Kamerstuk 25883-216

Verslag van een algemeen overleg

Arbeidsomstandigheden

Gepubliceerd: 3 januari 2013
Indiener(s): Brigitte van der Burg (VVD)
Onderwerpen: arbeidsomstandigheden werk
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-25883-216.html
ID: 25883-216

Nr. 216 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 3 januari 2013

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft op 28 november 2012 overleg gevoerd met minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over arbeidsomstandigheden.

(De volledige agenda is opgenomen aan het eind van dit verslag.)

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Van der Burg

De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Post

Voorzitter: Van der Burg

Griffier: Lips

Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Ulenbelt, Van Weyenberg, Kerstens, Potters, Heerma, Van der Burg

en minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

Aanvang 10.00 uur

De voorzitter: Goedemorgen dames en heren. Ik heet de minister en zijn staf van harte welkom en uiteraard ook onze Kamerleden en de mensen die dit debat volgen. Ik stel een spreektijd voor van vijf à zes minuten.

De heer Ulenbelt (SP): Voorzitter. Mag het iets langer? We wisten dat de agenda heel lang is en dat we tijd hebben tot 14.00 uur. Vijf minuten spreektijd doen we normaal bij een overleg van twee uur.

De voorzitter: Laten we zeven minuten afspreken, gaat uw gang.

De heer Ulenbelt (SP): Dank. Er was van de week brand in een sociale werkplaats in Duitsland. We kennen nu een beetje de oorzaak, namelijk een ontploffende kachel. Hoe zit het in Nederland? Ik ben gaan zoeken en heb een rapport gevonden uit 2007 van VROM waarin allerlei problemen met de veiligheid van de verwarming in sociale werkplaatsen worden genoemd. Kan de minister eens kijken of laten kijken hoe het in Nederland zit met de veiligheid? We leren altijd van ongevallen bij een ander. Dus misschien is dit ook iets om te bekijken.

We hebben een stapel onderzoeken gekregen. Met de vorige staatssecretaris hebben wij daarover een uitgebreide discussie gehad. Hij wachtte tot hij een stapel had, deed er een nietje doorheen en stuurde het dan deze kant op. De Kamer heeft toen gezegd de onderzoeken stuk voor stuk te willen ontvangen. Dan kan de Kamer ook organiseren waar ze een en ander behandelt. Kan de minister ons die stukken voortaan apart toesturen, met zijn reactie erbij? Misschien vinden de collega's dat ook wel, hoewel er veel nieuwelingen zijn. Ik kan hun vertellen dat het handiger is om die dingen afzonderlijk te krijgen dan allemaal tegelijk met een nietje erdoor.

Er loopt in de Kamer een aardige discussie over liften. Er waren allerlei signalen dat de onafhankelijke liftkeuring onder druk stond, met name door de onderhoudsfirma's die contracten afsloten waardoor de zelfstandigheid van die keuringsinstituten op de tocht stond. Vier van de zes waren niet onafhankelijk genoeg. Er was toen wel een meerderheid in de Kamer om die onafhankelijke keuringen te waarborgen door ervoor te zorgen dat onderhoudsfirma's geen grote contracten voor liftkeuringen zouden afsluiten. Er staat nu weer een onderzoek gepland, voor 2013. Wanneer kunnen wij de resultaten daarvan tegemoet zien?

Een tijdje geleden was ik in het opleidingscentrum voor glazenwassers. Ja, je komt nog eens ergens in dit werk. Een van de grote problemen die daar speelden, was dat de glazenwassers die als zzp'er werken, andere technieken kunnen gebruiken dan de werknemer-glazenwassers. De door de zzp'ers gebruikte technieken mogen soms niet van de Arbowet. Kan de minister zich eens verdiepen in de arbeidsomstandigheden van de glazenwassers die zzp'er zijn? Dan komt hij waarschijnlijk – tenminste, dat hoop ik – ook tot de conclusie dat voor de zelfstandige glazenwassers dezelfde regels moeten gelden als voor de glazenwassers die werknemer zijn. Misschien wil deze minister het probleem wel wat breder op de agenda zetten, om de arbeidsomstandigheden voor zzp'ers zodanig te regelen dat zij op dat gebied geen concurrentie vormen voor de vaste werknemers.

In het rapport over de arbeidstijden staat dat werkgevers de arbeidstijden willen verruimen. «Verruimen» klinkt altijd positief, maar dat betekent gewoon: langer werken. De vakbeweging heeft grote problemen met nachtarbeid. Laat de minister het er nu bij zitten? Moeten we niet terug naar strengere regels voor nachtarbeid? We weten inmiddels dat veel nachtarbeid bij vrouwen bijdraagt tot borstkanker. Een recent onderzoek wijst uit dat veel nachtarbeid bij mannen bijdraagt tot prostaatkanker. Het lijkt mij dus een taak voor deze minister om het nachtwerk terug te dringen.

Ik heb een heel specifieke vraag over verkeersvliegers. Die heb ik laatst op bezoek gehad en die maken zich grote zorgen over wat er in Europa gebeurt. In Europa dreigen de arbeidstijden centraal te worden vastgesteld. Volgens de verkeersvliegers zou het zo mogelijk worden gemaakt dat zij 22 uur lang in touw zijn en dat zij 12 uur lang nachtvluchten maken. Het is een heel ingewikkelde problematiek. Kan de minister met die verkeersvliegers in gesprek gaan over hun problemen? Het gaat om hun vermoeidheid en daardoor om het gevaar voor de veiligheid van de passagiers. Kan de minister contact opnemen met het ministerie waar het onder valt, dat van Infrastructuur en Milieu?

Een belangrijk punt zijn de verzuimbedrijven. We hebben een rapport ontvangen waar ik zeer teleurgesteld over ben. Duidelijk is wel dat het bedrijf Verzuimreductie niet deugt. De uitgevoerde quickscan roept heel veel vragen op. Daarin vond men «stelselmatige onregelmatigheden». Heeft de Arbeidsinspectie daartegen opgetreden? Er wordt geconstateerd dat bedrijven die opdracht geven aan VerzuimReductie geen arbo-arts hebben. Dat moet wel volgens de wet. Je moet je laten bijstaan. Is daartegen opgetreden? Ook zijn er overtredingen ten aanzien van de verlengde-armconstructie, die inhoudt dat niet-medisch personeel onder het gezag van de bedrijfsarts werkt. De conclusie van de vorige staatssecretaris was dat er een beetje meer voorlichting moest worden gegeven. Als je dit toch leest, dan denk je echt dat het een zooitje is met de verzuimbedrijven in dit land. Zou de minister grondig onderzoek willen gaan doen naar die verzuimbedrijven in Nederland? Aan decreten doen we niet in dit land, en daar ben ik ook niet voor. Maar zou de minister ervoor kunnen zorgen dat de verzuimbegeleiding gewoon onder de autoriteit van de bedrijfsarts of de arbo-arts gebeurt en we al het andere gewoon niet meer toestaan?

Tot mijn grote verbazing is VerzuimReductie nu arbodienst geworden. Op 23 maart was de uitzending van Zembla en op 24 augustus had dat bedrijf een arbocertificaat. Het is dus weer een volwaardige arbodienst. Je moet ontzettend je best doen om in zo'n korte tijd je rijbewijs te halen, dus hoe krijg je het voor elkaar om in vijf maanden je hele organisatie als arbodienst gecertificeerd te krijgen? Ik ben benieuwd naar wat daar is gebeurd.

Dan kom ik bij de ILO-verdragen. De vorige regering was echt een achter-de-dijkenregering, hartstikke nationalistisch op dit gebied. Die wilde helemaal niets meer met internationale verdragen. We hebben nu een andere minister. Kan de minister, op dat ene verdrag na over machineveiligheid, die ILO-verdragen wel ratificeren? Dit, vanuit het beginsel dat je Nederlandse bedrijven die chemische stoffen exporteren moet verplichten om de informatie die ze toch al hebben over de gevaren van die stoffen en hoe daarmee om te gaan, ook kenbaar te maken aan de bedrijven in het buitenland waarnaar zijn die stoffen exporteren. Dat vraagt wat van Nederland. Het kost een paar tientjes per order. Ik ben benieuwd hoe deze sociaaldemocratische minister kiest. Kiest hij voor de besparing van een paar tientjes of kiest hij voor de gezondheid van werknemers die niet hier maar in het buitenland werken?

De heer Van Weyenberg (D66): Voorzitter. Het is inderdaad een behoorlijke stapel stukken. Ook ik zal er een aantal zaken uitlichten.

Om te beginnen hebben wij nog van het vorige kabinet een brief gekregen met een visie op het nieuwe stelsel. Die brief is inmiddels alweer een halfjaar oud. Naar aanleiding van deze brief blijf ik een beetje met de volgende vraag zitten. Wat zijn naar het oordeel van de huidige minister de twee of drie zwaktes van het huidige stelsel die hij de komende jaren wil oplossen? Wat moet echt beter en anders wat betreft de manier waarop het in Nederland is georganiseerd?

Dan kom ik op het punt van de hijskranen. Uit een van de notities blijkt dat maar liefst drie van de zes gecertificeerde instellingen middelmatig of onvoldoende functioneerden. Als overheid geven wij belangrijke controles juist aan dergelijke instellingen uit handen. Wat vindt de minster ervan dat de helft van die instellingen blijkbaar niet naar behoren functioneert? En wat zegt dat over ons stelsel van certificering? Welke maatregelen is de minister van plan te nemen of heeft hij inmiddels genomen om deze situatie te repareren?

Ook ik heb vragen over de liftbranche. Er zijn zorgen over het feit dat de grote onderhoudsbedrijven toenemend grote collectieve contracten afsluiten. Dat kan natuurlijk ook voordelen hebben. Dat kan een vorm van ontzorgen zijn voor de bedrijven die een lift hebben, maar dat stelt dan wel heel hoge eisen aan de onafhankelijkheid van die keuringsbedrijven. Die mogen niet afhankelijk worden van de onderhoudsbedrijven, die nu vaak grootschalig collectieve contracten aanbesteden. De heer Ulenbelt verwees al naar het lopende onderzoek. Het lijkt mij heel belangrijk dat dit onderzoek zowel de theoretische als de praktische kant van de huidige situatie evalueert. Ik zal illustreren welke zaken volgens mij in dat onderzoek echt aan de orde moeten komen. In hoeverre bestaat de mogelijkheid dat de monteur van een onderhoudsfirma in enige mate de onafhankelijke inspecteur beïnvloedt? Wordt daar in het onderzoek naar gekeken? Zijn er eigenlijk signalen waaruit blijkt dat de onafhankelijkheid onder druk staat? We moeten immers wel bij de feiten beginnen.

Heeft de minister na afronding van dat onderzoek echt goed zicht op de manier waarop in de contracten de onafhankelijke keuring wordt geborgd? Dit kan bijvoorbeeld doordat het rapport en het certificaat ook direct naar de klant, de eigenaar van de lift, worden gestuurd en niet bij de eigenaar van het onderhoudsbedrijf kunnen blijven liggen en door ervoor te zorgen dat de eigenaar weet voor welk keuringsbedrijf hij heeft gekozen. Wat zegt de minister over het feit dat er nu zeer grote verschillen zijn in afkeuringspercentages van liften? De percentages lopen uiteen van 0% tot 10%. Klopt dat? Het feit dat een bedrijf tot 0% afkeuringen zou komen, roept vragen op over de wijze waarop een keuring vorm krijgt. Dit waren de vragen die wat mij betreft in dat onderzoek echt aan de orde moeten komen.

Net als collega Ulenbelt heb ik een vraag over de piloten. Ook ik heb met de Vereniging van Nederlandse Verkeersvliegers gesproken. Zij maken zich grote zorgen over het feit dat de afspraken die nu in Europa worden gemaakt blijkbaar geen recht doen aan wetenschappelijk onderzoek over de veiligheid bij te lange dienstroosters. Op dit punt sluit ik mij dus aan bij alle vragen van collega Ulenbelt.

Dan kom ik te spreken over agressie en geweld. Dit kabinet heeft er net als het vorige kabinet een prioriteit van gemaakt om op te treden tegen mensen die zich agressief gedragen tegen bijvoorbeeld een jobcoach van een uitkeringsinstantie. Terecht, want daartegen dient zeer streng te worden opgetreden. Ik begrijp dat dit kabinet dat ook met kracht zal doorzetten. Tegelijk is het ook de verantwoordelijkheid van de organisatie zelf om haar medewerkers optimaal en maximaal te beschermen tegen mogelijk agressieve klanten. Het beeld dat daarover uit de rapportage oprijst, is wat mij betreft een halfvol glas, maar deze zaak is natuurlijk dusdanig belangrijk dat ik van de minister wil weten welke extra maatregelen hij op de rol heeft staan om de veiligheid van de medewerkers die vaak in de frontlinie van de publieke dienst functioneren, te verbeteren.

