Kamerstuk 21501-04-188

Verslag van een algemeen overleg

Ontwikkelingsraad


Nr. 188 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 15 juni 2016

De algemene commissie voor BuHa-OS heeft op 26 april 2016 overleg gevoerd met mevrouw Ploumen, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, over:

  • de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 21 april 2016 inzake aanbieding geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking van 12 mei 2016 (Kamerstuk 21 501-04, nr. 185);

  • de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 12 februari 2016 inzake aanbieding verslag van de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking van 1 en 2 februari 2016 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1585);

  • de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 5 februari 2016 inzake aanbieding jaarverslag van de Europese Rekenkamer over het Europees Ontwikkelingsfonds (2014) (Kamerstuk 21 501-04, nr. 182);

  • de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 1 maart 2016 inzake EU-begrotingssteun 2014 (Kamerstuk 21 501-04, nr. 183).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie, De Roon

De griffier van de commissie, Van Toor

Voorzitter: De Roon

Griffier: Wiskerke

Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Van Laar, Agnes Mulder, De Roon, Smaling en Taverne,

en mevrouw Ploumen, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

Aanvang 19.04 uur.

De voorzitter:

Ik heet iedereen van harte welkom. Ik zie dat er vier woordvoerders aanwezig zijn. Ik stel een spreektijd voor van vijf minuten per fractie, met twee interrupties.

De heer Taverne (VVD):

Voorzitter. Ik dank de Minister voor de brieven die zij ter voorbereiding en bespreking naar de Kamer heeft gestuurd. In de brief inzake de geannoteerde agenda is aandacht voor de Global Goals en de opvolging van Valletta. In dat dat kader wordt onder andere gesproken over een aanpak die is gericht op de grondoorzaken van migratie. In de Global Goals kan een rode draad worden gezien. Die wordt niet expliciet genoemd, maar is naar het oordeel van de VVD-fractie wel van fundamenteel belang. Het gaat om bevolkingsgroei en de daaraan gerelateerde gezinsplanning: de vrijheid van vrouwen om zelf leidend te zijn bij de keuze of zij een gezin willen en, zo ja, hoe groot dat moet worden. Die vraag moet centraal staan. Zonder omslag op dat gebied kunnen bijna alle Global Goals naar het rijk der fabelen worden verwezen. We hebben dit thema eerder besproken met de Minister. Kan zij toelichten hoe bevolkingsgroei en gezinsplanning onderdeel uitmaken van de Global Goals en van het vervolg op de Valletta-afspraken? Wordt het belang hiervan voldoende erkend? Welke rol speelt Nederland daarbij?

Hiermee hangt ook het EU Emergency Trust Fund for Africa samen. De Minister schrijft in haar brief dat dit fonds is gefinancierd uit de reserves van het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF), aangevuld met vrijwillige bijdragen van lidstaten. Kan zij de Kamer een overzicht van deze vrijwillige bijdragen doen toekomen, het liefst uitgesplitst naar toegezegde en daadwerkelijk gestorte bijdragen per lidstaat?

In de geannoteerde agenda staat: «Ten tweede moet de EU een voorbeeldrol op zich nemen op het gebied van monitoring en rapportage. Het is belangrijk dat we de komende 15 jaar zien welke resultaten we behalen met onze inspanningen en op welke gebieden er niet goed genoeg gepresteerd wordt.» Dat is interessant, want deze passage suggereert dat het meten van effectiviteit, doelmatigheid en doeltreffendheid van projecten die door de EU worden gefinancierd veel beter moet dan nu het geval is. Ik ben dat met de Minister eens. Daarom ben ik blij dat we bij de afgelopen begroting zijn begonnen met de instelling van rapporteurs uit de Kamer en met het werken volgens de methode «controle begroting en verantwoording». Daarom heb ik enkele vragen aan de Minister. Welke lessen uit het wetgevingsoverleg over de begroting neemt zij mee naar de Europese Raad van 12 mei? Welke rol krijgt de Europese Rekenkamer bij het onderzoeken van de effectiviteit van de bestedingen van OS-geld? Op basis van welke criteria gaat de EU straks vaststellen of geld effectief wordt besteed? Wat gebeurt er als blijkt dat geld niet goed is of wordt besteed? Gaan we dat eventueel niet goed bestede geld dan terugvorderen?

Ik kom op het jaarlijkse rapport van de Europese Rekenkamer over het Europees Ontwikkelingsfonds. Het foutpercentage in de betalingen voor het begrotingsjaar 2014 wordt door de Europese Rekenkamer geschat op bijna 4, om precies te zijn 3,8. De Minister schrijft dat het kabinet bezorgd is over deze bevindingen. Datzelfde geldt voor de VVD-fractie, temeer omdat dit percentage vergelijkbaar is met dat van voorgaande jaren. We kunnen hierover lichtzinnig doen, maar de conclusie is toch dat er blijkbaar geen lessen worden getrokken uit de uitkomsten van eerdere rapportages. Daarmee vervallen die tot loze exercities. Het beeld wordt nog zorgwekkender, want ik constateer dat de omvang van het fonds door de jaren heen stevig blijft groeien. Bovendien groeit de foutmarge tot 4,8% als begrotingssteun en enkele multidonorverrichtingen worden uitgesloten. De Europese Rekenkamer concludeert bovendien dat de Europese Commissie in veel gevallen gewoon over voldoende informatie beschikt om de geconstateerde fouten te kunnen voorkomen. Zou dat gebeurd zijn, zou het foutpercentage maar liefst 2,3 procentpunt lager zijn geweest. Dat is de helft.

Het is al met al geen fraaie opsomming. De Minister schrijft dat Nederland er bij de Commissie op zal aandringen maatregelen te nemen en geeft daarbij een rijtje voorbeelden. Ik wil haar vragen wat er nu anders is aan deze insteek ten opzichte van die van voorgaande jaren. Ook toen heeft Nederland, zo mag ik aannemen, aangedrongen op verbeteringen, maar dat heeft kennelijk niet geholpen. Het Europese OS-beleid staat bol van de goede bedoelingen. Daar wordt ook niet aan getwijfeld. Het gaat hier echter wel over geld van de belastingbetaler. Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat Brussel ook daar een keer zorgvuldiger mee omgaat, zodat we eindelijk naar de streefwaarde van 2% kunnen zakken en liefst nog wat verder?

De heer Van Laar (PvdA):

Voorzitter. Ik dank de Minister voor de toegezonden geannoteerde agenda. We hebben vandaag schriftelijke vragen gesteld over de situatie in en om Burundi. We wachten de beantwoording van die vragen natuurlijk af, maar ik wil de Minister ook vragen of zij deze situatie op de Europese top aan de orde gaat stellen. Vluchtelingen zijn zelfs in vluchtelingenkampen niet veilig. Er is te weinig voedsel en water en er worden moorden gepleegd in die kampen, doordat het conflict vanuit Burundi naar de buurlanden wordt geëxporteerd. Dat is een zorgelijke situatie.

De Europese Unie gaat een roadmap maken voor de wijze waarop zij wil omgaan met de nieuwe Werelddoelen en daar invulling aan wil geven. Op de agenda van deze Raad staat de EU Consensus on Development. Kan de Minister bevestigen dat we niet gaan wachten met die roadmap tot die EU Consensus on Development is bereikt? Die moeten elkaar niet dwars gaan zitten. We zijn blij met de inzet van de Minister op coherent beleid in die EU Consensus on Development. Die juichen wij toe, zoals zij waarschijnlijk al had verwacht. Het kan ook niet onverwacht zijn dat wij het onderwerp seksuele rechten en reproductieve gezondheid missen in het lijstje onderwerpen dat zij noemt als zijnde erg belangrijk en meer prioriteit verdienend dan zij krijgen. Is dat omdat de Minister al erg tevreden is of is daar inderdaad nog winst te behalen? Nederland is een voorloper op dat terrein in Europa. Want ons betreft kunnen we geen gelegenheid voorbij laten gaan om hier aandacht voor te vragen en andere lidstaten te enthousiasmeren voor de standpunten die Nederland met zo veel verve uitdraagt.

Mijn partij hecht, zoals bekend, grote waarde aan eerlijke waardeketens. Ook dat punt staat op de agenda. Ik dank de Minister voor het agenderen daarvan. Het is een van de prioriteiten van het EU-voorzitterschap. Onduidelijk is nog of er in de Raadsconclusies die nu geaccepteerd gaan worden een koppeling komt met handelsinstrumenten, zoals we eerder hebben besproken in het notaoverleg over de initiatiefnota eerlijk werk wereldwijd. Wordt het instrument GSP+ (Generalised Scheme of Preferences) nu bijvoorbeeld vaker gekoppeld aan eerlijke waardeketens en goede waardeketens? Is nu de consensus dat de nationale contactpunten van de OESO effectief zijn of wordt er gestreefd naar hervormingen? In Nederland is daar natuurlijk volop discussie over, maar hoe is de Europese consensus hierover? Hoe wordt er – ook die vraag zal de Minister niet verbazen – in Europees verband gesproken over een stok naast alle wortels die we voorhouden? Zeker in landen waarmee geen convenanten zijn, is de vraag of het alleen bij vrijblijvendheid zou moeten blijven of dat je daar ook aan een stok kunt denken en misschien wel aan een Europese stok.

Migratie is ook een belangrijk onderwerp voor het kabinet. Minister Koenders is onlangs op reis geweest naar Ghana en Ivoorkust, onder andere om afspraken te maken over migratie. Ook met andere landen wordt dat gedaan. Er wordt nu een koppeling gemaakt tussen ontwikkelingshulp en migratiemanagement. Als landen hun migratiemanagement versterken, kunnen ze rekenen op een versterkte samenwerking op het gebied van ontwikkelingshulp. Is dat alleen een positieve koppeling of ook een negatieve, wat het kabinet betreft? Kan er ook sprake zijn van afbouwen van de ontwikkelingshulp als landen niet voldoende doen op dat terrein en, zo ja, hoe wordt die koppeling dan gemonitord? Hoe wordt dat in de gaten gehouden? Hoe werkt dat systeem dan in de praktijk? Komen er nu al goede afspraken uit voort?

In de Europese agenda wordt het negatieve, het restrictieve migratiestuk gekoppeld aan een positief migratiebeleid. Dat wil zeggen dat er meer mensen op uitnodiging naar Europa zouden kunnen komen. Daarbij wordt onder andere het studiebeurzenprogramma genoemd. Wordt dat echt geïntensiveerd of is dat simpelweg het bestaande studiebeurzenprogramma? Gaat Nederland meer doen op dat terrein en, zo ja, hoe? Gebeurt dat via de Nuffic (Netherlands Universities Foundation for International Cooperation) of alleen in Europees verband?

De heer Smaling (SP):

Voorzitter. Ik begin met de migratie. Ik heb met interesse gelezen dat er een Mededeling Forced Displacement and Development aankomt. Ik vraag me af of de Minister iets meer kan vertellen over wat daarin komt te staan. Hoe wordt zoiets geschreven? Doen ambtenaren van de Commissaris dat of is het meer een participatief proces tussen de lidstaten? Het lijkt me van belang om dat te weten. Staat in deze mededeling ook meer over de opvang van mensen voor de langere termijn?

De Minister is heel binnenkort in Senegal, morgen of overmorgen. Ik adviseer haar om te overnachten in hotel La Gondeu. Dat is een vrij klein hotel aan het water. Als je een kamer in de basement neemt, klotst het zeewater tegen je raam aan. Het spectaculair. Het is geen posh hotel, maar echt een aanrader. Ik ben benieuwd over wat zij gaat overleggen en met wie. Pas was er een item op EenVandaag waarin een Minister zei dat hij jongeren heeft die niet aan het werk komen, dat hij een diaspora heeft die geld naar het land stuurt en dat hij de twintigers die daar geen werk vinden, die radicaliseren en op wat voor manier dan ook niet meewerken liever kwijt dan rijk is. Hoe ga je het gesprek daarover aan? Het is natuurlijk een heel wezenlijk punt. 12% van het bruto nationaal product is remitted. Dat is een wezenlijk deel van wat die landen om te zetten hebben.

Dan de opvolging van Valletta. Er is een actieplan voor de Hoorn van Afrika. Ik kan niet uit de stukken halen wat we daar precies doen. Er staat alleen: «Er wordt daarnaast samen met lokale autoriteiten gewerkt aan een strategie om toekomstperspectieven voor vluchtelingen en gastgemeenschappen te verbeteren via kansen op werk en toegang tot basisvoorzieningen.» Dat is erg algemeen. Ik zou dat liever vertaald zien conform het amendement dat mevrouw Mulder en ik eind vorig jaar hebben ingediend. Er zou bijvoorbeeld kunnen worden gewerkt met Gereed Gereedschap. Kun je daar iets met vakopleidingen of kunnen mensen daar producten maken waar ook in de regio een markt voor is? Als dat gebeurt, gaat het leven en dan wordt het wat concreter.

Met die Global Goals vind ik het ook allemaal wat moeilijk. Een voordeel is dat die Global Goals voor iedereen gelden, dus dat wij niet alleen met ons vingertje kunnen wijzen naar wat die landen moeten doen. Dat zou ervoor pleiten om veel meer te focussen op enerzijds werkgelegenheid en anderzijds misschien groen. Ik doel op klimaat, leefbaarheid van steden en het hele scala van groene onderwerpen dat heel goed terugkomt in de Global Goals. Door het klimaatakkoord hebben zowel wij als die landen daar behoefte aan. Ik denk dat dat onderwerpen zijn waarbij je ook vrij makkelijk kunt meeliften op wat in Parijs is bereikt. Je moet dat momentum vasthouden en het dus eigenlijk meenemen naar de discussies over die Global Goals.

Ik ben een beetje bezorgd over wat ik lees over joint programming. Staat daar niet dat wij gewoon ophouden met bilaterale ontwikkelingssamenwerking? Ik lees in de stukken: «Om de efficiëntie van gezamenlijk programmeren te verbeteren wordt onderzocht hoe strategische meerjarenplannen van EU en lidstaten – gedeeltelijk of geheel – vervangen kunnen worden door de gezamenlijke programmeringsdocumenten. De Raad zal conclusies aannemen om deze ambitie vast te leggen.» Dat klinkt als een exit van bilaterale ontwikkelingssamenwerking. Het lijkt me dat je juist van onderop, vanuit de lidstaten, moet toewerken naar joint programming. Als je dan consensus hebt en allemaal iets wilt doen aan een bepaald onderwerp, is dat prima. Dan is het een bundeling van wat lidstaten willen en niet andersom.

Ik kom op het Europees Ontwikkelingsfonds. We hebben wat zorgen over de 3,8% verdwaald geld. Dat is op 3,5 miljard voor 2014 ongeveer 130 miljoen. Dat is toch aanzienlijk. Nederland steekt 1,7 miljard in het elfde Europees Ontwikkelingsfonds. 3,8% daarvan is 65 miljoen euro, dat dan gewoon blijkbaar verdwijnt. Ik vind dat moeilijk uit te leggen hier op straat. Twee derde van het totaal van het elfde EOF, van die 34 miljard euro, wordt ingezet door vier landen. Dat zijn Duitsland, Frankrijk, Italië en het Verenigd Koninkrijk. Met het oog op de toekomst van het EOF, moet je je afvragen of dat nog wel van deze tijd is. Het gaat immers buiten de reguliere begroting van Europa om. Ik lees ook dat het ECDPM (European Centre for Development Policy Management) een studie heeft gedaan waaruit blijkt dat de ACP (African, Caribbean and Pacific Group of States) niet zo'n sterke unit meer is en dat wij geneigd zijn om ons op de Afrikaanse Unie te richten. Dan moet je bij een nieuw OEF misschien kijken wat ons, als 28 landen, bindt. Welke onderwerpen vinden we allemaal belangrijk en waarin willen we allemaal geld steken? Dan bundel je dat gezamenlijke deel in een multilaterale bestemming. Daarmee komt het van onderop en is de democratische legitimiteit van dat geld geborgd. Dat is nu met het OEF problematisch. Voelt de Minister daarvoor?

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Voorzitter. Toen ik de stukken las, moest ik denken aan van tekentafel naar praktijk. Ik was gisteren namelijk op werkbezoek bij Heineken en daar is men heel druk bezig om de gehele waardeketen te verduurzamen. Ze hebben «green circles», zoals ze dat hebben genoemd. Ze lieten heel duidelijk in een overzicht zien wat ongeveer het gedeelte is waar zij invloed hebben en wat al hun ketenpartners zijn. Het is een heel zware taak om iedereen in dezelfde stand te krijgen, Zeker gezien de Werelddoelen of SDG's (Sustainable Development Goals) – laten we ze gewoon Werelddoelen noemen – is het van belang om goed te kijken naar de klimaatdoelen en om de verduurzaming in de keten goed voor elkaar te krijgen. Daar heeft uiteindelijk iedereen belang bij. Als er minder vervoersbewegingen op de wereld komen en dat mede wordt geïnitieerd door partijen als Heineken, kan ik daar alleen maar ontzettend trots op zijn. Dat vind ik gewoon heel erg inspirerend.

Een andere groep ondernemingen die eigenlijk ook op dat gedachtegoed zitten – ik weet nog steeds niet of we ze echt helemaal apart moeten benoemen of niet, maar we doen het wel – zijn de social enterprises. Ik ben benieuwd of de Minister daar met warme belangstelling naar wil kijken. Buitenlandse handel vindt immers ook plaats vanuit Nederlandse bedrijven die ook daar verbeteringen willen realiseren. Hoe gaat de Minister daarmee om?

