Kamerstuk 21501-02-1973

Verslag van een algemeen overleg

Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Gepubliceerd: 12 maart 2019
Indiener(s): Hayke Veldman (VVD), Raymond de Roon (PVV)
Onderwerpen: europese zaken internationaal
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-21501-02-1973.html
ID: 21501-02-1973

Nr. 1973 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 12 maart 2019

De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de vaste commissie voor Europese Zaken hebben op 19 februari 2019 overleg gevoerd met mevrouw Kaag, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, over:

  • de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 15 februari 2019 inzake geannoteerde agenda voor de informele Raad Buitenlandse Zaken Handel van 21 en 22 februari 2019 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1957);

  • de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 23 november 2018 inzake verslag Raad Buitenlandse Zaken Handel van 9 november 2018 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1934);

  • Mededeling over de stand van zaken stilgelegde onderhandelingen TTIP;

  • de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 14 januari 2019 inzake ontwikkelingen rondom EU-vrijwaringsmaatregelen op staal (Kamerstuk 33 625, nr. 276);

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 25 januari 2019 inzake fiche: Wijziging verordening Algemene Uniale Exportvergunning (dual-use) in verband met brexit (Kamerstuk 22 112, nr. 2759);

  • de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 1 februari 2019 inzake EU-conceptmandaten voor onderhandelingen met de VS (Kamerstuk 31 985, nr. 60);

  • de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 15 februari 2019 inzake reactie op verzoek commissie inzake stand van zaken rondom Nederlandse staal producerende en/of verwerkende bedrijven en de problemen die deze bedrijven ondervinden als gevolg van de Europese vrijwaring- en antidumpingregels (Kamerstuk 33 625, nr. 277).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, De Roon

De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Veldman

De griffier van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, Van Toor

Voorzitter: De Roon

Griffier: Meijers

Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Amhaouch, Bouali, Van Haga, Van den Hul, Ouwehand, De Roon en Stoffer,

en mevrouw Kaag, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

Aanvang 16.32 uur.

De voorzitter:

Goedemiddag dames en heren, allen hartelijk welkom bij dit algemeen overleg van de Tweede Kamercommissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Dit overleg vindt plaats met de Minister, die ik net als haar staf van harte welkom heet. Een bericht van verhindering is ontvangen van de heer Alkaya en mevrouw Van Weerdenburg. Het onderwerp van gesprek vandaag is de informele Europese Raad Buitenlandse Zaken over het onderwerp handel, waar de Minister aanstaande vrijdag en zaterdag naartoe gaat in Boekarest. Ik zie op dit moment vijf sprekers van de kant van de Kamer. Ik stel voor om in eerste termijn een spreektijd te hanteren van vijf minuten. Dat is akkoord van uw kant. Dan doen we het op die manier.

Ik geef het woord aan de heer Amhaouch van het CDA.

De heer Amhaouch (CDA):

Voorzitter, dank u wel. Het is goed dat we hier vandaag weer over handel spreken. We moeten toch als bv Nederland geld verdienen met onze mooie producten. Een aantal bedrijven hebben daar ook hulp bij nodig. Dat is de rode draad van mijn verhaal vandaag. Ik wil spreken over de handel van de EU met Iran – daarbij betrek ik natuurlijk de rol van de VS – waarover we twee hele mooie technische briefings hebben gehad. Ik wil ook spreken over de aanpak van staal, en ook daarbij weer over de gevolgen van de rol van de Verenigde Staten. Als laatste punt zal ik ingaan op de cacaoplannen van de Minister.

Afgelopen week hebben we twee zeer interessante technische briefings gehad over Iran. Het CDA steunt de oprichting van het Special Purpose Vehicle, het SPV, van harte. Het is een goede zaak dat Europa zich inzet voor het eigen bedrijfsleven tegen de grillen van Trump. Wel heb ik nog een hoop vragen. Zo zou ik graag de cijfers willen zien van de handel tussen de VS en Iran en tussen Nederland en Iran. We kregen namelijk in de technische briefing te horen dat Amerika een aantal sancties oplegt aan bedrijven die vanuit Europa handel drijven, terwijl de VS blijkbaar zelf wel handel drijven met Iran. Daar zou ik graag inzicht in willen hebben. Daarbij is het interessant om te weten wat het volume is van voor, tijdens en na de sancties. Het SPV valt blijkbaar onder Frans recht. Kan de Minister aangeven of het een meerwaarde heeft om het SPV onder Europees recht te laten vallen?

Dan een vraag over de aandeelhouders. Hoe wordt besloten dat Nederland deel gaat nemen aan het SPV? Het SPV is nu het initiatief van de E3: Frankrijk, Duitsland en Engeland. Heeft de Kamer daar een stem in? Hoe gaat dat proces verlopen? Het SPV is van groot belang voor het in stand houden van de handel nu, maar ook voor de relaties naar de toekomst. Hebben zich al Nederlandse bedrijven gemeld om deel te nemen aan het SPV of suggesties gedaan hoe dat vorm te geven? Als Nederland is aangesloten en aandeelhouder van het SPV is, hebben we dan invloed op hoe het SPV eruit gaat zien en hoe dat gaat functioneren, zo vraag ik de Minister. Ten slotte. Signaleert de Minister al enige reactie van de VS op deze Europese ontwikkeling rond het SPV?

Voorzitter. Dan het hele staaldossier. Daar hebben we de afgelopen sessies al vaker met de Minister over gesproken. Voor het CDA is het heel belangrijk dat wij naast onze mkb-bedrijven gaan staan. Wij stimuleren met dit kabinet dat mkb-bedrijven gaan internationaliseren en handel gaan drijven. Als het moeilijk wordt, moeten we hen dan ook steunen. Dank voor de uitgebreide brief die we vorige week ontvingen over de staal producerende en verwerkende sector. Deze bedrijven ondervinden zeer negatieve gevolgen van de Europese vrijwaring- en antidumpingregels. Ik vind de appreciatie van de Minister over de situatie nog wel wat terughoudend. Ik wil zeker niet zeggen dat de Minister en het ministerie zich niet al inzetten voor de sector, want dat gebeurt wel degelijk, maar kan de Minister aangeven of we de uitzonderingen kunnen realiseren en of er flankerend beleid gemaakt moet worden op Europese regels voor Nederlandse bedrijven? Graag een reactie.

Wat ik namelijk niet lees in de brief, is wat we kunnen doen. De Commissie start in juli dit jaar met de herziening van de vrijwaringsregels. Wat is het plan van aanpak van de Minister? Kunnen we niet eerder iets doen? De Commissie voorziet bijvoorbeeld via artikel 161 een revisie van de hoeveelheden. Om deze revisie van een quotum moet verzocht worden door een lidstaat. Is de Minister hiermee bezig en, zo niet, is zij bereid om dat te doen? In een andere casus binnen de antidumpingmaatregelen volstaat een uitzondering in het Europees douanewetboek. Is dit technisch mogelijk volgens de Minister? Hoe kunnen we deze uitzonderingen maken? Is de Minister bereid in samenspraak met de Douane en de sector te bekijken of er mogelijkheden bestaan voor het realiseren van een overgangsperiode, zodat bedrijven hun orders die lang van tevoren besteld zijn, ook door kunnen zetten? Kunnen we daar een uitzonderingspositie voor krijgen?

Voorzitter. Ik sluit af met cacao. Al geruime tijd vraag ik aandacht voor de verduurzaming van de cacaosector. Ook de Minister heeft in de beleidsnota aangegeven dat de cacaosector moet worden gemoderniseerd en leefomstandigheden voor cacaoboeren verbeterd moeten worden. Ik zou nu, bijna een jaar later, resultaten willen zien op de door mij en de Minister gedeelde voornemens om de cacaoketen te verduurzamen. Daarom vragen wij om een duidelijk actieplan. Wij hebben daarbij de volgende speerpunten. De productiviteit van de cacaoboeren moet omhoog. Hoe kunnen we als Nederland met onze expertise daarbij helpen? Ook moet het plan van traceerbaarheid van cacaobonen worden verbeterd. Daarnaast verwacht ik een uitwerking van mijn motie over bindende afspraken met de cacao producerende landen. Ik verzoek de Minister dus een plan van aanpak te delen met de Kamer hoe de cacaosector verder te verduurzamen. Is het mogelijk dat we dat plan voor ons AO Handel in april krijgen?

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Amhaouch. Uw opmerkingen over de cacao horen eigenlijk meer thuis bij internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen dan bij dit AO. Maar als de Minister toch aanleiding ziet om erop in te gaan, zal ik haar uiteraard de ruimte geven.

De heer Amhaouch (CDA):

Mijn vraag was niet meer dan of we een plan kunnen krijgen voor het AO Handel in april.

De voorzitter:

Dat heb ik allemaal gehoord. Het is aan de Minister om te zien hoe ze daarop gaat reageren. Ik geef het woord aan de heer Bouali van D66.

De heer Bouali (D66):

Voorzitter. Nederland handelsland heeft sterke internationale samenwerking en krachtige handelsakkoorden nodig. Maar regels moeten ook worden nageleefd. D66 staat daarom voor het bestendigen van internationale afspraken om eerlijke en duurzame handel te bevorderen. Dit leidt namelijk tot meer productie, meer banen, meer welvaart maar ook meer sociale ontwikkeling.

We hebben vandaag een brede agenda, dus ik begin snel. De EU-vrijwaringsmaatregelen op staal zijn het eerste onderwerp wat ik wil bespreken. Wat mijn fractie betreft, komt er zoals de Minister zelf al voorstelt een gedifferentieerde aanpak. Kan de Minister misschien ingaan op hoe de verhoudingen in Brussel liggen ten aanzien van dit onderwerp? Kan de Minister ook toelichten hoe zij andere lidstaten op dit dossier gaat overtuigen? Wat is volgens de Minister in EU-verband een haalbaar resultaat op dit dossier?

Dan het onderwerp VS-EU-handelsrelatie, waar we het in dit huis al vaker over hebben gehad. D66 is voorstander van een positieve handelsrelatie tussen deze twee eeuwenoude bondgenoten. Maar er zijn ook heel veel redenen tot zorg, zoals de ontwikkelingen zelf in de Verenigde Staten. Bij eerdere debatten hebben we aangegeven, onze zorgen te uiten over het opzeggen door president Trump van het klimaatakkoord van Parijs. Dit is een belangrijk onderwerp, ook in de relatie tot de Verenigde Staten en een handelsakkoord.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Mooi, zorgen over de gevolgen van het sluiten van een handelsdeal met het land dat niet meedoet aan het klimaatakkoord van Parijs. De Partij voor de Dieren heeft eerder moties voorgesteld en gezegd: laten we afspreken dat we zulke handelsverdragen niet sluiten met landen die zich hebben teruggetrokken uit Parijs en daar was D66 altijd tegen. Maar nu staat in het verkiezingsprogramma van D66 voor de Europese verkiezingen dat het niet alleen maar om zorgen gaat, maar dat handelsakkoorden echt alleen maar worden gedaan met landen die het Parijsakkoord hebben ondertekend. Is de Tweede Kamerfractie van D66 dan ook bereid om dát heldere standpunt in te nemen en het niet alleen maar te laten bij zorgen, maar ook gewoon die afspraak in de richting van het kabinet mee te geven?

De heer Bouali (D66):

Zoals mijn collega weet, zijn wij ervoor om in handelsakkoorden veel aandacht te besteden aan de zorgen die wij hebben op het gebied van milieu en klimaat. Het enige verschil tussen uw partij en de mijne is dat wij dat op een haalbare manier willen doen. Wij willen inderdaad aandacht vragen voor de Parijsakkoorden en ervoor zorgen dat we die standaarden verhogen tussen de EU enerzijds en allerlei andere landen waar we handelsakkoorden mee afsluiten anderzijds. Maar het moet wel haalbaar zijn. U wilt naar de 100%. Wij proberen een zo hoog mogelijk rendement te halen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Nou wordt het wel een beetje verwarrend. Want het klopt dat wij klimaat voor handel stellen, maar volgens het meest recente verkiezingsprogramma van D66 voor de Europese verkiezingen wil D66 dat ook. Laat daar dan geen verwarring over bestaan, want mensen moeten straks wel precies weten waar een partij voor staat als ze naar de stembus mogen. Toch?

