Kamerstuk 21501-04-171

Verslag van een algemeen overleg

Ontwikkelingsraad


Nr. 171 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 1 mei 2015

De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de vaste commissie voor Europese Zaken hebben op 11 maart 2015 overleg gevoerd met Minister Ploumen voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over:

  • de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 6 maart 2015 met de geannoteerde agenda informele Raad Buitenlandse Zaken inzake Ontwikkelingssamenwerking op 12 maart 2015 (Kamerstuk 21 501-04, nr. 169);

  • de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 5 januari 2015 ter aanbieding van het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking van 12 december 2014 (Kamerstuk 21 501-04, nr. 166);

  • de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 9 februari 2015 ter aanbieding van het rapport inzake EU-begrotingssteun (Kamerstuk 21 501-04, nr. 168);

  • de brief van de Minister voor Buitenlandse Zaken d.d. 28 januari 2015 over inhoudelijke voorbereidingen Nederlands EU-voorzitterschap 2016 (Kamerstuk 34 139, nr. 1);

  • de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 23 februari 2015 met de reactie op het verzoek van de algemene commissie van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over de Nederlandse inzet (voorgenomen initiatieven) inzake het Europees Jaar van Ontwikkelingshulp (Kamerstuk 32 605, nr. 157);

  • de brief van de Minister voor Buitenlandse Zaken d.d. 3 maart 2015 met het fiche: Mededeling «A Global Partnership for Poverty Eradication and Sustainable Development after 2015» (Kamerstuk 22 112, nr. 1944).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, De Roon

De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Azmani

De griffier van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, Van Toor

Voorzitter: De Roon

Griffier: Wiskerke

Aanwezig zijn vier leden der Kamer, te weten: Van Laar, De Roon, Smaling en Taverne,

en Minister Ploumen voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, die vergezeld is van enkele ambtenaren van haar ministerie.

Aanvang 17.30 uur.

De voorzitter: Ik heet de aanwezigen van harte welkom. In de eerste termijn hanteer ik een spreektijd van vijf minuten en twee interrupties per fractie. Ik heet de heer Taverne van harte welkom. Hij is voor het eerst in deze commissie. Ik heb hem hier in ieder geval niet eerder gezien.

De heer Taverne (VVD): Voorzitter. Het is bijzonder om voor het eerst in het midden van deze commissie te zijn. Ik hoop dat de leden mij veel vaker gaan zien, want ik ben woordvoerder Ontwikkelingssamenwerking voor de VVD. Ik heb me daarom verdiept in de documenten die ten grondslag liggen aan dit algemeen overleg.

In de brief van de Minister met het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken pleit zij voor het verhogen van het percentage Official Development Assistance (ODA) aan de minst ontwikkelde landen. De VVD-fractie is er niet meteen van overtuigd dat dit een effectieve besteding van ODA-middelen is. De landen die niet het minst ontwikkeld zijn, kunnen namelijk met steun verhoudingsgewijs vaak sneller naar een niveau van zelfredzaamheid worden gebracht. Als ze daar eenmaal zijn, kunnen ze de minst ontwikkelde landen met zich meenemen. De VVD-fractie ziet deze opvatting bevestigd in het WRR-rapport Minder pretentie, meer ambitie uit 2010. Waarom pleit de Minister tegen het advies van de WRR in toch voor het verhogen van het percentage ODA voor de minst ontwikkelde landen?

Het is algemeen bekend dat de VVD-fractie kritisch is over het geven van algemene begrotingssteun. Dat is niet de meest effectieve manier van steun verlenen. Bij begrotingssteun wordt de nadruk gelegd op het geven van sectorale begrotingssteun. Dat is al beter dan algemene begrotingssteun, maar het is nog steeds begrotingssteun. Mijn fractie ziet liever dat de Minister haar best doet om steeds minder geld te geven aan begrotingssteun in het algemeen, behoudens bijzondere situaties als de fragielestatenaanpak. Is de Minister bereid toe te zeggen dat zij zich hiervoor inzet?

De VVD kan zich vinden in een aantal doelstellingen van de Minister, zoals het pleidooi om de financiering doelmatig en doeltreffend in te zetten en het gebruik van verschillende financieringsbronnen, waaronder private investeringen, te stimuleren. De VVD-fractie kan zich eveneens vinden in het ons toegekomen fiche Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC-fiche) en de multi-actorbenadering in het uitvoeren van de post-2015-ontwikkelingsagenda. Ook prijst de VVD-fractie de Minister voor haar inzet bij de bevordering van maatregelen die de bijdrage voor handel en investeringen vergroten.

De verschillende instrumenten op de EU-begroting onder de noemer «extern beleid», hebben bij elkaar maar liefst een waarde van 45,6 miljard euro voor de periode 2014–2020. Dat is inclusief alle pre-accessiegelden. De Commissie heeft in totaal dus 45,6 miljard euro vrijgemaakt voor de genoemde periode. In de brief staat dat 22% hiervan naar begrotingssteun gaat. Dat is nog steeds 10,8 miljard euro. Nederland draagt daaraan 5% bij. Dat is dus bijna 3 miljard euro. Dan is er nog het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF), dat direct gefinancierd is door de lidstaten. Dit bedraagt 30,5 miljard voor dezelfde periode. Nederland draagt daaraan 1,45 miljard bij. Hoe wordt dit geld verdeeld? Hoe zorgen we dat het niet naar begrotingssteun gaat?

Op 20 november is geld uit het EOF gedoneerd aan Zimbabwe. Dat was weliswaar niet bedoeld voor begrotingssteun, maar het is desalniettemin veel geld voor een land waarvan je niet kunt zeggen dat het zich politiek de goede kant op ontwikkelt; to put it mildly. Mijn voorganger in deze portefeuille, mevrouw De Caluwé, heeft de Minister hierover onlangs schriftelijke vragen gesteld. De antwoorden hierop zijn niet afdoende. De hulp werd in 2002 opgeschort en is in november vorig jaar weer op gang gekomen, omdat de opschorting op 1 november was verlopen. Dat is gek. Je zou denken dat je iets opschort met het oogmerk te wachten tot de situatie zich heeft verbeterd, zodat je de opschorting kunt loslaten. Gelet op de huidige politieke situatie lijkt mij dat niet aan de orde. Ik vind het lastig te verkroppen dat 234 miljoen euro uit de EU-pot naar de heer Mugabe is overgemaakt. Ik heb een brief bij me van de voorzitter van een groep Nederlandse boeren die in Zimbabwe onteigend zijn en het land zijn uitgezet. Ze procederen bij een arbitragecommissie voor genoegdoening, maar hebben deze nog steeds niet gekregen. Ik zit te broeden op een email aan deze meneer, maar het helpt niet dat dit bedrag naar Zimbabwe is gegaan. De Minister antwoordt op die vragen dat het geld rechtstreeks ten goede komt aan de bevolking. Is dat niet een tikkeltje naïef? We zien immers dat Zimbabwe niet uitblinkt in het zijn van een rechtstaat en het hebben van goed bestuur.

