Kamerstuk 22831-90

Verslag van een algemeen overleg

De Hoorn van Afrika


Nr. 90 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 5 augustus 2013

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken en de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking hebben op 3 juli 2013 overleg gevoerd met Minister Timmermans van Buitenlandse Zaken en Minister Ploumen voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over:

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 7 juni 2013 over de situatie in Darfur, alsmede over de Nederlandse inzet in Sudan, waaronder in het bijzonder de inzet op het gebied van de bescherming van de rechten van vrouwen (Kamerstuk 22 831, nr. 89).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Eijsink

De voorzitter van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, De Roon

De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Van Toor

Voorzitter: Eijsink

Griffier: Van Toor

Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Eijsink, Sjoerdsma, Voordewind, Omtzigt, De Roon, De Caluwé en Maij,

en Minister Timmermans van Buitenlandse Zaken en Minister Ploumen voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, die vergezeld zijn van enkele ambtenaren van hun ministerie.

Aanvang 13.00 uur

De voorzitter: Ik open dit algemeen overleg en heet van harte de welkom de bewindslieden en hun medewerkers, de leden, de aanwezigen op de publieke tribune en degenen die vanaf elders deze vergadering volgen.

Dit algemeen overleg is gepland tot exact 14.00 uur. Ik stel voor uit te gaan van een spreektijd per fractie van 4 minuten plus twee interrupties. Verder verzoek ik de leden de onderlinge interrupties te beperken tot nul.

De heer Sjoerdsma (D66): Voorzitter. We spraken in een vorig overleg zo-even over Mali en Somalië, en over de situatie in die landen zijn de verschillen van mening tussen kabinet en Kamer relatief beperkt. Ten aanzien van Sudan zijn die verschillen in de kern wel groot. D66 is echt teleurgesteld in de voorliggende brief en in de koerswijziging die dit kabinet daarin voorstelt. Nederland was jarenlang een belangrijke speler in zowel Sudan als Zuid-Sudan en het kabinet kiest er op een wat mij betreft cruciaal moment nu voor om zich daarvan te distantiëren. Onder Van Ardenne was Nederland een van de moeders van het vredesproces tussen Noord en Zuid en heeft het zich bereid verklaard toe te zien op de uitvoering van het vredesakkoord tussen Noord en Zuid. Nederland was een van de weinige donoren van de Afrikaanse-Uniemissie in Darfur en was cruciaal bij de omkatting van die missie naar de VN. Nederland speelde een belangrijke rol bij de onderhandelingen over Darfur in Abuja. Minister-president Balkenende zette zich zelfs daarvoor nog in. Nederland speelde ook een belangrijke rol als hoeder van de drie gebieden waar nu zo'n verschrikkelijk geweld plaatsvindt. Daar zou Nederland ook toezicht op houden.

We zagen al dat het kabinet-Rutte I zich terugtrok door op de onafhankelijkheidsdag van Zuid-Sudan afwezig te zijn. Geen Rutte, geen Rosenthal. En de inzet voor de Sudans werd dunner en dunner. Ik hoopte eigenlijk dat we van het kabinet-Rutte II meer zouden kunnen verwachten, maar deze brief stelt mij teleur. Waarom neemt dit kabinet niet onze traditionele houding aan, de houding van vóór Rutte I? Waarom geeft Nederland die cruciale rol op? Juist nu het regime in Khartoem in het nauw zit – en dat zit het – en de maatschappelijke en politieke druk op dat regime toeneemt, zou het Nederlandse engagement kunnen werken en zou die jarenlange rol dividend kunnen gaan uitbetalen. In plaats daarvan kiest Nederland ervoor om die politieke rol van zich af te schudden en enkel in te zetten op de humanitaire rol. En dat is jammer. Dat is temeer jammer omdat het kabinet zelf aangeeft – dat waardeer ik – dat op Sudan een integrale visie nodig is en niet een regionale visie. We zien hoe Al-Bashir met zijn cynische verdeel- en heerstactiek de internationale gemeenschap uit elkaar speelt. Was er voortgang op het gebied van Noord-Zuid, dan was er geweld in Darfur. Was het in Darfur rustig, dan was het in de drie gebieden onrustig. Die integrale inzet is vereist, juist op dat politieke gebied en juist waar het gaat om de integrale uitvoering van de verschillende vredesakkoorden. Juist dankzij zijn politieke rol kon Nederland het verschil maken op het gebied van humanitaire toegang. En dat laat het nu los. Het is volgens mij een misvatting om te denken dat je de humanitaire toegang kunt verbeteren zonder die politieke rol. Mijn vraag aan dit kabinet is dan ook of Nederland zijn rol als medeondertekenaar van de vredesovereenkomst tussen Noord en Zuid opgeeft, alsmede de verplichting die het daarmee op zich heeft genomen om toezicht te houden op de uitvoering van die overeenkomst? Geeft Nederland zijn rol als toezichthouder op de drie gebieden op? Denkt Nederland echt dat het de toegang tot humanitaire hulp kan verbeteren zonder die politieke rol prominent op zich te nemen?

Op 14 maart steunde Sudan een verklaring van de UN-commission on the status of women, waarin duidelijk staat dat geweld tegen vrouwen en meisjes nooit gerechtvaardigd is. Een historisch moment maar ook slechts een eerste stap. Wanneer start de pilot onder het nationaal actieplan 1325 in Sudan? Vindt er ook afstemming plaats met Zuid-Sudan en gaat het kabinet het budget uit het FLOW-fonds inzetten voor de bevordering van politieke participatie van vrouwen in zowel Sudan als Zuid-Sudan?

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Ik ondersteun de woorden van de heer Sjoerdsma en deel zijn zorgen als het gaat om de Nederlandse betrokkenheid. Het zijn moeilijke tijden. Dit kabinet bezuinigt op ontwikkelingssamenwerking en dat resulteert in minder partners. We zien dat Nederland langzamerhand Sudan aan het loslaten is. Dat is jammer, want de noodzaak om betrokken te zijn bij dit conflict is nog steeds enorm groot. Sterker nog, de situatie aldaar verslechtert. Het is zeer zorgelijk wat er gebeurt in zowel Zuid-Sudan als Darfur. Nederland heeft een grote rol gespeeld. Jan Pronk heeft daar als Speciaal Vertegenwoordiger gezeten. Bert Koenders is daar altijd actief geweest. Ik vraag de Minister om naast de inzet die Nederland pleegt als het gaat om vrouwen en de pilot godsdienstvrijheid zijn visie te geven op de verdere diplomatieke betrokkenheid bij Darfur en Zuid-Sudan.

