 heeft de Nederlandse Minister-President de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties niet meer bijgewoond. Wij vinden het dan ook goed dat premier Rutte heeft besloten om ditmaal te gaan. Wat wordt de inhoudelijke focus in de bijdrage van de Minister-President? Is dat al duidelijk?

Het kabinet geeft aan dat het, waar dat van toepassing en gepast is, aandacht zal vragen voor en geven aan de volledige implementatie van de VN-Veiligheidsraadsresolutie over de ramp met vlucht MH17. Wat wil Nederland bereiken met het vragen van aandacht voor die resolutie? Waar wordt nu op ingezet en welke prioriteiten heeft Nederland, gezien de uitvoering van die resolutie?

De PvdA steunt ook de inzet van het kabinet binnen de post-2015-agenda, de nieuwe ontwikkelingsdoelstellingen, waarbij het uitbannen van ongelijkheid en extreme armoede, seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en voedselzekerheid de prioriteiten zijn voor Nederland. Het kabinet zal bij deze nieuwe ontwikkelingsagenda ook inzetten op betere samenwerking en kennisuitwisseling tussen de private sector, maatschappelijke organisaties, kennisinstellingen en overheden, en zal de eigen ervaring op dit gebied delen. Dat juichen wij toe.

Hoe ziet het kabinet de rol van het Global Partnership for Effective Development Cooperation binnen de post-2015-agenda, waarvan de Minister zelf vicevoorzitter is?

De Verenigde Naties staan voor een aantal uitdagingen. De hervorming van de VN is er een van. De Partij van de Arbeid vindt het met name belangrijk dat de hervorming van de Veiligheidsraad snel concreet wordt. Het belang van de hervorming is het afgelopen jaar alleen maar relevanter en duidelijker geworden. Nederland is wat de PvdA betreft terecht kritisch over het gebrek aan daadkracht van de Veiligheidsraad in de Syrië- en Oekraïne- dossiers. De noodzakelijke hervorming van de Veiligheidsraad is tweeledig. De Veiligheidsraad moet vooral een betere afspiegeling worden van de verhoudingen in de eenentwintigste eeuw. Niet meer de landen die de Tweede Wereldoorlog wonnen, maar ook andere landen zijn nu relevant in die raad. Nederland geeft aan samen met België op te trekken in de hervormingsdiscussie. Hoe ziet die samenwerking er precies uit? Welke initiatieven zijn er op dit punt ontplooid? Welke concrete voorstellen ontwikkelt Nederland om de hervorming van de Veiligheidsraad dichterbij te brengen?

Wij vragen ook graag aandacht voor de hervorming van verschillende VN-organisaties. In Rome, tijdens een werkbezoek in mei, hoorden wij bijvoorbeeld dat het World Food Programme sterk ten goede veranderd was onder druk van de Gates Foundation, nu samenwerkt met bedrijven en effectiever is gaan opereren. In Burundi blijkt dat Unicef de afgelopen jaren veel meer taken naar zich toe heeft getrokken en daarmee zijn focus eigenlijk aan het verliezen is. Bij het bestrijden van de ebola-epidemie zien we bijvoorbeeld de Wereldgezondheidsorganisatie falen. Nederland en andere grote donoren kunnen hun positie meer benutten om VN-organisaties in de goede richting te bewegen en ze zakelijker, sneller en efficiënter te laten werken. Op welke manier gaat het kabinet daar tijdens de AVVN invulling aan geven?

Ik noemde ebola al. Is dat een thema of een onderwerp dat tijdens de AVVN zal terugkomen en op welke manier?

Indien Nederland een zetel in de Mensenrechtenraad weet te bemachtigen, zal worden ingezet op de prioriteiten, zoals neergelegd in de beleidsbrief Respect en recht voor ieder mens. Kan die inhoudelijke agenda van het kabinet nader worden toegelicht? Waar wordt concreet op ingezet? Wat wil Nederland tijdens zijn lidmaatschap bereiken? Zijn daar concrete doelstellingen voor geformuleerd of onderwerpen die in het bijzonder van belang zijn? Hoe beoordeelt het kabinet het functioneren van de Mensenrechtenraad? Zet het ook in op hervorming van deze raad? Welke ideeën of voorstellen zal Nederland doen om het functioneren van de raad te verbeteren?

Tijdens de negenenzestigste zitting van de Algemene Vergadering zal de lijst met duurzame ontwikkelingsdoelen worden besproken. Binnen deze lijst worden de duurzame doelen geïntegreerd in de nieuwe ontwikkelingsagenda. Om het punt van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten is met moeite een compromis bereikt. Is Nederland tevreden met het bereikte compromis? Zo nee, gaat Nederland zich inzetten om een nieuw compromis te bereiken? Over de middelen van uitvoering is nog geen overeenstemming bereikt. Welke middelen staan nog ter discussie en wat is de inzet van Nederland binnen deze discussie? Doelstelling 5 betreft gendergelijkheid en de versterking van de positie van vrouwen en meisjes. Geen van de subdoelen van doelstelling 5 bevat een tijdpad waarbinnen de doelstelling bereikt moet zijn. Er zijn geen concrete doelen gekoppeld aan een jaartal. Kan het kabinet toelichten waarom dit tijdpad ontbreekt en gaat het kabinet zich inzetten om doelstelling 5 wel van tijdpaden te voorzien? Zo nee, waarom niet? Kortom, wij willen concrete doelstellingen voor concrete jaren.

De doelstellingen voor extreme armoede en drinkwater die we in 2000 met elkaar hebben vastgesteld, zijn behaald. Ook gendergelijkheid in het basisonderwijs, de strijd tegen malaria en tuberculose, basisonderwijs als zodanig en politieke participatie zijn op de goede weg of zijn bijna behaald. Op het gebied van voedselzekerheid en duurzaamheid is echter nog niet voldoende resultaat bereikt. Wordt er nog een extra inzet gevraagd van Nederland of van andere landen om in de eindfase van de doelen – met nog één jaar te gaan – deze doelen toch verder te brengen? Wat is die inzet dan?

Ook bij de doelstelling van terugdringing van kind- en moedersterfte en reproductieve rechten is er nog te weinig vooruitgang geboekt. Kan het kabinet, aangezien dit een prioriteit is voor Nederland, aangeven hoe het de internationale gemeenschap wil stimuleren om deze doelstelling te behalen of om tenminste meer vooruitgang te boeken?

Tot slot vraag ik aandacht voor de fragiele staten, want zij hebben de meeste moeite met het behalen van de millenniumdoelstellingen. Dat is ook logisch, omdat fragiele staten in conflict zijn. Hoe zal er bij de post-2015-agenda voor worden gezorgd dat fragiele staten ook voldoende vooruitgang boeken bij het behalen van die doelstellingen? We hebben eerder gesproken over een bepaalde norm voor de besteding van de middelen aan fragiele staten. Zet de Minister dat door en wordt dit ook gekoppeld aan de ontwikkelingsdoelstellingen? In juni 2015 zal er een Financing for Development-conferentie plaatsvinden. Deze conferentie is belangrijk voor het vaststellen van de middelen voor de post-2015-agenda. Wat zal de inzet van Nederland zijn binnen de discussie over de financiële middelen voor deze nieuwe agenda?

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Het is goed dat wij hierover spreken en ook goed dat Nederland de inzet heeft om een zetel in de Veiligheidsraad maar ook in de Mensenrechtenraad te krijgen. Daarvoor onze volledige steun. Ik weet ook dat de permanente vertegenwoordiging er druk mee bezig is om dat te laten slagen.

Dit is de eerste vergadering na de ramp die wij de afgelopen zomer hebben meegemaakt en ook na de annexatie van de Krim. Aangezien wij daar in de Veiligheidsraad geen veroordeling van kunnen krijgen, vanwege het veto van Rusland, is het misschien een idee om een dergelijke resolutie in te dienen bij de Algemene Vergadering. Wil Nederland daartoe het voortouw nemen om niet zomaar deze annexatie van een deel van een soeverein land voorbij te laten gaan?

We hebben gisteren ook gesproken over Irak en over het aanscherpen van de sancties met betrekking tot de mensen die betrokken zijn bij ISIS. Wil de Minister ook dit onderwerp aan de kaak stellen om landen mee te krijgen en te zien of er een analyse kan komen van de landen die olie opkopen van ISIS, zodat zij via sancties ook scherp kunnen worden aangepakt?

Over de hervormingen van de VN zegt het kabinet dat het geen voorstander is van het vetorecht voor nieuwe permanente leden en dat het het initiatief steunt om het vetorecht vrijwillig te beperken in het geval van massale wreedheden. Hoe realistisch is dit voorstel, met name wanneer wij kijken naar het vetorecht van China en Rusland? Gaat dit advies van Nederland ergens landen? Hoe voorziet het kabinet het toevoegen van permanente leden zonder vetorecht? Worden zij dan een soort tweederangs leden, leden die kunnen aanhoren maar die uiteindelijk niet een vetorecht hebben?

Wat de hervormingen van de Mensenrechtenraad betreft, we weten dat de vorige Mensenrechtencommissie niet goed functioneerde. Daarvoor is acht jaar geleden de Mensenrechtenraad ingesteld, maar als we na acht jaar kijken hoe die functioneert, dan zien we toch wel een heel eenzijdige richting met veroordelingen van Israël. Van de 103 resoluties die daar sinds 2006 zijn aangenomen, zijn er 56 waarin Israël wordt veroordeeld. Daarnaast zijn er 21 speciale sessies geweest, onder meer over de situatie in Sudan, Sri Lanka en Ivoorkust, maar zeven van die 21 sessies zijn – u raadt het al – gewijd aan het bekritiseren van Israël. Bovendien heeft één land de twijfelachtige eer om telkens apart op de agenda te staan. Dat is, alweer, Israël. Is dit nu de agenda van de nieuwe Mensenrechtenraad? Moet daar niet kritischer naar gekeken worden als het gaat om een balans in de conflicten in de wereld?

Graag vraag ik ook een reactie van het kabinet op de hervormingen die nodig zijn, ook voor de Mensenrechtenraad, om geloofwaardig te kunnen functioneren. Welke speerpunten wil zij als kandidaat-lid naar voren gaan brengen?

