Kamerstuk 21501-04-177

Verslag van een algemeen overleg

Ontwikkelingsraad

Gepubliceerd: 27 november 2015
Indiener(s): Raymond de Roon (PVV)
Onderwerpen: europese zaken internationaal ontwikkelingssamenwerking
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-21501-04-177.html
ID: 21501-04-177

Nr. 177 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 27 november 2015

De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft op 14 oktober 2015 overleg gevoerd met Minister Ploumen voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over:

  • de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 09 oktober 2015 betreffende de geannoteerde agenda voor de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking van 26 oktober 2015 (Kamerstuk 21 501-04, nr. 175);

  • de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 2 juni 2015 betreffende het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken/Ontwikkelingssamenwerking van 26 mei 2015 (Kamerstuk 21 501-04, nr. 172);

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 24 september 2015 betreffende de kabinetsreactie op het AIV Advies ACS-EU samenwerking na 2020: op weg naar een nieuw partnerschap? (Kamerstuk 34 300 XVII, nr. 4);

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 9 oktober 2015 inzake fiche: Mededeling humanitaire wereldtop: een wereldwijd partnerschap voor beginselvaste en efficiënte humanitaire hulp (Kamerstuk 22 112, nr. 2007).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de algemene commissie, De Roon

De griffier van de algemene commissie, Van Toor

Voorzitter: Ziengs

Griffier: Wiskerke

Aanwezig zijn drie leden der Kamer, te weten: Van Laar, Taverne, Ziengs,

en Minister Ploumen voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, die vergezeld is van enkele ambtenaren van haar ministerie.

Aanvang 14:00 uur.

De voorzitter: Goedemiddag. Ik heet iedereen hartelijk welkom bij dit algemeen overleg. Er zijn inmiddels twee leden aangeschoven; ik mag aannemen dat dat aantal zich misschien nog iets uitbreidt. Zo niet, dan neem ik aan dat wij in ieder geval snel zaken kunnen doen. Wij hanteren vijf minuten spreektijd en twee interrupties per persoon.

Afgelopen vrijdag, 9 oktober, is er nog een fiche inzake de mededeling van de Europese Commissie over de humanitaire wereldtop naar de Kamer gekomen. Dat zal worden geagendeerd voor de procedurevergadering van deze commissie van donderdag 15 oktober, maar wij kunnen het toevoegen aan de agenda van dit AO. Ik zie dat beide aanwezige leden akkoord gaan, dus zo gaan wij het doen.

De heer Taverne (VVD): Voorzitter. De VVD-fractie heeft met grote belangstelling kennisgenomen van de voorbereidende stukken voor de aankomende Raad Buitenlandse Zaken/Ontwikkelingsraad. In de geannoteerde agenda voor 26 oktober valt onder andere te lezen dat het Nederlandse speerpunt «seksuele en reproductieve gezondheid en rechten» kennelijk nog steeds niet breed wordt gedragen in de Raad en in het Europees Parlement. De VVD daarentegen steunt de Minister zeer in haar inzet op dit terrein. Graag ziet de fractie dan ook bevestigd dat de Minister hiermee voortgaat en in de Raad hiervoor blijft pleiten, om te bewerkstelligen dat ze daar misschien ook een keer het licht zien. Seksuele voorlichting, anticonceptie en veilige abortus dragen bij aan de inspanningen om het aantal kinderen per vrouw naar beneden te brengen in bijvoorbeeld Afrika. Is de Minister het in dat licht met de VVD-fractie eens dat geboortebeperking op termijn een belangrijke bijdrage kan leveren aan het terugdringen van migratie naar Europa? Kan de Minister bevestigen dat ook zij een daling van het aantal kinderen per vrouw in Afrika nastreeft? Zo ja, welke initiatieven worden daarvoor genomen?

De VVD-fractie is blij met de inzet voor structurele verbetering van opvang in de regio en kan de oprichting van een noodtrustfonds voor Afrika dan ook waarderen. Desalniettemin wil ik daarover nog wel iets meer weten. In de geannoteerde agenda staat dat dit noodfonds bedoeld is om nieuwe crises in de toekomst te voorkomen. Daarmee lijkt te worden voorbijgegaan aan het feit dat er nu nogal wat crises woeden die ook aandacht verdienen. In hoeverre bijt dat elkaar? Kan de Minister daarnaast concreter toelichten wat wij precies moeten verwachten bij dit fonds en wat wij eronder moeten verstaan? In de brieven blijft het bij heel veel mooie termen. Een argwanende, kritische lezer zou kunnen denken dat het daarbij blijft. Graag horen wij een wat concreter beeld van de Minister. Wat zijn de aandachtspunten van Nederland binnen dit fonds, als die er zijn? En tot slot op dit punt, niet onbelangrijk: wat gaat Nederland hieraan bijdragen?

Graag verneemt mijn fractie ook van de Minister wat zij van plan is om te doen met landen die gesteund worden met geld uit dit fonds, maar zich niet inspannen voor het terugnemen van uitgeprocedeerde landgenoten. Kan de Minister ook vertellen wat de meest recente ontwikkelingen op dit terrein zijn op EU-niveau? Je zou verwachten dat daar ook een en ander gebeurt.