Als het gaat om het Doha-document for peace wat betreft Darfur schrijft de Minister dat enerzijds het een probleem is om de financiën op orde te krijgen om de overeenkomst uit te voeren en dat er anderzijds nogal wat ontbreekt aan de VN-missie zelf. Wat is de visie van de Minister op die missie? Heeft die missie voldoende robuust mandaat om echt te kunnen optreden? Zou Nederland daarin nog wat kunnen duwen om te kijken of die missie niet steviger kan, gezien de grote nood in Darfur?

Het grote probleem is er in gelegen dat de strijdende partijen niet met elkaar om de tafel willen. Welke rol ziet de Minister voor de internationale gemeenschap of de EU om er verder op aan te dringen dat dit wel gebeurt? Het zijn grote problemen waarbij Nederland een kleine speler is, maar in het verleden heeft het op dat punt toch wel het een en ander kunnen doen.

Beide Ministers geven aan dat er twee bilaterale speerpunten zijn, te weten bescherming van vrouwen en het door laten lopen van de pilot godsdienstvrijheid. Grote steun als het gaat om de bescherming van vrouwen en vrouwenrechten. Ik lees in de brief echter niets over de stand van zaken rond de godsdienstvrijheid. We krijgen er wel verontrustende berichten over. Na de afscheiding van Zuid-Sudan zijn de christenen in Sudan zelf onderhevig aan grotere vervolgingen en meer arrestaties. Kerkbouw is tegenwoordig overbodig omdat men zich toch terugtrekt naar Zuid-Sudan. Ik ben benieuwd wat Nederland op het gebied van die pilot vanuit Khartoem nog in staat is om te doen, ondanks dat we daar geen partner meer hebben.

Mevrouw De Caluwé (VVD): Voorzitter. Ik meld allereerst dat ik in dit algemeen overleg, evenals in het hieraan voorafgaande algemeen overleg, mijn collega Han ten Broeke vervang die helaas door ziekte geveld is.

Net als bij Somalië liggen er bij Sudan ongelofelijke uitdagingen. Sudan is geen partnerland meer sinds de onafhankelijkheid van Zuid-Sudan in 2011, maar ondanks dat zijn er nog wel activiteiten van Nederland in Sudan. De Minister schrijft dat de Nederlandse prioriteit in Sudan niet langer uitgaat naar conflictoplossing en wederopbouw maar voornamelijk naar het bevorderen van mensenrechten en de humanitaire situatie. Conflictoplossing is volgens de VVD essentieel voor succesvolle bevordering van de mensenrechten en de humanitaire situatie. De VVD is dan ook kritisch op de verschuiving van conflictpreventie naar mensenrechten. Zo wordt er een vrouwenproject van Cordaid gefinancierd. Kan de regering zeggen waar het optimisme vandaan komt dat Nederland zich niet meer bezig behoeft te houden met conflictpreventie?

De VVD heeft ook grote bedenkingen bij het plan van de regering om Matra-Zuid in te zetten voor steun aan veranderingsgezinde krachten in het democratiseringsproces in Sudan. Het kan niet zo zijn dat geld uit Matra-Zuid wordt uitgegeven aan Sudan, een land dat niet binnen Matra-Zuid valt en om in plaats van aan de vijf andere landen het geld aan Sudan te geven. Er zijn nog voldoende uitdagingen in Marokko, Lybië, Egypte, Jordanië en Tunesië. We zien wat er nu in Egypte aan de hand is. Wat betreft dit programma dat zo'n kleine 10 miljoen beslaat, lijkt het mij niet goed om dat verder te versnipperen. Kan de Minister toezeggen dat Matra-Zuid niet zal worden ingezet voor Sudan?

Dan de ontwikkelingen in de olie-industrie. Zuid-Sudan is een van de minst ontwikkelde landen van Afrika. Het stopzetten van de olieleveranties via Sudan heeft de noodlijdende staatskas daar bijna volledig geplunderd. We hebben berichten gehoord dat de olielevering weer gedeeltelijk is hervat. Wat is de stand van zaken op dit moment? Wat betreft die olie-industrie ligt er mogelijk een kans voor alternatief vervoer via de pijplijn die Uganda, Kenia en Rwanda hebben besloten te gaan aanleggen. Met de aanleg van die pijpleidingen krijgt Zuid-Sudan een nieuwe mogelijkheid om olie te exporteren. Is Nederland bij deze aanleg betrokken en kan de regering aangeven of de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking hiervoor wordt aangewend?

Hoe staat het met crossbordernoodhulp in de Blue Nile en Zuid-Kordofan? We hebben begrepen dat er daar echt heel grote problemen zijn waarover ngo's massaal aan de bel hebben getrokken.

De heer Omtzigt (CDA): Voorzitter. Nederland heeft een zeer bijzondere positie in relatie tot Zuid-Sudan en Sudan. De CDA-fractie is van mening dat die niet eindigt met de interim--periode. De situatie in en tussen beide landen is en blijft buitengewoon zorgelijk. Daarom hebben we een aantal vragen.

President Al-Bashir dreigt de olie-export te stoppen en zelfs alle negen akkoorden op te blazen, dit tegen de achtergrond van de moord op de Paramount Chief van Abyei door Misserya-nomaden, het stil komen vallen van de grensonderhandelingen en de nog steeds onopgeloste status van Abyei. De Nederlandse regering moet Sudan en Zuid-Sudan blijven oproepen, niet alleen in EU-verband, om de akkoorden volledig en onconditioneel uit te voeren.

De humanitaire situatie in Darfur en nu vooral in de Nuba Mountains is slecht. Bombardementen gaan onverminderd door en het regime in Khartoem blijft humanitaire toegang blokkeren. De internationale gemeenschap kan in de ogen van de CDA-fractie wel humanitaire hulp bieden. Is de regering bereid te onderzoeken op welke wijze zij humanitaire steun kan verlenen samen met internationale partners en als het kan in VN-verband, aan de bevolking van Zuid-Kordofan en Blue Nile, zelfs als het regime in Khartoem dit blijft blokkeren? Dus kunnen we dit internationaal uitzoeken? Het gaat niet om de levering van wapens, maar om de levering van humanitaire goederen aan een land dat zeer zwaar getroffen wordt. Graag krijg ik daarop een uitgebreide reactie.

Ook de situatie in Zuid-Sudan baart de CDA-fractie grote zorgen. De persvrijheid staat daar onder druk en de mensenrechtensituatie holt daar achteruit, in het bijzonder in Jonglei. De meeste urban centers, zoals Boma en Pibor, zijn verlaten. Mensen zijn uit hun huis gejaagd en er doen steeds meer verhalen de ronde dat het leger van Zuid-Sudan het specifiek gemunt heeft op Murle-burgers, hetgeen zou kunnen worden gezien als een teken van etnische zuivering. Doet de VN-missie, UNMISS, genoeg om Jonglei-burgers te beschermen en wat is de mening van de Minister over het verlengen van het mandaat voor UNMISS?