De Minister is covoorzitter van het Global Partnership for Effective Development Cooperation. Hoe verhoudt deze positie van Nederland, de Minister en de Europese Unie zich tot het vaststellen van de post-2015-doelstellingen? In hoeverre bestaat het risico van verweving? Kan de Minister een toelichting geven op haar rol van covoorzitter? Leidt deze functie niet tot rechtstreeks conflicterende belangen voor Nederland? De VVD-fractie is van mening dat er consensus binnen de EU moet worden bereikt voor een beperkte set aan haalbare doelstellingen. Een doelstelling is nu: to end poverty by 2030. Dat is wel erg algemeen. Kan de Minister in EU-verband pleiten voor specifieke, meetbare, realistische en concrete doelen als de inzet van de EU bij de post-2015-ontwikkelingsagenda?

De VVD-fractie bedankt de Minister voor haar inzet voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten. Dit is een van de vier speerpunten in het regeerakkoord. Het is de Minister gelukt om speciale aandacht voor kinderrechten in de post-2015-ontwikkelingsagenda te krijgen. Zou het haar dan ook lukken om meer aandacht te krijgen voor het creëren van zo veel mogelijk banen voor mensen in ontwikkelingslanden?

De voorzitter: U hebt uw spreektijd ruim overschreden, maar dat heb ik door de vingers gezien omdat het uw eerste keer is hier. Ik begrijp dat u zich zo goed mogelijk wilt profileren bij zo'n eerste keer. Bij volgende keren zal ik onder «goed profileren» ook verstaan dat u zich aan de spreektijden houdt. Daar zal ik u in de toekomst bij helpen.

De heer Van Laar (PvdA): Voorzitter. Ik behandel vier verschillende onderwerpen in mijn inbreng: de duurzame-ontwikkelingsdoelen, ebola, begrotingssteun en het EU-voorzitterschap.

Wat betreft de duurzame-ontwikkelingsdoelen sluiten wij ons aan bij de Minister op het punt van Financing for Development. We kunnen die lijn goed volgen en ondersteunen deze. Wij steunen ook de extra inzet voor fragiele staten, zoals we vorig jaar overeengekomen zijn. Als ik de stukken van de EU en de VN vergelijk, zie ik dat migratie niet zo'n prominente positie heeft in het stuk van de VN, terwijl in het stuk van de EU heel mooie dingen staan over de positieve impact van migratie en wat landen ermee zouden kunnen en moeten doen. Wordt dat de inzet van de EU voor de nieuwe conferentie?

De UN Commission on the Status of Women is vorige week met een eindproduct gekomen. Dat lijkt een stap terug te zijn wat betreft de positie van vrouwen en vrouwenrechten. Daar is Minister Bussemaker nu voor in New York. Dat rapport heeft zijn weerslag op de VN-ontwikkelingsdoelen, want als de coalitie van landen die dit voor elkaar heeft gekregen ook in deze discussie dominant wordt, kan dat een negatief effect hebben. Deelt de Minister die vrees ook? Is de beweging al zichtbaar in de onderhandelingen? Worden er forse stappen teruggezet in plaats van vooruit, onder druk van landen als Iran en de caucus in Afrika?

Jongeren worden weinig genoemd in de ontwikkelingsagenda en nauwelijks in het stuk van de EU. UNICEF maakte afgelopen maand bekend dat het aantal aidsdoden met 40% is afgenomen, maar dat de sterfte door aids onder jongeren oploopt. Onder jongeren in Afrika is het nog steeds de belangrijkste doodsoorzaak en wereldwijd staat het op de tweede plaats. Jongeren worden in de SRGR-agenda niet genoemd als prioritaire groep, terwijl Nederland goed inzet op seksuele voorlichting op jonge leeftijd, bijvoorbeeld in combinatie met de hpv-vaccinatie. Kan de Minister dit punt meenemen?

Jongeren worden maar mondjesmaat betrokken. Dat geldt voor de hele civil society. Ook de positie van jongeren in de VN staat onder druk. Daar moet meer aandacht voor zijn. De Minister heeft vorig jaar gezegd dat de premier daartoe zou oproepen tijdens zijn speech. Dat is door de actualiteit toentertijd niet gebeurd, maar wellicht dient zich binnenkort een nieuwe gelegenheid aan om jongerenparticipatie onder de aandacht te brengen.

Ik kom op de coherentie van beleid voor ontwikkeling binnen de ontwikkelingsdoelen. Er staat een heel mooie zin over in het stuk van de Europese Unie, namelijk dat alle ontwikkelde landen een mechanisme moeten hebben waarmee ze de impact van hun beleid op zich ontwikkelende landen meten. Dat is interessant. De EU ontwikkelt dat of misschien doen alle landen dat voor zich. We horen daar graag meer over, want we hebben hier al jaren voor gepleit.

De Commissaris heeft gezegd dat ebola moet leiden tot een herschikking binnen het Europees Ontwikkelingsfonds. Is daarover al meer duidelijk? Wij krijgen graag een terugkoppeling over de donorconferentie van 3 maart jl.

Uit een mooi onderzoek naar begrotingssteun blijkt dat dit werkt. Landen die begrotingssteun krijgen, doen het beter dan landen die deze niet krijgen. Inmiddels is 83% van de begrotingssteun sectorale begrotingssteun. Dat is een goede ontwikkeling, want zo kunnen we meer sturen. Het rapport benadrukt voor ons de noodzaak van technische ondersteuning bij het ontwikkelen van goed bestuur, bijvoorbeeld bij het ontwikkelen van belastingdiensten en de capaciteit bij kadasters. Goed bestuur is een voorwaarde om begrotingssteun een succes te laten zijn. Moet dat niet een hogere prioriteit krijgen binnen het EU-beleid?

In de brief staat het een en ander over het EU-voorzitterschap. We bedanken de Minister voor het toevoegen van het thema «kinderarbeid» afgelopen maandag. We kijken uit naar de discussies over dat thema.

De heer Smaling (SP): Voorzitter. Ik heb mijn tomatensoep net op en dan kan een SP'er er weer tegen. Ik behandel drie onderwerpen: ebola, de Economic Partnership Agreements (EPA's) en de EU en de aanloop naar de «Financing for Development»-conferentie.