De voorzitter:

Mevrouw Bouali, meneer Bouali.

De heer Bouali (D66):

Meneer Bouali nog steeds. Wij staan voor de klimaatafspraken van Parijs. We hebben deze discussie wel vaker gevoerd: we verschillen van mening over de haalbaarheid. Wij hebben wel een stip op de horizon, en als het mogelijk is maken we daar 100% van. Maar het is niet altijd mogelijk, wij moeten onderhandelen met derde partijen, die misschien niet naar 100% willen. Als wij dan naar 70% of 80% gaan, is mij dat een lief ding waard.

De voorzitter:

Meneer Bouali, gaat u verder met uw inbreng.

De heer Bouali (D66):

Dan de importtarieven op auto's en auto-onderdelen, die mogelijk geheven worden door de Verenigde Staten op basis van hun nationale veiligheid. Welke mogelijke stappen zijn er voor de Europese Unie bij deze mogelijke nieuwe importheffingen? Ik wil de Minister ook bevragen over de huidige stand van zaken rond TTIP. Uw voorganger heeft heel vaak gezegd dat het in de diepvrieskist zit, ver weg opgeborgen. Ik hoor graag wat u over TTIP te zeggen hebt en in het bijzonder hoe dat past bij de nieuwe onderhandelingen die de Commissie nu is gestart met de Verenigde Staten.

Dan de modernisering van de WTO, een belangrijk instrument voor het bevorderen van eerlijke handel tussen landen. Nederland heeft belang bij een goede werking van dit orgaan om oneerlijke concurrentie tegen te gaan. Maar D66 maakt zich ook zorgen over het functioneren van de WTO, met name over de druk op de organisatie als bijvoorbeeld de derde rechter niet meer vervangen kan worden. Kan de Minister de laatste stand van zaken geven over de blokkade van de Verenigde Staten in de Appellate Body? Hieraan gerelateerd: hoe ziet de Minister een toekomstgericht multilateraal handelssysteem met bindende geschillenbeslechting voor zich? Is een multilateraal Investment Court daar onderdeel van en is dat ook de Nederlandse inzet hierin? Dan CETA, het EU-handelsakkoord met Canada. Dat werd een jaar geleden goedgekeurd door het Europees Parlement. Oftewel, het is inmiddels een lang proces. Tot het goedgekeurd is, worden de handelsafspraken maar gedeeltelijk toegepast. Kan de Minister aangeven wat voor het goedkeuringsproces in Nederland het pad zal zijn en aan welk tijdspad wij moeten denken?

Eigenlijk niet tot slot, maar wel een heel belangrijk onderwerp, dat ik natuurlijk ook als punt één had kunnen nemen, maar ik breng het nu naar voren zodat het ook een extra accent krijgt aan het einde. Wat D66 betreft, pleit Nederland binnen de Europese Unie altijd voor een mensenrechtenbenadering als het gaat om handel en handelsverdragen. Dit is gelukkig ook een speerpunt van deze Minister. Zij richt zich daarbij terecht met name ook op gender. Mijn vraag aan de Minister is: ziet zij meer steun in de Europese Unie voor die mensenrechtenbenadering en zijn er manieren om die ook verder te vergroten?

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank, meneer Bouali. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Van den Hul van de Partij van de Arbeid.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Hartelijk dank, voorzitter. Het voelt soms wat machteloos vanaf deze zijde. De situatie voor textielarbeiders In Bangladesh is wederom tot een dieptepunt gezakt. We zien dat de Minister goede intenties heeft, maar Bangladesh lijkt toch voet bij stuk te houden. Wat een historische doorbraak leek te worden, namelijk het Veiligheidsakkoord, staat al maanden onder druk. Het lijkt er inmiddels op dat de overheid dat akkoord écht liever ziet vertrekken en bovendien laat de overheid na om serieus werk te maken van een betrouwbare arbeidsinspectie of het naleven van basale arbeidsvoorwaarden.

De afgelopen maanden zijn honderden werknemers opgepakt na protesten en er zijn geruchten over een onder fabriekseigenaren roulerende zwarte lijst op basis waarvan lastige werknemers worden geweerd. Maandag kregen we het bericht dat de uitspraak van het hooggerechtshof in Bangladesh over het al dan niet uitzetten van het akkoord wederom is uitgesteld. Dit keer tot 7 april aanstaande. Kan de Minister deze berichtgeving bevestigen? Wat betekent deze voortdurende onzekerheid voor de werkzaamheden van zowel het Veiligheidsakkoord zelf als voor de Internationale Arbeidsorganisatie, die onder meer betrokken is bij de inspecties vanuit het Veiligheidsakkoord?

Eind vorige week sloegen internationale vakbonden alarm. Zij vrezen dat het Veiligheidsakkoord nu echt wordt uitgezet. Weet de Minister wellicht meer? Eerder, in een debat dat we hadden tijdens het mondelinge vragenuur, gaf zij aan dat ze nog hoopvol was. Welke stappen gaat de Minister nu, al dan niet in EU-verband, zetten om het werk van het Veiligheidsakkoord te waarborgen en op zijn minst zorg te dragen voor een goede overgang naar de nog altijd op te richten lokale arbeidsinspectie? En is zij bereid dit punt ook mee te nemen en marge van de bijeenkomst in Boedapest?

Dan Everyting But Arms. De EU heeft in het kader van de naleving van afspraken onder Everyting But Armsverdragen een aantal gesprekken geïntensiveerd, ook die met Bangladesh. Hoe verhouden deze gesprekken zich tot de afspraken onder het Sustainability Compact voor Bangladesh? En is het Veiligheidsakkoord onderdeel van deze gesprekken?

We lezen ook dat met Cambodja vorige week de twaalf maanden durende procedure is gestart om eventueel te komen tot tijdelijke opschorting. Kan de Minister iets meer toelichten over hoe dit besluit is genomen? We hebben eerder tussenrapportages gezien van dergelijke verdragen, maar zelden of nooit kwam het echt tot een dergelijke procedure.

Daarnaast ben ik benieuwd of het importerend bedrijfsleven, dat natuurlijk evengoed profiteert van de lage tarieven onder het verdrag, ook een rol krijgt in deze gesprekken.

Naast de EBA's zijn er de Generalised Scheme of Preferences, de GSP+. Ook bij deze handelspreferentiële verdragen blijft het vaak een uitdaging – en dan druk ik me nog diplomatiek uit – om ervoor te zorgen dat de afspraken over arbeidsvoorwaarden en milieunormen ook echt worden nageleefd. Het lijkt mij zeer de moeite waard hier nog eens nader over van gedachten te wisselen, maar nu alvast twee vragen.

Op eerdere Kamervragen over de krimpende ruimte voor het maatschappelijk middenveld in Pakistan antwoordde de Minister dat deze ontwikkelingen worden meegewogen bij de monitoring van de GSP+. Kan de Minister aangeven op welke manier, en vooral wanneer, mensenrechtenverdedigers in Pakistan daar ook echt wat van kunnen gaan merken? En is de Minister bekend met de oproep van Trade Justice Pilipinas om de GSP+ met de Filippijnen, al dan niet tijdelijk, op te schorten? Zo ja, dan ook daarop graag de reactie van de Minister.

En tot slot, last but not least, de STG 5; mijn favoriete thema, zoals u weet, de rechten van vrouwen. Ik kijk uit naar de nadere invulling van deze Minister om vrouwenrechten beter te verankeren in handelspolitiek. Als het goed is, is er het afgelopen jaar in WTO-verband gewerkt aan onderzoek en dataverzameling op dit punt. Dit voorjaar zou de Minister haar eigen visie op grond hiervan met de Kamer delen. Kan de Minister al iets meer zeggen wanneer wij dit tegemoet kunnen gaan zien?

Daarnaast vindt er momenteel een consultatieronde plaats over bindende afspraken over, sorry dat ik dit in het Engels moet doen, transnational corporations for the protection of women's rights and the promotion of gender equality. Graag horen wij de inzet van de Minister bij deze consultatie.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van den Hul. Het moet mij toch ook hier even van het hart dat ik moeite heb om te ontdekken hoe het veiligheidsakkoord van Bangladesh past bij de agenda die vandaag aan de orde is. Maar als de Minister aanleiding ziet om erop in te gaan, dan krijgt ze daartoe natuurlijk zeker de gelegenheid. Ja, u mag daar wat over zeggen als u wilt. Gaat uw gang.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Nou, een van de vragen die ik stelde was of zij bereid is om dit punt en marge van de bijeenkomst te bespreken. En we hebben hier eerder over gewisseld naar aanleiding van vragen over het bespreken in Europees verband, vandaar mijn vraag. Ook is het gezien de actualiteit van afgelopen maandag volgens mij wel een relevant punt.

De voorzitter:

Dank voor uw toelichting. De Minister zal daar naar behoren op reageren als zij daar reden toe ziet. We gaan luisteren naar mevrouw Ouwehand van de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter, dank u wel. Ik begin met TTIP, die zeer, zeer, zeer omstreden handelsdeal tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten waarvan we moeten geloven dat die in de koelkast is gezet maar die we toch in een soort lightvorm weer zien terugkomen. Afgelopen zomer hebben Juncker en Trump al een gezamenlijk statement gegeven. De afgelopen maanden heeft Eurocommissaris Malmström namens de EU onderhandeld zonder mandaat, en nu ligt er dan de officiële vraag om een dubbelmandaat te krijgen. De Minister heeft ons daarover geïnformeerd. Zij zegt dat Nederland positief staat tegenover het toch weer openen van de onderhandelingen met de Verenigde Staten, terwijl dat land heeft gezegd dat het niet meedoet aan het klimaatakkoord van Parijs. Dus de weerstand die er eerst al was tegen TTIP, is alleen maar versterkt en gegroeid, en ik heb het gevoel dat het kabinet ten minste eerst antwoord moet geven op de vraag wat dat betekent voor de beleidsruimte om zelf het Nederlandse en Europese klimaatbeleid goed in de steigers te zetten. Daar hebben we nog geen begin van. We weten nog niet welk klimaatbeleid we kunnen gaan voeren en alles wijst erop dat het al moeilijk genoeg is. Dan is het toch niet verstandig om de markten tussen die twee grote continenten open te zetten in de wetenschap dat ze in Amerika in elk geval nog een stukje verder achterlopen op Europa? De Partij voor de Dieren wil dat niet. Die wil geen steun geven aan die mandaten. Als de regering toch doorzet, vinden we dat het impactassessment waar de Minister om vraagt, ten minste de vraag zou moeten bevatten wat dit gaat doen voor de beleidsvrijheid om het broodnodige klimaatbeleid in Europa op te zetten.

Voorzitter. Datzelfde geldt natuurlijk ook – alleen is dat wat vager – voor onze zorgen over Brazilië en de president aldaar, en de reactie vanuit het Nederlandse kabinet. De Minister-President lijkt vooral handelskansen te zien, terwijl de ellende daar niet te overzien is. Ik noem mensenrechtenschendingen, verlies aan biodiversiteit en de kap van regenwoud. Waar blijft de Nederlandse positie vóór de mensenrechten, vóór een klimaatbeleid, vóór het behoud van die regenwouden daar? Waarom doen we aan voetjevrijen met Brazilië? Waarom zegt deze Minister niet: nou, even pas op de plaats, want onze menselijke waarden gaan wel even voor? Daar wil ik graag een antwoord op van de Minister.

De heer Amhaouch (CDA):

Ik werd even op het verkeerde spoor gezet met het voetjevrijen en weet ik wat allemaal, maar toen zei de collega van de Partij voor de Dieren: een pas op de plaats in de handel met Brazilië. Daarvoor ging het ook over Amerika. Amerika is de grootste investeerder in Nederland, en Nederland is de derde grootste investeerder in Amerika. Er kunnen natuurlijk altijd verschillen van inzicht zijn over het al dan niet ondertekenen door Amerika van een klimaatakkoord of over andere zaken. Maar welke effecten denkt de Partij voor de Dieren hiermee te bereiken? Wat betekent een pas op de plaats voor de bevolking van Brazilië? Laten we het even zwart-wit stellen. Als alle landen inclusief Nederland zouden besluiten om geen handel te drijven met Brazilië, welk effect denkt u daarmee dan te bereiken voor de bewoners van Brazilië?