De heer Kerstens (PvdA): Voorzitter. Op de agenda van dit algemeen overleg staan zo'n twintig stukken. Bij de meeste ervan volsta ik met de mededeling dat ik kennis heb genomen van de voortgang, de successen, de knelpunten alsook van de acties die in de verschillende stukken worden aangekondigd om tot verbeteringen te komen. Het belang van goede arbeidsomstandigheden mag niet worden onderschat. In veel sectoren, waaronder de bouw, waaruit ik zelf afkomstig ben, is werken te vergelijken met topsport. Hartstikke mooi, maar er zitten wel risico's aan die beheerst en zo mogelijk voorkomen moeten worden, zeker daar waar mensen nu al, en in de toekomst nog wat meer, tot op latere leeftijd doorwerken. Het is inmiddels zaak om fit de verder weg gelegen finish te behalen.

In mijn bijdrage zal ik mij richten op een zestal punten. Het eerste punt, ingegeven door de actualiteit, heeft te maken met een SW-bedrijf in Duitsland. Ik sluit mij aan bij het verzoek van collega Ulenbelt om een studie naar de brandveiligheid van SW-bedrijven in ons land. Mijn tweede punt betreft de door de vorige staatssecretaris ontvouwde visie op het stelsel van gezond en veilig werken. Verdere punten zijn de evaluatie van de Arbeidstijdenwet, de dankzij een uitzending van Zembla bekend geworden problematiek rondom de commerciële verzuimbedrijven en het punt van de duurzame inzetbaarheid, onder meer de revue passerend in de Arbobalans. Bij elk van deze punten heb ik een of meer concrete verzoeken aan de minister.

Het vorige kabinet had niet zo veel trek in het ratificeren van een aantal ILO-verdragen. Het vorige kabinet had sowieso niet veel op met internationale verdragen. Mijn fractie wel, dat blijkt uit de stukken, en mijn fractie heeft daar nog steeds veel mee op. Ik vraag de minister dan ook om tot ratificatie van de voorliggende verdragen over te gaan, met uitzondering van verdrag 119 dat toeziet op de beveiliging van machines. Dat verdrag is namelijk verouderd. Ik wijs in dit verband op een persbericht dat de gezamenlijke vakcentrales FNV, CNV en MHP vanochtend hebben doen uitgaan en waarin het nieuwe kabinet dringend wordt opgeroepen over te gaan tot ratificatie van vooral het verdrag met betrekking tot het exporteren van gevaarlijke stoffen. Ik wijs de minister ook op een aan de commissie gericht schrijven van diezelfde vakcentrales waarin uitgebreid de argumenten van dat verzoek – die overigens dezelfde zinj als welke mijn fractie in het verleden heeft aangedragen – terug te lezen zijn.

Over de door de vorige staatssecretaris ontvouwde visie op het stelsel van veilig en gezond werken kan ik kort zijn. Ik hoop dat de huidige minister een ambitieuzere agenda heeft dan zijn voorgangers als het gaat om zijn rol als wetgever ter bevordering van goede arbeidsomstandigheden en als handhaver van die goede arbeidsomstandigheden. Uiteraard is dat in de eerste plaats de eigen verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers, maar in de praktijk blijkt het telkens weer nodig te zijn dat de overheid een handje helpt.

Dan kom ik bij de evaluatie van de aangepaste Arbeidstijdenwet. Mijn fractie ziet geen aanleiding om tot een verdere verruiming daarvan over te gaan. Uit de stukken blijkt dat het huidige stelsel, dat de mogelijkheid biedt van afwijking bij cao-overleg dan wel van het Arbeidstijdenbesluit, op zich afdoende functioneert. Wel ben ik benieuwd vanuit welke sectoren is verzocht om afwijkende normen en welke specifieke knelpunten daarbij aan de orde waren. Net als de heer Ulenbelt denk ik daarbij met name aan het fenomeen nachtwerk. Overigens maakt mijn fractie zich wel zorgen over de geluiden die wij bijvoorbeeld vanuit de vakbeweging over de zorg horen. Ik verzoek de minister om deze sector specifiek te blijven monitoren en de Kamer op gezette tijden van de resultaten daarvan op de hoogte te stellen.

Ik sluit mij overigens aan bij de opmerking van beide vorige sprekers over de verkeersvliegers.

De PvdA is geschrokken van de schijnbare wildgroei van commerciële verzuimbedrijven en -bedrijfjes, de gebrekkige controle daarop en het ontbreken van afdoende certificering. Onderschrijft de minister een en ander en is hij voornemens om daar iets aan te doen en, zo ja, wat?

Inmiddels is al door bijna iedereen, niet zozeer in dit AO maar in allerlei stukken op allerlei plekken, vaak gewezen op het belang van de duurzame inzetbaarheid van werknemers. Ik onderschrijf dat. Maar om te voorkomen dat een zo vaak gebezigd begrip een holle frase of een modeterm zonder inhoud wordt, verzoek ik de minister om met een zo concreet mogelijke invulling daarvan te komen. Dit, zo mogelijk samen met de sociale partners, bij voorkeur als onderdeel van de in het regeerakkoord genoemde sociale agenda. In dat kader ga ik er maar van uit dat mijn veronderstelling dat dit thema onderdeel uit kan maken van die samen met werkgevers en werknemers te vormen sociale agenda, correct is. Ik vraag de minister om dit te bevestigen.

In de Arbobalans wordt op diverse plaatsen het achterblijvende besef van ernst bij werkgevers ten aanzien van het werken met schadelijke stoffen genoemd alsook de op diverse plaatsen slecht scorende sector horeca. Ik vraag de minister om daar extra aandacht aan te besteden, evenals aan de relatie tussen arbeidsomstandigheden en veiligheid aan de ene kant en de steeds verder toenemende flexibilisering van de arbeidsmarkt aan de andere kant. Ik weet dat dit laatste thema zich kan verheugen in de warme belangstelling van deze minister.

De heer Potters (VVD): Voorzitter. In mijn bijdrage beperk ik mij tot de hoofdlijnen van het beleid. Heeft de VVD-fractie er voldoende vertrouwen in dat de minister in staat zal zijn om een aantal uitvoeringszaken die al aan de orde zijn gekomen, met voldoende kracht op te pakken? Ik zal dan ook niet per branche een reactie geven maar mij beperken tot de hoofdlijnen.

Ik stel een aantal punten aan de orde. Allereerst de zelfregulering van arbeidsomstandigheden, waarbij de doelstelling «minder regels», die ook in ons verkiezingsprogramma stond, het uitgangspunt moet zijn. Uit de onderliggende rapportages blijkt dat Nederland goed scoort op goede en veilige arbeidsomstandigheden, juist ook in Europees verband. In dat kader deelt de VVD de mening van het vorige en naar het zich laat aanzien ook huidige kabinet dat werkgevers en werknemers primair verantwoordelijk zijn voor gezond en veilig werken en dat zij die verantwoordelijkheid ook goed aankunnen. Hierbij past een terughoudende rol van de overheid. Zij moet ervoor zorgen dat de regels eenvoudiger en gemakkelijker uitvoerbaar zijn.

In dat kader wijs ik er ook op dat de Arbowet regelmatig is gebruikt als voorbeeld van tegenstrijdige en overbodige wet- en regelgeving waar zowel werkgevers als werknemers last van hebben en die leidt tot onnodige kostenverhoging voor het bedrijfsleven. Belangrijk is verder dat het niet alleen gaat om de veiligheid van mensen maar ook om het gegeven dat de maatschappelijke kosten van veilig en gezond werken 820 miljoen bedragen en een reductie van 50% mogelijk is. In dat kader pleit de VVD er dan ook voor om Europees een gelijk speelveld, een level playing field, ten aanzien van arbowetgeving aan te houden. Voorkomen moet worden dat Nederland te veel en gedetailleerde arbowetgeving heeft. Gaat de minister monitoren in hoeverre de maatschappelijke kosten in deze periode zullen dalen?

De heer Ulenbelt (SP): Regel één is minder regels. Als we die eerste regel nou eens schrappen, dan zijn we daar alvast van af. Welke regels wil de VVD schrappen op het gebied van arbeidsomstandigheden? Heeft de VVD daar concrete voorstellen voor? Welke zijn dat dan? Noem er eens drie.

De heer Potters (VVD): Volgens mij heb ik zojuist gezegd dat de regels in de arbowetgeving heel vaak tegenstrijdig zijn. In de horeca bestaat de regel van de gladde dan wel stroeve tegel. Die regel is regelmatig als voorbeeld gebruikt. Ik ga nu niet met de heer Ulenbelt in discussie over de vraag welke regels moeten worden afgeschaft. Belangrijk is dat wij geen regels gaan vastleggen waar we al internationale wetgeving voor hebben of die ronduit overbodig of tegenstrijdig zijn. Dat leidt tot extra lastendruk. Wij vragen de minister om daar heel goed op te letten.

De heer Ulenbelt (SP): Iedereen is tegen overbodige regels. Geef dan twee voorbeelden van overbodige regels in de Nederlandse Arbeidsomstandighedenwet. Dat probleem met die gladde vloeren is allang opgelost. Je kunt gladde vloeren voor het schoonmaken hebben die toch slipvast zijn. Dat is uit de oude doos van de VVD. Daar moet u echt nooit meer mee komen, want dat is absolute onzin. Verdiept u zich eerst eens in dat onderwerp. Noem eens twee overbodige arboregels.

De heer Potters (VVD): Verderop in mijn bijdrage zal ik daar zeker nog even op ingaan. Ik weet niet of u zelf in de horeca hebt gewerkt, ik namelijk wel. Ik ken die regel juist heel goed en ik weet dat er wel degelijk een hele hoop oude regels zijn die in de praktijk echt frustrerend zijn voor het uitvoeren van je werk. Ik ga nu geen discussie voeren over de vraag om welke regels het gaat. Ze zijn er en het is goed om daar heel kritisch naar te kijken.

De heer Van Weyenberg (D66): Volgens mij kunnen de twee collega's het met elkaar eens worden als we maar bij de feiten beginnen. Ik ben altijd buitengewoon nieuwsgierig naar tegenstrijdige en overbodige regels. Kan de collega van de VVD ons voor het volgende algemeen overleg een lijst doen toekomen van zowel overbodige als tegenstrijdige regels? Als die regels er zijn, is mijn fractie daar natuurlijk buitengewoon in geïnteresseerd.

De heer Potters (VVD): Dat is een mooie uitdaging. Ik zal kijken hoe ik daar de volgende keer op kan terugkomen bij de heer Van Weyenberg.

Voorzitter. Uit de eindrapportage van tien organisatieadvies blijkt dat werkgevers en werknemers door middel van zelfregulering zelf de verantwoordelijkheid kunnen nemen voor het creëren van goede arbeidsomstandigheden, mits dit zelfregulerend vermogen in voldoende mate aanwezig is in de betreffende branche en het instrument van zelfregulering voldoende robuust is. De overheid kan een stimulerende rol hebben in het bevorderen van deze zelfregulering. De Arbeidsinspectie speelt een bewakende rol, zeker daar waar sprake is van hoge risico's. Ketengarantiestelsels met voldoende economische prikkels maar ook een instrument als arbocatalogi leveren een zinvolle bijdrage aan het zelfregulerend vermogen van de sociale partners.

Graag hoor ik de visie van de minister op de ingezette lijn waarbij zelfregulering en eigen verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers voor de arbeidsomstandigheden vooropstaan. Ook wil ik graag weten of de minister bij dit thema het uitgangspunt van minder regels en terugdringing van maatschappelijke kosten voor het bedrijfsleven onderschrijft.

Dan kom ik toe aan de vereenvoudiging van de Arbeidstijdenwet. De VVD is van mening dat het verruimen en vereenvoudigen van de Arbeidstijdenwet een mooi voorbeeld is van deregulering en het leggen van de verantwoordelijkheid daar waar deze primair hoort te liggen, namelijk bij de sociale partners. De VVD is dan ook verheugd dat in de praktijk goede afspraken worden gemaakt en dat er geen sprake is van dermate vergaande aanpassingen dat de essentie van de Arbeidstijdenwet onder druk komt te staan. We hopen dat dit onderdeel een goed voorbeeld is voor andere terreinen van arbowetgeving. Kan de minister toezeggen dat hij in deze kabinetsperiode in overleg met de sociale partners op meer gebieden zal streven naar maximale zelfregulering en zo min mogelijk overheidsinmenging? Kan de minister in dat kader aangeven welke rol hij daarbij ziet voor de Inspectie SZW?