In het fiche over de humanitaire wereldtop wordt aangekaart dat Nederland een van de grootste donoren op het gebied van humanitaire hulp is en daardoor een belangrijke stem heeft in de internationale discussies over noodhulp. In het fiche valt eveneens te lezen dat Nederland zich sterk maakt voor effectieve en efficiënte humanitaire hulp. Kan de Minister nader toelichten hoe zij dat precies doet? Welke rol speelt onderwijs in deze discussie? Ik ga ervan uit dat de Minister het met mij eens is dat onderwijs in vluchtelingenkampen cruciaal is voor de generatie kinderen die daar nu opgroeit. Het is minstens twintig keer goedkoper om bijvoorbeeld Syrische vluchtelingen in de regio onderwijs te laten volgen dan om vluchtelingen in de EU op te nemen, heb ik mij laten vertellen. Is de Minister het met mij eens dat, als iedere euro in de regio twintig keer effectiever kan worden ingezet, alle passende maatregelen genomen moeten worden om te voorkomen dat wij twintig keer zoveel uitgeven als mensen hierheen komen?

Tot slot heb ik een vraag over post-Cotonou. De VVD-fractie verwelkomt dat de Minister met haar collega's zal spreken over de toekomst van de relatie tussen de Europese Unie en de ACS-landen. Het is goed dat zij inzet op de interne evaluatie van het Acquis van Cotonou en dat zij voor de verandering niet automatisch inzet op een vervolgverdrag, maar ook concrete alternatieven wil onderzoeken. De VVD-fractie is er groot voorstander van om deze nieuwe ronde onderhandelingen met open vizier tegemoet te treden, ook in dit geval mede ten aanzien van de vluchtelingenproblematiek. Het is wel duidelijk dat het vluchtelingenprobleem geen tijdelijk probleem is, in ieder geval minder tijdelijk dan wij misschien hadden voorzien, aangezien er ook steeds meer Afrikaanse jongeren zijn die in groten getale richting Europa komen of dreigen te komen. Graag zou ik van de Minister horen welke rol migratie gaat spelen bij de gesprekken tussen de EU en de ACS-landen. Waar wil de Minister op inzetten? Verwacht de Minister dat dit een struikelblok zal zijn, net als in 2010? Graag hoor ik haar commentaar op dit punt.

De heer Van Laar (PvdA): Voorzitter. Wij hebben een volle agenda en daarom ga ik maar meteen op de verschillende punten in, allereerst op migratie en ontwikkeling. De Partij van de Arbeid verwelkomt het noodtrustfonds dat de Europese Commissie opricht om in de toekomst beter te kunnen inspelen op crisissituaties en het aanpakken van de grondoorzaken van migratie in Afrikaanse landen. Is de Minister het met ons eens dat het eerder door Nederland geïnitieerde leadprogramma, waarover wij later vanmiddag nog spreken, een goed voorbeeld voor de Commissie is van hoe dit noodtrustfonds kan worden ingezet en hoe je zo'n fonds kunt gebruiken om jongeren in Afrika perspectief te bieden? Is het ook de inzet van de Minister dat diezelfde ambitie ook in het Europese fonds terugkomt? Wat gaat de Minister doen om te waarborgen dat het noodtrustfonds daadwerkelijk gaat inzetten op werkgelegenheid, eerlijk werk en daarmee perspectief voor jongeren?

Dan kom ik bij de noodhulptop. Het is goed dat de Nederlandse prioriteiten voor internationaal humanitair recht in lijn zijn met de Europese boodschap. Klopt het dat psychosociale hulp nu een prioriteit is geworden van de Europese inzet? Als dat zo is, feliciteren wij de Minister daarmee van harte en bedanken wij haar voor haar inzet op dit punt, want daar vragen wij al een tijd om.

Als het ene punt behaald is, kunnen wij natuurlijk gelijk om een nieuw punt vragen. Misschien kunnen wij de Minister dus vragen om onderwijs toe te voegen aan die prioriteiten, zowel voor de Nederlandse als voor de Europese inzet. Zoals mijn VVD-collega al zei, is duidelijk dat onderwijs een groot struikelblok is, dat veel kinderen niet naar school gaan en dat schoolcarrières in vluchtelingenkampen en daaromheen vaak eindigen als kinderen 16 zijn, terwijl daarna juist het echte investeren in de toekomst begint. Er zou binnen noodhulpprogramma's dus ook aandacht moeten zijn voor vervolgonderwijs en beroepsonderwijs. Ik hoor graag de visie van de Minister hierop.

De Partij van de Arbeid heeft met genoegen gelezen dat de Minister meermaals refereert aan de mondiale doelen in haar appreciatie van het AIV-advies over samenwerking met de ACS-landen. Wij vragen de Minister om ook bij haar terugkoppeling aan de Kamer over de ontwikkelingen die zich tijdens het EU-voorzitterschap rondom het vervolg van Cotonou afspelen, specifiek te verwijzen naar die doelen en daaraan te blijven refereren. De Partij van de Arbeid steunt ook de open houding van de Minister met betrekking tot de vorm waarin het vervolg van het Verdrag van Cotonou gegoten moet worden en deelt de wens voor een link met handel ten behoeve van gelijkwaardigheid in de nieuwe samenwerkingsvorm. De Partij van de Arbeid moedigt de Minister daarbij aan om naar suggesties te kijken, onder andere naar de recent door de PvdA aangeboden initiatiefnota Eerlijk werk wereldwijd. Is de Minister bereid om actief de Nederlandse ervaringen met bijvoorbeeld de Economic Partnership Agreements te delen in deze onderhandelingen? Ook dat is een interessante invalshoek.

