Kamerstuk 24095-381

Verslag van een algemeen overleg

Frequentiebeleid

Gepubliceerd: 28 april 2015
Indiener(s): Roos Vermeij (PvdA)
Onderwerpen: economie ict
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-24095-381.html
ID: 24095-381

Nr. 381 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 24 april; 2015

De vaste commissie voor Economische Zaken heeft op 12 maart 2015 overleg gevoerd met Minister Kamp van Economische Zaken over:

  • de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 19 november 2014 met nadere informatie over Big data en privacy (Kamerstuk 32 761, nr. 78);

  • de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 5 december 2014 over de toekomst omroep via de ether en breedband buitengebied (Kamerstuk 24 095, nr. 376);

  • de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 12 december 2014 over de toezeggingen uit het Algemeen Overleg Telecommunicatie op 12 november 2014 over planning en Verzamelwetsvoorstel tot wijziging van de Telecommunicatiewet en over mogelijke verruiming van de bestemming 18xy in het Nummerplan (Kamerstuk 24 095, nr. 377);

  • de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 19 december 2014 over het overleg met het veld inzake een protocol voor de cookiemelding en goede voorlichting (Kamerstuk 24 095, nr. 378);

  • de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 23 december 2014 met de voortgangsrapportage uitwerking visie op telecommunicatie, media en internet (Kamerstuk 26 643, nr. 345);

  • Antwoorden op de schriftelijke vragen over het transport via coax- en glasvezel door Caiway van Tweede Kamerlid, A.H. (Agnes) Mulder (CDA) d.d. 21 november 2014 (Aanhangsel Handelingen II 2014/15, nr. 818);

  • de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 9 februari 2015 over de stand van zaken van de onderhandelingen inzake ontwerpverordening Europese interne markt voor telecommunicatie (Kamerstuk 21 501-33, nr. 524);

  • de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 9 maart 2015 over snel internet in buitengebieden en 4G-dekking (Kamerstuk 24 095, nr. 380).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Vermeij

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Franke

Voorzitter: Heerema

Griffier: Thomassen

Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Gesthuizen, Heerema, Klever, De Liefde, Agnes Mulder, Oosenbrug en Verhoeven,

en Minister Kamp van Economische Zaken, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

Aanvang 13.00 uur.

De voorzitter: Ik heet alle aanwezigen welkom. De spreektijd bedraagt zes minuten en ik stel voor dat alle sprekers maximaal twee keer interrumperen. Dit overleg zal wat rommelig verlopen. Tijdens de regeling van werkzaamheden in de plenaire zaal zal ik even weg moeten. De heer De Liefde zal dan het voorzitterschap overnemen. Bovendien zal er vanmiddag, tijdens dit overleg, plenair een hoofdelijke stemming plaatsvinden. Alle Kamerleden zullen daarbij aanwezig moeten zijn, dus dan zal deze vergadering even geschorst worden. Daarna gaan wij gewoon door.

De heer De Liefde (VVD): Voorzitter. Ik begin met het begrip «overstappen». De VVD is blij dat de Minister zich hard inspant voor de kleine ondernemer. Kleine ondernemers en zelfstandigen zijn wat ons betreft de oliemannetjes van onze economie. Zij worden op dit moment onbedoeld door onze wetgeving belemmerd om over te stappen naar andere mobiele providers. Juist nu de economie weer aantrekt, is het fijn om te zien dat de Minister doorpakt en met een voorstel komt om het overstappen naar een andere telecomaanbieder voor kleine zakelijke gebruikers makkelijker te maken. Mijn dank daarvoor. Dat gaat deze ondernemers honderden tot duizenden euro's per jaar schelen en het ziet er goed uit, zo heb ik begrepen uit de brieven van de Minister en uit de sector.

De Minister spant zich ook in voor de ondernemer in het buitengebied. Afgelopen maandag kwam een brief binnen waaruit duidelijk wordt dat de Minister meer mogelijkheden wil bieden voor draadloos internet in het buitengebied. Ondernemers in het buitengebied willen en moeten digitaal actief en bereikbaar zijn, bijvoorbeeld om hun diensten aan te bieden, maar ook om verplichte formulieren voor de overheid in te vullen. Ik denk bijvoorbeeld aan boeren die elk jaar opnieuw de beplanting van hun velden aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) moeten doorgeven. De internetverbinding moet dan natuurlijk wel op orde zijn.

Ik ben blij te lezen dat de Minister zich gaat inspannen om de toegang tot snel internet in die buitengebieden te verbeteren. In sommige van die gebieden is ook de reguliere mobiele dekking ondermaats. Hoe denkt de Minister daar verbetering in te kunnen aanbrengen? Welke ideeën heeft hij over het stimuleren van de plaatsing van zendmasten? Is hij al in gesprek getreden met zijn collega van Binnenlandse Zaken, die over de C2000-masten gaat? Wij hebben al eerder gesproken over de mogelijkheid om zendapparatuur in de bestaande C2000-masten te hangen, maar dat verloopt stroef. Ik vraag mij af wat de huidige stand van zaken is en ontvang hierop graag een toelichting van de Minister.

Ik kom op de onderhandelingen over de digital single market. De VVD en vele andere partijen zijn zwaar teleurgesteld in de uitkomst van de onderhandelingen in de Europese Raad over een interne telecommarkt. Ik hoor graag van de Minister welke gevolgen het afgezwakte voorstel voor netneutraliteit voor Nederland heeft. In het Raadsvoorstel wordt ook de afschaffing van roamingtarieven op de lange baan geschoven. Die oogst is dus helaas ook erg mager. Nederlandse consumenten en ondernemers zullen de komende jaren onnodig extra blijven betalen als zij in het buitenland op vakantie of aan het werk zijn. Is de Minister net als de VVD ontzettend teleurgesteld over deze uitkomst? Wij gaan ervan uit dat het compromis dat Nederland tijdens de onderhandelingen met de andere lidstaten had uitgewerkt, nu van tafel is, en dat de Minister zijn lobbywerk voortzet op basis van de oorspronkelijke Nederlandse inzet, zoals afgesproken met de Tweede Kamer. Graag een bevestiging daarvan. Is de Minister bereid om buiten de Europese Raad om richting andere lidstaten, het Europees parlement en Eurocommissaris Oettinger te blijven lobbyen voor de afschaffing van roamingtarieven en het behoud van onze Nederlandse netneutraliteit?

Mijn laatste onderwerp is het etherbeleid. Ik lees in de stukken dat de Minister voornemens is de FM-frequenties, die in 2017 aflopen, te gaan veilen. De VVD snapt het principe om de schaarse ruimte die in de ether beschikbaar is te veilen, omdat op die manier iedere geïnteresseerde kan meedoen en er een marktconforme prijs ontstaat. Aan de andere kant begrijp ik het goed dat er in 2009 intenties zijn uitgesproken tussen het departement en de markt over de digitalisering van de radio. De commerciële en publieke radiostations zijn daarop gaan investeren. Zij stellen dat een verlenging van de vergunningen in plaats van een veiling voor de hand ligt, omdat het radiogebruik de laatste jaren sterk is gedigitaliseerd. Dat is weliswaar niet geheel conform de brief uit 2009, maar toen was de opkomst van smartphones, wifi en digitale radio via kabel en glasvezel niet voorzien. Gedigitaliseerd is het dus in ieder geval wel. Hoe staat de Minister hierin? Welke bijdrage kan de Minister zelf leveren aan een verdere versnelling van de digitalisering van de radio? Ik denk met name aan de auto-industrie. FM wordt nu nog het meest in de auto beluisterd. Daar is de digitale radio nog een ondergeschoven kindje. Thuis en op het werk gaat het al heel vaak digitaal. Is de Minister bereid om met de auto-industrie in gesprek te treden over de bijdrage die zij kan leveren aan de verdere digitalisering van de radio?

Mevrouw Gesthuizen (SP): Voorzitter. Er staat een aantal belangrijke onderwerpen op de agenda. Ik begin met een onderwerp dat wij ook regelmatig bespraken met de voormalig Minister van Veiligheid en Justitie en de voormalig Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie: big data en profilering. Ik deel een compliment uit voor de heldere brief hierover. De analyses van het kabinet deel ik voor een belangrijk deel, maar er zijn een heleboel open vragen, die ik bij dezen graag wil stellen.

Er zijn veel bedrijven waarvan mensen niet van het bestaan op de hoogte zijn, maar bedrijven als Facebook en Google kent iedereen wel. De manier waarop daar met privacy wordt omgegaan, is voor veel mensen een doorn in het oog. Naar de nieuwe voorwaarden van Facebook wordt nog onderzoek gedaan door het College bescherming persoonsgegevens (CBP). Is daar al meer over bekend? Facebook heeft vanaf eind januari de nieuwe omstreden privacyvoorwaarden in werking laten treden, ondanks de onrust en zorgen van mensen en ondanks de waarschuwing van het college om de inwerkingtreding uit te stellen totdat het CBP klaar was met het onderzoek. Wat vindt de Minister daarvan? Welke consequenties zitten er vast aan het negeren van deze oproep?

Al veel langer worden diverse gegevens verzameld om personen en groepen in te kaderen met als doel deze gericht te kunnen benaderen en behandelen. Wel nieuw zijn de omvang en de diversiteit van de gebruikte data en de analysetechnieken die worden toegepast. De regering wijst op the internet of things. Ik vraag de Minister hoe hij daartegen aankijkt. Zeker bij de Ministeries van Veiligheid en Justitie en van Binnenlandse Zaken wordt veel nagedacht over de risico's van hacks, maar ik kijk nu even specifiek naar de portefeuille van deze Minister en naar de belangen van consumenten en bedrijven daarin. Hoe ziet de Minister dit? Wij hebben een hele tijd een regeling gehad waarin ondernemers een vergoeding konden krijgen voor het veiliger maken van hun bedrijf. Dat was een potje bij Economische Zaken. Daarmee kon men een bedrijf laten doorlichten. Het was mogelijk om een deel van de kosten van de aanleg van beveiligingsapparatuur terug te krijgen. Zou het geen idee zijn om zoiets weer op te tuigen, maar dan specifiek voor internet en de risico's rond digitale zaken?

In principe mogen persoonsgegevens alleen voor bepaalde uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden worden verzameld. De verwerking mag niet onverenigbaar zijn met de doeleinden waarvoor de gegevens oorspronkelijk zijn verzameld en er moet een wettelijke grondslag zijn voor de verwerking, zoals toestemming of het bestaan van een gerechtvaardigd belang. Over de invulling van deze principes wordt nogal gesoebat. Wij zijn het er nog niet helemaal over eens, ook niet op Europees niveau. Uit een bericht van EUobserver komt naar voren dat er nationale overheden zijn die het zelf ook niet zo nauw nemen met de privacy, en die de verordening op een aantal punten willen aanpassen ten nadele van de privacybescherming. Een ieder kan een bedrijf toestemming geven om zijn of haar persoonsgegevens te verwerken voor marketingdoeleinden. Nationale overheden willen dat bedrijven deze gegevens onderling kunnen delen zonder voorafgaande toestemming.

Door nationale overheden is een artikel toegevoegd dat in eerste instantie door het Europees parlement was verwijderd, waarmee overheden hun eigen burgers kunnen gaan profileren. Wat is de reactie van de Minister? Wat doet Nederland om dit te voorkomen of er in ieder geval voor te zorgen dat er de nodige waarborgen worden gesteld aan deze vergaande bevoegdheden?

De regering constateert dat het wettelijk kader niet altijd goed aansluit op de praktijk van big data en profilering. Daarom zal Binnenlandse Zaken dit jaar een onderzoek doen naar de impact van big data op een aantal grondrechten, zoals de vrijheid van meningsuiting etc. Mijn fractie is hier erg blij mee. Het doel is om kennis en bewustwording van de rijksoverheid op dit terrein te vergroten. Toen dacht ik: alleen kennis en bewustwording? Moet het niet wat meer om het lijf hebben? Moeten wij er niet meer mee opschieten dan alleen maar kennis en bewustwording? Het lijkt mij dat wij toch ook heel nauwgezet moeten analyseren waar de wetgeving mogelijk tekortschiet. Daar moet een plan van aanpak uit voortkomen waarmee wij laten zien hoe die wetgeving niet meer tekortschiet.

Dan kom ik op de andere punten.

De voorzitter: U hebt nog één minuut.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Gelukkig kan ik mij voor een heel belangrijk deel aansluiten bij de opmerkingen over ondernemers en burgers in het buitengebied. De heer De Liefde zei een paar keer nadrukkelijk «ondernemers», maar ik hoop dat het ook voor zijn fractie van belang is dat ook burgers die in buitengebieden wonen en werken toegang hebben tot snel internet. Ik zie de heer De Liefde knikken, dus dat zit goed. Ik voeg er nog een vraag aan toe. Wij hebben rapporten toegestuurd gekregen, maar het rapport van Stratics geeft niet aan wat de risico's en kosten zijn van bijvoorbeeld congestie als het mobiele netwerk in mijn ogen een beetje oneigenlijk wordt gebruikt. Ik zou daarover graag helderheid krijgen.

Ik zou ook graag meer duidelijkheid krijgen over het voornemen van de Minister om de vergunningen voor de FM-frequenties, die binnenkort aflopen, te verlengen of te veilen. Ik begrijp dat er in radioland brede consensus is. Men gaat ervan uit – volgens mij is dat ook eerder afgesproken – dat er verlengd en niet opnieuw geveild wordt.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Voorzitter. Het CDA strijdt al jaren voor snel internet in het buitengebied. Gisteren was ik op bezoek in Nieuwleusen, waar de coöperatie Nieuwleusen Synergie opereert. Men is heel enthousiast bezig om snel internet mogelijk te maken, niet alleen in het buitengebied, maar ook in de kern. Ik was daarvan onder de indruk. Snel internet is een basisbehoefte van gezinnen en bedrijven. Na lang aandringen van de PvdA en het CDA en een motie-Agnes Mulder/Oosenbrug, is er een onderzoek gekomen naar de faciliterende rol rond snel internet, het in kaart brengen van een reële dekking en de knelpunten. Minister Kamp gaf tot nu toe geen krimp. Nederland loopt voorop met internet, en het platteland heeft dan wel geen internet, maar wel andere voordelen, zo hoorden wij vorig jaar. Je kunt er bijvoorbeeld goed je auto parkeren.

Gelukkig heeft de Minister krap twee weken voor de verkiezingen het licht gezien. Ook hij ziet nu in dat er in de huidige situatie geen sprake is van een eerlijke economie. Economische kansen blijven onbenut. Inmiddels noemt de Minister in een brief over een aantrekkelijk investeringsklimaat in Twente het punt dat Duitse bedrijven daar zouden kunnen investeren omdat het internet er zo goed is. Het is dus een belangrijke vestigingsvoorwaarde. Het onderzoek in reactie op de motie-Agnes Mulder/Oosenbrug heeft een grote kop in de pers opgeleverd: Platteland krijgt radiointernet. Hoera, denk je als inwoner van het buitengebied. Kamp vermeldde aan de Kamer echter een belangrijk detail niet, namelijk dat dit niet mogelijk is boven de lijn Amsterdam-Zwolle. Dat is een belangrijke beperking voor het noorden van het land, zoals Telecompaper heeft aangetoond. De noordelijke provincies zijn dus blij gemaakt met een dode mus. Waarom heeft de Minister dat niet in zijn brief geschreven? Wat gaat hij voor deze provincies doen?

De Minister is bezig met vergunningen voor telecom en voor windmolens. Het is mogelijk dat radiofrequenties worden belemmerd door windmolens. In hoeverre heeft de Minister daar al afwegingen in gemaakt? Hoe denkt de Minister daar beleidsmatig over? Het kan toch niet zo zijn dat je aan de ene kant van het windmolenpark wel verbinding en snel internet hebt en aan de andere kant niet? Hoe gaat de Minister daarmee om?