Ik heb de Minister de vorige keer gecomplimenteerd met de aanpak van ebola. Dat doe ik van harte nog een keer. We staan er internationaal vrij goed voor door de inzet die wij hebben geleverd. Wat nu? Die vraag wordt voor een deel beantwoord in de stukken. Wat beoogt de Minister met de voorgenomen handelsmissie? Welke thematiek moeten wij in die drie landen centraal stellen? Wat willen die landen zelf? Die landen zijn verscheurd door wat ze overkomen is. Met uitzondering van een persoonlijkheid als president Sirleaf van Liberia, vraag ik me af of ze goed voor ogen hebben wat prioritair is om de boel op de middellange termijn weer aan de praat te krijgen. Is dat handel of bijvoorbeeld het zo snel mogelijk opzetten van een gezondheidssysteem? De gezondheidszorg is veel mensen kwijtgeraakt, actieve artsen en verplegers. Hoe gaan ze dat probleem oplossen? Wat is een effectieve prioriteitstelling op dit punt? Eerder werd in het SP-plan voorgesteld om de partnerlanden er allemaal aan te geven en de inzet te concentreren op deze drie landen. Is dat iets voor Nederland? Kunnen we in de toekomst naast de EU-activiteiten onze focus richten op deze landen?

BNC-fiches zijn niet bepaald lekkere literatuur; ze zijn in het algemeen dramatisch. In dit fiche worden acht prioriteitsgebieden genoemd. Voor elk daarvan is wel wat te zeggen. Onder het kopje «goed bestuur» staat bijvoorbeeld: «Landen moeten effectieve instituties, transparant beleid, transparante systemen en verantwoordelijkheid naar hun bevolking promoten door middel van democratische processen gebaseerd op de rechtstaat». Dan zeg je al zo veel. Dan sluit je bijvoorbeeld China al uit. Wat heeft het voor zin om die zaken zo dwingend te formuleren? Is dat de juiste insteek? Onder het kopje «capaciteitsopbouw» staat: «De post-2015 agenda kan alleen geïmplementeerd worden als alle partners beschikken over effectieve instituties met voldoende capaciteit». Dat is helemaal niet zo. Dat heb je morgen ook niet voor elkaar. Als je begint met zulke algemeenheden, bestaat het risico dat iedereen suf zit te knikken en je vervolgens de kans mist om creatief te beginnen vanuit een werkelijk gedeelde positie. Arme landen weten al dat ze dit niet kunnen waarmaken. Dan is het startpunt al verkeerd. Ik roep de Minister op om een pas op de plaats te maken. Ze moet hierover opnieuw nadenken met haar collega's en iets creatiever kijken naar de acht prioriteitsgebieden. Er staan ongetwijfeld nuttige punten tussen, maar de vraag is wat er aan de prioriteitsgebieden ten grondslag ligt. Onderwijs maakt er bijvoorbeeld geen deel van uit. Onderwijs is in Nederland op dit moment ook niet prioritair. Dat zal wel weer terugkomen, gezien alle golfbewegingen in beleid. In het fiche staat: «Het kabinet verwelkomt de mededeling en steunt de brede aanpak [...]». Er zit een risico aan die brede aanpak. Je kunt gemakkelijk zeggen dat we in de EU met 28 landen zijn, daarmee een groot blok vormen en daarom een brede aanpak moeten hebben. Ook financieel is de EU een behoorlijke partij. Wees echter creatief! Er zijn 6 thema's, straks 17 doelen en 169 targets. Ik weet het niet. Al lezende kom je bij de zin: «Hierbij moet speciaal aandacht besteed worden aan de spillover effecten van handelsakkoorden en moeten afspraken over kennissamenwerking en sociale impact van private investeringen (MVO) gemaakt worden». Als ik zoiets lees dan vraag ik me af of Musa, die halverwege Bobo-Dioulasso en Banfora zijn pompoenen probeert te verkopen langs de kant van de weg, begrijpt wat hier staat. Ik denk het niet.

Er zijn nog twee toezeggingen waarop ik altijd terugkom. Een daarvan betreft de Economic Partnership Agreements. De Minister treedt op als honest broker voor het West-Afrikaanse partnership. Er is ook toegezegd dat geëvalueerd wordt hoe dat proces is verlopen. Wie is daar op welke manier in gekend? Is dat opgepakt? Kan dat alsnog gebeuren?

Ik heb een soort «unie tot unie»-fixatie. De Europese Unie kan zich het nuttigst maken richting Afrika door de voordelen van de Europese Unie te koppelen aan de mogelijke voordelen van de Afrikaanse Unie, de Economic Community of West-African states (ECOWAS) of the East African Community en minder aan de prioriteiten die je ook bilateraal kunt doen. Mevrouw Mogherini – ik moet nog wennen aan de namen van de nieuwe bureaucraten – was erg gericht op Afrika. Dat is goed om te horen. Op welke manier onderneemt de Minister actie op dit onderwerp?

De vergadering wordt van 17.55 uur tot 18.00 uur geschorst.

Minister Ploumen: Voorzitter. Ik dank de leden voor hun vragen en opmerkingen. Ik ga eerst in op de onderwerpen Financing for Development en de inzet van de EU. Ik probeer dit te doen in bewoordingen die iedereen kan volgen. Vervolgens beantwoord ik de vraag van de heer Taverne of de inzet op de minst ontwikkelde landen verstandig is. Ik zeg ook graag iets over modaliteiten, begrotingssteun. Ik ga ook in op de ebola-conferentie en de toekomst zoals ik die voor me zie en de samenwerking met de getroffen landen. Dan heb ik een goed bericht voor de heer Smaling, maar daar moet hij nog even op wachten. Het was namelijk zijn laatste punt en daarmee wordt het ook mijn laatste punt.

Ik kondig alvast aan dat ik de Kamer eind april een brief stuur over de Nederlandse inzet op de post-2015-doelstellingen. Ik probeer te vermijden om over een brede aanpak te spreken. Ik zoom juist in op wat bijvoorbeeld de heer Van Laar zei. Hij vroeg wat de uitkomst van de Commission on the Status of Women betekent voor de inzet van Nederland op de post-2015-agenda. Wij zien die uitkomsten niet per se als een verslechtering. Die uitkomsten geven nogmaals aan dat het belangrijk is dat wij niet op onze lauweren rusten. We moeten zowel sterke coalities met lightminded landen vormen als ons verhouden tot het Vaticaan en een aantal Afrikaanse landen, om zo die agenda stevig in de post-2015-doelstellingen te krijgen. Ik wil dit overleg niet te breed aanvliegen. Ik beschrijf dit verder in de genoemde brief. Dan weten we ook hoe die conclusies gevallen zijn.

In die brief ga ik ook in op het belang van jongeren op die agenda. Het is goed om te vermelden dat ik vorige week heb gesproken met mijn Franse collega. Wij maken samen een non-paper – toen ik dat voor het eerst hoorde, vroeg ik me ook af wat het was – over de wijze waarop we dusdanige condities kunnen creëren, dat er meer werkgelegenheid voor jongeren in Afrika komt. We willen geen extra beleidslaag toepassen. We willen duidelijk maken wat onze inzet is, hoe we die effectiever kunnen maken en hoe we in onze handelsmissie – zeg ik als Minister van Handel – daar extra aandacht aan kunnen besteden. We willen echt extra inzet op dit onderwerp plegen.