Ten slotte kom ik bij de ILO-verdragen. De VVD onderschrijft het standpunt van oud staatssecretaris De Krom ...

De voorzitter: Er is eerst nog een vraag van de heer Van Weyenberg.

De heer Van Weyenberg (D66): Ik werd getriggerd door de laatste vraag van de heer Potters, naar de rol die de minister nog ziet voor de Arbeidsinspectie. Begrijp ik de heer Potters verkeerd of zegt hij dat toezicht eigenlijk niet nodig is als we het samen goed afspreken?

De heer Potters (VVD): Het uitgangspunt zou moeten zijn dat daar waar de sociale partners het zelf goed kunnen afspreken, je moet bekijken wat de aanvullende rol van de overheid nog is. Ik denk overigens wel dat er altijd een rol zal zijn voor de overheidsinspectie, maar laten we het wel in de juiste volgorde doen. Eerst moeten we bekijken hoe ver de sociale partners in staat zijn om in het kader van de zelfregulering goede afspraken te maken, ook afspraken over toezicht. Ik onderschrijf dat er een arbeidsinspectie moet zijn op onderdelen, maar we moeten het wel opbouwen inde volgorde die ik zojuist noemde.

De heer Van Weyenberg (D66): Dan constateer ik dat ik het verkeerd had begrepen toen ik dacht dat de heer Potters voor sommige sectoren het gehele toezicht wilde afschaffen.

De heer Potters (VVD): Voorzitter. Ik kom toe aan de ILO-verdragen. Zoals ik al heb gezegd, onderschrijft de VVD het standpunt van oud-staatssecretaris De Krom dat we verdragen die niet bijdragen aan extra bescherming niet moeten ratificeren. Zeker als er sprake is van voldoende nationale wetgeving moeten we daarnaast niet ook nog eens een verdrag ratificeren dat ons wellicht tegenstrijdige of overbodige regels oplegt, of dat te gedetailleerd per branche vastlegt hoe er gewerkt zou moeten worden. Nederland is bovendien niet het enige land dat niet gaat ratificeren, dus we staan daarin niet alleen.

Ik heb vanochtend het artikel van de FNV gelezen waarin staat dat we het verdrag over chemische stoffen wel moeten ratificeren. Ik wil wijzen op het feit dat er natuurlijk wel sprake moet zijn van een uitvoerbaar verdrag. In dat kader wil ik graag van de minister weten in hoeverre verdrag 170 echt uitvoerbaar is. Leidt het niet tot ontzettend veel administratieve lasten voor bedrijven? Kunnen bedrijven eigenlijk wel in detail aangeven welke chemische stoffen er in hun producten zitten? We hebben weinig aan een verdrag dat moeilijk of slecht uitvoerbaar is. Ik hoor dus graag het standpunt van de minister in dezen.

De heer Ulenbelt (SP): Als de minister zegt dat verdrag 170 uitvoerbaar is, zegt de VVD-fractie dan dat het geratificeerd moet worden?

De heer Potters (VVD): Nee, de vraag is of het verdrag uitvoerbaar is. Wij zetten daar grote vraagtekens bij. Pas als er op die vraag een antwoord komt, kunnen wij tot een standpunt komen. Wij zetten vraagtekens bij de stelling dat het verdrag echt uitvoerbaar is voor bedrijven. Als het dat niet is, moeten we het ook niet ratificeren.

De heer Ulenbelt (SP): Ten eerste. Er zijn landen die dit verdrag geratificeerd hebben en die het dus uitvoeren, dus dat zou Nederland ook kunnen doen. Ten tweede. Vindt u dat Nederlandse bedrijven die chemicaliën exporteren de morele verplichting hebben om de gebruikers van die chemicaliën op de hoogte te stellen van de gevaren van die chemicaliën en hoe je daarmee om moet gaan?

De heer Potters (VVD): Volgens mij gaat het niet zozeer om een morele verplichting, maar om de vraag wat wij wel of niet ratificeren. Ik denk dat bedrijven inderdaad een eigen verantwoordelijkheid hebben om goed te weten wat er in hun producten zit en dat zij daarvan de gebruikers van hun producten in kennis moeten stellen. Het gaat mij in mijn bijdrage echter over de uitvoerbaarheid: is het mogelijk om de chemische stoffen per product zo gedetailleerd inzichtelijk te maken en dat aan de gebruiker bekend te maken? Als dat niet het geval is, moeten we ook geen verdrag ratificeren dat dit mogelijk maakt.

De heer Heerma (CDA): Ik sluit mij aan bij de eerste vraag van de heer Ulenbelt. Stel dat de minister aangeeft dat het uitvoerbaar is, wil de collega van de VVD dan op dat moment bepalen of er steun is voor het ratificeren? Wat zou een reden kunnen zijn om het niet te willen ratificeren als de minister zegt dat het uitvoerbaar is?

De heer Potters (VVD): Dat is inderdaad de goede volgorde. Laten we eerst afwachten wat de minister zegt over de uitvoerbaarheid. Daarnaast moet je je wel het volgende afvragen. Stel dat het uitvoerbaar is, wat voor enorme administratieve last en wellicht ook administratieve kosten brengt het dan met zich mee? In principe kan immers een verdrag uitvoerbaar zijn, maar is het toch de vraag tegen welke prijs het dan uitvoerbaar is en wat dat betekent. Die afweging wil ik op dat moment maken.

De heer Heerma (CDA): Voorzitter. Arbeidsomstandigheden, vitaliteit en duurzame inzetbaarheid van werknemers zijn belangrijke thema's waar het nodige over is te zeggen. De Stichting van de Arbeid heeft afgelopen maanden al diverse symposia over het thema vitaliteit georganiseerd. Ter voorbereiding op dit overleg kregen wij van de minister een heel kort briefje over de beleidsprioriteit op het gebied van arbeidsomstandigheden. Gelukkig liggen daaronder de nodige rapporten, brieven en beleidsvoornemens van zijn ambtsvoorgangers. Mijn collega van de VVD heeft een hele stapel daarvan voor zich liggen. Gelet op het zeer korte briefje van de minister ga ik er voor het gemak maar even van uit dat hij de beleidslijnen die in de brieven door zijn ambtsvoorgangers zijn neergelegd, in principe onverkort doorzet.

Een aantal onderwerpen waarover ik vragen had, zijn al door de collega's aangestipt. Ik sluit mij daar kortheidshalve bij aan, omwille van de tijd en gegeven de lengte van mijn oorspronkelijke bijdrage. Die punten hadden onder andere te maken met de onafhankelijkheid van liftkeuringen, rusttijden voor verkeersvliegers en de daarmee samenhangende zorgen over veiligheid, de ILO-verdragen en de brief die daarover is gekomen van de vakbonden.

Uit verschillende rapportages blijkt dat Nederland op het gebied van arbeidsomstandigheden het over het algemeen goed doet. De collega van de VVD haalde dit al aan. Wel is er nog altijd sprake van 820 miljoen schade door arbeidsongevallen. In een brief van afgelopen voorjaar staat dat een verdere reductie van 50% haalbaar zou moeten zijn. Kan de minister uitleggen hoe hij denkt een dergelijke reductie te kunnen bereiken? Kent de minister de berichten in de media over de werkdruk bij een aantal discounters in de supermarktbranche? Volgens een bedrijfsarts is er daar sprake van een cultuur van onderdrukking en van veel fysieke klachten. De meest gehoorde reactie bij ziekte van een werknemer zou zijn: van die werknemer moeten we af. Herkent de minister dergelijke berichten over mogelijke wantoestanden? Wat denkt hij hieraan te kunnen doen in het kader van handhaving en toezicht?

Ik kom toe aan de psychosociale risico's. In zijn brief van 27 februari, een reactie op de Arbobalans, schreef de vorige minister dat werkgevers de aanpak van psychosociale risico's lastig vinden. Dat heeft te maken met de gevoeligheid van het probleem, met een gebrek aan bewustzijn en met de cultuur van het bedrijf. Ook worden er in de brief een aantal instrumenten voor zelfregulering genoemd. Wat acht de minister de meest geschikte instrumenten voor de aanpak van psychosociale risico's in het kader van zelfregulering? Hoe gaat hij zich daarvoor inzetten?

Ik kom te spreken over gezond en veilig werken. De minister heeft in het korte briefje waar ik het eerder over had, geschreven dat hij graag hierover met de Kamer wil spreken, in het kader van de visie op het toekomstige stelsel van gezond en veilig werken. De CDA-fractie vindt het uitgangspunt van vertrouwen in burgers en bedrijven voorop staan. Over dit onderwerp vond zojuist een interruptiedebatje plaats tussen de woordvoerders van de VVD en D66, maar ook het CDA vindt dat er stevig moet worden aangepakt als de regels niet worden nageleefd. Onderschrijft de minister deze uitgangspunten? In de brief die ik zojuist aanhaalde, staat dat er op een aantal punten naar overleg en samenwerking wordt gezocht. Kan de minister de stand van zaken op dit punt vertellen? Specifiek ben ik benieuwd naar de reactie van de SER, die is aangekondigd in de brief van 30 maart. Hoe staat het daarmee?

Dan het thema gezonde levensstijl. De afgelopen tijd hebben de ontwikkelingen op het gebied van gezonde levensstijl niet stilgestaan. Tijdens het symposium over investeren in vitaliteit op 4 oktober 2013 hebben werkgevers en werknemers in de Stichting van de Arbeid ambities geformuleerd om bij te kunnen dragen aan een gezonde levensstijl van werknemers. Kan de minister een reactie geven op deze ambities? Letterlijk was de vraag of een werkgever zich mag bemoeien met de levensstijl van een werknemer. De rechter oordeelt dat werkgevers in het geval van obesitas zelfs nadrukkelijk instructie moeten geven om af te vallen. Dit onderwerp raakt aan schriftelijke vragen die ik eerder heb gesteld over roken op de werkplek buiten de pauzes om. In het antwoord dat ik op deze vragen kreeg, staat dat de werkgever binnen de grenzen van de regelgeving blijft als hij hiervoor boetes oplegt. Ik zou graag van de minister horen waar in zijn visie de grenzen liggen. Kan een werkgever vakantieactiviteiten van een werknemer verbieden? Kan er een verbod worden opgelegd op het nuttigen van een vette hap?

In verschillende brieven het afgelopen jaar is verwezen naar het vitaliteitspakket. De introductie ervan werd gezien als een bijdrage van de overheid aan het verbeteren van de arbeidsomstandigheden en het vergroten van de duurzame inzetbaarheid van werknemers. Wat gaat de minister doen om het gat te vullen dat volgens de CDA-fractie zal optreden door het intrekken van het vitaliteitssparen in het huidige regeerakkoord?

Ten slotte kom ik te spreken over de bedrijfsarts. De rol van de bedrijfsarts komt niet goed uit de verf, is de conclusie in de brief van Research voor Beleid van 30 maart 2012. Hoe denkt de minister deze rol te verbeteren? Hij heeft de FNV op 2 november 2012 geschreven over de problemen met verzuimbegeleiding en ziekmakende verzuimbureaus. Wat zijn de resultaten van de gesprekken met de stuurgroep Wet verbetering poortwachter? Welke initiatieven ontplooit de minister verder om de rol van de bedrijfsarts en van de verzuimbegeleiding te verbeteren?

De voorzitter: Dank u wel. Ik heb even overlegd met de minister en schors dit overleg tien minuten.

De heer Ulenbelt (SP): Het mag ook wel wat langer, hoor. De minister is net nieuw.

De voorzitter: Hij heeft zelf om tien minuten gevraagd. Ik heb dit met hem overlegd.

De vergadering wordt van 10.39 uur tot 10.52 uur geschorst.

Minister Asscher: Voorzitter. Dank voor de schorsingsmogelijkheid. De heer Ulenbelt had gelijk dat ik een paar minuten meer nodig had.

Ik wil beginnen met de algemene constatering, die door alle Kamerleden gedeeld lijkt te worden, dat het de goede kant op gaat met de arbeidsomstandigheden in Nederland. Uitgebreid onderzoek laat dit zien. Ten opzichte van andere Europese landen zijn de arbeidsomstandigheden hier goed. Het verzuim en het aantal ongevallen zijn op een historisch laag niveau en in veel bedrijven gebeurt er veel om de veiligheid, gezondheid en duurzame inzetbaarheid verder te verbeteren. Dat is mooi. Het is ook belangrijk, omdat je daarmee werknemers op een gezonde en goede manier de finish laat halen. De heer Kerstens sprak hier al over. Het is ook goed voor het concurrentievermogen en de productiviteit van Nederland. Betekent dit alles dat de overheid achterover kan leunen en kan gaan genieten van het positieve beeld? Nee, er is zeker nog verbetering mogelijk. Wat mij betreft blijft de overheid volop actief om die verbetering te bereiken.