Ik kom op de onderzoeken. Voldoet de internetsnelheid uiteindelijk aan de randvoorwaarden die wij hebben gesteld met het oog op de zorg op afstand die mogelijk moet worden, de digitale onderwijsontwikkelingen waardoor je als kind gewoon je huiswerk thuis moet kunnen maken, het normaal kunnen uitoefenen van een bedrijf, de leefbaarheid van het platteland en de economische ontwikkelingen in het landelijk gebied? Kan de Minister per uitdaging aangegeven of radiointernet hieraan voldoet of dat een vaste verbinding op de lange termijn toch stabieler is?

Ik heb nog een paar praktische vragen. Er werd net al verwezen naar het onderzoek van Stratix waarin staat dat 4G mogelijk niet de oplossing is. De hamvraag is: wat is dan wel de oplossing voor provincies die geen gebruik kunnen maken van radiointernet en waar 4G geen structurele oplossing voor is? In hoeverre trekt de nationale overheid beleidsmatig gezamenlijk op met onze provinciale overheden om initiatieven als GreenNet, dat draadloos breedband via de schotel biedt, mogelijk te maken?

Ik kom op de faciliterende rol van de overheid. De Rijksuniversiteit Groningen heeft initiatieven op het gebied van breedband op het platteland in kaart gebracht. Er zijn er in ieder geval 75. Het probleem is dat men binnen al die initiatieven apart van elkaar het wiel aan het uitvinden is. De CDA-fractie juicht het toe dat er een breedbandplatform komt waarbinnen ervaring en kennis kunnen worden uitgewisseld. Wij willen ook graag dat er een aanspreekpunt komt waar de initiatiefnemers terechtkunnen met heel specifieke vragen wanneer ze vastlopen of vragen hebben over de mogelijkheden. Is de Minister bereid om dit aanspreekpunt te creëren binnen dit platform? Kan zij ook bekijken of een dergelijk aanspreekpunt kan helpen bij het bundelen van de vragen die door de initiatiefnemers in het buitengebied zijn gesteld?

We vinden het mooi dat de Minister nu ziet dat er misschien toch Europees geld voor snel internet beschikbaar is – eerder gaf hij aan dat dit echt een onmogelijke route was – maar hoe gaat hij dat geld naar Nederland halen?

Een ander belangrijk onderwerp is roaming. Het CDA wil dat de roamingkosten voor het gebruik van mobiele telefoons in het buitenland alsnog worden aangepakt. Bewoners in de grensstreek worden de dupe van het besluit dat die kosten niet worden afgeschaft. Dit wordt nu op de lange baan geschoven, terwijl het toch echt aan het eind van dit jaar al zou gebeuren. In plaatsen als 's-Heerenberg, Millingen en Winterswijk krijgt de telefoon de ene keer verbinding met de zendmast in Nederland en de andere keer met die in Duitsland. Gebruikers kunnen roaming uitzetten, maar dat is natuurlijk geen werkbare oplossing voor mensen die in een grensstreek wonen. Ik was gisteravond zelf in Zeeland, in het gedeelte heel dicht bij de grens met België. Daar merk je het probleem direct ook zelf. Wat gaat de Minister daaraan doen nu de Raad van Ministers woensdag heeft besloten om niet akkoord te gaan met de afschaffing?

Collega's hebben gevraagd naar het radiogebeuren. Wordt het een verlenging of komt er opnieuw een veiling? Onze voorkeur gaat uit naar verlenging. Misschien wil de Minister daarop reageren?

Mevrouw Oosenbrug (PvdA): Voorzitter. Ik las vandaag in een column van Chris Verhoef op iBestuur dat Rightmove, de Engelse variant van Funda, de beschikbare internetbandbreedte weergeeft bij zijn woningaanbod. Gebruikers van die site prefereren snel internet boven mobiliteit of buurtscholen. Breedband wordt een dealbreaker volgens Engelse makelaars. In Engeland betekent boerenbandbreedte een waardedaling tot twintig procent ten opzichte van vergelijkbare panden met breedband. De PvdA-fractie is daarom blij met de brief van de Minister van 9 maart waarin de mogelijkheden op een rij worden gezet om in de buitengebieden gebruik te maken van snel internet en om snel internet uit te breiden. Daarnaast wordt in de brief aangekondigd dat de Telecomwet wordt gewijzigd om ervoor te zorgen dat de kosten worden verlaagd en dat radiofrequenties beschikbaar worden gesteld voor internet via vaste draadloze verbindingen en zendmasten.

De plannen zijn dus heel mooi, maar alles valt of staat met de planning. Iemand moet immers iets gaan doen om ze tot uitvoering te brengen. Het is nog onvoldoende duidelijk hoe we met de richtlijn kostenreductie breedband, intenties omzetten in realisatie. Het organiseren van breedbandprojecten vergt in iedere situatie een maatwerkaanpak, zoals in de brief ook wordt vermeld. Dit betekent dat er geen «one size fits all»-aanpak is. Als we de doelen in 2020 bereikt willen hebben, moet er nu een spade in de grond worden gestoken. Als iemand iets moet gaan doen, dan kost dat geld. De vraag van mijn fractie is: waar komt dat geld vandaan? Het is onze wens dat de Junckergelden daarvoor worden gebruikt. Hoe staat de Minister daartegenover?

Hoe gaat het initiëren in zijn werk? Faciliteren is mooi zoals in de brief ook staat, maar welke telecomaanbieder komt als een bij op de honing af om 30 huizen in een willekeurig buitengebied aan te gaan sluiten omdat de netwerkbeheerder de bovengrondse distributiepalen gaat onderhouden? Mijn fractie vindt dat provincies en gemeenten hierbij een initiërende rol moeten krijgen, want zij weten welke civiele werken wanneer worden uitgevoerd. Zij moeten dit soort zaken dus kunnen voorschieten. De telecomaanbieders willen echt wel een netwerk met klanten erbij kopen. Dat kan voordelig zijn voor alle partijen: de bewoners hebben breedband, de gemeente kan zaken als zorg, educatie en veiligheid – noem het hele rijtje maar op – veel effectiever en efficiënter gaan regelen en heeft het risico van onderhoud, beheer en verlies van klanten niet, omdat de telecomprovider dat overneemt. Er zijn veel varianten denkbaar, maar elke variant begint met iemand die iets moet gaan doen. En dat is overduidelijk niet de markt, want anders zouden we nu dit debat niet voeren. Ik hoor dus graag van de Minister of EZ deze faciliterende rol gaat oppakken.

Er zijn al veel onderwerpen de revue gepasseerd, waaronder de vraag of er een veiling moet komen voor de laatste zes jaar van de analoge FM. De PvdA-fractie ziet daar weinig toegevoegde waarde in. Daarmee creëer je ons inziens vooral onzekerheid, terwijl van de omroepen gevraagd wordt om te investeren in digitale radio. Het is ook de vraag of er nog wel toetreders zijn te vinden voor de relatief korte periode die resteert. Wat verzet zich tegen een verlenging zonder veiling? Waarom is die veiling zo belangrijk? Op welke alternatieve manier kunnen de inkomsten uit de vergunningen worden binnengehaald voor de overheid en hoeveel zouden die kunnen bedragen?

De heer Verhoeven (D66): Mevrouw Oosenbrug spreekt over de veilingen. Ik denk dat ik wel een beetje op dezelfde lijn zit. Ik vind dat je alleen moet veilen als er daadwerkelijk andere gegadigden zijn. Zij zei het alleen andersom. Zij zei: ik zou eigenlijk liever niet veilen en we moeten ook nog maar eens bekijken of er gegadigden zijn. Stel dat er andere gegadigden zijn die radio willen maken, wat zou de PvdA dan doen?

Mevrouw Oosenbrug (PvdA): Dan komt die vermaledijde marktwerking weer om de hoek kijken. Als iemand anders dat radiostation of die ruimte zou willen hebben, zou die dat kunnen kopen van degene die dat stukje op dit moment al heeft. De heer Verhoeven wees zojuist op de situatie dat er wel aanbieders zijn, maar ik heb nog helemaal niemand gehoord die een stukje van een frequentie wil hebben en daarom heel graag wil meedoen aan die veiling. Ik heb wel gehoord dat enkele van de huidige radiostations en radiomakers graag hun eigen radiofrequentie een stukje zouden willen uitbreiden. Ik denk dus dat wij op één lijn zitten, maar net zo goed als je de Engelse woorden als «potato» en «tomato» op twee verschillende manieren kunt uitspreken, kun je dit op verschillende manieren tot uitdrukking brengen.

De heer Verhoeven (D66): Als er geen andere gegadigden zijn, kunnen we het snel met elkaar eens zijn. Dan moet je niet gaan veilen, want dan dwing je de partijen die wel geïnteresseerd zijn en al een kavel hebben om opnieuw in te tekenen op iets wat ze anders hadden kunnen krijgen door gewoon te blijven zitten. Mevrouw Oosenbrug zei zojuist: die vermaledijde marktwerking komt om de hoek kijken als er andere gegadigden zijn. Het idee van een veiling is echter dat je partijen onderling laat uitmaken hoe het uitpakt. Ik vind het wel van belang dat de Kamer duidelijk is over de mogelijkheid voor nieuwe partijen om toe te treden als ze dat zouden willen. Bij de telecomfrequentieveiling en ook in eerdere gevallen was de PvdA steeds bereid om nieuwe toetreders een kans te geven. Is zij daar nu ook toe bereid? Het geven van een kans aan nieuwe partijen om radio te maken is immers misschien wel net zo belangrijk als het beschermen van bestaande partijen.

Mevrouw Oosenbrug (PvdA): Ja, dat ben ik zeker met de heer Verhoeven eens, maar dat zou dan betekenen dat er ook nieuwe mensen zijn. Misschien zou dat eerst onderzocht moeten worden voordat wij überhaupt gaan beginnen over een veiling. Uit de brief begreep ik dat we al zover waren. Volgens mij zijn wij ook allemaal benaderd door verschillende radiomakers die ons zelf hebben verteld dat er geen nieuwe partijen zijn die dat graag willen. Als ze er wel zijn, zou ik ze graag horen. Ik wil dan ook graag dat zij mij benaderen, want wij zitten hier als volksvertegenwoordigers namens de mensen die ons benaderen. Ik zou dat dus ook graag willen horen.

De heer Verhoeven (D66): We zitten hier als volksvertegenwoordigers voor alle 17 miljoen Nederlanders en niet alleen voor de mensen die ons benaderen, lijkt mij.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik wil graag weten of voor de Partij van de Arbeid ook de uitrol van DAB nog een rol speelt bij de beslissing of er al dan niet geveild zou moeten worden of verlengd.

Mevrouw Oosenbrug (PvdA): Wij hebben daar inderdaad naar gekeken. Als ik het goed heb begrepen, is het bereik van DAB+ op dit moment 3%. Dat is veel lager dan de 50% die in 2009 was voorzien. Dus ja, om nu te gaan veilen ... In de brief wordt de afschakeling van de FM gekoppeld aan de DAB+. Je zou denken dat je door die koppeling pas kunt afschakelen als dat volledig is, maar dat gaat waarschijnlijk niet meer gebeuren omdat er nu andere manieren zijn om radio via de ether te verspreiden. Ik zou dit dus niet meer koppelen aan de veiling. Mijn betoog van zojuist was daarom ook: zorg ervoor dat de radiostations de investering die ze gedaan hebben, kunnen voorzetten en ga geen veiling houden waardoor je weer onzekerheid creëert.

De voorzitter: U hebt nog ruim twee minuten spreektijd, mevrouw Oosenbrug.

Mevrouw Oosenbrug (PvdA): Ik heb gevraagd: is een geforceerde veiling, iets waar niemand op zit te wachten, geen vorm van doorgeslagen marktwerking is? En welke positie neemt de regionale omroep daarbij in?

Aangezien ik nog twee minuten over heb, ga ik toch nog even in op mijn punt met betrekking tot cookiemelding. Het doet mij goed dat de wijziging van de cookiewetgeving heeft geleid tot meer rust over dit onderwerp en minder overbodige vragen om toestemming. De Minister schrijft dat hij met het veld overlegd heeft, maar het wordt niet helemaal duidelijk wie zijn gesprekspartners waren. Heeft hij het gevoel dat de afvaardiging breed genoeg was om echt impact te hebben?

Even denken wat ik precies wil zeggen. Ik heb heel veel uit mijn spreektekst geschrapt, maar ik heb nu ineens tijd over.

De voorzitter: U hoeft het niet op te maken hoor.

Mevrouw Oosenbrug (PvdA): Misschien moet ik nu inderdaad stoppen met mijn vragen. Wellicht kan ik mijn tweede termijn daar nog voor gebruiken.

De voorzitter: Dat waardeer ik zeer.

Mevrouw Klever (PVV): Voorzitter. Onze goedgeorganiseerde Nederlandse telecomsector wordt door de EU bedreigd. Of het nu gaat om het openstellen van de kabel of het vergroten van concurrentie door regulering op de telecommarkt, Brussel ligt steeds weer dwars. Ook nu weer opent Brussel de aanval op onze Nederlandse netneutraliteit.

De voorzitter: Er is nu al iemand die u wil interrumperen, mevrouw Klever. De heer Verhoeven wil hier zijn tweede interruptie voor gebruiken.

De heer Verhoeven (D66): Mevrouw Klever heeft het steeds over Brussel. Dat lijkt een soort abstracte locatie waar wij allemaal niet bij kunnen komen, een soort geheime plek waar allemaal dingen gebeuren waar we geen grip op hebben. De PVV zit echter ook in Brussel met allemaal Europarlementariërs die al dan niet georganiseerd zijn in een fractie. Zij kunnen ook stemmen en hun inbreng leveren. Wat gaat mevrouw Klever dus tegen haar collega's zeggen in het Europees parlement, in Brussel, om al deze verschrikkelijke ontwikkelingen tegen te houden? Wat gaat zij daaraan doen met haar geschikte collega's in Brussel?

Mevrouw Klever (PVV): Ik ben er in ieder geval blij mee dat ook D66 vindt dat deze acties van de EU met betrekking tot onze telecomsector te ver gaan. Ik denk dat ik dat wel mag concluderen. Ik ben er ook blij mee dat de heer Verhoeven mijn collega's in het EP gewaardeerde collega's vindt. Uiteraard gaan zij daar hetzelfde verhaal vertellen als ik hier en strijden zijn ook daar voor het behoud van de Nederlandse netneutraliteit, de goede concurrentie op onze telecomsector en noem maar op. Ik kan de heer Verhoeven dus geruststellen: wij gaan zowel hier als in Brussel ons best doen.

De heer Verhoeven (D66): Dat is fijn. Ik hoop dat we nu dan ook de daad bij het woord kunnen voegen. Mijn collega Marietje Schaake, Europarlementariër voor de ALDE-fractie namens D66 in Europa, heeft een brandbrief opgesteld. Die is gericht aan de Raad en dat zijn dus de Ministers van alle landen die nu samen de maatregelen op het gebied van roaming en de netneutraliteit gaan uitkleden. Hebben de Europarlementariërs van de PVV die brandbrief al ondertekend?

Mevrouw Klever (PVV): Het is leuk dat de heer Verhoeven dat aan mij vraagt, maar hij kan dat beter aan hen vragen. Ik weet niet precies wat ze daar allemaal doen. Ik weet in grote lijnen wat hun standpunt is – dat is hetzelfde als dat van ons – maar als de heer Verhoeven precies wil weten wat zij daar allemaal doen, dan moet hij dat aan hen vragen.

