Kamerstuk 21501-04-214

Verslag van een algemeen overleg

Ontwikkelingsraad


Nr. 214 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 12 juni 2018

De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de vaste commissie voor Europese Zaken hebben op 17 mei 2018 overleg gevoerd met mevrouw Kaag, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, over:

  • de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 9 mei 2018 met de geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking van 22 mei 2018 (Kamerstuk 21 501-04, nr. 212);

  • de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 7 maart 2018 met het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking van 20 februari 2018 (Kamerstuk 21 501-04, nr. 211);

  • de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 15 februari 2018 ter aanbieding van de antwoorden op vragen commissie over de geannoteerde agenda Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking van 20 februari 2018 (Kamerstuk 21 501-04, nr. 207);

  • de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 15 maart 2018 met de kabinetsreactie op de consultatie van de Commissie inzake de evaluatie van EU-humanitaire hulp 2012–2016 (Kamerstuk 22 112, nr. 2522).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, De Roon

De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Azmani

De griffier van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, Van Toor

Voorzitter: De Roon

Griffier: Meijers

Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Becker, Bouali, Diks, Van den Hul, Kuik, De Roon en Sazias,

en mevrouw Kaag, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

Aanvang 15.03 uur.

De voorzitter:

Goedemiddag, dames en heren. Hartelijk welkom bij het algemeen overleg van de commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking met de Minister, die naast mij zit en die ik uiteraard ook van harte welkom heet. Ook haar staf heet ik van harte welkom. Het onderwerp van bespreking is vanmiddag de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking. Ik zie dat er op dit moment vijf sprekers van de kant van de Kamer aanwezig zijn. We hanteren een spreektijd van vijf minuten. Ik wil niet op voorhand het aantal interrupties beperken, maar dat kan natuurlijk altijd gebeuren als de leden te veel gebruik gaan maken van de gelegenheid. Het woord is aan mevrouw Kuik.

Mevrouw Kuik (CDA):

Dank u, voorzitter. Om 15.30 uur moet ik de zaal even verlaten; dan heb ik dat alvast gezegd.

Ik wil het graag hebben over het toevoegen van het Europees Ontwikkelingsfonds aan het MFK. Dit is een aanzienlijke aanpassing in de Europese betalingsstructuur, maar de details moeten nog duidelijk worden. Wat zijn volgens de Minister de algemene gevolgen van deze ontwikkeling?

Wat dit exact gaat inhouden, moeten we dus maar afwachten. Ik wil de Minister vragen om met een appreciatie naar de Kamer te komen zodra dit duidelijk is. Hoe en waar worden de ontwikkelingsgelden binnen de Europese begroting geplaatst en in hoeverre is dat gealloceerd?

Het argument van de Europese Commissie voor deze aanpassing is de wens om een meer flexibele begroting te creëren. Ik vraag mij wel af of dat kan betekenen dat geld dat gealloceerd is voor externe betrekkingen, en meer specifiek voor ontwikkelingsdoeleinden, op een gegeven moment gebruikt kan worden voor andere doeleinden. Voor het CDA is het namelijk van belang dat de grondoorzaken van migratie worden aangepakt. We kunnen natuurlijk discussiëren over wat die zijn, maar het gaat daarbij vooral om het perspectief bieden aan mensen. In het bijzonder willen we de positie van vrouwen in de samenleving versterken. Dat is natuurlijk ook wat de Minister nastreeft. Vooral Europa speelt een belangrijke coördinerende en aanjagende rol om in sub-Sahara het verschil te maken. Kan de Minister garanderen dat de Europese ontwikkelingsdoelen niet worden ingewisseld voor acute problemen nu ontwikkelingsgelden onder de meer flexibele Europese begroting gaan vallen? En is de Minister bereid om al tijdens deze Raad hierover een positie in te nemen?

Hoe controleren we dus dat gelden voor ontwikkeling ook daadwerkelijk daaraan besteed worden? Kunnen we dit eventueel ook bijstellen wanneer de afspraken niet lijken te worden nagekomen? Wellicht kan de Minister op deze vragen ook antwoorden in haar appreciatie van het MFK.

Het Emergency Trust Fund for Africa lijkt een groot succes te zijn. De Minister stelt dat we de rapportage van de Europese Rekenkamer moeten afwachten. Dat lijkt mij terecht. Maar de resultaten van het fonds lijken positief te zijn en lijken ook de agenda van Nederland te ondersteunen. Is het al bekend of dit fonds wordt uitgebreid? En ziet de Minister daar mogelijkheden toe?

Ik ben ook geïnteresseerd in de algemene rol en plaats van de SDG's in het nieuwe MFK, dus niet alleen op ontwikkelingsgebied, maar ook op de andere beleidsterreinen. Zo is de EU voornemens om een groter bedrag aan innovatie te besteden. Wordt daarbij rekening gehouden met die SDG-doelstellingen? Zou de Minister willen pleiten voor het integraal hanteren van die SDG's, hetzij in de Raden waarin ze zelf deelneemt, of via haar collega's in het kabinet? De Nederlandse regering plaatst de SDG's ook steeds meer op de voorgrond als leidraad voor beleid. Dat zou wat het CDA betreft ook in Europa moeten gebeuren.

Ik kom op post-Cotonou. We hebben hier al vaker over gesproken. Het CDA steunt het kabinet in het goedkeuren van het onderhandelingsmandaat. Wel wil ik nogmaals benadrukken, zoals ook in eerdere debatten is gedaan, dat het voor ons van belang is dat de Afrikaanse landen eigenaarschap van ontwikkelingsdoelen nemen. Daarbij is de betrokkenheid van de AU ook van belang.

Ik eindig met te zeggen dat het een goede zaak is dat de positie van meisjes en vrouwenrechten prominent op de agenda staan van de Europese Unie. Zeker bij de vorming van het nieuwe MFK is het van belang dat we de positie van vrouwen en meisjes gaan verstevigen. Het moet standaard worden in het beleid, zowel in Nederland als in Europa, dat dit wordt uitgevoerd.

Dank, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Kuik van het CDA. Voordat ik het woord geef aan de volgende spreker moet ik nog even memoreren dat ik vergeten ben aan het begin van het debat te melden dat mevrouw Van den Hul van de Partij van de Arbeid hier ook aan tafel wil zitten. Maar er is gelijktijdig ook een ander AO of een ander debat waar zij bij moet zijn. Ze gaat proberen hier toch te komen door in en uit te lopen op momenten dat het andere debat dat toelaat. Dan weet u even wat er gebeurt als u dat waarneemt.

We gaan nu luisteren naar mevrouw Sazias. Zij spreekt namens de fractie van 50PLUS.

Mevrouw Sazias (50PLUS):

Dank u wel, voorzitter. Het gevecht om de centen is begonnen. Direct na de presentatie van de Europese Commissie van de voorstellen voor een nieuw Meerjarige Financieel Kader zijn de stellingen betrokken en de eerste piketpaaltjes geslagen.

Voor Nederland ziet het er niet zo best uit, maar daar zal mijn collega Martin van Rooijen in een ander verband nog heel vaak over spreken.

Ik kom op de onderwerpen waar we het vandaag over hebben. De plannen zien er zo op het eerste gezicht wel redelijk uit. Er wordt gepleit voor meer middelen en voor effectievere bundeling van instrumenten en faciliteiten, en voor meer flexibiliteit. 50PLUS vindt het verstandig van het kabinet om de uiteindelijke beheersstructuur kritisch te bekijken. Met name is het belangrijk goed in de gaten te houden wat nu precies de status en de actieradius gaat worden van de externe faciliteit van 10 miljard euro buiten de begroting, de European Peace Facility.

De begrippen «vrede» en «veiligheid» komen we opvallend veel tegen in de verschillende hoofdstukken. Hetzelfde geldt voor «migratie» en «grensbeheer». We zien dat in deze benadering de klassieke doelstelling van ontwikkelingssamenwerking, van armoedebestrijding, meer en meer wordt verbonden met thema's als vrede, veiligheid, migratie en andere strategische doelen. Ik kan het ook anders zeggen: op deze manier richten we ons meer op het eigen belang dan we tot nu toe deden. Als we de voorstellen van de Europese Commissie vanuit dat perspectief bekijken, heeft mijn fractie wel begrip voor de reactie van COCORD, de Europese koepel van organisaties die actief zijn op het gebied van ontwikkelingssamenwerking. Men vreest daar dat er in de toekomst vooral geld zal gaan naar projecten voor de korte termijn, zoals migratiebeheersing, en dat dit ten koste zal gaan van armoedebestrijding, mensenrechten en vrouwenrechten. Zou de Minister daar eens op willen reflecteren?

Een ander risico is dat er door die benadering minder aandacht komt voor de minst ontwikkelde landen, waar de migratiekwestie niet of nauwelijks aan de orde is, landen echter die onze hulp wel hard nodig hebben. Dan wil ik in het bijzonder Bangladesh noemen. Misschien hebt u er tijdens de rondvraag nog tijd voor om daar extra aandacht voor te vragen, want soms kan je een humanitaire crisis van verre zien aankomen. Ik noem de vrouwen, de Rohingyavluchtelingen die daar opgepropt zitten. En we weten allemaal dat het daar binnen een maand ontzettend hard gaat regenen. Dat zien we dus al van verre aankomen. Wil de Minister daar alstublieft extra aandacht voor vragen?

En kan de Minister ons ook bijpraten over het verloop van het terugkeerproces van de Rohingya's? Laten we de mensen in dat soort omstandigheden alsjeblieft niet vergeten. Ik hoor graag ook een reactie van de Minister daarop.

Een ander onderwerp waarover we graag haar mening horen, is de betrokkenheid van de private sector bij ontwikkelingssamenwerking. In 2016 presenteerde voorzitter Juncker van de Europese Commissie een fonds voor duurzame ontwikkeling. Daarin zou de private sector 44 miljoen investeren om mee te werken aan de aanpak van de grondoorzaken van de migratie vanuit Afrika. Volgens onze informatie is er nog geen enkel contract getekend. Kan de Minister dat bevestigen? En wat is haar reactie daarop? En, als dat zo is, hoe moet het dan verder met het betrekken van de private sector?

Voorzitter, de fractie van 50PLUS vindt het jammer dat de Europese Commissie vasthoudt aan een overkoepelend verdrag als opvolger van de Cotonou-overeenkomst met de ACS-landen. Het oorspronkelijke Nederlandse voorstel sprak ons meer aan. Dus dan maar volop inzetten op het belang van veel aandacht voor de rechten van vrouwen en meisjes, en de positie van het maatschappelijk middenveld. Kan de Minister aangeven in welke Raad een definitief besluit valt over de Europese inzet voor het nieuwe verdrag en hoe zij aankijkt tegen de wijzigingen die vanuit de Raad zijn aangebracht in de oorspronkelijke onderhandelingsrichtlijnen van de Commissie?

Met enige zorg hebben we in de geannoteerde agenda de passages gelezen over Spotlight Initiative. Op papier is het een prachtig project, maar in de praktijk zijn er vragen over de uitvoering. Kan de Minister ons uitleggen hoe het nu toch mogelijk is dat er binnen de VN sprake is van doublures met andere projecten?

Voorzitter, tot slot zeg ik nog iets over het noodfonds voor Afrika, het Emergency Trust Fund. Het is goed om te lezen dat minder mensen de risico's nemen om via de zogenaamde centraal-mediterrane route naar Europa te vluchten en dat daardoor ook minder mensen verdrinken. Blijkbaar is de inzet op sociaaleconomische ondersteuning, bescherming en opvang in de regio effectief. Hopelijk heeft dit ook positieve gevolgen voor de soms mensonterende situaties in de kampen in Libië. Kan de Minister ons informeren over de actuele situatie in Libië bij de opvang van vluchtelingen?

Tot zover, voorzitter.

De voorzitter:

Dank, mevrouw Sazias. Ik geef het woord aan de heer Bouali namens de fractie van D66.

De heer Bouali (D66):

Dank u wel, voorzitter. Ik vroeg net al aan mijn collega van de VVD wat er nou anders was in deze zaal, maar volgens mij zitten we voor het eerst hier, en is het wat kleiner en knusser.

Laat ik maar meteen beginnen, mijnheer de voorzitter, over het MFK. «Een EU-begroting voor de toekomst.» Zo noemt de Commissie haar eigen voorstel. Maar is het dat ook volledig? Wordt de Europese ontwikkelingshulp echt effectief, innovatief en modern? Er worden grote veranderingen voorgesteld. We gaan van vijftien naar vijf verschillende instrumenten. De nadruk komt te liggen op veiligheid en migratie. Mijn collega van 50PLUS refereerde daar net al aan, maar hoe zit het dan met de promotie van mensenrechten en democratie, en met de internationale solidariteit? Dat zijn ook belangrijke doelstellingen van het Europese buitenlandbeleid. Hoe zullen die onder het nieuwe voorstel worden veiliggesteld?

Ik heb de afgelopen debatten naar de Minister geluisterd en wat ik van haar hoorde vergelijk ik met de doelen van het humanitaire beleid van de EU. Dan lijkt de Minister in ieder geval ambitieuzer te zijn dan de Commissie. Herken ik dat goed? Wil zij actiever vrouwenrechten nastreven, een inclusieve wereld tot stand brengen en mensen toekomstperspectief geven?

En er is meer ruimte om het plan de goede kant op te sturen. Zal de Minister in Brussel aandringen op een transparant overzicht met daarin in ieder geval alle uitgaven op Europees niveau? Aan die uitgaven moeten vervolgens ook duidelijke doelstellingen en evaluaties gekoppeld worden. Op die manier kunnen we niet alleen zien wat wel en wat niet werkt, maar kunnen we geld ook tijdelijk stopzetten, bijvoorbeeld als een land sjoemelt. Daarin zouden de Minister en het Europees Parlement samen kunnen optrekken in het akkoord op het nieuwe budget.