De Kamer heeft kunnen lezen dat het de inzet van Nederland is om hulp geven aan de minst ontwikkelde landen. De heer Taverne vroeg zich af of dat handig is. Ik vind om verschillende redenen dat dit handig is, maar daarbij spelen wel enkele dilemma's. Die dilemma's bespreken we ook in de Kamer. Deze insteek is belangrijk, omdat we gelukkig in toenemende mate zien dat middeninkomenslanden meer toegang hebben tot andere vormen van financiering en minder afhankelijk zijn van ODA-financiering voor hun ontwikkeling. Op verzoek van de heer Van Ojik schrijf ik hierover een brief. Ik zie op mijn handelsmissies dat het veel gemakkelijker is om bedrijven te engageren op de middeninkomenslanden dan op de minst ontwikkelde landen. Dat is ook logisch. Het helpt om bijvoorbeeld het Dutch Good Growth Fund als instrument mee te nemen. De inzet van ODA op de minst ontwikkelde landen betreft ook het inzetten van het instrumentarium van het bedrijfsleven. Dat dient om de voet tussen de deur te krijgen. Het kan een soort breekijzer zijn als je aan andere landen kunt laten zien dat die landen wel degelijk kansen bieden, maar zeker ook uitdagingen. De inzet van Nederland is om in die landen te investeren, bijvoorbeeld in het versterken van de belastingdiensten ter plekke. Zo zorgen we dat de landen zelf op een goede en transparante manier inkomsten kunnen genereren en die vervolgens op een goede manier kunnen besteden. «Goed» betekent overigens ten goede komend aan iedereen. Het instrumentarium is heel divers. Ik zeg de heer Taverne graag toe dat ik hierop in de brief van april wat specifieker inga. Er zijn zeker dilemma's. Die hebben we de afgelopen jaren ook kunnen zien. Fragiele staten zijn fragiel en dat betekent dat ze soms terugvallen. Dat betekent ook dat je moet durven investeren in zaken met een langetermijnperspectief, omdat kortlopende investeringen vaak ten prooi vallen aan de politieke en economische volatiliteit aldaar. We nemen de aanbevelingen uit de diverse evaluaties daarbij graag mee. We bekijken steeds waar onze inspanningen de meeste impact kunnen hebben. We maken daarbij gebruik van eerdere inzichten, maar het is ook goed om posities in te nemen. Ik ben bereid om daar wat meer over te zeggen in de brief.

De heer Taverne (VVD): Zijn het communicerende vaten? Als een land dat zich aanvankelijk kwalificeerde als minst ontwikkeld, mede dankzij hulp een weg naar boven heeft weten te vinden en een middeninkomenniveau heeft bereikt, zegt Nederland of de EU dan dat hulp minder nodig is en dat het rendement op de euro in die landen minder groot is dan wanneer we die elders investeren? Trekken we ons dan terug uit dat land? Beginnen we dan van voren af aan bij een land dat van onderop moet beginnen? Als er daadwerkelijk sprake is van communicerende vaten, kan ik me daar nog iets bij voorstellen. Is de Minister het met mij eens dat je euro het verste rijkt en de return on investment het grootst is als je onderaan begint?

Minister Ploumen: Ik pretendeer niet dat alles maakbaar is. Dat doet de heer Taverne niet, maar dat wil ik ook niet doen. Er is niet altijd sprake van communicerende vaten, want er zijn altijd uitzonderingen mogelijk. Het systeem werkt echter in zekere zin wel zo, nu we de hulp- en de handelsagenda kunnen combineren. Ik noem Ghana als voorbeeld. Ghana wil in 2020 onafhankelijk zijn van hulpgelden. Wij overleggen daarom met Ghana over de wijze waarop we de hulpgelden uitfaseren, maar onze inspanningen op handel en investeringen en op bijvoorbeeld de EPA's, waarover ik zo nog te spreken kom, intensiveren. Eerlijkheid gebiedt te zeggen dat dit niet altijd zo is, als je alle donoren bekijkt. Nederland neemt zich dat echter wel voor. We hebben vijftien partnerlanden. Idealiter faseren een aantal daarvan in de komende jaren uit, zoals Ghana en Indonesië. Vervolgens kunnen we kijken naar landen die qua ontwikkeling onderaan de ladder staan. Daar hebben we ook een zekere ervaring mee opgebouwd. We zoeken naar een balans. Het is specifiek en contextgevoelig. Ik kan me echter vinden in het principe.

De heer Taverne (VVD): De Minister heeft daarmee de vraag beantwoord die ik in tweede termijn had willen stellen, namelijk of we erop kunnen vertrouwen dat dat zijn weerslag vindt in de prioriteitslanden. Als dat daadwerkelijk zijn beslag krijgt, kan de Minister het dan uitdrukkelijk in haar redevoering aangeven wanneer zo'n verandering van landen plaatsvindt?

Minister Ploumen: Dat doe ik graag. Met sommige landen zitten we op die route en liggen we op koers. Met andere landen duurt het wat langer. Dat lijkt me ook goed. Ik kan me voorstellen dat we hieraan later dit jaar, misschien na de zomer, een brief aan de Kamer wijden. We hebben inzet gepleegd ten aanzien van wat de wereld verdient en het is goed om terug te kijken hoe zich dat tot de werkelijkheid verhoudt en hoe we dat vormgeven in de toekomst.

Ik ga specifiek in op het punt van de heer Smaling. Hij vroeg zich af of de BNC-fiche echt in die taal moest. Dat is mij uit het hart gegrepen, misschien vraagt hij er daarom ook naar. Ik ben erg voor «dejargonniseren», als dat een woord is, van het gesprek dat we met elkaar hebben. Wij kunnen elkaar misschien verstaan en de mensen op de publieke tribune ook, maar dat geldt waarschijnlijk voor maar heel weinig anderen. Ik stoor me daar al langer aan. Ik neem me voor om dat jargon te vermijden. Soms, zoals in zo'n fiche, is dat erg moeilijk, omdat je er door het format toe gedwongen wordt. Ik zal mijn collega's binnen de EU oproepen om in zo gewoon mogelijke taal te spreken en te schrijven.

Secretaris-generaal Ban Ki-Moon heeft veel inspanning gepleegd om de zeventien doelstellingen in een paar catch words te formuleren. Dat is erg goed. Ik heb minder zorgen dan de heer Smaling over de 17 doelstellingen en de 169 resultaatgebieden. Het is heel mooi om een algemeen doel te formuleren, maar je wilt het ook tastbaar en meetbaar maken. Dan moet je toch wat specifieker worden. Dat levert een uitgebreidere set op. Breek daar het mooie hoofd niet over! Wij moeten het wel weten, maar dat geldt niet voor iedereen. Het is aan ons om dat in resultaten te presenteren. Ik wil er ook niet al te romantisch over doen, want dat hoge aantal is ook een uitkomst van het grote aantal mensen aan de tafel waar dit soort dingen besproken worden. Het is daarmee een inclusiever proces. Dat heeft ertoe geleid dat enkele Afrikaanse landen gezamenlijk een doelstelling op de agenda hebben gekregen die wij niet als eerste op tafel hadden gelegd. Dat is echter een teken van de inclusiviteit van het proces.