Terwijl alle partijen in de Tweede Kamer en de Minister het erover eens zijn dat de Nederlandse netneutraliteit moet blijven, wordt er door de Europese Raad gewerkt aan een plan waarbij providers toch onderscheid mogen maken tussen soorten internetverkeer. Voor de PVV staan de belangen van de consument bovenaan. Die consument wil niet meer gaan betalen voor bijvoorbeeld Netflix of andere innovatieve toepassingen. Ook innovatie wordt bij aantasting van de netneutraliteit belemmerd. Wij vragen de Minister dan ook om alles op alles te zetten om de Nederlandse netneutraliteit te behouden. Wij horen graag welke stappen hij denkt te gaan zetten.

Terwijl Brussel vooral de portemonnee van de Nederlandse consument aanvalt, hebben de grote bedrijven het gemunt op onze privacy. Het blijkt namelijk dat smart-tv's met spraakherkenning ons kunnen afluisteren, zelfs in de stand-bymodus. Niet alleen tv's, maar ook de Xbox, bepaalde apps en overige spraakgestuurde apparaten luisteren mee als je even niet oplet. De oplossing van de fabrikant om de stekker er dan maar uit te trekken, lijkt mij geen oplossing. Hoe wil de Minister de privacy van de Nederlandse consument bewaken bij al deze technologische snufjes? Aan onze telecombedrijven worden allerlei privacy-eisen gesteld, maar bijvoorbeeld Google, Microsoft en Samsung houden zich hier niet aan. Wat de PVV betreft, geldt er ook op het gebied van privacy en profiling een gelijk speelveld. Is de Minister dat met ons eens?

Afgelopen maandag werden we aangenaam verrast door een bericht in de media waarin stond dat traag internet in het buitengebied voor 300.000 Nederlanders tot het verleden zou behoren en nog mooier, dat Brussel, de EU, dit alles betaalt. In de brief van de Minister lees ik echter dat slechts de helft van de aangemelde projecten door is naar de tweede ronde en dat hij verwacht dat er slechts voor enkele van die projecten financiële ondersteuning kan worden binnengehaald. Hoeveel verwacht de Minister binnen te halen uit de pot van 160 miljoen euro die de EU hiervoor heeft gereserveerd? Hoeveel bedraagt de rekening dan nog om voor die 300.000 Nederlanders snel internet mogelijk te maken? Wie gaat dat dan betalen?

Bovendien lezen we in de laatste alinea van de brief dat pas in 2020 iedereen in Nederland van dit snelle internet kan profiteren. Traag internet in het buitengebied behoort dus voorlopig helaas nog niet voor iedereen tot het verleden. Waarom moet dit zo lang duren? Kan het niet dit jaar nog geregeld worden? Kan de Minister garanderen dat met het gebruik van de radiofrequenties ook de laatste dekkingsproblemen straks zijn opgelost? In het Nationaal Frequentieplan staat namelijk dat er beperkingen aan het gebruik van de radiofrequenties zijn waardoor dit voor de noordelijke provincies geen oplossing is. Mevrouw Mulder wees daar ook al op. Ik krijg daar graag een reactie op van de Minister.

Er staat heel wat op het spel. De Europese Raad heeft de aanval geopend op onze vrijheden. Het zou bijzonder jammer zijn als Netflix, dat net zijn Europese hoofdkantoor in Amsterdam heeft geopend, door Brusselse bemoeizucht over de grens wordt gejaagd. Wij roepen de Minister dan ook op om niet akkoord te gaan met welk EU-voorstel dan ook waarmee afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de Nederlandse consument. Kortom, wij vragen de Minister om zijn Brusselse collega's te laten weten: genoeg is genoeg.

De heer Verhoeven (D66): Voorzitter. Ik begin met de netneutraliteit en roaming. Daar zijn al heel verstandige dingen over gezegd, maar het zou gek zijn als ik er niets over zou zeggen. We hebben tijdens het AO ter voorbereiding op de Raad voor Concurrentievermogen al gevraagd naar de stand van zaken met betrekking tot de voorstellen die nu voorliggen bij de Europese Raad, dat zijn dus de Ministers van de verschillende landen in Europa. De Minister heeft de inhoud van het voorstel in grote lijnen al toegelicht. We hebben het ook kunnen achterhalen via het extranet. Op die manier kan de Kamer alle stukken bekijken van de Europese Unie, dat dus geen bastion, maar gewoon een open vergaderplaats is. Het voorstel staat daar gewoon in het lijstje. Het is een afgezwakt voorstel. Er is nauwelijks nog sprake van echte netneutraliteit, want na twee mailtjes aan de verkeerde kant van de grens betaal je weer de hoofdprijs voor datagebruik. Ook roaming is dus minder goed geregeld. Het compromis is helaas al vastgesteld in de Raad. Ik vraag de Minister of hij kan reconstrueren hoe het zover heeft kunnen komen. Waarom hebben lidstaten als Duitsland, Frankrijk, Italië en Spanje met dit afgezwakte voorstel ingestemd? Wat was de positie van Nederland? Daarmee bedoel ik niet of we «ja» of «nee» gezegd hebben, maar of we ons daadwerkelijk daartegen verzet hebben voor zover mogelijk. Heeft de positie van Duitsland wellicht iets te maken met de belachelijke uitspraak van de Duitse Commissaris Oettinger dat netneutraliteit een talibanachtige ontwikkeling is die mensen het leven zou kosten. Hoe kwalificeert Onze Minister de uitspraak van deze Eurocommissaris?

De informele triloog komt eraan. Ik zei zojuist al tegen mijn collega Klever van de PVV dat er onder leiding van D66-Europarlementariër Marietje Schaake een brandbrief is opgesteld. Ik ben heel benieuwd of ook SP, CDA en PvdA zich bij deze brandbrief hebben aangesloten. Ik heb daar nog geen reactie op gekregen. Ik zal dat nagaan. Als dat niet zo is, zal ik de Kamerleden verzoeken om ervoor te zorgen dat hun collega's in het Europees parlement de brandbrief ook snel ondertekenen zodat we met z'n allen het verzet daartegen kunnen aanwakkeren. We moeten immers op meerdere manieren proberen om de netneutraliteit overeind te houden. Wat gaat de Minister intussen binnen de Raad doen om zo veel mogelijk van zijn vakgenoten ervan te overtuigen dat echte netneutraliteit absoluut noodzakelijk is? Kan de Minister nog iets doen of is het echt een gepasseerd station en is het nu aan de Commissie en het parlement om de Raad weer terug te fluiten?

Ik vraag mijn collega's in de Kamer dus nogmaals om zich op alle mogelijke manieren in te zetten voor dit punt. Gelukkig wordt het standpunt over netneutraliteit breed gedragen in deze Kamer.

Ik kom op big data en privacy. Ik vind de visie van de overheid daarop, althans zoals verwoord in de brief van de Minister, positief. Ik vraag mij alleen wel af wat de Minister gaat doen als bedrijven niet meewerken aan de keurmerken, de gedragscodes en het beter informeren van gebruikers. Ook mis ik nog wat aspecten. Het Europees parlement heeft nu een standpunt ingenomen over de nieuwe Europese verordening voor dataprotectie. Kan de Minister zeggen hoe dat proces precies verloopt? Hoe ziet hij de ontwikkeling van big data in relatie tot de nieuwe verordening? Zijn er voldoende waarborgen om zowel kansen als risico's op een goede manier tegemoet te treden?

Ik mis ook wat zelfreflectie op een aantal voorstellen van het kabinet, waaronder het voorstel om de AIVD ongericht te laten «kabeltappen» en het voorstel om automatisch kentekens te registreren op de snelweg. Die voorstellen hebben ook te maken met big data en privacy, maar daar lees ik helemaal niets over. Ik krijg dus ook graag een reactie van de Minister op deze ontwikkelingen.

De bewaarplicht van telecombedrijven is gisteren buiten werking gesteld. We hebben op dit moment dus geen wet meer. De telecomproviders zijn ook al gestopt met het verzamelen van de gegevens. De vraag is alleen: wat mogen ze doen met de gegevens die al wel verzameld zijn? Mogen die nu vernietigd worden? Telecomproviders waren natuurlijk niet blij met de wet, want er was sprake van hoge bewaarkosten. Hoe zorgt de Minister van EZ ervoor dat in het voorstel van het kabinet voor een alternatieve wet – de Minister van Veiligheid en Justitie is daar verantwoordelijk voor – beter rekening wordt gehouden met de positie en de zorgen van de telecomproviders? Ik vraag dat even los van de privacyvraagstukken die daaraan vastzitten, want die moeten we echt met de Minister van Veiligheid bespreken.

Tot slot kom ik op het punt dat misschien wel het allerbelangrijkste is: snel internet in de buitengebieden. D66 heeft natuurlijk een lange traditie in het opkomen voor de belangen van de mensen in de buitengebieden. Wij vinden dat snel internet echt in het hele land goed geregeld moet zijn. Wij doen ook voortdurend voorstellen om de mensen in het buitengebied, in de krimpregio's en aan de randen van het land goed te bedienen. D66 vindt het belangrijk dat ervoor wordt gezorgd dat mensen in alle provincies snel internet hebben. Dat staat ook in veel provinciale verkiezingsprogramma's. De Minister noemt als mogelijke financieringsbron het Junckerfonds, dat geschikt zou zijn voor grote projecten. Wat is volgens de Minister de ondergrens wat betreft de grootte van de projecten? Hoe groot acht hij de kans dat dit fonds daadwerkelijk gebruikt kan worden voor internetprojecten aan de randen van het land, in de buitengebieden?

De voorzitter: Ik dank de Kamerleden voor hun bijdragen in eerste termijn. Ik zie dat de Minister direct kan antwoorden. Ik geef hem daarom het woord voor zijn eerste termijn.

Minister Kamp: Voorzitter. We spreken vandaag weer over telecom. Dit onderwerp valt steeds meer samen met media en internet. De ontwikkelingen gaan snel en roepen vragen op met betrekking tot de daarvoor geldende regels en de daarover gemaakte afspraken. We hebben in Nederland de regels zo open mogelijk gemaakt en goede toezichthouders aangesteld. We hebben een telecomtoezichthouder – de ACM doet dat werk tegenwoordig – en het College bescherming persoonsgegevens dat toezicht houdt. Desondanks zullen regels zich in de toekomst in een andere richting ontwikkelen. Zij zullen zo min mogelijk zien op concrete situaties – die veranderen immers voortdurend – en meer gericht zijn op gewenste ontwikkelingen in de toekomst en de vraag hoe je die in goede banen kunt leiden. De heer De Liefde is daar al eerder over begonnen. Hij sprak over de noodzaak om die regels anders op te zetten en te moderniseren. Ik heb de Kamer al eerder laten weten dat wij daaraan werken en dat dit zeker de nieuwe benadering in de toekomst zal zijn.

Er is heel veel gaande op het gebied van telecom, media en internet. Een gezonde en stevige markt is zich aan het ontwikkelen in Nederland. Ons land neemt daarmee ook een goede positie in Europa in. Nederland heeft het grootste internetknooppunt ter wereld, een landelijk dekkend breedbandnetwerk dat zelfs verschillende varianten heeft en een van de hoogste internetsnelheden in Europa en de wereld. Ook wordt er een 4G-netwerk voor mobiel internet uitgerold door maar liefst vier verschillende partijen. Dit betekent een goede uitgangspositie voor Nederlandse burgers om toegang tot informatie en diensten te krijgen en voor Nederlandse bedrijven om diensten en producten te leveren aan het buitenland.

Wij koersen erop aan om veel mogelijk zaken Europees geregeld te krijgen. Dat gaat niet altijd goed. We hebben het straks nog even over netneutraliteit en roaming. Daarbij spelen echt heel veel verschillende belangen in Europa. De koers om alles zo goed en zo veel mogelijk Europees te regelen is niet zonder risico's, maar voor de ontwikkeling van de markt is het wel het beste om zaken als media, internet en telecom zo veel mogelijk Europees te regelen. Als je zou proberen om dat in de 28 landen van de Europese Unie allemaal apart te doen, dan is dat echt een doodlopende weg. De consumenten zien dan tussen de bomen het bos niet meer en kunnen dan ook de mogelijkheden niet benutten die zij wel hebben als het Europees geregeld wordt. Wij volgen dus vooral de koers dat Europa op dit punt het voortouw moet nemen. In mei zal de Europese Commissie met een nieuwe digital single market strategy komen waarin zij aangeeft hoe één Europese digitale markt dichterbij kan worden gebracht en wat zij concreet wil doen om die te realiseren. Als de kansen optimaal benut worden, kan daarmee in Europa een stijging van het bruto binnenlands product met 4 à 5% gerealiseerd worden.

De Commissie komt binnenkort ook met verordeningen die daarop van toepassing zijn. Zoals de Kamer weet, werken verordeningen anders dan richtlijnen. Verordeningen zetten de regels in de Europese landen buitenspel en daar komt de Europese regelgeving dan voor in de plaats. Het is voor ons dus van het grootste belang om die regels in een vroeg stadium positief te beïnvloeden vanuit de Nederlandse optiek. Daar richten wij ons op. Wij vinden het goed dat Europa met dit soort zaken bezig is. In die regels proberen wij die zaken te krijgen waarvan wij op basis van onze inzichten en ervaringen in Nederland menen dat zij het beste zijn.

Ik heb de Kamer in december 2013 een fiche gestuurd over de convergentie van media, telecom en internet. Ik ben in december 2014, dus alweer ruim drie maanden geleden, gekomen met een voortgangsrapportage. Wij proberen de Kamer op die manier zicht te laten houden op de ontwikkelingen die gaande zijn, wat wij eraan doen en hoe we daartegen aankijken.

Ik heb zojuist gesproken over Europa dat een aantal regels aan het ontwikkelen is. Een aantal woordvoerders heeft gesproken over netneutraliteit en roaming. Ik wil op beide onderwerpen iets dieper ingaan. Er ligt nu een ontwerpverordening van de Europese Commissie. Die is inmiddels behandeld in de Telecomraad. Wij zijn op het punt van netneutraliteit koploper in Europa. Wij hebben dat, niet in het minst als gevolg van initiatieven en aandringen vanuit de Kamer, vastgelegd in een wet waarin staat dat er sprake is van optimale netneutraliteit, dat er geen sprake mag zijn van discriminatie van diensten en dat er ook geen discriminatie mag ontstaan als gevolg van de berekening van verschillende prijzen. Ik ben ervan overtuigd dat dat het enige goede antwoord is om de markt goed te laten functioneren en ervoor te zorgen dat de consumenten zo veel mogelijk aanbod krijgen en daar zelf hun keuze in kunnen maken.

Ik geloof zeer in netneutraliteit. Ik bespeur bij de Kamerleden teleurstelling over de inhoud van de ontwerpverordening. Ik moet zeggen dat die teleurstelling bij mij het dubbele behelst van wat de Kamerleden al hebben verwoord. Ik ben zeer teleurgesteld in de uitkomst. We hebben uiteindelijk maar een beperkt aantal landen inhoudelijk aan onze kant gekregen. Dat waren er maar zeven of acht. Uiteindelijk bleef alleen Duitsland over dat zich, net zoals Nederland, heeft verzet tegen de lijn die nu is gekozen. Met name in het zuidelijke deel van Europa, maar ook in andere landen, hanteert men de conclusie: ach, die markt moet zich ontwikkelen; degenen die daarover gaan, moeten zelf maar kiezen hoe ze dat doen, welke dingen ze wel en niet toelaten en welke prijzen ze vragen. Zij moeten dat zelf maar uitonderhandelen. Die landen hadden dus niet de overtuiging die wij wel hebben: dat je het beste effect voor de burgers bereikt als je ervoor zorgt dat de zaak voor iedereen toegankelijk en open is. Die overtuiging was dus niet aanwezig bij de andere landen. Ik ben daar zeer teleurgesteld over. Ik meen dat hun argumenten niet juist zijn en dat er nu uiteindelijk een verkeerde keuze is gemaakt.