Tot slot wil ik iets zeggen over coherentie van beleid. Dat zal voor de Minister ook niet als een verrassing komen. In augustus heeft de EU haar eerste coherentierapportage gepubliceerd. Die gaat over de vraag of Europees beleid wel eerlijk is voor ontwikkelingslanden. Wordt deze coherentierapportage ook nog geagendeerd voor een Europese Raad of wordt die daarin niet besproken? Wij zouden daar wel groot voorstander van zijn. Wij verwelkomen deze rapportage, maar missen daarin nog veel concrete ambities. Indicatoren ontbreken zo ongeveer volledig. Kunnen wij van de Minister, liefst voor de begrotingsbehandeling, haar oordeel over de rapportage krijgen? Wij zijn namelijk erg benieuwd of Eurocommissaris Mimica zijn belofte waarmaakt om al het Europese beleid dat niet bijdraagt aan het bereiken van de mondiale doelen, bij te stellen. Dat was een heel grote belofte die hij aan ons, maar ook aan anderen gedaan heeft. Maakt hij die nu waar? Dat is het komende jaar de centrale vraag als het gaat over eerlijk beleid voor ontwikkelingslanden op Europees niveau.

De vergadering wordt van 14.11 uur tot 14.17 uur geschorst

Minister Ploumen: Voorzitter. Ik dank de leden van de commissie voor hun vragen. Ik wil eerst kort ingaan op seksuele en reproductieve rechten, daarna op het trustfonds voor Afrika en vervolgens op de World Humanitarian Summit, Cotonou en coherentie. Daarmee denk ik dat ik de punten van de leden heb besproken.

Eerst ga ik dus in op seksuele en reproductieve gezondheid en rechten. In de EU is inderdaad nog wel een aantal landen dat het gesprek wil voeren over seksuele gezondheid en op dat terrein constructief mee wil doen, maar met name als het gaat om seksuele en reproductieve rechten, wat zich in een aantal gevallen met name toespitst op het recht op legale en veilige abortus, klinkt het «njet». In de aanloop naar alles wat in 2015 gebeurt – de Global Goals-bespreking, CSW59 (de 59ste Commission on the Status of Women) en Beijing+20 (twintig jaar na Beijing) – is dat echt een uitdaging gebleken voor het gezelschap rond de tafel. Gelukkig is men er wel uit gekomen zonder dat onze inzet verwaterd is. Ik heb zowel formeel als informeel contact met de collega's die niet op precies dezelfde lijn als wij zitten. Wij bespreken dit, en dat is goed. Dat leidt niet onmiddellijk tot resultaten, maar is volgens mij wel de enige manier waarop je anderen een beetje mee kunt krijgen, al is het maar op delen van die agenda. Je wilt ook niet gegijzeld worden door twee of drie lidstaten die er anders tegen aankijken. Op die manier hebben wij het dus steeds opgelost.

Voor Nederland is dit een heel belangrijk onderwerp. Het is een van de vier speerpunten in het beleid en blijft dat ook, wat mij betreft. Persoonlijk heb ik een groot engagement met dit onderwerp, maar ook voor Nederland is het heel belangrijk. Er is net een evaluatie op dit punt afgesloten, maar die is nog niet naar de Kamer gestuurd. Die komt eraan. De uitkomst van die evaluatie is dat er goede dingen gedaan worden, maar dat wij hier vooral mee door moeten gaan omdat het belangrijk blijft. Waarom is het zo belangrijk dat Nederland dit blijft doen? Omdat er weinig progressieve stemmen zijn die zo uitgesproken en zo zonder taboes over dit onderwerp spreken als Nederland. Er zijn maar weinig Ministers zoals ik die zeggen dat het er uiteindelijk om gaat dat meisjes en vrouwen zelf moeten besluiten of ze zin in seks hebben, met wie, hoe vaak en wanneer, en dat zij zelf ook alle middelen tot hun beschikking moeten hebben om zich vervolgens te beschermen als ze wel of geen kinderen willen. Ik dank de heer Taverne dus voor de aanmoediging, maar die is niet nodig.

Een van de komende dagen komt ook de resultatenrapportage over 2014 naar de Kamer. Wij blijven op een paar specifieke dingen inzetten, vanuit het idee dat vrouwen zelf moeten kunnen besluiten en dat mannen daarbij betrokken moeten worden. Een van die speerpunten is seksuele voorlichting aan jongeren. Een ander speerpunt is het bespreekbaar maken en houden van seks. Wij zetten ook in op het ter beschikking stellen van voorbehoedsmiddelen, vaak tegen een klein bedrag. Zo zijn er in 2014 880 miljoen condooms verspreid dankzij de steun van Nederland. Wij willen dus niet alleen het onderwerp bespreekbaar houden, maar wij willen ook dat vrouwen én mannen, meisjes én jongens die er zelf voor kiezen om seks te hebben, zich kunnen beschermen: ofwel tegen zwangerschap, als dat de inzet is, ofwel tegen seksueel overdraagbare ziekten.