Wat dragen wij daaraan bij? Wij agenderen in de loop van het jaar, rondom al die conferenties, heel specifieke onderwerpen. Ik som deze in mijn brief nadrukkelijk op. Begin juni spreken we bijvoorbeeld over de inzet om landen veel meer belastinginkomsten te laten genereren. Wat hebben ze daarvoor nodig? Wat vraagt dat van ons? We spreken ook over de wijze waarop je partnerschappen met het bedrijfsleven inricht en wat daarbij de moeilijkheden zijn. We geven wat wij geleerd hebben aan anderen mee. Daarover communiceren wij in gewonemensentaal. De heer Smaling zal mij daar altijd op aanspreken. Daar heeft hij mijn aanmoediging niet voor nodig. Het is nadrukkelijk ook onze inzet.

De heer Smaling (SP): Betekent dit dat veel Afrikaanse landen mee kunnen in de onderwerpen die geagendeerd worden? Afrikaanse landen halen weinig belasting op en hebben een grote informele sector. Het is lastig om daar belasting binnen te halen. Mensen op het platteland hebben er geen notie van waarom je überhaupt belasting zou betalen. Ziektekostenverzekeringen staan daar nog in de kinderschoenen. Is in zo'n conferentie ingebouwd dat je je structureel verdiept in de leefwereld daar? Dat geldt niet alleen voor de heer Musa en zijn pompoenen. Als ik hier de deur uitloop, Lange Poten oversteek en naar de Wagenstraat loop, voel ik me al alsof ik op missie ben. Die leefwereld is zo totaal anders dan de circuits waarin wij ons ophouden. We moeten niet zeggen dat we het eigenlijk zouden moeten. We moeten het doen. Kan dat?

Minister Ploumen: Dat kan. Dat gaan we ook doen. Er zijn twee aanvliegroutes. Allereerst kan Nederland zo'n conferentie organiseren. Wij kunnen dan opschrijven wat wij denken dat er moet gebeuren en aanbieden om te helpen. Zo willen we het niet doen. De Afrikaanse Unie heeft onlangs een rapport het licht doen zien over dit onderwerp met daarin heel scherpe aanbevelingen voor henzelf en voor ons. We willen dit onderwerp met hen en met een groep Afrikaanse landen die zich op dit onderwerp heeft verenigd aanpakken, precies om de reden die de heer Smaling noemt. Wat betekent het voor Musa met zijn pompoenen? Mijn inzet is dat het leven voor hem veel gemakkelijker wordt, doordat de douane niet meer corrupt is, de procedures korter zijn, hij de beschikking krijgt over goede koeling en de aanvoerweg naar de haven geasfalteerd wordt. Dat is voor mij de ultieme toets. De heer Smaling en ik kunnen het in jargon met elkaar eens zijn, maar het leven van Musa moet echt veranderen.

Dit geeft mij de gelegenheid om aan te geven wat het Global Partnership for Effective Development Cooperation doet. Dat is namelijk juist actief op dit onderwerp «belastingheffing en belastinghervorming», want er moet ook het een en ander op globaal niveau gebeuren. Bij dat partnership gaat het niet om de doelen, maar om de wijze waarop die bereikt worden. Er is geen sprake van belangenverstrengeling. Er gaan geen euro's heen en weer. De aanpak is gericht op goede, bewezen manieren om een doelstelling te bereiken. We praten bijvoorbeeld over belastingheffing, over manieren om het bedrijfsleven te engageren en om vrouwen te betrekken. Het is in moderne woorden meer een kennishub dan iets anders. Het covoorzitterschap geeft Nederland een goede positie om de Nederlandse agenda te toetsen aan de standpunten van anderen en om onze goede ervaringen met anderen te delen. Wat dat betreft hoeft de heer Taverne zich geen zorgen te maken.

Tegen de heer Smaling zeg ik dat er een brief komt over het mogelijk maken van inclusieve economische ontwikkeling. Die heb ik een tijdje geleden toegezegd. Hoe kunnen we onze euro laten werken voor de allerarmsten? Laten we aannemen dat Musa een heel kleine boer is. Hoe zorgen we dat hij profiteert van alle inzet op zowel handel als hulp? Die brief lijkt me ook een goede gelegenheid om dit vraagstuk wat verder te verkennen.

De heer Smaling (SP): Daar ben ik heel blij mee. Ik heb altijd het gevoel dat de Minister en ik op dezelfde golflengte zitten. Het kan wat mij betreft niet voldoende herhaald worden. Sociale cohesie is in Afrika veel sterker dan hier. Als mensen een betere baan krijgen, zijn ze het extra salaris kwijt aan de extended family. Door de individualisering van de samenleving zijn wij dat hier kwijt. Vergeet niet dat de ontvangende landen, zoals we ze altijd plegen te noemen, ons veel te bieden hebben wat wij maar al te graag zouden ontvangen, als we weer wat meer «ons» en wat minder «ik» willen zijn.

Minister Ploumen: Ik kan alleen maar instemmend knikken.

De heer Van Laar (PvdA): Ik knoop de inbreng van de heer Smaling aan die van mijzelf. De gemiddelde inwoner van Afrika onder de Sahara is zeventien jaar oud. De Minister wil jargon bestrijden en de ervaring van mensen meenemen. Dat sluit goed aan op het onderwerp jongerenparticipatie. Jongeren zijn allergisch voor jargon. Daarom hebben we in Nederland ook jargonbrigades. Dat zou bij de VN ook geen kwaad kunnen. De ervaringen van jongeren kunnen tijdens internationale conferenties als spiegel dienen. Wat vindt de Minister hiervan?

Minister Ploumen: Ik zeg de heer Van Laar toe dat ik met de Minister-President zal kijken naar mogelijkheden om ook anderen te overtuigen. Wij vinden jongerenparticipatie belangrijk en wij betrekken jongeren ook al, maar niet alle landen hebben wat dat betreft het rijk der hemelen bereikt.

Brengt de EU het onderwerp «migratie» als speerpunt in bij de VN? Ja, dit wordt een stevig onderdeel.

Beleidscoherentie is enorm belangrijk. De nieuwe Hoge Vertegenwoordiger, mevrouw Mogherini, zet daar stevig op in. Zij betoont zich actief op het versterken van de coherentie. Ik zeg er straks nog iets over. In termen van aandacht komt het dus goed. Het is echter een ingewikkeld onderwerp, waarover het laatste woord nog niet is gezegd. Ik zal in het algemeen overleg over de RBZ-Handel nog wat zeggen over de wijze waarop wij met het Transatlantic Trade and Investment Partnership (TTIP) proberen die coherentie te versterken om zo de minst ontwikkelende landen te helpen. Daar zetten wij zeer op in. De aanmoediging is in dank aanvaard.