Dan ga ik naar de getallen. Nederland geeft jaarlijks ongeveer 4 miljard, dik 4 miljard ODA uit. Hoeveel gaat de Commissie aan ODA uitgeven vanaf 2021? Het staat niet in het Commissievoorstel. Daarin wordt ODA geheel niet genoemd. Wel is duidelijk dat we over zeven jaar ongeveer 34 miljard uitgeven aan migratiebeheersing, 27 miljard aan veiligheid en naar het lijkt een stuk minder aan ontwikkelingssamenwerking. Er is 4,7 miljard voor noodhulp in het Emergency Aid Reserve en 11 miljard voor humanitaire hulp, voor aid. Dat is ongeveer 2,2 miljard jaarlijks. Alleen Nederland geeft jaarlijks al bijna het dubbele. Het is dus van groot belang dat uit het programma Neighbourhood and the world ontwikkelingsprogramma's opgezet worden, zeker nu het European Development Fund van 30,5 miljard daarin verdwijnt. Weet de Minister hoeveel ontwikkelingsprojecten in dat programma komen? Kan zij erop aandringen dat, net als in de Nederlandse BuHa-OS-begroting en de HGIS-nota, inzichtelijk gemaakt wordt welke bedragen en percentages van subprogramma's aan ODA besteed worden?

Het plan noemt ook de Sustainable Development Goals; wij hebben zeven meldingen op 140 pagina's geteld. Dat is in ieder geval iets, maar zeven keer is niet heel veel, dus we zijn ook maar in de voetnoten gaan tellen. Toen kwamen we op nog twee extra meldingen. Dat maakt niet duidelijk welke subprogramma's aan welke SDG's bijdragen en met hoeveel middelen of welke doelen, terwijl die koppeling wel nodig is om de voortgang van de SDG's te gaan bewaken en te zien of de Unie complementair werkt aan dat wat de lidstaten doen. Want er ligt een grote opgave. Ook gisteren werd weer duidelijk dat de Nederlandse welvaart ten koste gaat van die van andere landen. Onze afhankelijkheid van grondstoffen uit arme landen heeft grote impact op wereldwijde welvaart en kent een voetafdruk op mens en milieu. Zo spiegelde gisteren het CBS ook voor in het inmiddels al redelijk bekende rapport over brede welvaart. Kan de Minister bevorderen dat SDG's in ieder geval in het definitieve kader nadrukkelijk opgenomen worden?

Voorzitter, ik kom op Afrika. Mijn collega van het CDA had het ook al over de post-Cotonou-agenda om de toekomstige samenwerking van de EU met Afrikaanse landen, de Caribische regio en de landen in de Stille Oceaan te bespreken. Dat is een groots en langdurig proces, maar wat zijn precies de hete hangijzers die de 22ste besproken moeten worden om op de RBZ van 25 mei de EU-interne besprekingen af te kunnen ronden? Liggen de concepten in lijn met de agenda van de Minister?

Dan wil ik gaan naar het rapport Women, Business and the Law 2018, dat de Wereldbank recentelijk uitgebracht heeft. Het is een interessant werk met concrete handvatten om genderongelijkheid aan te pakken. Wetten en regelgeving die een gelijkwaardige positie van vrouwen in de weg staan, worden in dit rapport concreet benoemd. Kan de Minister het rapport bij de Raad inbrengen en bevorderen dat er vanuit de Unie gelobbyd wordt voor het wegnemen van die hordes die in het rapport staan?

Ik wens de Minister in ieder geval een hele fijne vergadering in Brussel. Ik wens de Minister in ieder geval een hele fijne vergadering in Brussel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Bouali. Dan is het woord nu aan mevrouw Becker van de VVD-fractie.

Mevrouw Becker (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Wat wij vandaag bespreken, staat natuurlijk ook op de agenda van de RBZ/OS op 22 mei in Brussel. Ik vind het een lastig moment, want het gaat over vrij fundamentele keuzes die de EU wil maken om het externe financieringsinstrumentarium aan te passen, te herstructureren. Dan gaat het om de keuze voor minder instrumenten en het meer te richten op veiligheid en migratie. Als je dat zo hoort, zou je denken: daar moet de VVD het mee eens zijn. Dat is ook het geval. Tegelijkertijd vinden we het moeilijk dat de Europese Commissie zegt dat er fors meer middelen nodig zijn om de ambities van de Europese Unie waar te kunnen maken. Waar je ook gesprekken voert op dit moment, of dat nou is bij de Wereldbank, de VN of de Europese Commissie, overal wordt gezegd dat er meer middelen nodig zijn.

Onlangs heb ik samen met mijn collega Bouali een motie ingediend (21501–04, nr. 209) omdat wij het lastig vinden dat het niet altijd inzichtelijk is wat er nou precies gebeurt met het Europese geld dat bedoeld is voor ontwikkelingssamenwerking. Het kabinet heeft aangegeven die motie op een aantal manieren uit te voeren. Een van de manieren is: ons als Kamer jaarlijks een brief sturen om inzage te geven in de effectiviteit, wat er met de middelen gebeurd is en aan welke doelen Nederland daarmee indirect heeft bijgedragen. Ik vraag de Minister om aan te geven wanneer zij verwacht die brief te kunnen sturen. Wat de VVD betreft zouden we eerst de vraag moeten beantwoorden of we de Europese middelen wel effectief genoeg inzetten op dit moment en of we die middelen kunnen herschikken voordat we de vraag beantwoorden of er extra geld op tafel komt. Dat is ook het standpunt dat de VVD breder heeft in de discussie rond het MFK. Dat mag ook geen verassing zijn. Mijn vraag is of de Minister zo'n brief, juist gelet op deze discussie, snel naar de Kamer zou kunnen sturen. Ik zou de Minister ook willen vragen of zij hier vandaag of in diezelfde brief zou willen ingaan op het punt dat de heer Bouali ook aansneed, namelijk het punt van complementariteit. Wat is de meerwaarde ervan dat het geld via Europa wordt uitgegeven, naast het feit dat alle lidstaten individueel ook programma's hebben? Wat betekent dat op landenniveau? Werken we niet langs elkaar heen? Kan ook dat niet een stuk efficiënter?

Ik las dat weliswaar een deel van het instrumentarium onder het MFK zal worden gebracht, maar dat de European Peace Facility 10 miljard moet gaan bedragen en dat die dan weer buiten de begroting wordt gebracht. Kan de Minister toelichten hoe het zit? Wordt dit ook nog een keer in de Defensiecommissie aan de orde gesteld? Want wij kunnen op dit moment niet goed inschatten waar dit precies voor gebruikt gaat worden. Wij hebben iets gelezen over Europese militaire missies. Maar het zijn nogal fundamentele keuzes, dus kan daar ook nog een keer een wat uitgebreidere toelichting op komen? Dat is eigenlijk meteen ook mijn totaalvraag: waar staan we nu in het proces? Welke kans hebben wij nu als Kamer nog om op basis van deze eerste gedachtewisselingen de regering standpunten mee te geven op bepaalde onderwerpen? Overal staat netjes in de brief dat we over het hele MFK willen kunnen besluiten en dat de regering niet wil dat er nu al stappen worden gezet. Tegelijkertijd beginnen we wel de gesprekken. Dus welke ruimte hebben we nog om daar straks open in te gaan?

Ik wilde vragen wat de stand van zaken is wat betreft het plan van de Europese ontwikkelingsbank. Dat las ik niet in deze stukken terug, maar hoe verhoudt dat zich tot deze voorstellen? Ik wilde ook wat vragen over post-Cotonou, want ook daarover hebben we in meerderheid een motie aangenomen in deze Kamer, om ervoor te zorgen dat de onderhandelingen voor post-Cotonou gaan bijdragen aan het terugdringen van irreguliere migratiestromen en het terugnemen van uitgeprocedeerde onderdanen. Het kabinet zet daar ook op in. Ik dank de Minister daarvoor. Maar kan zij aangeven of er al zicht is op concrete prestatie-indicatoren die daar dan op tafel komen in de richting van de ACS-landen? Ik las in het verslag van de RBZ dat er landen zijn die zeggen: eigenlijk zou het niet alleen om de ACS-landen moeten gaan, maar het post-Cotonou-verdrag zou breed moeten worden opengesteld. Hoe staat Nederland daarin? Is er al zicht op de hoogte van het bedrag voor de nieuwe periode? Ook dat las ik nergens terug.

Tot slot heb ik nog twee korte punten, voorzitter. Het EU Emergency Trust Fund is al aan de orde geweest. Het gaat om 3,3 miljard. Het kabinet schrijft dat Nederland zou willen dat het fonds meer relevant wordt voor migratie en dat we als Nederland meer invloed krijgen. Kan de Minister dat duiden? Betekent dat dat we nu geen invloed hebben op de besteding? Hoe zetten we daarop in om dat dan wel voor elkaar te krijgen?

Tot slot het EU-UN Spotlight Initiative. Inderdaad, doublures moeten we voorkomen, maar niet alleen dat. De Minister zegt zich ook zorgen te maken over het bestuur en over de weinig transparante governance. Als we dat constateren, wat voor mogelijkheden hebben we dan om op een gegeven moment ook – precies zoals de heer Bouali het zegt – middelen terug te trekken en stop te zetten en daar ook echt consequenties aan te verbinden? Of moeten we toekijken hoe er misschien miljoenen worden besteed aan iets wat veel efficiënter zou kunnen?

Daar laat ik het bij in eerste termijn. Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank, mevrouw Becker. Mevrouw Diks van de fractie van GroenLinks, we gaan naar uw inbreng luisteren. Gaat uw gang.

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Eerst kom ik te spreken over het Meerjarig Financieel Kader. Bij het concept voor een Meerjarig Financieel Kader voor de ontwikkelingssamenwerkingsuitgaven van de Europese Commissie zien we een trend die ook in het Nederlandse ontwikkelingssamenwerkingsbeleid goed voelbaar is. Steeds meer van het ontwikkelingssamenwerkingsgeld moet naar het tegengaan van migratie gaan; dat is althans het voorstel. Het budget voor grensbeheer, migratie en asiel verdrievoudigt en er wordt een aanzienlijke buffer in de begroting gebouwd om ad hoc zaken als migratiedeals te kunnen financieren. Oftewel, geld dat ooit ging naar het bestrijden van armoede en ongelijkheid, gaat nu naar de bestrijding van de gevolgen daarvan: migratie. Rechtse politici kunnen zo lekker scoren voor de bühne, want op korte termijn komen er minder migranten, is de verwachting.

Zou het kunnen dat er nu een interruptie is?

De voorzitter:

Ja, het lijkt er wel op. Mevrouw Becker.

Mevrouw Becker (VVD):

Ik voel mij een beetje persoonlijk aangesproken.

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Ik bedoelde eigenlijk alle rechtste politici, om eerlijk te zijn.

Mevrouw Becker (VVD):

Ja, er zit er hier één, dus ik ga er in ieder geval iets van zeggen. Ik denk dat van scoren voor de bühne geen sprake is. Maar ik denk wel dat het van belang is om te erkennen dat je ook en-en kunt doen. Ik vraag mij af hoe mevrouw Diks daartegen aankijkt. Als je de grondoorzaken van migratie wilt aanpakken, is het niet zo dat je dat niet kunt doen door armoedebestrijding in een bepaald gebied of door ervoor te zorgen dat de leefomstandigheden daar beter worden of door daar te investeren in onderwijs, zodat er perspectief is voor jonge mensen om niet hun land te verlaten maar om daar te blijven en te bouwen aan de toekomst van dat land. U doet het nu voorkomen alsof het een slechte zaak is, maar ik denk dat als er sprake is van bevolkingsgroei op een continent zoals Afrika, dat mogelijk richting de 4 miljard gaat, we dan reëel dienen te zijn over het feit dat we die mensen niet allemaal hier kunnen opvangen en dat we moeten zorgen voor perspectief daar. Hoe kijkt mevrouw Diks daartegen aan?

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Ik zou haast zeggen: u haalt me de woorden uit de mond. Want dat is precies de boodschap die GroenLinks al heel lang heeft verkondigd. Onze boodschap is namelijk: probeer nou juist in continenten als Afrika te zorgen voor veel meer toekomstperspectief en handelingsperspectief voor de jeugd en daarmee te voorkomen dat mensen de overstap moeten maken vanwege zulke armoedige omstandigheden dat men wel min of meer gedwongen wordt om erop uit te gaan. Dat zijn zaken die u zelf ook noemt. Op zich denk ik dat we het voor een deel met elkaar eens zijn. Maar met het punt dat ik zo-even probeerde te maken, wilde ik aangeven dat u een groot deel van het budget dat u nodig hebt om daaraan te werken, gaat gebruiken om juist migratiezaken te betalen. Het punt is: als je migratiezaken wilt betalen, moet je het wat ons betreft ook uit het migratiebudget doen of uit het budget van Buitenlandse Zaken. Ik zou me kunnen voorstellen dat het ook uit een ander budget kan, maar wat ons betreft kan het niet uit het budget voor ontwikkelingssamenwerking. Als je steeds minder geld voor ontwikkelingssamenwerking overhoudt, versterk je juist datgene wat je ermee wilt oplossen.

Mevrouw Becker (VVD):

Kunt u een voorbeeld noemen van iets wat we dan niet zouden moeten betalen, wat nu wel dreigt te gebeuren in uw ogen?

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Volgens mij wordt er nu van alles en nog wat rondom Libië betaald uit het budget. Bovendien hebben we een interessante maar erg onwenselijke kasschuif gedaan in bijvoorbeeld het betalen van asielzoekers. Er zijn dus allerlei zaken die nu vanuit het ontwikkelingssamenwerkingsbudget worden betaald. Dat zou je niet moeten willen. U geeft net zelf aan dat u dat eigenlijk ook niet wilt. Het lijkt mij goed dat we bij andere bewindslieden eens gaan kijken naar budgetten, om daarmee op een nette manier migratie te betalen.