Er komt een resolutie over de godsdienstvrijheid, althans, de EU zet daarop in. Kan het kabinet iets specifieker aangeven wat Nederland zou willen met die resolutie, aangezien godsdienstvrijheid ook een speerpunt is van het Nederlands buitenlands beleid?

En dan ontwikkelingssamenwerking. Op 19 juli zijn 17 duurzame ontwikkelingsdoelen en 169 subdoelen vastgesteld. Dat zijn heel veel doelen ten opzichte van de vorige acht. Dat aantal was goed te overzien en was ook bedoeld om te stroomlijnen. Gaat het met de huidige 17 doelen en 169 subdoelstellingen werken? Bij een aantal van die doelstellingen ontbreken nog duidelijke streefdoelen. Wil de Minister zich daar ook vooral voor inzetten?

De mensenrechten komen niet heel sterk terug in de concrete doelen en de targets, terwijl zij toch wel centraal zouden moeten staan in de ontwikkelingsagenda van Nederland. Hoe wil de Minister de mensenrechten sterker verankeren in de post-2015-agenda? Een van die belangrijke mensenrechten waarvoor de Minister zich inzet, zijn de kinderrechten, die op verschillende plaatsen tot uiting komen. Ik noem het stoppen van kindhuwelijken, het stoppen van geweld tegen kinderen en het tegengaan van kinderarbeid. Ik moedig de Minister aan om daar sterk op te blijven inzetten bij het bepalen van de definitieve ontwikkelingsagenda.

Donoren en ontwikkelingslanden zijn het nog niet eens over de financiering. Hoe ziet de Minister de discussie over de financiële middelen die nodig zijn voor het uitvoeren van de agenda en wat wordt de inzet van Nederland bij de financiering van die belangrijke agenda?

De heer Sjoerdsma (D66): Voorzitter. De voor- en achtertuin van Europa staan in brand. Ik noem de Russische destabilisering van Oekraïne, de opmars van IS, de oorlog tussen Israël en Hamas, Boko Haram dat honderden meisjes ontvoert, het ebolavirus in West-Afrika en de oorlog in Syrië. De gevolgen van deze brandhaarden worden hier in Nederland heel direct gevoeld: slachtoffers van de MH17-ramp, de dreiging die uitgaat van terugkerende jihadisten en oplaaiend antisemitisme en islamofobie. Keer op keer zagen wij ons deze zomer geconfronteerd met nieuwe uitdagingen, waartegenover wij een antwoord moeten zien te formuleren door te beslissen wat de rol van Nederland en van de Europese Unie moet zijn. De Algemene Vergadering van de Verenigde Naties is daarom een cruciaal moment om de Nederlandse agenda neer te zetten, onze prioriteiten te schetsen, te vertellen wat Nederland wil en te laten zien welke keuzes Nederland maakt. Want het is ook duidelijk, er is de afgelopen jaren hard gesnoeid op de Nederlandse capaciteit om in te spelen op gebeurtenissen buiten onze landsgrenzen. Ik had dan ook een brief verwacht van het kabinet die ingaat op precies die kwestie. Hoe zetten wij onze spaarzame capaciteit zo effectief mogelijk in in VN-verband? Op welke crises moeten de VN op dit moment een antwoord hebben?

In plaats daarvan zien wij helaas een wat breed uitwaaierend mozaïek van intenties en prioriteiten. Goed dat de delegatie nu wordt geleid door de Minister-President. Dat geeft in ieder geval aan dat de Minister-President prioriteit hecht aan wat er nu gebeurt. Maar ik zie weinig verschil met de brief van vorig jaar, terwijl de wereld wel radicaal veranderd lijkt. Daarom hoor ik graag van de Minister wanneer deze AVVN-top voor Nederland geslaagd is.

Vorig jaar sprak Minister Timmermans over vier dingen: vrede en veiligheid, kernwapens, het Internationaal Gerechtshof en mensenrechten. Worden dat nu ook de thema's?

Voordat ik inga op wat ik beschouw als topprioriteit, in ieder geval voor Nederland, eerst een paar woorden over de geloofwaardigheid van de Verenigde Naties, het cruciale overkoepelend thema van deze top. Eufemistisch schrijft het kabinet: «Het brede lidmaatschap van de VN plaatst ons voor uitdagingen.» Dat lijkt mij met recht eufemistisch, want in de praktijk zien we dat de VN machteloos staan tegenover crises in Syrië en Oekraïne en niet in staat blijken snel noodhulp te verschaffen in de meest moeilijke gebieden op aarde, terwijl iedereen wel naar diezelfde VN kijkt. Het is daarom meer dan terecht dat het kabinet spreekt over de noodzaak van hervormingen binnen de Verenigde Naties, als speerpunt voor de campagne van Nederland om lid te worden van de Veiligheidsraad in 2017/2018. Ook mijn partij hamert al jaren op die hervormingen. De huidige opzet van de VN is niet langer verdedigbaar, maar tegelijkertijd dringt zich bij mij wel de vraag op welke vorderingen het kabinet hier eigenlijk verwacht te maken. Wordt de urgentie wel door voldoende andere lidstaten gevoeld? Worden de VN niet langzaam uitgehold door de G7 en de G20, net zoals de Wereldbank langzaam wordt uitgehold door een alternatief van BRIC-landen?

Ik kom bij wat ik beschouw als de drie prioriteiten voor Nederland in New York. De kwestie MH17 staat natuurlijk buiten kijf, met de implementatie van resolutie 2166. Ik zou graag, zonder daar al te uitgebreid op in te gaan, willen horen welke actie het kabinet op dat vlak verwacht te nemen in New York. Welke bijeenkomsten, welke resoluties en welke gesprekken voorziet het kabinet? Wat hoopt het kabinet in New York te bereiken met betrekking tot die resolutie?

Het tweede punt, waar ik kort op inga omdat we daar gisteren uitgebreid over hebben gesproken met Minister Timmermans, is het initiatief van president Obama tegen ISIS. Ik neem aan dat Nederland daaraan zal bijdragen. Welke verwachtingen heeft Nederland van het initiatief binnen de VN?

Tot slot een onderwerp dat centraal staat in de agenda van deze Minister, de post-2015-agenda. Ik noem allereerst de financieringsparagraaf. Eerder schreef de Minister dat zij bereid was een nieuwe internationale financieringsvorm voor de post-2015-agenda te omarmen. Die staat echter niet in deze brief. Wil zij deze garantie of belofte opnieuw herhalen? Binnen de post-2015-agenda noem ik de seksuele minderheden en seksuele rechten. Ook daarbij zien wij weinig vooruitgang. Je zou hopen dat de wijsheid met de jaren komt en dat achterhaalde gedachten de eenentwintigste eeuw niet overleven. Wij zagen echter de afgelopen jaren juist het tegenovergestelde: toenemende anti-homosentimenten in Uganda, Nigeria, Rusland en veel te veel andere landen wereldwijd. Maar behalve één resolutie waarin wordt verwezen naar seksuele identiteit zie ik geen concrete inzet voor LHBT-gezondheid en -rechten. Klopt dat? Wat gaat Nederland hier precies aan doen?

Ik heb ook vragen gesteld over AVVN-voorzitter Kutesa, Minister van Buitenlandse Zaken van Uganda, een man die namens zijn land vindt dat homo's minderwaardig zijn. Het kabinet heeft daarover in de antwoorden gesteld daar niets aan te kunnen doen, omdat hij daar niet als persoon zit maar als vertegenwoordiger. Prima, maar waarom zegt het kabinet niet dat dat eigenlijk niet hoort, zo'n voorzitter, en dat het eigenlijk onmenselijk is om daar iemand te hebben die het Handvest van de Verenigde Naties niet echt onderschrijft? Laten wij de procedure en de voorwaarden voor dat voorzitterschap veranderen.

Reproductieve rechten zijn opgenomen in doel 5, maar er is geen enkele verwijzing naar seksuele rechten. Wat wil deze Minister daaraan doen? Zorgen voor Europese afstemming zodat de stem voor die rechten niet verwatert door de conservatieve geluiden in New York? Waarom ontbreekt bij gender een tijdpad, als enige van alle doelen?

Er zijn talloze onderwerpen om over te spreken, tientallen conflicten, wapenbeheersing en de zestien VN-vredesmissies. Mijn fractie vraagt het kabinet om te focussen op een aantal dossiers.

De heer Van Bommel (SP): Voorzitter. Ik constateer met vreugde dat voor de Nederlandse regering, zoals het in de geannoteerde agenda staat, de VN nog steeds de belangrijkste organisatie is voor de handhaving van internationale vrede, veiligheid, mensenrechten en ontwikkeling. Ik vind het van belang om dat te constateren omdat, bijvoorbeeld in de Verenigde Staten, heel anders over de VN wordt gedacht. De VS zijn weliswaar gastland van het hoofdkantoor, maar als je daar over de VN spreekt, zie je dat men eigenlijk de VN op bepaalde momenten liever kwijt dan rijk is. Voor Nederland en de meeste, misschien wel alle Europese landen geldt dat wij daar nog steeds veel belang aan hechten. Ik vind het van belang om dat te constateren omdat de VN dus ook het podium is waar wij bepaalde zaken die mondiaal moeten worden geregeld als eerste aan de orde stellen. Gisteren hebben wij daar nog over gesproken. De hele wereld kijkt op dit moment naar de ontwikkelingen in het Midden-Oosten, met name in Irak en Syrië. Daarbij is er sprake van geweest dat de VN nu juist het sanctieregime zouden moeten preciseren en uitwerken dat de sponsors van de Islamitische Staat de pas afsnijdt. De heer Voordewind sprak over de olieleveranties, maar natuurlijk ook het financiële sanctieregime. Alle sponsors van IS moet met wereldwijde steun, want in die regio zitten landen die weer andere relaties hebben tot het gedachtegoed van IS, de pas worden afgesneden. Ik hoop dat de Minister straks terugkomt met een verhaal waar we wat mee kunnen op dit vlak, want iedereen zoekt naar alle mogelijkheden, economisch, militair en anderszins, om IS de pas af te snijden. Ik hoop dat er straks een verslag ligt van die vergadering, en mogelijk zelfs concrete voorstellen waar we iets aan hebben.