Verschillende leden hebben mij gevraagd hoe ik aankijk tegen de visie op het stelsel voor gezond en veilig werken, die door het vorige kabinet aan de Kamer ter hand is gesteld. Overigens, met het korte briefje, mijnheer Heerma, dacht ik servicegericht te werken. In dat briefje staan de onderwerpen. Ik zal u echter de komende jaren vast ook heel lange brieven sturen.

Op zichzelf deel ik de visie van het vorige kabinet, maar ik wil er wel het accent bij plaatsen dat ik niet dogmatisch naar zelfregulering kijk. Ik wil niet altijd maximale zelfregulering. Ik ben groot voorstander van zelfregulering daar waar de resultaten er beter door worden. Zeker in specifieke sectoren en soms in specifieke bedrijven zie je dat er door goede afspraken tussen werkgevers en werknemers betere resultaten komen dan wanneer de overheid zou proberen om een en ander neer te leggen in algemene regelgeving. Het is echter niet altijd in alle gevallen beter om het aan zelfregulering over te laten. Ik geloof ook niet dat er iemand is die dat beweert, maar ik wil deze belangrijke nuance wel maken.

Ik wil mijn reactie op de visie opschorten tot rond de kerstdagen. Ik verheug me erop om onder de kerstboom het SER-rapport over dit onderwerp te bestuderen. Men heeft mij verzekerd dat dat inderdaad rond die tijd verschijnt. In dat rapport wordt vast uitgebreid ingaan op de visie. Als we toch zo'n belangrijk orgaan hebben, lijkt het mij verstandig om dat advies te betrekken bij de vraag hoe we verdergaan met de visie. In grote lijnen dus ondersteuning voor de visie, met de belangrijke nuance dat ik zelfregulering verwelkom daar waar die beter werkt. Vervolgens wil ik met het SER-advies in de hand bezien hoe we verdergaan. Op zichzelf is de visie van het vorige kabinet trouwens niet helemaal toe te schrijven aan dat vorige kabinet. Die visie vloeide voort uit wat is ingezet onder het kabinet-Kok I.

De heer Van Weyenberg (D66): Begrijp ik het goed dat de minister het waarschijnlijk acht dat hij na de kerst met een hernieuwde visie komt waarin hij het hele SER-rapport betrekt? Krijgen wij na dat SER-rapport dus een soort 2.0-versie van de notitie uit maart 2012?

Minister Asscher: Dat kan ik nog niet zeggen, want dat hangt natuurlijk af van wat er in het SER-rapport staat. Als daarin staat: «die visie is prachtig, gaat u er vooral mee door», is er geen behoefte aan een versie 2.0. Als het SER-advies iets zegt waar ik het niet mee eens ben, is het ook nog maar de vraag hoe we ermee omgaan. Ik vind het echter wel verstandig om te bezien wat het met zich meebrengt. Vanzelfsprekend zal ik met de Kamer communiceren over de manier waarop wij om denken te gaan met het SER-advies.

Voorzitter. Het blijft van groot belang dat de overheid scherp in de gaten houdt dat het beschermingsniveau van alle werkenden op peil blijft, met name dat van degenen die niet veel hebben in te brengen of die blootstaan aan veel risico's. De wijziging van de Arbeidstijdenwet is onder andere door de heer Ulenbelt aan de orde gesteld. Die wijziging houdt meer ruimte voor maatwerkafspraken in. Uit de evaluatie blijkt dat dit doel is bereikt en dat veel werknemers daar over het algemeen goed mee kunnen leven. Ook hier moet gelden dat de overheid waakzaam blijft en alert blijft op omstandigheden die de gezondheid en de veiligheid van werkenden kunnen schaden.

Die omstandigheden kun je niet altijd alleen maar afleiden uit een evaluatie onder werknemers. Ik vind daarom dat er meer helderheid moet komen over de relatie tussen nachtarbeid en gezondheidseffecten. Verschillenden van u hebben daar al aan gerefereerd. Ik zal de Gezondheidsraad daar specifiek advies over vragen. Nadat ik dat advies heb ontvangen, zal ik bezien of aanscherping van de regels over nachtwerk noodzakelijk is. Ik heb dus goed kennis genomen van de in de brief van de FNV aangehaalde rapporten. Ik wil nu graag weten hoe de Gezondheidsraad daar tegenaan kijkt.

De heer Heerma vraagt uit welke sectoren er specifiek melding is gekomen van knelpunten rond de Arbeidstijdenwet. Ik heb begrepen dat alleen de melkveehouderij zegt problemen te zien als gevolg van die wet, en wel bij het regelmatig melken van koeien. Het verzoek van deze sector is niet gedaan namens de werknemers in die sector, dus we willen kijken hoe het verzoek er precies uitziet. Ik wil dit uitsluitend doen indien overeenstemming wordt bereikt tussen werkgevers en werknemers in die sector over de vraag hoe de koeien te melken. Dat is het enige voorbeeld van een sector dat ik zo snel kan geven.

Laat ik meteen maar het punt van de ILO meenemen. Mijn ambtsvoorganger heeft u het standpunt van het kabinet over de ratificatie ...

De voorzitter: Mag ik u even onderbreken? Voordat u naar het volgend onderwerp gaat, heeft de heer Ulenbelt nog een vraag, volgens mij over de koeien.

De heer Ulenbelt (SP): Nee, voorzitter, een vraag naar aanleiding van de koeien. Ik heb in mijn vraag in eerste termijn ook de verkeersvliegers naar voren gebracht.

Minister Asscher: Daar kom ik zo op terug.

De heer Ulenbelt (SP): Oké. Ik dacht dat de minister nu het onderwerp arbeidstijden helemaal had afgemaakt, maar dat is dus niet zo.

Minister Asscher: Ik had een algemeen verhaal voorbereid. Dat probeer ik nu te vertellen. Daarna kom ik nog op een aantal specifieke blokken terug, zoals de liften, de verkeersvliegers en de sociale werkplaatsen. Ik had dat misschien aan het begin van mijn betoog moeten zeggen. Excuses.

De voorzitter: U vervolgt uw betoog. Misschien is het handig als de leden u het algemene deel laten afmaken, voordat ze vragen stellen.

Minister Asscher: Dank u wel.

Mijn ambtsvoorganger heeft de Kamer het standpunt van het kabinet over de ratificatie van zeven ILO-verdragen toegestuurd. Destijds is besloten, na overleg met de sociale partners, om twee van deze zeven verdragen te ratificeren. Ik onderschrijf de notie dat niet al deze verdragen zich goed verhouden met de koers om minder administratieve lasten voor bedrijven te bereiken. Mede naar aanleiding van recente correspondentie, wil ik echter toch opnieuw in overleg treden met de sociale partners over verdrag 170, betreffende chemische stoffen, om te bekijken of ratificatie van dit verdrag alsnog een optie is. Overigens zeg ik u dat in Europees verband ook nog een besluit moet worden genomen over de vraag of de lidstaten dit verdrag mogen ratificeren en of dit geen ongewenste Europeesrechtelijke effecten heeft. Los daarvan zal ik in overleg treden met sociale partners over de vraag of we dit verdrag moeten ratificeren.

Dit hangt samen met de vragen over de kosten die we maken als gevolg van arbeidsongevallen en onveiligheid op het werk. Zowel voor ons welzijn en onze welvaart als voor ons concurrentievermogen is het van groot belang dat de arbeidsomstandigheden en de inzetbaarheid van werknemers in Nederland nu maar zeker ook in de toekomst van een goed niveau zijn. Dat is het centrale uitgangspunt van mijn beleid de komende jaren.

De heren Ulenbelt en Van Weyenberg hebben vragen gesteld over de sociale werkplaatsen. Kunnen we kijken naar de veiligheidssituatie aldaar, naar aanleiding van de tragische brand in Duitsland? De veiligheidssituatie bij de SW-bedrijven is kortgeleden geïnspecteerd. Zeer binnenkort verschijnt daar een rapport over, dat ik de Kamer zal toesturen. Ik weet niet zeker of dat nog dit jaar gebeurt maar anders toch begin volgend jaar, in ieder geval zeer binnenkort. Dan hebben we een beeld van de situatie bij de SW-bedrijven in Nederland

Dan de vraag over de liften. Ik heb zojuist geverifieerd...

De heer Ulenbelt (SP): Weet de minister misschien al iets over de staat van de brandveiligheid bij sociale werkplaatsen in Nederland? Kunnen we gerust zijn of moeten we ons zorgen maken? De minister weet dat vast al.

Minister Asscher: Nee, dat weet ik niet, maar ik ben wel heel blij dat er snel een antwoord op die vraag komt. Zodra dat er is, deel ik het met u. Als ik het al wist, zou ik het u zeggen.

De voorzitter: Voor de toezeggingen: is dat voor eind januari?

Minister Asscher: Jazeker.

De voorzitter: Zo snel mogelijk, maar in ieder geval voor het einde van januari.

Minister Asscher: Ja.

Dan de liften. Ik heb begrepen dat er geen signalen zijn over gevaarlijke situaties of misstanden, zoals sommige leden opperden. Er loopt echter wel een onderzoek naar, juist om de ongerustheid over dit onderwerp te kunnen wegnemen dan wel te kunnen staven. De resultaten van dat onderzoek worden verwacht in het vierde kwartaal van 2013. Als het goed is, was deze informatie al bij de commissie bekend.

Dan kom ik aan de vraag over de glazenwassende zzp'ers.

De voorzitter: Ik moet u toch even onderbreken, want er is een vraag van de heer Van Weyenberg van D66.

De heer Van Weyenberg (D66): Ik ben me ervan bewust dat dit onderzoek loopt en dat er op basis van de onderzoeken tot nu toe geen signalen zijn ontvangen over onveilige situaties. Mijn vraag is echter of er wel de juiste vragen worden gesteld in het onderzoek dat nu loopt. Ik had hier een aantal zeer concrete illustraties bij in mijn eerste termijn. Ik heb ook een aantal praktische suggesties gedaan. Worden die meegenomen? De tweede vraag die ik op dit punt heb gesteld in mijn eerste termijn, is of de minister het met mij eens is dat het verschil tussen 0%-afkeuringen en 10%-afkeuringen heel groot is en het zorgelijk zou zijn als 0% wordt afgekeurd.

Minister Asscher: Mijn ambtenaren zijn ervan overtuigd dat in dat onderzoek de juiste vragen worden gesteld. Ik zal uw concrete vragen doorgeleiden. Als er 0% afkeuringen zijn, hoeft dat op zichzelf natuurlijk geen reden te zijn voor bezorgdheid. Sterker nog: ik stap liever in de lift van een bedrijf waar er geen een is afgekeurd. Laten wij hieraan met andere woorden niet op voorhand de conclusie verbinden dat er iets aan de hand is.

De heer Van Weyenberg (D66): Het zou natuurlijk fantastisch zijn als het 0% was. Maar soms is het 10% en soms 0% en dat baart mij wel zorgen, want de verschillen zijn dan wel heel groot. Omdat er bovendien ook enige zorgen over de onafhankelijkheid zijn, lijkt het mij op zijn minst een onderzoekswaardige vraag.

Minister Asscher: Ik begrijp uw zorgen heel goed. Als die verschillen in percentages voorkomen bij dezelfde soort liften in hetzelfde soort bedrijven, dan ruik ook ik onraad. Laten we eerst nagaan of in het onderzoek de juiste vragen worden beantwoord. Ik heb daar op zichzelf alle vertrouwen in, maar we zullen uw zorgen wel doorgeleiden.

Voorzitter. Glazenwassers werken vaak samen. In die situatie gelden de gewone arboregels. Als er sprake is van ernstig gevaar, gelden de strenge doelnormeringen. Verder kan ik de heer Kerstens antwoorden dat er de arbeidsomstandigheden van zelfstandigen worden gemonitord. Dat is een thema waar ik bij de sociale agenda op terug wil komen in het kader van de verbetering van de positie van flexarbeiders. Zoals ik al aangaf in het algemeen overleg over de arbeidsmarkt, bereid ik een reeks maatregelen voor om de opdracht in het regeerakkoord om de positie van flexarbeiders ter hand te nemen goed uit te werken. Dit thema kan daarbij zeker mee worden genomen.