We zitten nu dus in het volgende stadium. De Europese lidstaten hebben zich via de Raad en het voorstel van het voorzitterschap uitgesproken. Nu moet er vervolgens onderhandeld worden tussen de Europese Commissie en het Europees parlement. Daarbij moeten de landen ook weer betrokken worden. We moeten proberen om via die weg het resultaat te bereiken dat we tot nu toe in het overleg tussen de lidstaten niet hebben kunnen bereiken.

Mevrouw Oosenbrug (PvdA): Ik heb een verhelderende vraag. Er speelt natuurlijk heel veel en in Nederland hebben we het al. Als wordt besloten dat netneutraliteit geen haalbare kaart in Europa is, betekent dit dan uiteindelijk dat wij in Nederland een stap terug moeten doen? Of kan Nederland de netneutraliteit hoog in het vaandel blijven houden?

Minister Kamp: Dat is inderdaad het cruciale punt. Ook dat gaat niet goed. Het wordt namelijk geregeld in de vorm van een verordening. Datgene wat in die verordening komt te staan, geldt straks ook voor Nederland. Dat is misschien wel een stap in de goede richting voor een aantal landen in Europa die op dit punt nog helemaal niets geregeld hadden, maar voor Nederland, dat het al op een uitstekende manier heeft geregeld en in eigen wetgeving heeft vastgesteld, is het een forse stap terug. Ik ben er dus zeer teleurgesteld over.

Wij hebben al het mogelijke geprobeerd in de contacten met de opeenvolgende voorzitterschappen, in de contacten met de Brusselse ambtenaren, in de contacten met de verschillende lidstaten en in de contacten met de Eurocommissaris. Ik heb er vorige week nog met de Eurocommissaris over gesproken. Maar ja, het enige wat uiteindelijk telt, is het resultaat. Dat is niet goed. Dat betekent dat we nu verder moeten.

De heer Verhoeven zei dat iemand van de ALDE-fractie het initiatief heeft genomen om een brandbrief te sturen. Dat lijkt me een uitstekend initiatief. Ik hoop ook dat die brandbrief breed gesteund wordt en dat de Kamerleden hun contacten met de Europarlementariërs zullen aanwenden. Ik ga zelf volgende week ook weer naar Brussel om er met de Europarlementariërs over te praten. Ik zal mijn opvatting en die van de Kamer opnieuw in een brief aan de Europese Commissie naar voren brengen en ik zal daar vervolgens ook weer met haar over spreken. Kortom, we zullen hiermee bezig blijven omdat we dit belangrijk vinden en omdat het tot nu toe niet goed is gegaan.

Tot zover de netneutraliteit.

De heer Verhoeven (D66): De Minister gaat dus van alles uit de kast halen, binnen de reële middelen, om zo veel mogelijk aan te blijven sluiten bij het Nederlandse voorstel. Kunnen wij erop vertrouwen dat dit zijn inzet is en blijft? De Kamer kan daar ook gewoon over geïnformeerd worden.

Minister Kamp: Ik heb niet de minste twijfel dat wat wij in de wet hebben vastgesteld, waarbij de Kamer niet alleen de formele rol als medewetgever heeft vervuld maar ook een belangrijke initiërende rol heeft gespeeld, precies is zoals het moet. Er zijn, wat mij betreft, twee mogelijkheden. Of we regelen dat op Europees niveau of Nederland wordt in staat gesteld om het op zijn eigen manier te blijven doen als Europa het anders gaat doen. Ik vind dat die ruimte voor Nederland in de verordening moet staan. Het eerste heeft mijn voorkeur, het tweede is de terugvaloptie. Ik ben echt ongelukkig met de uitkomst. Ik wil er alles aan doen om ervoor te zorgen dat we deze ontwikkeling keren. Ik begrijp dat de woordvoerders dat ook willen. Ik heb hun steun ook hard nodig.

De heer Verhoeven (D66): Ik ben blij dat te horen.

Minister Kamp: Ik kom op roaming. Nederland heeft daarover een heel simpel standpunt. Het is natuurlijk altijd het beste om simpele standpunten te hanteren. Wij zeggen: als je in Nederland een telefoonabonnement hebt en je een bedrag hebt afgesproken waarmee je kunt bellen, dan moet dat vervolgens ook gelden als je je ergens anders in de Europese Unie bevindt. Wij vinden dat erg aantrekkelijk. Het zijn namelijk onze mensen en nog veel meer mensen uit de Scandinavische landen die vaak naar het zuiden van Europa gaan en daar ook van hun telefoon gebruikmaken. Zij worden door de telecombedrijven in de zuidelijke landen nu eigenlijk als melkkoe gezien. Zij betalen veel meer dan nodig is. Wij hebben geprobeerd om tot een Europese regelgeving te komen waarbij de roamingtoeslagen helemaal worden afgeschaft. Dat is niet gelukt. Er is een compromis uitgekomen dat ik niet slecht vind. Het is niet wat wij willen, het is geen goede uitkomst, maar het is wel een flinke stap in de goede richting.

Als je het in geld uitdrukt, dan komt het op het volgende neer. Als je nu in het zuiden van Europa je smartphone gebruikt, ben je 24 cent per megabyte kwijt. Als je je smartphone gebruikt om te bellen, ben je 23 cent per belminuut kwijt. Het compromis dat nu gesloten is, houdt in dat je alleen maar je oorspronkelijke abonnementstarief betaalt plus een opslag voor de zogenaamde groothandelstarieven die in het zuiden van Europa gelden. Die optelsom leidt ertoe dat je in de nieuwe situatie 8 à 9 cent per megabyte of per telefoonminuut gaat betalen. Je gaat dus terug van 23 en 24 cent naar 8 à 9 cent. Dat is een goede verbetering. Ik vind het niet genoeg. Er is immers geen reële onderbouwing voor die groothandelstarieven. Wij proberen nu voor elkaar te krijgen dat die groothandelstarieven goed onderzocht worden. Er wordt beweerd dat die nodig zijn, omdat de bedrijven hebben moeten investeren in de netwerken. Is dat inderdaad het geval? Is er voor dit doel in die netwerken geïnvesteerd? Welk percentage daarvan is dan redelijk om door te berekenen in de groothandelstarieven? Als dat percentage te hoog is, naar welk niveau kunnen de groothandelstarieven dan worden teruggebracht? In het compromisvoorstel is opgenomen dat dat onderzoek wordt ingesteld. Er is ook een tijdpad vastgelegd om die groothandelstarieven te herzien. Dat betekent dat we voor roaming een flinke stap in de goede richting zetten en dat de weg is uitgestippeld om dat nog verder door te zetten. Dit is dus iets waar we een eind mee uit de voeten kunnen.

Ik kom te spreken over breedband en het buitengebied. Ik ben er zeer van overtuigd dat breedband een belangrijke voorziening is voor de mensen.

De heer De Liefde (VVD): Ik wil nog even terugkomen op het vorige punt. Begrijp ik uit de woorden van de Minister dat Nederland in het Europese overleg heeft ingestemd met de onderdelen die zien op roaming? Of heeft Nederland zich er toch nog steeds tegen verzet en tegen uitgesproken?

Minister Kamp: Nee, wij hebben ons daar niet tegen verzet. Wij denken dat het compromisvoorstel acceptabel is. Dat is het best haalbare. Er worden enkele flinke stappen in de goede richting gezet. Bovendien is voor de resterende stappen een tijdpad uitgezet. Daarin wordt een aantal concrete stappen aangegeven. Wij vinden dit compromis al met al acceptabel.

De heer De Liefde (VVD): Als ik aan de uitspraak van de Kamer denk, wijkt dit nogal af van de ruimte die de Kamer aan de Minister had meegegeven om namens Nederland te onderhandelen. Ik wil graag scherp hebben of Nederland expliciet heeft ingestemd met dit compromis voor roaming. Of heeft Nederland tegen het gehele pakket, zijnde de digital single market, gestemd? Dit is een belangrijk punt.

Minister Kamp: Ik ben erg blij met het vooroverleg dat we voorafgaand aan de raden met de Kamer hebben. Ik vind het belangrijk om te weten hoe de Kamer erover denkt. Het is vervolgens mijn rol om daarginds in Brussel, waar we met 28 landen, een voorzitterschap en een of meerdere Eurocommissarissen aan tafel zitten, te proberen om daar het maximale uit te halen. Wij hebben ons uitdrukkelijk uitgesproken tegen de uitkomst op het gebied van netneutraliteit. Wij hebben ons minder negatief en met enig begrip uitgelaten over het compromis over de roaming. Wij hebben uiteindelijk gezegd, het geheel overziende, dat wij niet konden instemmen met het voorstel van het voorzitterschap dat over het geheel gaat. Ik heb daarbij wel enige nuance aangebracht en gezegd: ik ben vooral ongelukkig met de netneutraliteit en ik vind dat het bij roaming redelijk de goede kant opgaat.

Dan kom ik weer bij het buitengebied. Ik ben het eens met de woordvoerders die het op een beschaafde manier hebben gezegd: dat dit eigenlijk een nutsvoorziening aan het worden is, en dan ook nog een belangrijke nutsvoorziening. Als je in het buitengebied woont, wil je natuurlijk op het water, de elektriciteit en de telefoon aangesloten zijn, maar je wilt ook aangesloten zijn op breedbandinternet. Dat is een belangrijke voorziening. Mevrouw Oosenbrug gaf het belang van deze voorziening goed weer door, naar de toekomst kijkend, te vertellen hoe dat in Engeland nu al vorm krijgt. Als je alle voorzieningen al hebt, wordt die laatste voorziening natuurlijk iets waarop je extra geconcentreerd bent. De rest is immers vanzelfsprekend. Nu gaat het erom, dat laatste ook te krijgen. Ik heb bij een eerdere gelegenheid al aangegeven dat er in het buitengebied sprake is van een andere situatie. In een stad zitten mensen dicht op elkaar. Daar kunnen voorzieningen relatief goedkoop gerealiseerd worden. Als je in het buitengebied op anderhalve kilometer afstand van andere mensen woont, dan moeten er een aparte waterleiding, riolering, elektriciteitskabel en telefoonkabel worden aangelegd. En dan moet er ook nog breedbandinternet komen. Dat is natuurlijk allemaal wel heel begrijpelijk, maar mensen die in een buitengebied wonen, moeten zich realiseren dat zo'n buitengebied een aantal voordelen heeft, maar ook een aantal nadelen. Mensen moeten voor zichzelf een redelijke afweging maken.

De manier waarop mevrouw Mulder mijn eerdere woorden daarover heeft samengevat, vond ik sarcastisch en niet op zijn plaats. Zij heeft ook gezegd dat het belang van breedbandinternet in het buitengebied door mij altijd ontkend is, en dat ik er nu, twee weken voor de verkiezingen, ineens weer mee kom. Dat vind ik ook sarcastisch en niet op zijn plaats. Ik ben er altijd van overtuigd geweest dat breedbandinternet voor iedereen in het land belangrijk is, ook voor de mensen in het buitengebied. Ik ben voortdurend op zoek geweest naar mogelijkheden om dat te stimuleren. Ik ben ook zeer bereid om mijn eigen rol daarin te spelen. Het realiseren van zo'n voorziening is echter geen taak voor het Ministerie van Economische Zaken. Daar hebben wij het apparaat en de middelen niet voor. Dat soort voorzieningen wordt georganiseerd door bepaalde bedrijven. De overheden in het gebied waar sprake is van een specifieke problematiek, praten daarover met de bedrijven. Zij bekijken hoe zij een en ander kunnen ondersteunen. Gelderland heeft een groot buitengebied en is dus bezig met dit onderwerp. Ook andere provincies met een groot buitengebied zijn hiermee bezig. Dat hoort ook zo. De regionale overheden horen daar met de betrokken bedrijven mee aan de slag te gaan. Dat kun je niet op het bord schuiven van Economische Zaken. Ik kan het ook niet op het bord trekken van Economische Zaken. Ik kan hierin wel een goede rol spelen. Ik ben zeer bereid om dat te doen. Ik heb de Kamer ook duidelijk gemaakt hoe ik dat wens te doen. Ik ben van mening dat het het allerbeste is als je via glasvezel op het breedbandinternet bent aangesloten. Ook in de bebouwde omgeving is niet iedereen via glasvezel daarop aangesloten, maar in het buitengebied is dat zeker nog niet het geval, terwijl dat wel het beste zou zijn.

Een alternatief is dat je het via een 4G-netwerk doet. Dat is een redelijk alternatief. Daarmee kun je 70% tot 80% van de 320.000 huishoudens die niet op het vaste breedbandinternet zijn aangesloten, bereiken. Dit alternatief is echter niet optimaal. Als veel huishoudens op zo'n mobiele cel zijn aangesloten, kunnen er technische problemen ontstaan, waardoor de verbinding wegvalt of erg traag wordt. 4G is dus niet de ideale oplossing.

Een andere denkbare oplossing is dat je vanuit de huizen en de bedrijven die geografisch verspreid zijn, een draadloze verbinding maakt met een antenne en dat het vervolgens vanaf die antenne via het vaste net gaat. Dan ben je vanuit huis draadloos verbonden met de antenne en vanaf die antenne ben je aangesloten op het vaste net. Er werd gezegd: in de brief van de Minister staat niet dat dit alleen op Amsterdam-Zwolle van toepassing is. Het is ook niet alleen van toepassing op Amsterdam-Zwolle. Ten zuiden van de lijn Amsterdam-Zwolle is een bepaalde frequentie beschikbaar. Ik meen dat het gaat om 3,2 gigahertz. Daarboven zijn er andere frequenties beschikbaar: 5 gigahertz, 4,5 gigahertz. Groningen is op dit moment bezig om in het buitengebied ook zo'n wireless oplossing op te zetten. Dat kan dus in het hele land. De mate waarin dat kan moet nader worden bekeken. Het hangt natuurlijk ook sterk samen met de kosten.

Als je een voorziening wilt in een huis of bedrijf dat ligt in een gebied waar de huizen en bedrijven verspreid zijn, en er een draadloze verbinding moet worden gemaakt met een antenne, kun je dan gebruikmaken van bestaande antennes of moeten er nieuwe antennes worden neergezet? Welke kosten zijn daaraan verbonden? Hoe verhouden die kosten zich met het vaste netwerk? Dat moet allemaal worden uitgezocht. Daarom worden op heel veel plekken in het land initiatieven hiervoor genomen. Ik hoorde dat dit op 75 plekken wordt gedaan. Dat is heel goed. Ik wil graag meewerken aan die initiatieven. Daarom gaan wij een platform opzetten. Op dat platform kan al die informatie verzameld worden en toegankelijk worden gemaakt. Zo kan duidelijk worden wie daarbij geholpen kunnen worden en welke mogelijkheden er zijn. Als er technische problemen zijn, kunnen we bekijken wat we eraan kunnen doen. Als er andere problemen zijn, zoals organisatorische problemen, kunnen we ook bekijken hoe wij erbij betrokken kunnen worden. Maar als EZ kunnen wij het initiatief daarvoor niet overnemen. Het initiatief moet bij anderen liggen.

Mevrouw Klever (PVV): Ik probeer het heel helder te krijgen. Onder de lijn Amsterdam-Zwolle gaat het dus helemaal goed met de frequentie. Ik dacht trouwens dat die 3,5 gigahertz was. Zegt de Minister nu dat hij voor alles wat daarboven ligt, een andere frequentie vrijmaakt, zodat ook voor alle mensen die daar wonen, die radiofrequentie beschikbaar komt voor internet? Heb ik dat zo goed begrepen?