Een terugkerend thema is de hervorming van de Veiligheidsraad. Die hervorming is nodig. Ook mijn fractie vindt dat de Veiligheidsraad moet worden uitgebreid. Hoe dat allemaal precies moet? Een blauwdruk is er niet, want dan zouden we kunnen zeggen dat we daar voor of tegen zijn. Wat is nu de stand van zaken? Komt er een concreet voorstel en hoe zit Nederland hierin? Wat gaat Nederland steunen? Worden er stapjes gezet waarvan Nederland zegt daar steun voor uit te spreken, of blijft het toch na een periode van stilte opnieuw een discussie zonder concrete voorstellen?

Als tweede thema is van belang, zoals het kabinet ook schrijft, het uitbannen van massavernietigingswapens. Speciale aandacht zal tijdens deze zitting uitgaan naar de toetsingsconferentie van het non-proliferatieverdrag. Eerder al, in 2012, is er gesproken over het uitbannen van massavernietigingswapens in het Midden-Oosten, een zone die vrij zou moeten zijn van dergelijke wapens, van verschillende soorten. We hebben onlangs de discussie gehad over de chemische wapens in Syrië, maar ook de nucleaire wapens in deze regio zijn daarbij steeds genoemd. Dan wordt gedacht aan Iran om te voorkomen dat dat land deze wapens krijgt en aan Israël om te zorgen dat dat land gaat ontwapenen. Wordt deze VN-zitting nu aangegrepen door Nederland om opnieuw het pleidooi te herhalen om te komen tot een Midden-Oosten dat vrij is van massavernietigingswapens?

In de AVVN wordt ook altijd gesproken over een verbod op het gebruik van massavernietigingswapens. Tijdens de zitting van vorig jaar was er nog een resolutie waarin werd opgeroepen tot het uitbannen van het gebruik van massavernietigingswapens. Zeer specifiek werd toen gesproken over het verbod op het gebruik van kernwapens onder alle omstandigheden. Nederland heeft die revolutie toen niet gesteund. Dat laat dus ruimte bij de Nederlandse regering om te denken dat de concrete inzet van kernwapens onder bepaalde omstandigheden denkbaar is. Onder welke omstandigheden acht de Nederlandse regering het denkbaar dat kernwapens worden ingezet? Als je dat niet denkbaar acht, zou je zo'n resolutie gewoon moeten steunen. Ik ga ervan uit dat daarover binnen het kabinet veel discussie is geweest en dat er dus een antwoord op die vraag kan komen. Als er geen antwoord komt, zou het kabinet een resolutie die dat wil verbieden gewoon moeten steunen.

Over het gebruik van munitie met verarmd uranium in conflicten komt Irak met een resolutie. Dat is niet onbegrijpelijk omdat er in de oorlog in Irak sinds 2003 weer op ruime schaal verarmd uranium is gebruikt, maar ook bij het eerdere conflict daar. Irak zit met de grote problemen die daaruit voortvloeien. Nederland heeft op dat punt altijd stelling genomen, maar de vraag is of Nederland nu ook bereid is de belangrijke vervolgstap te zetten door zo'n resolutie te steunen, waardoor het gebruik van verarmd uranium in munitie wordt verboden. Graag een reactie van de Minister op dat punt.

In de post-2015-agenda zijn zeventien doelen geïdentificeerd. De secretaris-generaal van de VN wil dat aantal doelen terugbrengen tot tien. De SP pleit ervoor om het voorlopig bij die zeventien te houden, met in het achterhoofd natuurlijk de acht millenniumdoelen die te weinig coherent bleken en die nog te veel vastzaten aan kwantitatieve doelstellingen. Welke doelen zouden er volgens de Minister geschrapt moeten worden als de regering niet wil vasthouden aan die zeventien?

Wij zijn verheugd dat er aparte doelen zijn geformuleerd met betrekking tot klimaat en het bestrijden van ongelijkheid. Het kabinet zet in op een substantiële toename van duurzame energie. Wat wordt er in dit geval verstaan onder «substantieel»? Wat de ongelijkheid van landen betreft is er voorlopig nog geen concrete doelstelling opgenomen voor het vergroten van de markttoegang van ontwikkelingslanden. Dat zou wat ons betreft wel wenselijk zijn. Onderschrijft de Minister dit?

Slechts weinig doelen van de agenda van de open werkgroep voor een rights based approach zijn gehaald. Waar moeten volgens de Nederlandse regering de concrete onderhandelingen bij de mensenrechtenagenda alsnog, geïntegreerd, toe leiden in de post-2015-agenda?

De heer Ten Broeke (VVD): Voorzitter. De VN zou weleens kunnen verworden tot een «internationaal forum van twijfelachtige waarde». Dat schreef Eelco van Kleffens, Minister van Buitenlandse Zaken van 1939 tot 1945, aan zijn vertrouweling Alexander Loudon. Enkele collega's hebben al opgemerkt dat de geloofwaardigheid van de VN weer eens centraal staat, niet alleen in de benadering van de regering, maar ook in onze zorgen en overwegingen. Die zorgen zijn volstrekt actueel. De VVD constateert dat het tijd wordt om er iets aan te doen. We hebben hierover dan ook uitgebreid gesproken bij andere overleggen, ook vorig jaar. Ik moet zeggen dat mij niet helemaal duidelijk is wat de regering zich nu precies voorneemt om te gaan doen. We hebben het vorig jaar bijvoorbeeld gehad over – hoe kon het ook anders op dat moment – het internationale verdrag over chemische wapens. Dat was naar aanleiding van de verschrikkelijke situatie in Syrië. Dat is inmiddels alweer een jaar geleden. Ik heb toen een pleidooi gehouden om te bekijken of de RtP-doctrine (Responsibility to Protect), waarvoor Nederland nu ook in een werkgroep zit, in het volkenrecht zou kunnen worden aangescherpt. De procedures om te komen tot een uitspraak bij evidente overtredingen van bijvoorbeeld dit verdrag, zouden meer automatisch kunnen leiden tot een legitimering van een inzet, bijvoorbeeld onder hoofdstuk zeven. Ik weet dat dit een verregaande hervorming is, maar je moet je een doel stellen om ooit ergens te kunnen komen. Waarom moet dit nu juist bij dit verdrag? Omdat maar liefst 190 landen dit verdrag al hebben getekend en volgens mij hebben zij het ook nagenoeg allemaal geratificeerd. Het aantal landen is zelfs groeiende, ook naar aanleiding van wat er vorig jaar is gebeurd, denk ik. Ook uit Sudan en Israël komen hoopvolle geluiden. Ik had eigenlijk verwacht dat daarop in deze brief van de regering iets nadrukkelijker zou worden ingezet. Ik vind daar echter weinig van terug. Ik vind de brief op dat vlak wat ongeïnspireerd. Nu de Minister-President zelf heeft besloten die kant op te gaan, zou ik graag willen weten of we dat aangrijpen om een aantal herkenbare Nederlandse punten aan te kaarten, bijvoorbeeld dit punt.

Een ander onderwerp waarop wij vorig jaar vanuit onze fractie hebben aangedrongen, is het Central Emergency Response Fund (CERF). We hebben daar eerder met de Minister over gesproken. Wij zouden graag zien dat dit fonds beter wordt gekapitaliseerd. Volgens mij is dat ook een wens van de Minister. Nederland neemt zo'n 10% van het budget voor zijn rekening. Dit fonds is bij rampen – en dat zijn er nogal wat op dit moment – altijd het eerste aanspreekpunt om meer geld bij te dragen. Ook hier geldt dat meer kapitaal en een duurzamer en toekomstbestendiger financiering noodzakelijk is. Wat is de inzet van de Nederlandse regering om dit mogelijk te maken? Dat voorkomt dat we elke keer weer bij elke crisis met de pet rond moeten.

Dan kom ik op de VN-Mensenrechtenraad. Nederland ijvert voor een niet-permanente zetel in de VN-Veiligheidsraad en heeft aangegeven zijn kandidatuur ook te willen gebruiken om de VN-Mensenrechtenraad beter te laten functioneren. Ik sluit me aan bij de kritiek hierover die zojuist door collega Voordewind werd geuit. Hoe we ook in het conflict tussen Israël en de Palestijnen staan, ik denk dat iedereen objectief kan vaststellen dat deze VN-Mensenrechtenraad dreigt te verworden tot een podium waarop onder het mom van mensenrechten allerlei politiek-ideologische verschillen worden uitgevochten. Alleen al het trackrecord van de VN-Mensenrechtenraad liegt er niet om. In het verleden heb ik namens mijn fractie weleens gezegd dat we daar dan misschien maar niet in moeten willen zitten. Wij hebben onze positie op dat vlak echter herzien: if you can't beat them, join them. Maar dan moeten we wel iets doen om het te veranderen. Ook daarvoor zie ik niet echt een ambitieuze agenda.

In dit kader ben ik ook benieuwd hoe de Minister aankijkt tegen het aangekondigde onderzoek naar de recente oorlog in Gaza. De VN-Mensenrechtenraad heeft daarvoor een onderzoekscommissie ingesteld die wat ons betreft een uitermate controversiële samenstelling kent met mensen als William Schabas. Even googelen is genoeg om te weten hoe deze mensen zich in het verleden over dit conflict hebben uitgelaten. Zijn dat nou de mensen die het moeten onderzoeken? Ik was blij dat de Minister van Buitenlandse Zaken heeft aangegeven dat hij gebruik wil maken van de bestaande mechanismen van de VN, zonder dat hij zegt dat dat onderzoek van de VN-Mensenrechtenraad de aangewezen plek is om onderzoek te doen naar de oorlog in Gaza. Dat dat onderzoek plaats moet vinden en dat het onafhankelijk moet zijn, staat wat mijn fractie betreft buiten kijf, het liefst naar beide kanten. Maar wat doet de Nederlandse regering op dat vlak?

Tot slot heb ik nog een aantal korte vragen. Ik sluit me aan bij de kritiek van de PvdA-fractie op de aanpak van het ebolavirus. Ook die draagt niet bij aan de geloofwaardigheid van dit belangrijke instituut.