De heer Bouali (D66):

Ik sloeg aan op een andere zinsnede van mijn collega van GroenLinks. Die ging niet over het rechtse deel van dit huis, maar over iets anders. U trok de inspanningen van Nederland bijna gelijk met dat wat de Europese Commissie voorstelde. Heb ik dat nou goed gehoord? We hebben bij de laatste extra financiële optoppingen gezien dat we in ieder geval een groot deel van ons Nederlandse geld hebben gegeven aan noodhulp. Ik gaf in mijn bijdrage al aan dat ik me zorgen maak dat het in het Commissievoorstel te veel gaat over veiligheid en migratie, en dat er toch wel meer internationale solidariteit mag zijn. Maar hoorde ik u nou zeggen dat u ook vindt dat Nederland die kant opgaat? We hebben, zoals ik net al zei, in december toch flinke investeringen gedaan in echte OS-thema's?

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Er is wel een extra dotatie gedaan, ook in het regeerakkoord. Het effect wordt natuurlijk aanmerkelijk verminderd door bijvoorbeeld die kasschuif die we in de vorige bestuursperiode al hebben toegepast. In die zin zou ik er niet van spreken dat er meer geld wordt uitgegeven. Het gaat juist om een reparatie van een tekort uit de vorige periode.

De heer Bouali (D66):

Dat is niet echt een antwoord op mijn vraag, denk ik. Maar dat is niet erg. Dat zijn we wel gewend van mijn collega van GroenLinks.

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Nou ja! Dit was toch als gezellig overleg bedoeld?

De heer Bouali (D66):

Ik wil toch van u horen of u dit ook echt vindt. In het Nederlandse beleid dat we nu hebben neergezet, is inderdaad extra geld vrijgemaakt. Dat krijgt met deze Minister een goede invulling door juist aan optoppingen te doen met betrekking tot noodhulp. Maar u trekt het bijna helemaal gelijk aan het Commissievoorstel voor de 22ste van deze maand, dat we nu hier bespreken. Mijn vraag is: wilt u die parallel nog overeind houden, of vindt u dat het Nederlandse OS-beleid ook echt OS-beleid is?

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Ik was toch een klein beetje in de veronderstelling dat ik al een antwoord op deze vraag had gegeven. Het kabinet stelt meer geld beschikbaar voor ontwikkelingssamenwerking. Dat ondersteun ik natuurlijk ook. Dat zie ik ook. Maar als u dit als antwoord wilt hebben: ik zie wel een verschil in het Nederlandse ontwikkelingssamenwerkingsbeleid en dat van het grote financiële kader binnen de Europese Unie. Maar wat ik probeerde aan te geven, was dat u zich nu – mag ik het wat onvriendelijk zeggen? – laat voorstaan op het feit dat het kabinet meer geld uitgeeft aan ontwikkelingssamenwerking, terwijl het in mijn beleving juist een reparatie is van het tekort, een greep in de kas uit de vorige periode.

De voorzitter:

Mevrouw Diks vervolgt haar betoog.

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Op korte termijn komen er dan minder migranten, maar de lange termijn is blijkbaar niet het probleem. Ik ken de Minister als een vrouw die zeer goed het belang inziet van het wegnemen van de daadwerkelijke grondoorzaken van migratie – we hebben het er net natuurlijk ook al over gehad – namelijk armoede, toenemende ongelijkheid wereldwijd en klimaatverandering. Ik wil haar dan ook vragen om in te zetten op het niet vermengen van OS-doelen met buitenlandbeleiddoelen die gericht zijn op de korte termijn. Ook wil ik haar vragen te voorkomen dat er een zeer grote buffer in de begroting komt waarmee ad hoc kortetermijnproblemen worden bestreden. Dat gaat immers ten koste van een stabiele financiering van een aanpak voor de lange termijn. Graag een reactie daarop.

Voorzitter. Ook maakt GroenLinks zich er zorgen over dat gendergelijkheid toch niet als beleidsprioriteit terugkeert in het huidige voorstel. Als ambassadeur van SDG's 5 en 12 maak ik mij daar natuurlijk druk over. Ik vraag mij af of de Minister ook bereid is om dit aan te kaarten en juist meer middelen specifiek voor het beschermen van meisjes en vrouwen vrij te maken. Ik ben volgens mij al de derde die dit punt maakt.

Voorzitter, dan post-Cotonou en de ACS-landen. De Raad heeft een aantal zaken gewijzigd met betrekking tot de onderhandelingsinzet van de Europese Commissie voor het post-Cotonouverdrag met de ACS-landen. De Raad heeft een passage over de erkenning van diploma's en beroepskwalificaties geschrapt en heeft wat betreft de regionale opvang van vluchtelingen het door de Europese Commissie voorgestelde streven naar «hoogst mogelijke bescherming» veranderd in «een hoog niveau van bescherming». Is de Minister het eens met deze wijzigingen? Zo ja, kan zij toelichten waarom dan?

Voorzitter. Het EU-Afrikafonds moest een groot en belangrijk instrument worden om grondoorzaken van migratie aan te pakken en dus serieus werk te maken van armoedebestrijding, klimaatadaptie en werkgelegenheid. De lidstaten zijn echter maar mondjesmaat over de brug gekomen met hun financiële bijdrage, en zelfs dat pas na een interventie van de Europese Commissie. Kan de Minister iets zeggen over hoe zij de financiering van het fonds nu vindt lopen en welk soort projecten daar nu precies mee worden gefinancierd? Wordt er bijvoorbeeld voor gewaakt dat het niet toch weer grotendeels naar grensbewaking gaat in plaats van naar het wegnemen van grondoorzaken? Graag een reactie hierop.

Voorzitter, tot slot kom ik graag terug op iets verstandigs dat volgens de Minister door de heer Steiner, bestuurder van het UNDP, is gezegd tegen aanwezigen. Hij raadt aan om meer in te zetten op conflictpreventie, omdat het voorkomen van een conflict natuurlijk vele malen goedkoper is dan het beëindigen van een conflict en het faciliteren van herstel na afloop. Zo stelde hij dat bijvoorbeeld de missie MINUSMA grofweg evenveel kost als de totale ontwikkelingsuitgaven in de hele Sahel-regio. Deelt de Minister daarom dat conflictpreventie om zowel financiële als humanitaire redenen een veel grotere prioriteit zou moeten krijgen? Is zij bereid om samen met haar collega's van Buitenlandse Zaken en Defensie een ambitieuze agenda op te stellen voor een impuls aan conflictpreventie?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank, mevrouw Diks. Ik geef nu het woord aan mevrouw Van den Hul van de Partij van de Arbeid.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Hartelijk dank, voorzitter, en nogmaals excuus voor mijn latere aantreden door een deels overlappend AO van de commissie Onderwijs. Dat vond overigens plaats in de Oude Zaal. Het was uniek om een commissievergadering te mogen bijwonen in het historische deel van ons gebouw.

Voorzitter. Ik begin vandaag met een aantal pijnlijke crises. Helaas zien wij dagelijks beelden van ernstige humanitaire crises, waaronder die in Gaza. Daar zien wij een probleem terug dat wij ook op andere plekken in de wereld zien, namelijk dat toegang tot hulp niet altijd is geborgd en dat politieke omstandigheden het hulpverleners moeilijk maken om toegang te krijgen tot de mensen die die hulp het hardst nodig hebben. Ik vraag de Minister graag of zij met haar Europese collega's kan inzetten op een gezamenlijke aanpak van de humanitaire crisis in Gaza, want alleen samen kunnen we het lijden daar ledigen.

Vervolgens kijken wij naar de ebolacrisis in Congo, die daar nu in steeds zorgwekkender mate de kop opsteekt. Nog niet zo heel lang geleden – ik zie ons nog zitten – zaten wij met deze commissie in de Control Room van de World Health Organization, waar schermen hangen en live met allerlei delen van de wereld wordt gecommuniceerd. Ik stel mij voor dat daar nu onder grote druk wordt vergaderd om deze nieuwe crisis het hoofd te bieden. Experts waarschuwen dat deze nog weleens wat ernstiger kan worden door de locatie, aan water, in een havenstad. Ik zou de Minister graag willen meegeven om ook dat punt onder de aandacht te brengen en ook daarvoor een gezamenlijke Europese aanpak te maken.

Dan het punt gender. Daar is, begreep ik uit de woorden van mijn buurvrouw, al het nodige over gezegd in mijn afwezigheid. Ik ben zelf, als voormalig VN-vrouwenvertegenwoordiger, vaak bij de CSW geweest, de Commission on the Status of Women. Ik ging daar ooit naartoe met veel ambitie en wellicht ook een beetje naïviteit. Ik dacht dat we daar echte stappen voorwaarts zouden zetten. Tot mijn teleurstelling kwam ik tot de conclusie dat er eigenlijk al jarenlang niet werd onderhandeld over stappen voorwaarts, maar over behoud van wat in VN-jargon «agreed language» heet. Het is inderdaad – dat ben ik helemaal eens met de brief die wij kregen ter voorbereiding op dit AO – zeker goed dat wij hierin zo veel mogelijk gezamenlijk optrekken met onze Europese bondgenoten, maar tegelijkertijd zien wij ook in Europa zorgwekkende ontwikkelingen en stappen terug. De lhbti-rechten wil ik niet onbenoemd laten op deze IDAHOT 2018. Een ander thema waarbij Nederland vooroploopt, is SRGR. Ook daarbij zien wij met name in Oost-Europa, maar ook in andere landen in Europa, dat bijvoorbeeld het recht op zelfbeschikking en abortus onder druk staat. Het is volgens mij heel belangrijk om als Nederland een voortrekkersrol te blijven behouden in VN-verband.

Dan het Spotlight Initiative en het UN Trust Fund to End Violence against Women. Ngo-participatie en -representatie worden gesignaleerd als aandachtspunten. Dat zijn belangrijke aandachtspunten, natuurlijk ook voor Nederland. We hebben al eerder gesproken over de – wederom jargon, excuses daarvoor – «shrinking space», de steeds kleiner wordende ruimte voor het maatschappelijk middenveld. Over dat thema lezen we hopelijk ook in de nota van deze Minister. Maar juist bij belangrijke thema's als genitale mutilatie heb je de participatie van ngo's nodig. Kijk bijvoorbeeld naar een land als Egypte. Daar krijgt helaas een groot percentage van de meisjes nog steeds te maken met genitale mutilatie. Kijk tegelijkertijd naar de situatie van ngo's, die het werken daar zo'n beetje onmogelijk wordt gemaakt. In dat licht is de participatie van ngo's bij initiatieven als het Spotlight Initiative en het UN Trust Fund onontbeerlijk.

Over violence against women gesproken: ik heb er met collega Ploumen al schriftelijke vragen over gesteld aan Minister Blok, maar ik wil in dit verband graag nog een keer de aandacht vestigen op de zaak van Noura, de 19-jarige Soedanese vrouw die inmiddels de doodstraf boven het hoofd hangt wegens moord uit zelfverdediging tijdens een verkrachting, gedwongen door haar echtgenoot. Wellicht ziet de Minister kans om en marge van de vergadering met haar collega's dit thema vanuit OS-perspectief te bespreken.

Dan het nieuwe financieel kader. Daar is, begrijp ik, al het nodige over gezegd. Ook daarvoor sluit ik me aan bij de woorden van mijn buurvrouw over gender opnemen als aparte prioriteit. Ook ik zou graag willen pleiten voor het waken voor het volledig instrumentaliseren van OS in het licht van andere beleidsterreinen.

Tot slot het punt klimaatfinanciering, want ik rond af, voorzitter. Hoe gaat Nederland erop toezien dat de benodigde 83 miljard die westerse landen moeten betalen aan arme landen om de gevolgen van klimaatverandering te compenseren, daadwerkelijk aan klimaatfinanciering wordt besteed? Hoe krijgen we inzicht in de uitgaven die in dat licht uit private investeringen afkomstig zijn? Is het überhaupt mogelijk om dat te krijgen? Hoe effectief zijn die uitgaven? En hoe kunnen we die transparanter maken?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van den Hul. Mevrouw Sazias heeft nog een vraag voor u.

Mevrouw Sazias (50PLUS):

Mevrouw Van den Hul van de Partij van de Arbeid noemt een paar crisissen die aandacht nodig hebben, bijvoorbeeld de ebolacrisis en de crisis op de Gazastrook. Dat vinden wij ook. Misschien dat u er net eventjes niet was, maar ik heb ook de Rohingyavluchtelingen genoemd, waarbij mannen maar vooral vrouwen het heel moeilijk hebben; zij worden gewoon verkocht. Soms zie je een humanitaire crisis aankomen. Het gaat daar namelijk over een paar weken verschrikkelijk regenen. Bent u het met ons eens dat ook die crisis, juist nu, met de regen voor de deur, enorme aandacht nodig heeft?

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Ja, uiteraard. Dat behoeft geen nadere toelichting. Daarom hebben collega Ploumen en ikzelf eerder over dit punt met deze Minister en met de Minister van Buitenlandse Zaken uitgebreid van gedachten gewisseld. We hebben hierover ook eerder een amendement en moties ingediend. Dus zeker, het staat buiten kijf dat de situatie van de Rohingya in Bangladesh en in Myanmar zelf onze voortdurende aandacht behoeft, en zeker de positie van meisjes en vrouwen.

Mevrouw Sazias (50PLUS):

Maar ik wil toch even de urgentie onderstrepen, omdat die regen over een paar weken voor de deur staat.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Nee, zeker. Dat punt behoeft geen nadere toelichting en is uiteraard een van de grote crises op dit moment.

De voorzitter:

Dank u wel. We zijn aan het eind van de eerste termijn van de Kamer. We pauzeren tot 15.50 uur en gaan dan luisteren naar de beantwoording door de Minister.