Minister Kamp: Dat heeft mevrouw Klever bijna goed begrepen. Boven die grens zijn er al andere frequenties beschikbaar. Daar wordt in Groningen ook al gebruik van gemaakt. In Flevoland zijn ze daar ook mee bezig.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Mijn vraag gaat over het platform. Daarvan zegt de Minister dat de overheid daar niet over gaat en dat hij andere partijen in the lead moet zetten. Heel vaak zijn er vragen van de initiatiefnemers, die iedere keer opnieuw zelf het wiel aan het uitvinden zijn. Daarvoor is het platform heel goed, maar is de backoffice op zo'n manier geregeld dat je uiteindelijk wel mensen van vlees en bloed aan de telefoon krijgt? Kan hiermee worden voorkomen dat mensen op hun eigen plekje het wiel blijven uitvinden? Het gaat er immers om dat deze belangrijke ontwikkeling wordt versneld voor de inwoners in het buitengebied.

Minister Kamp: Ik heb gezegd dat ik niet in the lead kan zijn om in het hele land voor de buitengebieden breedbandinternet te realiseren. Daar heb ik de verantwoordelijkheid niet voor. Daar heb ik het budget niet voor. Daar heb ik de organisatie niet voor. Dat moeten de betrokken bedrijven en de eerst betrokken overheden doen. Dat gebeurt ook. Provincies en gemeenten zijn ermee bezig. Dat is heel goed. Ik wil wel het platform opzetten en op dat punt de lead nemen. Dat doe ik ook. Het platform zal in de zomer functioneren. We zullen met de provincies, de gemeenten en de bedrijven die met de initiatieven bezig zijn, overleggen hoe we er precies invulling aan zullen geven en wat er eventueel aan backoffice beschikbaar komt. Ik kan niet zeggen hoe het er precies uit gaat zien. Ik vind het wel van belang om in een land waar een heleboel initiatieven op hetzelfde vlak gebeuren, ervoor te zorgen dat er een platform is waarbij je informatie kunt verzamelen en ondersteuning kunt geven. Zeker bij een belangrijke voorziening als breedbandinternet is dat zeer op zijn plaats. Ik zal dus mijn best doen om daar een goed functionerend platform voor op te zetten.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Ik dank de Minister voor de toezegging dat hij daarbij wel betrokken is, samen met de medeoverheden. Ik realiseer mij dat het niet iets is wat je alleen vanuit het Rijk zou moeten oppakken. Het is iets wat je samen met de andere overheden doet. Het is belangrijk dat de vragen op dit punt goed worden beantwoord, want al die mensen lopen er echt tegenaan. Het heeft dus wel grote prioriteit. De Minister zegt dat hij dit snel zal opzetten. Ik dank hem daarvoor.

Mevrouw Oosenbrug (PvdA): Ik hoor in de woorden van de Minister nog steeds een beetje doorklinken dat internet een extraatje is. Dat hebben we voorheen ook gehoord. Als internet inderdaad een extraatje zou zijn, dan zou ik het helemaal eens zijn met de Minister, maar dat is niet meer zo. Internet is inmiddels een grondrecht aan het worden. D66 en ook mijn eigen partij hebben dat al eerder aangegeven. Je kunt geen goede zorg krijgen zonder goede internetverbinding. Je kunt tegenwoordig geen onderwijs meer volgen zonder een goede internetverbinding. Het is niet meer een extraatje, om gezellig te candycrushen of wat dan ook. Het is iets geworden wat je nodig hebt in je bestaan. Nogmaals, ik wijs de Minister erop dat het een serieuze zaak is. Wat mij betreft is het een zaak van de overheid om ervoor te zorgen dat heel Nederland uiteindelijk breedbandinternet heeft.

De voorzitter: Wat is uw concrete vraag?

Mevrouw Oosenbrug (PvdA): Mijn concrete vraag betreft het volgende. De Minister zegt dat 4G een oplossing is, maar 4G is geen oplossing, want juist in de buitengebieden worden op dit moment allemaal windmolens neergezet die het signaal verstoren. De beste verbinding is de breedbandverbinding via de grond. De vraag is nogmaals of de Minister ervoor kan zorgen dat er glasvezel of wat dan ook wordt aangelegd. Daar kan de bestaande riolering voor gebruikt worden. Hoe gaat hij dat faciliteren? Dat is toch een heel heldere vraag?

De voorzitter: Dat is inderdaad een heldere vraag.

Minister Kamp: Wie heeft er gezegd dat internet er is om te candycrushen? Aan het begin van mijn beantwoording heb ik gezegd dat ik vind dat internet een nutsvoorziening is. Ik heb het vergeleken met water, riolering, elektriciteit en de telefoon. En dan zegt mevrouw Oosenbrug tegen mij dat ik meen dat het om te candycrushen is. Dat slaat helemaal nergens op. Ik vind internet een nutsvoorziening, een belangrijke voorziening. Gelet op het feit dat al die andere nutsvoorzieningen goed geregeld zijn, is het vanzelfsprekend dat de aandacht zich hierop richt. Ik heb ook gezegd dat mevrouw Oosenbrug dat terecht heeft geïllustreerd met het voorbeeld in Engeland. Hier wordt dus een tegenstelling gecreëerd die niet bestaat. Ik begrijp niet waarom mevrouw Oosenbrug dit doet. Het is mij niet helder.

Mevrouw Oosenbrug zegt ook dat ik zou hebben gezegd dat 4G de oplossing is. Ik heb helemaal niet gezegd dat 4G de oplossing is. Ik heb gezegd dat 4G technisch kan, maar dat het een beperking heeft. Het kan technisch voor 70% tot 80% van de 320.000 huishoudens waar het om gaat. Maar 4G heeft een beperking: als er te veel actieve gebruikers op één cel komen, krijg je te maken met storingen, uitval en een lagere snelheid. Daarom heb ik gezegd dat je het op een andere manier moet doen. Ik heb geschetst dat je vanuit een boerderij of vanuit een bedrijf of vanuit een huis een draadloze verbinding met een antenne kunt maken en dat je vervolgens vanaf daar een vaste verbinding kunt hebben. Dat alternatief kan worden opgezet. Daar gebruik je dan geen 4G-frequenties voor maar andere frequenties.

In een bijzin sprak mevrouw Oosenbrug over windmolens. In een land waar 17 miljoen mensen bovenop elkaar zitten, mensen met een zeer hoge welvaart, die op allerlei manieren zijn georganiseerd en die belangen hebben, botsen allerlei belangen met elkaar en dan moet je daar oplossingen voor vinden. Als je bezig bent met draadloze verbindingen in een gebied waar windmolens staan, dan kan daar een probleem zijn. Het probleem doet zich onder andere in Noord-Holland voor. Wij onderzoeken dat probleem en bekijken hoe wij daar een oplossing voor kunnen vinden. Die zullen wij in vergelijkbare gevallen weer toepassen.

In een andere bijzin sprak mevrouw Oosenbrug over riolering. Daar ben ik ook mee bezig. In het buitengebied heb je een heleboel voorzieningen die gebruikt kunnen worden als je een oplossing wilt vinden voor breedbandinternet voor de mensen in het buitengebied. Daar kunnen bijvoorbeeld mantelbuizen zijn die gebruikt zijn voor coaxkabels. Dan zou je door dezelfde mantelbuis glasvezel kunnen halen. Je zou ook op een verantwoorde wijze in een rioleringsbuis een glasvezelleiding kunnen plaatsen. Het kan ook zijn dat er in het buitengebied telecomkabels liggen die niet meer worden gebruikt. Dat gebeurt ook veel. Die telecomkabels zou je dan kunnen gebruiken voor dit doel. We zijn dat aan het uitzoeken. Als er belemmeringen zijn voor het gebruik, proberen we die belemmeringen weg te nemen. Als de eigenaren van die verbindingen kunnen tegenwerken, proberen we die mogelijkheid weg te nemen, opdat zij niet meer kunnen tegenwerken maar het moeten gedogen. Als telecomkabels ergens tien jaar liggen en niet meer worden gebruikt, dan vallen ze onder de precariorechten van de gemeente en dan moet de eigenaar daar veel voor betalen. Dan haalt hij die kabels weg en is hij van de kosten af. Wij bereiden ons voor op het veranderen van de regels op dat punt, zodat de precariorechten niet kunnen worden geheven en de kabels wel ter beschikking blijven. Ik heb aangegeven dat ik zeer gemotiveerd ben om mij op alle mogelijke manieren in te zetten om breedband in het buitengebied zo veel en zo goed mogelijk beschikbaar te krijgen. Er is geen reden voor de Kamer om daaraan te twijfelen.

Mevrouw Oosenbrug (PvdA): Door de reactie van de Minister kreeg ik de indruk dat internet meer werd gezien als een extraatje. Daarom heb ik het uitvergroot. Ik heb de Minister dus verkeerd begrepen. Mijn excuses daarvoor.

Minister Kamp: Geen probleem. Het gebeurt mij ook vaak.

Voorzitter. Er is gezegd dat voor de financiering van activiteiten ten behoeve van de beschikbaarheid van breedband in het buitengebied, ook de Junckermiddelen gebruikt zouden kunnen worden. Laten wij ons goed realiseren waar de Junckermiddelen voor zijn bedoeld. In de toekomstige welvaart in Europa moet door het bedrijfsleven worden geïnvesteerd. Dat gebeurt op dit moment te weinig, vooral als je het vergelijkt met wat er in Azië en in Amerika wordt geïnvesteerd. De Europese Commissie heeft het geanalyseerd en heeft bekeken wat er in Europa op dit moment te weinig wordt geïnvesteerd, met name in vergelijking met Amerika, waar we Europa het beste mee kunnen vergelijken. De uitkomst hiervan is dat er een investeringsachterstand is van 340 miljard euro. De Europese Commissie heeft vervolgens bekeken wat daaraan kan worden gedaan. Zij heeft een voorstel gemaakt, het plan Juncker, waarbij in totaal 21 miljard euro is vrijgemaakt. Die 21 miljard euro wordt gebruikt om garanties te geven voor financieringen. Men denkt dat er op grond van die 21 miljard euro een hefboomeffect optreedt en dat het totale bedrag van 340 miljard voor investeringen beschikbaar kan komen. Eerst zouden banken daar zelf risicodragend in moeten stappen. Vervolgens zouden op grond van die basis bedrijven ook eigen geld erin kunnen steken en geld kunnen lenen. Op die manier komt er dan, alles bij elkaar, 340 miljard euro beschikbaar. Maar die 21 miljard die Europa erin steekt, is niet het geld dat wordt uitgegeven. Die 21 miljard wordt gebruikt om de garantie te kunnen afdekken.

Het geheel dat de «Junckermiddelen» wordt genoemd, is vooral bedoeld voor het mogelijk maken van financiering. Met de Junckermiddelen wordt bereikt dat wat meer risicovolle projecten ook kunnen worden gefinancierd. Er is in Europa al veel geld beschikbaar voor financiering, maar via deze constructie zijn er ook middelen beschikbaar voor projecten waarbij meer risico wordt gelopen. We zullen bekijken in hoeverre onze projecten in het buitengebied hiervan gebruik kunnen maken. Het hangt ervan af. Het kan zijn dat sommige initiatiefnemers, bijvoorbeeld de provincie Gelderland, zeggen: wij hebben zelf de mogelijkheden om die risico's af te dekken; wij kunnen met onze eigen middelen goedkoop financieren en hebben de zogenaamde Junckergarantie niet nodig. Misschien zeggen andere provincies: voor zo'n initiatief hebben wij risicodragend kapitaal nodig in de vorm van achtergestelde leningen. Misschien kunnen zij die krijgen met gebruikmaking van de Junckerconstructie. Die provincies willen wellicht graag weten hoe zij daarvan gebruik kunnen maken. Daar wil ik graag met de initiatiefnemers over praten, om dat voor elkaar te krijgen.

Er is in Nederland geen nationale investeringsbank. Op dit moment bekijken Financiën en Economische Zaken samen hoe we de dingen die er in Nederland wel zijn, de regionale ontwikkelingsmaatschappijen, de NIBC, de Nederlandse Waterschapsbank, de Bank Nederlandse Gemeenten, de Nederlandse Investeringsinstelling (NLII), de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, kunnen koppelen en bepaalde diensten daaruit kunnen samenvoegen. We bekijken of we iets kunnen maken waardoor er goede projecten voor onder andere de Junckerconstructie kunnen worden gevonden en waardoor die projecten in een goede vorm kunnen worden gegoten. Ik zal er zelf op toezien dat daarbij ook breedbandinternetprojecten in het buitengebied in beeld komen.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): In voorgaande debatten riep ook het CDA de Minister al op om te kijken naar de Europese mogelijkheden. Toen gaf de Minister aan dat Nederland geen kans maakt, aangezien het vooroploopt met snel internet. Daar was de Minister altijd heel duidelijk over. Zijn de Junckergelden de aanleiding om toch het Europese traject te bewandelen? Hoe werkt dat precies volgens de Minister?

Minister Kamp: Wij krijgen geen geld uit de zogenoemde Junckermiddelen. Die Junckermiddelen zijn er alleen voor garantie. Mevrouw Mulder zegt dat ik vorige keer niet precies wist hoe het zat. Vorige keer ging het echter niet over de Junckermiddelen, want die waren nog helemaal niet aan de orde. Vorige keer ging het met name over de Connecting Europe Facility (CEF). Daar heeft ook mevrouw Klever naar gevraagd. Ik zal daar zo wat over zeggen. Indertijd heb ik gezegd dat er relatief bescheiden bedragen beschikbaar zijn, dat bijna heel Europa het wat dit betreft slechter voor elkaar heeft dan Nederland en dat, als Europa geld beschikbaar heeft voor dit doel, het dus heel erg voor de hand ligt dat het geld naar die delen van Europa gaat waar de achterstand groot is en niet naar dat deel waar ze het in de ogen van Europa al bijna voor elkaar hebben. De mogelijkheden op dat punt zijn dus minder groot, maar nu gaan we het opnieuw bekijken voor de Junckerconstructie. Ik denk dat de Junckerconstructie voor een aantal initiatieven in Nederland wel degelijk een mogelijkheid is. Daarom breng ik die constructie nu in beeld. De Junckerconstructie is nog niet helemaal uitgewerkt. Daar is men nog mee bezig. Een en ander moet in de komende tijd nog nader worden ingevuld, maar we hebben al een beetje zicht op hoe het nu gaat. Er wordt een apart fonds gemaakt: het Europees Fonds voor Strategische Investeringen (EFSI). De Europese Investeringsbank (EIB) wordt ingeschakeld. We zijn hierover ook met het EIB-kantoor in Nederland in gesprek. Als er Europese mogelijkheden zijn, dan proberen wij die mogelijkheden te verkennen. Als het kan, proberen wij die mogelijkheden ook te benutten.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Ik hoor vanuit Europa dat het inmiddels storm loopt bij dat fonds en dat wie het eerst komt het eerst maalt. Klopt dat volgens de Minister? Zijn we dan nog op tijd om er garanties uit te kunnen krijgen op het moment dat wij onze plannen klaar hebben?