Ik besteed separaat aandacht aan het onderwerp begrotingssteun. We hebben ons in de EU zeer hard ingezet voor een striktere benadering van begrotingssteun, voor minder algemene begrotingssteun en meer conditionaliteiten. In die conditionaliteiten zit een politieke weging van de wenselijkheid van begrotingssteun. We wilden ook meer waarborgen. We zijn er goed in geslaagd om deze denkwijze bij de Commissie te laten neerdalen. Je ziet in de cijfers van de afgelopen periode dat er weliswaar 22% naar algemene begrotingssteun is gegaan, maar dat is veel minder dan in de periodes daarvoor. Er is een verschuiving te zien van algemene naar sectorale begrotingssteun. Niet alles aan begrotingssteun is slecht. Er is absoluut kritiek mogelijk en die hebben we in de Kamer al vaker gewisseld. Als begrotingssteun omkleed is met waarborgen, kan het best een effectief instrument zijn. Dit staat ook in het evaluatierapport van de Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie (IOB). Ik ben er dus niet in alle gevallen op tegen. Begrotingssteun kan fragiele staten absoluut helpen om weer op gang te komen, zeg ik de heer Taverne na. Juist dan zijn er scherpe conditionaliteiten nodig. Daar zie ik ook op toe. Bij Mali hebben we bijvoorbeeld een aantal safe guards ingebouwd. Die houden we scherp in de gaten. Sectorale begrotingssteun kan enorm helpen om een sector te versterken en de politieke dialoog over wat zich afspeelt in zo'n sector, beter mogelijk te maken. Die lijn houden wij vast. De aanvliegroute is niet dat wij aan begrotingssteun doen en dan bekijken hoe we die kunnen inzetten voor een bepaald land. Het is altijd andersom. We vragen ons eerst af welke sector versterking verdient en of begrotingssteun een adequate manier is. Soms is het antwoord nee, maar soms is het antwoord absoluut ja. De plannen krijgen ook langs die lijnen vorm, maar of er tot daadwerkelijk overmaken van gelden overgegaan wordt, hangt meer en meer af van conditionaliteiten en politieke weging. De lidstaten en de ambassades zitten aan tafel en hebben steeds inspraak. Ik geef kort drie voorbeelden. Het besluit om de sectorale begrotingssteun vanuit de Europese Unie voor Oeganda te hervatten is onder druk van onder andere Nederland aangehouden. We hebben daarvoor een aantal medestanders gevonden. Dat is goed. In een programma over stabiliteitssteun aan de Centraal-Afrikaanse Republiek hebben we opgenomen dat de uitgaven zorgvuldig gemonitord moeten worden en dat we aansluiten bij het strikte betalingssysteem van de Wereldbank. We betalen niet in één maar in twee tranches uit, zodat we altijd een stok achter de deur hebben. Op Mali ben ik net al ingegaan. Binnen de sectorale begrotingssteun hebben wij scherp oog voor conditionaliteit. Wij willen de condities er niet alleen in krijgen, maar die ook zorgvuldig monitoren.

De heer Taverne had vragen over Zimbabwe. We moeten een stap terug. De hervatting van de hulprelatie is op gang gekomen. Dat betekent niet dat er in één keer tot overmaking van dat bedrag is overgegaan. In februari 2014 is het besluit genomen om de hulp te hervatten op basis van de voortgang in het politieke proces. De verkiezingen zijn namelijk goed verlopen, ook in de ogen van waarnemers. Daarmee is echter nog niet alles opgelost. De hervatting komt op gang. Dat is stap één. Daarmee is er nog niet heel veel gebeurd. Hervatten betekent niet dat we fondsen overmaken aan de heer Mugabe of zijn regering. We bekijken hoe we de bevolking van Zimbabwe kunnen steunen zonder dat dat via de begroting van Mugabe loopt. Ik houd de Kamer op de hoogte van de voortgang op dit dossier. Ik ben het met de heer Taverne eens dat we moeten voorkomen dat de bevolking daar niet van profiteert en dat het geld wordt ingezet als begrotingssteun aan de regering van Zimbabwe. We hebben eerder geconstateerd dat de steun niet op een goede manier plaatsvindt. Ik deel de zorgen van de heer Taverne en ik beschouw zijn woorden als een aanmoediging om in de EU de positie van Nederland opnieuw te formuleren. Gelukkig staan we daarin niet alleen.

De heer Taverne (VVD): Het is goed om te horen dat de 234 miljoen niet in één keer is overgemaakt. De hulprelatie is op gang gekomen na het aflopen van de termijn. Dat vind ik merkwaardig. Je hebt de hulp opgeschort en dan wacht je totdat die opschorting niet meer nodig is. Dat is echter niet de reden voor het stoppen van de opschorting. Er is een afspraak gemaakt over een opschortingstermijn en die termijn is afgelopen. De steun kan dus weer beginnen. Het goede nieuws is dat dat bedrag niet in één keer wordt overgemaakt, maar dat ook daaraan voorwaarden worden verbonden. Wat zijn die voorwaarden? Hoe ziet de Minister er in Europees verband op toe dat er niet iets te gemakkelijk geld wordt gegeven?

Minister Ploumen: Het is goed dat heer Taverne daarnaar vraagt, want dan kan ik dat verduidelijken. Het aflopen van zo'n termijn is op zich geen reden om te hervatten, want dan is het een kwestie van je tijd uitzitten. De combinatie van het aflopen van die termijn en het goed verlopen van de verkiezingen, het inhoudelijke argument, is wel een reden. Als er geen inhoudelijke redenen waren geweest, dan hadden we toch een wat ander gesprek gehad. Ik zeg de heer Taverne graag toe dat ik heel specifiek volg op welke manier het plan voor steun vanuit de EU aan de mensen in Zimbabwe vorm krijgt, langs welke lijnen dat gaat en welke sectoren het betreft. We zijn het erover eens dat de financiering aan condities verbonden moet worden, gezien de problemen die er ondanks de goed verlopen verkiezingen nog zijn in Zimbabwe. De heer Taverne kan ervan verzekerd zijn dat de Nederlandse overheid zich inspant om recht te doen aan de zaak van de Zimbabwaanse boeren. Ook onze ambassade is daar zeer bij betrokken. Ook wij betreuren het feit dat er weinig voortgang is. Dat doet echter niets af aan onze voortdurende inspanningen.

De heer Taverne (VVD): Ik baseer mij op antwoorden van de Minister op de schriftelijke vragen van mevrouw De Caluwé. Daarin stond dat de belangrijkste reden voor de hervatting was dat er geen sprake was van een serieuze verslechtering van de bestuurs- en mensenrechtensituatie. Ik vind dat een beperkte invulling. Vandaar dat ik de nadruk op dit onderwerp leg. Kan de Minister toezeggen dat de Kamer wordt geïnformeerd over het bedrag dat tot nu toe is overgemaakt? Het gaat namelijk niet om klein bier. Kan dat per brief? Wat zijn de voorwaarden waaronder eventueel een volgende tranche wordt overgemaakt? Kan de Kamer, voordat dat gebeurt, geïnformeerd worden over het feit dat het eraan zit te komen en dat er 25 miljoen, 30 miljoen of 40 miljoen klaarstaat?