Ik zou graag willen weten wat de Minister denkt van de geruchten die eerder deze week opdoken en die gevoed werden door de Amerikaanse ambassadeur bij de VN, dat Syrië, anders dan wordt beweerd, zijn chemische arsenaal nog steeds niet zou hebben laten vernietigen. Mevrouw Kaag is al gefeliciteerd vanwege haar goede werk. Haar goede werk staat wat mij betreft buiten kijf, maar tot april zouden er nog chloorgassen zijn ingezet volgens de berichten. Als dat zo is, vind ik dat Nederland voorop moet lopen om dat aan de kaak te stellen, al was het maar vanwege de extra funding die we hebben gegeven aan de organisaties die zich hiermee bezighouden en vanwege de inzet van mevrouw Kaag. We moeten dat niet alleen aan de Amerikanen overlaten.

Over de Millennium Development Goals hebben enkele collega's al gesproken. Ik vind zeventien vervolggoals een belachelijk aantal, eerlijk gezegd. Als we nu al vaststellen dat acht te weinig coherent was, de secretaris-generaal er tien van wil maken, dan is zeventien echt te veel. Hoe gaan we proberen die hervorming verder vorm te geven?

Ik sluit me aan bij de vragen van collega Sjoerdsma over de MH17 en de aanpak daaromtrent. Het moet voor Nederland echt een erezaak zijn om daarop terug te komen.

Op de VN-Veiligheidsraadresolutie 1325 – meer vrouwen in internationale missies – komt Nederland vast ook terug. Wellicht kan ons parlement als we dit najaar zelf de Parlementaire Assemblee van de NAVO zullen hosten, daar weer aandacht voor vragen. Deze Minister is die resolutie ook zeer toegedaan, weet ik. Vorig jaar hadden we een seminar op dit vlak. Wat gaan we dit jaar doen? Ik zou iets meer ambitie willen zien. Ik vind het allemaal een tikkeltje lou loene.

De vergadering wordt van 10.50 uur tot 11.00 uur geschorst.

De voorzitter: Bij afwezigheid van de Minister van Buitenlandse Zaken geef ik graag het woord aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Deze Minister heeft nu een heel brede portefeuille waar te nemen. Ik heb een beetje meegeteld: de woordvoerders hebben ongeveer 58 vragen gesteld. Ik wens de Minister veel succes bij de beantwoording daarvan.

Minister Ploumen: Voorzitter. Ik heb bij de woordvoerders zeer brede steun gevoeld voor de agenda die de regering zich voorneemt te volgen tijdens de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Natuurlijk wil men altijd wel wat aanscherpingen zien en daar zal ik ook op reageren.

Laat ik vooraf ook zeggen dat ik mij zeer thuis voel bij de interventies die verschillende leden plaatsten om het belang van de VN te onderstrepen. We zien allemaal dat het beter zou moeten, maar het is net als met democratie: er zijn altijd verbetermogelijkheden. Je krabt je soms op je hoofd en er zijn problemen, maar het is wel het beste wat we hebben. Het is nog steeds het forum waar – dat hebben we afgelopen zomer ook gezien – de crises die zich in de wereld voordoen, besproken kunnen worden. Ondanks allerlei hobbels en obstakels worden er toch ook stappen gezet. Met die inkleuring reist de delegatie van het kabinet af naar New York.

Ik wil de vragen in de volgende blokjes behandelen. Ik zal eerst ingaan op de vraag wat de focus is van het kabinet tijdens die week. Als de Kamerleden de toonzetting van de brief ervaren als lou loene, dan wil ik hen ervan verzekeren dat dat zeker niet de inzet van het kabinet is. U kent ons: wij gaan daar zo min mogelijk nachtrust genieten en zo veel mogelijk anderen spreken, want dit is echt het moment om dat te doen. Na de focus zal ik ingaan op enkele belangrijke onderwerpen zoals die zich zullen ontvouwen gegeven de politieke actualiteit. In aansluiting op het debat dat gisteravond in de plenaire zaal is gehouden over de opmars van ISIS in Irak zal ik ook nog een aantal punten aanstippen. Ook zal ik ingaan op de vreselijke gebeurtenis met de MH17 deze zomer. De heer Ten Broeke merkte daar terecht over op dat het voor Nederland een erezaak is. Ik zal graag ingaan op zijn vragen en opmerkingen daaromtrent. Ook de heer Sjoerdsma sprak hier overigens over. Vervolgens zal ik ingaan op de VN-Veiligheidsraad, de voorgestelde hervormingen en de vraag hoe die lopen, wat onze ambitie is en hoe realistisch die is. Dan zal ik met eenzelfde insteek ingaan op de VN-Mensenrechtenraad, specifiek inzoomend op de rechten van LHBT's. Tot slot zal ik ingaan op de post-2015-agenda en de actuele crisis rond ebola. Daarbij zal ik ook kort ingaan op de opvolging van resolutie 1325; hoewel ik dat misschien ook meteen bij de focus kan doen.

Wat wordt de focus? We zullen ons op drie grote blokken richten. Het eerste blok gaat over vrede en veiligheid, en dan met name de geopolitieke zaken: als eerste over Oekraïne en de gebeurtenissen rondom en de nasleep van het neerstorten van de MH17. Verder hebben we de opkomst van ISIS, de situatie rondom het Midden-Oosten Vredesproces – we hebben allemaal onze gedachten over de voortgang daarvan – en zeker ook de situatie in Mali. Die is niet alleen voor Mali zelf belangrijk, maar ook vanwege de regionale stabiliteit. Het tweede blok zal met name gaan over de invulling van de post-2015-agenda, waarbij Nederland zich specifiek zal richten op de samenwerking tussen overheid en bedrijfsleven. In het derde blok – je zou kunnen zeggen dat het en marge is, maar daardoor is het niet minder belangrijk – zal de Minister-President zich richten op het versterken van de samenwerking tussen het Nederlandse en Amerikaanse bedrijfsleven. We zullen daarin ook de gezamenlijke geschiedenis van Amsterdam en New York aandacht geven. De Minister-President zal een school bezoeken en in het kader daarvan aandacht vragen voor die gedeelde geschiedenis. Hoe gaat hij dat doen? Natuurlijk doet hij dat in zijn speech voor de Algemene Vergadering en in het gesprek dat hij zal hebben met de secretaris-generaal. Ook de bilaterale gesprekken met de wereldleiders zijn daar een uitstekend platform voor.

De Minister-President zal twee high level events co-hosten. Eén in het kader van de Zero Hunger Challenge. Nederland is een van de voortrekkers van dit initiatief, ook in het kader van de post-2015-doelstellingen. Hoe voorkomen we dat er in deze wereld honger wordt geleden terwijl er op andere plekken grote overvloed is? Hoe voorkomen we dat er op deze wereld honger wordt geleden terwijl in veel landen, waaronder Nederland, een groot deel van het voedsel in de prullenbak terechtkomt? Het tweede event dat hij zal co-hosten, gaat over het betrekken van jonge mensen bij de post-2015-agenda: wat is de rol van jongeren bij het terugdringen van armoede? Hij zal een speech houden bij een diner dat gehost wordt door Unilever. Hij zal zoals gezegd een aantal handelsbevorderende activiteiten voor zijn rekening nemen.

Resolutie 1325 wordt daarbij niet vergeten, zeg ik in reactie op de heer Ten Broeke. We hoesten we een event over de implementatie van die resolutie. We financieren ook activiteiten van UN-Women op dat gebied. We vragen daar specifiek in het kader van de review rondom peace keeping efforts aandacht voor. Ik kan hier wel al die afkortingen reciteren, maar in gewonemensentaal gaat deze resolutie om het betrekken van vrouwen bij vredesprocessen. Dat zijn heel taaie processen. Het is van belang om daarin niet alleen met de Denen en de Duitsers een front te vormen, maar juist ook te zoeken naar allianties met maatschappelijke organisaties. Ik zeg dat nog eens nadrukkelijk in de richting van de heer Voordewind omdat ik weet dat hij daar zeer veel waarde aan hecht. Ik kijk even naar de situatie in Zuid-Sudan. Daar zet Nederland zich in om vrouwenorganisaties te betrekken bij de vredesonderhandelingen in Addis Abeba. De Algemene Vergadering is een uitstekend platform om de boodschap af te geven dat Nederland niet zal rusten inzake de implementatie van deze resolutie. Het is echter niet het enige wat we doen.

Wanneer is de top geslaagd? Dat was een uitstekende vraag – als het tenminste aan mij is om die kwalificatie te geven – van de heer Sjoerdsma, temeer daar misschien nog wel meer dan in andere jaren, de uitdagingen waarvoor de wereld zich geplaatst ziet enorm zijn. Die hebben direct gevolgen voor de manier waarop Nederland zich voelt, om het zo maar te zeggen. Maar dat geldt niet alleen voor ons, maar voor heel veel landen. De top is daarmee ook een manier om onze steun voor de secretaris-generaal van de Verenigde Naties en voor zijn inspanningen uit te spreken, en om ons uit te spreken over de rol die de Verenigde Naties zouden moeten spelen in crises.

Er is, zoals altijd, veel aan te merken op de werking van VN-instellingen, maar mag ik toch ook even aandacht vragen voor het feit dat de VN dit jaar honderden hulpverleners zijn verloren? Ondanks het feit dat zij humanitair werk deden, zijn zij toch vermoord. Zij zijn bekneld geraakt tussen de strijdende partijen. Ik ben net in Zuid-Sudan geweest en heb daar met eigen ogen kunnen zien hoe VN-medewerkers weken achter elkaar in containers doorbrengen, en onder heel zware omstandigheden toch heel goedgemutst en optimistisch hun werk blijven doen. Bij alle vragen die wij ons moeten stellen over hervormingen – ik zal daar zo op ingaan – wil ik dit toch ook graag onder de aandacht gebracht hebben.

Het is een succesvolle top als er scherpe debatten en scherpe reacties en voorgenomen interventies kunnen zijn over de crises zoals wij die nu zien: met name in Oekraïne en rond ISIS. Het is een succesvolle top als er op het terrein van de hervormingen en de effectiviteit van de Verenigde Naties een aantal stappen zijn gezet in de richting die wij ons allen wensen. Ik zal daar straks meer over zeggen. Hetzelfde geldt voor de post-2015-agenda.

In reactie op de heer Ten Broeke zeg ik nog dat Nederland in het debat rondom RtP echt een voortrekkersrol speelt en daarin heel graag succes wil zien. Succes betekent in dit geval dat meer landen zich zouden moeten aansluiten bij onze inzet daarvoor.