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Er is een groot verschil tussen de manier waarop we nu handel drijven met Brazilië, de plannen die op stapel staan en nul handel drijven met Brazilië. De landbouwvisie, waar het CDA toch zelf aan mee heeft geschreven, betekent als je D66 moet geloven dat we in elk geval de import van soja uit Brazilië gaan verminderen. Misschien denkt het CDA daar anders over, maar dat is volgens mij wel een doelstelling. Als je naar kringlooplandbouw wil, zorg je dat je een einde maakt aan het zinloze gesleep met voedingsstoffen die we niet eens nodig hebben, en gebruik je de gronden die daardoor beschikbaar komen om mensen te voeden, en niet een veestapel die eindigt in luxe biefstukjes op het bord van rijke mensen die al meer dan genoeg te eten hebben. Daar wil de Partij voor de Dieren graag heen: dat de agenda van deze Minister, die gaat over het beschermen van mensenrechten, het creëren van voedselzekerheid en het beschermen van biodiversiteit en klimaat in de wereld, leidend is boven de dollartekens of eurotekens in onze ogen.

De heer Amhaouch (CDA):

Dat elke partij ideologieën heeft, dat begrijp ik. De Partij voor de Dieren heeft een bepaalde ideologie; die kijkt iets anders tegen bepaalde dingen in de wereld aan dan wij als CDA. Dat is ook goed. Maar dan is de vraag: hoe ga je dat bereiken? Ik hoor de Partij voor de Dieren zeggen: maak een pas op de plaats. Ik trek dat even helemaal zwart-wit door en ik krijg daar geen antwoord op. Als alle landen het zouden doen zoals de Partij voor de Dieren het wil, zouden we dus vanaf morgen geen handel meer drijven met Brazilië. Denkt u dat uw ideologie en uw doelen, dan sneller gerealiseerd zullen worden? Meent u dat echt?

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Als het CDA er zo aan hecht om een gedachte-experiment te doen, laten we dan met Nederland beginnen. Het CDA heeft geen valide antwoord op de vraag wat er eigenlijk waardevol is aan het naar Nederland slepen van voedsel dat we niet nodig hebben, om een veestapel te voeden die zorgt voor enorme opwarming van de aarde én die het moeilijker maakt om mensen in de wereld allemaal een gezond voedingspatroon te geven. Want dat is wat er gebeurt bij vleesproductie: voedingsstoffen die we gewoon aan mensen hadden kunnen geven, komen in een enorme verspillingsmachine terecht, omdat we zo nodig zo veel vlees moeten eten. Hoe kun je zoiets verdedigen? De Partij voor de Dieren zegt: laten we daarmee ophouden. Er ligt een landbouwvisie van dit kabinet. Als we naar D66 luisteren, gaat het kabinet die ook uitvoeren. Het CDA zegt blijkbaar iets heel anders. Maar er is geen zinnig argument voor het naar Nederland slepen vanaf de andere kant van de wereld van voedingsstoffen die wij niet eens nodig hebben, ten koste van voedselzekerheid, klimaat, biodiversiteit en mensenrechten.

De voorzitter:

Mevrouw Ouwehand, u kunt verder. O nee, ik zie dat de heer Bouali ook nog een vraag heeft.

De heer Bouali (D66):

Toch nog heel even ter verduidelijking. Als u nu moet of mag kiezen: we sluiten een handelsakkoord met een land als Brazilië of de Verenigde Staten – we hadden het net over TTIP – en het lukt ons toch om een aantal dingen te realiseren op het gebied van klimaat en de import en export van soja, bent u dan wel voorstander van een handelsakkoord? U kunt daarbij niet alles binnenkrijgen, maar we zetten wel een eerste of misschien zelfs tweede stapje door middel van een handelsakkoord.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Bovenaan staat dat we de wereld leefbaar moeten houden voor toekomstige generaties. Alles wat we nu doen, zullen we moeten toetsen aan die ambitie, die eigenlijk geen ambitie meer mag zijn, maar gewoon een opdracht aan ons allemaal is. Als je naar handel kijkt vanuit het perspectief dat D66 eigenlijk altijd hanteert, dan is ietsje minder slecht, ietsje minder klimaatimpact al winst. Dat is mooi in een situatie die niet urgent is. Maar het is wél urgent. Als we nu niet handelen, als we nu niet klimaat en leefbaarheid van de aarde vooropstellen, dan is er straks niks meer te handelen. Zo erg is het. Als we meer tijd hadden, prima, dan is de kleinestapjesaanpak van D66 goed, maar dat gaat niet meer. Daarom is de Partij voor de Dieren daar zo fel op.

De heer Bouali (D66):

Volgens mij was dat niet mijn vraag. Mijn vraag is: wilt u die kleine stapjes zetten of wilt u helemaal geen stapjes zetten?

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Wij willen de druk opvoeren zodat de stap wordt gezet die nodig is, want die kleine stapjes die helpen niet genoeg. We zijn dat aan toekomstige generaties verplicht, maar ook aan de mensen die nu al leven in de gebieden die het het moeilijkst hebben. Dat weet de Minister heel goed. Zij vangen nu al de klappen op van de klimaatverandering die wij veroorzaken. Dat is toch niet rechtvaardig? Dan kun je toch niet zeggen «als we het ietsje minder erg doen, is het ook goed genoeg» en dan in je handjes klappen? We moeten staan voor rechtvaardigheid. Dat betekent dat je de mensen die nu in kwetsbare gebieden leven, niet moet opzadelen met de zooi die wij veroorzaken vanwege een leefpatroon dat je niet anders kunt typeren als buitensporig luxe. We hebben dat niet nodig. Als we zelf zouden omkomen van de honger is het een ander verhaal, maar dat is het niet. Het is voor onze luxe, voor onze handel en voor onze hebzucht dat wij mensen elders in de problemen brengen.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Ouwehand. U bent ongeveer halverwege uw spreektijd, dus gaat u verder.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dank u wel. Ik heb nog een argument tegen het sluiten van handelsakkoorden. We hebben het bij de handelsdeal met Oekraïne kunnen zien. Ook al gaat het je niet om klimaatdoelen of dierenwelzijn, het is niet heel eerlijk om je markt open te stellen voor producten die onder Europese normen mogen worden geproduceerd. De Partij voor de Dieren heeft daar bij de Oekraïnedeal vanaf minuut één voor gewaarschuwd. Maar alle partijen in dit huis die zeggen «we moeten opkomen voor onze boeren en ervoor zorgen dat zij hun hoofd boven water kunnen houden in deze tijden», hebben er gewoon mee ingestemd. Dus wordt Europa overspoeld door goedkoop geproduceerd kippenvlees uit Oekraïne. Wat blijkt nu? Niet alleen zijn de afgesproken quota daarvoor natuurlijk schandalig, er is ook afgesproken dat er één categorie van invoer volledig geliberaliseerd is, want er zou geen handel plaatsvinden. Wat denkt zo'n grote kippenvleesverwerker als MHP in Oekraïne dan? Weet je wat, ik laat het borstbeen aan het vleugeltje zitten en ik stuur die zooi naar Nederland en daar staat een bedrijfje dat het uit elkaar trekt. De import van kippenvlees, waarvoor wij al gewaarschuwd hadden, is nog veel, veel, veel groter dan van tevoren was voorzien.

Mijn vragen aan de Minister zijn de volgende. Hoe kan het dat zo'n hiaat over het hoofd is gezien? De boeven lijken te worden beloond. De Europese Unie heeft bij de onderhandelingen zitten slapen. Dan zijn ze óf onbekwaam óf ze hebben zich door een lobby laten inpakken en dan zijn ze immoreel. De beloning is dus dat de quota voor Oekraïense plofkip nu worden verhoogd, terwijl de Kamer daar toch over heeft gezeurd. De Partij voor de Dieren heeft netjes tegen dat Oekraïneverdrag gestemd om ervoor te zorgen dat die import onmogelijk werd. Andere partijen werden later pas wakker. Nu heeft de EU dus een voorstel gedaan om een nieuwe afspraak te maken over dat hiaat van die geliberaliseerde quota, waarmee per saldo dat wat andere partijen eerder hebben goedgekeurd, dus minstens wordt verdubbeld. Dat lijkt op ernstig falen. Welk vertrouwen kunnen we stellen in deze nieuwe onderhandelingen als de EU dat eerder niet heeft voorzien? En de belangrijkste vraag is: kan de Minister garanderen dat dit soort hiaten niet in andere handelsovereenkomsten zitten? Zolang zij dat niet kan garanderen, denk ik dat we over al die handelsdeals moeten zeggen: of je weet het zeker of we doen het even niet.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Ouwehand. Het woord is aan de heer Stoffer van de SGP.

De heer Stoffer (SGP):

Voorzitter. Tijdens de Churchill-lezing in Zürich sprak onze premier stevige teksten over het belang van internationale samenwerking. Ik noem een paar kreten: «we moeten een op regels gebaseerde wereldhandel en economische zekerheid veiligstellen», «we moeten iets doen tegen marktverstoringen die het gelijke speelveld bedreigen» en «voor energie moet de EU veel minder afhankelijk worden van Rusland en de Golfstaten». Het is dus duidelijk wat er zou moeten gebeuren, wat je er ook van vindt. Over het hoe liet de premier zich niet altijd even helder uit, wat ons betreft. Mijn vraag op dat laatste punt, strategische energieonafhankelijkheid, is dan ook: gaat het kabinet bijvoorbeeld Duitsland aanspreken op het omstreden Nord Stream 2-project? Heel graag een reactie van de Minister.

Daarnaast viel op dat de premier pleit voor een koerswijziging van de macht van principes naar de principes van de macht. Wat de SGP betreft blijven wij kiezen voor principieel realisme, realistische politiek waarin het bevorderen van vrede en veiligheid hand in hand gaat met sociale rechtvaardigheid en zorg voor de schepping.

Voorzitter. Op de agenda staat een heel aantal concrete onderwerpen. Allereerst de modernisering van de Wereldhandelsorganisatie. Ook daar wond de premier in Zürich geen doekjes om. De VN moet doelmatiger en de Wereldhandelsorganisatie moet meer bevoegdheden krijgen. Mijn vraag aan de Minister is of zij zou kunnen toelichten op welke extra bevoegdheden de premier precies doelde, naast wellicht het door Nederland al bepleite geschillenbeslechtingsmechanisme.

Dan de VS. Er is veel te doen over de handelsbetrekkingen met de VS. De Minister schrijft terecht dat onze vriendschap met de VS van grote strategische waarde is. We mogen zeker opkomen voor een sterk Nederland en een sterk Europa, maar soms vrees ik dat er wat al te schichtig op de VS gereageerd wordt. Laten we ook hierin principieel, realistisch en vooral nuchter zijn. De SGP kan zich vinden in de inzet van Nederland en de EU voor tariefverlaging, het waarborgen van een gelijk speelveld en het stimuleren van duurzame handel. Mijn vraag aan de Minister is of zij er vertrouwen in heeft dat het opheffen van handelsbelemmeringen geen afbreuk doet aan het Europees beschermingsniveau ten aanzien van mens, dier, plant en milieu. Blijft een gelijk speelveld ook voor de Nederlandse visserij gegarandeerd? Want waarom pleit Nederland voor een impactstudie zodra de onderhandelingen aanvangen, maar niet achteraf?

Tot slot, voorzitter, wil ik nog kort even stilstaan bij het andere uiterste: Iran, een land dat zich agressief blijft opstellen in de regio, niet in het minst in de richting van Israël. Wat is de inzet van de regering binnen de EU als het gaat om handel met Iran, mede in het licht van de recente vredesconferentie die in Polen heeft plaatsgevonden? Hoe wordt uitvoering gegeven aan de aangenomen motie-Van der Staaij c.s. (23 432, nr. 468), waarin het kabinet verzocht is om in Europees verband te streven naar heldere afspraken met Iran over het niet uitbreiden van het ballistischeraketprogramma, over het niet langer financieren van terroristische organisaties en over de nucleaire non-proliferatie, ook nadat het JCPOA-akkoord afloopt? Ik hoor het graag.

Tot zover mijn eerste termijn. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Stoffer. U sprak over Nord Stream 2 en het Russisch gas. Dat komt ook morgenavond uitvoerig aan de orde in een plenair debat over Rusland.