Dus nogmaals dank voor de aanmoediging en de steun. Het feit dat seksuele gezondheid wel is opgenomen in de global goals maar de rechten niet, betekent niet dat Nederland ook maar één millimeter op die agenda zal toegeven.

De heer Taverne (VVD): Ik dank de Minister voor wat zij tot nu toe heeft gezegd over SRGR. Dat lijkt mij allemaal hartstikke goed, met name het aantal van 880 miljoen condooms. Dat zijn er best heel veel, ervan uitgaande dat dit nog maar een deel is van wat er gebruikt wordt in, zo neem ik aan, vooral Afrika. Ik begin over dit punt omdat de indruk zou kunnen ontstaan – het is goed dat de Minister dit punt toelicht – dat het zwaartepunt in het SRGR-beleid erg gericht is op seksuele gezondheid. De actualiteit confronteert ons echter opnieuw met de grote gevolgen van bevolkingsgroei. De VN rapporteerde daar ook over: er wonen nu 900 miljoen mensen in Afrika onder de evenaar, en de voorspelling is dat dit er in 2050 2 miljard zijn. Valt er iets te zeggen over een andere appreciatie of een eventuele verschuiving van het ene onderdeel van SRGR ten opzichte van andere onderdelen? Dat is ook de reden dat ik begon over de EU-inzet. Ik kan me voorstellen dat dit een beetje loopt langs de lijn van de katholieke, voormalig Oost-Europese landen. Als dat zo is, moeten we aan de Nederlandse kant, in ons eigen beleid, misschien wat meer gaan leunen op de beperking van de bevolkingsgroei.

Minister Ploumen: Vlak bij dit onderwerp overigens ook het kleine eiland Malta niet uit. Wij zetten nadrukkelijk in op seksuele gezondheid en seksuele rechten. Soms lopen die twee een beetje door elkaar. Dat heeft natuurlijk ook te maken met onze inzet op het terrein van vrouwenrechten en gender, waar ook de Partij van de Arbeid zeer op tamboereert. Misschien is het goed als ik in aanloop naar de begroting eens bekijk hoe de verhouding is. Misschien kunnen wij iets meer doen op het gebied van rechten als landen op dat gebied minder doen, en kunnen wij iets minder doen op het gebied van gezondheid als andere landen daar iets meer aan doen. Mijn indruk is dat dat allemaal redelijk in evenwicht is, maar ik zeg graag toe dat we daar nog eens naar zullen kijken. Ik zal het meenemen in de appreciatie van de evaluatie die naar de Kamer komt. Het staat de Kamer natuurlijk vrij om daar elk moment nog op terug te komen. Die evaluatie heeft met name betrekking op gender en vrouwenrechten, maar het lijkt mij een kleine moeite om dit eraan te koppelen. Het gaat overigens niet heel lang meer duren voordat die evaluatie er is.

De heer Van Laar (PvdA): Voor de duidelijkheid: de VVD poneert de stelling dat bevolkingskrimp of een kleinere bevolkingsgroei het doel van het beleid zou zijn. Ik heb altijd begrepen dat het de bedoeling is om rechten te versterken, dus dat mensen zelf keuzes kunnen maken. Door te investeren in de gezondheid van kinderen, in voorbehoedsmiddelen en in vrij keuzes krimpt de bevolking, maar dat is niet het doel van het beleid. Of zie ik dat verkeerd?

Minister Ploumen: Nederland voert dit beleid omdat wij vinden dat ook vrouwen en meisjes zelfbeschikkingsrecht over hun lichaam moeten hebben. We hebben vorige week de Internationale Dag van het Meisje gevierd. Er was helaas niet zo veel reden tot vreugde. Kindbruiden bijvoorbeeld krijgen op jonge leeftijd kinderen en gaan dan niet naar school. Aangetoond is dat hoe langer meisjes en vrouwen een onderwijscarrière hebben, hoe mondiger ze zijn. Een ander effect is dat ze minder kinderen krijgen. Ik zie het dus ook in die volgorde. Onze inzet is daarmee onverminderd.

Ook zijn er vragen gesteld over het noodtrustfonds voor Afrika. De afgelopen weken hebben wij met de Commissie gesproken over de vormgeving van dat trustfund, maar de regering heeft toch nog een aantal vragen. Ik ervaar uw vragen als een aanmoediging om te gaan vragen wat wijzelf ook wel zouden willen weten. Wat wij goed vinden, is dat daarmee een belangrijk signaal naar Afrika uitgaat: Europa is hier serieus mee bezig. Ik geloof niet dat je een knip kunt maken tussen huidige en toekomstige crises. Hoe zou dat er immers uit moeten zien? Ik zie het dus veel meer als een continuüm. Veel crises in Afrika, bijvoorbeeld de crisis in Somalië, zijn van nu maar ook van gisteren. We proberen te voorkomen dat die crises ook morgen voortduren. Ik voel dus mee met de heer Taverne. Ik zal bekijken of die wijze van presenteren door de Commissie iets betekent voor de inzet. Gaan we op zoek naar nieuwe crises? Ik mag hopen van niet, want wij hebben onze handen al vol aan wat er nu speelt.