Ik kom op ISIS en de sancties waarvoor de heren Voordewind en Van Bommel aandacht vroegen. Op 15 augustus is met resolutie 2170 een herbevestiging gekomen van het VN-sanctieregime. Resoluties uit eerdere jaren, namelijk 1999 en 2011, waardoor sancties zijn ingesteld als het gaat om de afname van olie en andere activiteiten die de financiële en economische positie van terroristische organisaties ten goede kunnen komen, zijn nog eens herbevestigd. Bovendien voegt resolutie 2170 nog iets toe aan dat sanctieregime, namelijk sancties voor zes van de aan ISIS gelieerde individuen. ISIS is eind 2013 op de VN-sanctielijst geplaatst. Gisteravond heeft de Kamer daarover gedebatteerd met de collega's Timmermans en Hennis. Daar is ook nog eens gezegd dat wij het initiatief over de foreign fighters nadrukkelijk steunen.

De heer Ten Broeke vroeg naar de stand van zaken rondom het Syrische chemische wapenarsenaal: is er alleen maar goed nieuws of moeten wij ons daar nadrukkelijk over uitspreken? Dat laatste is het geval want er zijn nog twee openstaande kwesties. De eerste is de vernietiging van twaalf productiefaciliteiten in Syrië. Er is besloten dat dit moet gebeuren, maar dit besluit is nog niet uitgevoerd. Dat is dus nadrukkelijk een agendapunt. Daar komt bij dat de OPCW nog moet verifiëren dat Syrië echt alle chemische wapens volledig en accuraat heeft gedeclareerd. Er is nu door de OPCW een declaration assessment team in het leven geroepen. Dat team ondersteunt en helpt Syrië bij het ophelderen van bestaande onduidelijkheden. Wat ons betreft zou dat moeten leiden tot een aanvullend document. Maar nogmaals, ook de verantwoordelijkheid voor die declaraties ligt bij Syrië en blijft daar liggen. Wij voelen echter allemaal de verantwoordelijkheid om hen tot het uiterste te pushen om volledige openheid van zaken te geven.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik heb nog een vraag over de sanctielijst. De Minister zegt dat de sanctielijst ten aanzien van ISIS in 2013 is ingesteld. Een aantal collega's en ik vroegen echter ook hoe het zit met de verkoop van olie. Wat zouden de Verenigde Naties kunnen doen, en wat zou de inzet van Nederland daartoe kunnen zijn, om landen aan te pakken die olie afnemen van ISIS en daarmee het terrorisme financieren? Daarnaast vroeg ik naar het verder aanpakken van ISIS-strijders door het bevriezen van tegoeden et cetera.

Minister Ploumen: Op dat eerste punt is het goed om nog even scherper tegen de heer Voordewind te zeggen dat de bestaande missives van de VN-sanctiecommissie waaraan ik refereerde, erin voorzien dat het afnemen van olie en andere activiteiten die terroristische organisaties kunnen steunen, voor alle lidstaten van de Verenigde Naties verboden zijn. Dat komt nu goed van pas. Zullen we het zo zeggen?

Aan de sanctielijst zijn op 15 augustus additioneel zes aan ISIS gelieerde individuen toegevoegd. Ik kan me zo voorstellen dat het gesprek daarover gaande is. Dat is geen sanctielijst die nu voor eens en voor altijd gesloten is.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik ben mij er goed van bewust dat de verkoop van olie door een terroristische organisatie aangepakt kan worden. Ik zal de vraag dus iets scherper stellen. Is Nederland bereid te pleiten voor een onderzoek naar landen die olie afnemen van ISIS, zodat er daadwerkelijk sancties opgelegd kunnen worden? We kunnen het wel netjes in een resolutie neerleggen, maar zij verkopen olie aan landen, alle landen zijn lid van de VN en vallen onder de sanctieresolutie. We moeten het dus goed in kaart kunnen brengen om die sanctie te kunnen opleggen.

Minister Ploumen: De heer Voordewind heeft daarin nadrukkelijk een punt. Mede als gevolg van het debat van gisteravond kan de Kamer daarover op relatief korte termijn een brief van collega Timmermans tegemoetzien waarin dat nader wordt uitgewerkt.

De heer Van Bommel sprak over het uitbannen van massavernietigingswapens in het Midden-Oosten. Gaat Nederland daar nog een specifieke inzet op plegen tijdens de week van de Algemene Vergadering? Dat zullen we zeker doen. Onder leiding van de Finse diplomaat Jaakko Laajava worden nu pogingen ondernomen om met medewerking van alle partijen en alle landen in de regio te komen tot een zone in het Midden-Oosten die vrij is van massavernietigingswapens. Nederland steunt actief die pogingen. Het is een proces van en voor de staten in die regio en daarmee wint het ook aan kracht. Via de Europese Unie wordt dat initiatief ook financieel gesteund. We zullen gedurende de komende week niet alleen de vinger aan de pols houden, maar wederom actief onze steun daarvoor uitspreken.

De heren Sjoerdsma, Van Laar, Ten Broeke en anderen vroegen natuurlijk aandacht voor de uitvoering van resolutie 2166 over de gebeurtenissen in Oekraïne. De inzet van het Nederlandse kabinet is ongewijzigd. De noodzaak tot het repatriëren van de stoffelijke resten van de slachtoffers, het vervolgen van het onderzoek naar de toedracht en het aanwijzen en straffen van de schuldigen zijn onverminderd onze inzet. De VN hebben die inzet door middel van die resolutie eveneens uitgesproken. Afgelopen dinsdag is het rapport van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid gepresenteerd. Er is een internationaal strafrechtelijk onderzoek gestart. Het Nederlandse OM heeft daarin de lead. Ik refereer nog maar even aan de woorden van de heer Ten Broeke: het is een erezaak voor Nederland om daarin een leidende rol te spelen. Sinds afgelopen vrijdag is er een staakt-het-vuren van kracht. In nauwe samenwerking met Maleisië en Australië wordt nu ook gekeken naar de mogelijkheden om de missie te hervatten om die doelstellingen te bereiken. Het staat buiten kijf dat in de gesprekken die de Minister-President zal hebben met wereldleiders en andere leden van de delegatie dit agendapunt één is. De steun die de Kamer daarvoor uitspreekt, zullen wij ook in die gesprekken meenemen.

De heer Sjoerdsma (D66): Het is goed te horen dat de VN-resolutie 2166 over de MH17 in de gesprekken van alle delegatieleden aan bod zal komen in New York. Ik denk dat niemand anders had verwacht. Ik ben wel benieuwd of er specifieke stappen zijn voorzien die in New York zouden kunnen worden gezet. Dat erover wordt gesproken en dat de drie prioriteiten van Nederland nog steeds dezelfde zijn, staat buiten kijf. Die drie prioriteiten worden ook Kamerbreed gesteund; daar is geen enkele twijfel over. Maar verwacht de Minister in New York stappen te kunnen zetten of iets te kunnen bereiken?

Minister Ploumen: Vanzelfsprekend. Die week biedt een uitstekend platform om met wereldleiders te spreken. Met het uitspreken van die doelstellingen is de uitvoering nog niet veiliggesteld. We hopen natuurlijk dat we onverminderd steun zullen krijgen voor het uitvoeren van die doelstellingen. We zullen ook de resultaten van het rapport van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid bespreken. Nogmaals, we bekijken nu samen met Australië en Maleisië of de missie hervat kan worden. Dat is natuurlijk een van de onderwerpen die aan de orde komen.

De heer Sjoerdsma (D66): Het staakt-het-vuren is cruciaal om het onderzoek te hervatten – of dat nu naar de toedracht is of strafrechtelijk van aard is – en om de lichamen en de persoonlijke bezittingen terug te kunnen halen naar Nederland. Voorziet de Minister dat er ook gesprekken zullen zijn met president Poetin en Minister Lavrov van Rusland om over dit onderwerp te spreken, gezien de cruciale rol die Rusland speelt in dit conflict?

Minister Ploumen: De exacte samenstelling van het programma is nog onder constructie, maar dat is zeker het streven.

De heer Voordewind vroeg wat de annexatie van de Krim betekent. Hoe komt die op de agenda tijdens de AVVN? Moet Nederland daar het voortouw in nemen? Op 27 maart 2014 is er een resolutie aangenomen in de AVVN naar aanleiding van de annexatie van de Krim. Daar was geen krappe meerderheid voor, zal ik maar zeggen: 100 stemmen voor en 11 stemmen tegen. Dit initiatief werd genomen omdat pogingen in de Veiligheidsraad vanwege obvious reasons strandden. Nederland ziet op dit moment geen toegevoegde waarde in een nieuwe resolutie die daarop gericht zou zijn. Mocht dat veranderen – we houden dat nauwlettend in de gaten – dan hoort de Kamer dat, maar de woordvoerders weten hoe het is met resoluties: als er één is aangenomen, dan moet je die niet laten verwateren door een nieuwe aan te nemen met woorden van gelijke strekking. We zetten ons dus in voor uitvoering van die resolutie.

Dan kom ik bij de vragen over de hervorming van de VN-Veiligheidsraad. Hoe werken wij samen met andere landen? Hoe zien wij nu de inzet daarvoor? Hoe realistisch is het? Dit onderwerp ligt mij zeer na aan het hart. Dat geldt evenzeer voor collega Timmermans. Dat debat is ook breder relevant. We hebben het nu natuurlijk over de VN-Veiligheidsraad. Over een tijdje spreken wij weer met elkaar over de inzet van Nederland bij de najaarsvergadering van de Wereldbank en het IMF. Afgelopen maandag heb ik gesproken met de directeur-generaal van de WTO. Het is duidelijk dat de veranderende verhoudingen in de wereld – dat is eigenlijk de neutraalste manier om het te formuleren – wat Nederland betreft ook vertaald zouden moeten worden in al die gremia. Het is zeer wel te begrijpen dat een aantal opkomende economieën daarvoor blijft pleiten. Zij vinden ons aan hun zijde. Zoals ik eerder al heb gezegd, heb ik ook begrip voor initiatieven die opkomende landen nemen om te kijken naar alternatieve mogelijkheden als het niet lukt om de bestaande structuren te veranderen binnen de termijn die wij allemaal redelijk zouden vinden. Nogmaals, we komen daar later over te spreken, maar de hervormingsdiscussie voor de VN-Veiligheidsraad staat voor de Nederlandse regering nadrukkelijk in dat kader. Het gaat daarbij niet alleen om het wijzigen van de manier waarop er met het vetorecht wordt omgegaan, maar ook om het claimen van meer zetels voor Afrika. Wij staan daar gelukkig niet alleen in. Nederland en België stemmen de standpunten op elkaar af en voeren ook een gemeenschappelijke lobby daarvoor. De Afghaanse permanent vertegenwoordiger bij de VN leidt de discussies over de hervorming en wij ondersteunen hem daarin. Ik zeg nu wel hem, maar het zou ook een vrouw kunnen zijn. Hoe dan ook, we ondersteunen die persoon.