We gaan nu luisteren naar de heer Van Haga namens de VVD-fractie. Gaat uw gang.

De heer Van Haga (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb met belangstelling de geannoteerde agenda en het verslag van de vorige RBZ/Handelsraad gelezen. Ik begin met de WTO. Het is goed om te lezen dat de Europese Commissie samenwerkt met Japan en de VS om een gelijk speelveld te creëren. Dit is een absolute voorwaarde voor een goed functionerende wereldhandel. Het is goed dat ook op dit gebied met de VS wordt samengewerkt. Ook is de VVD bijzonder verheugd om te lezen dat maar liefst 76 WTO-leden gaan beginnen met de onderhandelingen over internationale regels met betrekking tot e-commerce. Met name China speelt hierin een nogal kwalijke rol. We zijn erg benieuwd naar de resultaten. Met betrekking tot de modernisering van de WTO hebben we het hier de vorige keer gehad over eventuele sancties. In het verslag kon ik hier niets over terugvinden. Klopt het dat hier niet over gesproken is? Als er wel over gesproken is, wat is dan de uitkomst?

In het vorige verslag stond ook nog iets over de antidumpingmaatregelen die Colombia onlangs heeft genomen. Op verzoek van België is er bij de afgelopen RBZ Handelsraad van 9 november gesproken over het besluit van Colombia om deze maatregelen in te stellen op bevroren aardappelproducten uit België, Nederland en Duitsland. De aardappelindustrie wordt hard getroffen door dit besluit. Het verbaast mij eigenlijk dat we daar niet wat meer aandacht aan hebben besteed. Het gaat hier om 4.000 banen, de belangen van 6.000 boeren en een handelsvolume van 500 miljoen euro in 2017, en dat is alleen het handelsvolume buiten de EU. De Europese Commissie geeft aan dat ze al negentien keer geïntervenieerd heeft, maar zonder succes. Het spreekt op zich al boekdelen als je iets negentien keer doet en geen succes hebt. Daarom wil ik de Minister de volgende vragen stellen. Is de Minister het met de VVD eens dat het, gegeven het feit dat de inspanningen van de Europese Commissie niets hebben opgeleverd, nu het beste zou zijn om een officiële case te maken bij de WTO waarbij de rechtmatigheid van de Colombiaanse maatregelen zal worden beoordeeld? Zou de Minister deze zaak bij de volgende RBZ Handelsraad in Boekarest misschien on the record of off the record willen bespreken met Commissaris Malmström? Ziet de Minister nog andere wegen om onze aardappelindustrie te beschermen tegen deze oneigenlijke maatregelen? Ik denk hierbij aan direct contact met de verantwoordelijke Colombiaanse Minister, het stoppen van ontwikkelingshulp of het compenseren van de aardappelindustrie. Misschien kan het ook via zaken waar ik nog niet aan heb gedacht; ik ben ook geen Minister. Dat laat ik dus aan u.

Dan TTIP. Ik kan op dit gebied alleen maar aangeven dat ik het ontzettend jammer vind dat dit nu stilligt. We moeten juist met vergelijkbare beschaafde landen vrijhandelsakkoorden sluiten. Wat dat betreft is het goed dat er twee onderhandelingsmandaten voorliggen, het eerste met het doel om de tarieven op industriële goederen, inclusief die van de visserij, te elimineren, en het tweede om tot een akkoord te komen over wederzijdse erkenning van conformiteitsbeoordelingen. We juichen deze ontwikkelingen toe en steunen de appreciatie van de Minister. Collega Stoffer heeft net al gezegd dat we hier realistische politiek in moeten bedrijven. Daar sluit ik me van harte bij aan, want het zijn tenslotte onze vrienden.

Voorzitter. We hebben het fiasco rond walsdraadstaal al meerdere keren besproken en toch lijkt er geen oplossing voorhanden. Op 2 februari zijn de tijdelijke maatregelen omgezet in definitieve maatregelen, weliswaar met een kleine quotumverhoging, maar goed; daarmee belanden de Nederlandse bedrijven in een grote crisis. Europa bewijst ons hiermee een slechte dienst. Ik zou de Minister willen vragen of zij toch niet nogmaals – ik weet dat ze dat al eerder heeft gedaan, maar nu kan ze dat misschien harder doen – bij Commissaris Malmström wil aandringen op een oplossing. Het gaat tenslotte om honderden banen en het kan toch niet zo zijn dat Nederland geen last heeft van de importtarieven van de VS, maar dat er bedrijven zijn die op de fles gaan door de tegenmaatregelen die de Europese Unie neemt? Kan de Minister toezeggen dat zij nogmaals Commissaris Malmström hierop gaat aanspreken?

Tot zover mijn eerste termijn.

De voorzitter:

Hartelijk dank, meneer Van Haga. Dan gaan we pauzeren tot 17.20 uur en dan zal de Minister op de vragen ingaan.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Ik hervat het overleg en geef het woord aan de Minister.

Minister Kaag:

Dank voorzitter. Ik zal in mijn beantwoording eerst proberen om de vragen te beantwoorden die relevant zijn voor de officiële agenda, waarvoor ook documentatie is gestuurd. Dan kan ik nog een aantal andere punten kort benoemen. Waar ik dat niet kan, omdat het zodanig buiten het kader van de bespreking, de agenda, valt, kom ik daar op een ander moment, in een volgend AO of schriftelijk, op terug. Ik zal dat specifiek toezeggen.

De WTO. Ik denk dat ik niet meer hoef te benoemen hoezeer het kabinet hecht aan een hervorming van de WTO, een goed functionerende WTO in het kader van internationale vrijhandel, en natuurlijk de regels van het spel. Daar hoort het geschillenbeslechtingsmechanisme uiteraard bij, als een essentieel onderdeel. De stand van zaken is als volgt. Er zijn nog steeds geen nieuwe rechters benoemd voor de zogenaamde «Appellate Body». Er zijn in december nog verschillende voorstellen ingediend, ook door de EU, met als doel de opheffing van de blokkade. Er zijn besprekingen gestart, middels een bemiddelaar, tussen een aantal WTO-leden om te verkennen waar de ruimte ligt voor overeenstemming. Vooralsnog merken we niet echt veel verschuiving of beweging, maar wij blijven benadrukken, binnen de EU en met de EU, hoezeer we hechten aan dit mechanisme. Dit is dus de stand van zaken: geen succes en geen uitkomst, maar ook geen verdere terugval.

Het is heel moeilijk om hier een kwalitatief oordeel over te geven, behalve natuurlijk dat de tijd dringt, maar dat begrijpen we allemaal. We zullen natuurlijk nog een keer bespreken en marge van de vergadering van de EU-Handelsraad van vrijdag wat nu de volgende stappen eventueel nog kunnen zijn. Mijn eigen inschatting is ook dat mocht de EU op een gegeven moment in eigen contacten met de VS op andere thema's weer een kwalitatief goed gesprek kunnen voeren, Eurocommissaris Malmström en secretary Ross, dat misschien ook weer een mogelijkheid biedt om nog eens te benoemen hoe essentieel de Appellate Body is voor het systeem an sich.

D66 stelde de vraag hoe we dan verder kijken naar waar het multilateraal investeringshof voor geschillen over investeringen thuishoort. Er wordt over dit hof gesproken in VN-verband, in UNCITRAL, en niet binnen de WTO. U weet, uit vele AO's voorafgaand en ook uit briefwisselingen, dat wij de ultieme uitkomst, een multilateraal investeringshof, zeer wenselijk achten als een goed onderdeel van een multilateraal handelssysteem. Wij zijn er voorstander van.

Er was een vraag van de heer Van Haga over de modernisering van de WTO, namelijk om eventuele sancties of misschien sanctionerende maatregelen te benoemen in een handelskader. Zoals hij zich misschien kan herinneren, hebben we in de geannoteerde agenda van de RBZ van 4 en 5 oktober toegelicht wat voor maatregelen daarbij zouden kunnen passen, zoals bijvoorbeeld het afnemen van de voorzittersrol. Die is voor veel landen belangrijk en kan ook invloedrijk zijn. Ook naming-and-shaming wordt voorgesteld als een middel. Dit allemaal ter verbetering van de naleving van de notificatieverplichting van alle leden van de Wereldhandelsorganisatie.

Er was unanieme steun voor dit voorstel binnen de Raad. Het is ook in november besproken binnen de Wereldhandelsorganisatie. Iedereen herkende het doel en kon zich erin vinden, maar, zoals te verwachten, hebben sommige leden, ik denk ten principale, zorgen bij de benaming «sancties». Men denkt bij sancties natuurlijk aan een breder financieel kader en vaak ook aan de VN-Veiligheidsraad. Wij kijken nu met de VS, Japan en de EU naar een herziening van het voorstel, dat we willen voorleggen bij de Goederenraad van de Wereldhandelsorganisatie op 11 maart. «Sanctionerende maatregelen» zou ik het persoonlijk willen noemen, maar we hebben het inderdaad over een aantal stappen die gezet kunnen worden.

Er was ook een vraag van de heer Van Haga over e-commerce. De leden blijven er nog steeds heel verschillend naar kijken. Dat is geen verrassing. China aan de ene kant en de VS en de EU aan de andere kant kijken heel verschillend naar wat het doel moet zijn van onderhandelingen over e-commerce. We denken niet dat er bij de volgende ministeriële top in het voorjaar van 2020, in februari, al afspraken zullen zijn, maar wij blijven erop inzetten. Het is naar het oordeel van dit kabinet een cruciaal onderdeel van de hervorming en de relevantie van de Wereldhandelsorganisatie. Dat is waar de toekomst van de markt al is en ook waar veel kansen voor ontwikkelingslanden juist liggen.

De heer Stoffer heeft gevraagd welke extra bevoegdheden de WTO naar mijn inzicht of naar het inzicht van het kabinet zou moeten krijgen. Modernisering en hervorming, denk ik, en natuurlijk ook een aanpassing van de regelgeving, dus eigenlijk een soort tijdelijke aanpassing aan het tijdperk waarin we leven en werken. Dan denken we bijvoorbeeld aan betere regels voor industriële subsidies en zeker ook aan een betere blik richting staatsgeleide bedrijven, natuurlijk uit staatsgeleide economieën. We denken ook aan een strenger toezicht door het secretariaat van de WTO en op naleving van de notificatieverplichtingen van de leden van de WTO, zodat echt duidelijk is wie handelt volgens de regels en wie niet. Dat koppelt terug naar de eerdere vraag van de heer Van Haga over sanctionerende maatregelen onder de leden zelf. Zelfregulering is mooi, maar het lukt niet altijd.

Ik ga door met de handelsbetrekkingen tussen de EU en de VS. Zoals u weet heeft de Commissie op vrijdag 18 januari twee conceptmandaten gepubliceerd. Een gaat over onderhandelingen over een handelsakkoord, beperkt tot tariefverlaging voor industriële goederen, en een over onderhandelingen over een akkoord over erkenning van elkaars conformiteitsbeoordelingen. Het is nu aan de Raad om deze concepten uit te onderhandelen en de Commissie uiteindelijk van definitieve mandaten te voorzien. Wij vinden deze mandaten goed opgesteld, we kijken er dus op een constructieve manier naar. Ze zijn natuurlijk wel heel beperkt van omvang, wat een uitvloeisel is van de politieke spanningen die er waren. Het is een beperkt resultaat, maar het is mooi dat er weer gepraat wordt op basis van mogelijkerwijs twee mandaten. Het blijft wel zo dat de EU aan de Amerikanen laat weten dat er niets uitonderhandeld wordt zonder dat de heffingen op staal en aluminium weer van tafel gaan. Maar dat is in het proces zelf. We hebben in de mandaten ook waarborgen zeker gesteld die van start moeten gaan mochten de VS besluiten nieuwe tarieven in te voeren. Wij vragen als Nederland wel nog steeds binnen de Raad om een sustainability impact assessment, ondanks het feit dat dit maar twee heel beperkte mandaten zijn. Het Handelscomité van het Europees Parlement heeft al ingestemd met de resolutie waarin het de onderhandelingen met de VS steunt.

Dit brengt mij natuurlijk wel tot het punt dat er geen sprake is van een nieuwe start van TTIP; dat is absoluut niet aan de orde. Ik wil verder ook niet speculeren of en, zo ja, wanneer. TTIP ligt nog steeds in de vriezer, zoals ik een maand geleden heb bevestigd in een brief hierover. De onderhandelingen liggen gewoon stil. Er mag niet worden aangenomen dat we van twee heel beperkte mandaten opeens via de achterdeur een TTIP-onderhandeling of -proces openen. Het kan best zijn dat op een gegeven moment onderhandelingen doorgaan naar een akkoord van een veel beperktere omvang, maar er is naar onze inschatting absoluut geen sprake van een terugkeer naar TTIP. Wij zien natuurlijk wel waarden, zoals u weet, niet alleen in het in gesprek blijven met een op alle terreinen, dus meer dan handel heel belangrijke partner voor Nederland en de EU. Tegelijkertijd is dit geen pad dat automatisch naar een hervatting van TTIP leidt.

De PvdD heeft gevraagd wat de nieuwe onderhandelingen met de VS betekenen voor de beleidsruimte voor het nemen van klimaatmaatregelen. In deze fase betekent het niets. Ik zou willen zeggen: heel weinig, maar het is niets. Want wij behouden alle ruimte om klimaatmaatregelen te nemen binnen alle internationaal bestaande kaders. Wij maken daar geen speciale aanpassingen en toepassingen van. Een toekomstig handelsakkoord met de VS verandert dat ook niet. Wij handelen gewoon conform de internationale afspraken waar Nederland zich aan houdt. In deze twee mandaten is het mijns inziens ook niet relevant. Een conformiteitsbeoordeling heeft niet echt direct te maken met het klimaatakkoord. Als u kijkt naar de industriële goederen, ziet u dat het daarvoor eventueel geldt. Maar we hebben een onderhandelingspositie, en Parijs wordt daarin altijd parallel meegenomen. Maar het is niet opeens een voorwaarde voor.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik geloof dat ik dit even moet uitleggen. Ik bedoel niet «officiële beleidsruimte», maar: hoe gaat het in de praktijk? Ik heb nu al twaalf jaar het voorrecht om landbouwwoordvoerder in deze Kamer te zijn. En daar zie je dat die interne, Europese markt voortdurend de beleidsruimte beperkt. Daar kun je een andere keuze in maken, maar daar blijkt in de dagelijkse praktijk wat we in Nederland kunnen doen. Dus we zouden in Nederland misschien wel beter dierenwelzijn willen, maar, zo zegt de Minister gesteund door de meerderheid in deze Kamer: het is niet handig als niet heel Europa meedoet. Dan ligt Polen dwars, of Roemenië of wie dan ook, en dan gebeurt er niks. Dáár heb ik het over. Als je eenmaal die afspraken hebt gemaakt – dit is onze deal, dit is onze geconstrueerde interne markt – hoeveel ruimte is er dan nog effectief om zelf meer maatregelen te nemen? Als we onze staalindustrie zware klimaatmaatregelen opleggen en we een deal met Amerika hebben, dat die maatregelen niet oplegt, dan voel ik de politieke weerstand al. Dan wordt er gezegd: dat kan niet, want wij hebben nou eenmaal open grenzen. Daar heb ik het over. Dan heeft de Minister in elk geval de intentie om dat effect mee te nemen in de impactstudie die ze voorstelt.

Minister Kaag:

Volgens mij lopen hier een aantal thema's door elkaar. Dat begrijp ik ook. Aan de ene kant wordt er een voorschot genomen op de besprekingen en onderhandelingen die nog plaats zullen vinden. We hebben de Klimaatwet en er komt een pakket klimaatmaatregelen aan. Er komt nog een heel debat met de Kamer op basis van de doorrekeningen van de voorstellen en ideeën door het PBL en het Centraal Planbureau in deze fase. Die worden in andere commissies besproken. Ik ga dáár niet op vooruitlopen. De grotere vraag die u stelt gaat over het gelijke speelveld: is het dan altijd een race to the bottom of trekken we anderen mee op? Onze inzet is altijd om anderen mee te krijgen. Wij zijn heel ambitieus qua klimaatvoorstellen. In dit geval, waarin het gaat om het bredere gelijke speelveld, hangt het van heel veel variabelen af. Maar specifiek gelet op de twee mandaten die er liggen, de conformiteitsbeoordelingen, is dat pas de start van een proces. Wij kijken altijd naar sustainability, we kijken naar dierenwelzijn, we kijken naar het bredere duurzaamheidsvraagstuk. Maar dat wil niet zeggen dat dit een onderhandeling van Nederland én de EU is. Dit is eerst een onderhandeling van Nederland binnen de EU en daarna van de EU met Amerika.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

De Minister stelt voor om een impactstudie te doen. Dat is gegeven deze omstandigheden beter dan niks. De klimaatopgave is supergroot. Is de Minister bereid om daarin mee te nemen de vraag welke reële ruimte er is, dat hele concurrentieveld in ogenschouw nemende, om in Nederland en in de EU de maatregelen te nemen die nodig zijn, zonder dat we last hebben van makkelijkere concurrentie van Amerikaanse producten, wat hier toch voorligt? Dat is de vraag.

Minister Kaag:

Op dit moment zijn we nog niet eens van start gegaan. «Makkelijker concurrentie» weet ik dus niet. Het meten van de sustainabilityimpact is altijd een Nederlands voorstel. Vaak horen daar ook een aantal klimaatrelevante vragen bij. In dit geval is niet aanvaard dat dat een onderdeel daarvan is. Ik kan me daar wel iets bij voorstellen. We zitten internationaal, in de onderhandelingen op handelsgebied, in zo'n moeilijke situatie en de spanningen zijn zo hoog, dat de Commissie – dat begrijp ik, dat steunen wij – relatieve haast wil maken om überhaupt weer het gesprek te kunnen starten. Het proces zelf bevat een groot aantal vraagstukken die wij natuurlijk altijd zullen meenemen. Maar dit is nog steeds een probleem waarbij het nodig is dat andere landen binnen de EU er ook mee akkoord gaan.

De voorzitter:

Ik denk dat de Minister naar haar volgende punt wil gaan.

Minister Kaag:

Ik ga door op het punt Everything But Arms, alles behalve wapens.

De voorzitter:

Er is toch nog een vraag.

De heer Bouali (D66):

In het kader van de EU-VS-relaties had ik nog gevraagd naar mogelijke importtarieven op auto's en auto-onderdelen. Kan de Minister daar nog op ingaan?

Minister Kaag:

We hebben daar nog niet veel feiten over. We weten dat de studie is afgerond, dat die aan president Trump is voorgelegd en dat hij 90 dagen heeft om een besluit te nemen. Maar – en daarmee kom ik weer terug op de discussie over de twee mandaten – de Commissie is ook klaar om andere vrijwaringsmaatregelen aan te nemen of uit te voeren, mochten er nog additionele tarieven door de VS worden geïntroduceerd als de onderhandelingen op basis van de twee mandaten van start gaan. Want het hoort natuurlijk niet bij goede klimaatonderhandelingen dat je steeds weer je partner in de onderhandelingen nog even extra maatregelen oplegt. Dat is een beetje een contraproductief signaal. Maar wij zijn op alle situaties voorbereid. In dit geval gaan we ervan uit dat dat niet het geval is, maar het is een logische aanname; dat hoeft niet de realiteit te zijn.

De voorzitter:

Minister, u kunt verdergaan.

Minister Kaag:

Dan kom ik terug op een vraag van mevrouw Van den Hul van de PvdA. Hoe verhouden Everything But Arms en het GSP+-programma zich tot de veiligheidsafspraken en arbeidsvoorwaarden in onder andere Bangladesh? De arbeidsrechten vormen natuurlijk het voornaamste zorgpunt in de EBA-dialoog met Bangladesh. De ontwikkelingen worden ook gevolgd in het kader van het Bangladesh Compact, waarin ze zijn meegenomen. Zoals u weet is er in 2018 nog een missie geweest, gericht op het terrein van de mensenrechten. Ik zal Everything But Arms en het GSP ook zeker weer meenemen tijdens de informele lunch die we hebben. Het is uiteindelijk een van de weinige middelen die we als EU hebben om daadwerkelijk druk uit te oefenen. De dialoog met Cambodja loopt sinds 2017 en de mensenrechtensituatie is verslechterd. Dat is internationaal goed gedocumenteerd, met name als je kijkt naar de ban op oppositiepartijen of op oppositie voeren. De aankondiging van de intrekkingsprocedure, die Malmström vorig jaar oktober heeft gedaan, heeft wel geleid tot een constructievere opstelling van Cambodja maar tot te weinig concrete verbeteringen. Dat is natuurlijk vaak het geval. Politiek kunnen we dan misschien de juiste signalen horen, maar we willen graag een verandering zien daar waar het ertoe doet. De Commissie heeft nu, ook met onze steun, de intrekkingsprocedure aangekondigd. Er is nog een periode van zes maanden, een monitoringperiode, en daarna is er nog een periode van drie maanden waarin de Commissie verslag kan doen. Het is een kwestie van samen optrekken via de ambassade daar en de EU en te laten weten aan de Cambodjanen dat het ernst is, maar dat er ook nog een weg terug is naar een verbeteringsslag.

Er is gevraagd hoe de mensen in Bangladesh, op de Filipijnen of in Pakistan überhaupt iets kunnen merken van de inzet in het kader van het GSP. Alle zorgen en kwesties omtrent mensenrechten, inclusief arbeidsrechten, worden benoemd. Er zijn missies. In november vorig jaar heeft er bijvoorbeeld een missie naar Pakistan plaatsgevonden. Dat geldt ook voor de Filipijnen. Daar zijn de zogeheten oorlog tegen drugs en de daaraan gekoppelde straffeloosheid grote punten van zorg. Hier is de EU ook bereid om de intrekkingsprocedure te overwegen, maar als laatste stap. Het is heel vaak een kwestie van timing. Als we alles meteen van start laten gaan, zijn we misschien ons laatste of enige instrument kwijt. Nederland zit daar tamelijk strak in, met het oog op mensenrechten inclusief arbeidsrechten en dan natuurlijk in het bijzonder de positie van vrouwen. Ik bevestig wat betreft Bangladesh nogmaals dat ik op de hoogte ben van alle stappen die zijn genomen. Ik weet dat er inzake het akkoord van Bangladesh nog tot april dit jaar de tijd is om te horen wat de situatie is. Ik heb weer een belafspraak gemaakt met de Minister van Handel. Ik wacht even op een geschikt tijdstip om mijn grote zorgen uit te spreken en nog weer duidelijk te maken dat wij toch echt wel een correcte oplossing verwachten, waaronder een goede transitie, de opbouw van capaciteit bij arbeidstoezicht en een correcte afhandeling van het mandaat van het akkoord. Ik doe geen beloftes; ik wil daar niet naïef in zijn. Ik hecht zeer aan de term die de heer Stoffer gebruikte: principieel realisme. Dat is een mooie uitdrukking, waarin ik mij zeer kan vinden.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Ik dank de Minister voor deze uiteenzetting. Met betrekking tot Cambodja had ik nog de vraag of bedrijven ook een rol krijgen of hebben in dat gespreksproces. Ik doel dan op de importerende bedrijven, die natuurlijk wel degelijk belanghebbende – ik wilde zeggen: stakeholder – zijn in dit proces en ook profiteren van de lage tarieven. Hoe worden zij hierin meegenomen? Kan de Minister daar iets meer over zeggen?

Minister Kaag:

Ik ben bereid om een aantal van de grote bedrijven via bijvoorbeeld het textielconvenant hier weer bij te betrekken en hen erop attent te maken dat in de geest van hun convenant dit soort situaties ook serieus bekeken moeten worden. Er zijn stakeholderoverleggen, zoals dat dan heet in het jargon, maar daar zit ik persoonlijk natuurlijk niet bij. Daarom kijk ik even naar het convenant als de kortste route om nog even aanhangig te maken dat dit een groot punt van zorg is, ook voor het kabinet.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Dat is goed te horen. Alvast dank voor deze toezegging. We hebben dit eerder gewisseld, ook in het kader van Bangladesh, maar ik zou ook hier de Minister toch weer willen meegeven dat het zo belangrijk is om hierin juist in Europees verband samen op te trekken. Dat is nog een vraag: of zij dat ook bij haar Europese ambtsgenoten onder de aandacht wil brengen om het Europese bedrijfsleven daar samen een signaal over af te geven.