De vergadering wordt van 15.42 uur tot 15.50 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de Minister voor de beantwoording van de gestelde vragen en zodat zij kan ingaan op de opmerkingen. Het woord is aan de Minister.

Minister Kaag:

Dank u wel, voorzitter. Ik dank ook de leden van de commissie voor hun pertinente vragen en opmerkingen. Het is ook altijd interessant om het debat dat de leden onderling hebben te mogen beluisteren. Dat is altijd heel inzichtelijk.

Ik begin met het MFK en de toekomst van het externe financieringsinstrumentarium. In de eerste plaats moet ik natuurlijk stellen dat we eigenlijk veel van de oorspronkelijke ideeën van dit kabinet terugzien in het voorstel en ook in de aanpassingen. Maar we vinden wel dat de Commissie vooruitloopt op aannames die zij zelf maakt rond het MFK zelf en de financiering. Ik denk dat dat een heel terecht punt is en ik zal het volgende week ook meenemen. Het gaat ons ten eerste om de inhoud, en om welke instrumenten daarbij horen. Ik heb het dus over de rationalisering, het voorkomen van duplicatie, het helder en inzichtelijk maken en op het budget stellen. Dat vinden wij allemaal heel belangrijk, want zo wordt het beheersbaarder. Er zijn natuurlijk ook lidstaten die bijvoorbeeld niet willen dat een aantal instrumenten binnen het budget komen, want als het buiten het budget valt, is er veel meer bilaterale ruimte voor sommige lidstaten om daar hun invloed op uit te oefenen. Dat is niet goed. Wij willen één kader en een budget, zoals we dat eigenlijk ook graag in Nederland willen zien. We zien dus een aantal positieve punten in die samenvoegingen. Maar met het vooruitlopen op wat aannames zijn van een budgettaire ruimte en grootte, zijn wij het niet eens. Als je het hebt over vorm en inhoud zeg ik: eerst de inhoud en dan de vorm. Zoals u ook weet, heeft het kabinet helder gesteld wat onze budgettaire lijn is voor wat betreft het MFK. En natuurlijk moeten alle middelen die daarbij horen, daar hun reflectie en proportionele aanpassing bij vinden.

Dit gezegd hebbend, vinden wij het samenvoegen wel helder en goed. Ook vinden wij het onder één begroting brengen goed, want dat maakt het uiteindelijk duidelijker, niet alleen voor mij als Minister, maar ook voor ons en in mijn rapportage aan u en mijn gesprek met u. Hierdoor wordt het duidelijker waar we het over hebben.

Het in stand houden van een apart instrument voor humanitaire hulp is eigenlijk helemaal conform de goede praktijk elders. Want op dit vlak heb je het meest flexibele ruimte nodig om direct te kunnen opereren en direct te kunnen handelen. Dat voor wat betreft het MFK, maar ik kom nog terug op de andere kopjes MFK.

Ik doe dus al één toezegging, iets wat ik zelf ook al heb besloten; ik zal volgende week mijn zorg uitspreken over de financiële aannames van de Commissie. U zult dat ook terugvinden in onze rapportage.

We zullen de Commissie natuurlijk ook meegeven dat we blij zijn met een aantal van de aanpassingen. We vinden bijvoorbeeld de steun, samenwerking en stroomlijning heel helder met landen in Latijns-Amerika en Azië. Dat geldt ook voor de steun aan landen in Afrika, het Caraïbisch gebied en de Stille Oceaan, de ACS-landen. Maar we moeten ook differentiatie blijven zoeken. Dit komt misschien ook terug op een gesprek dat u onderling had. Het gaat er natuurlijk wel om dat pure investering in ontwikkeling en ontwikkelingssamenwerking naar de armste en armerere landen moet gaan, naar conflictregio's of inderdaad gericht moet zijn op een preventieagenda. Je investeert waar je mogelijk conflict ziet. Dan voorkom je mogelijk conflict, mogelijke ontheemding, irreguliere of reguliere migratie, maar vooral gedwongen migratie, oftewel dat mensen op de vlucht moeten slaan.

De focus van de Commissie blijft echt gericht op de SDG's. Misschien zie je dit niet terug in alle uitwerkingsinstrumenten, maar de Commissie heeft natuurlijk al een aantal papers gepubliceerd waarin SDG's centraal staan. De Commissie heeft zelf de SDG's natuurlijk ook ondertekend in 2015. Dat deed tenminste mevrouw Mogherini. Ik ben dus niet zo bezorgd over het feit dat de focus op armoedebestrijding, stabiliteit en stabilisering ligt. Dat komt wat ons betreft ook tegemoet aan de principepunten en grondoorzaken die zijn benoemd in het regeerakkoord.

Ik ben mevrouw Kuik zeer dankbaar; we willen denk ik allemaal hetzelfde. Daarom was uw onderlinge gesprek ook zo interessant. We willen verbetering, we willen perspectief geven. Hoe doen we dat? Wellicht door onderwijs, door te investeren in werk, door de opbouw van de private sector, maar ook door symptoombestrijding, oftewel het aanpakken van mensensmokkel en irreguliere migratie. We doen dat door capaciteitsopbouw, waardoor migratiesamenwerking helderder wordt en waardoor ook terugkeer meer mogelijk wordt. Dit is dus een integraal pakket. Ik denk dat dit ook goed te zien is in een aantal van de ideeën die de commissie naar voren heeft gebracht. Maar de precieze voorstellen moeten nog komen, dus ik neem geen totaalschot voor de boeg. Ik heb vertrouwen in wat onze inbreng en onze inhoudelijke bijdrage zal zijn. We komen op details natuurlijk op tijd terug in een BNC-fiche, zodat de Kamer erover kan praten.

De heer Bouali (D66):

Ik ben blij dat de Minister inderdaad ook ingaat op de SDG's. Zij zegt dat zij ziet dat de Europese Commissie daaraan hecht. Ik zou toch wel graag willen zien dat dit voor het grote publiek en voor ons als parlement ook duidelijk wordt. Daar zit mijn enige zorg. Het zou in de stukken van de Commissie ook visueel zichtbaar moeten zijn dat die SDG's er zijn en dat men het beleid daaraan ophangt, zoals de Minister vaak zelf ook bij haar eigen inbrengen doet. Ik weet niet of de Minister dat kan bevorderen. Het moet in ieder geval duidelijk zijn dat dat «the way of thinking» is.

Minister Kaag:

Ja, voor Ontwikkelingssamenwerking zijn de SDG's een soort grondwetmoment, dus het startpunt. Daarna ga je kijken hoe je dat gaat realiseren en uitwerken, en daarna uiteraard hoe je dat gaat meten. Ik was gisteren samen met mevrouw Diks op het aidsconcert. Overigens was onze directeur-generaal de heer Rebergen daar ook. Er is een nieuw T-shirt waarop een heel mooie slogan staat over meetbaarheid. Ik ben nu even vergeten hoe die precies luidt. Het komt neer op: als je het niet kunt meten, telt het niet. Niet alles is meetbaar. Veel van wat we in buitenlandse diplomatie doen, is niet altijd meetbaar maar wel belangrijk. Ik wil dus niet een totaal absolute waarde geven aan meetbaarheid, maar het is een belangrijk element om te kunnen kijken of we voortgang maken of niet. Ik kom straks even terug op dat T-shirt, ik moet die tekst even bedenken.

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Ik begrijp nu dat u een T-shirt heeft gekregen?

Minister Kaag:

Nee nee. Nee, op de uitnodiging stond een T-shirt.

Mevrouw Diks (GroenLinks):

O.

Minister Kaag:

Ik heb het nog niet gekocht. Nee hoor, daar doen wij niet aan.

Over de SDG's heb ik dus een heldere boodschap. Dat is helemaal waar het kabinet voor staat. Dat zult u ook zien, ook overigens in de uitwerking van de SDG-toets op nationaal niveau.

De heer Bouali van D66 heeft binnen dit kader natuurlijk ook de vraag gesteld of de EU-rapportage uitgesplitst kan worden naar ODA en niet-ODA. Er wordt altijd een uitgebreid verslag uitgebracht over de externe financieringsinstrumenten. Een aantal van u heeft inderdaad de juiste observatie gedaan dat het heel belangrijk is dat we niet, met de consolidering van de instrumenten en de doelstellingen die benoemd zijn door de Commissie, een soort verschuiving of vervuiling krijgen van inzet. Ik moet zeggen dat ik daar in deze fase niet zo bezorgd over ben, omdat de Commissie natuurlijk ook een gemeenschappelijke veiligheid- en buitenlandstrategie heeft. Daarin worden heel heldere doelstellingen aangemerkt.

Over het feit van het Europese defensie-instrumentarium wordt nog een heel gesprek gevoerd. Dat ga ik aan met mijn collega van Buitenlandse Zaken en met die van Defensie. Ik stel me zoiets voor als dat we op een gegeven moment dan bij wijze van spreken een soort Europese kopie krijgen van een artikel 100-brief krijgen. Er is een puur OS-instrument. Dat is inderdaad niet geïnstrumentaliseerd, want je doet aan internationale samenwerking en capaciteitsopbouw als een waarde an sich. Maar het levert ook een directe en indirecte bijdrage aan veiligheid, aan stabiliteit, et cetera. Dat betreft dus het gesprek over de grondoorzaken. Maar er blijft ook een Defensiecomponent, die gewoon puur over defensie gaat. En er is een component van Buitenlandse Zaken en dat is puur politiek. De integrale benadering zal echter terugkomen, maar «the jury is out» en we moeten eerst de concrete voorstellen zien. Ik denk dat het heel goed is dat wij zelf van de Commissie idealiter een kopie verwachten of een replica van hoe wij dat zelf aansturen vanuit Nederland, want veel andere lidstaten doen dat ook.

Mevrouw Becker (VVD):

Ik heb zelf aan de Minister gevraagd hoe het zit met die European Peace Facility, waarin ook gesproken wordt over Europese militaire missies. Ik heb aan de Minister gevraagd: hoe verhoudt zich dat tot de inzet van lidstaten, en ook tot de beslissingsbevoegdheid van lidstaten daarover. Nu liet de Minister even vallen dat ze misschien een soort Europese artikel 100-brief voor zich ziet.

Minister Kaag:

Ik zit te ...

Mevrouw Becker (VVD):

Dat zou namelijk nogal wat zijn. Hoe verhoudt wat we hier nu vandaag bespreken en wat op 22 mei op de agenda van de Minister staat, zich tot die defensieagenda? En hoe moet ik die opmerking over zo'n brief duiden?

Minister Kaag:

Nou nee, dan doet u mij te veel eer aan. Ik was met u aan het meedenken want er is nog geen concrete informatie. Ik bedoel niet dat het een letterlijke brief wordt, maar ik kan me voorstellen dat je in een integrale benadering een harde tak defensie hebt, waar alleen maar Ministers van Defensie over gaan, en dat er een component ontwikkelingssamenwerking is en een component buitenlandse politiek. Ik maakte een vertaalslag naar de Nederlandse context en ik kan me dus voorstellen dat je zoiets ziet. Maar juridisch, volkenrechtelijk et cetera is het een heel ander verhaal. Ik was dus gewoon een beetje aan het vertalen naar Nederland, maar het voorstel moet nog komen. De Commissie heeft dit buiten de begroting gehouden. Dat geeft in de eerste plaats veel meer controle voor lidstaten, dat geeft ons de kans om continu aan te sturen, maar wij moeten eerst zelf nog eens bekijken hoe we ons daarin opstellen. Defensie heeft natuurlijk een eigen nota; collega Bijleveld heeft een eigen nota naar buiten gebracht, de Defensienota. Die is u welbekend. Daarbinnen staat ook een Europese component beschreven. Dat is denk ik leidend. Maar daar moet u dan op een gegeven moment in een gezamenlijke commissie een gesprek over voeren, of wij apart. Op dit moment hebben we echter niet meer inzicht.

De voorzitter:

De Minister kan vervolg geven aan haar betoog.

Minister Kaag:

Dank u. Dan hebben we de Europese faciliteit denk ik meteen gehad.

Ik ga nog even terug naar de opsplitsing of de meting van ODA en niet-ODA. Ik wil de heer Bouali nog herbevestigen dat we er natuurlijk voor zullen waken dat de middelen en de doelen inderdaad heel nauw met elkaar verbonden blijven. Dat komt eigenlijk ook terug bij de vraag van mevrouw Becker hoe het zit met de Peace Facility. Het verkeert nog erg in een beginfase.

De SDG's die de heer Bouali noemde, heb ik ook al in het kader benoemd van het MFK. Mevrouw Sazias vraagt ook naar het European Fund for Sustainable Development. Is er al geld gecommitteerd of niet? En wat is de relatie met de private sector? Er is nog niet gecommitteerd, dus we zijn nog op punt nul. Er zijn wel aanvragen binnengekomen, voor meer dan het beschikbare budget. De Commissie gaat dat nu allemaal bekijken. Alle aanvragen moeten natuurlijk ook worden getoetst op financiële haalbaarheid. Daarna wordt het nog weer voorgelegd aan de EU-lidstaten. We zitten dus eigenlijk nog een beetje aan het voorportaal en er valt nog weinig over te zeggen, maar in een volgende rapportage kom ik daar graag op terug, want ik ben er zelf ook benieuwd naar.

Ik wil daarbij eigenlijk nog iets zeggen wat ik misschien daarnet al heb benoemd: ik herken wel het aanhoudende gevoel bij deze Kamer en bij deze commissie dat er een tijdigheid en een tijdelijkheid is in de informatie die uit de Commissie komt. Dat hebben wij als lidstaten zelfs ook nodig, want we willen voorkomen dat er hier een automatische piloot optreedt in veel van de besluiten. De ideeën zijn helder, maar de momenten van keuzes rond de ideeën en de uitvoering – wat en waar – zijn de belangrijke momenten van prioriteit. Zeker bij post-Cotonou, waar we misschien straks nog even over te spreken kunnen komen, is het natuurlijk überhaupt al een moeilijk debat geweest met veel van de lidstaten die historische, koloniale en postkoloniale belangen hebben gehad in deze arrangementen.