Later dit jaar organiseert Nederland samen met Brazilië een seminar in Nederland over de VN en de hervormingen binnen de VN-Veiligheidsraad. Overigens moeten we wel realistisch zijn: sinds 2005 wordt er weinig substantiële voortgang geboekt. Dat wil echter niet zeggen dat wij het moede hoofd in de schoot moeten leggen. We zetten ons in om zo veel mogelijk medestanders te vinden. We hopen dat naast Frankrijk ook andere P5-leden vrijwillig hun vetogebruik inperken. Wat ons betreft is dat ook nadrukkelijk onderdeel van de hervormingsdiscussie.

De heer Van Laar heeft gezegd dat er signalen zouden zijn dat VN-organisaties niet goed, niet adequaat en niet effectief zouden functioneren. Enerzijds heeft hij natuurlijk wel een punt. Met hem zetten wij ook in op hervormingen. Anderzijds is dat «gemopper» van alle tijden. Ik zou deze gelegenheid dan ook willen aangrijpen om de VN te complimenteren. Nooit eerder waren er zo veel level-3-crises, dus heel ernstige crises, maar elke keer blijken ze toch «on the ground» te zijn. Ik heb in Zuid-Sudan gezien hoe mensen vluchtten naar de UN-compound. Het is een beetje alsof hier de inwoners van Maastricht het politiebureau van Maastricht binnen zouden komen om daar veiligheid te zoeken. En dan moet je dat ook allemaal maar kunnen rooien. Dat doen de VN dus, hoewel het resultaat voor de mensen zelf nog steeds niet is wat het zou moeten zijn, maar dat moet je de VN niet aanrekenen doch bijvoorbeeld de machthebbers in Zuid-Sudan en degenen die eerst hun vrienden waren maar met wie ze nu slaags geraakt zijn.

Met betrekking tot ebola wordt er inmiddels opgeschaald door de WHO, waarbij de manier waarop deze crisis het hoofd kan worden geboden nadrukkelijk onderwerp van gesprek is.

Ik ben het zeer met de heer Van Laar eens dat het goed is dat VN-organisaties zich houden aan hun mandaat en dat ze dat niet mogen laten verwateren. Ik zal daarvoor ook zeker aandacht vragen bij de vertegenwoordigers die ik aldaar persoonlijk spreek.

De heer Van Laar (PvdA): Terecht onderstreept de Minister het belang van de VN en het feit dat sommige medewerkers zelfs hun leven hebben gegeven voor het werk van de VN. Daarover verschillen we op geen enkele manier van mening. Waar het mij om gaat, is het volgende. Bijvoorbeeld de Gates Foundation die een andere benadering heeft dan een traditionele VN-organisatie, geeft als private stichting geld aan een internationale organisatie maar eist daarbij dan wel dat daar hervormingen worden doorgevoerd en dat daar efficiënter en effectiever wordt gewerkt. Enerzijds doen wij dat ook door soms een korting te geven, maar anderzijds ben ik toch wel onder de indruk van de kracht waarmee die Gates Foundation te werk gaat. Ik vraag mij dan ook af of de grote landen als donoren ook niet op zo'n manier naar de VN-organisaties moeten kijken teneinde ze te dwingen te veranderen. De FAO is een organisatie die nu hard aan het veranderen is, maar eigenlijk is dat 40 jaar te laat. De WHO is zelfs geheel de verkeerde kant op veranderd. Moeten we er dan ook niet veel harder aan trekken om ervoor te zorgen dat het met die organisaties wél weer de goede kant opgaat?

Minister Ploumen: Ik ben het eens met de heer Van Laar dat wanneer je een substantiële donor bent, je dat podium ook moet gebruiken om veranderingen af te dwingen. Ervan uitgaande dat er kwaliteit geleverd moet worden, pleit ik ook steeds voor het op niveau houden van de bijdrage aan de multilaterale instellingen. Ik zal ook de komende week weer de mogelijkheden gebruiken die deze positie biedt om veranderingen af te dwingen. Ik zal ook zeker met andere donoren daarnaar kijken want ik voel zeer mee met de heer Van Laar. Het onderstreept ook mijn pleidooi om de bijdrage op niveau te houden als de kwaliteit dat toestaat. Bij UNDP hebben we de bijdrage fors verminderd, omdat we vonden dat de gevraagde kwaliteit niet werd geleverd. Overigens zitten we daar nog steeds wel aan tafel. Het is in ieder geval van belang om samen met andere landen veranderingen af te dwingen. Overigens wil ik het wel opnemen voor de FAO. Het is goed dat de Gates Foundation zich op deze manier engageert. Veranderingen zijn overigens ook afgedwongen door de druk die andere landen hebben uitgeoefend. Het is, zoals de heer Van Laar terecht aangeeft, een samenspel.

De heer Van Laar (PvdA): Deze Minister is bij uitstek gepositioneerd om daar ook de niet-statelijke donoren bij te betrekken, dus niet alleen de private fondsen maar ook het bedrijfsleven. Het is van belang om na te gaan hoe de goede dingen die zij kunnen doen, ook binnen de internationale organisaties een plek gegeven kunnen worden. Dus ik hoop dat de Minister daarin succesvol is.

De voorzitter: Dat was eigenlijk meer een stimulans dan een vraag.

De heer Ten Broeke (VVD): Ik hoorde de Minister zeggen dat ze de bijdragen aan de multilaterals op peil wil houden. Die Nederlandse bijdragen zijn ruim. Als je echt invloed wilt uitoefenen lijkt het mij niet de beste boodschap om nu al aan te geven dat je ze op peil wilt houden. Dan moet veeleer het principe van «carrot and stick» worden toegepast. Ik neem ook aan dat dit de bedoeling is van de Gates Foundation. We hebben een punt gemaakt van met name de vrijwillige bijdragen, waarover we ongetwijfeld nog wel een paar keer komen te spreken. Vindt de Minister niet dat we, gelet op het grote bedrag dat door Nederland als vrijwillige bijdrage wordt verstrekt, daar effectiever mee moeten omgaan? Er zijn organisaties zoals de UNDP en wellicht wel de FAO die eerder in aanmerking komen voor een vermindering in plaats van nu al aan te aan te kondigen dat de bijdragen aan die organisaties op peil zullen worden gehouden.

Minister Ploumen: Alle VN-organisaties weten dat Nederland een keer in de twee jaar hun kwaliteit toetst aan de hand van scorecards. Op basis daarvan hebben we bijvoorbeeld de bijdrage aan UN-Habitat geheel tot nul gereduceerd en hebben wij de bijdrage aan de UNDP verminderd. Ik had zelf ook heel graag afstand willen nemen van de bijdrage aan UNIDO, maar helaas hebben we onze gezamenlijke strijd op dat punt verloren. Ik ben het dus eens met de heer Ten Broeke dat er sprake moet zijn van «carrot and stick». Die stick hebben we in dat kader overigens al eerder gebruikt. Waar het gaat om de vrijwillige bijdragen wil ik er nog het volgende aan toevoegen. Iedereen weet dat er ten aanzien van het budget dat mij ter beschikking is gesteld, sprake is van een forse bezuinigingsopgave. De multilaterale instellingen voelen dat natuurlijk ook. Als ik het heb over «het op peil houden», dan moet dat niet beluisterd worden als een garantie maar wel als een inzet om ons engagement met de multilaterale organisaties op een kritische manier voort te zetten. Men kent mij inmiddels goed genoeg om dat op waarde te kunnen schatten. Ik zal dus niet gemakzuchtig achteroverleunen.

De heer Ten Broeke (VVD): Mij lijkt het geen goede uitgangspositie bij onderhandelingen als je vooraf aankondigt dat het je inzet is om de bijdragen op peil te houden. VN-organisaties staan erom bekend dat ze zelf de wereld afstropen om meer geld te krijgen, waarbij ze ook heel vaak effectieve ngo's in de weg zitten. Ik zou dan ook zeggen: iets kritischer mag ook.

Minister Ploumen: De beleving van de positie van Nederland in de rest van de wereld is dat we heel kritisch zijn, vaak veel kritischer dan andere donoren. Als er reden toe is, heb ik er dus ook geen enkele moeite mee en doe ik dat graag. Het is mijn verantwoordelijkheid om erop toe te zien dat elke euro die mij door de belastingbetaler is toevertrouwd, maximaal wordt ingezet. Volgens mij is er dus geen enkel verschil van inzicht tussen de heer Ten Broeke en mij over het feit dat we de druk hoog moeten houden.

Vervolgens ga ik in op de opmerkingen die zijn gemaakt over de kandidatuur voor de VN-Mensenrechtenraad. Nederland zal het lidmaatschap van die VN-Mensenrechtenraad gebruiken om het functioneren van die raad te verbeteren in het kader van «if you can't beat them, join them». Je moet daarvoor dan wel een agenda hebben. Zo zullen we een actieve rol bepleiten voor civil society. Ik weet dat dit op veel instemming van deze commissie kan rekenen. Verder steunen we de oprichting van een trust fund om de deelname te verzekeren van kleine eilandstaten die hun specifieke problemen hebben. Daarnaast blijft Nederland als lid actief de speciale procedures en mechanismen ondersteunen die de raad adviseren over de ernst van mensenrechtensituaties. De bredere discussies die Nederland zou willen aanzwengelen in die raad gaan juist over de onderwerpen de wij hier ook ter tafel hebben, zoals het tegengaan van kinderarbeid en het versterken van kinderrechten, evenals de vrijheid van geloof en het bestrijden van geweld tegen vrouwen. Verder noem ik het tegengaan van discriminatie met name waar het gaat om LGBT. Ik weet dat dit de officiële afkorting is, maar ik haat het eigenlijk om over mensen te praten middels afkortingen. Dus laten we zeggen: de rechten van homo's in brede zin.