Ik kom op het Europees Ontwikkelingsfonds. Verschillende collega's hebben er al over gesproken. De doelmatigheid van de bestedingen vanuit de Europese Unie daarvoor is voor het CDA heel erg belangrijk. Hoe kijkt de Minister in dat licht aan tegen de democratische controle op de uitgaven van het EOF? Ik zei bijna «ondemocratisch», omdat ik de spanning die de collega van de SP daarop ziet ook wel zie. Hoe gaat dat fonds, dat door de Commissie wordt uitgegeven en waar het Europees Parlement maar in zeer beperkte mate controle op kan uitoefenen, nu de goede dingen doen? Is er goed zicht op waar dat geld naartoe gaat? Wie kijkt er echt kritisch naar de uitgaven? Wordt er geld gegeven aan landen of projecten die haaks staan op de Nederlandse keuzes? Ik heb dit al eerder in debatten naar voren gebracht. Hoe coherent is dan je beleid, vanuit Nederland en met de Europese partners? Op een bepaald moment werd bijvoorbeeld steun gegeven aan Rwanda, terwijl wij de steun stop hadden gezet. Dat levert toch spanning op. Voor ons is vanuit Nederland best lastig te controleren hoe er met dat geld wordt omgegaan. Het zou ons in elk geval helpen als de Minister bereid zou zijn om een overzicht te maken van de landen waar het geld heen gaat, in aansluiting op wat de collega van de SP naar voren heeft gebracht.

Wij vinden het echt zorgwekkend dat de Commissie niet in staat is om het aantal fouten naar beneden te krijgen. De collega van de VVD sprak daarover, net als de andere woordvoerders. Het foutpercentage wordt geschat op 3,8. Dat is gewoon echt veel te veel. Dat is onacceptabel. Wat wordt daaraan gedaan?

Zoals bekend, wil het CDA de algemene begrotingssteun heel graag omzetten in andere vormen van steun. Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat dat instrument zo ver mogelijk wordt teruggebracht? In de brief staat iets over begrotingssteun, naar aanleiding van de opvolging van Valletta. Ik heb er de vorige keer voor gepleit om algemene begrotingssteun op het gebied van migratie in te zetten. In de brief staat: «Het is mogelijk dat deze middelen anders (deels) voor begrotingssteun zouden zijn ingezet, maar dat is niet per definitie het geval.» Misschien kan de Minister ingaan op wat dat nu wel of niet is. Wellicht kan zij in een brief aangeven hoe het precies zit. Ik vind namelijk iets te vaag.

Dan kom ik op migratie. In de geannoteerde agenda heeft de Minister het over de migratieagenda. Het blijkt echter ook dat er eigenlijk nog helemaal niet zo heel veel bekend is. Is er inmiddels een mededeling? Zitten daar naar verwachting nadere financiële consequenties aan vast en, zo ja, welke? Met welke landen wordt op dit moment al gesproken over een migratiepartnerschap? Wat zijn de voorwaarden voor steun vanuit de EU? Het CDA is nog niet zo enthousiast over hoe het nu allemaal gaat met Turkije. Het kan natuurlijk positief zijn dat er afspraken worden gemaakt met landen, maar welke prestaties leveren die landen, bijvoorbeeld Ghana en Ivoorkust, dan? Ik heb daar echt heel weinig inzicht in en ik zou dat wel graag krijgen. Ook collega Van Laar wil meer helderheid hebben over wat dat betekent. Ik sluit me aan bij zijn vragen daarover. Wordt de situatie aan de Afrikaanse Middellandse Zeekust ook uitvoerig besproken op de top? Is het Valletta-fonds inmiddels volledig gevuld? Hoeveel projecten zijn er goedgekeurd? Is er gekeken naar betrokkenheid van Nederlandse organisaties bij dit fonds? Ik heb eigenlijk best veel vragen en die had ik graag beantwoord willen zien in de stukken.

Ik zei net al iets over de Werelddoelen. De Minister heeft vaak gezegd te wachten met de Nederlandse uitwerking daarvan totdat de Europese Commissie de roadmap heeft gepresenteerd. Die is er echter nog niet. Uit de agenda kunnen we niet echt opmaken wanneer die er nu wel exact is. Het gaat echter wel verder. Het is bijna juli en dan is het UN High-level Political Forum on Sustainable Development weer bij elkaar om de voortgang te bespreken. Wat bespreek je als er eigenlijk nog niets ligt, zelfs geen roadmap? Dan ben je heel snel klaar, althans vanuit ons gezien. Het is natuurlijk breder, maar ik maak me daar wel zorgen over. Wat gaat Nederland doen om met een gezamenlijke conclusie naar buiten te komen? Hoe gaat Nederland daar zelf verder invulling aan geven? Het gaat immers niet alleen om Europees beleid, maar ook om ons eigen interne beleid.

Ik zal afronden. Ik krijg graag een update over Burundi. We hebben het er vaker over gehad. Ook collega Van Laar sprak erover. We willen toch wel heel graag weten hoe de situatie zich daar ontwikkelt. We maken ons grote zorgen. Ik hoor graag ook nog iets over de steun voor, in en rondom Eritrea. We krijgen daar nog een apart debat over met de Minister van Buitenlandse Zaken. Ik kan me echter voorstellen dat ook deze Minister daar iets over kan zeggen.

Ik denk dat het goed is dat er in Europees verband stappen worden gezet ten aanzien van internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (imvo). Misschien kan de Minister al een doorkijkje geven naar bepaalde Raadsconclusies op dat vlak, over waar zij uit denkt te gaan komen.

De voorzitter:

We schorsen even om de Minister de kans te geven om haar beantwoording voor te bereiden.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

We gaan verder met de inbreng van de Minister. Ik sta maximaal twee interrupties per fractie toe.

Minister Ploumen:

Voorzitter. Ik dank de commissie voor de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen. Ik wil eerst iets melden over de Global Goals, over zowel het proces als de inhoud. Ik zal natuurlijk iets zeggen over migratie en de Valletta-afspraken. Vervolgens ga ik in op duurzame waardeketens. Ik zal ook zeer zeker iets zeggen over het Europees Ontwikkelingsfonds, over de stand van zaken en de manier waarop Nederland daartegen aankijkt. Daarnaast wil ik iets zeggen over joint programming en Burundi.

Ik wil om te beginnen tegen mevrouw Mulder zeggen dat ik zeer sympathiek sta tegenover social enterprises. We hebben binnen het Dutch Good Growth Fund apart wat plek gemaakt voor sociale ondernemingen. Je merkt namelijk toch dat zij het vaak moeilijk hebben om elders financiering te krijgen. Als ik het wel heb, komt er binnenkort een kabinetsreactie op een advies van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. Ik ga er even van uit dat er op basis daarvan weer een debat zal plaatsvinden, breder. Ik wilde er echter toch even specifiek voor dit domein op inzoomen.

Dan kom ik op de Global Goals. Het Nederlandse kabinet vindt – ik voel me zeer gesteund door wat ik hier hoor – dat het allemaal wel wat meer tempo zou mogen krijgen. De Europese Commissie werkt eigenlijk via twee sporen. Er is – dat is het ene spoor – een algemene mededeling over de implementatie van de Global Goals. Die gaat over de EU intern – het zijn immers universele doelen, dus die mededeling gaat over wat Letland en wat Nederland doet – en over extern. Dat is op zich inhoudelijk heel goed, maar, in alle eerlijkheid en een beetje populair gezegd, het houdt wel heel erg op. Het is namelijk een heel complex traject. Het andere spoor betreft de herziening van de EU Consensus for Development. De Commissie wil niet eerst de revisie van die consensus afwachten voor zij met een roadmap begint. Beide processen lopen tegelijkertijd.

Wij vinden echter wel dat die implementatie van die Global Goals wat sneller zou moeten. Wij doen daarom een paar dingen. Ik heb het eerst besproken met vicepresident Timmermans. Nederland probeert zijn rol als voorzitter te gebruiken door het onderwerp te agenderen voor bespreking binnen de relevante Raadswerkgroepen in Brussel, om op die manier discussie en ook voortgang een beetje te forceren. We hebben op 19 april een bijeenkomst in Brussel georganiseerd over nationale implementatie, dus de vraag hoe je het in je eigen land doet. Later dit jaar organiseren we nog een conferentie waarvoor we ook niet-gouvernementele organisaties (ngo's), bedrijven en gemeentes zullen uitnodigen. Dat is geïnspireerd op het Nederlandse Global Goals Charter. Daar gaan wij stevig mee door. Binnen de Commissie zien we het gevoel voor urgentie stijgen. Dus langzaamaan komt er tempo in. Ik voel me zeer gesteund door de aanmoedigingen van deze commissie.

De heer Van Laar zegt dat het heel goed is dat coherentie zo centraal staat in de herziening van de Consensus on Development. Hij wijst ook op het belang van SRGR (seksuele en reproductieve gezondheid en rechten). Dit is deels een antwoord op de vraag van de heer Taverne over hoe het zit met de Global Goals. Seksuele en reproductieve rechten zijn onderdeel van de Global Goals geworden, maar niet conform het brede begrip dat wij in Nederland daarvoor hanteren. Bij de Global Goals staat er bijvoorbeeld niet voorlichting aan jongeren bij, terwijl dat toch best belangrijk is. Dat was gewoon politiek niet haalbaar. Op wereldniveau en ook, zo gebiedt de eerlijkheid mij te zeggen, in de EU wordt het steeds moeilijker om deze onderwerpen op de manier te agenderen zoals wij dat willen. Malta, Polen en Hongarije hangen steeds meer tegen. Wij koesteren dus wat wij hebben op dat terrein. Dat is al best veel. In de huidige consensus staat heel duidelijke taal. We gaan er ook niets aan afdoen. Het is echter wel een voortdurend aandachtspunt. Ik beschouw dus wat de heer Taverne en de heer Van Laar daarover zeiden als een aanmoediging, voor zover ik die nodig zou hebben, om daarmee door te gaan. Aan ons ligt het dus niet. Er zijn echt landen die niet zo ver willen gaan als wij. Nederland is hierin, zoals de heer Taverne al zei, echt een voorloper.

De heer Van Laar (PvdA):

De Minister heeft toch wat water nodig, dus dit leek me een goed moment voor een interruptie. Ik heb een vraag over de Werelddoelen. Het duurt gewoon lang. We zitten al bijna op een jaar, politiek gezien. Als er voor de zomer niets komt, is het immers alweer september. Zit er ook een inhoudelijke blokkade in of is iedereen gewoon naar elkaar aan het kijken om te zien wie het opschrijft, wanneer, hoe en waarom? Als er een inhoudelijke blokkade is, wat is die dan? Wat kan in vredesnaam de EU-lidstaten nu verdelen waar het gaat om de implementatie van de Werelddoelen, waar we allemaal al een akkoord op hebben gegeven?

Minister Ploumen:

Dat is natuurlijk een heel terechte vraag van de heer Van Laar. Hoewel, alle vragen van de Kamer zijn per definitie terecht. Ik denk dat er een paar dingen spelen. Over de interne agenda voor de EU wordt echt politiek debat gevoerd. Dat gaat ook over de vraag hoe de uitvoering van de Juncker-agenda samenhangt met de implementatie van de Global Goals, dus echt over EU-beleid. Daar bestaan blijkbaar verschillen van inzicht over. Wat betreft die externe dimensie zijn die verschillen er niet of amper, om de reden die de heer Van Laar al noemde. Ik vind dus dat we ons niet moeten laten ophouden door die andere debatten. Vandaar die inzet van Nederland. Het is dus een beetje van allebei. Dat is een beetje een onbevredigend antwoord. We zien dat iedereen het wel eens is over wat Europa met en voor de rest van de wereld moet doen. We willen niet wachten totdat Europa zijn zaakjes op een rijtje heeft staan, maar het is daarmee heel erg belangrijk dat ook de landen binnen de EU doen wat zij van andere landen vragen. Dat is het dilemma en precies de reden waarom Nederland fors duwt. Dat zal ik tijdens de Raad weer zeer nadrukkelijk inbrengen, met steun van de Kamer.

De heer Van Laar (PvdA):

Die spanning met de Juncker-agenda is vooral, althans zo heb ik dat begrepen, dat Juncker zijn eigen agenda niet wil uitbreiden, dus dat hij wil vasthouden aan de punten die hij heeft en dat hij vindt dat er niets nieuws bij mag. Dat lijkt me een procedureel bezwaar. Het kan toch niet zo zijn dat de Werelddoelen geen plek krijgen in die agenda? Waarom drukt de Raad van Ministers daar niet door?

De spanning zit natuurlijk ook de coherentie van beleid, dat we Europees beleid mee moeten laten werken met het bereiken van die Werelddoelen. Eurocommissaris Mimica heeft gezegd: we gaan al het Europese beleid dat niet bijdraagt aan de Werelddoelen veranderen. Dat leek me een vrij uitbundig statement, maar daar hebben we hem wel aan gehouden en daar spreken we ook de Minister op aan. We horen graag een keer waar nu de concrete knelpunten zitten, want dan kunnen we daar als parlementen over meedenken, kunnen we contacten zoeken met zusterpartijen, et cetera. Omdat het proces nu niet transparant is, krijgen we er geen zicht op. Kan in het verslag van de Raad verder worden ingegaan op de vraag waar nu de inhoudelijke spanning zit, zodat we ons daar ook tegenaan kunnen gaan bemoeien?

Minister Ploumen:

Ik begrijp de frustratie heel goed. Het procedurele is natuurlijk ook vaak politiek. Ik neem de handschoen graag op om hierover in het verslag van de Raad nadrukkelijker en uitvoeriger te rapporteren, met een aantal suggesties ten aanzien van de inzet van Nederland en wat die heeft opgeleverd. Ik deel de frustratie, dus dat helpt mij om aan de goede kant van het touw te trekken.

Dan kom ik op migratie. Daarover is een aantal punten genoemd. Het klopt dat de EU nu in gesprek is met landen over migratiepartnerschappen. Ik zeg daar een paar dingen over. Terugkeer van mensen die geen recht hebben om hier te verblijven, is gewoon een essentieel onderdeel van ons asielsysteem. Daarmee blijft het systeem geloofwaardig en creëer je geen valse verwachtingen bij mensen. Medewerking aan die terugkeer van derde landen is daarbij natuurlijk cruciaal. De resultaten die Minister Koenders de afgelopen weken heeft behaald in Ghana en Ivoorkust tonen aan dat er heel goed afspraken met landen gemaakt kunnen worden op dat terrein, over het verbeteren van terugkeerprocedures. Dat past in een breder pakket.

Het uitgangspunt van het kabinet daarbij is «meer voor meer» als het kan, dus positief – de wortel, zo u wilt – maar als het moet «minder voor minder». We hebben daar niet zo'n goede ervaring mee in Ghana. We willen echter die aanpak – dat hebben we eerder al besproken – wel in het debat houden, omdat die in sommige situaties wellicht wel kan werken. Dat willen we natuurlijk doen met EU-partners, want zo schaal je de effectiviteit op. We denken dan bij «minder voor minder» aan maatregelen die binnen het migratieterrein direct voelbaar zijn, bijvoorbeeld het intrekken van visumfacilitatie en dat soort zaken.

Tegen de heer Smaling wil ik zeggen dat alle landen zich realiseren dat de migratiekwestie niet alleen maar problematisch is voor de een of voor de ander, maar voor ons allemaal. Mensen verliezen hun leven, mensen krijgen geen kansen waar ze die zouden moeten hebben en landen verliezen talentvolle mensen die ze liever gehouden zouden hebben. Uit de ervaringen van de afgelopen maanden – we hebben natuurlijk wel vaker dit soort dialogen gehad – kunnen we opmaken dat landen zeer openstaan voor gesprekken. Veel landen hebben ook migratie in hun regio, zijn zowel land waar mensen doorheen lopen, land waar migranten of vluchtelingen terechtkomen als land van waaruit migranten en vluchtelingen vertrekken. Ik ben een paar weken geleden bijvoorbeeld in Ethiopië geweest en heb hier gesprekken over gevoerd. Doorgaans is er een buitengewoon constructieve houding aan beide kanten. Dat wil niet zeggen dat die gesprekken altijd gemakkelijk zijn of dat ze onmiddellijk tot resultaten of harde afspraken leiden, maar we zijn daar positief over op basis van de ervaringen.

De heer Van Laar vroeg nog hoe het zit met het beurzenbeleid. Er is een verdubbeling van het aantal Europese studiebeurzen voor Afrikaanse studenten toegezegd. Ook de toegang van studenten en onderzoekers tot Europa wordt verbeterd. Dat is wat mij betreft een additionele inzet en geen staande inzet. Nederland zet al jaren in via NFP, The Netherlands Fellowship Programmes, in 51 landen. We proberen ieder jaar minimaal 50% van de beurzen toe te kennen aan studenten uit landen in sub-Sahara Afrika. We hebben natuurlijk ook het NICHE-programma (The Netherlands Initiative for Capacity development in Higher Education). Beide programma's worden door Nuffic uitgevoerd. Het bedrag aan beurzen is ongeveer 65 miljoen euro per jaar, dus dat is substantieel.

Beroepsonderwijs is inderdaad buitengewoon belangrijk, zeg ik in reactie op de heer Smaling en de heer Van Laar. Dat is ook onderdeel van het programma in de Hoorn van Afrika. Dat staat vrij algemeen in de brief. Dat is niet alleen kortheidshalve, maar ook omdat veel programma's nog uitgewerkt worden. De programma's zijn onlangs gestart en gaan over mogelijkheden voor beroepsonderwijs voor jongeren. Ik ga zeker even kijken op welke manier we de motie van de leden Mulder en Smaling in het Nederlandse deel daarvan kunnen betrekken. Er worden programma's uitgevoerd door verschillende lidstaten. Het lijkt me buitengewoon verstandig om te bekijken hoe we dat kunnen doen.

De Mededeling Forced Displacement and Development van de Commissie is vanmiddag uitgekomen, dus daar kan ik nog weinig over zeggen. Die mededeling moet worden begrepen als commissiebeleid. De Raad, de lidstaten, kunnen daar invloed op uitoefenen, sturing aan geven, via het aannemen van Raadsconclusies. Het is dus beleid van de commissie, waar de lidstaten vervolgens inhoudelijk verder op kunnen inzoomen in de Raad. Er komt een BNC-fiche van. Die zal zo snel mogelijk naar de Kamer gezonden worden. Als de Kamer die heeft ontvangen, kunnen we daar met elkaar over spreken.

De heer Taverne (VVD):

Ik heb heel aandacht geluisterd naar de Minister tot nu toe. Ze heeft ontzettend veel gezegd, waarvoor nu al dank. Het echter zo ontzettend weinig concreet. Ten aanzien van de Global Goals heb ik met belangstelling geluisterd naar de antwoorden op de vragen van collega van Laar, waar het ging om SRGR. Ik heb gevraagd naar een concreet onderdeel daarvan, namelijk gezinsplanning en bevolkingsgroei. Er werd gevraagd wie er nu dwarsligt, maar man en paard worden niet genoemd. Het is ingewikkeld, het is zus en het is zo. Ik mag toch hopen dat de Minister naar Brussel gaat en zegt: luister, die landen liggen dwars; daar ga ik mee praten en anders gaan we iets doen of iets nalaten, bijvoorbeeld een bijdrage aan iets stopzetten.

Ten aanzien van migratie is het van eenzelfde laken een pak. Naar ik meen een jaar geleden, of in ieder geval in een van de eerste overleggen die ik met de Minister had, discussieerden we al over de wortel en de stok. Toen ging het onder andere over Ghana, dus ik ken het voorbeeld dat ze aanhaalde, waar het niet geholpen heeft. Destijds is er gedurende een jaar een bijdrage van 10 miljoen euro stopgezet. Dat hielp niet, dus toen zijn we het geld het jaar erop maar weer gaan geven. Nu zijn we weer een jaar verder. De crisis is des te groter. Welke landen werken er mee en welke niet? Het is prachtig dat de collega van deze Minister, Minister Koenders, allerlei afspraken heeft gemaakt, maar er is ongetwijfeld een lijstje van welke landen wel meewerken en welke niet.

De Minister heeft het over het opleggen van visumbeperkingen. Prima. Bij welke landen gaat dat werken? Wanneer zien we daar iets van? Ik wil het ontzettend graag concreet krijgen, want het blijft zo'n parallelle wereld waar we in heen en weer draaien.

Minister Ploumen:

Misschien dan eerst over het eerste punt. Ik heb drie landen genoemd die dwarsliggen in de EU: Polen, Hongarije en Malta. Het is heel goed dat de heer Taverne zo'n vertrouwen heeft in mij dat ik de attitude van het hele Poolse volk zou kunnen veranderen, maar dat kan ik niet. Dat is om razend van te worden, maar het is zo. Daar hebben we me te dealen. Dat betekent dat we de afspraken beschermen die we hebben, zodat ze daar niet aan af kunnen doen, want dat is ook een risico. Natuurlijk wordt er voortdurend met die landen gesproken. Niet alleen door ons, maar ook door de Commissie en door andere lidstaten. Maar tot nu toe hebben zij zich niet erg ontvankelijk betoond op dit onderwerp.

Wil dat zeggen dat Nederland vervolgens niets meer doet op dat gebied? Nee, natuurlijk niet, met zomin als dat het geval is in het VK, Zweden, Finland, Denemarken en Duitsland. We houden de EU-agenda overeind en voeren de gemaakte afspraken uit. Bilateraal doen we meer als we meer willen. Dit geldt ook voor de Global Goals. Er zijn heel veel landen die niet wilden dat er in de Global Goals kwam te staan dat het verstrekken van voorbehoedsmiddelen onderdeel van het plan zou moeten zijn. Wij hebben natuurlijk gepraat als Brugman, maar het is ons niet gelukt. Wil dat zeggen dat we het niet doen? Zeker niet. Ik deel natuurlijk de frustratie die doorklinkt bij de heer Taverne, maar feit is dat landen de baas zijn over zichzelf en opvattingen hebben. In de EU willen we tot een consensus komen. Onze zorg is ervoor te zorgen dat die consensus niet een totaal verwaterd standpunt is waarmee we in onze ogen veel verder van huis zijn.

Dan het tweede punt, de Global Goals en de uitwerking ervan. Laat ik het zo zeggen: het zou mij ook een lief ding waard zijn als we het binnen de Europese Unie in drie vergaderingen met de Commissie en die 28 lidstaten eens zouden kunnen worden over de manier waarop we het in elkaar gaan zetten. Daar dringen wij natuurlijk ook op aan, maar zo simpel is het gewoon niet. Er zijn landen zoals Nederland, die het zelf heel goed doen op de Global Goals. Nederland heeft nog wel wat werk te doen, en daar kijken we naar, maar dat is allemaal echt wel te overzien. Er zijn echter ook landen waar dat niet zo is en de EU wil dat allemaal in kaart brengen. Immers, als de EU zich uitspreekt namens die 28, moet ze ook die 28 gehoord hebben en weten wat die landen te doen staat. Dat vind ik wel terecht.

Dus ook hier voel ik mee met de heer Taverne en ook met de heer Van Laar, die vroeg of het niet sneller kan. Wij doen echt alles wat we kunnen om het allemaal een beetje sneller te laten gaan, maar de molens malen soms langzaam. Dat komt doordat lidstaten niet altijd dezelfde opvattingen hebben en ook niet altijd dezelfde belangen.

Dan wat betreft migratie. Het is belangrijk om vast te stellen dat de migratieagenda van de EU pas sinds kort voorziet in het aangaan van migratiepartnerschappen met andere landen. Nederland vindt dat goed; wij hebben er ook zeer op aangedrongen. Dat betekent echter wel dat, omdat we aan het begin staan, een aantal gesprekken met die landen nog maar net gestart zijn of nog moeten starten en er dus nog niet echt concrete resultaten te rapporteren zijn.

De heer Taverne sprak ook over landen als Ghana. Collega Koenders heeft inderdaad ook met Ghana gesproken, maar natuurlijk zul je niet van de ene op de andere dag zien dat jongeren in Ghana opeens heel veel meer kansen hebben dan een week geleden. Dat vinden wij allemaal spijtig en dat vinden die jongeren ook spijtig, maar de heer Taverne moet ons wat tijd gunnen om niet alleen die afspraken te maken – Nederland dringt daar zeer op aan en heeft als voorzitter een positie om zelf de dialoog te voeren namens de Hoge Vertegenwoordiger – maar die afspraken ook hun beslag te laten krijgen.

Ik zeg de heer Taverne overigens heel graag toe dat ik in het verslag van deze Raad of in het verslag van de RBZ van de heer Koenders – ik moet even kijken wat het handigste is – goed zal aangeven met welke landen er dialogen zijn, wat de uitkomst daarvan is, hoe een en ander wordt gemonitord en wanneer de Kamer hierover weer van ons hoort. De vraag die de heer Taverne stelde, lijkt me een heel reële, dus daar wil ik graag antwoord op geven.

De heer Taverne (VVD):

Ik zie dat lijstje graag tegemoet, dank daarvoor alvast. De reden waarom ik daarop aansloeg, was precies omdat we hier al veel eerder over hebben gesproken. Toen niet in EU-verband, maar in bilateraal verband. Ik gaf het voorbeeld van Ghana omdat daar iets mee geprobeerd is, namelijk minder voor minder. Dat hielp echter niet, zodat het meer voor meer werd, wat ook niet hielp. Met andere woorden: het onderwerp en de benadering van de landen zijn allemaal niet nieuw, hoewel ik snap dat ze in dit verband nieuw zijn. Ik word er inderdaad wel een beetje gefrustreerd van dat hetgeen we bilateraal in het verleden hebben geprobeerd, niet werkte en dat we nu iets anders proberen en maar moeten afwachten hoe dat dan weer uitpakt. Ik snap het allemaal, maar de Minister heeft niet zo heel veel tijd.

Minister Ploumen:

Misschien ter aanvulling het volgende. Het feit dat we nu in EU-verband deze afspraken maken, wil niet zeggen dat we bilateraal achterover leunen. Integendeel. Natuurlijk is een aantal van die afspraken effectiever als je die in een breder verband maakt, maar je hebt wel een aantal landen nodig die het gesprek beginnen. Ik ben onlangs in Afghanistan geweest. Dat bezoek stond voor een groot deel in het teken van vragen als: welke afspraken zijn er, worden die goed uitgevoerd en wat moet er gebeuren om die beter uitgevoerd te laten worden. Straks is er een grote internationale conferentie in Brussel over Afghanistan. Daar moeten die zaken dan worden vastgesteld. Het is echter echt niet zo, zeg ik nogmaals tegen de heer Taverne, dat we, omdat er nu in de EU over wordt gesproken, in Nederland denken dat we wel kunnen stoppen met het gesprek. Integendeel zou ik zeggen, want we hebben daar niet alleen een EU-belang, maar ook een nationaal belang. Met sommige landen hebben we een hechte relatie, met andere landen is er sprake van mensen die terug moeten maar niet terug kunnen. We willen daar ook bilateraal invulling aan blijven geven.

De voorzitter:

Ik verzoek de Minister om haar betoog voort te zetten.

Minister Ploumen:

Ik kom te spreken over de duurzame waardeketens. Dank voor alle complimenten. De onderhandelingen over de Raadsconclusies betreffende die duurzame waardeketens zijn nog niet afgerond, want de Raad is pas over twee weken, op 12 mei. Het ziet er goed uit en dat betekent dat de conclusies in de richting gaan die de heer Van Laar en het kabinet voor zich zien. Ik ben dus hoopvol. Ik neem aan dat we hier naderhand over spreken. Ik zal er in het verslag over de Raad op ingaan.

Dan kom ik te spreken over het Europees Ontwikkelingsfonds.

De heer Smaling (SP):

Ik heb nog een vraag over migratie. Ik wil toch wel wat meer weten over zo'n gesprek in Senegal. Wat is de insteek van de Minister? Waar gaat dat gesprek over? Met wie wordt dat gevoerd? Waar moet het toe leiden? Minister Koenders heeft ook een paar van dergelijke gesprekken gehad. Je kunt al die landen afgaan; ik heb er in het verleden voor gepleit om iets te doe met de drie ebolalanden. We hebben hier lang over West-Afrika gepraat in de context van de Economic Partnership Agreements, maar wat is nu de boodschap van die landen? Ik ben daar toch wel benieuwd naar. We hebben daar een lange historie en we weten veel van de regio. Er gebeurt daar van alles, ook zaken die niet zo prettig zijn, zoals radicalisering. Komt dat allemaal langs in zo'n gesprek of is het een beleefdheidsgesprekje?

Minister Ploumen:

Het is wellicht goed om te zeggen dat in dit geval Nederland de gesprekken voert namens de Hoge Vertegenwoordiger. Die gesprekken gaan over alle onderwerpen die de heer Smaling net aanduidde; voor beleefdheidsgesprekken hebben we gewoon geen tijd. De landen hebben opvattingen over en een analyse van de situatie in hun eigen land en regio. De EU heeft ook dergelijke opvattingen en analyses. Het gaat van radicalisering tot instabiliteit, conflicten, werkgelegenheid en migratiemanagement. Dat hele brede scala kan aan bod komen. Ik ga morgen naar Senegal. De bedoeling was om daar ook de migratiedialoog te voeren. Ik moet helaas een dag eerder teruggaan, dus die dialoog is uitgesteld. Wat ik nu zeg, geldt dus niet voor vrijdag, maar voor een week of zo daarna. We willen, zoals ook collega Koenders heeft gedaan, echt in samenspraak met die landen tot afspraken komen die ook vastgelegd worden. Het is dus van beide kanten geen beleefdheid en geen vrijblijvendheid.

De heer Smaling (SP):

Gaat dat vastleggen ook over het voorkomen dat mensen uitreizen? De Senegalroute loopt via Niger en dan met een hoek van 90 graden naar de Libische kust. Het is dus een internationale route, waar een hele industrie in Senegal achter zit om die mensen op transport te zetten, om het zo maar te noemen. Gaat het gesprek echt over het blokkeren daarvan? Of zijn we niet in een positie om dat überhaupt op die manier aan te kaarten?

Minister Ploumen:

Het gaat ook daarover. De EU is zeker in een positie om dat aan te kaarten. Zoals de heer Smaling zelf al zei, heeft Nederland veel goede relaties in die regio. Het zal dus gaan over vragen als wat je collectief moet en kunt doen om die smokkelnetwerken aan te pakken, hoe je ervoor zorgt dat de grensbewaking beter wordt en hoe je ervoor zorgt dat de financiële stromen doorzichtig worden, maar ook over vragen als kunnen we investeren in werkgelegenheid voor jongeren en wat staat daar dan tegenover. Nogmaals, de afspraken kunnen gaan over dat hele brede terrein. Ze zijn een concrete invulling van de nogal algemene afspraken die in Valletta zijn gemaakt.

De voorzitter:

Gaat u verder met uw beantwoording, alstublieft.

Minister Ploumen:

Ik kom te spreken over de Europese Rekenkamer. Ik ben het natuurlijk eens met iedereen aan uw linkerzijde, voorzitter, die zei dat de foutmarge te hoog is. De Commissie heeft de aanbevelingen van de Europese Rekenkamer overgenomen. Dat is een eerste en noodzakelijke stap, maar is niet voldoende. De Commissie heeft wel al een aantal stappen gezet. De Rekenkamer heeft dat ook erkend. De EU gaat nu werken met een resultatenkader dat verder wordt verbeterd, langs de lijnen die hier besproken zijn, voeg ik eraan toe voor de heer Smaling.

De Commissie voert net als wij regelmatig evaluaties uit. Nederland vindt dat die beter kunnen. Wij blijven dit agenderen, gesteund door het debat dat we hier nu met elkaar voeren. In onze inbreng laten we de resultaatrapportages die Nederland heeft en nog verder verbetert als inspiratie dienen. We zijn er nog niet, maar het gaat in ieder geval in de richting die we willen. We blijven er zeer alert op.

Tegen de heer Smaling en mevrouw Mulder wil ik zeggen dat Nederland er al jaren voorstander van is om het EOF onder de EU-begroting te brengen en niet apart te houden. We hebben hier al eerder over gesproken. Het rapport van het European Centre for Development Policy Management (ECDPM) legt natuurlijk bloot waar het aan schort bij Cotonou. Het onderwerp post-Cotonou hebben we geagendeerd tijdens de informele Raad, bij het diner dat we hier hebben gehad. Dat was niet bedoeld om consensus te creëren of om tot besluiten te komen en ik kan de leden zeggen dat dat vast ook nog niet gelukt zou zijn, want de visies van de lidstaten liggen nogal uiteen. Nederland zegt dat zo'n partnerschap heel goed is en in die tijd revolutionair was, maar dat we nu een aantal decennia verder zijn. Het is moeizaam dat er tussen de ACP-landen (African, Caribbean and Pacific Group of States) enorm grote verschillen zijn en die landen niet veel gemeen hebben behalve een koloniaal verleden met EU-lidstaten. Ik vind het zelf echt heel erg problematisch dat er een aantal heel arme landen is die buiten de boot vallen omdat zij geen koloniaal verleden hebben met EU-lidstaten. Dat is toch een mooi voorbeeld van ongelijke behandeling. Wij zoeken echt naar een herziening die meer recht doet aan de tekenen van deze tijd. Dat blijven we ook doen, maar ik zeg er wel bij dat er een aantal lidstaten is die er echt heel anders over denken. Het zal dus echt een fors debat worden.

Dan kom ik te spreken over begrotingssteun en het EU-trust fund. De middelen voor het trust fund komen uit de reserves van het EOF. Die middelen hadden nog geen bestemming en dat is ook de reden dat we niet kunnen zeggen dat ze een-op-een naar begrotingssteun zouden zijn gegaan. Maar de kans is natuurlijk groot dat een groot deel ervan daar wel naartoe zou zijn gegaan, als ik gewoon de logica volg.

Tegen de heer Taverne zeg ik dat ik graag een lijst van de bijdragen van de lidstaten opneem in het verslag. Daar kom ik dus op terug.

Ik ben het natuurlijk helemaal eens met wat de heer Smaling zegt over joint programming. Het gaat om gezamenlijk optrekken en gezamenlijk analyses en niet om een soort top-downbenadering: gij zult allemaal dit doen. We werken juist samen om duplicatie te voorkomen en er niet een grote eenheidsworst van te maken. Wat dat betreft zie ik geen exit van bilaterale hulp; het gaat juist om efficiënte en effectievere hulp. Maar iedereen kan eigen accenten blijven zetten, dus dat de Polen niets doen aan geboortebeperking wil nog niet zeggen dat Nederland dat ook niet doet.

De situatie in Burundi is buitengewoon zorgelijk, in het land en ook in de vluchtelingenkampen in Congo, Tanzania en Rwanda. 260.000 mensen zijn hun land ontvlucht. Ik vind dat de omringende landen onze dank en bewondering verdienen omdat zij enorm hun best doen om die vluchtelingen goed op te vangen. In Rwanda bijvoorbeeld krijgt elke Burundees een vluchtelingenstatus en gaan de Burundese kindjes samen met Rwandese kindjes naar school. Er wordt echt hard gewerkt om zo goed mogelijk voor de buren te zorgen. Ik ga van 9 tot 11 mei naar Rwanda. Er wordt nu gekeken of ik ook een vluchtelingenkamp kan bezoeken waar Burundese vluchtelingen verblijven. Dat lijkt mij goed, omdat ik dan terug kan rapporteren aan de Kamer hoe de situatie daar is.

Nederland blijft druk uitoefenen in Burundi om de politieke crisis op te lossen. Er wordt regelmatig overlegd met de EU, de VS en ook in de VN-Veiligheidsraad. Er is een hoopgevend bericht dat de bemiddelaar, de oud-president van Tanzania, heeft aangekondigd dat er op 2 mei een Burundese dialoog zal komen in Arusha. Wij steunen het werk van de bemiddelaar volledig. We steunen de onderhandelingen indien nodig ook financieel, omdat wij ze zien als een mogelijkheid om de situatie te verbeteren.

Dan Eritrea. Er volgt hier nog een AO over, dus ik houd het kort. Er wordt gesproken over hernieuwd engagement met Eritrea. Daar zitten allerlei haken en ogen en dilemma's aan. De EU heeft een bijdrage aan Eritrea goedgekeurd van 200 miljoen over vijf jaar, of vier jaar, daar wil ik even af zijn. Op aandringen van Nederland is daar een aantal voorwaarden in opgenomen, onder andere dat regeringssteun via de overheid van Eritrea wordt verleend. We hebben daar dus wel op de rem gestaan betreffende de bestemming van het geld. We willen ook dat het een functie van het ondersteunen van de bevolking in Eritrea is, dus het zal via allerlei andere organisaties gaan. Ik zal zeker zorgen dat in het AO daarover uitvoerige informatie gegeven kan worden.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik zie dat de heer Smaling nog een vraag heeft.

De heer Smaling (SP):

Ik kom nog even terug op het Europees Ontwikkelingsfonds. Ik wil de Minister tot een uitspraak proberen te verleiden dat het na dat elfde EOF echt gewoon wel mooi geweest is in deze vorm. De democratische legitimering van het EOF schiet tekort en je moet meer doen met lidstaten die dezelfde dingen belangrijk vinden. De werelddoelen zijn geschikt om dingen samen te doen. Het is een van onderop democratisch gelegitimeerde manier om op deze manier te blijven samenwerken, want zoals het nu gaat, ook gezien hoe de ACP-landen erbij hangen, dan wel het instituut ACP erbij hangt, moet je er gewoon niet mee doorgaan na 2020.

Minister Ploumen:

Nederland vindt ook dat het anders moet, dus die toezegging doe ik de heer Smaling heel graag. Het is onze positie: we vinden dat het anders moet, maar wel op een manier die recht doet aan het belang van de partnerschappen met die landen. Ik kan echter niet beloven dat de 27 andere lidstaten dat allemaal ook zullen vinden. Ik zet mij daarvoor in, maar een garantie op de uitkomst is er niet. De andere kant is dat ik mij moeilijk kan voorstellen dat we in ongewijzigde vorm zo doorgaan na 2020. Ik hoef niet te herhalen wat de heer Smaling daarover zei en wat ik er zelf zojuist over heb gezegd. Er zullen dus zeker wijzigingen zijn. Of die zo fundamenteel zijn als de heer Smaling voorstelt? De inzet van Nederland is moderne partnerschappen en recht doen aan de nieuwe wereldorde, maar als ik kijk hoe de posities nu zijn, denk ik niet dat de 27 andere landen er allemaal mee akkoord zullen gaan.

De heer Smaling (SP):

Ja, maar je bent nu in een positie ... Vier landen stoppen twee derde van het budget in de pot: Duitsland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Italië. Maar bij de nieuwe lidstaten gaat het om een heel klein bedrag. Dat is ook niet zo gek, want die landen hebben geen koloniaal verleden in Afrika; de gemiddelde Bulgaar heeft echt geen idee waar Burkina Faso ligt en dat kun je hem niet kwalijk nemen. Er moet dus een nieuw model komen om die samenwerking op een democratische manier vorm te geven. Neem Estland. Dat is een echt IT-land. Kijk dan wat je binnen die Global Goals op IT-gebied hebt, zodat het land een nuttige bijdrage kan leveren. De bevolking vindt het dan ook zinvol. Zo kun je toewerken naar schaalvoordelen omdat meerdere landen iets interessant vinden, zowel hier als daar. Zo heb je iets heel moois in handen.

Minister Ploumen:

Laat ik zeggen dat de nieuwere lidstaten enerzijds minder binding hebben met die landen, maar anderzijds ook zeker geen vernieuwing blokkeren. Juist omdat ze er relatief kort tegen aankijken, hebben ze er niet zo'n heel uitgesproken opvatting over of zijn ze echt geïnteresseerd om te kijken hoe het gemoderniseerd kan worden. Juist in de kerngroep leven heel verschillende inzichten over de manier waarop het verder moet. Nogmaals, we staan aan het begin van het debat, dus de heer Smaling hoort mij niet zeggen dat we geen resultaten zullen bereiken, maar ik kan geen garantie geven dat het heel anders gaat worden.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Mijn vraag gaat ook over het EOF en het geschatte foutenpercentage van 3,8. Het zit me enorm dwars dat er op die manier met overheidsgeld wordt omgegaan. Wat kan de Minister hier concreet aan doen? Ze heeft gezegd dat er een EU-resultatenkader komt en dat de evaluaties moeten verbeteren. Ik hoor haar echter niet concreet zeggen dat we het percentage met een bepaald procent gaan verlagen. Ik hoor graag wat de inzet is van de Minister op dit punt. Ik hoop dat ze nu gaat zeggen: maximaal 1,5%.

Minister Ploumen:

Ik vind dat je moet streven naar 0%. Dat is helder. Maar we weten allemaal dat dingen weleens misgaan. De Commissie heeft als streefgetal 2%. Dat is een halvering van waar ze nu zit. Ik vind 2% oké, maar liever minder. Ik wil ze echter eerst even naar die 2% hebben voordat ik verder ga drukken. Voor ons is dit zeker een onderwerp dat we in de Raad naar voren zullen brengen. De Commissie heeft een aantal voorstellen gedaan betreffende het terugdringen van het foutenpercentage. Wij zullen daar kritisch naar kijken en bekijken of er te leren valt van onze eigen ervaringen. Ik zal dit onderwerp zeker weer naar voren brengen. We zitten er tamelijk bovenop, en niet voor het eerst.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Bij het klimaatakkoord is het gelukt om de zinsnede «well below 2°C» erin te krijgen. Laat het hier «well below 2%» worden, zou ik zeggen.

Minister Ploumen:

Ik zal die woorden letterlijk herhalen in de Raad.

De heer Taverne (VVD):

Nu het over afrekenbaarheid gaat, kan ik niet nalaten om een duit in het zakje te doen. Ik heb de Minister horen vertellen dat zij de ervaringen die we hier opdoen, meeneemt naar Brussel. Ik zal niet ingaan op het percentage; ik sluit mij aan bij wat daar eerder over is gezegd. De Minister noemde ook de rol en de betrokkenheid van de Europerse Rekenkamer. Het goede nieuws is dat die een goede reputatie heeft; het slechte nieuws is dat er doorgaans niets wordt gedaan met de aanbevelingen van die Rekenkamer binnen de Europese Unie. Ik zou graag willen weten of dat in dit geval anders is. Ik zou ook graag van de Minister willen weten op basis van welke criteria de Rekenkamer de effectiviteit van het Europese OS-geld onderzoekt en meet. Die gegevens kunnen wij dan leggen naast wat wij doen. Misschien is dit een erg technische vraag, wat mij betreft kan de Minister haar antwoord ook per brief nasturen. Het zou heel goed zijn als het percentage werd teruggebracht tot 2, hoewel dat nog steeds heel veel is. Wat gebeurt er met het geld dat niet goed besteed blijkt te zijn? Gaan we dat terugvorderen bij de landen die het krijgen of bij de instellingen? Gaan we er iets mee doen?

Minister Ploumen:

De Commissie heeft op dit punt – ik kan niet oordelen over andere punten – steeds de aanbevelingen van de Rekenkamer niet alleen overgenomen maar ook uitgevoerd. Dat is dus goed. Het heeft alleen nog niet geleid tot een drastische verlaging van het foutenpercentage. Vandaar dat het iedere keer weer op de agenda staat. Ter verdediging van de Commissie is het misschien goed om te zeggen dat veel van de middelen besteed wordt in wat we «fragiele landen» noemen. Dat heeft zo z'n uitdagingen. Zowel de heer Taverne als mevrouw Mulder houden daar al rekening mee. Er wordt ook gekeken naar het terugvorderen van gelden als dat nodig is. Het is dus echt werk in uitvoering, maar ik blijf vasthouden aan mijn mening dat 3,8% te hoog is en dat het «well below 2%» zou moeten zijn.

Wat betreft de Rekenkamer en de vraag hoe deze monitort en meet het volgende. Wij zijn niet de Rekenkamer; die is de baas over zichzelf. Ik zal echter heel graag de informatie die wij erover hebben, ter beschikking stellen aan de heer Taverne. Ik zal het misschien ook in het verslag opnemen. Het is wellicht ook een idee om de Rekenkamer eens een briefing te laten verzorgen. Ik heb geen idee of dat gebruikelijk is, maar het lijkt mij verstandig.

De heer Taverne (VVD):

Uitstekend. Ik ontvang dat graag. Mits de Rekenkamer ertoe bereid is, ontvang ik die hier graag. Graag aangenomen, dus.

Minister Ploumen:

Ik zal het verzoek indienen. De Kamer hoort er nog over.

De voorzitter:

Tot zover dan de eerste termijn van de kant van de Minister. Ik zie dat er behoefte bestaat aan een tweede termijn. Ik stel een spreektijd van twee minuten en geen interrupties voor.

De heer Taverne (VVD):

Voorzitter. Ik wil vooral de Minister hartelijk danken voor de beantwoording van de vragen. Ik ben blij met het door haar uitgesproken voornemen om actief aan de slag te gaan met eigenlijk alle kritische punten van de kant van de Kamer. Ik heb geen aanvullende vragen.

De heer Van Laar (PvdA):

Voorzitter. Ook van mijn kant dank aan de Minister voor de beantwoording in eerste termijn. Het is goed om te horen dat het met de waardenketens de goede kant op gaat. We wachten af wat er in het verslag over terugkomt. Daar komen we dan vast nog over te spreken.

Het is ook heel goed om het punt van de coherentie en de vraag wat concreet de inhoudelijke punten zijn mee te nemen voor het AO dat we daarover zullen hebben in juni.

De Minister zei dat het niet voor de hand ligt dat we bij minder voor minder korten op bijvoorbeeld zorg of voedselhulp als het bij de samenwerking op het gebied van migratie niet zo goed loopt. Die lijn onderschrijven wij. We zijn er ook blij mee, dus zet die lijn vooral hard door, zou ik zeggen.

De Minister zei dat de Europese studiebeurzen gaan verdubbelen. Is het programma van het Nuffic onderdeel van dat Europese beurzenprogramma of zijn het twee losse programma's? Als de Europese beurzen verdubbelen, zouden we dat immers in Nederland misschien ook kunnen doen. Of zijn de Nederlandse beurzen sowieso al onderdeel van de verdubbeling? Als dat niet zo is, moeten we in ieder geval ons best doen om de Europese beurzen weer naar Nederland te halen. Met onze goede universiteiten en hogescholen moet dat toch lukken? Dit als aansporing.

De heer Smaling (SP):

Voorzitter. De kwestie van het Europees Ontwikkelingsfonds laat ik nog even rijpen. Ik ben echter wel geneigd om later dit jaar, misschien bij de begrotingsbehandeling, te kijken of er voldoende steun is voor een motie om dat EOF toch wezenlijk anders in te gaan richten. Maar daarmee is het niet meteen gebeurd. Ik wil er tussen nu en dan nog op kauwen. Als de Minister dat ook doet en er met collega's eens informeel over spreekt, zou dat goed zijn. Zo gunnen we elkaar een beetje de tijd om te wennen aan het idee van een mogelijk nieuw EOF met een andere basis.

Ten slotte zou ik er heel erg voor zijn om de kwestie van duurzame ontwikkelingsdoelen te zwaluwstaarten met het klimaatakkoord. Ik denk dat je daar heel veel baat bij hebt. Je zult heel veel gemeenschappelijkheid aantreffen, omdat zowel het klimaatakkoord als de SDG's gericht zijn op alle landen en niet meer dat noord-zuidstigma kennen, in de trant van: wij weten alles en zij niets. Zo kun je, denk ik, soepeltjes tot onderwerpen komen waar een gezamenlijke interesse voor is en waarvan de sterke en mindere kanten verdeeld zijn over hier en daar, of tussen EU-landen en Afrikaanse landen. Dat heeft een heel goede potentie, die we niet onbenut moeten laten door de circuits niet met elkaar te laten communiceren.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Voorzitter. Ik vraag mij af of het Valletta-fonds inmiddels volledig is gevuld. Misschien heeft de Minister dat wel gezegd en heb ik het niet goed meegekregen. Hoeveel projecten zijn er goedgekeurd? Is er ook gekeken naar de betrokkenheid van Nederlandse organisaties bij dit fonds?

Verder wil ik de Minister en haar mensen bedanken voor het antwoord op de vragen van het CDA over social enterprise. Het is goed om te horen dat de Minister daar specifiek rekening mee houdt en naar kijkt.

In mijn eerste termijn heb ik een heel duidelijke link gelegd tussen de werelddoelen en de klimaatdoelen, om die zo veel mogelijk op elkaar af te stemmen. Ik denk dat daar voor Nederlandse bedrijven ongelofelijk veel kansen liggen. Het is dus ook eigenbelang.

Het lijkt me goed dat we vanuit Nederland gezamenlijk streven naar «well below 2%» bij het EOF om de foutmarge echt teruggeschroefd te krijgen.

Minister Ploumen:

Voorzitter. Als de heer Van Laar het goed vindt, ga ik het antwoord op zijn vraag hoe het zit met de beurzen en of het een optelsom is dan wel twee verschillende kanalen zijn, verwerken in het verslag. Ik denk dat ik het antwoord wel weet, maar ik ben er niet helemaal zeker van en ik weet ook niet of het geldt voor alle lidstaten. Dus als hij het goed vindt, kom ik erop terug.

Jazeker, zeg ik tegen de heer Smaling, ik ben het helemaal met u eens dat het klimaatakkoord en de Global Goals gezwaluwstaart moeten worden. Dat is in New York zowel als in Brussel de inzet. Er is bijvoorbeeld een gezamenlijke OS-milieuwerkgroep in Brussel, om ervoor te zorgen dat dit allemaal goed verloopt. Dat is nadrukkelijk de inzet, want er is buitengewoon veel winst te behalen, zoals de heer Smaling en mevrouw Mulder al zeiden. Die inzet is er dus nadrukkelijk. Ik kan mij voorstellen dat wanneer daar specifiek over te rapporteren is, er een moment komt dat de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu en ik gezamenlijk daar wellicht iets over kunnen melden.

Dan kom ik te spreken over het EOF. Ik ben het natuurlijk eens met de heer Smaling. Het is echt de inzet van Nederland om het op een andere manier vorm te geven en het in de EU-begroting te brengen. Dat was ook al de inzet bij het vorige EOF. De uitdaging de komende maanden is om daar zo veel mogelijk medestanders voor te vinden. Ik kan mij voorstellen dat wij hier voorafgaand aan de begrotingsbehandeling over komen te spreken. Dan kan ik de heer Smaling en zijn collega's op de hoogte stellen van de verhoudingen binnen de Raad.

Mevrouw Mulder vroeg naar de stand van zaken bij het EU-trust fund. Er zijn inmiddels 40 projecten geïdentificeerd en goedgekeurd voor een bedrag van in totaal 634 miljoen. Die projecten zijn voornamelijk gericht op het wegnemen van de sociaaleconomische grondoorzaken van migratie, zoals werkeloosheid. Wat hier wel speelt, is dat aan de ene kant het goed en belangrijk is dat er snel tot uitvoering wordt overgegaan maar dat het aan de andere kant wel goede projecten moeten zijn, die ook echt bijdragen. Snelheid moet hier niet het lastige broertje van effectiviteit worden. Dat is de balans die Nederland in Brussel in het oog houdt voor de projecten in het Vallettafonds.

De voorzitter:

Dank aan de Minister voor deze beantwoording in tweede termijn. Ik constateer dat er geen nabranders leven bij de Kamerleden. Of toch wel. De heer Smaling.

De heer Smaling (SP):

De Minister had het erover dat ze samen met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu op enig moment iets zou laten horen. Is dat «op enig moment» nog nader te preciseren?

Minister Ploumen:

Dat weet ik niet zo goed. We zijn voortdurend in de weer, dus ik kan bij wijze van spreken elke maand wel iets melden, maar het moet wel een substantiële stap voorwaarts zijn. We zijn nu natuurlijk aan het identificeren wat Nederland moet doen voor de Global Goals en het klimaatakkoord. Ik vind dit dus moeilijk te zeggen. Mag ik het schriftelijk laten weten? Is dat handig?

De heer Smaling (SP):

Dat hoeft niet eens. Het gaat mij er niet om dat het er volgende week ligt, maar wel dat het er ligt op een moment dat er op beide terreinen stappen zijn gezet die het nuttig maken om het bij elkaar te brengen.

Minister Ploumen:

Zo is het. En dat heeft dan toch ook te maken met de identificatie van de nationale agenda. Volgens mij is die voorzien voor na de zomer. Dan gaat ook het Planbureau voor de Leefomgeving er iets over zeggen.

De voorzitter:

Hartelijk dank aan de leden voor hun inbreng, aan de Minister voor de beantwoording van de gestelde vragen en aan alle aanwezigen voor hun belangstelling.

Sluiting 20.26 uur.