Met de D66-fracite zijn wij ronduit verbijsterd dat de Minister schrijft: de Nederlandse prioriteit in Nederland gaat niet langer uit naar conflictoplossing. We roepen de Minister met klem op om dit te herzien en dit wel de prioriteit te maken. Zonder conflictoplossing blijft het wat betreft de andere hulp dweilen met de kraan open, dit in een land dat tien jaar lang verscheurd is. De internationale gemeenschap dreigt zich nu te concentreren op andere crises, zoals in Mali, Somalië en Syrië, die ook buitengewoon ernstig zijn – laat daar geen misverstand over bestaan – maar we weten uit de ervaringen in Sudan dat als de internationale gemeenschap een dag de andere kant op kijkt, Sudan geen enkel vredesakkoord uitvoert. Lees het boek «Too many agreements dishonoured» van Abel Alier. Het niet verlengen van het mandaat van de EU-envoy Marsden en het overhevelen van die portfolio naar de EU-envoy van de Hoorn van Afrika, Rondos, is kortzichtig en volstrekt het verkeerde signaal. In dat licht zouden wij de regering willen vragen of zij bereid is ervoor te pleiten om ofwel op korte termijn ervoor te zorgen dat een nieuwe EU-envoy benoemd wordt voor Sudan en Zuid-Sudan ofwel Nederland zelf zo'n envoy benoemt, mede in het licht van de bijzondere relatie die we met Sudan en Zuid-Sudan hebben. Er is al gerefereerd aan de rol die de heer Pronk hierin gespeeld heeft.

De voorzitter: Ik merk nog wel op dat Zuid-Sudan weliswaar in de brief is vermeld met betrekking tot de inzet in Darfur maar dat niet het gehele conflict als zodanig onderdeel uitmaakt van dit overleg. Het is uiteraard aan de bewindslieden om in te gaan op de vele vragen die daarover gesteld zijn.

De heer De Roon (PVV): Voorzitter. Het verbaast mijn fractie niet dat de veiligheidssituatie sinds het begin van dit jaar in allerlei delen van Sudan en zeker ook in Darfur is verslechterd. Die misdadige president en militair leider van Sudan, Al-Bashir, heeft gewoon lak aan de mensenrechten en hij lijkt er alles aan te doen om te voorkomen dat zijn land een stabiele en democratische rechtsstaat zou kunnen worden. Er zijn gevechten. Er is stijgende criminaliteit en er zijn plunderingen in de regio. Dat is allemaal een grote bron van ellende voor de lokale bevolking. De Minister maakt dan ook terecht melding van de duizenden mensen die de regio verlaten en op de vlucht slaan. Dat regeringsmilities mede verantwoordelijk zijn voor de plunderingen en overvallen, is een trieste constatering en benadrukt de verschrikkelijke situatie in Darfur en de rest van Sudan. In tegenstelling tot D66 onderschrijf ik dan ook het beleid van de regering om een accent te leggen op noodhulp aan deze mensen die zo zwaar door dat islamitische bewind worden getroffen.

Een eerste stap naar verbetering zou toch nog steeds moeten zijn het oppakken en het berechten van Al-Bashir en zijn handlangers. De islam is een ware agressor in vele regionale conflicten die in Afrika worden uitgevochten, maar het is wel van belang dat als het om Sudan gaat juist deze mensen als hoofdverantwoordelijken worden gebrandmerkt en aangepakt. Het is ook bekend dat Al-Bashir connecties heeft met Hamas en de Iraanse Revolutionaire Garde. Het zijn contacten die deze president die verantwoordelijk is voor vele conflicten en ontelbare mensenrechtenschendingen, typeren. De berichten en rapporten over de mensenrechtensituatie beschrijven niets anders dan ellende. In de brief aan de Kamer geeft het kabinet aan dat de prioriteit uitgaat naar het bepleiten van uitvoering van de aanhoudingsbevelen van het Internationaal Gerechtshof. Kijkend naar het aantal landen dat Al-Bashir en de zijnen inmiddels steunt, al of niet expliciet, heeft mijn fractie toch wel heel grote twijfels of hier ooit iets van terechtkomt. Mijn vraag is dan ook wat het nu eigenlijk betekent dat het kabinet er prioriteit aan geeft dat die aanhoudingsbevelen zullen worden uitgevoerd. Welke acties onderneemt het kabinet om dat te bevorderen terwijl er zo veel tegenwind bestaat? Of zijn er misschien toch nog ontwikkelingen te melden die ons weer wat hoop kunnen geven op dat punt? Hoe beoordeelt het kabinet de houding van de landen van de Afrikaanse Unie in dezen en ziet het mogelijkheden om daar nog het breekijzer tussen te zetten om te bevorderen dat die aanhoudingsbevelen wel kunnen worden uitgevoerd?

Ik sprak al even over Iran. Dat land speelt een rol met betrekking tot Sudan. Daar zijn wij van overtuigd. Uit recente berichtgeving hebben wij vernomen dat Iran in het geheim bouwt aan een militaire bevoorradingsbasis in Port Sudan. Een deel van de haven van Port Sudan zou verhuurd zijn aan Teheran om daar een tweede militaire basis voor Iran aan de Rode Zee mogelijk te maken. Er is al zo'n basis in Eritrea, maar volgens berichten worden olietankers en vrachtschepen door Iran ingezet om via Port Sudan ook wapens te verschepen naar het Syrië van Assad en naar terreurorganisatie Hezbollah; het zou dan vooral gaan om zwaardere wapens die niet door de lucht kunnen worden getransporteerd. De PVV vindt de bouw van zo'n militaire basis in Sudan door Iran buitengewoon zorgelijk. Dat is niet alleen vanwege de wapenleveranties van Iran via zo'n haven aan Syrië en Hezbollah maar ook vanwege het feit dat Iran die machtsbasis kan uitbreiden met het oog op een toekomstig conflict met Israël. Nu zijn het berichten die ik nog niet heb kunnen verifiëren, maar ik vraag het kabinet of zij meer weet over deze activiteiten van Iran met betrekking tot Port Sudan. Als het kan ontkennen noch bevestigen dat dit gaande is, vraag ik het kabinet om er een onderzoek naar in te stellen en de Kamer daarover nader te berichten.

Tot slot nog een enkel woord over Qatar. In de brief wordt Qatar samen met andere Arabische landen geprezen voor hun grote inzet. Ik ben bij met elke cent die Qatar en andere Arabische landen besteden aan humanitaire doelen, zodat ze dat geld in ieder geval niet kunnen uitgeven aan het voeren van oorlogen, maar wel ben ik van mening dat de inzet van Qatar hoogstwaarschijnlijk erdoor is geïnspireerd om de toenemende invloed van Iran in Sudan en in die regio te counteren.