Minister Ploumen: Ik ga graag in op de eerste twee verzoeken van de heer Taverne. Ik kan me voorstellen dat ik in het verslag van de RBZ inzoom op de stand van zaken ten aanzien van Zimbabwe. Ik aarzel om toe te zeggen dat ik de Kamer informeer voordat het bedrag wordt overgemaakt, want dan duiken we erg diep in het mandaat van de Commissie. Ik zeg de heer Taverne wel toe dat ik uitvoerig inga op de conditionaliteiten en wellicht ook op de wijze waarop die georganiseerd zijn. Op welk moment neemt wie een besluit? Als we het proces duiden, kunnen we ook aangeven op welk moment Nederland aan het stuur zit of inbreng kan hebben.

De focus van de conferentie op 3 maart was in eerste aanleg de post-ebolasituatie. Dat bleek net iets te optimistisch te zijn, want in Sierra Leone en Guinee waren toch weer uitbraken van ebola. Het was niet duidelijk waar de bron zat. Dat leidde tot zorgen. Ik heb namens Nederland die zorgen ook geuit. Ik heb gesproken over en voorstellen gedaan voor de post-ebolaperiode, maar we zijn cautiously optimistic. Ik benadruk het woord «cautiously». Dat standpunt werd door andere landen gedeeld. Ik heb aangegeven dat Nederland geen donor van die drie landen zal worden, maar wel graag betrokken blijft. Dat hebben we hier ook gewisseld. Dat uit zich op een paar manieren. We zitten regelmatig met onze ebolagezant om tafel en die tafel staat daar nog wel even. Daarbij hebben we het bijvoorbeeld over de vraag hoe de gezondheidssystemen zo goed mogelijk kunnen worden opgebouwd. We brengen kennis in en we willen kennisoverdracht mogelijk maken. We houden ook onze mobiele labs daar. Daarnaast bekijken we hoe we met die landen kunnen samenwerken om de economie te versterken. Daar vragen zij geregeld om. We willen de bedrijfslevenmissie in nauwe samenwerking met die landen vormgeven, bijvoorbeeld wat betreft de sectoren die de missie betreft. Toen ik zei dat ik ook bedrijven uit andere landen wilde meenemen, gaven de landen zelf aan dat ze graag een regionale benadering willen. Het samenwerkingsverband van de Mano River Region is nieuw leven ingeblazen. Dat heb ik ook eerder met de Kamer besproken. Men heeft elkaar nadrukkelijk gevonden. Met deze regio willen we ook praten over de wijze waarop we samen een investeringsconferentie kunnen organiseren om te zorgen dat er inclusieve groei op gang komt. Ik ben het eens met de heer Smaling dat het goed is om met de landen op te lopen. Zij vragen daar ook om. We kunnen de goede en de verkeerde keuzes maken. Daarom was ik tevreden met de deelname aan en het verloop van de conferentie vorige week in Brussel. Met die conferenties breng je elke keer een groep geïnteresseerde partners bij elkaar om te spreken over heropbouw van de zorg, het versterken van de economie en het versterken van goed bestuur.

We zijn er nog lang niet. We blijven heel nadrukkelijk geëngageerd langs de lijnen die ik schetste. Ik heb gesproken met president Sirleaf Johnson, met Special Envoy Nabarro, de Ghanese Minister van Buitenlandse Zaken en nog een heel rijtje mensen. Nederland heeft heel nadrukkelijk ingebracht dat we aandacht moeten blijven geven aan degenen die niet aan tafel zitten, de lokale gezondheidswerkers, en aan het belang van voldoende coördinatie, communicatie en samenwerking met lokale gemeenschappen. Als we dit over de hoofden van mensen heen organiseren, dan hebben we het vandaag misschien opgelost maar hebben we morgen misschien nog grotere problemen. Dit punt vond weerklank.

De heer Smaling hield een pleidooi voor de «unie tot unie»-benadering. De nieuwe Hoge Vertegenwoordiger, Federica Mogherini, wil komen tot een strategische review van het gehele externe beleid van de Unie. Regionalisering is daarbij een nadrukkelijk aandachtspunt. De heer Smaling wordt met die focus op zijn wenken bediend. Nederland brengt dat ook steeds in en ondersteunt mevrouw Mogherini daarbij. Ook collega Koenders doet dat. Dat is bijvoorbeeld ook een belangrijk thema bij de herziening van de relatie tussen de EU en ACP (landen in Afrika, het Caribisch gebied en de Pacific); laten we zeggen post-Cotonou. Het goede nieuws dat ik de heer Smaling wilde brengen, is dat de «unie tot unie»-gedachte heeft postgevat. Wij willen langs die lijn inbreng blijven leveren. Ik weet zeker dat we daar nog een keer specifieker over zullen spreken. Ik zal er ook een Kamerbrief over sturen.

Hoe is het proces met de EPA's gegaan? Die toezegging ben ik niet vergeten. We zijn in gesprek met verschillende betrokken partijen. We willen van hen horen hoe ze dat proces hebben ervaren. Ik zie daarin ook veel aanknopingspunten voor het post-Cotonou-proces; dingen die we echt anders moeten vormgeven. Die inbreng wordt verwerkt en we komen met een brief waarin we ook toekomstige consequenties aangeven.

De voorzitter: Er is behoefte aan een tweede termijn. Ik hanteer een spreektijd van twee minuten per fractie zonder interrupties.

De heer Taverne (VVD): Voorzitter. Ik dank de Minister voor haar beantwoording. Mijn nadere vragen zijn via interruptie al beantwoord.

De heer Van Laar (PvdA): Voorzitter. Ik dank de Minister voor de toezegging over jongeren. Sommige toezeggingen krijg je ook als je er niet om vraagt, maar we zijn blij dat de Minister met haar Franse collega plannen maakt voor banen voor jongeren. Ik heb daar deze keer niet om gevraagd, maar die toezegging sluit wel goed aan bij de motie die we bij de begrotingsbehandeling indienden om ervoor te zorgen dat jongeren daadwerkelijk aan de slag komen. Ik dank de Minister ook voor het bekijken van de mogelijkheden voor het promoten van de participatie van jongeren, wat ze samen met de Minister-President zal doen.