Als blijkt dat er steeds meer gebruik wordt gemaakt van zzp'ers in de glazenwasbranche om te komen tot een lager niveau van bescherming van de arbeidsomstandigheden, dan is dat voor mij aanleiding om een aanscherping te overwegen. Ik denk dat ik daarmee zo concreet mogelijk de vraag van de heer Ulenbelt hierover heb beantwoord.

Ik heb begrepen dat het ministerie van Infrastructuur en Milieu in gesprek is met de verkeersvliegers. Ik zal bij mijn collega nagaan wanneer de uitkomsten van die gesprekken bekend zijn en ervoor zorgen dat die de Kamer ter hand worden gesteld. Het loopt via de lijn van I en M, vanwege de specifieke luchtvaartaspecten. Dat gesprek loopt al. Ik begrijp de zorgen heel goed en ik zal er daarom voor zorgen dat mijn collega erop terugkomt.

Er zijn geen aanwijzingen voor omvangrijke misstanden bij verzuimbedrijven. Het is goed om ons te realiseren dat het aantal verzuimbedrijven in Nederland tussen de 50 en 100 ligt en dat ongeveer 200.000 van de 6,3 miljoen werknemers in geval van verzuim door ziekte te maken krijgen met zo'n bedrijf. Uit een steekproef bij zes verzuimbedrijven, waaronder VerzuimReductie, heeft de inspectie de conclusie getrokken dat op enkele plaatsen, zowel bij verzuimbedrijven als bij werkgevers, privacygevoelige informatie over aard en oorzaak van de ziekte wordt ingewonnen en geregistreerd. Die problemen betreffen vooral VerzuimReductie. Intussen zijn bij dit bedrijf verschillende wijzigingen in de bedrijfsvoering doorgevoerd. Verder heeft men toegezegd dat de onrechtmatig verkregen medische gegevens vernietigd worden. Sinds 24 augustus 2012 is het een gecertificeerde arbodienst. Hoe dat zo snel heeft kunnen gaan, kan ik niet zeggen, maar een certificaat krijg je natuurlijk niet voor niets.

Hoe zien we erop toe dat het systeem goed werkt? Op zichzelf is er geen aanleiding om te denken dat het systeem niet deugt, maar het moet wel scherp in de gaten worden gehouden. In de Stuurgroep verbetering poortwachter werken de sociale partners, deskundigen, UWV en SZW samen aan verbetering van de uitvoeringspraktijk. Daarbij richten wij ons met name op de omgang met medische gegevens, opdat die netjes valt binnen de kaders van de Wet bescherming persoonsgegevens. Actoren als FNV Bondgenoten, de NVAB en de OVAL zullen moeten bijdragen aan de verbetering van de verzuimbegeleiding en de omgang met medische gegevens. Een voorbeeld daarvan is de leidraad die de NVAB samen met de Registerberoepsvereniging Nederlandse Verenging voor Case- en Caremanagers ontwikkelt. Dat zorgt ervoor dat er meer instructie wordt gegeven en dat duidelijker wordt hoe omgegaan moet worden met dit soort kwetsbare gegevens. Ook het College bescherming persoonsgegevens heeft de omgang met medische gegevens benoemd tot een van zijn speerpunten voor dit jaar.

De heer Ulenbelt (SP): De minister spreekt over privacy en de bescherming van gegevens, maar hij gaat dan wel voorbij aan de problemen met de bejegening van mensen en de verlengde-armconstructie. Er zijn bedrijven opdrachtgever van VerzuimReductie die geen arbodienst of arboarts aan zich gebonden hebben. Het is nogal makkelijk gedacht van de minister dat dit met een beetje voorlichting opgelost zou kunnen worden. Er zijn volgens de minister tussen de 50 en 100 bedrijven. We weten dus niet eens hoeveel bedrijven er zijn! Het is nogal een marge. Ik houd dan ook vol dat de quickscan voldoende aanleiding geeft om deze branche eens goed door de mangel te halen. We moeten namelijk wel weten wat er precies aan de hand is. Ik ken verzekeringsbedrijven met een eigen verzuimbedrijf. Ik heb daar wel eens bij gezeten en toen dacht ik ook al: oei, oei, oei, volgens mij kan dit niet. We moeten deze branche onder controle hebben en dat is nu nog lang niet het geval.

Minister Asscher: Dat is een kwestie van inkleuring. Uit de steekproef is gebleken dat er een aantal zaken mis waren, met name bij VerzuimReductie. Die bevinding was aanleiding voor een aantal aanpassingen en maatregelen. Bij andere bedrijven is niet van problemen gebleken. De heer Ulenbelt zegt voorbeelden te kennen van misstanden bij verzuimbedrijven. Ik verzoek hem om mij die ter hand te stellen, want dan kunnen wij bekijken of er aanleiding is om alsnog diepergaand onderzoek te doen. Ik wil dat echter niet doen naar aanleiding van de indruk van de heer Ulenbelt dat er wel van alles mis moet zijn.

De heer Ulenbelt (SP): Ik baseer mij niet alleen op mijn eigen waarnemingen, maar ook op het rapport van de Arbeidsinspectie. Daarin worden allerlei zaken genoemd die in strijd zijn met de wet. Het ministerie hoort de wet te handhaven. Zijn de bedrijven die geen arbodienst hadden en bij VerzuimReductie aangesloten waren, daarop aangesproken? Zijn de bedrijven met een verlengde-armconstructie daarop aangesproken? Of heeft men alleen maar over de privacy gesproken? Er zijn opmerkingen gemaakt over de bejegening en daarover zwijgt de minister al helemaal. De minister zou volgens mij goede sier maken als hij deze bedrijfstak eens goed onder de loep zou nemen. Als de bedrijfstak schoon is, dan is deze schoon, maar ik heb zo mijn twijfels en het rapport geeft mij niet het vertrouwen dat deze ongegrond zijn.

Minister Asscher: Ik zal nagaan of en in welke mate bedrijven daarop zijn aangesproken. Misschien kan ik daar in tweede termijn iets meer over zeggen.

Voorzitter. De heer Van Weyenberg vroeg wat in mijn optiek de grootste zwaktes in het systeem zijn. Ik kan daar twee dingen over zeggen. In de eerste plaats – en dat is geen nieuw punt – moeten de bedrijfsgezondheidsdiensten en de reguliere gezondheidszorg beter samenwerken. Daarover wordt al heel lang gesproken. We weten dat daar meer te halen is voor de veiligheid van werknemers. Die zwakte is nog niet weggenomen en we moeten bezien wat hieraan te doen valt.

In de tweede plaats is er het punt van de heer Heerma over de psychosociale factoren op de werkvloer en de effecten daarvan. In sommige sectoren speelt dit meer dan in andere. Ook in dit geval heb ik overigens niet een koffer met makkelijke oplossingen bij de hand. De prijs die individuele werknemers en hun bedrijven hiervoor betalen, is hoog en het verdient dan ook zeker meer aandacht.

Het systeem werkt en gaat vooruit, maar deze twee aspecten wil ik er nog uitlichten. Ik kom hier dan ook graag op terug.

De heer Van Weyenberg (D66): Komt de minister in zijn reactie op het SER-rapport terug op de manier waarop hij deze twee punten wil aanpakken? Ik vraag dat, omdat die punten in de notitie over het nieuwe stelsel niet uitvoerig aan de orde komen. Het zijn twee waardevolle punten.

Minister Asscher: U hebt mij uitgedaagd om twee dingen te noemen waarover ik mij persoonlijk zorgen maak. Misschien moet ik mij niet zo uitdrukken, maar zeggen: punten waar een opdracht ligt voor het kabinet. Het lijkt mij een prima suggestie om aan de hand van het SER-advies te laten zien wat wij de komende jaren kunnen doen.

Voorzitter. De heer Van Weyenberg heeft gevraagd naar de Programmarapportage Agressie en geweld 2009–2012. We zitten op dit moment in de week van de mentale gezondheid. Ik weet niet zeker of iedereen zich dat realiseert; ik zeker niet. Aanstaande vrijdag organiseert SZW het slotcongres en dan komt dit onderwerp ook aan de orde. Het blijft een prioriteit van de inspectie, want dit is het belangrijkste onderwerp. Het is ook volgend jaar een prioriteit van de inspectie en het kabinet. De lopende acties zullen doorgezet worden. Wij doen dat samen met Binnenlandse Zaken en Veiligheid en Justitie. In de folder «Agressie en geweld: waar let de Arbeidsinspectie op?» staat waar de Inspectie SZW op let. Er worden elf punten genoemd. Het lijkt goed te werken en het is dan ook een belangrijk hulpmiddel gebleken. Daarbij komt overigens ook de aanpak van daders van agressie en geweld aan de orde.

Er is een digitaal stappenplan. De heer Van Weyenberg zegt overigens terecht dat het de verantwoordelijkheid van de werkgevers blijft om de werknemers te beschermen. Dat stappenplan is in te zien op www.zelfinspectie.nl. Inmiddels loopt er ook een programma in de zorg waarbij er speciale aandacht is voor psychosociale arbeidsrisico's, waar agressie en geweld deel van uit kunnen maken. Dat zijn een paar heldere antwoorden op de vraag hoe we hiermee doorgaan. Duidelijk zal in ieder geval zijn dat we er volop mee doorgaan!

De heer Van Weyenberg vroeg ook naar het onderzoek dat is gedaan naar de keuring van hijskranen. Uit dat onderzoek is gebleken dat vijf van de zes keuringsinstellingen voldoende presteren. Eén instelling presteerde onder de maat. Tijdens het onderzoek zijn er maatregelen genomen tegen de desbetreffende instelling. Deze instelling mag vanaf 1 januari 2013 geen mobiele torenkranen meer keuren. De inspectie houdt verscherpt toezicht en adviseert negatief over verlenging. De Raad voor Accreditatie heeft ten slotte per 1 mei 2012 de accreditatie van de betreffende hijskraankeurder opgeschort.

De heer Van Weyenberg (D66): Het is goed om te zien dat het toezicht tanden heeft en dat er stevig wordt opgetreden. De minister zegt dat vijf van de zes een voldoende scoorden. Dat is juist, maar twee van hen hebben wel het etiket middelmatig opgeplakt gekregen. Gezien het gevaar dat met die grote hijskranen gepaard kan gaan, luistert het heel nauw. Wat gaat er met die twee bedrijven gebeuren? «Middelmatig» kan immers niet het einddoel zijn.

Minister Asscher: Dat is een kwestie van smaak. Het is voldoende of niet voldoende. Bij hijskraankeurders is een voldoende echt een voldoende. Ik zal nog wel even bezien waar het verschil tussen middelmatig en goed precies in gelegen is. Ik wil wel de indruk wegnemen dat een goedgekeurde hijskraankeurder er in wezen de kantjes vanaf zou kunnen lopen. Dat is zeker niet zo, want anders had hij geen goedkeurend oordeel gekregen.

Voorzitter. Het Actieplan Gezond Bedrijf richt zich in de eerste fase op de sectoren bouw op zorg en logistiek. Wij proberen op allerlei manieren te laten zien hoe je zaken kunt verbeteren. De rijksoverheid helpt daarbij met een beetje geld. Hier geldt overigens ook het adagium dat een in arbeidsomstandigheden geïnvesteerde euro zich dubbel en dwars terugverdient als je het op een goede manier doet. Dat is ook wat wij met het actieplan proberen uit te stralen. De overheid moet natuurlijk de bedrijven die er de kantjes vanaf lopen, hard aanspreken. Maar afgezien daarvan, het is voor bedrijven gewoon verstandig om hierin te investeren en om hierover in samenspraak met de werknemers goede afspraken te maken. Dat leidt namelijk tot duurzame inzetbaarheid en duurzame inzetbaarheid leidt tot lager ziekteverzuim en hogere productiviteit.

Dit onderwerp is natuurlijk breder dan alleen maar de arbeidsomstandigheden. De Kamer krijgt zeer binnenkort een brief over duurzame inzetbaarheid. In deze brief ga ik in op het rapport van de sociale partners over dit onderwerp en, zoals eerder toegezegd, op een leven lang leren. Ik zal aangeven hoe het kabinet hiermee om denkt te gaan. Het belang van duurzame inzetbaarheid mag echter niet onderschat worden in een tijd dat het voor grote groepen werknemers moeilijk is om op de arbeidsmarkt nieuw werk te vinden. Bovendien leven we in een tijd waarin er vaak te laat wordt begonnen met scholing en investeringen in duurzame inzetbaarheid. Het is dus echt van kolossaal belang.