Mevrouw Maij (PvdA): Voorzitter. Na decennia van oorlog met het inmiddels afgescheiden zuiden van Sudan is het nu alweer tien jaar oorlog, conflict en ellende in de regio Darfur. Ook de grensregio's met het afgescheiden zuiden, Blue Nile, Zuid-Kordofan en Abyei blijven gebieden waar nog geen vrede is. De PvdA vindt dat Nederland pogingen om tot stabiliteit te komen, zoals de inzet van de VN-vredesmissie en onderhandelingen tussen de strijdende facties en groepen, moet blijven ondersteunen. Bovenal zal de getroffen Sudanese bevolking gesteund moeten worden. Het is goed wanneer de Sudanese bevolking zichzelf ook kan organiseren, maar de positie van maatschappelijke organisaties in Sudan is op z'n zachtst gezegd ingewikkeld en moeilijk. Veiligheidsdiensten hebben vrij spel om mensenrechtenverdedigers en maatschappelijke organisaties het leven zuur te maken. In januari heeft mijn fractie daarover samen met het CDA en D66 vragen gesteld. De Minister gaf aan, de mening van de vragenstellers te delen dat het sluiten en inperken van de vrijheid van het maatschappelijk middenveld een ernstige belemmering vormt voor het openstellen van de nieuwe grondwet die juist tot doel heeft nationale eenheid en consensus te bevorderen. De Minister antwoordde zijn afkeuring kenbaar te zullen maken bij het Sudanese regime zowel in Nederlands verband als in Europees verband. Graag krijg ik een terugkoppeling van de resultaten van die interventie.

Ook krijg ik graag een inschatting van de bewindspersonen hoe zij de druk op de maatschappelijke organisaties vanuit de overheid momenteel waarderen en op welke wijze de Nederlandse regering zich nu inzet voor het versterken van de positie van maatschappelijke organisaties en mensenrechtenverdedigers in Sudan.

De PvdA steunt de inzet van de regering ten aanzien van het bevorderen van mensenrechten en vrouwenrechten in Sudan. Vrouwen zijn echt onevenredig de dupe van het conflict en zijn tegelijkertijd een belangrijke actor voor conflictpreventie en -mitigatie. Het trainen van vrouwenorganisaties en het bevorderen van samenwerking tussen vrouwelijke leiders op alle niveaus zijn essentieel. Zij verdienen onze steun. Het is goed dat Nederland zich direct in Sudan inzet voor rechten van mensen en van vrouwen in het bijzonder. De PvdA waardeert de voortrekkersrol van Nederland en kortheidshalve wil ik mij aansluiten bij vragen van collega's over de pilotprogramma's op het gebied van de positie van vrijheid van religie en de positie van vrouwen en het nationaal actieplan 1325.

Verder zou ik graag willen weten welke rol de Nederlandse ambassade in Sudan nog speelt. Wordt onze ambassade in Sudan actief ingezet om de bescherming van mensenrechten en het bevorderen van de positie van vrouwen actief bij de Sudanese regering aan te kaarten? Hoe luistert het regime van Sudan daarnaar?

Ik zei het al: tien jaar oorlog en conflict in Darfur; het lijkt een synoniem te worden voor een uitzichtloos conflict. Ondanks de inzet van de VN-missie lijkt de positie van de burgers in Darfur nauwelijks te verbeteren. Er is sprake van onvoldoende bescherming van burgers tegen tribaal en militair geweld, beperking van humanitaire toegang tot ontheemden en voortdurende straffeloosheid. Willekeurige arrestaties en twijfelachtige gevangenschappen zijn aan de orde van de dag. Extra aandacht vragen wij voor de rechten van vrouwen en kinderen die daar enorm onder druk staan. Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat de aandacht voor Darfur en het slopende en sluipende conflict aldaar internationaal en in Nederland op de agenda blijven staan?

Tot slot de humanitaire hulp die Nederland aan Darfur geeft. Nederland gaf in 2012 5,2 miljoen noodhulp aan Darfur. In Darfur zijn naar schatting nog steeds 1,4 tot 1,7 miljoen mensen ontheemd. Dat zijn enorme getallen. In hoeverre draagt Nederland structureel bij aan het mobiliseren van internationale druk om dat geweld te beëindigen? Zien de bewindspersonen openingen, kansen of windows of opportunity? Waar komt de noodhulp terecht, waar we zien dat hulpverleners moeite hebben om toegang tot ontheemden te krijgen? Zijn er risico's dat die hulp bij de verkeerde groeperingen blijft hangen? Kunnen de bewindslieden wat meer informatie geven over hoe die noodhulp wordt gekanaliseerd?

De voorzitter. Hiermee zijn we gekomen aan het eind van de eerste en enige termijn van de kant van de Kamer in dit algemeen overleg. Het woord is aan de Minister van Buitenlandse Zaken.

Minister Timmermans: Voorzitter. Ik heb met enige verbazing zitten luisteren naar de heer Sjoerdsma en de heer Voordewind, alsof Nederland zijn handen van Sudan af zou trekken en daar geen rol meer zou willen spelen. Ik zou de leden willen vragen om ook eens te kijken naar de context waarbinnen dit nu plaatsvindt. Die context is totaal veranderd ten opzichte van vijf, zes jaar geleden. Het kleine beetje wat we kunnen bereiken – het regime is natuurlijk heel moeilijk te beïnvloeden – gaat echt alleen maar via mensen die niet weggezet kunnen worden als neokolonialen, blanke imperialisten en dergelijken. Dus is onze inzet op dit moment echt gefocust op het in stelling brengen en ondersteunen van met name de Afrikaanse Unie en landen in de regio. Het is dus een heel andere context waarin we opereren dan toen Nederland via Pronk en anderen daar een heel prominente rol speelde. We voelen ons zeer verbonden met Sudan. Dat is iets wat teruggaat tot 30 jaar buitenlands beleid van Nederland en dat zal ook echt niet veranderen. Alleen, de context is wel veranderd. De wijze waarop je je inzet pleegt, zal je daaraan ook moeten aanpassen. Het is echt mijn oprechte inschatting, ook na een heel lang gesprek met mevrouw Marsden, dat werken via andere actoren de enige manier is om nog enige invloed op Al-Bashir en anderen te hebben in dat gecompliceerde land. Ik ben het met iedereen eens die hier wijst op de uiterst belabberde situatie wat betreft de veiligheid, de mensenrechten en de oorlogsmisdaden. De conflicten tussen allerlei krijgsheren, clans en groeperingen zijn vaak niet te ontwarren. Ook de opstelling van de centrale autoriteiten is natuurlijk niet altijd even positief. Druk op Al-Bashir komt er nu eindelijk wel vanuit Afrika. Het is een positieve ontwikkeling dat de houding van de Afrikaanse Unie en de Afrikaanse landen, die tot niet lang geleden er een was van dat men zich niet moest bemoeien met de interne aangelegenheden in Sudan, zelfs veel sneller verandert dan ik een paar jaar geleden nog hoopte. Wij moeten dan ook niets doen wat het voor die landen moeilijker maakt om die houding in te nemen.

Natuurlijk gaat het nog veel langzamer dan wij zouden willen, maar ik ben ook tot de conclusie gekomen dat als wij er te hard en te zichtbaar aan trekken, we het voor anderen in de regio en in de Afrikaanse Unie moeilijker maken om in de richting van Al-Bashir die rol te spelen, omdat je hem dan weer de fantastisch werkende troefkaart in handen geeft om te zeggen: daar komen die Europeanen weer om ons te vertellen hoe we het moeten doen. Het is dus echt maatwerk. Gelukkig was Speciaal Vertegenwoordiger Marsden het op dit punt echt heel erg met ons eens. Natuurlijk betreur ik het ook dat er niet meer een Speciaal Vertegenwoordiger specifiek voor de Sudans is. De inzet die wij nu plegen is om ervoor te zorgen dat de Speciaal Vertegenwoordiger voor de Hoorn van Afrika zich heel sterk op Sudan en Zuid-Sudan concentreert. De beslissing om het zo te doen, heeft te maken met druk op Hoge Vertegenwoordiger Ashton dat ze het aantal Speciaal Vertegenwoordigers moet beperken en dat ze moet rationaliseren in de keuze. Ik wil toch eens kijken hoe we in de mandaatverlening voor de Speciaal Vertegenwoordiger daaraan nog wat extra aandacht kunnen geven. Ik zie niet op voorhand enige toegevoegde waarde in een echte Nederlandse Speciaal Vertegenwoordiger voor de regio. Ik wil er best nog een keer met Minister Ploumen van alle kanten tegen aankijken, maar mijn eerste reactie is toch dat ik denk dat het eerder de zaak compliceert en weer dat risico van het verwijt van neokolonialisme kan opleveren dan dat het de EU en dus ook Nederland in een sterkere positie brengt. Ik denk dat het beter is te proberen de EU-betrokkenheid te versterken. Ik ben het namelijk wel eens met de kritiek dat het risico van verwatering nu aanwezig is en dat we daar heel alert op moeten zijn.

De heer Sjoerdsma (D66): De Minister zegt verbaasd te zijn over wat hij hoort vanuit de Kamer, maar ik hoor vanuit de PvdA, de VVD, de ChristenUnie, het CDA en D66 eigenlijk hetzelfde, namelijk teleurstelling dat de Nederlandse rol op dit moment wordt afgelegd. De reactie van de Minister daarop is dat de context is veranderd. Het is natuurlijk waar dat die context is veranderd. Zuid-Sudan is een individuele staat, maar tegelijkertijd is aan het regime van Al-Bashir niet zo veel veranderd. Wel is de maatschappelijke en politieke druk op dat regime aan het toenemen. Al-Bashir voelt zich in het nauw gedreven. Dus juist vanwege die context is het belangrijk dat we ons blijven engageren. Dat neokolonialistische stempel waar de Minister bevreesd voor is, heeft Nederland in het verleden juist niet gekregen vanwege dat engagement en vanwege dat vertrouwen. Als de Minister het heeft over maatwerk, zou ik zeggen: als er dan echt niet meer met het regime te werken valt, dan maar met de oppositie of met de tegenbeweging. Dan maar op die manier maatwerk.

Minister Timmermans: Ik heb op een andere context gewezen. Mij is inderdaad bekend dat Zuid-Sudan nu een onafhankelijk land is, maar de Afrikaanse context is veranderd. Als Al-Bashir beweegt en toegeeft, dan komt dat door Afrikaanse druk en niet door Europese druk. Europese druk helpt hem juist om zich harder tegen de veranderingen teweer te stellen, omdat hij in de traditionele Afrikaanse context Europese druk heel makkelijk kan uitleggen tegenover de bevolking en anderen als een neokolonialistische opstelling. Als je Al-Bashir af en toe wat ziet bewegen – ik zeg het heel voorzichtig – dan is het altijd als resultaat van druk en gesprekken vanuit Afrikaanse leiders uit omringende landen of via de Afrikaanse Unie. Daarom moeten we onze inzet als EU en als Nederland zo plegen dat we juist die leiders te ruimte geven om die druk te vergroten en de Afrikaanse Unie beter in stelling te brengen. De veranderde context is dat Afrikaanse landen en de Afrikaanse Unie in toenemende mate een grotere verantwoordelijkheid voelen voor het eigen continent. Dat was in het verleden niet zo. Toen was er maar één principe en dat was het non-interventieprincipe tegenover elkaar. De Europeanen en de Amerikanen mochten dan in ruzie met eerst de Sovjets en later de Chinezen uitmaken via de meeste invloed zou hebben. Dat beeld begint nu echt te veranderen. In die context vind ik het veel verstandiger dat we, naar de toekomst kijkend, niet terugverlangen naar een rol zoals Nederland die in het verleden heeft gespeeld, namelijk direct en openlijk, maar dat we gaan naar een rol, overigens met dezelfde doelstellingen en hetzelfde commitment, waarbij we proberen de Afrikaanse Unie en andere Afrikaanse leiders beter in stelling te brengen om een positieve invloed op het regime en op de ontwikkelingen in Sudan en Zuid-Sudan te hebben.

De heer Sjoerdsma (D66): Dan vrees ik toch dat Minister Timmermans trapt in het trucje dat president Al-Bashir al sinds jaar en dag toepast, en dat is de verdeel- en heerstactiek. Eerst deed hij dat op het gebied van de akkoorden, in de zin van: wat betreft het Noord-Zuidakkoord zijn we constructief en in Darfur gaan we dan los. Op die manier speelde hij de internationale gemeenschap uit elkaar. Nu gebeurt dat op een manier van: we kunnen niet meer met de Europese Unie werken maar wel met de Afrikaanse Unie. Dat is een verschuiving van verantwoordelijkheden. Nederland heeft de Noord-Zuidovereenkomst meeondertekend en zich verbonden aan het toezicht op de uitvoering daarvan. Nederland is instrumenteel geweest bij een aantal onderhandelingen op het gebied over Darfur. Nederland is ook altijd een vertrouwde partner geweest van Sudan ondanks die heftige kritiek. Dus mij bekruipt stiekem het gevoel dat de Minister zoekt naar een uitweg om daar minder hard op in te zetten. En ik vind dat gewoon heel erg jammer.