Het enige punt waarop ik in de tweede termijn wil terugkomen, is het meten van de impact. Daarover sprak de Minister warme woorden. Ze zei dat ook de Hoge Vertegenwoordiger Mogherini dat op haar agenda heeft staan. In het stuk van de EU stond heel mooi dat om dit te kunnen meten, alle ontwikkelde landen, de middeninkomenslanden en ook de opkomende landen zich moeten committeren aan het opzetten van systemen om assessments mogelijk te maken die de impact van nieuw beleid op arme landen meten. Wij pleiten hier al langer voor. Ik heb vorig jaar een nota geschreven over coherentie van beleid, die uiteindelijk nooit het licht heeft gezien. Het kernpunt van deze nota was dat we een impactassessment moeten doen om te bepalen welk effect nieuw beleid heeft op arme landen. Het assessment is niet bedoeld om het beleid niet uit te voeren als het ook maar enig negatief effect heeft, maar om ervoor te zorgen dat we ons ervan bewust zijn en ons daar van tevoren rekenschap van geven. Het is een beetje zoals de Raad van State toetst op de kwaliteit van wetgeving. De EU neemt zich dat nu voor. Kan Nederland een koplopersrol vervullen? Kunnen we bekijken hoe we zo'n systeem kunnen oppakken en hoe dat vorm kan krijgen? Kunnen we daar misschien advies over vragen? Ik zag dat er inderdaad een dialoog over de inclusiviteit van beleid is opgestart. Dat is een mooi initiatief naar aanleiding van vragen van de PvdA. Zoiets zou in dit geval wellicht ook kunnen, zodat Nederland laat zien dat het dit wil door er met kracht vorm aan te geven. Als dat kan, krijg ik graag een toezegging van de Minister.

De heer Smaling (SP): Voorzitter. Het is interessant om te horen wat de inzet is op de «Financing for Development»-sessie die ons nog te wachten staan. Ik keek naar de acht onderwerpen. Is onderwijs geen Europese prioriteit? Komt dat nog ergens terug? Of zit het in alle andere onderwerpen verstopt? Ik zeg niet dat het er per se bij moet, maar ik vind het wel opvallend dat het er niet tussen staat.

Ik heb goed geluisterd naar wat de Minister over ebola zei. Ik zie graag wat meer ambitie van Nederland, misschien wel van Nederland, België en Luxemburg samen. We hadden eerder zo'n leuk werkverband. Misschien kunnen we dat nieuw leven inblazen. De Mano River Union snakt naar zo'n soort samenwerking als de Benelux of de Baltische staten, want die hebben ook altijd met interesse naar de Benelux gekeken. Kunnen we daar niet meer mee? We hoeven er niet meteen donorlanden van te maken. De Minister zegt dat Ghana graag in 2020 van de hulpgelden af wil. Misschien zijn er andere landen waarbij we hulp uitfaseren. We hebben daarover al eens eerder gesproken. Ik zie graag wat meer ambitie, zeker als je beseft dat de premier van België de zoon is van de oud-Commissaris Ontwikkelingssamenwerking, tevens oud-minister van ontwikkelingssamenwerking in België. We hebben het gewoon voor het oprapen.

Fijn dat mevrouw Mogherini in is voor de regionale focus. Daar ben ik erg blij mee. Ik hoop dat dat ook zo blijft. We proberen dat in de commissie goed te volgen, want dat is heel zinvol.

Kunnen we van de Minister een rapportage over de EPA's verwachten? Ik wil graag een terugblik op het verloop van het proces, inclusief de repressieve manier waarop Commissaris Mandelsohn destijds die EPA's heeft geprobeerd af te dwingen over de hoofden van die landen heen. Die wil ik niet missen in de rapportage.

Minister Ploumen: Voorzitter. Ik dank de leden voor hun opmerkingen en vragen. Ik begin bij de heer Smaling. Ik zie ook een uitvoerige evaluatie voor mij, waarbij we op sommige punten meer zullen inzoomen. We willen EPA's afsluiten. Het is een instrument dat tien à twaalf jaar geleden voor het eerst werd ingezet. De werkelijkheid is nu echt anders. Ik zoek naar manieren om dat soort processen flexibeler te maken en ervoor te zorgen dat de partners aan tafel gelijk zijn. Ik kom daarop terug in de brief. De heer Smaling zal niet helemaal op zijn wenken bediend worden, maar de brief wordt wel breder dan alleen het laatste stukje. We maken misschien ook gebruik van eerdere evaluaties die over dat proces verschenen zijn. Dit wordt niet de eerste letter die daarover op papier wordt gezet.

Onderwijs is een specifiek doel en is ook in een aantal doelstellingen vervlochten. We komen nader te spreken over de manier waarop dit zijn beslag gaat krijgen, wanneer we het hebben over de inhoudelijke inzet ten aanzien van de post-2015-agenda. Dit staat ook in de brief die ik hierover in april stuur.

Wij zijn graag koploper op het punt van de coherentie. Het wordt een universele agenda. Dat betekent dat Nederland een aantal doelstellingen al lang en breed bereikt heeft, maar een aantal fragiele staten niet. Wat betekent dat precies voor de relatie met die landen? We hebben op het punt van coherentie, zeker vanuit de «hulp en handel»-gedachte, een aantal inzichten verkregen die wij graag delen. Ik neem die oproep ter harte. Dat is een toezegging. Daar wil ik het dan meteen bij laten, want het moet niet gekker worden.

De heer Smaling (SP): Mijn vraag over Benelux en ebola is blijven liggen.

Minister Ploumen: Ik spreek binnenkort met mijn nieuwe Belgische collega, ook over ebola. Ik aarzel een beetje, omdat ik niet zeker weet of wij complementair genoeg zijn, maar dat zijn technische kwesties. Daarover kan ik rapporteren. Ik kom overigens ook met een brief over de inzet van Nederland in deze fase ebola/post-ebola. Hoe de eventuele samenwerking zich daarin heeft vertaald, neem ik in de brief graag mee.

De voorzitter: We hadden voor dit overleg twee uur uitgetrokken, maar we hebben het in een uur en een kwartier gedaan. We hebben dus behoorlijk efficiënt vergaderd. Het kan nog beter. Ik hoorde namelijk net van de Minister dat voor de vergadering die zij met haar 27 collega's uit de andere EU-landen heeft, anderhalf uur is uitgetrokken. Dat is een spreektijd van drie minuten per Minister.

Ik heb de volgende toezeggingen genoteerd.

  • De Kamer ontvangt eind april 2015 een brief inzake de Nederlandse inzet met betrekking tot de post-2015-ontwikkelingsdoelstellingen. In de brief wordt ook ingegaan op de beleidscoherentie met betrekking tot de fragielestatenaanpak.

  • De Minister informeert de Kamer in het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken-Ontwikkelingssamenwerking over de stand van zaken met betrekking tot de hervatting van de EU-ontwikkelingshulp aan Zimbabwe, waarbij specifiek wordt ingegaan op de voorwaarden die worden gesteld aan het overmaken van nieuwe tranches en de wijze waarop het besluitvormingsproces is vormgegeven. De beslismomenten worden ook in deze brief opgenomen.

  • De Minister stuurt binnen vier weken een bief aan de Kamer over de Nederlandse inzet met betrekking tot ebola en post-ebola.

De voorzitter: Ik dank de leden voor hun inbreng, de Minister voor de beantwoording en de aanwezigen voor hun belangstelling.

Sluiting 18.50 uur.