Er is een vraag gesteld over de hete hangijzers. Die vraag is natuurlijk ook gesteld als bruggetje naar post-Cotonou. We hebben het best moeilijk gevonden want wij hebben er waarschijnlijk best zakelijk in gezeten. We hebben inderdaad niet dezelfde belangen in sommige van de Caribische en overzeese landen en elders, zoals een aantal van de grotere Europese landen. Maar er zijn twee hete hangijzers overgebleven. Eén gaat er over migratie. Daarbij gebeurt wat we vaker zien, namelijk dat Hongarije een voorbehoud maakt op alles wat betreft migratie. We zien dat in internationaal verband voor wat betreft de Global Compact on Migration, we zien het bij de onderhandelingen over de Global Compact on Refugees. Iedere keer is er een breuk met wat de EU-consensus is. Dat is lastig en dat verzwakt mijns inziens natuurlijk, wellicht onbedoeld, in ieder geval de onderhandelingskracht en -positie van de EU. We zijn dus nóg meer met elkaar in gesprek dan we de kans hebben om de buitenwereld te beïnvloeden.

Bij de migratie-elementen in post-Cotonou is het belangrijk dat wij inderdaad gevraagd hebben om een stevige nadruk op naleving van gemaakte afspraken, in dit geval natuurlijk ook migratieafspraken. Mevrouw Becker zal hier tevreden over zijn. Maar ik wil hier meteen wel zeggen dat er natuurlijk een aantal andere afspraken zijn. De andere landen, aan de andere kant, de partnerkant, zeggen terecht: ja EU, wij willen álle afspraken nakomen, die van jullie en die van ons. Dat is ook zo en ik ben het daar helemaal mee eens. Daarom hebben wij daar ook goed op ingezet in Brussel. Als er verwachtingen zijn gewekt en er afspraken zijn gemaakt waar financiering tegenover staat, dan hebben wij ook het recht om te verwachten dat er naleving op komt. Daar moeten we zuiverder in zijn en dat moet beter. Maar het moet natuurlijk ook breder getrokken worden; we moeten dit ook verwachten bij mensenrechten, bij investeringen, bij investeringsafspraken die we gemaakt hebben op het vlak van onderwijs, van gezondheidszorg. Dus het is het brede pakket, maar dit is natuurlijk ook politiek belangrijk. Alleen moeten we in de politieke dialoog soms oppassen dat het niet klinkt alsof Europa het maar over één thema heeft. Dat merkte je ook op de AU-EU-top. Ik denk dat we het beoogde doel dan niet zullen bereiken, terwijl we wel op dezelfde golflengte zullen zitten. We willen ontwikkeling, we willen perspectief, maar we mogen ook verwachten dat diegenen die moeten terugkeren, worden teruggenomen door hun eigen land. De cyclus moet dus correct worden afgerond. Daar zitten verwachtingen aan en politieke afspraken. We gebruiken dus zowel de positieve als de negatieve prikkels. We verwachten daar ook leiderschap in van de Commissie.

Mevrouw Becker (VVD):

Ik dank de Minister dat zij de motie die de Kamer hierover heeft aangenomen, serieus neemt. Die motie ging erover om van de gelegenheid gebruik te maken om ook concrete afspraken te maken over het thema migratie. Ik herinner me wel dat in het BNC-fiche stond dat het lastig is om afspraken en intenties te vertalen naar prestatie-indicatoren en afrekenbare afspraken, op basis waarvan je kunt zeggen dat het gevolgen kan hebben wanneer ze niet worden nagekomen. Nederland was daar kritisch op. Denkt de Minister dat dit op dit moment een goede kant op beweegt? Ten tweede geeft de Minister aan dat Hongarije een voorbehoud maakt vanwege migratie. Wat voor migratieafspraak zou er dan kunnen komen in het nieuwe post-Cotonou-verdrag waarvan Hongarije zegt er niet mee te kunnen instemmen?

Minister Kaag:

Ik heb niet helemaal de details voor ogen van de specifieke Hongaarse onderhandelingspositie, maar ik heb nu drie ontmoetingen gehad met de Minister van Buitenlandse Zaken, die ook Minister van Handel is. Ik heb hem ontmoet in twee respectievelijke capaciteiten. Ik kan u zeggen dat het in Hongarije om heel duidelijke taal gaat, die u ook zult herkennen in de intra-Europese debatten. Het is meer een reflectie van Hongarije als een christelijk land. Hongarije neemt geen migranten op. Het is een andere insteek dan de insteek die wij in Nederland hebben; laat ik het zo stellen.

Mevrouw Becker (VVD):

De uitspraken vanuit Hongarije zijn mij op zich bekend. Ik was even op zoek naar het volgende. Gaat het post-Cotonou-verdrag dan ook elementen bevatten die ruimte of afspraken in zich hebben voor meer migratie in de richting van Europa? Komen daar nu concrete afspraken over? Want dan zou ik me wel enigszins kunnen voorstellen dat er terughoudendheid bestaat, zeker als het lagelonenmigratie betreft. Dat zou misschien ook wel vanuit Nederland het geval moeten zijn.

Minister Kaag:

Dat is natuurlijk een breder gesprek, dat ook de Minister van Sociale Zaken en andere Kamercommissies betreft. U zult zich nog het gesprek herinneren dat we hadden over de analyse na de AU-EU-top. Ook de afspraken daar waren veelomvattend. De Afrikaanse landen zeiden: ja, terugname van eigen onderdanen, inderdaad, maar we willen ook afspraken over arbeidsmigratie en juridische migratie. Kennelijk zijn we daar duidelijk nog niet uit, maar ik wil geen uitspraken doen. Ik benoem dat specifieke thema hier als een hangijzer. Staatssecretaris Harbers gaat natuurlijk speciaal over het migratiedossier. Wij hebben een taskforce met JenV, Staatssecretaris Harbers, mijzelf en collega Blok, dus met de collega's die kijken wat specifiek voor Nederland is, wat EU-gericht is en ook hoe we internationaal effectief opereren. De indicatoren zijn wat mij betreft op elk terrein belangrijk, niet alleen op dit terrein. Anders onderbreek je ook de keten. Hiervan hebben we misschien de meeste politieke verwachtingen. Dat geldt zeker voor sommige partijen. Dat erken ik; we hebben ook een regeerakkoord dat we uitvoeren. Maar het is ook een kwestie van boodschappen en wat er tegenover staat. We weten ook dat de naleving door veel landen tot nu toe niet goed is geweest. Daar zit onze onvrede. Of het nu «more for more» is, positieve prikkels of negatieve prikkels, daar zijn we nog niet uit in deze onderhandeling. Mijn inschatting is dat de post-Cotonou-landen een heel pakket willen, maar het merendeel van wat ze willen betreft investeringen – toegang tot de markt, investeringen, kwaliteit, private sector – om banen en perspectief te creëren. Dat sluit heel goed aan bij wat wij kunnen leveren en bij de afspraken en intenties van het regeerakkoord. Ik kan u verzekeren dat dit migratiedeel geen eigen leven gaat leiden. Het is natuurlijk ook interdepartementaal en andere ministeries zijn hier eerder leidend in. Wij gaan met name kijken naar de ontwikkelingssamenwerkingscomponent en de integriteit, en natuurlijk ook naar wat de handelskant kan bieden. Dat zijn de specifieke onderwerpen. Daaronder zitten gender, mensenrechten et cetera. Het migratiedossier staat niet los en wordt niet alleen afgehandeld alsof het een OS-kwestie is, verre van, vanwege alle consequenties en politieke afwegingen die Nederland kabinetbreed wil maken.

Mevrouw Becker (VVD):

Dit heeft ook een beetje te maken met hoe we vanuit de Kamer inzicht hebben in wat er gebeurt in Europa. Ik kan heel goed begrijpen dat er op dit moment nog geen duidelijkheid is welke kant het opgaat rond de hete hangijzers. Dat vind ik tegelijkertijd ook ingewikkeld, omdat ik lees dat op 25 mei het onderhandelingsmandaat vanuit de EU moet zijn afgerond. Ik vraag me af of we het dan nog een keer terugkrijgen zodat de Kamer, als er wel meer duidelijkheid is over de hete hangijzers, daar nog wat over kan zeggen. Anders heb ik een beetje het gevoel dat we geen moment meer hebben om daar wat over te kunnen zeggen.

De voorzitter:

Ik merk intussen even op dat dit onderwerp ook op de agenda staat van de commissie Buitenlandse Zaken: de RBZ. Ook dan kan erover worden gesproken.

Mevrouw Becker (VVD):

Als er dan duidelijkheid is over die onderwerpen, zou dat goed zijn.

De voorzitter:

Het woord is aan de Minister.

Minister Kaag:

Dank u, voorzitter, u wist het al. Er is natuurlijk de Buitenlandse Zaken-Raad, waar het mandaat op 28 mei wordt vastgesteld. De desbetreffende commissie beraadt zich daarover en zal kijken naar de bredere componenten. Staatssecretaris Harbers is leidend bij het thema migratie. Ik wil dat niet in deze commissie gaan behandelen, alsof we hier dit soort zaken behandelen. Integraliteit, afweging, ja, maar de regering is helder in de benadering. Tegelijkertijd wil ik als Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking ervoor waken dat we de ontwikkelingssamenwerking uit het oog verliezen. De symptomen en de grondoorzaken horen daar helemaal bij, maar de discussie over migratie en de hele benadering wat we verwachten van de Commissie en in onze onderhandelingen elders, hoort in een andere commissie thuis. Wij zullen daar onze ideeën aanleveren. Verder deel ik de mening dat het een fast moving train is en dat het soms lastig is om niet te denken dat je een moment van beïnvloeding en opinie hebt gemist.

Dan de indicatoren. Wij zoeken naar een breed pakket aan indicatoren op alle relevante terreinen. Ik deel wat mevrouw Van den Hul en andere leden, zoals mevrouw Kuiken, zeiden over gender. Ik denk dat u allen daar iets over zei, in ieder geval ook de heer Bouali. We zijn daar allemaal voor. Het moet gemeten worden. Het telt.

Mevrouw Becker vroeg of post-Cotonou open is voor niet-ACS-landen. Wij vinden het wel belangrijk dat alle Afrikaanse landen op een of andere manier zouden kunnen meedoen, maar ik kom weer terug op mijn eerdere punt: de postkoloniale relaties. Sommige landen hechten er juist aan om die stromen op die manier te behouden en te blijven beïnvloeden. Dat zijn hele patronen. Je kunt misschien ook zeggen dat er een soort industrie van belangen bij vertegenwoordigd is. Het staat wel in het mandaat. Of de niet-ACS-landen zelf willen meedoen, valt nog te bezien. Maar goed, openstaan is één ding en de keuze maken om mee te doen is een ander ding. Ik denk dat het ook afhangt van de modernisering en de flexibilisering van het post-Cotonou-instrument zelf, want het is heel log gebleken. Toen ik in de jaren tachtig student was, hadden we het daar al over.

De heer Bouali (D66):

Ik wil toch heel even terug. Heb ik de Minister nou goed begrepen dat ze het kopje gender had afgehandeld? O, het komt nog terug. Dan slik ik mijn vraag in.

Minister Kaag:

Excuus, meneer Bouali. Ik ben een beetje te veel aan het freewheelen, geloof ik, maar ik vond dit een mooi moment om gender als voorbeeld te nemen, omdat het altijd bovenin mijn gedachten zit. Nee, ik heb het dus nog niet speciaal behandeld.

De AU is inderdaad ook heel belangrijk. De Afrikaanse Unie is natuurlijk een heel belangrijke partner, die wordt betrokken zodra wijzelf het eens zijn over het mandaat. Dan gaan we onderhandelen. Ik ben het er helemaal mee eens dat de Afrikaanse Unie een van de organisaties is die effectief een rol pakken op alle thema's en leiderschap tonen.

Dat is misschien even een bruggetje naar de opmerking van mevrouw Kuiken dat er eigenaarschap moet worden genomen door alle landen. Dat is natuurlijk wel een principe van effectieve ontwikkelingssamenwerking. De meeste ontwikkelingssamenwerkingsplannen op nationaal niveau gaan uit van het principe van ownership/eigenaarschap van het land zelf, maar dan niet alleen het land in de betekenis van «de regering». Het gaat juist ook om het maatschappelijk middenveld, de kerk, de andere religieuze organisaties, vrouwenorganisaties, vakbonden, noem maar op. Het moet idealiter breed ondersteund worden, want daardoor hebben we de meeste impacteffectiviteit en sluit een plan ook aan bij wat de mensen zelf willen en denken nodig te hebben.

We verwachten dat de onderhandelingen na vaststelling van het mandaat – als dat gebeurt – in september van start gaan. Ik weet even niet hoe lang dit gaat duren, maar ik denk dat we er een tijdje overheen moeten laten gaan. Ik kijk nu even naar de ambtenaren. Wat is de inschatting? Ik hoor nu: eventueel in 2019. Er moet dan natuurlijk nog wel heel veel gebeuren, zeker ook als het openstaat voor niet ACS-landen. Het huidige budget van post-Cotonou wordt gefinancierd uit het EOF. Zoals u weet komen er twee onderhandelingen: over het verdrag en over het MFK. Daarna en daarbinnen zullen we weten wat de ruimte binnen de begroting is. Op dit moment is er dus eigenlijk nog helemaal geen duiding. Het is natuurlijk ook aan u om ons mee te geven – dat zou interessant zijn – als hoe belangrijk u het post-Cotonou op een gegeven moment weegt in het grotere kader. Mochten wij signalen krijgen uit de Kamer dat u dit hét verdrag vindt dat gesteund moet worden, dan neem ik dat graag mee in de weging, maar op dit moment kan ik niet zeggen dat wijzelf al zeggen: nou, het is 25%, 50% en 25%. Ik geef het mee als suggestie, als ik zo vrij mag zijn.