De heer Potters (VVD): De minister gaf aan dat het belangrijk is om de maatschappelijke kosten terug te dringen en dat het ook belangrijk is voor bedrijven zelf om gezond en veilig te werken. Dat onderschrijf ik natuurlijk, maar mijn vraag in eerste termijn was of de minister zal monitoren of de kosten in de komende periode daadwerkelijk dalen. 820 miljoen is een heel behoorlijk bedrag als het gaat om deregulering en minder lasten.

Minister Asscher: De 50% die de heer Heerma en de heer Potters aanhaalden, kwam voort uit een steekproef. Die steekproef liet zien hoe je door slim te investeren de kosten in een aantal gevallen enorm terug kunt dringen. Die uitkomst zou je naar het geheel kunnen extrapoleren, maar dat is niet verstandig. Het bewijst namelijk vooral dat het verstandig is om daarin te investeren. Ik heb verder geen mogelijkheden om die maatschappelijke kosten op macroniveau te monitoren, laat staan dat ik er een doelstelling met een percentage op zou kunnen plakken. Wat ik wel zal doen, is doorgaan met het verleiden van bedrijven om hierin meer te investeren. Ik doe dat onder meer door te laten zien wat het oplevert. Dat is uiteindelijk belangrijker dan een macronorm, want daarop kun je toch niet eenduidig sturen, als je dat al zou willen.

De heer Potters (VVD): Dat was ook niet mijn vraag. Overigens begrijp ik best waarom je wellicht niet onmiddellijk met een percentage kunt gaan werken. Het zou echter wel fijn zijn als je in een jaaroverzicht zou kunnen zien of de kosten zijn gedaald. Daardoor kunnen we immers beter zicht houden op de totale kosten. Het zou heel mooi zijn als we daar een percentage van 54 aan zouden kunnen hangen, maar dat kan natuurlijk niet. Dat laat onverlet dat we voor de lange termijn wel over een doelstelling voor de daling van die kosten moeten beschikken.

Minister Asscher: Dat willen de bedrijven en de overheid natuurlijk ook. Wij richten ons echter op de veiligheid en de gezondheid, bijvoorbeeld via de onderzoeken naar verzuim en arbeidsomstandigheden in Nederland die ik in het begin van mijn betoog aanhaalde. Dat is waarop ik wil blijven sturen. Het terugdringen van de kosten is daar een effect van, maar ik wil dat niet gebruiken als een sturingsinstrument. Ik wil het wel gebruiken als een middel om bedrijven ervan te overtuigen dat het zinnig is om hiermee aan de slag te gaan.

De heer Heerma (CDA): De minister kondigt een brief aan over duurzame inzetbaarheid. Wordt in die brief ook ingegaan op het vitaliteitspakket? Ik vraag dat ook omdat het kabinet daarop in brieven vaak is ingegaan. Verder ben ik benieuwd of de minister in de brief ook ingaat op het wegvallen van het vitaliteitssparen, een onderdeel van het regeerakkoord.

Minister Asscher: In die brief wordt erkend dat een deel van de middelen die voorzien waren voor het doel dat de heer Heerma noemde, er niet meer is. Dat is een gevolg van de bezuinigingstaakstelling. In de brief zal ik ingaan op de vraag hoe we desalniettemin zullen proberen om de doelen te halen. Maar laat duidelijk zijn dat er moet worden bezuinigd op de middelen die hiervoor waren gereserveerd. Dat is iets wat ik niet kan wegpoetsen, maar dat ontslaat mij natuurlijk niet van de plicht om hier veel mee te doen.

De heer Heerma (CDA): De minister begrijpt wellicht waarom wij hierover zo bezorgd zijn. Zo ja, dan begrijpt hij ook waarom ik zo graag hoor wanneer wij deze brief zullen ontvangen.

Minister Asscher: Zeker voor de begrotingsbehandeling.

Voorzitter. In het voorgaande deel van mijn betoog heb ik al een aantal vragen van de heer Kerstens beantwoord, zoals over de positie van flexarbeiders. Een vraag heb ik niet beantwoord en dat is de vraag naar aanleiding van de Arbobalans of gevaarlijke stoffen een aandachtspunt blijven. Dat blijven ze zeker! Dat geldt niet alleen voor de inspectie, maar ook voor degenen die het beleid formuleren.

Ik heb al iets gezegd over het belang van zelfregulering. Dat heeft echt een enorme toegevoegde waarde. Zo beluister ik het betoog van de heer Potters ook. De heer Potters gebruikt het woord «maximaal», maar dat zou ik toch willen nuanceren. Waar het beter werkt, moet je het doen, maar het is geen doel op zich. Je moet je niet dogmatisch opstellen tegenover zelfregulering, maar gewoon nagaan hoe het kan bijdragen aan de veiligheid van het werk. Als het daaraan bijdraagt, ben ik een groot voorstander van zelfregulering. Werkgevers en werknemers weten namelijk vaak beter dan anderen hoe je dat moet organiseren. Het is echter geen wet van Meden en Perzen dat zelfregulering altijd de beste optie is. Ook in het betoog van de heer Potters klonk tot mijn genoegen het besef door dat een sterke rol van de overheid nodig blijft, omdat het nu eenmaal om de veiligheid van mensen gaat.

Ik heb al iets gezegd over de kosten van ongevallen en over de manier waarop wij daarmee om willen gaan. Ik voel niet voor een specifieke monitor, maar ik hoop niet dat iemand daaruit afleidt dat ik er geen belang aan hecht. Integendeel, ik denk juist dat het een belangrijk instrument is om de betrokkenen ervan te overtuigen dat het belangrijk is om hierover afspraken te maken en te investeren in zaken die deze kosten kunnen reduceren.

De heer Heerma vroeg naar de misstanden bij supermarkten. Ik kan zijn specifieke vragen nu niet beantwoorden. Meer in het algemeen kan ik zeggen dat psychosociale factoren een van mijn aandachtspunten zijn. Ik kan mij goed voorstellen dat deze hier ook een rol spelen. We weten namelijk wel zeker dat ze een rol spelen in de zorg. Ik ben dus bereid om deze in die zin als een aandachtspunt te benoemen, maar zoals gezegd, heb ik geen informatie over concrete misstanden bij supermarkten.

De heer Heerma vroeg verder naar gezond en veilig leven en de fitheid van werknemers. Waar liggen de grenzen bij bemoeienis van de werkgever met het privéleven van de werknemer? Het is heel goed als er op de werkvloer afspraken worden gemaakt en mensen op een positieve manier worden gestimuleerd. Dat gebeurt ook bij veel bedrijven, bijvoorbeeld doordat werknemers kunnen sporten of gezond kunnen leven, ook wanneer het omstandigheden betreft die niet aan het bedrijf zelf toe te schrijven zijn. De suggestie om werkgevers te verplichten tot een algeheel frietverbod lijkt mij een stap te ver. Ik geloof niet dat de heer Heerma hiervan een voorstander is en dat is misschien maar goed ook, want je gaat dan echt een grens over. Een goede werkgever is een goede werkgever, maar niet de vader of de moeder van zijn werknemers. Ik vertrouw erop dat mensen op een positieve manier afspraken kunnen maken over het bevorderen van een gezonde levensstijl. We weten allemaal hoe verschrikkelijk belangrijk dat is, voor de werknemers én voor het bedrijf, maar er zijn natuurlijk wel grenzen. Ik heb de indruk dat je die overschrijdt met een frietverbod, nog afgezien van de vraag of zo'n verbod wel afdwingbaar is.

Voorzitter, ik denk daarmee de vragen van de Kamerleden in eerste termijn te hebben beantwoord.

De voorzitter: Ik zie dat er behoefte is aan een tweede termijn. Ik stel voor om daarbij een spreektijd van twee minuten te hanteren.

De heer Ulenbelt (SP): Voorzitter. De minister zei dat het goed gaat met de arbeidsomstandigheden in Nederland. Misschien zegt hij dat omdat hij nieuw is op dit onderwerp, maar dit beeld moet ik toch echt wegnemen. Jaarlijks zijn er maar liefst bijna 300.000 ongevallen met letsel. Dat is niet gering! Verder overlijden er jaarlijks tussen de 2000 en 3000 mensen door oorzaken die aan het werk zijn verbonden. Het gaat daarbij niet alleen om asbestslachtoffers, want in twee derde van de gevallen zijn er andere oorzaken. Er zijn problemen met liften, hijskranen, de asbestsanering en de verzuimbedrijven. De Onderzoeksraad voor de Veiligheid zegt naar aanleiding van het ongeval met de B-Tower in Rotterdam dat er in de bouwsector geen zelflerend vermogen is wat betreft veiligheid. Een op de acht werknemers kampt met burnout-achtige verschijnselen als gevolg van stress. Het kan misschien een beetje beter zijn dan in de rest van Europa, maar als ik minister was, was ik er niet gerust op. Ik zou het woord «goed» niet zo snel in de mond nemen, want achter al deze cijfers zitten individuele mensen en gezinnen met problemen. De minister is ingehuurd om daaraan wat te doen.

Ik geef toe dat de toezeggingen van de minister mij een beetje hoopvol stemmen. De afgelopen twee jaar moesten we het met liberalen doen en nu zit er een sociaaldemocraat die gelukkig een beetje begint te draaien, al is het nog te veel in de richting van onderzoek. Dat de minister onderzoek laat doen naar zzp'ers en arbeidsomstandigheden vind ik overigens een goede zaak en naar de glazenwassers idem dito. De Gezondheidsraad vragen om een onderzoek te doen naar liften en naar nachtarbeid en gezondheidsproblemen lijkt mij ook goed. Dat is een mooi beginnetje, maar we zijn er nog lang niet.

Ik vind het prima dat de minister ILO-170 wil voorleggen aan werkgevers en werknemers, want dat drukt uit dat hij ertoe neigt om dat wel te ratificeren. Ik zou de minister willen meegeven dat er nu een meerderheid is om dit wel te ratificeren, voor zover ik de verhoudingen in het parlement ken. Mijn vraag aan de minister is: waarom wel voor landbouw en niet voor de bouwsector? Het maakt voor ons land niets uit, maar het geeft wel aan de rest van de wereld aan dat Nederland die standaard, die wereldwijd wordt vastgelegd, onderschrijft.

Over de verzuimbedrijven zou de minister nog even vertellen of deze hierop zijn aangesproken. Ik weet dat er in deze wereld allerlei mensen bezig zijn om nog meer narigheid naar boven te halen. Dat kon wel eens veel worden. Wil de minister toch nog eens bekijken of we die quickscan niet wat uitvoeriger en serieuzer moeten aanpakken om die verzuimbedrijven in de klauwen te krijgen?

Over de verkeersvliegers heb ik nog gevraagd of de minister, of zijn ambtenaren, in gesprek zouden willen gaan met de Vereniging van Verkeersvliegers over hun zorgen. Ik heb de indruk dat zij er bij I en M niet helemaal doorheen komen. Het gaat hier om het afwegen van veiligheid tegenover arbeidstijden. Bij I en M trekken ze aan de ene kant van het touw en ik zou de minister willen uitnodigen om aan de andere kant van dat touw te gaan trekken, zodat die verkeersvliegers er wat aan hebben.

De heer Van Weyenberg (D66): Voorzitter. Ook van mijn kant dank aan de minister voor de uitgebreide beantwoording. Ik hoop dat de verkeersvliegers na hun bezoek aan I en M ook bij SZW een gewillig oor zullen vinden, omdat ik denk dat hun zorgen de expertise van de medewerkers van de minister op het gebied van de arbeidsveiligheid betreffen. Ik zie uit naar de reactie van de minister op het SER-advies, inclusief de twee prioriteiten die hij net noemde en die ik een belangrijke aanvulling vond.

Mijn partij is sociaalliberaal, dus staat een stelsel voor dat ervan uitgaat dat vertrouwen in zelfregulering fantastisch is, maar dat dit je vanzelfsprekend nooit van de plicht ontslaat om daadkrachtig op te treden als dat niet werkt en om er verantwoord toezicht op te houden, zo zeg ik tegen de heer Ulenbelt.

Ik heb nog een vraag over de liften. Ik begrijp dat het onderzoek in het vierde kwartaal van 2013 naar de Kamer komt. Dat is nog wat ver weg. Ik zou het wel prettig vinden als de minister ons zou informeren met een soort tussenrapportage of als dat niet kan met een insteek over wat de onderzoeksvragen zijn. Ik zou het vervelend vinden om er achter te komen dat de vragen die D66 van belang vindt, per ongeluk toch niet in dat onderzoek terecht zijn gekomen, want dan hebben wij een jaar verloren en dat lijkt mij niet de bedoeling.

