Kamervraag 2018Z14480

Het oordeel van hoogleraar ondernemingsrecht Bartman, dat het akkoord dat de minister met Shell en Exxon sloot ‘buitengewoon mager’

Ingediend 2 augustus 2018
Beantwoord 4 september 2018 (na 33 dagen)
Indiener Tom van der Lee (GL)
Beantwoord door Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD)
Onderwerpen economie overige economische sectoren
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2018Z14480.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20172018-3076.html
1. Trouw, 1 augustus 2018, Hoogleraar: «Wiebes liet zich afbluffen bij gasdeal met Shell»
  • Vraag 1
    Kent u het artikel «Hoogleraar: «Wiebes liet zich afbluffen bij gasdeal met Shell»«1?

    Ja.

  • Vraag 2
    Op welke wijze heeft de Staat onderzocht in hoeverre Shell en Exxon – ook in juridische zin – nog een claim hadden op het nog niet gewonnen gas uit het Groningerveld?

    Ten behoeve van de onderhandelingen met Shell en Exxon is een interne juridische analyse opgesteld ten aanzien van de haalbaarheid van een mogelijke claim voor gas dat niet meer gewonnen zou kunnen worden door NAM. Deze analyse is betrokken bij de onderhandelingen over het Akkoord op Hoofdlijnen.
    Meer in het algemeen is de landsadvocaat betrokken geweest bij de onderhandelingen en gedurende de onderhandelingen heeft de landsadvocaat mij regelmatig van advies voorzien.

  • Vraag 3
    Bent u bereid de resultaten van dat onderzoek te delen met de Kamer?

    Zie antwoord vraag 2.

  • Vraag 4
    Heeft u advies ingewonnen bij de landsadvocaat over de hardheid van de mogelijke claim? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wilt u dat advies met de Kamer delen?

    Zie antwoord vraag 2.

  • Vraag 5
    Op welke wijze heeft de Staat onderzocht hoe groot de hoeveelheid nog niet gewonnen gas is in het Groningerveld?

    TNO stelt voor het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat ieder jaar een verslag op over delfstoffen en aardwarmte in Nederland. In het jaarverslag Delfstoffen en Aardwarmte in Nederland 2017 is op pagina 12 aangegeven dat op 1 januari 2018 de resterende reserves in het Groningenveld 557,5 miljard m3 bedroegen. Uitgaande van een winning conform het basispad voor de afbouw van productie uit het Groningenveld (Kamerstuk 33 529, nr. 457) wordt nog circa 100 miljard m3 vanaf 1 januari 2018 gewonnen. Zoals gemeld in mijn brief van 25 juni jl. (Kamerstuk 33 529, nr. 493) volgt daaruit dat er dan circa 450 miljard m3 Groningengas niet gewonnen wordt.

  • Vraag 6
    Bent u bereid de resultaten van dat onderzoek te delen met de Kamer?

    Zie antwoord vraag 5.

  • Vraag 7
    Deelt u de mening van hoogleraar ondernemingsrecht Bartman dat de rechter de oorspronkelijke overeenkomst die de Staat destijds met Shell en Exxon heeft gesloten wegens onvoorziene omstandigheden had kunnen ontbinden?

    Het is aan de rechter om te bepalen of de huidige omvang van de mijnbouwschade als gevolg van de gaswinning als een onvoorziene omstandigheid kan worden aangemerkt die rechtvaardigt dat de Overeenkomst van Samenwerking en de hierbij behorende overeenkomsten kan worden ontbonden. Het ontbinden van de oorspronkelijke overeenkomst heeft overigens verstrekkende ongewenste gevolgen. Dat betekent namelijk dat het onduidelijk is of hiervoor afdrachten verschuldigd zijn en zo ja, welke. Het enkel ontbinden van de oorspronkelijke overeenkomst en de daarmee gepaard gaande gerechtelijke procedure zou daarnaast ook de verhouding tussen partijen op scherp zetten, terwijl het juist van belang is om nieuwe afspraken te maken met het oog op een verantwoorde afbouw van de winning van het Groningengas. Het was voor het kabinet immers belangrijk om duidelijkheid te krijgen over de garanties voor de kosten van schade en versterking, ook na beëindiging van de winning, en om een door de overheid vast te stellen winningsniveau te koppelen aan een winningsverplichting.