Wordt het EU Trust Fund uitgebreid? U weet uit de schriftelijke beantwoording dat onze eerste inschatting is dat het goed heeft gewerkt. Het is natuurlijk altijd voor verbetering vatbaar. Voordat wij het verzoek van de Commissie inzake meer financiering in overweging nemen, willen wij weten wat de prioriteitstelling is die de Commissie er nu aan geeft en wat het gaat doen met de resterende middelen in de programmering. Naar aanleiding van een aantal opmerkingen die u heeft gemaakt geef ik te kennen dat we er ook voor willen zorgen dat het Trust Fund zich wel aan zijn doelstellingen houdt en dat we niet ook daar een soort verschuiving krijgen. Ik zeg dit in het kader van onze andere discussie over irreguliere migratie en terugkeer, dus grondoorzaken. Ineens zitten we met het Trust Fund heel erg aan basisontwikkelingssamenwerking te doen. Daar zijn andere instrumenten voor, met financiering. Het gaat om complimentariteit en om een strategie waarin de verschillende punten op elkaar aansluiten. Ik ben dus terughoudend, maar we willen graag overtuigd worden door de Commissie. We hoeven niet zomaar mee te gaan omdat het een succes is, want het probleem is vaak dat succes een groter succes financiert. Dat wil niet zeggen dat we daardoor eventueel een verschuiving en een grotere ineffectiviteit moeten krijgen. Dit is onze huidige observatie bij het punt van het Trust Fund. We hebben invloed op het Trust Fund, ten eerste omdat we de derde grootste bilaterale donor zijn. We zitten ook aan tafel in de landen zelf. We zitten ook in de Operational Committees, waar wordt besloten welke programma's worden gefinancierd. Ook hebben we nog een plek bij de Strategic Board. We zitten aan tafel en hebben invloed, maar we willen nog wel weten hoe de Commissie het doet met andere partners, hoe het overleg wordt gevoerd et cetera. Aangezien er afdrachten zijn aan de Commissie, kun je je soms wel afvragen – dat is meestal het Franse argument – hoeveel je nog wilt geven aan allerlei andere fondsjes van de Commissie, maar dit kwam wel tegemoet aan de enorme prioriteit die politiek door Nederland werd ervaren. Ik denk dat dat een belangrijke stap was, maar het geeft ook wel weer een argument om te zeggen: wij zijn erin gestapt, wij zijn de derde grootste donor, laat anderen ook eens met wat meer komen als er meer middelen nodig zijn. Dat lijkt me een punt dat we binnen de Raad aan de Commissie kunnen meegeven.

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Ik kan me iets voorstellen bij wat de Minister zegt. Een aantal van ons heeft ook iets vergelijkbaars aangegeven. In haar laatste zin zei de Minister min of meer dat aan de andere lidstaten moet worden meegegeven om ook eventueel mee te doen en dat wijzelf de derde donor zijn. De vraag is natuurlijk: wat als zij zeggen «wat interessant allemaal, mevrouw Kaag, maar dat gaan we niet doen»? Hoe dan verder met het Trust Fund? Daar zit ik even naar te zoeken. Gaan wij daar dan mee door? Gaan we het zelf doen – die variant bestaat natuurlijk ook nog – of kun je dan met drie landen wat doen? Ik ben benieuwd of we het alleen gaan vragen of dat we ook nog een alternatief of variant hebben voor «hoe nu verder?». Ik ben eigenlijk – hoe zeg ik dit vriendelijk? – niet zo onder de indruk als we een gezamenlijk fonds hebben dat feitelijk maar door drie lidstaten of door een aantal lidstaten wordt gedragen. Het zijn er meer dan drie, maar het zijn er geen 27 of 28.

Minister Kaag:

Misschien was ik een beetje te eufemistisch: als ik zeg «meegeven», dan gaan we dat zeggen in de Raad. We gaan dat duidelijk opbrengen en eerst eens kijken wat anderen echt gaan doen. Als wij de derde grootste donor zijn en andere landen hebben daar evenveel, zo niet meer, baat bij als Nederland, dan ligt er natuurlijk ook een kracht in het feit van terughoudendheid van fondsen om te kijken of er verandering is en wie wel wat kan doen. Dan kunnen we daarna kijken naar proportionaliteit. Maar in eerste instantie gaat het er mij ook om te kijken wat de aanpassingen of de doelstellingen van het fonds blijven en hoe het beheer wordt gemanaged; dat is dubbelop, maar oké.

De voorzitter:

De Minister kan verder met haar betoog.

Minister Kaag:

Dank u. Dat was de vraag van mevrouw Diks. Ik kijk even naar de andere punten: de financiering en het type projecten. Dat komt eigenlijk terug op het punt van mijn zorg. Er wordt steeds meer gedaan via het EUTF: het sociaaleconomisch perspectief, aanpakken van mensenhandel, verbeteren migratiemanagement – dat is prima – bescherming van vluchtelingen en migranten en verbeteren van de situatie van gastgemeenschappen. U ziet al, het is een soort uitdijende operatie. Ik wil dat de Commissie gevraagd wordt om even terug te gaan naar af en of alle instrumenten goed bij elkaar aansluiten.

Er was ook een terechte vraag over de mate van bescherming van vluchtelingen. We gaan nog even checken op hoogambtelijk niveau waar u aan refereerde, of het hoogste of hoge mate van bescherming is. Het recht op bescherming van vluchtelingen staat vast in de Conventie. Dat is niet onderhandelbaar. Ik weet dus niet precies wat hier nou bedoeld is met die aanpassing. Wellicht was er een angst onder lidstaten of het model triple A of het model B moet worden geleverd. Dat weet ik dus even niet. Maar op zich is wat er bedoeld wordt met of geïnterpreteerd kan worden als bescherming heel helder. Dat staat in de Conventie. Het is natuurlijk wel zo dat, afhankelijk van de sociaaleconomische ontwikkeling of politieke wil van een land – wij doen het in Nederland heel genereus en daar mogen we ook trots op zijn – de bescherming die geboden wordt, navenant is. Daar kun je natuurlijk verschillende dingen bij denken. Maar bijvoorbeeld in Libanon wordt ook bescherming geboden door de UNHCR; wij hechten natuurlijk zeer aan opvang in de regio. Dat is geen vergelijkbare situatie. Wij gaan dus even kijken wat hiermee bedoeld wordt, maar ik denk dat het een reële inschatting is van lokale omstandigheden.

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Het kan heel kort, want ik hoor wat u zegt en ik vertrouw u daar ook in. Het is alleen wel een teken aan de wand als de Raad zelf tot een bijstelling naar beneden komt. Ik hoor graag van u waar dit dan precies op sloeg en in hoeverre we ons daar nu zorgen over moeten maken, want u begrijpt dat wij die hoogst mogelijke bescherming uiteraard graag zouden willen handhaven.

Overigens had ik ook nog een vraag over de erkenning van diploma's en beroepskwalificaties van vluchtelingen gesteld, vooral omdat het inburgeren, het daadwerkelijk tot arbeid kunnen komen in het land van opvang, natuurlijk belangrijk is om op een slimme, verstandige manier met migratie om te gaan.

Minister Kaag:

Dat is natuurlijk een heel gevoelig punt. Wij hebben dat in Nederland binnen EU-verband eindelijk beslecht; misschien voor medicijnen nog niet. Of wel? Dat weet ik even niet meer, maar vroeger niet. Daarbuiten blijven het hele gevoelige punten. Ook zelfs als je als Europeaan met je diploma's in een ander land op de markt wil, is dat nog steeds heel lastig. Ik wil niet zeggen dat dit goed te keuren is, maar hier moeten we echt een aantal organisaties als de UNHCR en andere het voortouw in laten nemen want die vervullen die beschermingsfunctie voor vluchtelingen. Die zorgen ook voor de kwalitatieve opvang en zijn ook de arbiter van het feit wat er onder opvang en bescherming valt in een gegeven land. Uganda en Jordanië zijn bijvoorbeeld niet hetzelfde. We willen altijd beter en meer of anders, maar de UNHCR is daar de arbiter van en zal daar ook helder in zijn. Die probeert ook juist, en dat proberen wij natuurlijk ook, veel actiever opvang in de regio te steunen, gastgemeenschappen op te bouwen en toegang tot werk en scholing te creëren. Daar hoort op termijn inderdaad bij dat je diploma's gaat erkennen, maar dat is een heel gevoelig politiek proces want dat gaat vaak om verplaatsing en verdringing op de lokale arbeidsmarkt door degenen die misschien eigenlijk vluchtelingen waren maar wel met betere papieren kwamen. Dat is heel moeilijk. Ik denk niet dat het zo eenvoudig is op te lossen in dit kader. Eerlijk gezegd is dit een kwestie die we een keer met de UNCHR in Genève kunnen opnemen om de vraag te stellen over het global refugee compact. Hieronder hebben we het over opvang in de regio, in grote delen. De UNHCR sluit ook dit soort nationale akkoorden. Wat valt daar nu onder, in de 21ste eeuw, vooral als het gaat om langdurig verblijf van vluchtelingen en/of bescherming van migranten? Wat kunnen die mensen verwachten? Dat is een legitieme vraag, maar het hoort niet in deze fase bij de Commissie. Het hoort eerlijk gezegd bij de custodians of degenen die hier het meest bij betrokken zijn en hier ook de onderhandelingen over voeren.

Dan komen we bij het thema EU en gender. Er zijn een aantal vragen over gesteld. Tegen de heer Bouali zeg ik dat ik mag hopen dat de Commissie het Wereldbankrapport inderdaad al tot zich heeft genomen en ook weer kijkt naar het Global Gender Gap en alle indicatoren. De Wereldbank toont ook aan dat je heel veel kunt en dat het uiteindelijk – dat sluit misschien aan op het eerdere punt over diploma's – gaat om het kader, wetgeving en regelgeving. Binnen welke marges kun je opereren? Wetgeving is ontzettend belangrijk, ook als het gaat om gendergelijkheid. We kunnen praten als Brugman maar de wetten moeten veranderd en aangepast worden. Daar zijn heel veel methodes voor. De Commissie kan daarop aandringen, maar kan er ook technische steun aan verlenen. In veel landen gaat het ook om technische assistentie om wetgeving te herzien. Soms is er wel de politieke wil maar absoluut niet de capaciteit om er iets nuttigs mee te doen. Ik denk dat we daarnaar moeten kijken. Ik beloof u dat ik aandacht zal vragen voor dit rapport. Ik denk dat het voor ons ook een hele goede bron van informatie is, want de Wereldbank is daar gewoon heel goed in. Dat wil ik absoluut blijven bekijken. Een dezer dagen hoop ik dat onze notitie publiek mag worden, geaccordeerd door de ministerraad. Dan gaat het ook over economisch empowerment voor vrouwen en over barrières weghalen die nog steeds gendergelijkheid in de weg staan.

Mevrouw Becker vroeg of we meer grip kunnen krijgen op de EU-besteding van OS-gelden via de VN. Ik heb me ook laten vertellen door de ambtenaren hier dat we niet zo tevreden waren over het proces of het pad dat bewandeld is om hier te komen. We hebben veel vragen gesteld. Wij zijn ook niet zo blij met mogelijke overlap tussen bijvoorbeeld programma's die al worden uitgevoerd op schaal met UN Women. Als ik eerder Minister was geweest, weet ik niet of ik nou per se tevreden was geweest met een EU-VN trust fund, of ik dat zo logisch had gevonden. Wij zijn namelijk de contribuanten van deze gelden en geven ook zelf aan diezelfde VN-organisaties. Of dat model nou een prijs verdient, daar ben ik niet over uit. Ik heb daar vragen bij. Het is er nu. Laten we nou zorgen dat we er heel scherp op letten. Het is geen revolving fund, denk ik. Het heeft wel veel geld, 500 miljoen, dus het zal niet over één nacht ijs gaan. Het zal ook niet meteen op zijn. Maar laten we er wel heel erg bovenop zitten om te kijken of het ook wordt uitgegeven aan de prioriteiten die wij als lidstaat hebben afgesproken met bijvoorbeeld UN Women. Dan moeten we wel zorgen dat er ten minste een complementariteit is. Ik kom hier graag op een ander moment op terug, want ik deel eerlijk gezegd de scepsis, als ik die mag beproeven.

Mevrouw Becker (VVD):

Dat is een goed antwoord om te horen van de Minister. Je wil gewoon niet dat belastinggeld op deze manier dubbel, inefficiënt of weinig transparant wordt ingezet. Het is dus fijn dat de Minister daar induikt. Het is er nu eenmaal, maar kan zij ook kijken wat voor handelingsperspectief we hebben? Kunnen we als Nederland met de vuist op tafel slaan? Kunnen we ons eruit terugtrekken? Kun je het voortijdig beëindigen? Kunnen we bijvoorbeeld een tussentijdse evaluatie doen? Wat kunnen we doen om niet maar te hoeven accepteren dat dit er nu eenmaal is?