Het is goed om te horen dat de bestrijding van agressie en geweld een prioriteit blijft. Ik vind dit van buitengewoon groot belang. Ik vind dat de medewerkers die voor ons in de frontlinie staan, dat verdienen en ik zal in gesprek blijven met de minister om te zien of die prioriteit in de praktijk voldoende gewicht krijgt.

De heer Kerstens (PvdA): Voorzitter. Ook ik dank de minister voor zijn antwoorden. De door mij gestelde vragen zijn voldoende geadresseerd. Ik onderschrijf dat er op het terrein van arbeidsomstandigheden en veiligheid duidelijk sprake is van een verbetering, zoals uit de stukken en uit de woorden van de minister bleek. Het is helaas zo dat het adagium dat van werken nog nooit iemand is doodgegaan, nog steeds niet opgaat. Daarom heb ik de minister ook gevraagd om meer ambitie te tonen dan zijn voorgangers. Volgens mij laat hij dat in dit algemeen overleg ook zien. Ik heb zelf ook wel graag dat er inhoudelijk, op basis van argumenten wordt gedebatteerd. Als daarvoor nader onderzoek of overleg met de sociale partners nodig is, vind ik dat prima. Ik ben in ieder geval erg blij dat de minister zegt het SER-advies serieus te nemen, want de sociale partners hebben een belangrijke verantwoordelijkheid op dit terrein. Ik zie uit naar zijn nadere gedachten over de relatie tussen arbeidsomstandigheden en flexwerk of duurzame inzetbaarheid, zeker als dat, zoals hij heeft gezegd, ook nog deel kan uitmaken van de besprekingen met de sociale partners om te komen tot een sociale agenda.

De heer Potters (VVD): Voorzitter. Ik ben erg blij dat de minister de visie onderschrijft dat we moeten uitgaan van de kracht van het maatschappelijk middenveld en dat sociale partners in staat zijn om zaken op het gebied van arbeidsomstandigheden zelf goed te regelen. Hij vindt de VVD uiteraard aan zijn zijde als hij zegt dat er een rol is van de inspectie of de overheid, als het gaat om hoge risico's. Ik ben blij dat hij niet meteen de switch maakt om er anders in te gaan zitten. Ik vraag mijn collega van de SP om wat meer vertrouwen uit te stralen in deze partners. Volgens mij zijn er heel goede voorbeelden van. Er zijn ook dingen die niet goed lopen, maar ik denk dat we op grond van de rapporten toch wel kunnen concluderen dat het goed gaat met de arbeidsomstandigheden in Nederland en dat we een goed voorbeeld zijn in Europa, hoewel het uiteraard altijd beter kan.

Als het gaat om de ILO-verdragen vraag ik de minister om heel goed na te denken voordat hij artikel 170 gaat ratificeren, omdat blijkt dat het voor de overheid onmogelijk is om de benodigde informatie te verschaffen. Is het dan wel zinvol om dit verdrag te ratificeren? Voor de VVD-fractie is het erg belangrijk dat hij goed nagaat hoe praktisch uitvoerbaar het voor de bedrijven is. Nu we het toch over overbodige regels en overbodige vragen hebben: ik denk dat we niet zitten te wachten op een verdrag dat in de praktijk niet uitvoerbaar is. Ik zou graag zijn visie willen horen, voordat de minister een standpunt inneemt.

De heer Ulenbelt daagde mij in eerste termijn uit, en daar heeft hij ook gelijk in, om met voorbeelden te komen als ik zeg dat er overbodige regels zijn. Dat zal ik zeker doen. Ik heb net een voorbeeld uitgezocht. Een productiebedrijf dat overdag draait, mag 's avonds niet met één persoon de technische dienst draaien, maar er moeten altijd twee personen aanwezig zijn. Ook van de branche hebben we gehoord dat dit niet altijd efficiënt is, maar wel kostenverhogend, en dat er andere mogelijkheden zijn voor een goede overdracht of om in ieder geval de veiligheid te borgen. Ik vraag de minister wat hij van dit soort concrete voorbeelden vind. Vindt hij ook dat als er sprake is van overbodige regels, deze daadwerkelijk afgeschaft kunnen worden?

Ik sluit mij aan bij de bijdrage van mijn collega van D66 wat betreft agressie en geweld. Het credo van de VVD is tot nu toe altijd geweest: poten af van onze hulpverleners. Dat onderschrijven wij volledig. We moeten een zerotolerancebeleid hanteren als het gaat om agressie en geweld, want het is absoluut niet aanvaardbaar als onze hulpverleners daardoor in problemen komen. Wat dat betreft onderschrijf ik de visie van mijn collega.

De heer Heerma (CDA): De collega van de VVD komt nu met één voorbeeld, maar volgens mij is in eerste termijn door de collega van D66 gevraagd om een lijstje en is dat ook toegezegd. Ik neem aan dat dit ene voorbeeld niet het antwoord is op die toezegging.

De heer Potters (VVD): Nee, als u goed had geluisterd, had u gehoord dat ik heb toegezegd dat wij de volgende keer met meer voorbeelden komen en dat wij de minister zullen bevragen of die voorbeelden kunnen leiden tot afschaffing van overbodige regels. Ik was uitgedaagd om vandaag in ieder geval één voorbeeld te noemen.

De heer Heerma (CDA): Ik hoorde u in eerste termijn vooral spreken over tegenstrijdige regels. Daar sloeg de collega van de SP ook op aan, dus ik neem aan dat u het hebt over een lijstje van tegenstrijdige en overbodige regels.

De heer Potters (VVD): Dit is wel een leuke rolverdeling. U vraagt nu aan mij allerlei lijstjes. Dat vind ik prima. Ik zal kijken of wij een paar goede voorbeelden op beide terreinen kunnen vinden.

De heer Ulenbelt (SP): Ja, wij willen lijstjes zien, want dat ene voorbeeld sloeg natuurlijk nergens op. Het heeft alles te maken met veiligheid dat je met z'n tweeën moet zijn, zodat je gered kunt worden als er iets gebeurt. Dat is geen overbodige regel, maar dat is een kwestie van leven of dood. Het lijkt mij nogal idioot om dat een overbodige regel te noemen. Ik heb nog een punt. U bent voor het maatschappelijk middenveld. Veel arboregels worden door partijen op basis van cao-afspraken vastgesteld. Vindt u dat die cao-afspraken algemeen verbindend verklaard moeten blijven worden, om dat maatschappelijk middenveld zijn middelen niet te ontnemen?

De heer Potters (VVD): De heer Ulenbelt wil volgens mij een heel andere discussie aangaan. Ik wil dat best doen, maar dan buiten deze zaal. We hebben het niet over het algemeen verbindend verklaren van cao's. Overigens vind ik niet dat alle cao's algemeen verbindend verklaard moeten worden, maar ik zou bij het onderwerp willen blijven. Het voorbeeld dat ik gaf, komt uit de branche zelf. Het gaat dan niet meteen om leven en dood. U bent een beetje dogmatisch in uw redenering, en dat mag ook, want dat past bij de SP, denk ik, maar het gaat gewoon om een praktische regel die best afgeschaft zou kunnen worden. De branche geeft zelf aan dat het ook anders kan. Als dat kan, laten wij die regels dan ook afschaffen. Regels hoeven toch niet in stand te blijven?

De heer Ulenbelt (SP): Regels die zorgen voor veiligheid van mensen, zoals dat je niet alleen mag werken in gevaarlijke omstandigheden, dat zijn gouden regels. Ik snap wel dat de branche daarvan af wil, maar dat is toch niet verstandig. Wij wachten dat lijstje af. Ik ben heel benieuwd.

De heer Heerma (CDA): Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn antwoorden in eerste termijn. Deze antwoorden geven iets meer inzicht dan het korte briefje waaraan ik in eerste termijn refereerde. Wij wachten met hem met smart op het SER-advies, dat voor de kerst komt. Net als de minister zullen wij dit onder de kerstboom gaan lezen. Ik ben zeer benieuwd naar zijn reactie op de psychosociale risico's, die door hem zijn genoemd als punt van zorg. Ik dank de minister ook voor zijn toezegging over het heroverwegen en het opnieuw met sociale partners bespreken van de ratificatie van het ILO-verdrag en over liftkeuringen. Met betrekking tot de verkeersvliegers sluit ik mij aan bij de vraag van de heer Van Weyenberg of de minister iets meer wil doen dan alleen de antwoorden toezenden, namelijk een actieve rol innemen om op grond van zijn verantwoordelijkheid onze zorgen over te brengen aan de minister van I en M. De minister gaf in eerste termijn aan niet bekend te zijn met de arbeidsomstandigheden bij supermarktdiscounts. Ik kan hierover de nodige informatie aanleveren, maar deze is ook openbaar in allerlei media te vinden. Is het mogelijk om er een schriftelijke reactie op te geven of om hier op een later moment op terug te komen? Ook dank voor de toezegging om nog voor de begrotingsbehandeling met een brief over duurzame inzetbaarheid te komen. Wij zullen deze zeer kritisch lezen en er waarschijnlijk bij de begrotingsbehandeling op terugkomen.

Minister Asscher: Voorzitter. Dank voor de inbreng van de verschillende Kamerleden, die ik als heel positief ervaar. Eerst even over de retorica: als het beter gaat met de verkeersveiligheid, doet dat niets af aan hoe tragisch het is voor ook maar één verkeersslachtoffer. In die zin vond ik dat de heer Ulenbelt met het begin van zijn betoog weinig recht deed aan mijn inbreng. Het gaat met de Nederlandse arbeidsomstandigheden goed ten opzichte van heel veel landen en het gaat beter dan in het verleden. Maar dat wil niet zeggen dat het niet beter kan en niet beter moet. Daar was ik glashelder over in eerste termijn. De heer Ulenbelt hoeft mij niet uit te leggen hoe afgrijselijk het is als mensen tegen een ongeval oplopen of als zij door onveiligheid op het werk ziek worden of zelfs komen te overlijden. We moeten er geen wedstrijd van maken, dat zou ik in ieder geval betreuren, maar bekijken wat binnen ons vermogen ligt, als vertegenwoordigers van Nederland, om dat verder te verbeteren. Ik hoop dat de heer Ulenbelt mijn woorden op die manier wil beoordelen.

Ik stel vast dat hij iets hoopvoller is gestemd. Dat was ook wel de polsstok van mijn ambitie. Helemaal gelukkig maken is misschien iets wat wij de komende jaren nog gaan bereiken, maar ik ben blij met een begin van vertrouwen in mijn aanpak. Ik wil ook niet meedoen aan de hele tijd vergelijken hoe anders ik het doe dan mijn voorgangers, maar ik wil beoordeeld worden op mijn daden, mijn ambities en mijn accenten. Ieder vogeltje zingt zoals het gebekt is, of laat zien waar het ideologisch vandaan komt, dat hoort daarbij. Ik ga gewoon door op de ingeslagen weg en voeg er een aantal accenten aan toe. Als het SER-advies er is, onder de kerstboom, zullen we bekijken wat dat betekent voor het doorgaan met die visie. Het kan best dat mijn reactie onder de oliebollen gemaakt moet worden en dat we nog heel even geduld moeten hebben, maar ik ga er zeker snel mee aan de slag.

De heer Ulenbelt noemt terecht burnout als probleem. Ik noemde ook als een van de grote aandachtspunten dat zoveel mensen in het moderne werkende leven geveld worden door psychosociale klachten, die wel degelijk te maken hebben met het werk. Ik noemde hierbij met nadruk de zorgsector.

De verzuimbedrijven zijn wettelijk verplicht om met een bedrijfsarts te werken. Als dat niet het geval is, is dat op zichzelf al aanleiding tot zorg. Ik heb het nog even geverifieerd. Wij denken oprecht dat we met de maatregelen die ik net noemde, voort kunnen bij die verzuimbedrijven. Er is al een stapel onderzoeken toegezegd of aangekondigd, zoals de heer Ulenbelt al noemde, en daar wil ik er geen aan toevoegen. Als in de toekomst blijkt dat er misstanden zijn, verzoek ik hem om deze met mij te delen. Als de inspectie er lucht van krijgt, zal ik dat met de Kamer delen en dan kan er altijd alsnog dieper naar gekeken worden, maar op dit moment niet.

Ik zal altijd graag in gesprek gaan met piloten. Ik zal mijn mensen verzoeken om met de Vereniging van Verkeersvliegers in contact te treden en ervoor zorg dragen dat de specifieke kennis die op ons departement aanwezig is, zoals de heer Van Weyenberg opmerkte, ook ten dienste staat van deze groep werknemers, hoe specifiek de situatie ook mag zijn.

