Ingediend | 2 juli 2021 |
---|---|
Beantwoord | 12 juli 2021 (na 10 dagen) |
Indiener | Michiel van Nispen |
Beantwoord door | Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | recht rechtspraak |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2021Z12524.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20202021-3530.html |
Dit bericht is mij bekend. Het klopt dat de NOvA onlangs haar medewerking aan de ontwikkeling van rechtshulppakketten heeft opgeschort. Ik heb de afgelopen periode constructief met de NOvA samengewerkt en ben dan ook verrast door dit besluit.
Zie antwoord vraag 1.
Ten tijde van het versturen van mijn vijfde voortgangsrapportage aan de Tweede Kamer was ik nog met de NOvA in gesprek over dit punt. Na verzending van de brief zegde de NOvA de samenwerking op.
Dit bericht is mij bekend. Ik betreur dat de NOvA heeft besloten om haar medewerking aan de ontwikkeling van rechtshulppakketten op te schorten.
Zoals bekend geldt voor de huidige Kabinetsperiode dat de stelselvernieuwing rechtsbijstand moet worden vormgegeven binnen de bestaande budgettaire kaders. Het geheel aan maatregelen van de stelselvernieuwing biedt ruimte voor een vergoeding die 10 tot 20% hoger is dan de vergoeding die advocaten nu gemiddeld per uur krijgen volgens de berekeningen van de commissie Van der Meer. Dit komt neer op een uurtarief tussen € 83,66 en € 91,27 excl. btw. We gaan er nu van uit dat dit een bedrag zal zijn van ongeveer € 86 exclusief btw. Met het experiment scheiden maken we de beweging van een vergoeding in punten naar een prijs per rechtshulppakket, die is gebaseerd op de benodigde tijdsinzet en een uurtarief. Voor het experiment sluiten we aan bij het beschikbare uurtarief in het nieuwe stelsel van € 86. Dit tarief komt overigens overeen met het gemiddelde gerealiseerde uurtarief in het huidige stelsel, inclusief de tijdelijke toelage van ongeveer een tien euro. Daarnaast vergoeden we het daadwerkelijk aantal uren per zaak, zoals dat is ingeschat door de werkgroep die het experiment heeft voorbereid en waaraan de NOvA deelneemt. Daarmee is de vergoeding in het experiment gemiddeld bijna 50% hoger dan de huidige gemiddelde vergoeding voor een echtscheidingszaak.
De stelling van de NOvA dat geen redelijke vergoeding in het vooruitzicht wordt gesteld deel ik dan ook niet. Hoewel we hiermee nog niet op het niveau van scenario 1 van Van der Meer zitten, zetten we wel degelijk een stap richting betere vergoedingen voor advocaten. Daarnaast heb ik tot en met 2024 € 28 mln. extra vrijgemaakt voor aanvullende vergoedingen in scheidingsprocedures. De beleidsregel waarin dit wordt geregeld treedt uiterlijk 1 augustus in werking.
Ik ondersteun dit experiment van harte. Het streven is om in het experiment de eerste rechtshulppakketten voor echtscheidingen in de praktijk te beproeven en ervaringen op te doen met een nieuwe manier van werken in de eerste en tweede lijn. Daarnaast maken we met het experiment de beweging van een vergoeding in punten naar een prijs per rechtshulppakket, die is gebaseerd op de tijdsinzet en een uurtarief. Ik verwacht dat dit experiment een belangrijke bijdrage zal leveren aan de concretisering van het concept van rechtshulppakketten en een opmaat zal zijn naar het werken met rechtshulppakketten in het personen- en familierecht.
Dat klopt niet, omdat – zie ook mijn antwoord op vraag 4, 7 en 8 – het in de rechtshulppakketten gaat over een uurtarief in plaats van een punttarief. Van der Meer concludeerde dat het punttarief niet overeenkomt met een gerealiseerd uurtarief. Overigens bedraagt het huidig wettelijk punttarief € 113,85 excl. btw en niet € 124,73. Met de tijdelijke toelage van € 10,88 per punt bedraagt het totale punttarief dat advocaten en mediators nu ontvangen € 124,73. De tijdelijke toelage was echter bedoeld om de eerste nood te lenigen. Het was niet bedoeld om het punttarief structureel te verhogen.
