| Ingediend | 2 oktober 2025 |
|---|---|
| Beantwoord | 19 november 2025 (na 48 dagen) |
| Indiener | Laurens Dassen (Volt) |
| Beantwoord door | Ruben Brekelmans (minister defensie) (VVD), Moes |
| Onderwerpen | onderwijs en wetenschap onderzoek en wetenschap |
| Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2025Z18563.html |
| Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20252026-425.html |
Ja.
De constatering beoordeel ik op eenzelfde wijze als de onderzoekssamenwerkingen waarover het lid Dassen mij eerder vragen stelde op 5 juni 2025.2 Ook in dit geval betreft het onderzoekssamenwerkingen binnen Horizon Europe. Daarbij is het aan kennisinstellingen om de eisen op te volgen die daarbinnen worden gesteld rondom de civiele aard van de onderzoeken. Daarnaast is het aan universiteiten om eigen afwegingen te maken bij het aangaan of continueren van samenwerkingen.
Navraag bij de drie in het artikel genoemde technische universiteiten leert dat zij aangeven zelf scherp te zijn op samenwerking met Israëlische partijen, zowel met onderzoeksinstellingen als met bedrijven. De instellingen geven aan dat zij alle drie het afgelopen jaar hebben besloten om samenwerkingen met Israëlische partijen te beperken en hun projecten te gaan screenen op ethische aspecten, inclusief de genoemde projecten waarbij sprake is van samenwerking met bedrijven.
Kennisinstellingen beoordelen onderzoekssamenwerkingen van geval tot geval. Daarbij vind ik het belangrijk dat instellingen zelf die afwegingen zorgvuldig maken. Zie ook het antwoord op vraag 2.
De uitvoer van dual-use goederen en technologie is gebonden aan een vergunningsplicht. Kennisinstellingen zijn zelf verantwoordelijk voor de aanvraag van een vergunning als de uitwisseling binnen de academische samenwerking onder deze vergunningplicht valt. Wanneer een uitvoervergunning wordt aangevraagd wordt deze zorgvuldig per transactie beoordeeld3, waarbij ook de ontvanger en het mogelijk (eind)gebruik worden meegenomen.
Het kabinet deelt de zorgen over de situatie in de Palestijnse Gebieden. Nederland onderneemt daarom al langere tijd stappen om de situatie ter plaatse naar vermogen te verbeteren.
Het kabinet stelt voorop dat alle Nederlandse entiteiten zich aan de wet te houden hebben. Indien er aanwijzingen zijn dat bedrijven of instellingen de wet overtreden hebben, zal dit worden onderzocht door de relevante toezichthouder. Het is aan het Openbaar Ministerie om te beoordelen of sprake is van gedragingen die mogelijk strafbaar handelen opleveren.
Daarnaast verwacht het kabinet van alle Nederlandse bedrijven die internationaal opereren dat zij de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights toepassen. Volgens deze kaders dienen bedrijven risico’s, waaronder die op mensenrechtenschendingen, in hun waardeketens te identificeren en, waar nodig, aan te pakken. Het is uiteindelijk de verantwoordelijkheid van Nederlandse private partijen zelf om beslissingen te maken binnen de kaders van de wet.
Nee, dat past niet bij mijn rol.
De schriftelijke vragen van het lid Dassen aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister van Defensie over het bericht «Bedrijfjes van Nederlandse universiteiten werken met Israël aan omstreden technologie» (2025Z18563, ingezonden op 2 oktober 2025) kunnen met het oog op een zorgvuldige en volledige beantwoording niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord. Het streven is de antwoorden uiterlijk in week 45 aan uw Kamer sturen.