  • Vraag 8
    Deelt u de mening van hoogleraar ondernemingsrecht Bartman dat de forse mijnbouwschade als gevolg van de gaswinning succesvol als «onvoorziene omstandigheid» door de Staat voor de rechter opgevoerd had kunnen worden? Zo ja, waarom is hier niet voor gekozen?

    Zie antwoord vraag 7.

  • Vraag 9
    Weet u dat de rechtbank Noord-Nederland begin vorig jaar de claim heeft toegekend dat psychische schade ook verhaald kan worden bij de NAM en dat hiertegen hoger beroep is aangetekend? Heeft u het intrekken van dit hoger beroep tijdens de onderhandelingen met Shell en Exxon aan de orde gesteld? Waarom is dit niet van tafel gehaald?

    Ik ben bekend met de uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland in de zaak Dijk en dat NAM hiertegen beroep heeft aangetekend. In de onderhandelingen over schade is betrokken welke soorten schade onder publieke afhandeling worden gebracht. Of er over een bepaalde schadesoort een zaak onder de rechter liep, was daarbij niet relevant.

  • Vraag 10
    Vindt u het met de heer Bartman niet bezwaarlijk dat getroffen burgers de gang naar de burgerlijke rechter ontnomen wordt en bent u bereid dit te herzien?

    De heer Bartman refereert aan het wetsvoorstel «Instituut mijnbouwschade Groningen». Tot en met 14 augustus 2018 is dit wetsvoorstel via internet geconsulteerd en konden reacties hierop worden gegeven. Onder andere op basis van de binnengekomen reacties wordt bekeken of het wetsvoorstel aanpassing behoeft. Ik loop hier niet op vooruit.

  • Vraag 11
    Begrijpt u – gelet op de diverse kritiekpunten – dat de heer Bartman tot het oordeel is gekomen, dat in het licht van de juridisch vrij zwakke claim van Shell en Exxon – het recente akkoord dat u met beide bedrijven sloot als «buitengewoon mager» getypeerd kan worden? Wat is uw reactie daarop?

    Volgens het kabinet is het akkoord een gebalanceerd pakket aan maatregelen. Zoals ik ook in mijn brief van 3 juli jl. (Kamerstuk 33 529, nr. 499) heb aangegeven, kunnen de afspraken over de financiële afdrachten niet los gezien worden van het totale Akkoord op Hoofdlijnen. Het akkoord bevat belangrijke winstpunten. Met het akkoord wordt zekerheid verkregen over de financiële middelen voor schadeherstel en versterking en er is verzekerd dat NAM voldoende gas moet blijven winnen voor de leveringszekerheid. Er komt een bijdrage beschikbaar voor de regio en tenslotte komt er geen schadeclaim voor het gas dat niet gewonnen wordt. Tegenover deze zaken staat dat de bestaande financiële afspraken (o.a. de MOR-overeenkomst) worden vervangen door het wettelijk regime uit de Mijnbouwwet, waarbij de Staat 73% van de winst uit het Groningenveld ontvangt. Bij een ongewijzigde opbrengstenverdeling zouden de afdrachten van NAM aan de Staat de totale winst uit het Groningengas overtreffen. In combinatie met een leveringsverplichting zou dit geen redelijke uitkomst zijn geweest.

  • Vraag 12
    Klopt het dat, omdat er nog geen handtekeningen onderstaan en er ontbindende voorwaarden gelden, het akkoord op hoofdlijnen nog niet juridisch bindend is?