Minister Timmermans: Dit vind ik dus gewoon bullshit. Ik kan er geen ander woord voor verzinnen. Het Nederlandse commitment aan Sudan is in de loop der jaren niet veranderd. De context is veranderd en dus zul je andere instrumenten moeten inzetten dan je in het verleden hebt kunnen inzetten. Ik zie echt geen alternatief voor het stapje voor stapje versterken van de Afrikaanse rol in het aanpakken van de eigen problemen. Waar wij mogelijkheden zien – de mensenrechten zijn daar een perfect voorbeeld van – om wel een eigen rol te spelen en wel invloed uit te oefenen ten aanzien van de positie van vrouwen en dat extreem ingewikkelde en complexe probleem van LGBT en ten aanzien van andere gebieden wat betreft empowerment van mensen, politiek en maatschappelijk, zullen we die zeker blijven benutten. Echter, als je het hebt over de grote allesoverheersende vraag hoe je conflicten kunt beëindigen en nieuwe conflicten kunt voorkomen, kunnen we de beste bijdrage leveren door zo goed mogelijk Afrikaanse leiders en de Afrikaanse Unie te ondersteunen bij het beïnvloeden van de ontwikkelingen aldaar. De wereld is op dat punt echt veranderd in de afgelopen jaren. We zijn er nog lang niet. Het zal met vallen en opstaan gaan en het zal altijd langzamer gaan dan we hopen. Sommige Afrikaanse leiders, of dat nu Museveni is of anderen, zullen tegemoetkomend zijn maar als ze in hun eigen land een probleem hebben, houdt dat dan weer even op. Kortom, met die realiteit zullen we moeten «wirtschaften» in de komende jaren. Het is niet anders. Een heel aparte eigen Nederlandse rol zoals we die vroeger hadden, zal in deze context minder effect hebben – dat is mijn diepe overtuiging – dan het ondersteunen en in positie brengen van de regionale spelers. En dan nog ben ik het zeer met de Kamer eens dat de context zo ingewikkeld, het conflict zo diep zit en het geweld zo ernstig is, dat we ook niet al te hoge verwachtingen kunnen hebben over wat er bereikt kan worden, zolang er niet langzamerhand een oplossing komt voor de verschrikkelijk ongelijke verdeling van macht, bezit en invloed onder de verschillende samenstellende delen van de bevolking van Sudan.

De voorzitter: Ik begrijp de betrokkenheid van alle kanten maar mag ik u wel wijzen op de uitdrukkingen die gebruikt worden om elkaar te bejegenen?

Minister Timmermans: Dat is goed.

Mevrouw De Caluwé (VVD): Ik wil eerst iets rechtzetten. De heer Sjoerdsma gaf aan dat de VVD teleurgesteld was over de keuze om Sudan te laten vallen als partnerland. Welnu, dat heeft hij mij niet horen zeggen en zo staat het ook nergens in mijn aantekeningen.

De heer Sjoerdsma (D66): Mij ook niet hoor, mevrouw De Caluwé.

Mevrouw De Caluwé (VVD): Dan is dat bij dezen rechtgezet.

De Minister stelt volgens mij terecht dat het goed is dat Nederland een bijdrage levert via de internationale gemeenschap en de EU en dat het daarmee ook steun geeft aan de Afrikaanse Unie. Nu is het wel zo dat de EU zich heel erg toelegt op de bemiddeling bij conflicten in Sudan. De vraag is dan aan de Minister waarom Nederland juist dat loslaat en zich veel meer gaat concentreren op mensenrechten en humanitaire hulp. Waarom sluit Nederland niet aan bij de inspanningen van de EU?

Minister Timmermans: Maar dat doet Nederland juist wel. Daar hebben we die gesprekken voor met de EU. Daarom hebben Minister Ploumen en ik uitvoerig met mevrouw Marsden gesproken. Daarom breng ik het ook op in de Raad Buitenlandse Zaken. Uiteraard willen we dat graag bereiken. Alleen, de vraag is of Nederland dat met een eigen, aparte zichtbare rol moet doen dan wel of Nederland dat moet doen in het kader van de EU-inspanningen en het tegelijkertijd andere spelers in stelling in brengen. Die tweede benadering is de benadering die wij kiezen. Ik zou echt met de hand op mijn hart de indruk willen wegnemen bij de Kamer alsof Sudan bij ons lager op het prioriteitenlijstje komt te staan. Ik heb vanaf dag één dat ik dit ambt vervul, gezegd dat Sudan en Zuid-Sudan voor mij een prioriteit zijn. Minister Ploumen heeft dat in allerlei toonaarden en heldere bewoordingen ook aangegeven. Ik begrijp echter niet waarom dit alleen uitgevoerd kan worden door alleen naar die traditionele instrumenten te kijken. Dat begrijp ik oprecht niet. Dat is in deze omstandigheden niet meer effectief zoals dat vroeger wel zo was. Dat is mijn stellige overtuiging.

Mevrouw De Caluwé (VVD): Het is wel zo dat de Minister schrijft dat de prioriteit niet langer uitgaat naar conflictoplossing, terwijl juist de EU zich daarop toelegt en de Minister zo-even ook zei dat Nederland zich heel graag wil aansluiten bij datgene wat de EU doet. Waarom gaat we dan juist iets anders doen als Nederland?

Minister Timmermans: Twee dingen. Nederland is nog steeds lid van de EU en wat mij betreft blijft het dat ook. In dat kader maken we dat beleid ten aanzien van Sudan, dat te maken heeft met conflictoplossing en preventie. Daar zetten we ons volledig voor in. Daarnaast kiezen we in onze bilaterale rol een veel duidelijker focus op de mensenrechten. Dat heeft ook te maken met de capaciteiten die we daar hebben. De ambassade zet zich er ook heel goed voor in. Daar hebben we uitstekende mensen voor, al is het maar een heel klein clubje, die in die zeer ingewikkelde maatschappelijke omgeving daar iedereen kennen die daar een positieve invloed op hebben en die er ook mee samenwerken en projecten steunen. Dat is een niche die binnen het kader van de EU-aanpak die ook door Nederland wordt vormgegeven, heel specifiek bilateraal invulling krijgt. Als de brief bij u de indruk heeft gewekt alsof wij conflictpreventie minder belangrijk zouden vinden, dan spijt mij dat, want dat was bepaald niet de bedoeling van onze brief. Het is alleen zo dat we via andere instrumenten de conflictpreventie willen benadrukken. Als het verkeerd in de brief staat, corrigeer ik dat bij dezen.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Dan staat het inderdaad verkeerd in de brief. Daarin staat namelijk dat het Nederlandse beleid niet langer uitgaat naar conflictoplossing en wederopbouw. Dat is de letterlijke tekst van de brief. Ik begrijp nu van de Minister ...

Minister Timmermans: Dat klopt ook precies met wat ik zo-even zei: multilateraal via de EU en bilateraal concentreren op mensenrechten.

De voorzitter: Ik stel voor dat de heer Voordewind even zijn vraag afmaakt en dan krijgt de Minister de gelegenheid om te antwoorden.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Dank voor uw tussenkomst, want ook het taalgebruik richting de leden vind ik niet altijd getuigen van respect voor die leden. Maar goed, daar hebben we de vorige keer al iets over gezegd.