De heer Ten Broeke vroeg specifiek naar de positie van Nederland met betrekking tot de Gaza Commission of Inquiry. Wij vinden dat het onderzoek bij voorkeur had moeten geschieden op basis van de bestaande speciale procedures. Die zijn er namelijk niet voor niets; daar heeft de heer Ten Broeke helemaal gelijk in. Er zijn relevante rapporteurs die dat hadden kunnen doen. De EU heeft zich onthouden maar er is toch een Commission of Inquiry ingesteld. De EU heeft vervolgens wel haar zorgen kenbaar gemaakt over de samenstelling van die commissie. Dat heeft zij mede namens ons gedaan, maar wij zullen dat ook nog eens apart doen.

Vorig jaar zat collega Timmermans een eerste VN-bijeenkomst voor over homorechten. Dat was echt een nouveauté en is ook heel goed ontvangen. Wij modereren ook de vervolgdiscussie daarover. Een aantal collega's sluit zich daarbij aan. De secretaris-generaal is een groot pleitbezorger van die rechten. Dus wat dat betreft hebben we machtige vrienden. Tegelijkertijd moeten we wel constateren dat het soms een uphill battle is, zodat het nodig is om ons op dit punt te blijven inzetten. De afgelopen maanden heb ik zelf nadrukkelijk ingezet op bespreking van dit onderwerp met niet alleen gelijkgezinden maar juist ook niet-gelijkgezinden. Wetende dat we elkaar wellicht niet onmiddellijk zullen kunnen vinden op de gehele agenda, is het van belang om enerzijds te proberen te zoeken naar een common ground, dus zaken waarop we elkaar wél kunnen vinden, en anderzijds te benadrukken – ik heb dat onder andere gedaan in gesprekken met het Vaticaan – dat je sommige vrienden eigenlijk niet zou moeten willen hebben als je staat voor sociale rechtvaardigheid. Ik heb overigens niet de illusie dat de oproep van een Nederlandse Minister meteen tot een beleidswijziging in de Sint Pieter leidt, maar alle kleine beetjes helpen hierbij. Ook de steun van de Kamer is hierbij belangrijk.

Vervolgens ga ik in op de vragen die zijn gesteld over het Global Partnerschip en de post-2015-agenda. Met betrekking tot seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) merk ik het volgende op. De inzet van de Caïro-agenda is om vrouwen zelf te laten bepalen of ze kinderen willen, met wie ze kinderen willen en wanneer ze kinderen willen en om ervoor te zorgen dat vrouwen daartoe ook de middelen krijgen, zowel immaterieel in de vorm van steun en rechten als materieel in de vorm van onder andere de beschikbaarheid van voorbehoedsmiddelen. Het is echt een ongelofelijk ingewikkeld debat. Dat was het in Caïro en dat is het nog steeds. In EU-verband hebben we een goed resultaat kunnen behalen als het gaat om de EU-inzet. Ik heb deze week een samenwerkingsovereenkomst getekend met de Minister van Buitenlandse Zaken van Tunesië om samen vrouwenrechten te gaan bepleiten in Jemen en Mali. Ik zie heel veel mogelijkheden in juist dat type samenwerking. Op die manier hebben we bondgenoten binnen de VN en binnen die debatten. In het kader van het eindspel van de onderhandelingen rond SRGR en met name gender hebben we gepleit voor een tijdpad. Tegelijkertijd hebben we aangegeven dat als het ernaar uit zou zien dat een aantal van de doelstellingen wellicht niet in 2015 gehaald zou worden, dat tijdpad niet misbruikt mag worden om die doelstellingen verder in de tijd vooruit te schuiven in plaats van toch uit te blijven gaan van realisatie in 2015. In de onderhandelingen die plaatsvonden heb ik aangegeven dat ik kan leven met de gekozen formulering voor 2030 als uiterste jaartal, onder de afspraak dat we ons op dit punt wel blijven inzetten. Wij zijn heel blij dat het doel rondom de «peaceful and inclusive societies», waar we mede de initiator van waren, ook opgenomen is. Hetzelfde geldt voor het opnemen van doelstellingen rondom ongelijkheid. Op de vraag of het al met al niet te veel doelstellingen zijn, zou ik het volgende willen zeggen. Rondom de MDG's vonden we het allemaal fijn dat het er «maar» acht waren, maar tegelijkertijd heeft elk van ons zoals we hier aan de tafel zitten ook nog wel een wensenlijstje van zaken die er nog aan toegevoegd zouden mogen worden, ook in de zin dat mensenrechten een veel integraler en vanzelfsprekender onderdeel zouden moeten zijn van die doelstellingen. Dus minder de technocratische en kwantitatieve benadering en meer de mensenrechtenbenadering. Dat laatste is mijns inziens heel goed gelukt. In het eindspel zullen ongetwijfeld nog wel een aantal doelen afvallen. We hebben nu eenmaal te maken met een precair proces in dezen. Je kunt wel hard pleiten voor minder doelstellingen maar dan staan sommige landen in de rij om de doelstellingen die wij heel belangrijk vinden, meteen te schrappen. Het is dus balanceren op een heel slap koord.

Ik kan mij herinneren dat de heer Ten Broeke vorig jaar ook al aandacht heeft gevraagd voor het Central Emergency Response Fund. Mede gesteund door zijn aansporing op dit punt heb ik mij het afgelopen jaar ingezet om ervoor te zorgen dat steeds meer landen gaan bijdragen aan dat fonds. In 2013 zijn dat er 66 geworden, sommige weliswaar met relatief kleine bedragen maar ze zijn inmiddels wel «part of the deal» en daarop aanspreekbaar. Het is ook heel goed dat inmiddels de Golfstaten via dat mechanisme zijn gaan bijdragen. Bijvoorbeeld Koeweit heeft dit jaar zijn bijdrage verdubbeld naar 1 miljoen US dollar. Dan kun je zeggen dat dit nog niet zo heel veel is, maar dit land doet ook veel buiten dit fonds om. In ieder geval is het nu wel onderdeel van het geheel. Overigens zeg ik tegen de heer Ten Broeke dat ik het hier niet bij wil laten en dat ik mij als co-voorzitter van het Global Partnership waar ook die landen allemaal lid van zijn, hiervoor blijf inzetten.

Ebola wordt ongetwijfeld een van de belangrijkste gespreksonderwerpen in de AVVN te New York. Nederland monitort van dag tot dag wat onze bijdrage kan zijn en hoe we die bijdrage verder kunnen versterken.

De heer Van Bommel ben ik nog een antwoord schuldig op zijn vraag over het verbod op het gebruik van kernwapens. Nederland bepaalt zijn positie nadrukkelijk in het kader van zijn lidmaatschap van de NAVO. De NAVO stelt dat de omstandigheden waaronder gebruik van nucleaire wapens zou kunnen worden overwogen «extremely remote» zijn. Dat is een formulering die het gebruik van kernwapens niet onder alle omstandigheden categorisch uitsluit. In feite wordt gezegd: het ligt ergens héél ver weg en daarmee wordt het weliswaar niet helemaal uitgesloten maar het is zeer limitatief. Het standpunt rond het a priori uitsluiten versterkt de afschrikking wellicht niet. Het voorstel van de VN waarnaar de heer Van Bommel verwijst, sluit naar de mening van het kabinet dan ook niet aan bij deze NAVO-doctrine. Op 14 juni 2013 hebben we daarover een Kamerbrief geschreven. Nederland is het zeer nadrukkelijk eens met heel veel elementen uit de desbetreffende VN-resolutie, maar in het kader van ons NAVO-lidmaatschap dus niet helemaal met dat ene element.

De heer Van Bommel (SP): De Minister praat nu over de NAVO alsof dat een derde partij zou zijn, maar de NAVO zijn wijzelf. Dus zullen wijzelf ook een beeld moeten hebben van onder welke omstandigheden nucleaire wapens ingezet kunnen worden, hoe extreem en hoe ver verwijderd dan ook. Als de Minister daar helemaal niets op kan antwoorden, is er ook geen enkele reden om een dergelijke resolutie niet te steunen.

Minister Ploumen: De reactie van de heer Van Bommel verbaast mij enigszins. Ik ben op dit punt begonnen met te zeggen dat Nederland lid is van de NAVO. Daarmee plaatsen we onszelf dus nadrukkelijk niet buiten die discussie.

De heer Van Bommel (SP): Ik snap wel dat de Minister door het lidmaatschap wil vasthouden aan de nucleaire strategie van de NAVO, maar als de NAVO zegt dat het alleen onder zeer extreme omstandigheden, «extremely remote», denkbaar is, dan is ook de Minister aan het woord. Zij kan zich daar kennelijk wat bij voorstellen. Mijn vraag is dan wat zij zich daarbij voorstelt.

Minister Ploumen: Volgens mij is dit debat niet geïnitieerd door nieuwe omstandigheden of nieuwe inzichten, sowieso niet bij het kabinet maar, naar ik meen te horen, ook niet bij de heer Van Bommel. Het is duidelijk dat we ons als lid van de NAVO ook onderdeel van die NAVO voelen en we vervolgens niet met de ene hand het ene doen en met de andere hand het andere; dat lijkt mij juist heel consistent en ook in lijn met eerdere uitspraken van het kabinet, onder andere in genoemde Kamerbrief.

De voorzitter: Ik dank de Minister voor de beantwoording.

De heer Van Laar (PvdA): Een aantal vragen van mij zijn nog niet beantwoord, voorzitter.

De voorzitter: Dan stel ik voor dat u die vragen nu even heel kort stelt.

De heer Van Laar (PvdA): De eerste vraag is of er ten aanzien van de doelstellingen die nog niet bereikt zijn een extra inzet wordt gepleegd tot en met eind 2015. Ook heb ik gevraagd naar de positie van fragiele staten en naar de financiering van de nieuwe doelen.

Minister Ploumen: Wat betreft de doelstellingen die niet behaald zijn, kan ik het volgende zeggen. Eén ervan, namelijk die rond kind- en moedersterfte, is juist een van de doelstellingen ten aanzien waarvan Nederland niet bezuinigd heeft op zijn middelen. De heer Van Laar weet dat ik ook anderen oproep om hetzelfde te doen. We houden daar het komende jaar ook aan vast.