Het is ook goed dat dit fonds zich richt op het aanpakken van instabiliteit en grondoorzaken. De heer Van Laar vroeg of ons leadfonds daar nu een voorbeeld voor is. Het EU-trustfund gaat zodanig functioneren – maar nogmaals: wij willen daar iets meer over weten zodat wij wat meer richting kunnen geven – dat er niet van tevoren wordt gezegd: we moeten hiernaartoe, we moeten daarnaartoe. Er wordt natuurlijk ook naar de vraag gekeken. Het is een van de zaken die tijdens de Vallettatop besproken worden. Dan willen we ook van de Afrikaanse partners horen hoe het zit. Ik zeg de heer Van Laar echter heel graag toe dat we dat leadfonds, die manier van denken, en overigens ook het Dutch Good Growth Fund – dus investeren in werkgelegenheid door ondernemingen – nadrukkelijk zullen aanbieden aan de Commissie. Ik hoop daar dus over terug te rapporteren. Het is ook iets dat samen met de Afrikaanse landen wordt ingezet. Uit de gesprekken met hen blijkt dat zij zeer geïnteresseerd zijn in het aanpakken van jeugdwerkloosheid, want zij zien die problemen natuurlijk net zo goed als dat wij die zien.

Ook is gevraagd naar de samenhang tussen dit fonds en andere EU-programma's. Ik wil niet dat de EU in silo's blijft werken. In Nederland hebben we hulphandel, investeringen in klimaat. We willen dat integreren en coherent inzetten. De EU zou dat dus ook moeten doen. Natuurlijk willen wij een gedegen monitoring en evaluatie.

Gaat Nederland eraan bijdragen? Ik zeg daar op voorhand niet nee tegen, want het moet een deel van onze inzet zijn. Als we gaan bijdragen, stel ik mij voor dat wij een aantal programma's die wij nu uitvoeren, die bij ons in de pijplijn zitten of die net ingezet zijn, erin onderbrengen, zodat we een versterkte coördinatie hebben. Ik meen al in een eerdere brief te hebben aangekondigd dat we werken aan een programma in de Hoorn van Afrika om de grondoorzaken van de migratie aan te pakken. Dat programma moet onder dat trustfund komen. Als elke lidstaat in de volle breedte ook nog de eigen dingen blijft doen, kun je de EU wel tot coördineren oproepen, maar dan wordt het wel heel moeilijk. Zo stel ik mij dat dus voor, maar ik wil eerst graag mijn vragen beantwoord zien. Daarna zal ik dat aan de Kamer laten weten.

Ik dank de leden voor hun steun voor de World Humanitarian Summit. De heer Van Laar zegt: we hebben een punt gescoord, dus nu kunnen wij om een nieuw punt vragen. De heer Taverne zegt: onderwijs zou toch ook een van de prioriteiten moeten zijn. Het is ingewikkeld. Laten we met elkaar vaststellen dat je geen twintig prioriteiten kunt hebben. We willen ook geen versnippering doordat iedereen van alles gaat inbrengen. Voor iedereen moet echter duidelijk zijn dat 80% van de humanitaire noden die bijvoorbeeld door het conflict in Syrië veroorzaakt worden, voortkomt uit wat kinderen en jongeren nodig hebben. Een belangrijk deel daarvan is onderwijs. Dus los van de vraag of wij het een prioriteit vinden, dringt het zich vanzelf op, en terecht. De EU-commissaris heeft toegezegd om de uitgaven aan onderwijs met een verhoging van 2% naar 4% te verdubbelen. Nederland is onlangs lid geworden van de coalition die door Gordon Brown is opgezet en waar onder andere de Noren deel van uitmaken. Dat betekent dat de bedragen, die ik recent heb aangekondigd ten behoeve van de Syriëcrisis, voor een fors deel in onderwijs worden geïnvesteerd. Met wat we tot nu toe hebben gedaan, loopt dat aandeel al op tot 6%. Het is dus een prioriteit voor Nederland in de aanloop naar de humanitarian summit.

We vragen extra aandacht voor twee dingen. Het begint natuurlijk met lager onderwijs, maar er moet ook beroepsonderwijs zijn. Het is goed en nodig dat kinderen tot 12 jaar, die in vluchtelingenkampen of in dorpen in Libanon en Jordanië zitten, toegang tot onderwijs hebben. Echter, ik was vorige week in Turkije, waar men zich heel grote zorgen over de jongeren vanaf 12, 13, 14 jaar maakt. Voor deze jongeren zijn er tot nu toe weinig onderwijsmogelijkheden. Zij lopen het gevaar te radicaliseren. De Turken maken zich daar heel terecht zorgen over. Gegeven de omstandigheden vind ik dat we extra moeten inzoomen op de noodzaak van beroepsonderwijs, zoals ook aangegeven door de heren Van Laar en Taverne. Dat ga ik dus zeker ook doen in alle voorbereidende meetings.

Ik heb gezien wat landen als Libanon, Jordanië en Turkije in de Syriëcrisis in dat kader doen. In eerste instantie probeerden ze de kinderen in hun bestaande schoolsysteem in te passen. Ze werden er dus in de klas bij gezet totdat er niemand meer bij kon. Vervolgens moest er een dubbele shift worden gedraaid. Als de Libanese klassen klaar waren, kwamen de klassen met Syrische kinderen. Dat is allemaal niet genoeg, dus wordt er soms zelfs een derde shift gedraaid en wordt er door UNICEF gekeken naar ietwat informelere vormen van onderwijs op zaterdag en zondag. Elk hoekje en gaatje van het schoolsysteem wordt dus benut.

Als de inzet van Nederland is dat vluchtelingen daar semipermanent kunnen verblijven, moet er kwalitatief wel iets verbeteren. Dat vindt iedereen en vandaar onze verhoging van de bijdrage. Daar zullen wij dus ook in EU-verband in aanloop naar de World Humanitair Summit naar kijken. Het is in het geheel nog niet uitgewerkt, maar wat ik wil gaan doen is het volgende. Behalve dat die jongeren geen onderwijs krijgen, hebben ze ook geen baan. Door middel van leer-werkplekken of meester-gezelconstructies zou de aansluiting van het beroepsonderwijs op de arbeidsmarkt verbeterd kunnen worden. Dat vind ik nog wel een aandachtspunt. Het denken daarover is nog niet zo heel ver gevorderd, maar ik neem de Kamerleden heel graag mee op onze zoektocht. Wat mij betreft is dat onderdeel van onze inzet.

Ik zoom nog even in op de psychosociale hulp. De mededeling van de Commissie over de World Humanitair Summit maakt nog geen specifieke melding van die psychosociale hulp. In Brussel is er wel veel interesse en veel steun voor dat onderwerp. Het is nog een beetje vroeg om te stellen dat dit ook een van de centrale prioriteiten van de EU gaat worden. In de Raad is er sprake van een eerste oriënterende discussie. De Raadsconclusies die de EU-inzet vastleggen, komen pas later. We zijn halverwege en zijn er dus nog niet helemaal, maar ik blijf me daar gewoon voor inzetten.

Ik dank de Kamerleden voor hun steun om het gesprek over post-Cotonou met open vizier te voeren. Dat lijkt hier vanzelfsprekend, maar is het elders nog niet per se. Die steun heb ik dus vast nog wel een keer nodig. Ik vind het goed om met open mind te gaan kijken wat er nodig is om een relatie met die landen vorm te geven. Is dat nog een aparte groep landen of niet meer? Al die dingen staan in de brief. Ik ben het eens met de heer Taverne dat migratie in de gesprekken hoe dan ook een belangrijke rol moet spelen.

De afgelopen weken heb ik veel met Afrikaanse collega's gesproken. Zij beginnen daar natuurlijk ook gewoon zelf over. Dat is nog iets anders dan wanneer het binnen het formele forum van de ACS een rol krijgt. Wat mij betreft moet het echter wel een onderwerp zijn. Het zou een beetje gek zijn als je juist de prangende actualiteit niet meeneemt. Wat mij betreft is dit dus gewoon een onderwerp. Ik heb nog niet gehoord dat iemand daartegen zou zijn.

Het onderwerp coherentie is nu niet geagendeerd voor de Europese Raad. Op 19 oktober wordt het rapport breed gelanceerd. Het is een topprioriteit van het Luxemburgse voorzitterschap en is ook in meerdere Raadsformaties geagendeerd. Mijn Luxemburgse collega heeft in verschillende Raden over coherentie gesproken. Ik denk ook dat het daarover zou moeten gaan. Ik zal bekijken of ik het signaal dat het niet alleen maar iets is voor de RBZ Ontwikkelingssamenwerking kan en moet doortrekken tijdens het Nederlandse voorzitterschap en hoe dit dan zou kunnen.

Ik zal ook bekijken of we in ieder geval op 26 oktober kort over het rapport kunnen spreken. We hoeven het dan niet uitvoerig te agenderen, maar we kunnen wel de punten die hier in de Kamer leven aan de orde stellen. Ik zie dit als kansrijk, juist omdat de Luxemburgers dit als prioriteit hebben. Zij zijn dan vast blij met onze steun. We zouden op 26 oktober een eerste beperking kunnen houden en er dan later nader op terugkomen.

De voorzitter: Dank u wel. ik zie dat er behoefte is aan een tweede termijn. Een spreektijd van twee minuten lijkt mij daarbij voldoende.

De heer Taverne (VVD): Voorzitter. Al was het maar om de indruk weg te nemen, omdat we er zo snel doorheen gaan, dat we heel weinig te bespreken zouden hebben. Dank aan de Minister voor haar antwoorden in eerste termijn. Het lijkt verdorie wel of we het over een aantal dingen eens zijn, dus dat is harstikke mooi.

Ik kom, mede naar aanleiding van de interruptie van collega Van Laar in eerste termijn, nog even terug op het onderwerp geboortebeperking. Het is natuurlijk wel degelijk van groot belang dat je aan geboortebeperking doet. Zo kun je voorkomen dat het businessmodel van tien kinderen nemen in de hoop dat dit uiteindelijk helpt om je bestaansrecht te verzekeren maar door blijft gaan. President Kagame was onlangs in Nederland. Volgens mij heeft hij zelf het voorbeeld gegeven in Rwanda om de omvang van gezinnen te beperken. Ik geloof dat bij hem de teller blijft steken op vijf. Ik dacht zoiets tenminste te hebben gelezen. Daarmee geeft hij, geloof ik, het goede voorbeeld.