Ik zeg ook toe om de specifieke vragen van de heer Van Weyenberg omtrent het onderzoek naar de liftkeurders mee te laten lopen in het onderzoek, als hij deze op papier zet of naar aanleiding van dit verslag. Ik zeg toe dat hij in het ultieme verslag van dat onderzoek in het vierde kwartaal van volgend jaar de resultaten tegemoet kan zien. Misschien wil hij mij een dienst bewijzen door die vragen nog even op papier te zetten.

We moeten inderdaad niet schromen om op basis van feiten, waarnemingen, onderzoeken de maatregelen te nemen die nodig zijn om de veiligheid en gezondheid bij het werk te verbeteren, zoals de heer Kerstens zei. Wat dat betreft verheug ik mij op de verdere samenwerking met deze commissie.

Net als de heer Potters vind ik dat wij zelfregulering volop moeten benutten, maar er niet dogmatisch naar moeten kijken, dus ik dank hem voor zijn betoog. Mijn eerste indruk is dat het ILO-verdrag 170 wel uitvoerbaar zou kunnen zijn. Dat hoeft niet altijd via de overheid, maar dat kan ook via private verantwoordelijkheden gebeuren. Deze vraag kan ook aan de orde komen bij het overleg met de sociale partners, zoals de heer Ulenbelt terecht concludeerde. Als er heel grote of zelfs onoverkomelijke bezwaren rijzen, kunnen we die op dat moment beoordelen. Ik heb niet bij voorbaat de indruk dat het onuitvoerbaar zou zijn, want dan zou ik hierover niet opnieuw in overleg treden met de sociale partners.

Ik ben ervan onder de indruk hoe de Kamerleden elkaar kritisch bejegenen wat betreft overbodige dan wel tegenstrijdige regels, want dat is heel goed voor het debat. Als er de volgende keer een lijst ligt, wil ik mij daar vanzelfsprekend heel graag over buigen. Ik merk wel op dat deze regels vaak worden vastgesteld in het overleg tussen werkgevers en werknemers. Zij zijn een product van zelfregulering, dus de overheid moet er niet te snel tussenkomen of mee interfereren. Dat zou ook niet passen bij de lijn die de Kamer net zelf heeft uitgestippeld.

Er is ook gevraagd om schriftelijk in te gaan op de supermarkten. Als de informatie daarover te vinden is in openbare bronnen, lukt het ons om die te vinden en dan zullen wij die vraag graag nog even schriftelijk beantwoorden.

De voorzitter: Voordat ik de toezeggingen opnoem, moet ik de heer Van Vliet van de PVV-fractie excuseren. Hij kon niet aanwezig zijn wegens dringende privéomstandigheden, maar hij had hier graag willen zijn.

Toezeggingen:

  • 1. De minister zal de Kamer nader informeren na ontvangst van het SER-rapport in december 2012 over zijn visie op zelfregulering van de arbeidsomstandigheden en de doelen van de regering op het gebied van het stelsel van gezondheid. Dat doet hij volgens mij voor eind januari.

Minister Asscher: Nee, ik ga daar goed naar kijken, maar met betrekking tot de visie op het arbeidsomstandighedenbeleid wil ik mij nu nog niet vastleggen op een termijn, want ik wil er echt grondig naar kunnen kijken. Dat zal de Kamer ook van mij verwachten.

De voorzitter: Ik zie dat de Kamer er genoegen mee neemt dat dit in de loop van volgend jaar komt.

  • 2. De minister zal de Gezondheidsraad om advies vragen over de gevolgen van nachtarbeid.

  • 3. De minister zal in overleg treden met de sociale partners over de ratificatie van het ILO-verdrag 170 en de Kamer hierover informeren. Ik zie dat er nog geen termijn aan te koppelen is.

De heer Van Weyenberg (D66): De minister heeft in een bijzin gezegd dat er mogelijk Europeesrechtelijke problemen zijn. Ik neem aan dat deze hierbij worden meegenomen, want dat vind ik heel relevant.

De voorzitter: Daar ga ik ook van uit. De minister zal de Kamer op de hoogte brengen als het langer duurt.

Minister Asscher: Ik houd de Kamer hiervan op de hoogte, dat is een prima afspraak. Als dat overleg is gevoerd en we helderheid hebben over de Europese regels, komt er een kabinetsstandpunt over ratificatie.

De voorzitter: Dat is dan afgesproken.

  • 4. De minister zal voor eind januari een onderzoek toezenden over de veiligheid van de SW-bedrijven.

  • 5. De minister zal de door de D66-fractie gedane suggesties meenemen in zijn onderzoek over de liftkeuring, inclusief de afkeuringspercentages, en de Kamer hierover informeren. Volgens mij is daarnet ook afgesproken dat de heer Van Weyenberg zijn vragen op schrift zal stellen en dat de minister ervoor zal zorgen dat deze bij dat onderzoek worden betrokken.

De heer Van Weyenberg (D66): Volgens mij heb ik die vragen vrij precies geformuleerd, dus ik zal het verslag erop nakijken en dan ook persoonlijk borgen dat deze de minister bereiken.

De voorzitter: Aldus afgesproken.

  • 6. De minister zal de positie van zzp'ers meenemen bij de uitwerking van de sociale agenda.

Minister Asscher: Dat klopt, maar dat ging vooral over de aspecten die dit AO betreffen, dus de vraag of er specifieke zorgen zijn op het gebied van arbo. Dat was naar aanleiding van het voorbeeld van de glazenwassers.

De voorzitter: We zullen dat preciseren.

  • 7. De minister zal met zijn collega van I en M en de Vereniging van Verkeersvliegers in overleg treden over de arbeidsomstandigheden en de arbeidstijden van piloten en de Kamer hierover informeren.

  • 8. De minister zal de Kamer voor de begrotingsbehandeling per brief informeren over de voornemens op het gebied van duurzame inzetbaarheid en de gevolgen van het wegvallen van het budget voor het vitaliteitspakket.

  • 9. De minister zal de Kamer schriftelijk informeren over de situatie met betrekking tot de supermarkten.

Minister Asscher: Bij punt 7 merk ik op dat mijn collega van I en M de Kamer zal informeren. Ik had toegezegd om te zorgen dat mijn mensen in contact treden met de verkeersvliegers, maar laat die informatielijn even eenduidig blijven.

De voorzitter: Dat lijkt mij een correcte toevoeging, die wij op deze manier zullen opnemen in de toezeggingen. Dan rest mij allereerst de minister en zijn staf te danken, evenals de Kamerleden en iedereen die dit debat heeft gevolgd.

Sluiting 11.51 uur.

Volledige agenda

1. Arbobalans 2011 (2012D07616)

33000-XV-66 – Brief regering d.d. 27 februari 2012

Aanbieding onderzoeksrapportages SZW inzake WWB, arbeidsmarktbeleid, arbeidsomstandigheden, inkomenszekerheid, schuldhulpverlening, Wajong, pensioenen en certificerende instellingen

minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, H.G.J. Kamp

2. Zelfregulering van arbeidsomstandigheden (2012D07617)

33000-XV-66 – Brief regering d.d. 27 februari 2012

Aanbieding onderzoeksrapportages SZW inzake WWB, arbeidsmarktbeleid, arbeidsomstandigheden, inkomenszekerheid, schuldhulpverlening, Wajong, pensioenen en certificerende instellingen

minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, H.G.J. Kamp

3. Rapport en conclusies op het rapport «Keuren, een hele hijs!» Een onderzoek naar de kwaliteit van het keuren van hijskranen

33000-XV-67 – Brief regering d.d. 21 maart 2012

staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, P. de Krom

4. Actieplan Gezond Bedrijf

29 544-388 – Brief regering d.d. 26 maart 2012

minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, H.G.J. Kamp

5. Visie op het stelsel voor gezond en veilig werken

25 883-209 – Brief regering d.d. 30 maart 2012

staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, P. de Krom

6. Eindrapport en kabinetsstandpunt n.a.v. de evaluatie van de vereenvoudigde Arbeidstijdenwet 2007

30 532-28 – Brief regering d.d. 30 maart 2012

minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, H.G.J. Kamp

7. Kabinetsstandpunt ILO verdragen nr. 119, 139, 148, 167, 170, 184 en 187

29 427-84 – Brief regering d.d. 9 mei 2012

staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, P. de Krom

8. Reactie op het rapport «Instorting verdiepingsvloer B-Tower Rotterdam» van de Onderzoeksraad voor Veiligheid

25 883-210 – Brief regering 16 mei 2012

staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, P. de Krom

9. Antwoord op een vraag van het lid Sterk over het fiscale regime voor Het Nieuwe Werken

25 883-211 – Brief regering d.d. 16 mei 2012

staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, P. de Krom

10. Verslag schriftelijk overleg over het kabinetsstandpunt inzake de ratificatie van een aantal ILO-verdragen op het gebied van arbeidsomstandigheden

29 427-88 – Brief regering d.d. 3 juli 2012

staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, P. de Krom

11. Sectorrapportage Metaal (2012D29805)

29 544-406 – Brief regering d.d. 5 juli 2012

Onderzoeksrapportages SZW en de beleidsreactie per onderzoek (Monitor Arbeidsmarkt, Evaluatie Wet Participatieplaatsen en de rapporten van de Inspectie SZW «Agressie en Geweld», «Kiezen voor het delen van informatie», «Sectorrapportage Metaal» en «Sectorrapportage Grond- Weg- en Waterbouw»)

minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, H.G.J. Kamp

12. Sectorrapportage grond- weg en waterbouw (2012D29809)

29 544-406 – Brief regering d.d. 5 juli 2012

Onderzoeksrapportages SZW en de beleidsreactie per onderzoek (Monitor Arbeidsmarkt, Evaluatie Wet Participatieplaatsen en de rapporten van de Inspectie SZW «Agressie en Geweld», «Kiezen voor het delen van informatie», «Sectorrapportage Metaal» en «Sectorrapportage Grond- Weg- en Waterbouw»)

minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, H.G.J. Kamp

13. Programmarapportage Agressie en Geweld (2012D29811)

29 544-406 – Brief regering d.d. 5 juli 2012

Onderzoeksrapportages SZW en de beleidsreactie per onderzoek (Monitor Arbeidsmarkt, Evaluatie Wet Participatieplaatsen en de rapporten van de Inspectie SZW «Agressie en Geweld», «Kiezen voor het delen van informatie», «Sectorrapportage Metaal» en «Sectorrapportage Grond- Weg- en Waterbouw»)

minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, H.G.J. Kamp

14. Kiezen voor het delen van informatie (2012D29815)

29 544-406 – Brief regering d.d. 5 juli 2012

Onderzoeksrapportages SZW en de beleidsreactie per onderzoek (Monitor 4 Arbeidsmarkt, Evaluatie Wet Participatieplaatsen en de rapporten van de Inspectie SZW «Agressie en Geweld», «Kiezen voor het delen van informatie», «Sectorrapportage Metaal» en «Sectorrapportage Grond- Weg- en Waterbouw»)

minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, H.G.J. Kamp

15. Themarapportage ioniserende straling 2011 (2012D37089)

33 400-XV-5 – Brief regering d.d. 9 oktober 2012

Aanbieding onderzoeksrapportages SZW tweede tertaal 2012

staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, P. de Krom

16. Arbeidsomstandigheden in de bouw Sectorrapportage 2011 (2012D37091)

33400-XV-5 – Brief regering d.d. 9 oktober 2012

Aanbieding onderzoeksrapportages SZW tweede tertaal 2012

staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, P. de Krom

17. Sectorrapportage Aardolie, Chemie, Farmacie, Kunststoffen en Rubber

2012 (2012D37092)

33400-XV-5 – Brief regering d.d. 9 oktober 2012

Aanbieding onderzoeksrapportages SZW tweede tertaal 2012

staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, P. de Krom

18. Verzuimbedrijven (2012D37093)

33400-XV-5 – Brief regering d.d. 9 oktober 2012

Aanbieding onderzoeksrapportages SZW tweede tertaal 2012

staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, P. de Krom

19. Aanbieding afschrift van de brief aan FNV Bondgenoten inzake verzuimbedrijven in antwoord op de brieven van 20 april en 24 juli 2012

25 883-214 – Brief regering d.d. 2 november 2012

minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, H.G.J. Kamp

20. Nadere informatie over de beleidsprioriteiten op het gebied van het arbeidsomstandighedenbeleid

2012Z19495 – Brief regering d.d. 15 november 2012

minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher