Kamerstuk 24446-66

Verslag van een algemeen overleg

Ruimtevaartbeleid


Nr. 66 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 26 september 2019

De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft op 5 september 2019 overleg gevoerd met mevrouw Keijzer, Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, over:

  • de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat d.d. 19 juni 2019 inzake nota Ruimtevaartbeleid 2019 en het Pré-Advies van het Netherlands Space Office (NSO) (Kamerstuk 24 446, nr. 64);

  • de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat d.d. 30 augustus 2019 inzake inzet ESA-conferentie op ministerieel niveau SPACE19+ (Kamerstuk 24 446, nr. 65).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie, Diks

De griffier van de commissie, Nava

Voorzitter: Graus

Griffier: Kruithof

Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Amhaouch, Bromet, Van Eijs, Graus en Veldman,

en mevrouw Keijzer, Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat.

Aanvang 14.04 uur.

De voorzitter:

Als iedereen plaats wil nemen, open ik het algemeen overleg Ruimtevaart. Ik heet allereerst de mensen op de publieke tribune en de mensen die thuis luisteren of kijken via het digitale kanaal van harte welkom. Verder heet ik de Staatssecretaris en haar gevolg van harte welkom. Ze werden even opgehouden door de NOS en daar kon de Staatssecretaris niks aan doen. Ze voldeed aan haar plicht. Ik heet ten slotte de Kamerleden van harte welkom.

Ik stel een spreektijd van drie minuten per fractie en twee interrupties voor. Ik geef als eerste het woord aan meneer Amhaouch van het CDA.

De heer Amhaouch (CDA):

Voorzitter, dank u wel. Feit is dat de ruimtevaart meer oplevert dan het kost, ook maatschappelijk. Dat is onderzocht en berekend door verschillende bekende instituties en allemaal komen ze tot dezelfde conclusies. Daarom is het ook goed dat het thema ruimtevaart vandaag in dit AO de aandacht krijgt die het verdient. We spreken onder andere over de Nota Ruimtevaartbeleid en de Nederlandse inzet bij de ESA-conferentie in november. Wij begrijpen dat de Staatssecretaris zelf ook aanwezig zal zijn bij deze conferentie en dat is wat ons betreft heel goed.

Afgelopen maandag zei Minister Hoekstra van Financiën in de HJ Schoo-lezing het volgende: we investeren te weinig in de economie van de toekomst. Artificial intelligence, big data, nanotechnologie, biotechnologie: we doen er in Nederland te weinig aan mee. Als we zo doorgaan, komen die er ook niet. Dit is een terechte waarschuwing en het CDA wil niet dat de ruimtevaart ook in dit rijtje terechtkomt.

In de Nota Ruimtevaartbeleid staan stevige ambities. De toon is goed, maar het financiële plaatje baart ons grote zorgen. Ten opzichte van drie jaar geleden schrijft Nederland weliswaar meer in op de optionele ESA-programma's, van 102 miljoen euro in 2016 naar 131 miljoen euro in 2019, maar dat bedrag lijkt onvoldoende om de lage inschrijvingen uit het verleden en de hoge ambities voor de toekomst te compenseren. In 2008 – dat is ruim tien jaar geleden – deden we voor 172 miljoen euro mee aan de optionele ESA-programma's.

Kijken we naar de landen om ons heen, dan zien we dat landen als België, 422 miljoen, Noorwegen, 150 miljoen en Luxemburg, toch een klein staatje, al 100 miljoen doen. Zij investeren fors meer in ruimtevaart. Hoe kijkt de Staatssecretaris hiernaar? In haar advies schreef het Netherlands Space Office, NSO, dat het Nederlandse budget onvoldoende is om alle ambities die voortkomen uit de beleidsdoelstellingen te dekken en dat het ook niet voldoende is om de bestaande posities op alle punten zeker te stellen. Even verderop: een aantal voor Nederland prioritair geachte programma's kunnen met het beschikbaar gestelde budget geen of slechts beperkte ondersteuning krijgen. Kortom, Nederland laat kansen liggen. En dus moeten we ons achter de oren krabben.

Indachtig de oproep van de Minister van Financiën om te investeren in de economie van de toekomst vindt het CDA dat we ons er maximaal voor moeten inspannen om ten minste die 200 miljoen op termijn als ondergrens voor optionele programma's te halen. Dit betekent dat we met elkaar een gat van 70 miljoen euro hebben te dichten. Over hoe dit te doen heeft het CDA verschillende ideeën. Wat ons betreft hoeft dit geld zeker niet alleen van EZK te komen. Is de Staatssecretaris dat met ons eens?

Het financieel overzicht van de Nederlandse ESA-inzet. We zien dat de verplichte en optionele ESA-inschrijvingen nu alleen worden gefinancierd door EZK en OCW. Dat is gek, want van de ruimtevaartontwikkelingen en -investeringen profiteren vrijwel alle departementen; denk aan LNV en IenW voor de aardobservatie en de stikstofklimaatopgave, en natuurlijk ook aan Financiën, Defensie en andere departementen. Het zijn allemaal zaken waarin Nederland internationaal vooroploopt.

Ten slotte, voorzitter, want ik rond af. Is de Staatssecretaris bereid om in de Voorjaarsnota van 2020 een interdepartementale verkenning te doen naar de mogelijkheden om met het oog op de gezamenlijke interdepartementale ruimtevaartbelangen de missende 70 miljoen euro alsnog bij elkaar te krijgen? Al is het maar een verkenning van wat andere departementen doen en hoe ze hierin staan. Graag een reactie.

De voorzitter:

Dat was de heer Amhaouch uit het verre zuiden des lands. Dank voor uw inbreng. Dan gaan we luisteren naar mevrouw Van Eijs van D66.

Mevrouw Van Eijs (D66):

Dank u wel, voorzitter. Alweer een hele tijd geleden las ik het boek Echte mannen willen niet naar Mars. Wat ik daar vooral van onthouden heb, is dat ik ook zeker niet naar Mars wil, want het duurt vreselijk lang voordat je er bent en tegen die tijd zijn je botten gevaarlijk ontkalkt. Naar Mars gaan is wat mij betreft dan ook niet het belang van de ruimtevaart. Het belang zit «m in het kijken naar de aarde en zien dat we echt iets aan klimaatverandering moeten doen en dat we echt moeten zorgen voor schonere lucht, en de ruimte in kijken om te snappen hoe ons universum werkt. En of het nou toeval is of niet, in dat kijken, in die optische instrumenten, is Nederland keigoed. Iedereen in deze zaal kent waarschijnlijk wel Tropomi, maar ook de nieuwe telescoop in Chili, waarvan de 792 onderstellen van de grote spiegel door TNO en VDL worden gemaakt. Dit soort missies en uitdagingen zorgen voor kennis die wordt toegepast bij het meten van bloedsuikerspiegels bij diabetespatiënten en bij het uitsorteren van afval zodat we beter kunnen recyclen. En er is nog veel meer spin-off in hele diverse branches. Het is heel belangrijk voor onze economie en maatschappij nu, maar zeker ook voor het verdienvermogen van Nederland op de langere termijn.

Mijn collega Amhaouch heeft alle relevante cijfers al genoemd, maar ik denk dat het duidelijk is dat er grote zorgen zijn over onze financiële bijdrage aan de ESA-programma's. Deze gaat weliswaar omhoog, maar die van andere landen ook. Zij zien blijkbaar ook dat investeren in ruimtevaart loont. Ik vraag de Staatssecretaris dan ook: missen wij niet de boot? Hoe gaan we ervoor zorgen dat we mee blijven draaien in de top, dat we onze voorsprong behouden in die dingen waar we heel goed in zijn, en dat we dus ook die belangrijke spin-off blijven creëren? Wordt nu ook het tweede advies van het NSO gevolgd, waarin het budget voor de verplichte programma's wordt verhoogd zonder dat er budget verloren gaat voor de optionele programma's? En waarom is het eerste NSO-advies niet onverkort opgevolgd? Wat voor effect heeft de lagere inzet voor de optionele programma's ten opzichte van het eerste advies op de sector? Is er straks nog een sector waarin er naar Nederland wordt gekeken als de beste van de wereld en waarbij Nederland dus een sterke stem heeft in het wereldwijde ruimtevaartbeleid?

Voorzitter. Mijn andere punt gaat over het Wilde Westen. De ruimte verandert namelijk langzaamaan in een soort Wilde Westen. We hebben er maar weinig wetten, of eigenlijk verdragen, en die verdragen zijn oud en houden geen rekening met miljardairs die hele vermogens uitgeven aan ruimtevaart, en ook niet met het feit dat we nu hele kleine satellieten kunnen lanceren tegen veel lagere kosten. Ze gaan nog uit van een paar landen, die zich keurig gedragen. Maar er worden terechte vragen opgeworpen over het reguleren van de ruimte. Er is sprake van bijna-botsingen van satellieten onderling of met ruimtepuin, discussies over oorlog voeren en spionage in de ruimte, en mijnbouwactiviteiten. We hebben een wettelijk kader nodig, maar waar zet Nederland nou op in? En wat doen we als andere landen zich hier niet aan willen committeren? Wat zijn dan de scenario's?

Tot zover, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel voor uw inbreng, mevrouw Van Eijs. Dan gaan we voor de laatste keer, althans wat de eerste inbreng betreft, luisteren naar de heer Veldman van de VVD. Hij gaat het aardse bestaan niet verlaten, maar als ik goed ben geïnformeerd wordt hij woordvoerder over volksgezondheid, curatieve zorg, als opvolger van Arno Rutte, die ons heeft verlaten. We zullen u missen, maar gelukkig kunnen we vandaag nog even van u genieten. Het woord is aan u. De drie minuten gaan nu in.

De heer Veldman (VVD):

Dank u wel, voorzitter. En hoe mooi is het dan om te spreken over ruimtevaart? We hebben het in de commissie voor Economische Zaken natuurlijk vaker over innovatie, maar gelukkig ook over ruimtevaart. Nou ja, gelukkig... Eigenlijk is het natuurlijk niet zo raar, want ruimtevaart en innovatie zijn misschien wel synoniemen van elkaar. Het mooie is dat we daar in Nederland ook een hele goede positie in hebben. We hebben natuurlijk een fantastisch uithangbord in de persoon van André Kuipers, maar we hebben ook de ESA-vestiging ESTEC hier in Nederland, in Noordwijk. En we hebben hier in de buurt, in Delft, een universiteit waar ook fantastische dingen gebeuren, en in Zuid-Holland een economische hotspot met allerlei bedrijven die in de ruimtevaartsector actief zijn. Dat biedt kansen en mogelijkheden.

Juist daarom heb ik, toen we het vorig jaar in het AO Ruimtevaart hadden over de evaluatie van de periode 2012–2016, ook tegen de Staatssecretaris gezegd: de positie van ESTEC in Noordwijk en de bijdrage die Nederland levert aan de optionele programma's staan wel een beetje onder druk. Collega's benoemden dat net ook al. Toen heb ik de Staatssecretaris ertoe opgeroepen om komend jaar op zoek te gaan naar extra middelen, ook op andere plekken, om die bijdrage toch substantieel groter te maken. Helaas moet ik constateren dat dat niet gelukt is. Ja, de middelen gaan iets omhoog, maar de wens die we vorig jaar volgens mij breed geuit hebben, is toch niet uitgekomen. Dat is jammer.

Naast het feit dat het jammer is, wil ik de Staatssecretaris vandaag vragen welke risico's de investering die er dan wel gedaan gaat worden met zich meebrengt voor Nederland. Want als ik in de ruimtevaart rondkijk, dan zie ik dat er ook in andere lidstaten satellietjes ontstaan, kopietjes, zou je bijna kunnen zeggen, van ESTEC in Noordwijk. Wat zijn daar de risico's van? Welk traject gaan we de komende jaren in met de inzet die het kabinet nu voorstelt, en welke consequenties kan dit hebben voor de vestiging in Noordwijk en voor de bedrijven die zich hier in Zuid-Holland gevestigd hebben? Zij willen uiteraard aan die optionele programma's meedoen, maar lopen misschien tegen een grens aan die ze in andere landen niet bereiken, terwijl een aantal van die bedrijven ook al in die andere landen gevestigd is. Dus welke risico's gaan wij lopen en hoe wil de Staatssecretaris die risico's het hoofd bieden?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel voor uw inbreng, meneer Veldman. Tot slot in de eerste termijn van de Kamer is het woord aan mevrouw Bromet van GroenLinks.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Vorig jaar spraken wij in dit huis ook over de ruimtevaart. Nu ligt de nota ruimtevaart voor ons. GroenLinks heeft die met heel veel interesse gelezen. Wij vinden het terecht dat de Staatssecretaris inzet op maatschappelijke doelen. We zijn ook heel erg trots op wat er vanuit Nederland gedaan wordt aan metingen ten behoeve van de klimaatopgave en, heel actueel, stikstofbeleid. Ook zijn we heel blij met de aandacht die is gegeven aan een aspect dat GroenLinks de vorige keer inbracht in dit overleg, namelijk de rol van de ontwikkelingslanden binnen de ruimtevaart. We willen daarvoor de complimenten geven aan de Staatssecretaris. Ik heb er nog wel twee vragen over. Kan de Staatssecretaris de successen van de groep die internationaal vergadert over de ruimte met ons delen? En kan zij iets meer vertellen over de regels die gelden bij de exploitatie van de ruimte?

Er zijn ook twee belangrijke punten die GroenLinks mist in de ruimtevaartnota. Eentje daarvan is de militarisering van de ruimte. De oprichting van een spaceforce door Trump en de ontwikkeling van raketten die militaire of civiele satellieten van andere landen kunnen vernietigen door de VS, Rusland, China en India vergroot het risico dat de ruimte een nieuw strijdtoneel wordt. Vindt de regering, of de Staatssecretaris, een wapenwedloop in de ruimte en de ontwikkeling van antisatellietwapens ook onwenselijk? En zo ja, welke initiatieven onderneemt zij om de kans op conflicten in de ruimte te verkleinen? Ten tweede: is het een idee dat de Staatssecretaris haar collega van Buitenlandse Zaken vraagt om het voortouw te nemen bij het schrijven van een addendum op de Nota Ruimtevaartbeleid? Hierin kan beschreven worden hoe conflicten in de ruimte voorkomen kunnen worden en wat de Nederlandse inzet is bij de Space2030-agenda van de VN.

Een tweede aandachtspunt dat wij missen in de ruimtevaartnota is ruimteschroot. ESA en Nederland willen zich graag inzetten voor autonoom gebruik van de ruimte. Dat houdt onder andere in dat zelf data verzamelen en zelf satellieten de ruimte in schieten belangrijk wordt gevonden. Wij willen immers niet volledig afhankelijk zijn van data uit het buitenland. Daar staat GroenLinks ook achter. Maar als iedereen zijn eigen satelliet de ruimte in schiet en er steeds meer commerciële satellieten komen, heeft dit natuurlijk ook een beperkend effect op de hoeveelheid ruimte in het heelal. De kans op ruimteschroot wordt groter, en ook de klimaat- en milieu-impact van het opstijgen van raketten is groot. En dan hebben we het nog niet eens gehad over de forse toename van ruimteschroot door aanvallen op satellieten. Dit bleek in 2007, toen China bij wijze van test een eigen weersatelliet vernietigde met een raket. Ik heb plaatjes gezien van al die stukjes die nu in een baan om de aarde cirkelen. Dat vind ik heel pijnlijk om te zien.

Hoe kijkt de Staatssecretaris hiertegen aan? Want uiteindelijk kan al het schroot dat in een baan om de aarde draait de ruimte ontoegankelijk maken, waardoor de voordelen van de ruimte verloren gaan. Er zijn strenge nationale regels tegen ruimteschroot, vastgelegd in de Wet ruimtevaartactiviteit, maar welke internationale initiatieven neemt Nederland tegen de verspreiding van het ruimteschroot? Het nieuwe EU-ruimtevaartprogramma omvat niet alleen het voorkomen van ruimteschroot, maar ook het opruimen ervan. Dat is volgens GroenLinks een terechte ambitie, maar hoe voorkomen we dat de technologie voor het vangen van ruimteschroot door andere landen wordt gezien als een potentiële bedreiging voor hun functionerende satellieten?

Tot zover.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Bromet. De Staatssecretaris gaat zich voorbereiden op de beantwoording. We gaan dus schorsen tot 14.35 uur. In de tussentijd krijgt u de gelegenheid om een gevulde koek te halen of even sanitair te relaxen, wat u maar wenst.

De vergadering wordt van 14.18 uur tot 14.29 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de Staatssecretaris. Voor de fractieleden geldt ongeveer twee interrupties maximaal. Ik zal er coulant mee omgaan als er iets onduidelijk is. De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat.

Staatssecretaris Keijzer:

Dank u wel, voorzitter. De directe aanleiding voor dit overleg is de ministeriële conferentie van de ESA in november in Sevilla. Daar gaan we met alle lidstaten, waaronder Nederland, toezeggingen doen voor de programma's voor de komende drie jaar. In de Nota Ruimtevaartbeleid en uiteindelijk ook in de brief die ik u vorige week gestuurd heb waar het definitieve advies van NSO achter zit, treft u aan waar de inzet en de toezeggingen op gericht zullen zijn en wat de inzet van Nederland zal zijn.

Dit doe ik niet alleen. Dit doe ik samen met de collega's van OCW en IenW. Ik geloof dat het de heer Amhaouch was die een beetje de indruk wekte alsof hier geen gezamenlijke ambitie ligt van het kabinet. Ik zou willen zeggen: allesbehalve dat. want ook deze ministeries investeren in ruimtevaart. Maar ook vanuit Defensie is er bijvoorbeeld grote betrokkenheid bij dit onderwerp, ook gezien de kansen die er voor de toekomst liggen.

Mevrouw Van Eijs zei het heel erg mooi: af en toe wordt nog weleens wat lacherig gedaan over ruimtevaart als zijnde vooral mannen in mooie pakken die vroeger naar de maan en nu naar Mars willen. Ik vond het heel erg relativerend zoals mevrouw Van Eijs het zei: ik zou het in ieder geval niet willen, want het duurt lang en is slecht voor mijn botten. Maar het gaat natuurlijk om alle voordelen die wij vervolgens als samenleving hebben van alle technieken die ontwikkeld worden in en via de ruimtevaart en de economische kansen die er liggen. Daarmee is de ruimtevaart belangrijk voor Nederland. Dat is evident. Het heeft ook zelfs een plek gevonden in het regeerakkoord, dat nu al twee jaar oud is, waarbij de waarde van ESTEC voor de Nederlandse hightechindustrie benadrukt werd en er ook nog 40 miljoen bij gestopt is.

Voordat ik inga op de keuzes die ik wil maken in Sevilla, is het goed om stil te staan bij de overwegingen waar we deze op hebben gebaseerd. Het NSO heeft op mijn verzoek een prioriteitenkader uitgewerkt. U heeft eerder een preadvies daarvan gehad. Toen op een gegeven de inzet van de ESA voor de conferentie duidelijk werd...

(De microfoon valt twee keer achter elkaar uit.)

Staatssecretaris Keijzer:

Ja, nou doet hij het weer. Stel je voor dat we het over ruimtevaart hebben en as we speak de microfoon in de Tweede Kamer het niet eens doet, maar het valt mee. Hij wordt gewoon ingestraald, stel ik me dan altijd zo voor.

Voorzitter. Uiteindelijk heeft u het definitieve advies gehad. Mijn taak is om op basis van dat advies en binnen het budget dat mij ter beschikking gesteld is, te kijken waar de nadruk op ligt. Als je kijkt naar het prioriteitenkader, is het wat mij betreft heel erg mooi om dat op een rijtje te zetten: het gaat om maatschappelijke relevantie, wetenschappelijke relevantie, economische relevantie en politiek-strategische relevantie. Natuurlijk is het inspiratiekarakter ook van het grootste belang, want daarmee probeer je jonge mensen weer geïnteresseerd te krijgen in deze industrie en de technieken die daarin bedacht zijn en verder worden uitgewerkt. Ik ga daar niet al te veel meer over zeggen, want dat heeft u allemaal kunnen lezen.

Het NSO heeft op basis van deze overwegingen een advies opgesteld. Daarbij is rekening gehouden met wat ruimtevaartorganisaties in Nederland vinden én de afspraken die wij als lidstaat gemaakt hebben hierover. Dit vormt de basis van de gemaakte keuzes. Zoals gezegd gaan we bij de omvang van het budget uit van de bestaande budgettaire kaders. Dit betekent dat we voor 64 miljoen beroep gaan doen op middelen uit de jaren 2023 tot en met 2025. Aan de ene kant willen we Nederlandse partijen hiermee een kans bieden om mee te doen in langlopende programma's, zoals aardobservatie en satellietcommunicatie. Die programma's starten nu. We krijgen als Nederland geen tweede kans daarin. Maar ik wil mijn opvolger niet het gras voor de voeten wegmaaien. Daarom is het beslag beperkt. Ik vind dat mijn opvolger na 2023 dezelfde financiële ruimte moet hebben als ik. Wat de inzet uiteindelijk is, heeft u aangetroffen in de bijlage bij de brief van 30 augustus.

Wat doen wij? We doen mee in de verplichte programma's, zoals dat is voorgesteld. Dat betekent dat wij investeren in het wetenschappelijke programma en de basisactiviteiten. Ik zeg daarbij meteen tegen de heer Hayke Veldman dat dat vooral voor ESTEC van belang is. Als je investeert in dat verplichte programma, investeer je tegelijkertijd ook in ESTEC. Zou ik meer willen? Ja, natuurlijk zou ik meer willen. Als ik kijk naar waar ik verantwoordelijk voor ben – dat is niet alleen ruimtevaart, maar dat zijn ook de sleuteltechnologieën en -innovaties – dan ligt daar het verdienvermogen van Nederland. Dus ook ik ben heel blij met de speeches die door collega's van mij in het land worden gegeven, maar op dit moment moet ik bewegen binnen de kaders die er zijn. Maar door op zo'n manier in te schrijven in het verplichte programma is dat vooral ook voor ESTEC van betekenis. Daarbovenop zit natuurlijk ook nog de 15 miljoen voor de vergaderontmoetingsfaciliteit aldaar, waarmee je als Nederland ook laat zien dat je het belang ervan ziet en er ook in wilt investeren.

De voorzitter:

Er is een interruptie van de heer Veldman van de VVD.

De heer Veldman (VVD):

Technisch klopt het natuurlijk wat de Staatssecretaris zegt. Het deelnemen aan het hele ESA-systeem als zodanig betekent dat we met elkaar Noordwijk financieren. Dus deelname aan het programma met de verplichte bijdrage is logisch, maar dat doet elke lidstaat die deelneemt aan ESA. Maar het gaat natuurlijk om de hoogte van de optionele programma's. De heer Amhaouch schetste het net in zijn bijdrage met een aantal getallen. Als we redelijk ver onder het gemiddelde zitten, dan lopen we toch het risico dat andere landen zeggen: goh, kijk eens eventjes wat de plus-bijdrage is die Nederland levert; die is toch wat mager. Dat was mijn vraag. Iedereen wil ESTEC wel binnen zijn landsgrenzen hebben. De concurrentie is in die zin moordend. Welke risico's ziet de Staatssecretaris met de inzet die zij nu wil gaan leveren? Of kan zij hier zeggen: ik zie geen enkel risico; wij zitten safe?

De voorzitter:

Staatssecretaris, wat is daarop uw antwoord?

Staatssecretaris Keijzer:

Garanties geven we niet in de politiek. Dat weet de heer Veldman ook. Tegelijkertijd, als je kijkt naar de cijfers zoals die er liggen, dan hebben de heer Veldman en de heer Amhaouch gewoon een punt. Wij zitten onder de 4,6% van het bnp. We zitten nu rond de 2% of we naderen de 2%, dus daar zitten we onder. Tegelijkertijd hebben we met het regeerakkoord laten zien dat we het serieus nemen: 15 miljoen extra, overigens ook nog eens 25 miljoen om ook weer in ruimtevaart te investeren. Dus dat is bij elkaar opgeteld 40 miljoen. Ook in de Voorjaarsnota is extra geld voor economische ontwikkeling en innovatie gevonden. Het zijn misschien niet de gigantische bedragen die je misschien zou willen, maar ook daar is weer een stap gezet. Dus zitten we helemaal safe? Nee, we zitten niet helemaal safe. Doen we maximaal wat we kunnen met het geld dat er is? Ja, zeer zeker. Laten we ook met elkaar hier het volgende vaststellen. We hebben het hier uiteraard over de ESA-conferentie, maar ook al het andere financiële instrumentarium dat mijn ministerie heeft, is beschikbaar voor de hightechbedrijven, die natuurlijk ook in de ruimtevaart aanwezig zijn.

De voorzitter:

Meneer Veldman? Oké. Het is duidelijk. Staatssecretaris, u kunt uw beantwoording vervolgen.

Staatssecretaris Keijzer:

Nu we het toch over het budget hebben, loop ik gelijk de vragen over het NSO-advies en het budget langs. Mevrouw Van Eijs van de fractie van D66 vroeg waarom het advies niet onverkort is opgevolgd. Als je kijkt naar dat deel van het advies dat zegt dat er meer geld bij zou moeten, dan denk ik: ja, klontjes, dat zou ook eigenlijk veel mooier zijn. Maar ik moet opereren binnen het budget dat ik heb. Binnen dat budget volgen wij het advies dus inhoudelijk zoals het door het NSO is neergelegd.

Voorzitter. De woorden «het missen van de boot» schreef ik net toe aan de heer Veldman, maar ik zie nu dat mevrouw Van Eijs die ook zo heeft uitgesproken. Daar heb ik al op geantwoord, namelijk dat we veel doen, dat er extra geïnvesteerd is vanuit het regeerakkoord en dat er daarnaast nog allerlei instrumentarium beschikbaar is voor hightechbedrijven die actief zijn in deze sector. Daarmee heb ik alle vragen op dit onderdeel beantwoord.

Dan kom ik nog tot de prioriteiten binnen het optionele programma.

De voorzitter:

Er is een interruptie van mevrouw Van Eijs van D66.

Mevrouw Van Eijs (D66):

Ik begrijp dat de Staatssecretaris binnen bepaalde kaders moet werken, en het is goed om te horen dat ze graag zou willen dat die kaders ruimer waren, maar ik vroeg ook wat voor effect het nou heeft. NSO heeft in het eerste voorstel natuurlijk een aantal dingen genoemd die ze heel graag zouden willen doen, die heel goed voor Nederland zouden zijn en die mooie gevolgen zouden hebben, maar die kunnen we nu niet doen. Dus hoe ziet de Staatssecretaris de gevolgen die het heeft, nu we die dingen niet kunnen doen?

Staatssecretaris Keijzer:

Dat betekent dus dat de kansen die daar eventueel liggen, niet kunnen worden gepakt. Tegelijkertijd is het zo dat NSO in dat advies ook vooral de nadruk legt op die onderdelen waar wij als Nederland goed in zijn, waar onze bedrijven in vooroplopen en waar dus ook de kansen liggen. We investeren in de programma's die nu starten. We investeren in de programma's die voor ons van belang zijn. Ik noem als voorbeeld aardobservatie. We investeren in de programma's die de autonome toegang tot de ruimte vanuit Europees perspectief mogelijk maken. Daarmee kiezen we, binnen die vier prioriteiten die ik net aangaf, namelijk maatschappelijk, wetenschappelijk, economisch en politiek-strategisch, conform het advies dat NSO gegeven heeft. Zou het meer moeten zijn? Ja, liever wel. Ik ben ook verantwoordelijk voor sleuteltechnologieën en voor artificial intelligence, maar binnen de budgetten probeer ik wel de keuzes te maken voor de zaken waar Nederland sterk in is en waarbij we aansluiten op het verdienvermogen van de toekomst.

Mevrouw Van Eijs (D66):

Mijn zorg is eigenlijk dat de Staatssecretaris aangaf dat we graag meer willen, maar er wordt aangegeven, ook in verschillende brieven die we hebben gekregen, dat het niet alleen gaat om: nou, we zouden wel wat leuke extra's willen. Nee, het gaat er ook om dat we onze huidige status, onze huidige stand van zaken in Nederland en de kennis die we hebben, wellicht niet op hetzelfde peil kunnen houden als we dit budget daaraan koppelen. En dat baart D66 wel erg zorgen, want dat grijpt in op dat verdienvermogen van Nederland en op de positie van Nederland.

Staatssecretaris Keijzer:

Tegelijkertijd zie je wel dat het budget stijgt. Je ziet dat het budget stijgt door de middelen van het regeerakkoord. Je ziet dat er in de Voorjaarsnota ook weer geld voor dit onderwerp is weggezet. Je ziet dat het geld dat in de vorige periode is overgehouden nu ook weer hierin gestoken wordt. Kan het meer zijn? Ja, het kan altijd meer zijn. Tegelijkertijd zie ik dat we meer doen. En in de prioritering sluiten we vervolgens aan bij de adviezen van NSO.

De voorzitter:

Prima, dat is duidelijk. Dan kunt u verdergaan met uw beantwoording, Staatssecretaris.

Staatssecretaris Keijzer:

Dank u, voorzitter. Bij de optionele programma's krijgen toepassingen van de ruimtevaarttechnologie een hoge prioriteit, zowel bij de inzet in ESA-perspectief als in dat wat wij op nationaal niveau doen, waar wij in investeren. Dit is in die zin ook wel weer een hele mooie combinatie van maatschappelijke relevantie en economische kansen. Ik noem daarbij als voorbeeld het open Satellietdataportaal. We gaan door met de SBIR-regelingen. Daarbij dagen we bedrijven uit om ruimtevaarttechnologie in te zetten voor maatschappelijke knelpunten. Het aardobservatieprogramma heb ik net al genoemd. De maatschappelijke meerwaarde hiervan is evident, maar we beschikken in Nederland ook over een zeer hoogwaardig cluster waarin gebruikers en bedrijven goed samenwerken, ook samen met publieke instituten. Wij proberen bijvoorbeeld een rol te krijgen in de nieuwe CO2-monitoringsmissie van de EU en de ESA. Dat heb ik mevrouw Van Eijs en mevrouw Bromet net ook horen zeggen: ook daarvoor is ruimtevaart van belang. Je kunt daarmee namelijk zicht krijgen op hoe de aarde ervoor staat en wat het belang is van maatregelen die daarvoor genomen moeten worden om deze aardbol zo mooi, groen en blauw te houden als hij nu is.

Voorzitter. Voor het programma Toegang tot de Ruimte komen we afspraken na over de Ariane- en VEGA-programma's. Dat zijn de draagrakettenprogramma's van de ESA. We denken dat we met 32 miljoen, en dat is wat mij betreft echt het minimum, kunnen voldoen aan onze internationale verplichtingen.

De voorzitter:

Ik wil nog even iets melden. Dat doe ik altijd voor de mensen thuis, want het zijn niet alleen maar Willie Wortels die naar dit soort debatten luisteren. NSO staat voor The Netherlands Space Office. En ESA staat voor European Space Agency. Dat is altijd leuk voor de mensen thuis die dat niet kunnen opzoeken.

Staatssecretaris Keijzer:

Voorzitter, ik zat met smart op u te wachten, want ik weet dat u dat altijd doet. Dank daarvoor!

Voorzitter. Volgens mij ben ik toegekomen aan het beantwoorden van vragen. Welke rol kan Invest-NL spelen in ons ruimtevaartbeleid? Dat vroeg de heer Amhaouch van de CDA-fractie. Het is goed dat dit onderwerp ook nog aan de orde gesteld is. Ik heb het al gehad over het bredere financieringsinstrumentarium dat we bij het Ministerie van EZK hebben. Invest-NL is natuurlijk absoluut een van de instrumenten. Ruimtevaartbedrijven zijn hightechbedrijven die een beroep kunnen doen op generieke innovatie- en kapitaalmarktinstrumenten, om uiteindelijk te investeren in die economie van de toekomst. Het is dus goed dat we niet alleen maar kijken naar specifieke overheidsmaatregelen voor de ruimtevaart. Algemene maatregelen, zoals voor het vestigingsklimaat, kunnen we namelijk ook verbeteren. Dat doen we dan ook.

Voorzitter. Dan kom ik toe aan de vragen die zijn gesteld door mevrouw Bromet en mevrouw Van Eijs over mijnbouw in de ruimte. De start van publieke en private initiatieven leidt natuurlijk altijd tot de vraag: van wie zijn die mineralen in de ruimte nou precies? Tegelijkertijd kunnen we daar wel heel erg hoogdravend over doen, maar we moeten ook praktisch blijven. Waarschijnlijk gaat de meeste serieuze aandacht uit naar de watervoorraad op de maan. We hebben het hier dus over vraagstukken die in de toekomst liggen. Toch geldt ook hier dat Nederland in VN-kader afspraken wil maken over de regels over gebruik van de ruimte en alles wat daarin aanwezig is. Dat is tot nu toe alleen nog niet gelukt. Om de discussie over regulering van natuurlijke hulpbronnen te stimuleren, is Nederland wel voorzitter van de The Hague International Space Resources Governance Working Group – en nu zou ik de voorzitter willen aankijken voor de afkorting daarvan! Deze internationale werkgroep heeft building blocks voor de regulering van mijnbouw in de ruimte ontwikkeld, die de onderhandelingen in VN-kader moet stimuleren. Het is nu nog voorbarig om op scenario's in te gaan voor het geval we daar met elkaar niet zouden uitkomen. Laten we eerst proberen om dat in internationaal verband te doen.

Mevrouw Bromet vroeg aan mij: kan ik de successen van de werkgroep ruimtemijnbouw delen? U gaf ook complimenten. Dank daarvoor. Die zijn vooral gericht aan mijn collega van Buitenlandse Zaken, die hierin het voortouw heeft. Ik zal hier samen met deze collega schriftelijk op terugkomen.

Mevrouw Bromet stelde nog een aantal andere hele specifieke vragen over verplichte herverdeling van mijnbouwopbrengsten. Ze vroeg ook hoe wij aankijken tegen een Belgisch-Grieks voorstel. Ze vroeg welke regels gelden voor exploitatie. Het zijn heel specifieke vragen. Ik zou die graag schriftelijk willen beantwoorden, ook omdat ze voornamelijk niet direct op mijn terrein liggen, maar op die van de collega van Buitenlandse Zaken.

De voorzitter:

Er is een interruptie van mevrouw Bromet.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

De vorige keer heb ik de Staatssecretaris overvallen met het verdrag van de maan, waarin afgesproken is dat de exploitatie van de ruimte en de delfstoffen die daar vandaan komen, ten goede moeten komen aan de hele mensheid. Zij had toen niet direct de antwoorden voorhanden. Dit keer heb ik mijn inbreng van tevoren gestuurd, maar zij beantwoordt nu vragen die ik niet gesteld heb. Dus het is goed dat ze schriftelijk beantwoord worden, maar ik heb ze niet gesteld. Ik zou wel graag willen weten of dat verdrag van de maan, dat voor ons heel belangrijk is, het uitgangspunt is bij de activiteiten van die werkgroep met die lange naam, waarvan u de afkorting zou verzinnen, voorzitter.

De voorzitter:

De beantwoording van vragen die niet gesteld zijn, moet u als een soort bonus beschouwen. Dat is alleen maar goed.

Staatssecretaris Keijzer:

Dat klopt, voorzitter, en toch zeg ik het volgende. In de nota ruimtevaart treft u in paragraaf 2.2.7 – zeg ik uit m'n hoofd – een aantal vragen aan die u eerder gesteld heeft. De vragen die u hier nu stelt, gaan wat mij betreft ook een beetje voorbij de orde van deze vergadering, want hier gaat het vooral over de inbreng van de Nederlandse regering in de ESA-conferentie. Daarnaast liggen ze ook niet direct op mijn gebied, maar op het gebied van de Minister van Buitenlandse Zaken. Ze zijn daarbij ook heel specifiek en technisch. Als dat het geval is, hebben we hier met elkaar een beetje de afspraak dat die vragen schriftelijk gesteld en beantwoord worden. Ik hoop dat u mij dat toestaat. Als dat niet zo is, dan zullen we moeten schorsen en dan zal ik op zoek moeten naar de beantwoording hiervan.

De voorzitter:

Mevrouw Bromet komt met een tussenoplossing.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Dit is een misverstand. Ik heb een inbreng naar de assistent van de Staatssecretaris gestuurd met een heleboel vragen die ik nu niet mondeling gesteld heb. Zij verwijt mij nu dat het te technische vragen zijn, maar ik heb ze niet gesteld. Ik zou het dus prettig vinden als de Staatssecretaris luistert naar wat ik hier inbreng, en geen vragen gaat beantwoorden die ik niet stel, zeker niet als ik dan het verwijt krijg dat ze te technisch zijn en ik ze schriftelijk had moeten stellen. Ik wacht de rest van de beantwoording af, maar ik hoef alleen antwoord op vragen die ik gesteld heb.

De voorzitter:

De Staatssecretaris gaat overigens altijd over haar eigen antwoord; laat dat heel duidelijk zijn.

Staatssecretaris Keijzer:

Het spijt mij vreselijk dat mevrouw Bromet zich nu tekortgedaan voelt. Dat is allesbehalve mijn bedoeling. Mijn bedoeling is om Kamerleden van antwoorden te voorzien. Ik begrijp dat er nu gewoon iets misgaat in de beantwoording. Tegelijkertijd zit ik hier wel ter voorbereiding van de ESA-conferentie in Sevilla. Daar komt dit verdrag niet aan de orde. Dat maakt ook dat ik die antwoorden hier nu niet paraat heb; mijn excuses daarvoor. Ik ben zeer bereid om alle vragen te beantwoorden, maar ik kan het niet nu. Ik kan nog even kijken of ik die antwoorden in de tweede termijn kan opduiken voor mevrouw Bromet. Daar ben ik zeer toe bereid, maar dat hoor ik graag van u, voorzitter.

De voorzitter:

We kennen de Staatssecretaris als altijd zeer bereidwillig. Mevrouw Bromet, kunt u zich hierin vinden? Er is ook geen andere oplossing, hoor.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Nou, het wordt niet begrepen, maar ik laat het maar eventjes zo.

De voorzitter:

Mogelijk kunnen jullie een keer samen een gevulde koek gaan eten. Dan wordt het altijd opgelost. Dat is mijn ervaring.

Staatssecretaris Keijzer:

Voorzitter, echt alles behalve wat hier nu gebeurt, is mijn bedoeling. Het is misschien goed om straks even kort te schorsen, als u dat wilt doen, om van mevrouw Bromet te horen wat dan haar bedoeling is, want ik begrijp die blijkbaar niet goed. Dan kan ik kijken of ik haar in de tweede termijn ter wille kan zijn.

De voorzitter:

Wij willen het toch aan de tweede termijn overlaten, dus als u gewoon doorgaat, kan mevrouw Bromet er in de tweede termijn eventueel op terugkomen.

Staatssecretaris Keijzer:

Voorzitter, ik was daarmee gekomen aan het einde van mijn beantwoording in eerste termijn.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Amhaouch heeft nog een interruptie.

De heer Amhaouch (CDA):

Ik wil toch nog even gebruikmaken van een interruptie in de eerste termijn. Ik denk dat het heel belangrijk is om te zeggen dat er nu substantieel meer gaat naar die optionele programma's. Ik heb net gezegd dat het van 102 miljoen in 2016 naar 131 miljoen in 2019 is gegaan. In het rapport over het ruimtevaartbeleid staat: «Het Nederlandse budget is onvoldoende om alle ambities die voortkomen uit de beleidsdoelstellingen te dekken en ook niet voldoende om de bestaande posities op alle punten zeker te stellen.» Daar sla ik op aan, want dat is voor mij een zorg. We hebben dus bepaalde posities ingenomen met het beperkte geld dat we hebben – het is geen verwijt aan de Staatssecretaris dat dat allemaal van EZK moet komen – maar de zorg die wordt uitgesproken is dat er mogelijk erosie gaat optreden.

De Staatssecretaris zegt dat het een gezamenlijk, interdepartementaal kabinetsbeleid is. Als ik even naar de optionele programma's van de ESA kijk, zie ik dat daar 131 miljoen naartoe gaat, en dat geld komt allemaal van EZ. In aardobservatie zijn wij kampioen; de Duitsers vragen ons daarvoor om informatie. EZ legt daar 41 miljoen bij en anderen leggen daar niks bij. Ik ga even door met een aantal sommetjes, kijkend naar het totaal van die 379 miljoen. EZ legt 56% bij, op een eigen begroting van 4 miljard. IenW legt 16% bij op een eigen begroting van 9 miljard. OCW legt 24% bij op een begroting van 41 miljard. Ik ga nog even door: Defensie legt op een begroting van 10 miljard 3% bij. Ik vind dat dit kabinetsbeleid nog eens goed tegen het licht moet worden gehouden: willen wij die stappen zetten? Dat is inderdaad niet iets wat de Staatssecretaris in Sevilla gaat oplossen; dat gaat niet gebeuren. Maar wij vragen de Staatssecretaris wel om dit goed tegen het licht te houden, met de collega's, met het kabinet: willen wij stappen zetten en die erosie niet laten plaatsvinden, dan moet er bij de Voorjaarsnota een analyse komen van hoe het wel zou kunnen. Als dat niet kan, is het inderdaad een politieke kwestie en zullen we die anders moeten oplossen.

Staatssecretaris Keijzer:

De getallen die de heer Amhaouch oplepelt, zijn correct. Die heb ik uiteraard zelf opgegeven en die zijn aan te treffen in de stukken. In de voorbereiding van de Nota Ruimtevaartbeleid is gesproken met de ministeries en daar is dit het resultaat van. Het is correct dat het niet de grote percentages van de desbetreffende begrotingen zijn, maar u moet zich realiseren dat bijvoorbeeld Defensie ook nog wel wat anders te verhapstukken en investeren heeft. Dit zijn dus keuzes die binnen het kabinet gemaakt zijn. Over het beschikbare geld staat iets in het NSO-advies. Dat is ook wat je aan hen vraagt. Je vraagt: dit is het budget, wat kan je daar nou mee? De conclusie is dat je daarmee niet alles kan doen en dat op bepaalde zaken dingen niet zullen gebeuren of minder zullen worden.