Minister Kaag:

Misschien mag ik hierbij nog een kanttekening plaatsen. We brengen het iedere keer heel braaf op, want we geloven er echt in. Het is belangrijk, maar ik kan niet zeggen dat ik een enorme reactie krijg van mijn ambtsgenoten, laat staan beloftes richting hun eigen textielsectoren. Wij blijven dit doen via de bedrijven die we kennen en maken daarbij gebruik van het convenant. Formeel doen we dit samen met de Commissaris. De Commissie staat hier geheel achter.

Voorzitter. Ik ga graag door op het thema antidumping, vrijwaring en staal. De vraag van de heer Amhaouch was of de Minister bereid is om een overgangsperiode op te nemen ten aanzien van elektrostaal. Ik weet dat de heer Amhaouch spreekt voor Nederlandse bedrijven die elektrostaal verwerken en die direct worden geraakt door de EU-antidumpingmaatregelen. We hebben dat vaak gewisseld. In de EU-douanewetgeving bestaat een uitzondering, maar die wordt afgeschaft. Wij hebben ons daar fel tegen verzet. Wij hebben ons daartegen uitgesproken, maar we stonden alleen. We zijn nu gebonden aan de EU-wetgeving en we kunnen daar niet van afwijken, maar we blijven dit opnemen met de Commissie. We kijken samen met het Ministerie van Economische Zaken naar het belang van flankerend beleid. Er is nog geen flankerend beleid. We blijven de sector nauw volgen en we willen er binnen het EU-kader voor zorgen dat de maatregelen worden aangepast, bijvoorbeeld wat betreft de walsstraat.

Zoals ik ook in mijn gesprekken met en mijn brieven aan Commissaris Malmström heb aangegeven, kan het niet zo zijn dat bedrijven over de kop gaan op basis van de vrijwaringsmaatregelen die genomen worden. Het moet veel meer maatwerk worden. Ik denk dat de Commissie daar meer tijd in moet steken. Dat is een weging. Er is altijd een balans – dat begrijpen we – maar het kan niet zo zijn dat uitzonderlijke bedrijven, familiebedrijven, over de kop gaan. Dit is een hele lastige kwestie. We proberen overleg te voeren met gelijkgezinde landen die normaal ook kritisch staan tegenover handelsdefensieve maatregelen, zodat we hierin gezamenlijk kunnen optreden. We zoeken ook een soort nieuwe coalitie van niet-gebruikelijke landen met wie we normaal gesproken misschien niet eens een alliantie zouden aangaan, om specifieke kwesties te herzien. Maar het is natuurlijk ook aan het bedrijfsleven om met branchegenoten dit soort gesprekken over de landsgrenzen heen te organiseren, voor zover ze dat kunnen doen. Zo wordt er nog meer andere druk op de Commissie uitgeoefend. Maar wij blijven hiermee bezig.

Dan het nieuwe tijdpad voor een uitkomst van de herzieningsprocedure. Er is toegezegd dat die gestart wordt voor 1 juli. Onze kritische positie heeft dus effect gesorteerd. Eerst was er de poging om ons mee te nemen en het proces het proces te laten. Wij hebben ons daartegen verzet. Maar het tijdpad is te traag of te lang voor bedrijven en dat is natuurlijk een groot punt van zorg. Ik begrijp dat het niet afdoende is, maar we hebben de middelen gebruikt die we tot onze beschikking hadden.

De heer Van Haga (VVD):

Mijn vraag gaat precies over dat tijdpad. Het lijkt erop dat we nu gewoon meegaan in de geplande revisiemomenten. Maar de Minister zegt net zelf dat er maatwerk nodig is op specifieke punten, bijvoorbeeld als een specifiek bedrijf door een heel specifieke rare maatregel wordt getroffen. Het water staat hen natuurlijk aan de lippen. We weten allemaal over welke bedrijven het gaat. Is er op de een of andere manier nog een ander tijdpad mogelijk om dat maatwerk te bieden?

Minister Kaag:

Ik denk dat de heer Van Haga het positief bedoelt, maar we zijn niet zomaar meegegaan. Het is uitzonderlijk dat Nederland tegenstemt, protest aantekent en alle vergaderingen zo lang mogelijk heeft getraineerd om deze maatregelen tegen te houden. We hebben bij wijze van spreken het hoogste diplomatieke geweld ingezet – vreedzaam natuurlijk. Maar het was geen kwestie van meegaan. Het is hoogst uitzonderlijk wat er gebeurd is. Daarom hebben we überhaupt een herzieningsprocedure die relatief snel is. Maar u moet helaas wel denken in Commissietijd. Wij gaan deze vrijdag nog een keer zeggen dat wij willen dat dit nog sneller gaat, omdat het gaat om essentiële belangen. Het is een kwestie van overleven of op de fles gaan, als ik het goed begrepen heb. Dat zullen we nog een keer doen. Maar we zijn een van de lidstaten en dit is een unanimiteitskwestie. In de vorige procedure waren twintig landen sowieso tegen onze voorstellen, dus het was geen kwestie van één ontbrekende stem. Het is andersom: wij waren de tegenstem.

De heer Amhaouch (CDA):

Mijn complimenten dat Nederland voet bij stuk heeft gehouden en de vorige keer tegengestemd heeft. In sommige gevallen moet je dat ook doen, hoe lief Europa ons allen ook is. Maar we zijn er inderdaad nog niet. Hoe kunnen we het nou heel concreet maken? Artikel 161 geeft aan dat je de hoeveelheid ter discussie kunt stellen. U geeft zelf aan, zo zeg ik via de voorzitter, dat de huidige quota's zijn gebaseerd op 2015–2017. De wereldeconomie is veranderd. We zijn van een crisis naar een tijd van heel veel vraag gegaan, waardoor de aantallen zijn veranderd. Hoe kunnen we een heel concreet voorstel neerleggen waarin staat wat wij zouden willen en waar anderen op moeten reageren? Dat is één. Dit gaat om de casus over de quota.

Daarnaast is er de casus van elektrostaal. Het gaat om een mkb-bedrijf dat transformatoren maakt. We hebben een verduurzamingsopgave. Dan zou het toch zonde zijn als zo'n bedrijf niet fatsoenlijk vooruit kan gaan? Ik hoor de Minister zeggen dat de uitzondering op de douaneregels, over die overgangsperiode, afgeschaft gaat worden. Dat heb ik begrepen, als ik het goed heb gehoord. Maar dat is nog niet het geval. Kun je daar nog een beroep op doen, voordat die afgeschaft gaat worden? En als dat niet kan, wat is dan het alternatief? Ik probeer mee te denken. Hoe kunnen we dingen heel concreet maken met de sector? Want ook de branche moet meedoen. Hoe kunnen we dit heel concreet blijven vasthouden? Het kan niet zo zijn dat we dit als Europa onszelf en de mkb-bedrijven aandoen.

Minister Kaag:

De douanewetgeving is al afgeschaft. Dat benoemde ik al. Het tweede alternatief: de sector en mijn ambtenaren moeten met elkaar uitzoeken wat de specifieke argumenten zijn die we nog een keer kunnen aandragen. Ik zeg u ook toe dat ik op korte termijn weer een brief naar de Commissie ga sturen en ga kijken onder welke procedure het ingebracht kan worden, zodat op hoog ambtelijk niveau in Brussel kan worden besproken op welke manier we wat naar voren kunnen halen om weer een laatste poging te doen, die dan structureel als een goed precedent gaat werken. Daarin ligt, dat kunt u ook inzien, de terughoudendheid van de Commissie.

Dan kom ik op de aardappelindustrie. Onder anderen de heer Van Haga vroeg of er nog andere middelen zijn om onze aardappelindustrie te beschermen. Het speciale voorbeeld van Colombia is genoemd. De heer Van Haga noemde een paar mogelijke maatregelen of stappen, zoals contacten met de verantwoordelijke Colombiaanse Minister. Dat doen we al regelmatig. We doen het ook via andere kanalen. Het stoppen van ontwikkelingshulp. Nee, want wij doen niet aan gebonden hulp, we geven steun aan Colombia met het oog op het Koninkrijk, de eilanden en de aanwezigheid van Venezolaanse vluchtelingen die daar opgevangen worden door het land. We steunen dus UNHCR en VN, terwijl we ook steun geven op het gebied van mensenrechten en andere organisaties. Dat is dus een nee, maar er zijn natuurlijk ook andere momenten. De Minister-President heeft de kwestie op hoog niveau ingebracht tijdens een missie naar Colombia. Wij blijven in nauw contact. Compensatie voor de aardappelindustrie is op dit moment niet aan de orde. Veranderingen in handelssituaties, handelsmaatregelen incluis, vormen onderdeel van het bedrijfsrisico voor internationaal ondernemen. Er zijn meer sectoren onder vuur. Compensatie zou de WTO-regelgeving tegengaan, en daar zijn wij ook niet voor.

De heer Van Haga (VVD):

Ervan uitgaande dat u klaar bent met de beantwoording van deze vragen: ik heb natuurlijk een paar dingen geroepen. Ik snap ook wel dat we niet gaan compenseren, maar de meest geëigende weg is volgens mij om deze casus aan te dragen bij de WTO. Bent u bereid dat te doen?

Minister Kaag:

Ik was nog niet klaar met mijn antwoord op dit punt, maar ik ben blij met deze verheldering. De Europese Commissie onderzoekt op dit moment de haalbaarheid van een WTO-zaak. Daar wordt dus aan gewerkt. Het onderzoek zal op korte termijn worden afgerond. Ik kan even niet zeggen wat dat betekent in Commissieland. Maar ik laat nog even nagaan of dit een kwestie van een maand of van twee maanden is. De Europese Commissie is ook in gesprek met de Colombiaanse autoriteiten om tot een vergelijk te komen. Het is zinvoller qua tijdspad om buiten het WTO-kader tot overeenkomsten te komen. Want heffingen worden dan voor twee jaar ingesteld, in plaats van voor de gebruikelijke vijf jaar. De WTO-uitspraak zal ook geen terugwerkende kracht hebben. Dus als we in de huidige periode tot een vergelijk kunnen komen, zal dit meer opleveren voor de sector. Maar wij geloven er ook in de druk op de ketel te houden. Wij zullen daarom in alle gesprekken dit thema blijven aankaarten. Ik zal terugkoppelen wanneer het onderzoek van de Europese Unie is afgerond, waardoor de volgende stap richting WTO daadwerkelijk genomen kan worden. Tijdens de lunch zal ik nogmaals het belang van de aardappelindustrie even kort benoemen.

Meneer de voorzitter, dan heb ik een lange categorie andere onderwerpen. Ik wil van tevoren benoemen dat wij ons met name geconcentreerd hebben op de officiële agenda voor de RBZ Handel, dus ik zou willen suggereren dat een aantal thema's in volledigheid behandeld kunnen worden tijdens een AO Internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen. Nord Stream en het nucleair akkoord met Iran komen inderdaad morgenavond, meen ik, aan bod. Aardappelen heb ik net benoemd. Op Oekraïne zal ik terugkomen. Bangladesh hebben we net behandeld.

Ik heb inderdaad wat punten over Iran en het Special Purpose Vehicle. Ik ga ervan uit dat de basis van ons gesprek de technische briefing vormt die gegeven is aan de leden van de commissie Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. U bent op de hoogte van INSTEX, het Instrument for Supporting Trade Exchanges. Dat is inderdaad ingeschreven onder Frans recht als een private partij. Ik kan op dit moment geen inschatting geven of het beter zou zijn om onder EU-recht te worden ingeschreven. Ik moet de ambtenaren nog even vragen om er dieper in te duiken of er nog een vergelijking mogelijk is. Op dit moment is niet zeker dat alle EU-landen dat willen. Het is een initiatief van de E3 en wij sluiten ons daarbij aan. Wij willen aandeelhouder worden. We hebben ons uitgesproken voor aandeelhouderschap. Ook vanuit het bedrijfsleven is de wens uitgesproken om handel te blijven drijven met Iran. Het gaat om een aantal sectoren, met name de landbouw en watermanagement. Vanuit de EU en ook vanuit Nederland zien wij dit nog steeds als een mogelijk positieve stap, ook in het kader van een optie om toch nog invloed te houden in een verder verslechterend internationaal klimaat.