Ik vind het van belang dat de Minister zegt dat zij wil nagaan of zij kan compenseren als het beleid ten aanzien van geboortebeperking bij sommige landen op een probleem stuit. Het ene land wil misschien wat meer op gezondheid inzetten dan het andere. In dat verband wil ik graag weten waar bij dit type onderwerpen de meerwaarde zit van een separaat, parallel EU-OS-beleid. Dat is heel treffend bij de voorbereiding van deze Raad. Dergelijk beleid kun je immers potentieel beperken tot de speerpunten die je zelf hebt gekozen. Het houdt allemaal met elkaar verband, maar het voorbeeld dat de Minister aandroeg over een aantal landen dat er om religieuze redenen iets anders in zit, geeft het wat mij betreft wel aan. Misschien zijn er nog andere onderwerpen waar er een bepaalde mate van verschil in inzicht is. Wat is dan de toegevoegde waarde ervan? Hoe voorkomen we dat Nederlandse speerpunten wellicht niet worden tegengewerkt maar ook niet optimaal tot hun recht kunnen komen door parallel EU-beleid?

De heer Van Laar (PvdA): Voorzitter. Dank aan de Minister voor haar antwoorden in eerste termijn. Ik denk dat het verschil van mening over het doel van het SRGR-beleid niet zozeer zit in de vraag of bevolkingsgroei slecht of goed is, want iedereen ziet welke gevolgen bevolkingsgroei heeft in die landen, maar meer in de vraag of je bevolkingskrimp tot doel van je beleid maakt. Als je dat doet, kom je al heel snel terecht bij instrumenten waar je minder vrolijk van wordt, zoals de Chinese eenkindpolitiek, de sterilisatiecampagnes en de stiekeme sterilisaties. Ook de manier waarop Kagame het aanpakt, is vrij dwingend. Daar zou je van weg moeten blijven. Als je investeert in seksuele rechten, in mensen hun eigen keuzes laten maken en in de gezondheid en ontwikkeling van kinderen, zie je dat de omvang van gezinnen automatisch terugloopt naar twee kinderen per gezin in plaats van zes, of tien of twaalf. Dat is een effect waar we niet ontevreden over zijn, maar het is niet het doel van het beleid. Het doel van het beleid is om mensen zelf hun keuzes te laten maken.

De heer Taverne (VVD): Waarom zou je van dat beleid moeten wegblijven als de omstandigheden ertoe zouden nopen?

De heer Van Laar (PvdA): Omdat je sommige dingen moreel onaanvaardbaar vindt. De eenkindpolitiek van China, bijvoorbeeld, zou ik in Nederland niet graag kopiëren.

De heer Taverne (VVD): Maar OS-beleid heeft in de aard een belangrijk paternalistisch karakter, waarbij we landen met de stok dan wel met de wortel tot bepaald gedrag proberen aan te zetten of te verleiden. Zou dit fundamentele onderdeel daar dan helemaal buiten vallen?

De heer Van Laar (PvdA): De kern is dat je een ander geen beleid aandoet dat je jezelf ook niet zou aandoen. Alle beleid dat de heer Taverne in Nederland acceptabel vindt om het geboortecijfer te beperken, kun je waarschijnlijk ook in ontwikkelingslanden toepassen. Er is echter ook heel veel beleid dat we in Nederland niet acceptabel vinden en dat we dus ook in ontwikkelingslanden niet toepassen. Misschien denkt de heer Taverne daar anders over, maar dit is in ieder geval het standpunt van de PvdA.

Voorzitter. Het is fijn dat onderwijs een prominente plaats heeft binnen de noodhulptoezeggingen. Die 6% is voor mij nieuw. Geldt dat voor de noodhulp in totaal of is dat alleen voor de nieuwe toezeggingen in Syrië het geval? Ik zou dan graag willen weten wat het percentage is voor noodhulp in totaal, omdat de internationale norm van 4% waaraan Europa zich heeft gecommitteerd ook een norm is die mijn fractie aanspreekt.

Nu de oppositie toch niet aanwezig is, kunnen we wel even van gedachten wisselen, zonder dat daar meteen misbruik van wordt gemaakt. Een van de dingen waar mijn partij naar kijkt, is het ondernemersonderwijs. Heel veel projecten komen uiteindelijk neer op het aanleren van ondernemersvaardigheden om jongeren succesvol te laten zijn. Ondernemen is namelijk vaak de enige kans die zij hebben om iets van hun leven te maken. Een baan als ambtenaar is bijvoorbeeld vaak pas een optie vanaf 35–40 jaar. In hoeverre wordt hier nu naar gekeken als grondoorzaak van de migratieaanpak, zowel binnen de programma's die we nu hebben als binnen de noodhulp? We zien dat jongeren die klaar zijn met hun onderwijs iets van hun leven willen maken. Omdat zij dat daar niet kunnen, kiezen ze ervoor om ergens anders heen te gaan. Als ze ondernemersonderwijs in een MBA-achtige setting zouden krijgen, kunnen ze daar hun voordeel mee doen.

Ten slotte kom ik te spreken over coherentie van beleid, dus eerlijk beleid voor ontwikkelingslanden, tijdens het voorzitterschap. Ik zou bijna zeggen: het voorzitterschap zal coherent zijn of het zal niet zijn. Als Nederland als voorzitter al niet zou inzetten op coherent beleid, kunnen we daar toch niet trots op zijn? Ik kan de Minister dus alleen maar steunen in haar ambitie en haar dringend vragen om die ambitie daadwerkelijk om te zetten in resultaat en om het onderwerp de komende driekwart jaar in de verschillende toppen te agenderen. Dat verdient het.