Minister Kamp: Wat betreft de Junckerconstructie zitten wij er werkelijk bovenop. Mijn collega van Financiën en ik hebben het afgelopen vrijdag in het kabinet besproken. Wij hebben toen met elkaar afgesproken dat wij ervoor zullen zorgen dat er een organisatie wordt gevormd uit bestaande organisaties, waardoor we de goede projecten kunnen selecteren, die in de goede vorm kunnen gieten en aan Europa kunnen aanbieden. Alles wat er op dat punt gedaan moet worden, wordt ook gedaan. Wij zullen ervoor zorgen dat Nederland bij deze mogelijkheid niet achteraan loopt, in de wetenschap dat het hier niet om subsidie gaat maar om het kunnen regelen van financiering voor risicodragende projecten. De beschikbaarheid van geld is niet zo'n groot probleem in Europa, ook niet in Nederland, maar er is minder geld beschikbaar voor risicodragende projecten. Daar zou dit toch een goede aanvulling voor kunnen zijn.

Misschien kan ik tussendoor een vraag van mevrouw Oosenbrug beantwoorden. Zij sprak over cookies. Daar hebben we inmiddels wetgeving voor. Die is net in werking getreden. Door die wetgeving hoeft niet meer voortdurend om toestemming te worden gevraagd aan gebruikers van websites. Ik hoop dat binnenkort de resultaten van die nieuwe wetgeving zichtbaar zijn. De heer De Liefde begon hier ook over. De Kamer heeft gezegd dat al die verschillende manieren om toestemming te vragen voor de klanten heel verwarrend zijn en dat het op een gestandaardiseerde manier moet gebeuren. Mevrouw Oosenbrug vroeg of we wel breed genoeg met de goede organisaties in overleg zijn. Wij zijn goed in overleg. We zijn een behoorlijk eind opgeschoten. Ik denk dat het mogelijk is om een protocol te maken waar men zich in de regel aan zal houden. We proberen het op die manier te regelen in plaats van via regels en wetgeving. Anders loop je altijd achter de feiten aan. Als je de markt kunt meekrijgen, is het beter. Daarom praten we altijd eerst met de markt. We hebben een voorgenomen aanpak. Dan consulteren we bepaalde organisaties. Vervolgens proberen we om het tot een succes te maken, als het even kan op vrijwillige basis. Als mevrouw Oosenbrug geïnteresseerd is in het rijtje, kan ik haar zeggen dat we de Algemene Nederlandse Vereniging van Reisondernemingen, de Dutch Dialogue Marketing Association en het Nederlands Uitgeversverbond erbij hebben gehaald, evenals de brancheorganisatie voor webwinkels, VNO-NCW, MKB-Nederland, Bird & Bird, het CIO Platform, KPN, het PI.lab, TNO, UPC en Google. We hebben Criteo erbij gehaald in het kader van digital performance advertising. We hebben de Bond van Adverteerders erbij gehaald, evenals Sanoma en Dutch Digital Agencies. Ook hebben we het Interactive Advertising Bureau erbij gehaald. Ik hoop dat dit met elkaar tot enige tevredenheid bij mevrouw Oosenbrug kan leiden.

De heer De Liefde liet zich positief uit – dat is ook weleens aardig voor de afwisseling – over het overstappen van kleine ondernemers naar andere providers. De heer De Liefde is trouwens vaak positief. Zijn initiatief lijkt een goede uitkomst te hebben. Daar ben ik ook blij mee. De heer De Liefde sprak over de ondernemers in het buitengebied. Daar heb ik reeds op gereageerd.

De heer De Liefde ziet de reguliere mobiele dekking in het buitengebied als ondermaats. Ik zie die helemaal niet als ondermaats. Ik denk dat de reguliere mobiele dekking in Nederland heel goed is. Wij hebben het zelf nog een keer onderzocht en uit dat onderzoek blijkt dat de dekking heel goed is. In vrijwel heel Nederland is er 4G-dekking. De Europese Commissie heeft het ook nog een keer laten onderzoeken. Uit dat onderzoek bleek ook dat de reguliere mobiele dekking goed is. Dat wil niet zeggen dat die perfect is. Daarom zijn bedrijven nog steeds bezig om de dekking verder te verbeteren.

Op het punt van de C2000-masten zijn we al een behoorlijk eind opgeschoten. Ik zal de collega van Veiligheid en Justitie opnieuw aanspreken om te bekijken hoe de situatie op dit moment is. Het was een heel nuttig voorstel om ook de C2000-masten waar dat kan, ervoor in te schakelen. We zijn daarover in gesprek. We zijn hier ook al een eind mee opgeschoten, maar het gaat natuurlijk om de resultaten die worden bereikt. Ik zal het de Kamer te zijner tijd laten weten.

De voorzitter: Ik vraag de heer De Liefde om het voorzitterschap even over te nemen zodat ik naar de regeling van werkzaamheden kan gaan.

Voorzitter: De Liefde

De voorzitter: Mijnheer Verhoeven, wilt u een punt van orde maken?

De heer Verhoeven (D66): Ik weet niet precies in welke categorie het valt.

De voorzitter: Brand maar los!

De heer Verhoeven (D66): Ik wil even opmerken dat er zo dadelijk ook een stemming is.

De voorzitter: Dat is ons allen bekend. U kwam iets later binnen, maar die mededeling is gedaan.

Minister Kamp: Op de digital single market ben ik ingegaan.

Nu ga ik in op de etherfrequenties van de radio. Als een commercieel radiostation een etherfrequentie heeft, is het heel begrijpelijk dat het die graag wil houden. De heer Verhoeven zei dat de stations die een frequentie hebben, daar blij mee zijn. Als zij die frequentie willen houden, zonder dat andere partijen ook nog eens tot die markt toetreden, is dat mooi. De wetgever, de Eerste en Tweede Kamer en het kabinet, heeft in de wet vastgelegd dat een veiling het uitgangspunt is bij de verdeling van schaars goed zoals radiofrequenties. Ik wil daaraan vasthouden. Als er bijzondere omstandigheden zijn, kun je daar echter een uitzondering op maken. Dat hebben we in 2009 gedaan voor de radiofrequenties voor commerciële radio. Over de resultaten daarvan ben ik niet enthousiast. Bij de verlenging moet een bedrag afgesproken worden. Dat is een heleboel gedoe. Bovendien worden er juridische procedures gevoerd waar je dus vanaf 2009 tot nu mee bezig bent. Om dat soort toestanden te voorkomen, is er in de wet vastgelegd dat het uitgangspunt is dat je tot veiling overgaat. Voor degenen die de frequenties hebben, zouden wij de periode nu kunnen verlengen en weer een spel met juridische procedures moeten ingaan. Ik moet eens goed nadenken over de manier waarop ik dat nu het beste kan gaan doen. De leden hebben gesproken met de stations die nu over radiofrequenties beschikken en graag willen verlengen. De heer Verhoeven zei dat daar ook andere kanten aan zitten en het lijkt mij verstandig om dat te vermelden. Als volgende element voeg ik daaraan toe wat wij zelf in de wet hebben gezet. Gegeven de wet en hetgeen er speelt op het punt van digitalisering van de radio, zal ik zoeken naar een nette manier om dit alles voor de volgende periode aan te pakken. Ik zal voordat ik daarover besluit, met de Kamer van gedachten wisselen. Ik zal hierover dus eerst met het veld spreken, dan mijn standpunt bepalen en vervolgens met de Kamer daarover van gedachten wisselen. Daarna zullen wij het gaan uitvoeren.

De heer Verhoeven (D66): Ik ben benieuwd of de Minister van plan is om dan in de markt te vragen of te peilen of er bepaalde gegadigden zijn. Kan daar openheid over gegeven worden? Anders wordt het een soort schimmenspel. Bij Kamerleden komen vooral de mensen op bezoek die al een frequentie hebben. Ik sta daar ook heel erg open voor. Als die zeggen dat er waarschijnlijk geen andere partijen zijn, vind ik het logisch om niet te gaan veilen, want veilen met één partij slaat nergens op. Dat is eigenlijk hetzelfde als verlenging waarbij een nieuwe prijs wordt afgesproken. Als de Minister kan achterhalen of er al dan niet andere gegadigden zijn, kan de Kamer daar veel beter over meedenken en besluiten nemen.

Minister Kamp: Je hebt nooit het volledige overzicht. Je mag het om te beginnen niet beperken tot Nederland, want iedereen mag hieraan meedoen. Ik weet niet wat voor belangstelling er in de hele wereld is. Ik kan het nu wel vragen, maar het is ook heel goed mogelijk dat andere heel serieuze partijen pas over een halfjaar belangstelling hebben. Wij hebben niet voor niets in de wet vastgelegd dat er een veiling moet zijn. De overheid heeft immers de verantwoordelijkheid voor een schaars goed. Dat schaarse goed moet ter beschikking gesteld worden aan iemand. Waarom krijgt de een het wel en de ander niet? Je moet je wat dat betreft goed kunnen verdedigen en dat gaat het beste met een veiling, want dan kan de markt gewoon bepalen wat het waard is. Zo hebben wij het ook gedaan met de frequenties voor mobiele telefonie. Wat heeft dat ook alweer opgebracht? Ik geloof dat het 3,8 miljard was. Het gaat dus niet alleen over schaars goed, maar ook over iets wat geld waard is. Hoeveel het precies waard is, weet ik niet, want de marktomstandigheden veranderen. Ik vind een veiling altijd de beste methode om dit te doen. Als ik zie wat voor complicaties zich rond die verlenging allemaal hebben voorgedaan, ben ik daar helemaal niet blij mee. Maar ik sluit verlenging ook niet uit. Ik ga het nu dus gewoon zakelijk bekijken. Ik doe eerst mijn huiswerk en vervolgens komt dat op een goed moment bij de Kamer. Dan kunnen wij daarover praten en daarna zal ik het gaan uitvoeren.

De heer Verhoeven (D66): Dat lijkt me een prima aanpak. Het is fijn dat de Kamer de kans krijgt om daarover mee te denken. Dat is ook gebeurd bij de telecomfrequenties. Is de Minister ook van mening dat er geveild moet worden als er echt maar één gegadigde is?

Minister Kamp: Je kunt niet zeggen dat er maar één gegadigde is. Je hebt een bepaalde hoeveelheid frequenties ter beschikking en die worden geveild. Als je ooit een frequentie hebt gehad, is die niet jouw bezit in die zin dat die alleen nog maar aan jou verkocht kan worden. Zo werkt het niet. Het is niet zo dat er één frequentie is met één gegadigde. Een deel van het frequentiespectrum is voor dit doel beschikbaar en dat moet dan verdeeld worden op een transparante en eerlijke manier, namelijk zodanig dat de waarde daarvan aan de overheid ten goede komt, ook omdat het een schaars goed is dat in het algemeen belang verdeeld moet worden. Dat is de systematiek. In de praktijk zitten daar allerlei haken en ogen aan en daarom kan het zijn dat je in bepaalde omstandigheden toch voor een verlenging kiest. Ik moet zeggen dat ik het wel heel bijzonder vind om eerst een verlenging vanaf 2009 tot 2015 te doen en dan nog eens een verlenging van zes jaar vanaf 2015. Dat zou een opmerkelijke afwijking van de wet zijn. Dat soort dingen weeg ik allemaal mee als ik dit ga bekijken. De Kamer heeft gezegd wat zij hiervan vindt en ik heb gezegd wat ik ervan vind. Ik stel voor dat ik nu mijn huiswerk doe en dat vervolgens presenteer aan de Kamer. Dan kunnen wij bekijken wat de conclusie uiteindelijk moet zijn. Voordat ik de Kamer met dit onderwerp lastigval, zal ik vanzelfsprekend de nodige gesprekken hebben met de betrokken bedrijven.

De voorzitter: Op welke termijn kunnen wij die informatie verwachten? Mij staat bij dat eerder gezegd is dat die er voor de zomer zal zijn.

Minister Kamp: Ik weet zo niet wanneer wij moeten beslissen over veiling of verlenging. Dat zal in ieder geval voor de zomer gebeuren. Als ik daar afwijkende informatie over heb, zal ik die aan de Kamer doen toekomen.

Nu we toch over radio spreken, wil ik ook ingaan op digitale radio. Ik heb geen enkele twijfel over digitale radio. Daar komt het uiteindelijk natuurlijk op uit. Digitale radio is veel aantrekkelijker dan analoge radio. De kwaliteit van digitale radio is hoger. Bovendien kun je op eenzelfde spectrum veel meer kwijt. Wij gaan dus zeker naar digitale radio. Er is veel gaande op dit vlak. Met name de heer De Liefde zei dat het knelpunt hem eigenlijk zit in de autoradio. Dat is volgens mij waar. Het is een kip-of-eiverhaal. Zodra de consumenten er belangstelling voor hebben, komen de producten er ook. Als de producten er niet zijn, hebben de consumenten ook nog geen belangstelling. Je moet daar op een gegeven moment doorheen. Dat is het geval bij alle producten van de sector waar wij nu over spreken. Het lukt altijd, maar de vraag is wanneer het lukt. Graag speel ik mijn eigen rol bij het stimuleren daarvan. Ik kan mij heel goed voorstellen dat overleg met de organisatie van autofabrikanten daar ook nuttig voor zou kunnen zijn. Ik blijf dus mijn best doen om ervoor te zorgen dat wij de digitalisering van de radio zo snel mogelijk werkelijkheid kunnen laten worden. Ik ben mij bewust van het knelpunt dat de heer De Liefde noemde. Ik denk dat ik de vragen van de heer De Liefde hiermee afgehandeld heb.

Dan kom ik bij de vragen van mevrouw Gesthuizen. Zij ging met name in op het onderzoek naar Facebook dat gedaan wordt door het College bescherming persoonsgegevens. Zij ging ook in op de privacyaspecten van het internet of things. Ik kan geen mededelingen doen over de onderzoeken, maar ik kan wel in algemene zin zeggen dat wij met onze privacywetgeving en onze onafhankelijke toezichthouder de zaak volgens mij goed geregeld hebben. Ik probeer om steeds alles binnen dat kader op te lossen. De wet moet duidelijk zijn. Voor zover er uitlegproblemen zijn, pakt onze capabele toezichthouder die op. Als de toezichthouder ergens mee bezig is, mag ik daar geen mededeling over doen. Ik heb daar ook geen invloed op. Ik kan niet zeggen: doe dit wel en dat niet. De toezichthouder maakt zelf uit wat hij doet en vervolgens komt hij met bevindingen. Dit geldt ook specifiek voor Facebook. Als daar een onderzoek naar loopt, kan ik daarover geen mededelingen doen.

Nu kom ik op het internet of things. Ik vind dat een zeer gewenste ontwikkeling. Bij de smart industry maken wij daar ook veel gebruik van. Het samenvloeien van industrie, de maakindustrie, ICT en het internet of things is zich nu aan het voltrekken. Dit proces zal zich verder voortzetten. Op dit gebied vind ik de toepassing daarvan prima. Zolang er geen persoonsgegevens worden verwerkt of dingen worden gecombineerd, is er niets aan de hand. Zodra dit wel aan de hand is, dus zodra persoonsgegevens in beeld zijn en gebruikt worden, moet de Wet bescherming persoonsgegevens toegepast worden. De handhaving gebeurt door het College bescherming persoonsgegevens. Ik kan ook onderzoeken laten doen als dat nodig is. Ik geloof dat die systematiek goed werkt en dat de toezichthouder goed functioneert.

