Gepubliceerd: 17 oktober 2018
Indiener(s): Raymond de Roon (PVV)
Onderwerpen: internationaal ontwikkelingssamenwerking
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35009-5.html
ID: 35009-5

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 17 oktober 2018

De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen. Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen afdoende zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie, De Roon

De adjunct-griffier van de commissie, Meijers

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel tot wijziging van de Kaderwet subsidies Ministerie van Buitenlandse Zaken met het oog op het toepassen van niet-doelgebonden subsidiecriteria. Zij hebben hierbij nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel voor wijziging van de kaderwet subsidies. De genoemde leden steunen het doel van dit wetsvoorstel en de maatregelen die zullen worden genomen door de regering als gevolg van de wetswijziging. De genoemde leden zien dan ook nu geen aanleiding om verdere vragen te stellen.

Allereerst zijn de leden van de VVD-fractie blij met het voorstel. Zij delen de overtuiging van de regering dat organisaties die zich (zeggen te) richten op hulp aan de allerarmsten geen topsalarissen behoren te betalen. De genoemde leden zijn wel benieuwd in hoeverre de regering de mening deelt dat ook het uitkeren van bonussen bovenop de vaste salarissen en het beleid daaromtrent afbreuk kan doen aan de geloofwaardigheid van deze organisaties en derhalve als onwenselijk dient te worden gekwalificeerd.

Daarnaast willen de leden van de VVD-fractie benadrukken dat het bezoldigingsbeleid een belangrijk drempelcriterium behoort te zijn, maar lang niet het enige dient te zijn. In dat licht vragen de genoemde leden aandacht voor integriteitsbeleid, overhead en de activiteiten van de organisaties in relatie tot kabinetsbeleid. Allereerst op het punt van integriteit: de genoemde leden kunnen zich voorstellen dat de regering de overtuiging deelt dat aandacht voor integriteit voorwaardelijk moet zijn voor het in aanmerking kunnen komen voor subsidie. De leden van de VVD-fractie hebben naar aanleiding van de misstanden in onder meer Haïti opgeroepen tot het aanscherpen van subsidiekaders teneinde grensoverschrijdend (seksueel) gedrag te kunnen voorkomen en bestraffen. Wel zijn zij benieuwd hoe de regering denkt te voorkomen dat de desbetreffende organisaties straks weliswaar beschikken over stapels aan actieplannen en gedragscodes, maar in de praktijk weinig doen om misstanden, bijvoorbeeld van seksuele aard, aan te pakken.

Daarnaast willen de leden van de VVD-fractie weten of de regering bereid is drempelcriteria te hanteren op het gebied van overhead. De leden van de VVD-fractie kunnen zich voorstellen dat organisaties die een groot deel van het beschikbare budget steken in dure kantoren of public affairs-medewerkers in Nederland, en een relatief klein deel besteden in het doelland, van tevoren worden uitgesloten van subsidie. Deelt de regering deze overtuiging? Zo ja, wat doet zij om aan deze overtuiging tegemoet te komen?

Ook hebben de leden van de VVD-fractie moeite met de praktijk dat organisaties, zowel in Nederland als elders, die een deel van hun middelen inzetten om kabinetsbeleid niet alleen te bekritiseren maar ook te dwarsbomen, subsidie van het ministerie blijven ontvangen. De genoemde leden zijn van mening dat de vrijheid van meningsuiting voor iedereen geldt, ook voor non-gouvernementele organisaties. Dat wil echter niet zeggen dat die vrijheid vervolgens moet leiden tot een morele of politieke verplichting om deze organisaties te subsidiëren. Deze discussie hebben de Kamer en het kabinet eerder al gevoerd over (indirect) door het kabinet gesteunde organisaties die een boycot van Israël nastreven of bevorderen, maar zou ook gevoerd kunnen worden over tal van andere organisaties en thema’s. De leden van de VVD-fractie vragen in dat licht of de regering bereid is om in de regels te verankeren dat organisaties die kabinetsbeleid actief dwarsbomen, hun werk vooral in alle vrijheid moeten kunnen blijven doen, maar niet in aanmerking zouden moeten komen voor subsidie.

De leden van de VVD-fractie delen de overtuiging dat gestelde drempelcriteria ook na subsidieverlening door de ontvanger nageleefd moeten worden. Zij zijn blij dat sancties – bijvoorbeeld intrekking van de subsidie – kunnen worden toegepast als blijkt dat de ontvanger gedurende de looptijd van de subsidie onverhoopt of bewust niet meer aan de beoordelingsmaatstaven blijkt te voldoen. Graag vernemen de genoemde leden hoe en door wie tussentijds wordt getoetst en hoe frequent en intensief deze tussentijdse controle plaatsvindt.

Tot slot hebben de leden van de VVD-fractie begrip voor het besluit om uit oogpunt van flexibiliteit drempelcriteria bij algemene maatregel van bestuur vast te (kunnen) stellen. Dit beperkt echter wel de ruimte voor de Tweede Kamer, de medewetgever, om in dezelfde mate betrokken te zijn als wanneer de desbetreffende criteria volledig bij wet zouden worden vastgelegd. Graag vernemen zij in welke mate de regering de Kamer wenst te betrekken bij wijzigingen van criteria en in hoeverre zij kan toezeggen de Kamer actief te informeren over en te betrekken bij voornemens tot toevoeging of wijziging van (aanvullende) criteria. De genoemde leden overwegen op dit punt een amendement met een voorhangbepaling in te dienen.