Minister Ploumen: Voorzitter. Hoe verhoudt het EU-beleid zich tot het Nederlandse beleid? Het staat vast dat de EU door haar omvang de beschikking heeft over een groter budget dan Nederland. Dat betekent dat je bepaalde programma's kunt opschalen, langer kunt volhouden, in meerdere landen kunt uitvoeren en meer gecoördineerd kunt aanpakken. Voor mij betekent dit niet dat de prioriteiten van Nederland verwateren. Wij zijn juist zo goed in staat om het gesprek over SRGR binnen de Europese Unie te voeren omdat we zelf substantieel inzetten op dit onderwerp. Door die inzet hebben we er ook ervaringen mee en kunnen we er dus geïnformeerd over spreken. Ik zie op geen enkele manier dat dit binnen de EU verwatert, zeg ik tegen de heer Taverne.

Wat spannend is, is de vraag wat de inzet wordt van de EU voor bijvoorbeeld de onderhandelingen over de global goals. Krijg je daar een heel dunnige, wegsijpelende inzet? Als dat zo zou zijn, moet je constateren dat het heel moeilijk wordt om de agenda voor die global goals overeind te houden, omdat de EU zo'n grote speler is. In de voorbereidingen hebben we daarom alles op alles gezet om dat te voorkomen. Voor een groot deel zijn we daar gelukkig ook in geslaagd. Het is met name opletten geblazen bij de onderhandelingen over internationale posities, die we soms niet alleen maar bilateraal maar ook via de EU doen. De keerzijde daarvan is dat juist door landen als Nederland maar ook Zweden en Denemarken het geheel millimeter voor millimeter opschuift. Terugkijkend op de onderhandelingen was behalve dit onderwerp ook het onderwerp vrede, veiligheid en fragiele staten een onderwerp waar Nederland heel veel tijd aan heeft besteed, ook fysieke tijd, in de kelders van de UN, waar we zin voor zin en woord voor woord onderhandelden. We kunnen met tevredenheid constateren dat dit zich bij beide onderwerpen heeft uitbetaald. Het is dus een kwestie van door blijven zetten. Maar nogmaals, ik zie het echt als een aanmoediging van de kant van de Kamer, in de persoon van de heer Taverne, om op deze weg door te gaan.

We gaan zeker inzetten op coherentie, zeg ik tegen de heer Van Laar.

De heer Van Laar heeft ook een vraag gesteld over beroepsonderwijs en ondernemersonderwijs. Ik zie zijn opmerkingen als een aanmoediging om dit eens te bespreken met Gordon Brown, die het belang van onderwijs in crisissituaties echt propageert. Vooral Gordon Brown en de Noren hebben op dit punt de lead genomen. Heel goed. Ik kan mij echter voorstellen dat de inbreng van Nederland specifiek zal focussen op het punt dat de heer Van Laar aanroert, zonder de andere punten te vergeten. Ik zal er graag meer over zeggen in de aanloop naar de top, maar ook bij tussentijdse gesprekken die ik daarover zal voeren.

Voor zover ik nu heb kunnen nagaan, gaat die 6% over de totale noodhulpbesteding. Het lijkt me goed om in aanloop naar de begrotingsbehandeling te bekijken welk deel het beroepsonderwijs betreft en of die 6% zich concentreert op de Syriëcrisis of ook op andere crises. Ik zou namelijk zeggen, nu we toch even onder elkaar zijn, dat een van de lessen die we leren van de Syriëcrisis is dat we wellicht moeten kijken of de inzet op onderwijs in de grote vluchtelingenkampen in Afrika kwalitatief wel voldoende is, nu het algemene niveau van het onderwijs de afgelopen jaren in Afrika omhoog is gegaan en we op dat punt ook nog ambities hebben. In het grote kamp bij Dadaab leven kinderen die nooit ergens anders hebben gewoond en die dus ook nooit ergens anders onderwijs hebben gekregen. Zit er bij het onderwijs in die kampen wel voldoende ondernemersonderwijs en beroepsonderwijs? Aangemoedigd door de Kamer ga ik mij daar nog eens even goed in verdiepen. Waar nodig breng ik de ideeën in die ik hier hoor.

De heer Van Laar (PvdA): Dank aan de Minister voor alle antwoorden. Volgens mij heb ik nog niet de toezegging gekregen dat er voor de behandeling van de begroting een brief naar de Kamer komt met daarin een appreciatie van de EU-rapportage over coherentie van beleid.

Minister Ploumen: Neem me niet kwalijk, die toezegging doe ik graag.

De voorzitter: Daarmee is er bijna een einde gekomen aan dit AO. Ik zal de toezeggingen samenvatten; volgens mij zijn het er twee. Voor de rest verwijs ik naar het verslag van dit AO.

  • De Kamer ontvangt een appreciatie van de evaluatie van het SRGR-beleid, waarin ook wordt ingegaan op de verhouding tussen de inspanningen die worden geleverd op het vlak van gezondheid en rechten, en de eventuele consequenties voor de Nederlandse inzet.

  • De Kamer ontvangt voor de begrotingsbehandeling een appreciatie van de EU-rapportage over coherentie van beleid.

Ik dank u allen hartelijk en wens u verder nog een plezierige dag toe.

Sluiting 14.53 uur.