Daarentegen blijven wij even strak en scherp op wat wij zien als schendingen, gevaren voor de veiligheid in de regio, gevaren voor Israël, gevaren voor buurlanden van Iran, gevaren door het rakettenprogramma of door de steun aan niet-statelijke actoren zoals de houthi's en Hezbollah. Het is helaas een heel lange lijst en de regering blijft die punten even serieus volgen, maar de details van wat een betere vorm van recht is, de inschrijving onder Frans recht of die onder EU-recht, daar kom ik graag op terug. Er werden nog twee of drie vragen van zo'n aard gesteld, vooral door de heer Amhaouch. Ik kom daar in een kort schriftelijk antwoord op terug. Dan kan ik nog even navraag doen.

Dan het cacao-actieplan. Het gaat hier een beetje van de hak op de tak, maar goed. De vraag over het cacao-actieplan kwam ook van de heer Amhaouch. Wat zijn de resultaten op het gebied van cacaoverduurzaming? We hebben ons aangesloten bij het Duitse initiatief, zoals u weet, voor een leefbaar lonende cacaosector en we geven ook een bijdrage aan het Cacao & Forests Initiative tegen ontbossing. Gezamenlijk met het Ministerie van Landbouw werken we aan een agenda en die komt inderdaad terug in een brief, inclusief een plan van aanpak. Ik heb alleen nog niet kunnen bevestigen op welke datum u ongeveer die brief met het plan van aanpak kunt ontvangen, dus ik moet daar ook even op terugkomen. Ik hoop dat dat gewoon via de ambtelijke lijn kan. Ik kan het ook bij het volgende AO bevestigen, maar er wordt in ieder geval heel hard aan gewerkt.

Dan is er een vraag van D66 of ik kansen zie voor steun en meer aandacht voor mensenrechten in handel, in EU-verband natuurlijk, in de handelsakkoorden. Er zijn veel lidstaten actief op het snijvlak van mensenrechten en handelsakkoorden. Dat zijn met name de Scandinavische landen, België, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Duitsland. Een manier om dat te bevorderen zijn bijvoorbeeld tariefvoordelen – daar is eerder naar gevraagd door mevrouw Van den Hul – onder het algemeen preferentieel stelsel, natuurlijk duurzaamheidshoofdstukken in handelsakkoorden, en om het altijd weer te koppelen aan mensenrechten. Wij blijven ons daarvoor inzetten. Wij zijn daar duidelijk koploper in en wij willen ons ook blijven inzetten voor het idee van convenanten, opdat andere landen het idee en de aanpak van de convenanten ook gaan navolgen. Want naarmate we dat meer op Europees niveau kunnen doen, hebben we natuurlijk ook veel meer invloed en impact.

De heer Bouali (D66):

Dank u wel voor dit goede antwoord. Ziet u ook mogelijkheden om die groep uit te breiden? Zijn er andere landen die mogelijk onderwerpen als mensenrechten en gender zouden willen meenemen in handelsakkoorden? Kunt u daar ook voor lobbyen?

Minister Kaag:

Binnen EU-verband zijn wij daar altijd mee bezig. Buiten EU-verband onderhandelen wij natuurlijk niet namens de EU. De handelsakkoorden worden onderhandeld door de EU. Maar binnen de EU, dat heb ik net benoemd, is dat ons continue streven.

Hoe staat het – ook een vraag van de heer Bouali – met het CETA-goedkeuringsproces? De goedkeuringswet is voorgelegd aan de Raad van State. Er is een advies van de Raad van State ontvangen en de volgende stap in het goedkeuringsproces is het aanbieden van de CETA-goedkeuringswet aan de Tweede Kamer. Ik hoop dat de wet spoedig na het voorjaarsreces aan uw Kamer zal worden aangeboden.

Dan een vraag van de Partij voor de Dieren: moeten we geen pas op de plaats maken in de onderhandelingen met Brazilië en Mercosur? Nederland en de EU hechten aan het handelsakkoord met Mercosur. We denken nog steeds dat het goed is voor de economie en dat het een goede manier is om de samenwerking uit te bouwen. We hebben niet altijd een keuze in wie democratisch wordt gekozen. Ik hoor u op dat gebied, maar er zijn nog steeds wel belangrijke momenten om thema's als duurzaamheid te bespreken en vooral niet op te geven. Wat betreft Brazilië vinden we het belangrijk om eerst te kijken wat er gebeurt en welke stappen de regering officieel onderneemt, naast de retoriek, voordat we de koers gaan wijzigen. Maar zoals ik in andere AO's ook heb gedeeld: we delen de zorg en we houden de situatie in de gaten.

De Partij voor de Dieren vroeg naar de import van kippenvlees uit Oekraïne. Zij stelde daar drie vragen over. Hoe heeft het kunnen gebeuren? Welk vertrouwen kunnen we nog hebben in de heronderhandeling tussen de EU en Oekraïne? Kan de Minister dit soort excessen uitsluiten? Ik ben het met u eens dat de bedrijven kennelijk handig hebben gebruikgemaakt van het kader van de gemaakte afspraken. Dit is absoluut onvoorzien en we proberen dit nu recht te zetten. Ik kan daar niets beters op zeggen. U kunt wel vertrouwen hebben in de heronderhandelingen. De Commissie gaat heel secuur te werk en heeft oog voor de eventuele defensieve belangen van lidstaten. Dit incident maakt ons wel alerter. Dit soort incidenten zijn natuurlijk nooit volledig uit te sluiten. Kan ik dit soort excessen dus uitsluiten? Het zou van mijn kant onrealistisch zijn om iets te beloven waar ik nooit 100% controle over heb. Ik kan wel 100% inzet garanderen van het kabinet.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Laten we dan toch even scherp krijgen waar het over gaat. In die deal met Oekraïne waren er verschillende categorieën afgesproken. De Nederlandse regering heeft met heel veel partijen in deze Kamer ingestemd met de import van 40.000 ton kippenvlees uit Oekraïne naar Europa. Er was ook een categorie waarvan toen werd geconcludeerd: nou, daar wordt helemaal niet in gehandeld, dus dat kunnen we wel volledig liberaliseren. De laatste cijfers zijn dat in die categorie de import van 0 naar 60.000 ton per jaar is gegaan, omdat die slimmeriken van MHP natuurlijk dachten: «Als ik het borstbeen aan het vleugeltje laat zitten, dan valt dat in die geliberaliseerde categorie. Dat sturen we allemaal naar Veenendaal. Daar haalt iemand het uit elkaar, en hatsieflats.» Het voorstel van de Europese Commissie is nu om dit te legaliseren! Dat kan toch niet? Wat brengt de Nederlandse regering daartegenin? Het was 40.000 ton. Dat was al schandalig veel. Nu zitten we op 100.000 ton en de Europese Commissie zegt: «Ja, maar dan moeten we de onderhandelingen openbreken. Dan zeggen we daar maar oké tegen en dan is de afspraak dat het niet meer wordt dan die 100.000 ton.» Dat is hoe ik de afspraken lees. Ik vind dat echt om steil van achterover te slaan.

Minister Kaag:

Ik kan me dat voorstellen. Het is een loop hole. Ik zei net dat bedrijven daar handig gebruik van hebben gemaakt. De Commissie wil dat terugdraaien, dus het is verder absoluut geen intentie van de Commissie om dit goed te keuren. Dit is dus ook niet het beleid. Er wordt nu een mogelijk misbruik of een lacune in de bepalingen teruggedraaid en aangepakt. Meneer de voorzitter, ik weet ook dat hier de laatste drie maanden veelvuldig vragen over zijn gesteld, die ook uitvoerig schriftelijk zijn beantwoord. Meer heb ik er op dit moment niet aan toe te voegen, behalve dan wat ik nu heb gesteld.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Maar is er dan nog ruimte? Want het gaat nu op jaarbasis om zo'n 60.000 ton die niet voorzien was. Ja, dan moet je niet een categorie volledig liberaliseren. Dan gaan jongens zoals die van MHP daar gewoon gebruik van maken. Het lijkt er toch op dat de Europese Commissie nu zegt: «O ja, we hadden 40.000 ton afgesproken. Oei, we hebben die categorie niet in de gaten gehad. Laten we 40.000 ton daarvan nog extra opnemen in de afspraak.» Dat is een verdubbeling van wat we in eerste instantie hadden afgesproken met Oekraïne. Kan dat niet een beetje naar beneden? Als je die afspraken toch gaat openbreken, waarom blijf je dan steken op een verdubbeling van de oorspronkelijke afspraak? Kunnen we niet het volgende tegen Oekraïne zeggen? «Toen we de deal sloten, was die categorie handel nul. Jullie zitten nu op 60.000. 40.000 is echt nog wel een beetje veel. Kan dat niet naar beneden?»

Minister Kaag:

Ik heb niets meer toe te voegen aan mijn vorige antwoord.

De voorzitter:

Dan vraag ik de Minister om haar betoog voort te zetten.

Minister Kaag:

De laatste vraag die ik voor mij heb, is van de heer Stoffer van de SGP. Kan de Minister bevestigen dat de handelsafspraken geen afbreuk doen aan de EU-standaarden voor mens, dier, plant en milieu? Inderdaad, dat is altijd het streven, dat daar absoluut geen afbreuk aan wordt gedaan. Het streven is eigenlijk ook om de standaarden te verhogen met de landen waarmee we handel drijven. Dat blijft natuurlijk van toepassing op producten die in de EU worden gemaakt en op producten die onze markt betreden. We kijken juist naar het moment van internationale samenwerking, vaak ook in landen waar technische assistentie de producenten ook nog een beter product kan opleveren, waar juist weer mens, dier, plant en milieu baat bij hebben.

Dank.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik zie dat mevrouw Van den Hul nog een vraag heeft. Gaat uw gang.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Ik heb nog twee openstaande vragen. Eentje ging over het WTO-onderzoek en dataverzameling naar aanleiding van vrouwenrechten in de handelspolitiek. Mijn vraag was wanneer de Minister haar eigen visie op grond hiervan gaat delen. Mijn tweede vraag ging over de consultatieronde over de binding treaty transnational corporations. Ik vroeg me af of ze daarop kon reageren.

Minister Kaag:

Ik kom daar in tweede termijn op terug. Kunt u die tweede treaty nog een keer noemen?

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

De tweede: er is momenteel een consultatieronde bezig over de binding treaty transnational corporations for the protection of women's rights and the promotion of gender equality. En ik had gevraagd naar de inzet van de Minister bij deze consultatie.

De voorzitter:

Dat gaan we dan in tweede termijn horen. Voordat we naar die tweede termijn overgaan, maak ik nog even melding van het feit dat over de stand van zaken verduurzaming cacaosector ook een brief is gevraagd door de commissie. Die brief staat nog op de lijst van openstaande brieven. Dus er komt sowieso, hoe dan ook, hoop ik, een brief van de kant van de Minister.

Dan kijk ik naar de Kamer of er behoefte is aan een tweede termijn. Ik neem aan dat dat in ieder geval bij sommigen het geval is, dus dan gaan we dat doen. Ik stel een spreektijd van twee minuten voor en het woord is aan de heer Amhaouch.

De heer Amhaouch (CDA):

Voorzitter. Dank voor de beantwoording van de Minister. Ook zeer veel dank dat ze toch met die staalsector aan tafel gaat zitten kijken hoe ze echt daar stappen kan maken en bondgenoten mee kan nemen in Europa, want dat is echt nodig. We zullen daar de volgende keer op terugkomen.

Dank voor de toezegging dat we de antwoorden op de vragen over het SPV nog toegezonden krijgen. Ik denk dat het ook voor het totaalplaatje heel goed is om te laten zien wat Europa doet, wat Nederland nu in de handel doet, voor, tijdens en na, maar ook wat de Amerikanen doen, dat er een gelijk speelveld opgetekend wordt. Want nu is het idee een beetje dat alleen Europa handel wil drijven met de Iraniërs.

Dan de cacao. Die is genoemd. We hebben een AO over imvo op 20 juni en we hebben een AO Handel op 24 april. Het zou wel fijn zijn als we in een van die twee AO's dit konden behandelen, zeker de uitwerking van de motie en de agenda die de Minister toegezegd heeft.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Amhaouch. De heer Bouali.