Het is duidelijk dat in alle fragiele staten de voortgang rond alle millenniumdoelen achterblijft. Juist daarom heeft Nederland zo gepleit voor het opnemen van een doel in de post-2015-agenda die specifiek deze problematiek adresseert.

Over de financiën zijn we nog lang niet uitgepraat in VN-verband, zo zeg ik tegen de heer Van Laar. Er komt in de zomer van 2015 een speciale bijeenkomst daarover in, naar ik meen, Addis Abeba. In het kader van het Global Partnership wordt er natuurlijk ook over gesproken; dat gaat dan niet zozeer over welke doelen als wel over de uitvoering ervan. Nadrukkelijk komt daarbij ook de financiering aan de orde. De kracht van het Global Partnership is juist dat alle partijen daar aan tafel zitten, ook het bedrijfsleven.

De voorzitter: Dan gaan we thans over tot de tweede termijn.

De heer Van Laar (PvdA): Voorzitter. Wij zijn blij dat er tijdens het bezoek van de Minister-President ook aandacht is voor ontwikkelingsdoelstellingen, met name die over honger en de positie van jongeren. Ik heb zelf in Rwanda de 1000-dagencampagne meegemaakt, waarbij er een goede samenwerking was tussen de ambassade, UNICEF en de ngo's, Kan de Minister-President wellicht ook andere landen oproepen om meer jongerenvertegenwoordigers op te nemen in hun delegaties? Dat is van oudsher een punt van aandacht dat volgens mij echter al een paar jaar niet meer op de agenda staat. Wij steunen ook de inzet van de Minister op het gebied van vrouwenrechten. Als zij kans ziet om concrete doelen voor de tussenliggende jaren te benoemen, zou dat mooi zijn. Het zou namelijk zonde zijn om er pas in 2025 achter te komen dat het niet meer gaat lukken.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Met betrekking tot de verkoop van olie heeft de Minister namens het kabinet een brief toegezegd. Waar we nu spreken over de inzet van Nederland is mijn vraag of de Minister al een tipje van de sluier kan oplichten, in de zin dat Nederland zich zal inzetten voor een VN-onderzoek naar de landen die olie van ISIS afnemen. Als we niet weten welke landen dat zijn, is zo'n resolutie hartstikke mooi maar kunnen we er verder heel weinig mee. Gaat Nederland zich dus concreet inzetten voor een VN-onderzoek naar landen die de olie van ISIS afnemen?

Nederland zet zich verder in voor een aantal hervormingen van de VN-Mensenrechtenraad, voor een actieve rol van de civil society en voor kinderrechten, hetgeen onze volledige steun heeft.

Ik heb in mijn eerste termijn ook nog iets gezegd over de eenzijdigheid richting Israël. Als je ziet dat de helft van de resoluties op Israël gericht is en niet ook op bijvoorbeeld de Centraal-Afrikaanse Republiek, Sudan, Zuid-Sudan et cetera, dan zou dat ook een punt van aandacht moeten zijn waar het gaat om de geloofwaardigheid van de VN-Mensenrechtenraad.

Verder zal de EU zich inzetten voor een VN-resolutie over de godsdienstvrijheid. Kan de Minister daar iets meer over zeggen? Wat houdt die resolutie precies in en biedt die heel concrete handvatten om de spanningen die er nu zijn in de brandhaarden, te doorbreken?

De heer Sjoerdsma (D66): Voorzitter. Ik dank de Minister voor haar beantwoording in eerste termijn. Zij was er duidelijk over wanneer deze top voor het kabinet geslaagd is. Ik hoop dan ook dat we in het verslag naar aanleiding van die top deze prioriteiten terug kunnen lezen, zodat we ook goed kunnen zien wat Nederland samen met andere landen op deze punten voor elkaar heeft kunnen krijgen.

De Minister heeft gezegd dat het de intentie is om met Rusland te spreken. Ik zou haar graag willen meegeven dat wanneer Rusland zorgen uit over het MH17-onderzoek, in de zin dat het te traag zou verlopen, van Nederlandse zijde dan tevens zal worden aangegeven dat Rusland nota bene meedoet aan dat onderzoek en dat wij ook nog twee onderzoeken van de Russen tegoed hebben, te weten het onderzoek naar de dood van RTL-cameraman Stan Storimans en het onderzoek naar de mishandeling van een Nederlandse diplomaat in Moskou.

Wellicht heb ik de reactie van de Minister op de financieringsnorm gemist, maar ik hoor graag van haar de herbevestiging dat Nederland zich committeert aan de financieringsnorm zoals opgenomen in de post-2015-agenda.

Ik sluit mij ook graag bij de opmerking van collega Ten Broeke over de vrijwillige bijdrage waar het gaat om de VN-organisaties. Ik hoop dat we die bijdrage kunnen inzetten als een hefboom om ze daar waar nodig beter te kunnen laten opereren.

Ik ben verder blij dat de eigen partij van de Minister haar in de Eerste Kamer heeft behoed om met het lidmaatschap van een VN-organisatie te stoppen in plaats van een vrijwillige bijdrage.

De heer Van Bommel (SP): Voorzitter. Een vraag van mij is niet door de Minister beantwoord, en wel over de resolutie over munitie met verarmd uranium. Is Nederland bereid die resolutie te steunen? Waar Nederland een eigenstandig standpunt over munitie met verarmd uranium heeft, zou je namelijk verwachten van wel. Mocht het kabinet op dat punt terughoudend zijn, dan is mijn vraag aan de Minister of, wanneer hierover nader gesproken wordt, Nederland dan ten aanzien van die munitie met verarmd uranium voortaan niet meer wil spreken over «possible harmful effects» maar over «potential harmful effects». Het is een kleine nuance maar «potential» is wat dat betreft een stuk sterker. Ik hoop dan ook dat de Minister die formulering wil hanteren.

De heer Ten Broeke (VVD): Voorzitter. Ik dank de Minister voor de beantwoording van de vragen en voor haar inzet op een aantal punten die ik ook vorig jaar al had benoemd. Ik wil in het bijzonder stipuleren haar inzet voor het Central Emergency Response Fund. Ik denk dat elke eerste stap daarbij een goede is. Dit fonds moet echt vele malen groter worden om de uitdagingen die we voortdurend zien, tegemoet te kunnen treden. Nederland zelf zal zich er ook het hoofd over moeten breken. De noodhulpgelden zijn namelijk ook alweer uitgeput.

Met betrekking tot de VN-Mensenrechtenraad heeft de Minister aangegeven dat zij kennis heeft genomen van het instellen van een onderzoekscommissie. Ik zou graag zien dat Nederland, voor of achter de schermen, duidelijk maakt dat er weliswaar heel kritische rapporten zijn – ik noem bijvoorbeeld het rapport van Human Rights Watch over de beschieting van drie scholen door Israël – maar dat we hierbij ook te maken hebben met een land wiens eigen Openbaar Ministerie en eigen parlementaire commissie onderzoek in dezen doen. Er zijn maar weinig leden van de VN-Mensenrechtenraad die überhaupt van zichzelf kunnen zeggen dat ze daartoe in staat zijn. Ik vind dat dit er ook bij hoort en dat we ook eens de hypocrisie van die raad aan de orde moeten durven stellen.

Gisterenavond hebben we plenair uitgebreid gedebatteerd over ISIS en de inzet van de Nederlandse regering hierbij, die tijdens dat debat brede steun heeft gekregen. Ik denk dat we de uiterste inzet moeten plegen om alle fondsen en financiële banden, direct of indirect, met burgers, organisaties, bedrijven en landen «af te knijpen» die de statelijke ambities van ISIS mogelijk maken. Daar past dus bij dat we in VN-verband alles op alles zetten om het meest scherpe sanctieregime dat denkbaar is, mogelijk te maken. Ik denk dat dit ook onderdeel moet zijn van de bijdrage van de Minister-President.

Minister Ploumen: Voorzitter. De Minister-President zal andere landen oproepen om ook jongerenvertegenwoordigers te sturen en ze ook toe te laten bij relevante besprekingen.

Duidelijk is dat in de komende Algemene Vergadering van de VN de ISIS-problematiek in de volle breedte aan de orde zal komen. Dus ik kan de heer Voordewind zeggen dat het onderwerp waarop hij doelde, zeer zeker onderwerp van discussie zal zijn.

Nederland is vanzelfsprekend voor een objectieve VN-mensenrechtenraad. Dat is ook onze inzet, niet alleen nu maar ook de komende jaren.

De resolutie over godsdienstvrijheid gaat specifiek in op onder meer de individuele vrijheid van mensen om een religie of levensovertuiging te onderhouden en het recht om van geloof te veranderen. Er zal steun worden uitgesproken voor het werk van de speciaal rapporteur. De heer Sjoerdsma kan ik toezeggen dat daarop ook zal worden ingegaan in het verslag. Ik wil in ieder geval bij hem de indruk wegnemen dat er sprake zou zijn van een «lou loene»-houding. Die houding is er niet in het voornemen en zeker niet in de verslaglegging.

Ik blijf mij sterk inzetten voor de vernieuwing van de ODA-norm. Zoals de heer Sjoerdsma weet betreft het hier een politiek mijnenveld maar wij gaan proberen er tussendoor te laveren.

Het antwoord op de vraag van de heer Van Bommel over munitie met verarmd uranium in relatie tot «potential harmful» en «possible harmful» zal ik hem op de kortst mogelijke termijn schriftelijk doen toekomen. Het vergt namelijk wel enige precisie in de beantwoording. Ik wil ook recht doen aan zijn vraag daarover.

De voorzitter: Deze laatste toezegging zal, naar ik aanneem, worden meegenomen in het verslag. Ik constateer dat dit inderdaad het geval is. Wij zullen het dus niet als een aparte toezegging opnemen, ervan uitgaande dat het verslag uitvoerig zal zijn.

Ik dank de Minister en haar medewerkers, de mensen op de publieke tribune en de leden voor hun aanwezigheid. Ik wens de Minister alvast heel veel succes op de Algemene Vergadering van de VN in New York.

Sluiting 12.00 uur.