Het scenario 1 van de commissie-Van der Meer gaat evenals de commissie-Wolfsen uit van een vergoeding op het niveau van schaal 12 BBRA. De commissie-Van der Meer noemt als uitgangspunt dat «een aan het verlenen van rechtsbijstand besteed uur overeenkomt met één punt» (p.5. Het huidige punttarief bedraagt € 113,85 excl. btw (exclusief tijdelijke toelage). Op basis van de berekeningen van de commissie-Van der Meer kan eveneens worden geconcludeerd dat met een uur rechtsbijstand gemiddeld niet het punttarief, maar een lager bedrag wordt verdiend. Ten tijde van de commissie-Van der Meer bedroeg dit daadwerkelijk gerealiseerde uurtarief gemiddeld ongeveer € 76 excl. btw. Met de indexering van de laatste jaren en de tijdelijke toelage, komt het huidige gerealiseerde uurtarief nu op ongeveer € 86.
Voor rechtshulppakketten wordt een pakketvergoeding bepaald op grond van de tijd die er gemiddeld mee gemoeid is tegen een uurtarief. Voor een uur rechtsbijstand wordt ook een uur vergoed. Het tarief per uur dat naar verwachting in het vernieuwde stelsel beschikbaar is als alle maatregelen zijn doorgevoerd gemiddeld € 86. Dit komt dus overeen met het huidige gerealiseerde uurtarief, met de tijdelijke toelage. In het verlengde van de motie Klaver-Ploumen roept de motie Van Nispen-Azarkan op om voorbereidingen te treffen om de tarieven voor de sociaal advocatuur per 1 januari 2022 op het niveau van scenario 1 van commissie-Van der Meer te brengen. Het Kabinet kijkt ten behoeve van de formerende partijen naar de opties die er zijn om goede uitvoering te geven aan de genoemde moties.
Zie antwoord vraag 7.
In de contourenbrief is opgenomen dat de vergoedingen voor rechtsbijstand in redelijke verhouding moeten staan tot de inspanningen. Daarbij is in de brief aangegeven dat we met de geschetste contouren van het nieuwe stelsel een eerste stap kunnen maken naar een betere vergoeding voor gewerkte uren en dat de mate waarin de tarieven kunnen stijgen afhangt van de mate waarin het nieuwe stelsel tot ontwikkeling gaat komen en het volume van het aantal toevoegingen daalt.
Zie verder het antwoord op vraag 7 en 8.
Bij de eerste doorrekeningen van de contourenbrief is gebleken dat met een stelselvernieuwing binnen de budgettaire kaders een uurtarief van circa € 86 beschikbaar zou zijn. In mijn brief over de validatie van de doorrekeningen van 2 april 2019 (Kamerstuk 31 753, nr. 194) heb ik aangegeven dat «Uit de eerste doorrekening bleek dat het geheel aan maatregelen ruimte biedt voor een vergoeding voor advocaten die 10 tot 20% hoger is dan de vergoeding die advocaten nu gemiddeld per uur krijgen volgens de berekeningen van de commissie-Van der Meer.» In de midterm review tevens derde voortgangsrapportage (Kamerstuk 31 753, nr. 216) heb ik bevestigd dat ook na de actualisatie van de doorrekeningen dit eerdere beeld ten aanzien van de tarieven voor rechtsbijstandsverleners overeind blijft.
Zie antwoord vraag 10.
Nee. Zodra de samenwerking dit toestaat zullen we de ontwikkeling van rechtshulppakketten, waaronder het experiment scheiden, hervatten. Dit staat los van de komst van een nieuw kabinet.
In de vijfde voortgangsrapportage heb ik aangegeven dat het kabinet ten behoeve van de formerende partijen kijkt naar de opties die er zijn om goede uitvoering te geven aan de kamerbreed aangenomen motie Klaver-Ploumen en de motie Van Nispen-Azarkan. Dat is nog steeds de stand van zaken.
Momenteel brengen we in kaart wat er, los van de financiering, nodig is voor de invoering van de motie per 1 januari 2022. In dat kader is de Raad voor Rechtsbijstand inmiddels gevraagd om een uitvoeringstoets te doen. Daarnaast wordt bezien in welke vorm het besluit vergoedingen rechtsbijstand en het besluit toevoegingen mediation aanpassing behoeven en welke mogelijke knelpunten zich daarbij kunnen voordoen. Het huidige Kabinet onderzoekt de mogelijkheden om conform de motie voldoende middelen vrij te maken.
Hoewel voornoemde motie geen koppeling bevat met de stelselvernieuwing rechtsbijstand, kan de uitvoering van de motie hiervan niet los worden gezien. De stelselvernieuwing heeft immers onder andere tot doel om rechtszoekenden beter te helpen en om betere vergoedingen voor rechtsbijstandverleners te realiseren.