Kamerstuk 35917-10

Amendement van het lid Ellemeet over een ambtshalve beroep bij de rechtbank na oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel

Dossier: Wijziging van de Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding in verband met het verlengen van de werkingsduur

Gepubliceerd: 7 december 2021
Indiener(s): Corinne Ellemeet (GL)
Onderwerpen: openbare orde en veiligheid terrorisme
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35917-10.html
ID: 35917-10

46,7 %
53,3 %

Groep Van Haga

SP

D66

FVD

DENK

SGP

CDA

PvdD

BBB

PvdA

Omtzigt

CU

GL

PVV

JA21

Fractie Den Haan

Volt

VVD

BIJ1


Nr. 10 AMENDEMENT VAN HET LID ELLEMEET

Ontvangen 7 december 2021

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

Na artikel I, onderdeel A, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Aa

Na artikel 4 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 4a

  • 1. Onverwijld na bekendmaking van een besluit tot het opleggen van een maatregel als bedoeld in de artikelen 2 tot en met 3 stelt Onze Minister de rechtbank die bevoegd is kennis te nemen van het beroep tegen dat besluit hiervan in kennis.

  • 2. Zodra de rechtbank de kennisgeving, bedoeld in het eerste lid, heeft ontvangen, wordt degene tot wie het besluit zich richt geacht beroep te hebben ingesteld tegen het besluit en de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak te hebben verzocht een voorlopige voorziening te treffen als bedoeld in artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht houdende schorsing van de werking van het besluit, tot uitspraak is gedaan in de hoofdzaak.

  • 3. Degene tot wie het besluit zich richt kan gronden aanvoeren waar het beroep zich tevens op richt.

  • 4. Indien de persoon tegen wie het besluit zich richt geen gronden als bedoeld in het derde lid heeft aangevoerd en indien de ingevolge het eerste lid bevoegde rechtbank bij het beroep van oordeel is dat het besluit tot het opleggen van een maatregel, als bedoeld in het eerste lid, in strijd is met de wet dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij het beroep gegrond.

  • 5. Er wordt door de griffier van de ingevolge het eerste lid bevoegde rechtbank geen griffierecht geheven.

  • 6. Het verzoek, bedoeld in het tweede lid, schorst de werking van het besluit, bedoeld in het eerste lid, tot de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan op het verzoek.

  • 7. In afwijking van artikel 8:84, eerste lid, doet de voorzieningenrechter zo spoedig mogelijk maar uiterlijk binnen twee dagen schriftelijk of mondeling uitspraak op het verzoek, bedoeld in het tweede lid.

  • 8. Degene tot wie het besluit, bedoeld in het eerste lid, zich richt is steeds bevoegd een of meer raadslieden te kiezen. Voor zover deze persoon geen raadsman heeft, voegt een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen bevoegd orgaan aan de persoon tot wie het besluit zich richt een raadsman toe.

Toelichting

Dit amendement voorziet in de introductie van een ambtshalve beroep bij de rechtbank voor de toepassing van de voorgestelde bestuurlijke maatregelen en het stellen van een termijn aan de rechterlijke uitspraak. Deze maatregelen behelzen een vergaande ingreep in burgerlijke vrijheden, waarbij de grootst mogelijke zorgvuldigheid moet worden betracht. Rechterlijke tussenkomst bij de toepassing van deze maatregelen is daarom geïndiceerd. Dat wordt in dit amendement bewerkstelligd door de Minister van Justitie en Veiligheid te verplichten van het besluit tot oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel onverwijld kennis te geven aan de rechtbank (4a, eerste lid). Die kennisgeving geldt van rechtswege als het instellen van beroep door de betrokkene én van rechtswege als een verzoek om een voorlopige voorziening tot schorsing van het besluit (4a, tweede lid). De voorzieningenrechter verklaart het beroep gegrond indiener er sprake is van strijd met de wet of indien er met inachtneming van alle in redelijkheid te betrekken belangen geen rechtvaardiging voor is. De belanghebbende kan deze belangen ook zelf aanvoeren. Aan het verzoeken om een voorlopige voorziening wordt in het derde lid schorsende werking toegekend. Dit alles heeft tot gevolg dat het opleggingsbesluit géén werking kan krijgen voordat een rechter daarover uitspraak

heeft gedaan. Om spoedige werking van een maatregel én spoedige duidelijkheid voor de betrokkene te bewerkstelligen is in het vierde lid een termijn van ten hoogste twee dagen verbonden aan de uitspraak van de voorzieningenrechter, in afwijking van de aanduiding «zo spoedig mogelijk» in artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht. In elke fase is de belanghebbende bevoegd zelf een of meer raadlieden te kiezen. Indien deze persoon geen raadsman heeft gekozen wordt een raadsman toegevoegd.

Ellemeet