Minister Kaag:

Ik denk, maar ik zeg het met een caveat, dat we heel weinig kunnen doen, want het is al afgesproken en ondertekend. Het is een fonds tussen de EU – wij hebben dat dus niet getekend – en UN Women. We kunnen wel aan de Commissie laten weten dat we in de toekomst geen herhaling van dit soort procesmatige besluiten willen zien. We kunnen met UN Women in overleg gaan, want wij zijn een belangrijke partner voor UN Women, en zeggen dat wij graag willen zien hoe dit wordt besteed omdat we daar een belang bij hebben, namens de belastingbetaler. Ik denk dus dat we het op een positieve manier kunnen aanpakken, maar wel een strikte manier want we zijn het er natuurlijk allemaal over eens dat we niet de boodschap willen geven dat gendergelijkheid niet een van onze thema's is, in alle facetten. UN Women is juist een organisatie waar juist ook een aantal gevoelige thema's kunnen worden benoemd; niet alleen SRGR, maar ook politieke en economische participatie en alle aspecten. Maar we doen dat graag op een slimme manier. Het wordt inderdaad in tranches betaald. Dat is natuurlijk ook altijd een van de klachten als je aan de andere kant zit. Als we bijvoorbeeld niet blij zijn met de behaalde resultaten of we vinden dat het een beetje te vaag wordt, dan kan de EU zeggen – dat moeten wij natuurlijk weer via Brussel doen – dat uitbetaling van de tweede tranche even wordt aangehouden. Maar dat wil ik niet meteen als een zwaard van Damocles gaan gebruiken. Laten we de EU en UN Women wel een kans geven. Beide weten ze waar ze het over hebben. Maar het signaal zullen wij nu afgeven, zo we dat niet eerder hebben gedaan. Ik ga dat in ieder geval zelf doen, maar in het belang van gendergelijkheid.

De voorzitter:

Minister, gaat u verder met uw betoog.

Minister Kaag:

Dank u. Mevrouw Van den Hul sprak over gender als apart beleidsterrein in het MFK. We kunnen niet nalaten om op elk moment over dit thema en belang te praten; niet door met de vuist op tafel te slaan maar op een slimme manier. Er is nog genoeg werk aan de winkel, vrees ik. Ik denk dat mainstreaming wel belangrijk is, maar u kunt zich misschien herinneren dat ik ooit op een eerder moment Michelle Bachelet heb aangehaald. Zij was de eerste executive director van UN Women. Zij zei: je moet heel erg uitkijken als je aan mainstreaming doet, want dan verdwijnt het thema. Dat willen we juist niet. Het moet centraal zijn in alles wat we doen en wat we vragen van partners, maar het moet niet zo meegenomen worden met alles dat we het niet meer kunnen zien. Er moet ook een zichtbaarheid en prominente rol aan worden gegeven. U weet ook dat niet alle lidstaten dezelfde progressieve houding hebben als Nederland. Dat geldt natuurlijk ook voor lhbti-rechten of SRGR. Maar dat neemt niet weg dat ik denk dat we een verantwoordelijkheid hebben, moreel en politiek. Die neem ik graag op me; of ik neem die mee van mijn voorgangster, mevrouw Ploumen, en ik zal er mijn eigen uitvoering aan geven, met uw steun.

Dan hebben we nog een aantal andere belangrijke situaties; eigenlijk het kopje humanitaire crisismomenten. Er werd terecht gerefereerd aan bijvoorbeeld de situatie van de Rohingyavluchtelingen, zowel in Myanmar als ten aanzien van hun verblijf in Bangladesh. Zoals u misschien weet, hebben wij tijdens het Wereldbankoverleg samen met de VN, de UNHCR en de Minister van Financiën van Bangladesh een speciale zitting voorgezeten, juist om aandacht te vragen, voor de start van de monsoons, voor de precaire situatie van de vluchtelingen, vooral vrouwen en meisjes. We hebben zelf ook extra geld toegezegd. Bangladesh en Myanmar zijn nu een memorandum overeengekomen voor mogelijke terugkeer. Nou is niet gezegd dat daarmee aan alle voorwaarden voor veilige en duurzame terugkeer voldaan is; verre van. Wij blijven dus gewoon oproepen om te kijken wanneer terugkeer mogelijk is, maar dat gaan dan om bescherming en goede voorwaarden. Wij blijven andere donoren oproepen om juist nu UNHCR en IOM te financieren, ook voor gastopvang. Wij zijn dus een maand geleden al van start gegaan, omdat ook de monsoons eerder zijn gestart. Ik weet niet of ze weer even zijn opgehouden, maar het was een hele vroege start en dat was heel beangstigend. Ik ben het met u eens en ik vrees ook dat we nog erger zullen zien.

Mevrouw Van den Hul vroeg naar de huidige stand van zaken van ebola. Ik ben het met u eens en ik dacht ook: o jee. Dat denken we allemaal. We hebben niet de laatste details, maar ik ben maandag bij de jaarlijkse vergadering van de WHO. Ik zal dat daar ook aankaarten. Ik wil graag van de WHO horen wat hun crisisplanning is, want dat hoort er natuurlijk bij. Er zijn veel lessen geleerd uit de benadering, inclusief de interne concurrentie en niet zo goede coördinatie van de vorige crisis. De WHO heeft nu heel snel een crisisteam op gang gebracht, samen met Médecins Sans Frontières. U weet ook uit de media dat vaccinatiecampagnes en laboratoria zijn opgetuigd, maar we hebben nog niet helemaal goed zicht op de mogelijke omvang, denk ik. U zult zich ook herinneren dat wij eerder dit jaar een humanitaire crisis politiek hebben gecosponsord. Wij hebben ook additionele gelden overgemaakt naar de UNHCR en andere humanitaire organisaties, uiteraard niet naar de regering, juist om de responscapaciteit van humanitaire partners op te tuigen, want de noden zijn verschrikkelijk. Ik kan er uiteraard geen medische inschatting van maken, maar het is een zorgelijke situatie. Wij zullen u ook op de hoogte houden. Nederlandse partners via de DRA hebben natuurlijk ook toegang tot fondsen, willen zij ervoor kiezen om nu weer in DRC voorbereidend werk te doen.

Wat betreft Libië hoopte ik dat we tot voor kort een daling konden zien in het aantal mensen dat helaas nog in detentiecentra wordt vastgehouden. Er is wel een bescheiden toename in het aantal detentiecentra dat wordt gesloten en in ieder geval veranderd in open centra. Dat is ook de inzet van dit kabinet, ook van de EU. Het is natuurlijk ook niet in lijn met de conventie wat betreft vluchtelingen. We hebben natuurlijk al sinds vorig jaar actief de terugkeer van de vluchtelingen gesteund en dat versneld door een additionele bijdrage. Ik neem wel kennis van de inderdaad alarmerende rapportages dat er weer meer mensen in detentie zouden zijn, dus dat we niet meer te maken hebben met een daling. Wij blijven dat nu ook absoluut volgen. Het gaat natuurlijk nog steeds om het versnellen van terugkeeropties, dus om het werk dat de UNHCR en IOM doen mogelijk te blijven maken, opdat iedereen in die centra versneld terug kan keren naar hun landen van origine. Wij blijven verder natuurlijk pleiten voor de toegang van de humanitaire organisaties in Libië zelf. U heeft ook het verslag van mijn reis gezien, in ieder geval het mediaverslag.

Gaza. We hebben verder nog geen berichten, ook geen verzoek van humanitaire organisaties. Het blijft natuurlijk een hele zorgwekkende situatie alom. Er is al over gesproken in het AO Buitenlandse Zaken met mijn collega Blok. Ik zal u op de hoogte houden. Ik heb verder niets gehoord. Op dit moment is het een kwestie van medische toegang en medische steun, die met name wordt geleverd door Médecins Sans Frontières. UNRWA blijft natuurlijk in de hoop dat ze de scholen open kunnen houden. Zoals u weet, steunt het kabinet jaarlijks – al sinds 1968 geloof ik, of nog eerder – UNRWA met het oog op het mandaat van de organisatie en de stabiliserende werking die het kan hebben. Verder heb ik op dit moment geen informatie die ik kan delen; die is op dit moment niet beschikbaar. Ik denk dat wij allen de zorg delen over de situatie.

Mevrouw Becker vroeg naar de rapportage, naar de verslagen van de Europese Commissie zelf. Wanneer kunnen we een brief over de externe financieringsinstrumenten krijgen? U zult een brief van mij krijgen na het zomerreces met een inschatting, inzet, resultaten en een appreciatie. We hebben eerst die brief van de EU nodig, het rapport van de EU zelf. We kunnen namelijk moeilijk rapporteren als we niet de inschatting van de EU zelf hebben. Ik vraag het even aan de ambtenaren. In tweede termijn kunnen wij een datum suggereren, maar we moeten eerst even weten wanneer de Commissie haar eigen rapport naar ons stuurt.

Mevrouw Becker (VVD):

Fijn om een brief te krijgen over de plannen ten aanzien van het externe financieringsinstrumentarium en de appreciatie van het Nederlandse kabinet, maar mijn vraag was ook gericht op de uitvoering van de motie die ik samen met de heer Bouali heb ingediend over het meer inzichtelijk maken van wat er nou met het geld in het verleden gebeurd is en hoe efficiënt dat is. Dan pas kun je wat mij betreft de vraag beantwoorden of extra geld aan de orde zou kunnen zijn. Daarvan heeft de Minister in de geannoteerde agenda aangegeven dat ze dat jaarlijks gaat doen. Wanneer kunnen we die brief verwachten, was ook mijn vraag.

Minister Kaag:

Na het zomerreces, mevrouw Becker. Ik ben het ermee eens. Het is een nuttige exercitie voor de ambtenaren en daarmee ook voor mij, want dan hebben we meer een helikopteroverzicht.

Ik meen dat ik hiermee ... O, er is nog een laatste vraag van mevrouw Diks, over een buffer in de begroting. U had een vraag over de balans effectieve OS en zorgen over een soort vertroebeling – dat is mijn woord, niet uw woord – van duurzame ontwikkelingsdoelstellingen op de lange termijn met kortetermijndoelstellingen. Flexibiliteit moet daar niet van afnemen. Dat hebben we eigenlijk al benoemd in de eerdere ronde, hoop ik. Ik kan het niet garanderen, maar het is wel de insteek.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Ik had ook nog een vraag gesteld over de klimaatfinanciering voor arme landen en over de effectiviteit van met name de private investeringen en hoe we die beter inzichtelijk zouden kunnen krijgen.

Minister Kaag:

Ik denk dat het geen goed antwoord is, maar ik heb de neiging om te zeggen dat we daar meteen op terugkomen in onze Buitenlandse Handel en OS-nota. Bedoelt u met private investeringen de Europese Investeringsbank of bedoelt u meer private investeringen op nationaal niveau?

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Mijn vraag is eigenlijk hoe de Minister erop gaat toezien dat de benodigde euro's die westerse landen moeten betalen aan arme landen om die gevolgen te compenseren, ook daadwerkelijk aan klimaatverandering worden besteed. Dat is eigenlijk de aard van mijn vraag. Dus hoe zorgen we a) dat we dat streefbedrag halen en b) dat we binnen dat streefbedrag ook goed zien waaraan dat geld besteed wordt en hoe dat rendeert? Ik ga er eigenlijk van uit dat dat bij de overheidsbestedingen sowieso in de daartoe geëigende processen inzichtelijk zal worden, maar een deel van de middelen is natuurlijk niet van de overheid maar betreft private investeringen. Hoe gaan we daar dan van zien dat dat bij de afgesproken doelen terechtkomt? Dat is eigenlijk de aard van mijn vraag.

Minister Kaag:

Als het mag, wil ik graag terugkomen op deze vraag als de nota is gepresenteerd, want dat is voor ons het startpunt als we kijken naar het behalen of een bijdrage leveren aan het behalen van klimaatdoelstellingen, wat we nationaal doen, hoe we dat binnen de EU kunnen doen, maar ook Wereldbank, IFC en natuurlijk ook de private sector proberen mee te nemen. Dat is kabinetsbreed gedragen beleid. Ik zou daar graag op dat moment op terugkomen. Dat lijkt me misschien helderder dan dat ik een paar takken van een boom pak, met uw permissie.

De voorzitter:

Akkoord, zegt mevrouw Van den Hul.

Dan zijn we gekomen aan het eind van de eerste termijn van de Minister. Dan kunnen we over naar de tweede termijn van de kant van de Kamer. Is daar behoefte aan? Ik zie sommigen nee schudden. Anderen wel, kort. Twee minuten. Als u niks te melden heeft, dan mag u ook rustig overslaan; dat is niet erg. Ik begin weer met het woord geven aan mevrouw Kuik, als zij dat wil. Twee minuten. U ziet ervan af? Mevrouw Sazias? U ziet er ook van af. Dan de heer Bouali.

De heer Bouali (D66):

Dit gaat allemaal wel heel snel, meneer de voorzitter. Ik ben heel blij met de antwoorden van de Minister. Ik hoop ook dat, zoals ik al zei, de Minister haar enthousiasme en haar actieve houding op het OS-dossier overbrengt naar haar collega's in de Commissie. Het is goed te horen dat zij de Sustainable Development Goals als een duidelijke paraplu of basis ziet voor de inspanningen van de Commissie.

Ik ben eigenlijk ook wel heel benieuwd om te zien hoe we aan dat rapport van de Wereldbank over vrouwenrechten inderdaad een concrete invulling kunnen geven. De Minister gaf al aan dat het in bepaalde landen, ook in Nederland, vaak gewoon een kwestie van wetgeving is en dat we bepaalde landen ook kunnen ondersteunen door daar stappen te nemen, zodat vrouwenrechten een goede duw krijgen.

Waar ik mee afsloot, daar sluit ik dan nog maar een keer mee af: ik wens de Minister veel succes in Brussel.

De voorzitter:

Mevrouw Becker.

Mevrouw Becker (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Dank aan de Minister voor haar antwoorden. Ik heb altijd geleerd dat het heel gezond is dat je, als je zegt dat je ergens meer geld voor nodig hebt, eerst goed aantoont wat je met het huidige geld doet en kijkt of dat niet efficiënter kan worden besteed. Dat is eigenlijk de inzet van de VVD ten aanzien van het MFK maar ook van de roep van de Commissie om extra geld voor ontwikkelingssamenwerking. Ik ben blij met het feit dat de Minister heeft gezegd dat ze het ook niet eens is met de aannames van de Commissies die onder dit instrumentarium liggen, namelijk dat dat onder de premisse van extra geld gaat gebeuren. Ik zie wel het risico van een soort salamitactiek van de Commissie, waarbij dit allemaal nog maar voorzichtige eerste besprekingen zijn, maar we ondertussen wel onder die premisse het gesprek voeren. Het is goed dat de Minister heel duidelijk namens Nederland aangeeft dat wij het daar niet mee eens zijn. Ik ben ook blij dat er nog een BNC-fiche komt en een brief over hoe effectief het Europees ontwikkelingsinstrumentarium is.