De voorwaarden die Google en Facebook stellen, zijn een cruciaal punt. Mevrouw Gesthuizen stipte dit aan. Er wordt veel gebruikgemaakt van Facebook en van de faciliteiten van Google en daarom is het van het allergrootste maatschappelijk belang dat met de privacyaspecten precies volgens de letter en de geest van de wet wordt omgegaan. Ik vind dat een zodanig belangrijk punt dat ik de toezichthouder daar uiteraard het werk laat doen, maar dat ik mij zelf ook op de hoogte stel van de bevindingen van de toezichthouder. Ik laat mij niet zozeer informeren over concrete onderzoeken en over concrete handhavingsproblemen die zich voordoen, maar wel over de manier waarop de toezichthouder het geheel overziet. Kan wat in de wet bedoeld wordt, ook in de praktijk worden afgedwongen? Als dat nodig is, kan ook het college op dit punt functioneren. Ik ben van plan om daar eens apart over door te spreken met het college, juist vanwege het belang van de diensten die Facebook en Google bieden.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Op zo'n reactie van de Minister zat ik te wachten. Dat lijkt mij heel verstandig. De Minister zegt dat wij een goed systeem hebben van wetten en een toezichthouder, en dat dit goed functioneert in Nederland. Graag wil ik van de toezichthouder horen of het ook allemaal lukt en voldoende is. Ik ben dus erg blij met wat de Minister zegt. Ik neem aan dat de Kamer op de een of andere manier op de hoogte wordt gesteld van de bevindingen van de Minister naar aanleiding van het gesprek of wat daar verder uit zou voortkomen.

Minister Kamp: Ja, het gesprek heeft minder waarde als ik de Kamer niet op de hoogte zou brengen. Laten wij het zo doen. De toezichthouder doet zijn werk. Ik versta mij met de toezichthouder om een beeld te krijgen van de praktijk en ik informeer de Kamer daarover, zodat zij daar ook een opvatting over kan hebben en kan bekijken of dat in overeenstemming is met de signalen die de Kamerleden zelf ontvangen. Laten wij het dus zo doen als mevrouw Gesthuizen zegt.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Mogen we dat al voor de zomer tegemoetzien?

Minister Kamp: Ik zal met de toezichthouder het beste moment voor dit gesprek overleggen. Het is wel reëel dat ik zal proberen om dit voor de zomer te doen, zodat de informatie bij de Kamer is voor de begrotingsbehandeling van EZ. Laten wij dat maar even als voorlopig tijdschema vasthouden. Als het anders is, hoort de Kamer dat nog. Over het goede moment zal ik ook met het college spreken.

Mevrouw Gesthuizen heeft ook gesproken over big data en profilering. Zij zei niet alleen dat bedrijven zich aan de regels moeten houden, maar ook dat overheden in hun eigen belang, zoals ze dat zelf zien, de bescherming van de persoonsgegevens niet mogen ondermijnen. Dat ben ik met mevrouw Gesthuizen eens. Er is wat dit betreft geen verschil tussen bedrijven en overheden. De bescherming van persoonsgegevens geldt voor iedereen. Ik moet er dus attent op zijn als dit bij andere overheden of in andere landen gebeurt, want als dat zo is, moet ik duidelijk maken dat dit wat mij betreft zo niet kan. Bovendien moet ik dan in Europees verband bespreken hoe wij het met elkaar eens kunnen worden over een richtlijn die volgens ons wel zou kunnen.

Mevrouw Gesthuizen heeft ook gevraagd wat ik doe om bedrijven te helpen om zich te gedragen volgens de regels voor privacybescherming. Samen met het bedrijfsleven hebben wij het ECP opgericht, het Platform voor de InformatieSamenleving. Dat heeft een aparte werkgroep e-privacy die zich actief met dit onderwerp bezighoudt. Wij proberen met name om de privacyvoorwaarden voor zo veel mogelijk mensen leesbaar en begrijpelijk te laten zijn. Bovendien proberen wij het voor bedrijven heel gemakkelijk te maken om de privacyvoorwaarden toe te passen en inzichtelijk te maken voor hun klanten. ECP is het goede platform voor een goede samenwerking tussen bedrijfsleven en overheid. De werkgroep e-privacy doet het prima. Ik denk dat dit een goede invulling van onze verantwoordelijkheid is.

Het Privacy & Identity lab(PI.lab) waarin Radboud Universiteit Nijmegen, TNO, TILT (Tilburg University) en SIDN samenwerken, heeft op mijn verzoek gewerkt aan een actieplan voor privacy. In dat plan zullen de beste technologieën op het gebied van privacy, de beste praktijken – want hoe ga je in de praktijk om met die technologieën? – en de meest bruikbare innovaties op privacygebied staan. Dit alles zou ook breder kunnen worden toegepast. Ik zal bekijken hoe ik het bedrijfsleven het beste kan stimuleren om de resultaten van dat onderzoek toe te passen. Ik zal naast dit onderzoek ook het ECP gebruiken en andere mogelijkheden om de gewenste verbeteringen voor elkaar te krijgen.

Voorzitter: Heerema

Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik heb de Minister ook nog tamelijk onomwonden gevraagd of het geen goed idee zou zijn als er bij Economische Zaken in het kader van de veiligheid van bedrijven een potje zou komen waarmee ondernemers hun internetactiviteiten beter kunnen beveiligen en hun veiligheid en die van hun klanten beter kunnen borgen. Een dergelijk potje was er onder Staatssecretaris Heemskerk.

Minister Kamp: Mevrouw Gesthuizen heeft mij met dat potje het leven redelijk zuur gemaakt. Ze probeert namelijk met grote regelmaat om geld uit de EZ-begroting los te weken en over te laten maken naar het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Ik heb de schade tot nu toe redelijk beperkt kunnen houden, maar mijn enthousiasme voor dat soort potjes is beperkt. Ik wil het liever op een inhoudelijke manier doen. Ik vind niet dat de overheid bedrijven moet subsidiëren voor het toepassen van de wet. Dat is hun eigen verantwoordelijkheid. Wij moeten bedrijven echter wel in staat stellen om de wet goed toe te passen en dat doen wij op de manieren die ik net beschreven heb. Ik heb net gezegd wat ik aan het doen ben op dit vlak en dat is mijn alternatief voor het potje van mevrouw Gesthuizen.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Ik snap dat het meteen gevoelig wordt als een Kamerlid om geld gaat zeuren. Het gaat niet alleen maar om het toepassen van de wet. Het gaat niet alleen om veiligheid van bijvoorbeeld klanten en het feit dat een ondernemer de plicht heeft om ervoor te zorgen dat andere mensen niet met de data van de klanten aan de haal kunnen gaan, maar juist ook om de veiligheid van ondernemingen zelf. Als je TNO toch een onderzoek laat uitvoeren dat ook die richting opgaat, waarom doe je dan niet boter bij de vis en zeg je dat je dit belangrijk vindt? Internet wordt steeds groter en belangrijker en de verschuiving van criminaliteit naar internet is er nu eenmaal. Fraude is bijvoorbeeld veel gemakkelijker te plegen door het internet. Waarom dan geen boter bij de vis?

Minister Kamp: Omdat dit een eigen verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven is. Dit moet het bedrijfsleven echt zelf doen. Dat kan de overheid niet overnemen. Daarbij komt dat wij ook goed met onze begroting moeten omgaan. Ik mag geld uitgeven als ik daar geld voor gekregen heb van de volksvertegenwoordiging volgens de Begrotingswet. Voor dit doel heb ik geen geld gekregen. Wel heb ik een budget gekregen voor de komende jaren met als uitkomst dat een kwart van het budget van Economische Zaken afgaat, als je de energie, de SDE+-heffing en dat soort dingen eruit haalt. Ik ben dus voortdurend bezig met het beperken van uitgaven en het afstoten van dingen om de verlaging van het budget met 25% waar te kunnen maken. Ik kan niet buiten de begroting om toezeggingen doen om geld uit te geven aan dingen waarvoor bedrijven volgens mij zelf verantwoordelijk zijn. Ik vind wel dat het onderwerp zodanig belangrijk is, zoals ik net al zei, dat ik daar een positieve rol in moet spelen. Dat doe ik ook. Er gaat wel geld van de overheid naar het ECP als geheel dat hier de rol speelt die ik net heb aangegeven. Dat stelt het platform in staat om zich onder andere hiermee bezig te houden. Ik zal een idee geven van de bedragen waar het om gaat. Van Veiligheid en Justitie gaat daar een bedrag van € 330.000 naartoe. Economische Zaken is de tweede financier en draagt € 773.000 bij aan ECP. De commerciële partners in ECP betalen met elkaar € 273.000. Op een budget van afgerond 1,4 miljoen komt er ruim meer dan 1 miljoen van de overheid. Op die manier dragen wij indirect bij aan het doel dat mevrouw Gesthuizen bepleit.

Op de vragen van mevrouw Mulder, mevrouw Oosenbrug en mevrouw Klever ben ik al ingegaan.

De heer Verhoeven sprak over de netneutraliteit, zoals hij dat regelmatig probeert te doen en terecht. Hij keek boos toen hij de naam van Eurocommissaris Oettinger noemde, want die had een uitspraak gedaan waar hij zich heel weinig bij kon voorstellen. Ik kan mij bij die uitspraak net zo weinig voorstellen. Ik spreek over dit onderwerp met zijn collega Ansip. Ik denk dat dit zich nog een beetje aan het uitkristalliseren is bij de Europese Commissie. Je hebt drie commissarissen die zich bezighouden met allerlei aspecten van telecom en media. Het is belangrijk dat er gewoon stukken hierover van de Europese Commissie komen. Met name de Strategy for the Digital Single Market die in mei zal komen, zal duidelijkheid geven over de betrokkenheid van de verschillende Eurocommissarissen en over de opvatting van de Europese Commissie als geheel. Misschien heeft de heer Verhoeven die specifieke uitspraak wat bondig samengevat, maar ook ik kan mij niets goeds daarbij voorstellen.

De big data hebben wij besproken. Als bedrijven zich niet aan protocollen of afspraken willen houden, wat gebeurt er dan, vroeg de heer Verhoeven zich af. Het is heel lastig om alles in wetgeving te vangen, zeker in een zo snel veranderende markt. Ik wil liever geen restrictieve wetgeving, maar zo veel mogelijk wetgeving die dingen mogelijk maakt en goede ontwikkelingen stimuleert. Als de Kamer iets echt belangrijk vindt en daar met het veld afspraken over probeert te maken en dat niet lukt, rest mij niets anders. Als het veld niet wil, moeten wij het gaan regelen. Maar dat is niet mijn uitgangspunt. Als je het goed bespreekt met het veld, kom je tot een uitkomst en een eigen conclusie. Als je die nog eens consulteert, blijkt vaak dat men bereid is om die uit te voeren. De onderliggende controle werkt dan ook wel. Als dat niet zo is en wij het toch belangrijk vinden, moet het gewoon anders.

De heer Verhoeven heeft ook gesproken over de gegevens die de overheid, zoals de AIVD, verzamelt. Totdat de agenten gingen staken, werden ook gegevens over te hard rijden op de snelwegen verzameld, naar ik begrepen heb. Het zal duidelijk zijn dat de overheid net zo zorgvuldig moet omgaan met big data als bedrijven. Ik vind eigenlijk dat de overheid daar extra zorgvuldig mee moet omgaan, omdat de overheid het goede voorbeeld moet geven. Dus bij alle dingen die de AIVD doet en die op de snelweg plaatsvinden, bekijkt de overheid heel goed wat er binnen de regels, binnen de geest van de regels en binnen de eigen normen van de overheid wel en niet kan. Ik kan de heer Verhoeven toezeggen dat ik daar zelf ook aandacht voor zal hebben in aanvulling op alles wat mijn collega's van I en M en BZK al doen. Er moet geen discrepantie zijn tussen wat we vragen van het bedrijfsleven en wat we als overheid zelf presteren.

De heer Verhoeven heeft ook gesproken over de bewaarplicht, waarover heel recentelijk een uitspraak is gedaan. Laat me nog even bestuderen hoe dat precies zit en hoe we daarmee om moeten gaan. Veiligheid en Justitie – daar is-ie weer – is hier ook bij betrokken. Veiligheid en Justitie is met een wetswijziging gekomen. We moeten bekijken of die wetswijziging in een nieuw licht moet worden bezien aan de hand van de uitspraak die nu is gedaan. Als dat het geval is, kan het zijn dat dit voorstel aangepast wordt. Als dat niet zo is, kan het verder in procedure worden gebracht. De ins en outs van de bewaarplicht krijgen de aandacht die ze verdienen. We zullen ermee omgaan zoals ik net in reactie op de heer Verhoeven schetste. We zullen bekijken of ons voornemen om daar de problemen op te vangen nog adequaat en actueel is na deze rechterlijke uitspraak. Anders passen we dat aan.

Ik hoop dat ik hiermee alle vragen naar genoegen heb beantwoord.

De voorzitter: Dank u wel. Wij moeten zo stemmen in de plenaire zaal. Ik denk dat het niet gaat lukken om de tweede termijn voor de stemmingen af te ronden. Het lijkt mij verstandig om nu te schorsen.

De heer Verhoeven (D66): Ik denk dat we beter gewoon door kunnen gaan. De regeling kan soms best lang duren. Alle tijd die we nu benutten, hoeven we straks niet meer te gebruiken.

De voorzitter: Ik ben als was in uw handen. Dan gaan we beginnen. Ik geef een spreektijd van anderhalve minuut en sta geen interrupties toe.

De heer De Liefde (VVD): Voorzitter. Ik ben blij met de antwoorden van de Minister in eerste termijn. Er is veel duidelijk geworden over zijn intenties, onder andere over het breedbandinternet. Hij heeft vakkundig de verkeerde CDA-aanname ontmanteld en verhelderd; dat is mooi. De zorgen zijn weggenomen.

Mijn fractie is blij dat de Minister hoopvol is over de uitkomsten van het cookieprotocol. Mijn fractie heeft zich er de afgelopen periode flink voor ingezet. Dat is van groot belang voor consumenten en alle bezoekers van de miljarden internetpagina's.

De Minister spreekt binnenkort met de opvolger op V en J over C2000. Ik ben benieuwd wanneer hij de resultaten kan laten zien. Hij zei dat hij die resultaten graag wil delen, maar hij heeft niet gezegd wanneer.

Radio: verlengen of veilen? De Minister sprak stevige woorden, vond ik. Ik heb een document gezien, een soort enquête, dat afgelopen maandag door zijn departement naar alle radiostations is gestuurd. De toon in die enquête was opener en neutraler dan de toon die de Minister hier heeft gehanteerd. Kunnen de radiostations bouwen op de tone of voice uit de enquête of moeten zij meer uitgaan van de tone of voice zoals de Minister die nu hanteert?

Mevrouw Gesthuizen (SP): Voorzitter. Ik dank de Minister voor zijn antwoorden. Ik heb de toezegging genoteerd dat er overleg met het CBP zal plaatsvinden.

Ik heb de vergadering heel eventjes moeten verlaten, dus misschien heb ik iets gemist in de beantwoording van de Minister over de veiling. Ik begrijp uit wat er wordt gezegd dat de Minister niet meer zo geharnast in het dossier zit als afgelopen november. Toen leek hij er nog helemaal van overtuigd te zijn dat er per se geveild moest gaan worden. Ik begrijp dat er nu in ieder geval voor de zomer uitsluitsel wordt gegeven. Misschien krijgen we dus nog wel van deze Minister te horen dat het toch verstandiger blijkt om te verlengen. Mijn fractie zou daar groot voorstander van zijn, gezien de huidige situatie.

Dan nog even heel kort over de veiligheid van kleine bedrijven. De Minister is daar tamelijk duidelijk over: hij wil het gewoon niet. Ik vind dat jammer, want vroeger deed het Ministerie van Economische Zaken best veel op het gebied van veiligheid, preventie en de bestrijding van criminaliteit. Dat is nu allemaal overgeheveld naar Veiligheid en Justitie. Ik denk dat het heel goed zou zijn als EZ wél een duit in het zakje zou doen voor een gezond en goed ondernemersklimaat. Het is ook een manier om de vinger aan de pols te houden. De Minister zegt dat hij vast zit aan zijn begroting. We weten echter allemaal dat er ongetwijfeld nu alweer wordt nagedacht over de plannen voor 2016. Ik weet natuurlijk nog helemaal niet wie de nieuwe Minister van Veiligheid en Justitie wordt, maar wie dat ook zal zijn – zeg ik tegen deze Minister – hij zal er vast blij mee zijn als EZ bereid is om na te denken over het stimuleren van veiligheid, met name bij de kleinere mkb-bedrijven die dat niet allemaal zelf kunnen voorzien en betalen.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Voorzitter. Dank voor de toezegging van de Minister om het platform voor breedband in het buitengebied voor de zomer in de lucht te hebben zodat initiatieven van elkaar kunnen leren.