De Minister zegt nu dat alle aandacht in die conflictbemiddeling uit zou moeten gaan van de Europese Unie, gezien de veranderende context. Daar kan de Minister inderdaad een punt hebben, maar ik lees in de brief verder niets over de rol die de Afrikaanse Unie zou moeten spelen. We weten dat die beperkt is als het gaat om Somalië. Hoe ziet de Minister dan de Nederlandse rol richting de Europese Unie om de betrokkenheid bij de conflictbemiddeling in stand te houden?

Minister Timmermans: Ik dacht dat we het over Sudan hadden. Ik begrijp de vraag even niet. De vraag gaat over Somalië.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Wat betreft conflictbemiddeling heb ik een vergelijking gemaakt met de invloed van de Afrikaanse Unie op bijvoorbeeld Somalië. Daarom is mijn verwachting van de conflictbemiddeling door de Afrikaanse Unie niet heel erg hoog gespannen als het gaat om Sudan. Ik vraag de Minister wat de rol zou kunnen zijn van de EU om die invloed te vergroten, dus of het ook allebei zou kunnen, én de EU én de Afrikaanse Unie.

Minister Timmermans: Dat is precies wat er gebeurt. Allebei, de EU en de Afrikaanse Unie. Echter, vanuit de wens van de Afrikaanse landen en de Afrikaanse Unie om in toenemende mate meer eigen verantwoordelijkheid te dragen voor het oplossen van conflicten op het Afrikaanse continent, is de langetermijnvisie dat we steeds meer de Afrikaanse Unie in positie moeten brengen. Daarnaast hebben we ervoor gekozen dat we wat betreft de inspanningen ten aanzien van de conflictoplossing het spoor bewandelen van de Europese Unie, inclusief de inspanningen van de Speciaal Vertegenwoordiger, de Raad Buitenlandse Zaken en de Hoge Vertegenwoordiger. Daar ligt de Nederlandse inzet voor het politieke spoor. Overigens, in die context binnen de EU speelt Nederland een hoofdrol in de RBZ en op andere punten. Wat betreft de bilaterale benadering kiezen we nu voor de niche van mensenrechten omdat dit met de middelen die we hebben en met de expertise die we op dat terrein hebben opgebouwd, de meest effectieve manier is om bilateraal invloed te hebben op de ontwikkelingen. Wat betreft de conflictoplossing zien we op lange termijn de Afrikanen er steeds meer eigen verantwoordelijkheid voor nemen. Ondertussen zitten we geheel op het spoor van de EU die moet proberen om ook de Afrikaanse Unie en buurlanden aldaar beter in positie te brengen, en die waar mogelijk ook zelf een rol moet proberen te spelen om dat proces verder te brengen. Dit allemaal in de context van de problemen die heel groot zijn.

De heer Voordewind (ChristenUnie): De Minister sprak over een risico van verwatering van de aandacht vanuit de EU. Hoe gaat de Minister zich ervoor inzetten om dat risico te voorkomen?

Minister Timmermans: Door er met de Hoge Vertegenwoordiger over te spreken en ook door heel goed te kijken naar het mandaat van de Speciaal Vertegenwoordiger. Dat is een discussie die plaatsvindt in de RBZ of in het kader van de voorbereiding van de RBZ. Nederland zal er daarbij echt voor zorgen dat dit punt veel prominentie krijgt in het mandaat van de Speciaal Vertegenwoordiger.

Voorzitter, zal ik nu snel nog ingaan op de andere vragen?

De voorzitter: Ik stel voor dat de Minister van Buitenlandse Zaken zijn inbreng nu afrondt om vervolgens ook recht te doen aan de inbreng van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

Minister Timmermans: Oké, dan stop ik nu.

De voorzitter: Het woord is aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

Minister Ploumen: Voorzitter. Ik zal ingaan op twee onderwerpen die hier naar voren zijn gebracht, te weten de situatie in Darfur en de voortgang op het gebied van projecten voor rechten van vrouwen en religieuze vrijheid.

Te bevestiging van hetgeen de Minister van Buitenlandse zaken heeft gezegd over de belangrijke en veranderde rol van de Afrikaanse Unie, hecht ik eraan nog het volgende op te merken. Nadat ik aanwezig was op de bijeenkomst van de Afrikaanse Unie naar aanleiding van haar 50-jarig jubileum heb ik een bezoek gebracht aan Uganda waar ik heb gesproken met onder anderen president Museveni en diens Minister van Buitenlandse Zaken. De Kamer krijgt overigens nog een schriftelijk verslag van dat bezoek maar ik kan nu reeds melden dat een van de belangrijke onderwerpen in die gesprekken ging over de situatie in Sudan en Zuid-Sudan. Aan die gesprekken heb ik de indruk ontleend dat beiden zowel politiek als persoonlijk zeer geëngageerd waren, niet alleen in de bilaterale relatie met Sudan en Zuid-Sudan, maar ook in de zin dat ze zich binnen de Afrikaanse Unie zeer constructief opstellen ter zake. Ik heb met de Minister van Buitenlandse Zaken van Uganda de afspraak gemaakt om met enige regelmaat contact met hem te hebben. In die zin kan hij dan ook gezien worden als een van de informatiebronnen die wij gebruiken op basis waarvan wij de Kamer weer kunnen informeren. Ik zeg dit alles om te illustreren dat die verhoudingen zeer veranderd zijn. Ik was positief onder de indruk van de constructieve opstelling van hen beiden, zowel om de informatie met mij te delen maar vooral vis-à-vis Sudan en Zuid-Sudan.

De situatie in Darfur is al jarenlang zeer zorgwekkend. Verschillende actoren spelen daarbij een rol, met name VN-organisaties en ingo's en ngo's. Het werken wordt hen niet gemakkelijk gemaakt. Dat geldt overigens ook voor de regio's Blue Nile en South Kordofan waar de humanitaire situatie zorgelijk is. De toegang tot het gebied is lastig. Er wordt wel crosslinehulp gegeven maar geen crossborderhulp. Nederland is daar in deze context ook geen voorstander van, en wel om drie redenen. Het brengt de lokale bevolkingen in gevaar. Dat is overigens een assessment dat we voortdurend checken; ook met OCHA hebben we daarover regelmatig contact. Bovendien brengt het de neutraliteit in gevaar. Dus we monitoren dat zorgvuldig. Overigens kunnen we ook niet uitsluiten dat soms hulp in verkeerde handen terechtkomt. Nogmaals, in die multilaterale verbanden spelen we een actieve rol en vragen we ook veel aandacht voor deze kwestie. Ook de ambassade houdt de situatie nauwlettend in de gaten.