    Het Akkoord op Hoofdlijnen is op 25 juni jl. ondertekend en daarmee juridisch bindend. Dit is ook zo aan uw Kamer meegedeeld. Zoals hierboven ook aangegeven is het akkoord een gebalanceerd pakket van maatregelen. Daarom is er een aantal bepalingen opgenomen waardoor er bij een verandering van de situatie overlegd kan worden tussen de partijen om te bezien of de huidige afspraken nog in balans zijn. Dit betekent echter niet zondermeer een aanpassing van het akkoord. Dit geldt ook voor de actualisatie van de garanties eind 2019.
    Ook zijn er in het Akkoord enkele afspraken gemaakt die nader uitgewerkt moeten worden in afzonderlijke overeenkomsten, te weten de nieuwe afdrachtensystematiek en de garantie. Samen met het afstand doen van de claim gelden deze afspraken onder de opschortende voorwaarde van de ondertekening van deze overeenkomsten. Het Akkoord op Hoofdlijnen verbindt zowel de Staat als Shell en Exxon ertoe om deze overeenkomsten tot stand te brengen. De opschortende voorwaarde zorgt er derhalve alleen voor dat deze afspraken op een later moment dit jaar gaan gelden, zodat de afspraken zorgvuldig uitgewerkt kunnen worden.

  • Vraag 13
    Waarom zei u tijdens het Kamerdebat dat dit hoofdlijnenakkoord al juridisch bindend was?

    Zie antwoord vraag 12.

  • Vraag 14
    Waarom deed u de uitspraak in het Kamerdebat op 5 juli 2018 dat het akkoord garanties bood dat de NAM te allen tijde financieel robuust zou blijven, waardoor het alle schade, ongeacht de bedragen, zou kunnen betalen terwijl dit akkoord alleen al in de tijd grenzen stelt aan de financiële aansprakelijkheid van de NAM?

    De uitspraken die ik tijdens het debat van 5 juli jl. heb gedaan, staan nog steeds. Aan de financiële aansprakelijkheid van NAM worden in het Akkoord op Hoofdlijnen geen grenzen in de tijd gesteld. Deze aansprakelijkheid blijft bestaan. Het klopt dat de verstrekte garanties beperkt zijn in de tijd, maar in het Akkoord op Hoofdlijnen is ook opgenomen dat passende zekerheden gesteld zullen worden voordat de huidige garanties vervallen. Op deze wijze kan er rekening worden gehouden met een veranderende situatie als gevolg van de versnelde en volledige afbouw van de gaswinning, die naar verwachting een sterk positief effect heeft op de veiligheid in Groningen (Kamerstuk 33 529, nr. 498 en nr. 502). Dit betekent dat voor het einde van de gaswinning nieuwe passende zekerheden zullen zijn afgegeven die waarborgen dat schade die ontstaat en kosten voor versterking die worden gemaakt na het einde van de winning door NAM of door haar aandeelhouders zullen worden gedragen. Hiertoe is NAM, als laatste exploitant van het Groningenveld, ook op grond van de Mijnbouwwet verplicht. Ik zal uw Kamer meer duidelijkheid over de bedrijfsvertrouwelijke elementen van het Akkoord op Hoofdlijnen verschaffen tijdens de vertrouwelijke technische briefing in september.

  • Vraag 15
    Bent u bereid de onderhandelingen over het akkoord op hoofdlijnen te heropenen, het akkoord te verbeteren en de Kamer hier vooraf beter bij te betrekken?

    Nee.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2018Z14480
Volledige titel: Het oordeel van hoogleraar ondernemingsrecht Bartman, dat het akkoord dat de minister met Shell en Exxon sloot ‘buitengewoon mager’
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20172018-3076
Volledige titel: Antwoord op vragen van het lid Van der Lee over het oordeel van hoogleraar ondernemingsrecht Bartman, dat het akkoord dat de minister met Shell en Exxon sloot ‘buitengewoon mager’