Het bereikte compromis in de Europese Raad over roaming vinden wij een slecht alternatief voor de inwoners van de grensstreken. Wij vragen ons af wat daarvan de invloed is op de bereikbaarheid van 112 in de grensregio's. Daar gaan wij het nog over hebben met de Minister.

De voorzitter: Mijnheer Verhoeven, ik was van plan geen interrupties meer toe te staan, maar als u het per se wilt, mag er eentje geplaatst worden.

De heer Verhoeven (D66): Het is echt van belang dat we dit toch even doen. Dank voor uw inschattingsvermogen, voorzitter. Mevrouw Mulder zegt weer allemaal boze dingen over roaming. Maar laten we wel zijn: waar komt dit plan voor roaming voor een groot deel vandaan?

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Het is uiteindelijk natuurlijk een wens van de bewoners van de grensstreek om daar niet met roaming geconfronteerd te worden. Ik stel vast dat het plan zoals het er lag om er aan het einde van dit jaar helemaal mee te stoppen, niet wordt gehaald omdat er een ander compromis is gesloten. Daar is de CDA-fractie niet gelukkig mee. D66 wel?

De heer Verhoeven (D66): Absoluut niet. Maar het CDA zegt elke keer over alles dat het niet goed is. Dat doet het in de Tweede Kamer en in Europa. Maar de christendemocraten vormen de grootste fractie in Europa. Zij hebben alle macht in Europa en kunnen alles bepalen. Dus wat gaat het CDA eraan doen? Gaat het elke keer in de Tweede Kamer zeggen dat het allemaal niet goed is? Dan lijk je een beetje op de PVV. Het is gewoon mogelijk om als christendemocraten hier een stokje voor te steken. Ik zou mevrouw Mulder willen vragen dat dan ook te doen.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Dat is nou mooi. Gisteravond heb ik namelijk contact gehad met onze Europarlementariër Van Nistelrooij. Die gaat ermee aan de slag in Europa heeft hij mij toegezegd.

De voorzitter: De stemmingsbel gaat, dus wij gaan even stemmen in de plenaire zaal.

De vergadering wordt van 15.00 uur tot 15.20 uur geschorst.

De voorzitter: Mevrouw Mulder heeft nog één minuut over voor het restant van haar tweede termijn.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Die tijd zou ik willen gebruiken om het belang van snel internet in het buitengebied nog eens te benadrukken. Volgens mij heeft de Minister vorig jaar in de Tweede Kamer in dat verband gezegd dat het platteland ook heel veel voordelen had. Hij noemde daarbij ook specifiek de parkeerplaatsen. Ik kon het niet nalaten om te benadrukken dat ik er wel heel erg tevreden mee ben dat de Minister daar nu anders over denkt en zich echt inzet voor snel internet in het buitengebied. Dat is een contrast met de uitspraak die vorig jaar is gedaan. Het is mooi weer vandaag en ik ben zelf heel vrolijk en optimistisch. Misschien heb ik het scherp geformuleerd, maar over de koers die de Minister nu gaat varen, ben ik heel tevreden. Dat kan de Minister in zijn zak steken en daar mag hij tevreden mee zijn.

Ik wil de Minister nog vragen naar de andere mogelijkheden die hij opsomde en waarbij hij gaat kijken naar de belemmeringen. Wanneer gaat dat gebeuren? Als dat niet helemaal duidelijk is, dan is dit misschien iets voor een VAO.

Mevrouw Oosenbrug (PvdA): Voorzitter. Allereerst ben ik heel blij dat ik de Minister heb horen zeggen dat breedband een nutsvoorziening is. Dat sluit ook wel aan bij internet als grondrecht. Vroeger hadden we op Usenet altijd de uitdrukking «The lurkers support me in e-mail». Nu heb ik een e-mail van iemand die ook gehoord heeft dat de Minister zei dat mensen ergens buiten gaan wonen en ook nog eens internet moeten. Ik vertaalde het heel groot naar Candy Crushen, maar ik denk dat mijn woorden toch wel terecht een beetje in die richting gingen. Het is gewoon heel belangrijk en meer dan een extraatje bij je woning. Ik heb mijn excuses aangeboden; zo groot was ik. Het is voor mij ook klaar zo, maar ik had het toch niet helemaal verkeerd gehoord.

De belemmeringen voor de aanleg moeten weggenomen worden. Daar heb ik de Minister ook duidelijk over gehoord. Als gemeenten een beetje dwarsliggen, moeten zij toch meewerken aan het glas. Dat kan bijvoorbeeld door het persriool. Ik heb van de Minister begrepen dat hij daaraan extra aandacht gaat besteden. Dat zal ik heel kritisch volgen.

De heer Verhoeven (D66): Voorzitter. Ik dank de Minister. Ik ben altijd graag kritisch op de Minister, maar hij heeft op het gebied van netneutraliteit echt zijn best gedaan. Meer dan dat: hij heeft aangegeven dat hij de Nederlandse inzet als leidend in Europa ziet. Hij heeft ook duidelijk gemaakt wat volgens hem de twee routes zijn om te komen op de plek waar we allemaal willen komen, namelijk bij een uitzondering of bij een Europa dat het regelt zoals Nederland het nu al geregeld heeft. De Minister is daar kraakhelder over geweest. Dat heeft mij gerustgesteld.

De Minister had een iets minder ferme opstelling aangaande roaming, maar daar heeft collega De Liefde al naar gevraagd. Het antwoord van de Minister was voor mij aanvaardbaar.

Mijn collega's van de PvdA, de PVV en het CDA hebben allemaal nog niet getekend in Europa. Dus ik roep mevrouw Mulder van het CDA, mevrouw Oosenbrug van de PvdA en mevrouw Klever van de PVV op om hun collega's in het Europees parlement de brandbrief van mevrouw Schaake te laten ondertekenen. Jongerenorganisaties komen op voor netneutraliteit. Als het parlement dat nou ook doet, de commissie vasthoudt aan haar voorstel en Minister Kamp door blijft gaan met zijn inzet, dan denk ik dat we echt een heel eind kunnen komen.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Ik heb net al even gewisseld met de heer Verhoeven dat ik gisteravond onze Europarlementariër heb opgeroepen hier werk van te maken, tijdens een bijeenkomst in Zeeland van het CDA. We hopen natuurlijk dat het Europees parlement echt werk gaat maken van netneutraliteit.

De heer Verhoeven (D66): Nog even over de uitspraak van de heer Oettinger. De Minister twijfelde aan mijn vermogen om die juist samen te vatten. Oettinger heeft wel degelijk gezegd dat er «talibanachtige ideeën» voort kunnen komen uit netneutraliteit. Dat is echt een opmerking die wat mij betreft gecorrigeerd zou moeten worden waar mogelijk. Daar kan de Minister in zijn contacten met deze heer misschien een bijdrage aan leveren.

Verder dank ik de Minister nogmaals voor zijn beantwoording, ook over het buitengebied.

Minister Kamp: Voorzitter. Ik zal in mijn contacten met de heer Oettinger goed rekening houden met hetgeen de heer Verhoeven daar terecht over heeft gezegd.

Mevrouw Oosenbrug en ik zijn het eens over het belang van breedbandinternet in het buitengebied. Ik denk dat het verstandig is dat ik over dit belangrijke onderwerp dat ook de intense aandacht van de Kamerleden heeft voor de zomer een brief naar de Kamer stuur waarin ik een overzicht geef van de stand van zaken. Wat is er gaande in het land? Hoe schieten we op met dat platform? Hoe zit het met de andere faciliteiten die wij bieden? Hoe zorgen we ervoor dat er geen precariorechten op oude kabels komen? Hoe zorgen we ervoor dat de beschikbare infrastructuur breder benut wordt, ook voor dit doel? Ik denk dat het goed is om de Kamer apart te informeren over dat geheel en de rol van EZ daarin, en over de voortgang in het proces. Dat zal ik dus voor de zomer doen.

Mevrouw Mulder sprak nog even kort over 112. De bereikbaarheid van 112 is een belangwekkend onderwerp. Dat geldt in het hele land en in de dunner bevolkte gebieden. Ik denk dat het goed is dat de Kamer daar op 30 april een AO over houdt. Ik ben van plan om uiterlijk begin april de Kamer per brief over de stand van zaken wat dat betreft te informeren.

Mevrouw Gesthuizen en ik zijn het niet helemaal eens over financiële bijdragen van EZ of de rijksoverheid aan de activiteiten die ondernemers in hun eigen belang moeten ondernemen voor de cyberveiligheid. Ik geloof niet dat we dat nu met geld voor elkaar moeten krijgen. Ik denk dat we dat moeten doen op de manier die ik net beschreven heb. Het ECP is daar met name bij betrokken en wordt daardoor financieel in staat gesteld door ons. Ik weet dat ik mevrouw Gesthuizen daarmee niet helemaal tevreden stel, maar verder dan dit zou ik niet willen gaan.

Mevrouw Gesthuizen heeft door andere verplichtingen even de discussie gemist over de radiofrequenties voor de commerciële radiostations. De opmerking die de heer De Liefde in tweede termijn daarover maakte, heeft zij wel meegekregen. De heer De Liefde vond dat mijn tone of voice wat afweek van de wat neutralere toonzetting die eerder in een stuk vanuit het ministerie is gekozen. Ik denk dat het voor de betrokken partijen van belang is om rekening te houden met mijn tone of voice. Bovendien denk ik dat die ook wel nuttig is om een beetje tegenwicht te geven aan datgene wat de Kamerleden wat uitdagend als hun opvatting naar voren hebben gebracht. Ik denk dat het ook aan mij is om ervoor te zorgen dat wat in de wet staat, uitgevoerd wordt. In de wet wordt gesproken over veiling. Daar kan onder bijzondere omstandigheden een uitzondering op gemaakt worden. Maar om nog weer zes jaar lang een uitzondering te maken als je al zes jaar lang een uitzondering hebt gemaakt, is niet bij voorbaat logisch. Het is wel een mogelijkheid. Ik denk dat de combinatie van mijn tone of voice en die van de Kamerleden uiteindelijk wel een redelijke weerslag in die brief heeft gekregen. We zullen dit objectief bekijken. Zoals ik tegen de Kamer heb gezegd, zullen we daar een voorlopig standpunt over innemen en dat met de Kamer wisselen. Dan zullen we bekijken wat de opvatting van de Kamer over mijn uiteindelijke standpunt is.

De heer De Liefde (VVD): Ik doelde met name op de tone of voice in een brief die afgelopen maandag door het departement naar de radiostations is gestuurd. Die heb ik in ieder geval mogen inzien. Ik snap dat de Minister in een politiek debat tegenwicht wil bieden aan een aantal van mijn collega's die wel heel scherp stelling nemen voor verlengen en tegen veilen. Het gaat mij meer om de partijen die die enquête hebben ontvangen. Moeten zij rekening houden met de tone of voice uit dat stuk of meer met wat de Minister hier zegt over zijn sterke voorkeur voor veilen, terwijl dat wat minder blijkt uit de enquête?

Minister Kamp: Hetgeen uit de enquête komt, is niet leidend voor mij. Voor mij is leidend wat in de wet staat. In de wet staat dat er geveild moet gaan worden, behalve als er bijzondere redenen zijn om dat niet te doen. Ik zal bekijken hoe het zit met eventuele bijzondere redenen en hoe ik die in moet schatten. Ik zal ook rekening houden met de afgelopen zes jaar en de ervaringen die we in die periode hebben opgedaan. Op grond van dat geheel zal ik een voorstel aan de Kamer doen.

De heer De Liefde (VVD): Kan de Minister dan het volgende scenario bevestigen of nuanceren? Er gaat geveild worden tenzij de Minister besluit daarvan af te wijken op basis van analyses of argumenten die onder andere uit die enquête komen. Het uitgangspunt is dus veilen tenzij zich iets anders bijzonders voordoet.

Minister Kamp: Het uitgangspunt is wat in de wet staat. In de wet is ook een mogelijkheid geschapen om het anders te doen. Binnen die bepalingen, de bedoelingen van die bepalingen in de wet en de ervaringen die ik de afgelopen zes jaar heb opgedaan, en rekening houdend met hetgeen de woordvoerders naar voren hebben gebracht, zal ik in dit concrete geval met een voorstel naar de Kamer komen.

De heer De Liefde heeft ook gesproken over C2000. Ik heb daar nu geen aanvullende informatie over. De C2000-masten leveren niet in alle gevallen veel op, maar het is wel nuttig om dat te bekijken omdat er wel degelijk een mogelijkheid is bij het organiseren van een betere dekking. Het lijkt mij verstandig dat ik bij de eerstvolgende gelegenheid waarbij ik de Kamer informeer over telecomzaken ook inzicht geef in de stand van zaken op dat moment wat betreft de inschakeling, de eventuele inschakeling, en de mogelijkheden daartoe en het belang daarvan, van het C2000-netwerk. Ik zal dat doen.

De voorzitter: Dank u wel.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Om een VAO te voorkomen, heb ik nog een vraag. Wanneer krijgen we meer zicht op de belemmeringen waarmee de Minister nog bezig is? Kan dat voor de zomer?

Minister Kamp: Ja, ik zal de Kamer voor de zomer informeren over de voortgang wat betreft breedbandinternet in het buitengebied. Onderdeel van die informatie is ook dat belangrijke punt rond de belemmeringen en hoe die zo veel mogelijk weggenomen kunnen worden.

De voorzitter: Deze toezegging was reeds gedaan en staat als derde op mijn lijstje toezeggingen. Ik zal het hele rijtje even opnoemen.

  • De Minister stuurt de Kamer voor de zomer van 2015 nadere informatie over het te volgen traject inzake de beslissing om de radiofrequentievergunningen al dan niet te verlengen of opnieuw te veilen.

  • De Minister stuurt de Kamer voor de begrotingsbehandeling van EZ de resultaten van het gesprek met het CPB over de praktijk van het toezicht houden op de omgang met privacy in gebruiksvoorwaarden van websites.

  • De Minister stuurt voor de zomer van 2015 een brief naar de Kamer met betrekking tot de aanleg van breedbandinternet en de stand van zaken met betrekking tot het platform in het buitengebied. Daarin zal de Minister een breed scala meenemen.

De heer De Liefde (VVD): «Voor de zomer» is een rekbaar begrip, vooral wat betreft het veilen of verlengen van de radiofrequenties. Mag ik de Minister zo verstaan dat dit inhoudt dat de Kamer die informatie op tijd ontvangt en nog voor het zomerreces met hem daarover in debat kan gaan?

Minister Kamp: Ja, hoewel dat niet echt noodzakelijk is, hoor. De verlenging speelt in 2017. Onze oorspronkelijke planning was om dit rond de zomer te doen. Ik had het dus ook in augustus of september naar de Kamer kunnen sturen. Ik probeer het nu in ieder geval voor de zomer te doen. De heer De Liefde wil het zodanig voor de zomer hebben dat de Kamer er nog met mij over kan debatteren. Ik zal proberen om dit uiterlijk medio juni bij de Kamer te hebben.

De voorzitter: Dank. Ik concludeer dat er geen VAO is aangevraagd. Ik dank de aanwezigen voor hun inbreng en de beantwoording.

Sluiting 15.35 uur.