De heer Bouali (D66):

Dank u wel, voorzitter. Ik kan het heel kort houden. Ik heb geen extra punten. Al mijn vragen zijn beantwoord en ik dank de Minister voor de beantwoording.

De voorzitter:

Dank. Dan is het woord aan mevrouw Van den Hul.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Dank, voorzitter. Behalve de aanvullende vraag ... Nee, ik moet zeggen «de nog openstaande vraag» die ik net stelde over de vrouwenrechten en de inzet op de consultatieronde transnational corporations heb ik nog twee punten. Allereerst wat betreft de rol van het bedrijfsleven in bijvoorbeeld het Cambodjatraject, maar wellicht ook in andere trajecten rond Everything But Arms. De Minister geeft aan dat zij zelf geen partij is in die gesprekken, maar ik zou haar toch op het hart willen drukken om zich daar wel proactief in te zetten door bedrijven te vragen, zich actief uit te spreken. Er zijn voorbeelden in landen om ons heen waar dat ook is gebeurd, dus ik denk dat er een mooi voorbeeld ligt. Het bedrijfsleven heeft daar wel degelijk een belangrijke rol te spelen.

Het tweede punt dat ik nog wilde maken, gaat over Bangladesh. Daar komen we ongetwijfeld, helaas, nog uitgebreider over te spreken als de situatie zich verder ontwikkelt. Ik zou de Minister willen vragen ons te informeren als zij nieuwe informatie daarover krijgt. Mijn grote punt van zorg, dat ik hier nog een keer wil benadrukken, is: we hadden Nederlandse doelstellingen, waar we ook fors op ingezet en geïnvesteerd hebben. Die Nederlandse doelstellingen waren verbonden aan die gerichte ILO-steun – sorry, de Internationale Arbeidsorganisatiesteun – met betrekking tot het oprichten van die arbeidsinspectie. Dat blijft voor mij en voor mijn fractie een heel belangrijke vraag. Wat doen we als dat akkoord inderdaad wordt uitgezet met die afspraken? Dat is nog mijn laatste punt.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank, mevrouw Van den Hul. Het woord is aan mevrouw Ouwehand.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Ik had in de plenaire zaal al aan de voorzitter gevraagd of ze rekening wil houden met een VAO, zodat we moties in kunnen dienen, inclusief stemmingen, voordat de Minister naar Boekarest afreist. Ik dacht dat het Brussel was, maar ik begrijp dat het Boekarest is.

Minister Kaag:

Of Boedapest; sorry.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Wat ons betreft moet ze daar pleiten voor een Europese standstill in het sluiten van handelsverdragen, want zolang we in Nederland en Europa nog niet het begin van een effectief klimaatbeleid in de steigers hebben gezet, is het gewoon niet verstandig om handelsdeals te sluiten. Dé illustratie is de associatieovereenkomst met Oekraïne. Als er vanuit Oekraïne per jaar 100.000 ton plofkippen op de Europese markt mogen komen, hoeveel ruimte is er dan nog om de Nederlandse landbouw te verduurzamen? Want die boeren zeggen natuurlijk: «Ho eens even. Waarom moeten wij nog investeren in meer dierenwelzijn als wij moeten concurreren tegen die plofkippen uit Oekraïne, die ook goedkoper zijn en die zijn geproduceerd ónder de maatregelen waar wij ons aan moeten houden? Wij gaan echt geen stap extra zetten.» Iedereen kan wel zeggen dat mensen die opkomen voor dieren en het activisme de grote bedreigers zijn voor Nederlandse boeren, maar als je op het CDA stemt, heb je zo'n deal met Oekraïne: 100.000 ton plofkippen uit Oekraïne, gewoon op de Nederlandse markt. Ik zal dus moties indienen voor een pas op de plaats om te zorgen dat je je eigen ambities waar kan maken voordat je je overlevert aan handelsdeals die heel erg lelijk kunnen uitpakken.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Stoffer.

De heer Stoffer (SGP):

Voorzitter. Ik dank de Minister voor de uitgebreide en ook goede inhoudelijke beantwoording. Ik heb verder geen inhoudelijke punten. Ik wil de Minister dus een goede bijeenkomst wensen aanstaande donderdag en vrijdag, inderdaad in Boekarest.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan meneer Van Haga.

De heer Van Haga (VVD):

Dank u wel. Ook ik wil de Minister danken voor de antwoorden. Het is goed om te zien dat we hier toch, hoe minimaal dan ook, invloed hebben op wat er gebeurt en op het beleid. Het is leuk om te zien dat wat we de vorige keer hebben besproken, ook is meegenomen en dat we daar nu een terugkoppeling over krijgen. Met name op het gebied van staal was mijn opmerking misschien enigszins verkeerd geïnterpreteerd, maar ik waardeer de enorme stappen die er worden gezet. Ik realiseer me ook dat het een enorm moeilijk en taai proces is. Maar goed, alles wat we kunnen doen, wordt gedaan en de bedrijven die in nood zijn, staan op het vizier van de Minister. Dat is dus goed.

Dank ook voor de beantwoording van de vraag over de antidumpingsmaatregelen die de Colombiaanse overheid heeft genomen in de aardappelindustrie. Dank voor de toezegging met betrekking tot wat u allemaal gaat zeggen tijdens de lunch met mevrouw Malmström.

Tot slot. Meneer Stoffer had het over principieel realisme, maar dat is eigenlijk hetzelfde als logisch liberalisme. Ik merk dat de Minister dat helemaal overneemt. Dus helemaal goed.

De voorzitter:

Dank, meneer Van Haga. Dan zijn we toe aan de tweede termijn van de kant van de Minister, die ik graag het woord geef.

Minister Kaag:

Meneer de voorzitter. Ik zal niet gaan filosoferen over wat mijns inziens misschien het verschil is tussen die twee, maar ik denk dat principes heel mooi zijn, ook al kosten ze soms geld.

Wat de inzet op het punt van gender en handelsakkoorden betreft is het belangrijkste resultaat van de verklaring over gender en handel een enorme toename van de belangstelling voor gender en handelspolitieke domeinen. U weet dat we daarover vorig jaar in december een relatief succesvolle conferentie hebben georganiseerd. Daar zijn heel veel lessen en studies uit gekomen. We wachten natuurlijk ook af wat de WTO verder gaat bestuderen. Het is ook geen geheim – dat weten we allemaal – dat alles afhankelijk is van land en sector, maar heel veel statistieken over gender zijn natuurlijk heel duidelijk: vrouwen worden verwaarloosd, meer uitgebuit en zijn kwetsbaarder. Er moet specifiek beleid gevoerd en gesteund worden om dat juist recht te trekken en om een volwaardige gelijkheidspositie te creëren. Wij zullen zeker een betekenisvolle inzet gaan ontwikkelen. Het is natuurlijk wel zo dat de Buitenlandse Handel en OS-nota al de kaders van het beleid schetst. Wij voeren dat uit per land in de meerjarenlandenstrategieën, die nu ontwikkeld zijn of nog afgerond worden door het ministerie, in samenspraak met ambassades en maatschappelijke organisaties. Als de WTO-studie klaar is, kijk ik daar ook nog naar om te zien wat wij nog verder kunnen doen, maar we hebben al beleid. Ik wil het qua gendermarkers alleen nog specifieker maken, waar dat mogelijk is, maar dat evolueert mee. Ik ben graag bereid om voor de zomer nog een keer in gesprek te gaan over de details van onze inzet.

Ik heb meer informatie over het VN-verdrag Business en Human Rights en de Nederlandse positie. Wat ons betreft, ook binnen de EU, blijft het nog steeds zorgelijk hoe het proces verloopt. De voorzitter, Ecuador, onderhandelt momenteel zonder een duidelijk mandaat vanuit de VN. In toenemende mate doen belangrijke landen, zoals de VS, Canada, Australië en Japan, niet mee of niet meer mee. De input die is geleverd vanuit de Europese Unie, is eigenlijk ook veronachtzaamd. Dat is natuurlijk zorgelijk, ook ten aanzien van de kwaliteit van het proces. Wij zijn als EU natuurlijk ook een grote stakeholder. Het kan niet zo zijn dat het een select clubje is. Wij blijven alle beïnvloedingsmomenten gebruiken om die agenda te versterken. Wij zullen dit ook bilateraal opnemen met Ecuador en we gaan met gelijkgezinde landen verder kijken naar een EU-positie, maar dat wordt ook steeds lastiger, omdat EDEO ons vertegenwoordigt in Genève. De permanente missie van de EU heeft nu officieel geen mandaat vanuit de EU. We zitten nu dus met een aantal complicerende factoren. Dat kan zorgelijk zijn. Ik kan niet suggereren dat ik denk dat het tot nu toe een heel succesvol gemanaged proces is. We hebben tot 28 februari voor het geven van input, maar zoals ik zei, EDEO geeft zelf aan niet verder te kunnen zonder een EU-onderhandelingsmandaat. Dat komt er waarschijnlijk ook niet omdat de EU-commissie aan het uittreden is. Dus er zijn een aantal factoren, niet bedoeld, die het proces niet vergemakkelijken en misschien tot een heel teleurstellend interim-resultaat kunnen leiden.

Nog één ding voor de goede orde. Er bestaat een gerede kans dat ik uiteindelijk persoonlijk niet in Roemenië aanwezig kan zijn. Dan worden al de lijnen die ik heb toegezegd, formeel door Nederland ingebracht en ik heb ook dan contact met commissaris Malmström en met een aantal belangrijke handelsministers. Dit is in het kader van andere belangrijke overleggen die plaatsvinden. Ik heb dit niet eerder genoemd omdat ik nog dacht dat ik eventueel wel zou kunnen gaan, maar als het ertoe leidt dat ik persoonlijk niet aanwezig zal zijn, dan heb ik gewoon op alle niveaus formeel contact. Dus alle boodschappen die ik heb toegezegd worden behandeld.

Verder is het bij een informele Raad niet zo dat welk besluit dan ook genomen wordt, dus het is een voorsortering van alle thema's en mijn positie zal overal helder officieel gecommuniceerd worden door mijzelf, per brief, per telefoon en natuurlijk ook via de directeur-generaal Economische Betrekkingen, die daar als viceminister officieel optreedt, mocht dit het geval zijn.

De voorzitter:

Dan zijn we daarmee aan het eind gekomen van de tweede termijn. Ik zie dat er geen vragen of opmerkingen meer zijn van de kant van de leden van de Kamer. Dan kom ik op het punt dat ik de toezeggingen die zijn gedaan even ga voorlezen.

  • De eerste toezegging luidt als volgt. De Minister informeert de Kamer nader over het tijdspad van de actie op het gebied van de tarieven door Colombia op aardappelproducten, inclusief eventuele stappen binnen de WTO.

  • De tweede toezegging is als volgt genoteerd. De Minister komt schriftelijk terug op de specifieke vragen van het lid Amhaouch over het Special Purpose Vehicle Iran.

Als deze weergave van beide kanten akkoord is, wordt dat aldus genoteerd en in de lijst van toezeggingen opgenomen. Ik zie dat de heer Amhaouch nog een opmerking heeft. Gaat uw gang.

De heer Amhaouch (CDA):

Er was ook een toezegging dat de Minister of de ambtenaar met de betrokken sector aan tafel ging zitten.

De voorzitter:

Voor de duidelijkheid en misschien ten overvloede moet ik zeggen dat de toezeggingen die wij hier noteren, de toezeggingen zijn die de Minister aan de Kamer doet. Dus acties die de Minister naar de Kamer toe zal ondernemen, niet toezeggingen van acties die zijzelf of anderen ergens anders gaan doen. Dat moet ik nog even scherp zeggen, denk ik.

Tot slot is er natuurlijk het punt van het verslag van het algemeen overleg dat zal worden aangemeld voor behandeling op de plenaire agenda, nog deze week, inclusief stemmingen over eventueel in te dienen moties. Als eerste spreker zal daar optreden mevrouw Ouwehand.

Dan dank ik de leden voor hun inbreng en de Minister voor de beantwoording van al de gestelde vragen en dan sluit ik dit overleg.

Sluiting 18.18 uur.