Vervolgens is gekeken: waar investeer je dan in, wat zijn je prioriteiten? Daarvoor is met name aangesloten bij de zaken die we nu doen. In mijn eerste termijn heb ik daar het een en ander over gezegd. Ik heb uitgelegd waarom die keuzes zijn gemaakt: er is gekozen voor de clusters waar het Nederlandse bedrijfsleven sterk in is. Je bent natuurlijk verplicht om het verplichte deel van het ESA-programma te doen, maar dat is voor ons heel erg mooi, omdat ESTEC daar ook van profiteert. Zo heb je uiteindelijk binnen het beschikbare budget je prioritering gemaakt. Ik heb niet meer geld gevonden dan de intensiveringen – extra geld dus – die ik net al genoemd heb: 40 miljoen in het regeerakkoord, de reeks die in de Voorjaarsnota staat en het geld dat over is gehouden van de afgelopen jaren. Ik heb ook gekeken naar budgetten die in de toekomst uitbetaald moeten gaan worden. Dat leidt uiteindelijk tot dit plaatje, waarbij we bij elkaar opgeteld 379 miljoen investeren in ruimtevaart. Dat is nog los van het financieel instrumentarium van EZK, waar deze hightechbedrijven ook gebruik van kunnen maken.

Laten we nou niet de afdronk van dit debat laten zijn dat we niets doen, want er zijn dagen dat ik het niet op zak heb, zeg ik altijd maar.

De voorzitter:

De heer Amhaouch heeft vast nog wel ergens een potje.

De heer Amhaouch (CDA):

Nee, voorzitter. Dat laatste is denk ik heel belangrijk: gezamenlijk concluderen dat we niet niks doen. Nederland heeft een sterke positie in de ruimtevaart en u heeft het voor elkaar gekregen dat u met z'n vieren kunt gaan, met een hoger budget dan waarmee uw voorgangers konden gaan. Maar ik sla nog steeds aan op de ruimtevaartnota, want daarin wordt een zorg benoemd en de vraag is hoe we die zorg gaan positioneren. Als we nu zeggen dat we die zorg niet herkennen, is dat iets anders; zeg dan: we herkennen die zorg niet, het waait wel over. Maar als we zeggen dat we ons wel zorgen maken, omdat we de huidige posities op een aantal plekken niet kunnen waarborgen in de toekomst en omdat er erosie optreedt, dan vind ik dat we met z'n allen de verplichting hebben om te zoeken naar hoeveel we nodig hebben. Los van de vraag of dat nou 70 miljoen of 50 miljoen is, constateer ik dat LNV, Justitie en een aantal andere departementen onevenredig meedoen. EZK doet heel veel en dat is goed van EZK, maar onze ruimtevaartpositie borgen we daar niet mee. Dat is wat ik in dit overleg gezegd wil hebben.

Staatssecretaris Keijzer:

Dat is goed ván EZK, vóór Nederland en onze economie, parafraseer ik dan maar. Herken ik de zorgen? Ja. Zou ik meer willen? Ja. Tegelijkertijd ligt het lot van ons allen in de politiek: je hebt ambities, maar je hebt beperkt geld. Binnen dat budget heb ik de keuzes gemaakt die ik gemaakt heb en die nu hier voorliggen als inzet bij de ESA-conferentie in Sevilla.

De voorzitter:

Dank u wel voor uw beantwoording in eerste termijn. We gaan naar de tweede termijn. O, mevrouw Bromet heeft nog een vraag.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Ik heb twee punten genoemd die ik gemist heb in de nota. Dan kun je zeggen dat dat niet de inzet bij de conferentie is, maar het zijn wel punten die wij missen. Het zijn geen technische punten. Het gaat over militarisering van de ruimte en over ruimteschroot. Ik heb de Staatssecretaris over beide onderwerpen en over mijn vragen daarover niets horen zeggen.

Staatssecretaris Keijzer:

Ik had het idee dat het helemaal misging in de beantwoording; daarom ben ik niet toegekomen aan die twee onderwerpen. Ruimtepuin is een probleem; dat delen we met elkaar. Mevrouw Bromet was daar heel beeldend in. Dit is geen onderwerp dat we op nationaal niveau kunnen oplossen; dat moet op internationaal niveau gebeuren, door in VN-kader te pleiten voor spelregels daarvoor. Er zijn inmiddels richtlijnen ontwikkeld, maar aan die richtlijnen hebben we nog geen juridische status kunnen geven, bijvoorbeeld door ze op te nemen in een VN-verdrag. We weten allemaal dat het een lang en moeizaam proces is om hierover in de VN overeenstemming te bereiken, maar vanwege de mogelijke militaire toepassingen van het opruimen van ruimtepuin moet daar wel naar gekeken worden.

Als Europa doen we natuurlijk ook het nodige. De ESA hanteert eigen richtlijnen om ruimtepuin te voorkomen en ontwikkelt technologie om ruimtepuin weer terug te brengen naar de aarde. In de Europese Unie zal de komende periode een programma op het gebied van ruimteveiligheid uitgevoerd worden. Het zijn dus absoluut onderwerpen die de aandacht hebben, maar het gros van de discussie gaat wat mij betreft over de vraag in welke programma's wij als Nederland investeren. Dat is wat in november aan de orde is.

Dan vroeg mevrouw Bromet of ik een wapenwedloop in de ruimte en de ontwikkeling van satellietwapens ook onwenselijk vind en of er een addendum bij de Nota Ruimtevaartbeleid moet komen. Ik begrijp de zorgen van mevrouw Bromet, maar de Nota Ruimtevaartbeleid focust op civiel gebruik van de ruimte. Dat is dus een andere focus, en die wil ik graag zo houden, omdat de ESA er nadrukkelijk voor het civiele gebruik van de ruimte is. Dat neemt niet weg dat we hier niet de ogen voor moeten sluiten. Hoe Nederland zich hierin opstelt, heeft u kunnen lezen in het antwoord van de Minister van Defensie op schriftelijke vragen van de heer Bosman. Als u in de Nota Ruimtevaartbeleid iets wilt lezen over de Nederlandse inzet in de VN, kan ik u verwijzen naar de pagina's 15 en 16.

Dank u wel.

De voorzitter:

Mevrouw Bromet knikt tevreden. Dan gaan we naar de tweede termijn van de Kamer. Mogelijk wil mevrouw Bromet nog het een en ander rechttrekken in de tweede termijn naar aanleiding van haar eerdere interruptie. Ik wil de sprekers in plaats van één minuut dus anderhalve minuut spreektijd schenken, want als ik mevrouw Bromet meer tijd gun, moet ik dat ook anderen doen. We gaan als eerste luisteren naar meneer Amhaouch van het CDA.

De heer Amhaouch (CDA):

Voorzitter, dank u wel. De afdronk mag inderdaad niet zijn dat het allemaal kommer en kwel is, want we zetten een stap voorwaarts, richting de conferentie in Sevilla waar de Staatssecretaris naartoe gaat. De zorg van het CDA – dat blijf ik herhalen – blijft wel of er sprake is van erosie naar de toekomst toe. Daar zullen we ons op beraden. We willen hierbij ook een VAO aanvragen.

De voorzitter:

Dat is bij dezen genoteerd. Mevrouw Van Eijs, D66.