De programma's rondom vrouwenrechten worden uitgevoerd vanuit onze FLOW-faciliteit. Er zijn zes organisaties die deze uitvoeren en ze hebben vooral betrekking op het in positie brengen van vrouwen als nieuwe leiders en als betrokkenen bij vredesinitiatieven. Vrouwenorganisaties zijn in de loop der jaren in Sudan zeer zeker sterker geworden. Ze spelen op de achtergrond wel een rol maar in de formele onderhandelingen spelen vrouwen echter nog veel te weinig een rol; dat is ook een reden om door te gaan met de ondersteuning van de vrouwenorganisaties. Het nationaal actieplan 1325 is nog niet in de uitvoeringsfase. ICCO, Kerk in actie en Stichting vrouwenorganisaties Nederland-Darfur zijn nu in samenspraak met de lokale partners aan het bekijken hoe daaraan het beste uitvoering kan worden gegeven. Ook het kleineprojectenfonds van de ambassade heeft specifiek oog voor programma's die gender based violence tegengaan.

Wat betreft het pilotprogramma over godsdienstvrijheid en levensovertuiging is de stand van zaken als volgt. De post heeft de analyse afgerond om te kijken welke mogelijkheden er zijn voor concrete interventies. Het is niet gemakkelijk om in de context van Sudan uitvoeringspartners te vinden. Dat is meteen een deel van het antwoord op de vraag van mevrouw Maij hoe de overheid zich opstelt ten opzichte van maatschappelijke organisaties. De verharding van het beleid ten opzichte van maatschappelijke organisaties beperkt echt de concrete interventiemogelijkheden. De ambassade legt zich daar overigens niet zomaar bij neer en is met diverse organisaties in gesprek. Ik weet zeker dat de leden er begrip voor hebben dat ik nu niet meer informatie kan geven over wie dat allemaal precies zijn, dit om de voortgang niet in gevaar te brengen. Nederland speelt ook een voortrekkersrol op dat hele domein van vrijheid van godsdienst en levensovertuiging in Sudan. We hebben een leidende rol gehad bij het in kaart brengen van de problemen die kerken ervaren en hebben die ook aangekaart bij het ministry of religious endowments. De ambassade staat ook mensen bij die in de problemen zijn gekomen en kerkleden die bedreigd worden of die met uitzetting bedreigd worden in Sudan. Er is ook sprake van een ondersteunend project waarbij de dialoog wordt gezocht met gematigde moslimleiders onder andere over de rol van de vrouwen binnen de islam.

Waar Nederland zo veel waarde hecht aan maatschappelijke organisaties en aan maximale politieke ruimte, kan men zich voorstellen dat dit voor het kabinet een van de belangrijke gesprekspunten is ten aanzien van Sudan. Gelet op het gebrek aan voortgang op dit vlak is er geen enkele reden om met het gesprek daarover op te houden.

Mevrouw De Caluwé en de heer De Roon hebben vragen gesteld over de oliepijpleiding die aangelegd zouden worden tussen Sudan en Zuid-Sudan. Om de olie vanuit Zuid-Sudan te transporteren, is men bijna volledig afhankelijk van Sudan. Dat levert in de conflictueuze relatie tussen de twee veel problemen op. Al-Bashir heeft begin juni aangekondigd dat het transport van Zuid-Sudanese olie wederom gestaakt zal worden, nadat een paar weken ervoor een aankondiging kwam dat het transport hervat zou worden. Het is nog niet helemaal duidelijk of de oliekraan ook echt dichtgedraaid wordt. Zuid-Sudan kijkt, wat zeer te begrijpen is, naar alternatieve exportroutes en natuurlijk ook naar diversificatie van de economie. Dat laatste was ook een van de gesprekspunten tijdens mijn bezoek aldaar een paar maanden geleden. Er is nog geen begin gemaakt met de aanleg van die pijplijn. Dat zal ook nog wel even duren. Nederland is daar vooralsnog ook nog niet bij betrokken.

De laatste 30 seconden van mijn spreektijd zou ik graag willen gebruiken om iets te zeggen over Zuid-Sudan, hoewel dat een onafhankelijke staat is en eigenlijk een eigen algemeen overleg verdient. Ik volg de ontwikkelingen in Zuid-Sudan en met name in Jonglei op de voet. Ik deel ook de zorgen over de mensenrechtenschendingen aldaar en over de gewelddadige cultuur tussen de verschillende bevolkingsgroepen. Er wordt niet voldoende onderscheid gemaakt tussen rebellen en de burgerbevolking door het Zuid-Sudanese leger. Duidelijk is wel dat de Murle zich politiek en economisch niet voldoende betrokken voelen. De inzet van de Nederlandse ambassade in Zuid-Sudan, ook in samenwerking met plaatselijke organisaties, overheidsfunctionarissen en UNMISS, is er natuurlijk op gericht de situatie aldaar te verbeteren. Het is een gebied waar Nederlandse politietrainers actief zijn en uitstekend werk doen, ook in die moeilijke context die zij overigens eerder als een aanmoediging zien om door te gaan en om de burgerbevolking te beschermen.

De voorzitter: Ik dank de bewindslieden voor hun beantwoording. Er is nu geen tijd meer in dit algemeen overleg om recht te doen aan de resterende vragen die zijn gesteld en de beantwoording ervan door beide bewindspersonen. Ik zou de leden dan ook willen voorstellen om de voorliggende brief opnieuw te agenderen voor de procedurevergadering morgen van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken. We moeten deze zaal nu namelijk echt verlaten omdat er een volgend algemeen overleg moet plaatsvinden.

Mevrouw Maij (PvdA): Ik wil alleen nog even iets rechtzetten. Ik heb namelijk niet gezegd dat ik teleurgesteld ben. Door D66 werden mij namelijk dergelijke woorden in de mond gelegd maar die heb ik niet gebruikt.

De voorzitter: Waarvan akte. Dat betrof de opmerking van de heer Sjoerdsma in eerste termijn.

Ik zie dat de leden akkoord kunnen gaan met het voorstel.

De heer De Roon (PVV): Punt van orde, voorzitter. Ik heb geen antwoord gekregen op mijn vraag over de activiteiten van Iran met betrekking tot Port Sudan. Wellicht dat de regering die dan schriftelijk kan beantwoorden.

Minister Timmermans: Ik ben graag bereid die vragen schriftelijk te beantwoorden maar ik zal daarover pas een besluit nemen nadat ik in kennis ben gesteld van het besluit dat is genomen in de procedurevergadering van morgen.

De voorzitter: Ik dank de Minister voor deze suggestie. Ik zie dat de heer De Roon hiermee kan instemmen.

Dan zijn we hiermee gekomen aan het eind van dit algemeen overleg. Dank aan de bewindslieden en hun medewerkers, de leden en de mensen op de publieke tribune.

Sluiting 14.00 uur.