Er resten mij nog twee concrete vragen. Ik had gevraagd wat nou de hoogte is van het bedrag dat in post-Cotonou zou moeten worden uitgegeven. Dat was in het verleden niet duidelijk en ik ben benieuwd of dat inmiddels wel duidelijk is, ook zodat ik mijn collega daar nog wat op kan meegeven als het volgende week, rond 25 mei, over dat mandaat gaat.

Tweede vraag. Ik ben ook blij met de inzet van de Minister op het EU-VN Spotlight Initiative, namelijk om bij de Commissie aan te gaan geven dat Nederland hier veel scherper prestatie wil zien: geen doublures, meer transparantie en dat het geld ook echt gaat naar de doelen waar het voor bedoeld is. Ik zou het wel een idee vinden om die tweede tranche boven de markt te kunnen laten hangen. Ik snap dat de Minister dat nu nog niet wil, maar wanneer kan zij de Kamer informeren over de resultaten hiervan en kan zij toezeggen dat ze dat zal doen, zodat we dat eventueel alsnog zouden kunnen overwegen?

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank, mevrouw Becker. Mevrouw Diks.

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Ik dacht dat ik in eerste termijn wel een punt had neergezet, maar het was blijkbaar aan de overkant niet helemaal overgekomen. Het ging over conflictpreventie en de opmerking van Steiner dat de hele MINUSMA-missie eigenlijk evenveel kost als het hele ontwikkelingsbudget van de Sahel-regio. Daar kunt u misschien nog even wat op reflecteren.

Het andere punt is dat GroenLinks het heel erg van belang vindt dat OS-geld aan OS-zaken wordt uitgegeven, dan wel – desnoods, zou ik haast zeggen – aan het wegnemen van grondoorzaken van migratie. We hebben volgens mij net een vrij uitgebreid interruptiedebat gehad, waarin ik heb gezegd dat wij het weglekken van OS-geld naar migratie en aanpalende onderwerpen uiteraard betreuren.

Toevallig heb ik deze week de bespreking van de buitenlandnota van de heer Van Ojik overgenomen. Toen heb ik helemaal op het laatst nog een voorstel gedaan. Als ik het goed begrijp, komt morgen uw nota ook. Dan liggen dus al die onderliggende nota's voor de buitenlandnota ook op tafel. Is het een idee om die een voor een te gaan bespreken – de buitenlandnota hebben we al gedaan, uw nota gaan we doen en de bespreking van de defensie- en de migratienota komen er ook aan – en dat u aan uw kant van de tafel dan nog eens kijkt wat er door de commissieleden is opgebracht wat leidt tot eventuele aanpassing of aanscherping van de onderliggende nota's en vervolgens al die zaken terug te brengen naar de buitenlandnota? Dan heb je natuurlijk ook een heel afgerond geheel, waar iedereen zijn zegje over heeft kunnen doen. Dan hebben we een wat meer gedragen beleid. Ik heb dat voorstel ook aan de heer Blok gedaan. Hij moest er even aan wennen, maar hij stond er niet onwelwillend tegenover; dat is denk ik de beste samenvatting. Ik ben natuurlijk benieuwd wat u van deze variant vindt, omdat ik het van belang vind dat dit soort nota's, die echt de basis zijn van waar we met z'n allen toch mee bezig zijn, breed gedragen worden en niet slechts door een kleinere groep in dit parlement.

De voorzitter:

Dank, mevrouw Diks. Mevrouw Van den Hul.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Hartelijk dank, voorzitter. Ik dank de Minister voor haar beantwoording en voor haar toezegging om op een later moment nog eens door te praten over de klimaatfinanciering, over de doelstellingen, de transparantie en de effectiviteit daarvan, ook van het private deel daarvan. Ik dank ook de Minister voor haar onderstreping, nogmaals, van het belang van gender in het financieel kader, maar ook in den brede.

Ik zou graag willen afsluiten, nogmaals, met het breken van een lans voor de ngo's, het maatschappelijk middenveld. Die stem moet gehoord worden, zeker nu, zeker in een tijd waarbij hun stem steeds meer onder druk staat: mensenrechtenverdedigers, vrouwenrechtenverdedigers, lhbti-voorvechters. Nogmaals, het is vandaag IDAHOT. Wereldwijd staan mensenrechten onder druk. De rol van de ngo's kan niet vaak genoeg onderstreept worden, dus daar wil ik graag mee afsluiten.

Ook ik wens de Minister een goede reis en veel succes.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van den Hul. Dan gaan we luisteren naar de beantwoording van deze tweede ronde door de Minister.

Minister Kaag:

Ik beloof dat ik het heel kort zal houden, voorzitter. Ik kom op de vraag van mevrouw Becker over de salamitactiek. Ik weet niet of het opzet is of niet, maar we hebben nog een hele periode. De individuele programma's moeten worden voorgelegd, ook aan de lidstaten. Dan kunnen we goedkeuren, commentaar geven et cetera. Daar hoort ook financiële goedkeuring bij. Ik denk dus dat we heel veel momenten hebben. Maar ik ga niet aan micromanagement doen. Ik wil de Commissie ter verantwoording roepen op de rol die zij heeft, evenals UN Women. We gaan niet op de stoel zitten van de projectbeheerder. Dat is een andere rol. We waken over doelstelling en uitvoering.

Het tweede is inderdaad de hoogte van het bedrag post-Cotonou. Eerst een nieuw mandaat, dan MFK en dan kijken we naar de hoogte van het bedrag. Die volgorde willen wij aanhouden. We weten het dus niet. Het bedrag post-Cotonou wordt pas in het nieuwe MFK vastgesteld.

Mevrouw Becker (VVD):

In het onderhandelingsmandaat komt dus geen bedrag?

Minister Kaag:

Nee.

Mevrouw Becker (VVD):

Oké.

Minister Kaag:

Dat is ook prima, want we zijn het er nog helemaal niet over eens. Anders zijn we weer bezig met het tweede deel.

Dan uw opmerking over Achim Steiner. Ik ken hem goed. Ik vrees dat ik moet zeggen dat zijn voorbeeld heel oud is. Het is in dit geval niet Mali. Al ongeveer tien jaar wordt er geroepen dat preventie, net als in de gezondheidszorg, altijd beter is. Voorkomen is beter dan genezen. De voorbeelden zijn heel sterk, juist in de conflictsituaties. Dan wordt er meestal een heel grote, zware VN-missie opgetuigd, zoals in dit geval, maar het kan ook een NAVO-missie of iets anders zijn. Kijk dan naar de kosten van het verblijf, de duur en de risico's. De echte preventieagenda wordt gevormd door de SDG's. Ontwikkelingssamenwerking, investeren, hulphandel – om het zo maar te noemen – en mensenrechten: dat is je preventieagenda. Die is integraal. Daar gaan we voor staan.

Ik heb het volgende niet helemaal begrepen. Dit kabinet staat uiteraard heel erg voor samenwerking en een koppeling van de verschillende nota's en ideeën. Die komen voort uit het gedachtegoed dat natuurlijk gereflecteerd is in het regeerakkoord. Maar ik wil ontwikkelingssamenwerking ook niet instrumentaliseren. Het is een doel op zich. Het is niet alleen een middel of een uitvoering van buitenlands beleid. Het heeft een doel op zich, net zoals handel op zich een doel heeft, het verdienvermogen van Nederland. Het heeft soms te maken met buitenlands beleid, maar soms ook niet. Ik denk wel dat het mooi is dat we als kabinet kunnen laten zien – en dat doen we denk ik ook – hoe de verschillende ideeën continu complementair worden uitgevoerd, ondersteund worden en aan elkaar gekoppeld zijn. Dat zult u hopelijk ook zien in de nota als die uitkomt, maar de gemeenschappelijke veiligheid- en buitenlandnota heeft een heel specifiek doel, net als de Defensienota. De Buitenlandse Handel en OS-nota is denk ik breed opgezet, ook omdat het een tamelijk breed werkterrein omvat, zoals ook wordt gereflecteerd in het regeerakkoord. Maar samen denken, samen werken: uiteraard.

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Dan was ik toch onduidelijk. Het kan ook een beetje aan het tijdstip liggen of aan de absurd drukke week. Ik heb het volgende proberen aan te geven. Er liggen op enig moment – laat ik het zo nuanceren – vier nota's op tafel: buitenland, migratie, uw nota en Defensie. Die liggen op tafel. Die worden besproken. Dan kan je als kabinet zeggen: we hebben het voorgelegd; het is besproken en we hoeven ze, als er geen moties zijn, niet te veranderen. Maar je kunt ook, om een meer gedragen beleid te krijgen, informatie ophalen in de besprekingen van al die verschillende nota's en bekijken of je tot een aanscherping kunt komen, indien dat nodig en nuttig is en door iedereen gewild wordt. Dat bedoelde ik eigenlijk, om dus bijvoorbeeld na de zomer, als alle nota's besproken zijn, uiteindelijk een veel breder gedragen beleid te krijgen. Dat zou ik de uitdaging vinden als ik op uw stoel zat, denk ik.

Minister Kaag:

Ik denk dat we allemaal in de business zijn van continue verbetering, dus dank u wel.

De voorzitter:

Dan komen we aan het slot van dit overleg. De griffier heeft een aantal toezeggingen genoteerd. Die ga ik u voorhouden, met de vraag of u en ook de Minister zich daarin kunnen vinden. Het zijn er zo te zien zes. Ze luiden als volgt.

De Minister zal de zorgen over het Meerjarig Financieel Kader op het gebied van ontwikkelingssamenwerking in de RBZ aan de orde stellen en daarop terugkomen in het verslag dat zij van die bijeenkomst zal uitbrengen aan deze Kamer.

De Minister zal terugkomen op de bijstelling van de terminologie «hoogst mogelijke bescherming» naar «hoog niveau van bescherming» in het conceptmandaat post-Cotonou.

Kunt u ook aangeven wanneer we dat tegemoet mogen zien?

Minister Kaag:

Dat is eigenlijk een ambtelijke check. Dat kunnen we in het verslag bevestigen.

De voorzitter:

Akkoord, in het verslag.

De Minister komt terug op de complementariteit van het Spotlight Initiative.

Kan dat ook weer in het verslag, of moet dat op een andere manier?

Minister Kaag:

Nee, dat is op een andere manier. Dat hele initiatief moet eigenlijk nog van start gaan. Maar ik kan melden wat er te melden valt.

De voorzitter:

Goed. De directeur-generaal doet de suggestie om het in de jaarrapportage te doen, hoor ik. De Minister bevestigt dat. Wanneer komt die jaarrapportage, is dan de volgende vraag van de Kamerleden. Na het zomerreces, hoor ik. En dus voor het einde van het jaar.

De Minister houdt de Kamer op de hoogte van de ontwikkelingen in de ebolacrisis.

Dit is eigenlijk een doorlopende toezegging.

Minister Kaag:

Ja, het is business as usual.

De voorzitter:

Het is moeilijk om te zeggen wanneer we u eraan kunnen houden.

De Minister houdt de Kamer op de hoogte van de ontwikkelingen van de humanitaire crisis in Gaza.

Ook dit is een doorlopend gegeven. En tot slot de volgende.

De Minister komt op een later moment terug op de vraag van mevrouw Van den Hul over klimaatfinanciering.

Kunt u daar een termijn bij geven?

Minister Kaag:

De laatste toezeggingen zijn denk ik meer een kwestie van: zoals we met elkaar werken. Het gaat om momenten en ideeën. Over ebola houden we u uiteraard op de hoogte. Zoals ik al zei: we zijn niet benaderd over de humanitaire crisis in Gaza. Dat geldt ook voor de Rohingya. Ik zou dit allemaal niet als toezeggingen zien. Dit is wat mij betreft de manier waarop ik met de Kamer werk en vice versa. Het is niet een aparte categorie waar ik volgende week over moet rapporteren, want misschien is er niets te melden. Ik zie twee categorieën. Dit zijn intentieverklaringen. De andere zijn meer operationeel.

De voorzitter:

Ik ben het met u eens. Het zijn intentieverklaringen. Die horen dus niet in een lijstje van toezeggingen waar u op een gegeven moment op afgerekend kunt worden. Daar moeten ze niet in terechtkomen. Dan kijk ik nog even naar de leden of zij zich hierin ook allemaal kunnen vinden, zoals het nu is besproken. De Minister wil nog één toevoeging doen. Gaat uw gang.

Minister Kaag:

Het is niet een operationele toevoeging, maar wel een heel belangrijke toevoeging. Ik wil ten overstaan van deze commissie ontzettend onze directeur-generaal Christiaan Rebergen, de spil, de leider en de brains, en ook nog zorgend voor teamspirit, ontzettend bedanken, want dit is zijn laatste commissievergadering. Dat vreest hij in ieder geval, maar hij krijgt natuurlijk een enorm mooie benoeming als thesaurier-generaal bij het Ministerie van Financiën. Ik zal hem enorm missen. Ik weet dat dit aan uw kant op een andere manier ook zo is. Ik wil dus formeel, for the record, meneer Rebergen enorm bedanken voor zijn bijdrage en committering. U bent echt de ultieme superambtenaar.

De voorzitter:

Ik dank de leden voor hun inbreng en de Minister voor de beantwoording. Ook van mijn kant dank aan de heer Rebergen voor alle inspanningen die hij zich de afgelopen jaren heeft getroost om ervoor te zorgen dat de commissie adequaat wordt geïnformeerd door de bewindslieden. Dank u zeer. Dank aan allen voor uw belangstelling.

Sluiting 17.01 uur.