Mevrouw Van Eijs (D66):

Dank u wel, voorzitter. We beginnen natuurlijk altijd lekker kritisch, maar ik ben wel blij met de insteek van de Staatssecretaris in dit dossier. Ik ben ook blij dat zij de zorgen die er zijn rondom de investeringen erkent en dat zij graag meer zou willen doen. Ik denk dat het goed is dat de Staatssecretaris daarover in overleg blijft met andere bewindspersonen, want ook in het belang van die andere beleidsterreinen zijn er heel veel investeringen te doen in de ruimtevaart. D66 zal steeds blijven kijken naar manieren om de bijdrage te verhogen en onze positie te behouden en misschien wel te versterken.

Ik snap dat de Staatssecretaris nog niet al te veel wil speculeren over de situatie die ontstaat als het niet lukt om afspraken te maken over ruimtepuin, mijnbouw, spionage, oorlogsvoering et cetera in de ruimte, maar ik hoop toch dat er achter de schermen scenario's in kaart worden gebracht voor hoe we ons kunnen beschermen tegen de wetteloosheid in de ruimte en hoe we daar zelf in willen gaan opereren.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van Eijs. Meneer Veldman.

De heer Veldman (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Als ik de collega's zo beluister, denk ik dat we kunnen constateren dat er een brede, gezamenlijke teleurstelling is dat het de Staatssecretaris niet gelukt is om het optionele budget groter te laten zijn dan wat er nu ligt. Het is terecht dat daarover zorgen worden uitgesproken, zoals die ook zijn verwoord in de ruimtevaartnota zelf. Laten we met elkaar hopen dat er bij de ESA-partners geen voortgaande bewegingen zijn waardoor ESTEC in Noordwijk onder druk komt te staan. Laten we met elkaar die hoop dan maar uitspreken. Ik zou de Staatssecretaris wel willen vragen om de komende jaren richting bedrijven goed te bekijken en te meten of er weglekeffecten optreden, of er bedrijven zijn die nu aan de Nederlandse kant buiten de boot vallen en vervolgens hun boeltje oppakken en het vanuit een ander land proberen. Ik denk dat we dat wel goed moeten volgen om te weten of we toch ergens dat bootje missen en er op een ander moment alsnog aanvullende stappen gezet moeten worden.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Veldman. Dat was mogelijk echt de laatste keer binnen deze commissie. Een behouden vaart, al zal dat geen ruimtevaart zijn. Het is in ieder geval een eervolle commissie; veel succes gewenst.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Voorzitter. Het misverstand met de Staatssecretaris zal ik straks wel eventjes een-op-een met haar bespreken; dat gaat over de manier waarop we samenwerken.

Ik zou nog één punt willen maken in de tweede termijn. Dat betreft de stikstof. We hebben echt prachtige aardobservatieprogramma's in de ruimtevaart en daar ben ik ook heel trots op. Ik zag dat Duitsland daarin hele mooie kaarten maakt van stikstofuitstoot. Ik dacht: aangezien wij in Nederland zelf in een stikstofcrisis beland zijn, is het misschien een idee om het voorbeeld van Duitsland te volgen en wat meer gebruik te maken van die data. Ik zit ook in de commissie LNV. Daar hebben we het nooit over ruimtevaart, terwijl de ruimtevaart en de gegevens die we daarmee op kunnen doen, bij uitstek toepassingen hebben die we kunnen gebruiken voor de problemen die wij hier in Nederland hebben. Over de uitwisseling tussen de ministeries heb ik heel vaak het gevoel, ook vandaag weer, dat die nog niet helemaal vlekkeloos verloopt.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Bromet. Dan is het woord aan de Staatssecretaris, maar we gaan eerst vijf minuutjes schorsen.

De vergadering wordt van 15.05 uur tot 15.09 uur geschorst.

De voorzitter:

De Staatssecretaris is voor de tweede keer vandaag wat sneller klaar, dus kunnen we al beginnen. Het woord is aan de Staatssecretaris.

Staatssecretaris Keijzer:

Dank u wel, voorzitter. Er zijn mij nog twee concrete vragen gesteld. De eerste gaat over de problematiek van ruimteschroot. Zijn we al aan het nadenken over andere scenario's als het niet lukt in VN-verband? Nee, op dit moment zetten we volop in VN-verband in op het maken van afspraken hierover met elkaar. Nederland is in omvang natuurlijk een klein land. Zoals gezegd, hanteert ESA eigen richtlijnen om ruimtepuin te voorkomen. Want dat is natuurlijk nog beter: voorkomen dat er iets achterblijft.

Tot slot stelde mevrouw Bromet een vraag over stikstof. Ik weet niet wat de kwaliteit van de kaarten is die Duitsland nu maakt, maar in het programma van Copernicus voor aardobservatie waar we nu op inschrijven in de ESA-conferentie zit een Sentinel-satelliet die precies hierop gericht is, zodat we die informatie ook beschikbaar hebben. Dus naast het op land meten gebeurt het in de toekomst ook vanuit de ruimte. Daar wordt dus absoluut ook op ingezet.

Voorzitter, ik zet straks graag het gesprek voort met mevrouw Bromet, want ik vind het vervelend hoe dit gelopen is. Laten we dat in de toekomst voorkomen.

De voorzitter:

Dat valt zeer te waarderen. Zo kennen we u ook, dat u het altijd netjes oplost.

Dan zijn we aan het einde gekomen. Ik zie geen ontevreden gezichten aan de linkerzijde. Ik zie zelfs een lachende mevrouw Bromet. Een kwartier geleden zag dat er iets anders uit, dus dat heeft u goed gedaan. Er is één toezegging gedaan. Luistert u even goed mee of ik het goed formuleer.

  • De Staatssecretaris zal schriftelijk terugkomen op de resultaten van de werkgroep ruimtemijnbouw.

Op welke termijn? Dat willen wij ook graag noteren.

Staatssecretaris Keijzer:

Dit zijn de vragen die mevrouw Bromet schriftelijk heeft gesteld. Klopt dat? Van wie is deze vraag?

De voorzitter:

Deze is ook van mevrouw Bromet.

Staatssecretaris Keijzer:

Oké. Dat zijn de vragen die mevrouw Bromet gesteld heeft en die gaan we beantwoorden. Ik ga met mevrouw Bromet doorspreken hoe we dat gaan doen. Deze zullen we in ieder geval beantwoorden. Welke termijn is daarvoor nodig? Ik kijk even rechts van mij. Een paar weken.

De voorzitter:

Een paar is...

Staatssecretaris Keijzer:

Ja, een paar is twee.

De voorzitter:

Dan doen we drie.

Staatssecretaris Keijzer:

We doen er altijd eentje bij.

De voorzitter:

Dan kunnen we ons daarin vinden. Dank u wel. Er is een VAO aangevraagd, met als eerste spreker de heer Amhaouch. Dat zal allemaal worden doorgeleid naar de Griffie Plenair. Ik dank allen hier op de tribune en ook de mensen die thuis hebben meegeluisterd. Ik dank de Staatssecretaris en haar gevolg en ik dank ook alle Kamerleden. Meneer Veldman, nogmaals heel veel succes. We zullen u ernstig gaan missen. Een gezegende dag verder.

Sluiting 15.12 uur.