Gepubliceerd: 26 januari 2018
Indiener(s): Erik Ziengs (VVD)
Onderwerpen: openbare orde en veiligheid terrorisme
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34747-6.html
ID: 34747-6

Nr. 6 VERSLAG

Vastgesteld 26 januari 2018

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek van dit initiatiefwetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de initiatiefnemers op de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen tijdig en genoegzaam zullen hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

blz.

       

I.

Algemeen deel

1

 

1.

Inleiding

1

 

2.

Doel en achtergrond

3

 

3.

Gevolgen van het voorstel

8

 

4.

Financiële gevolgen, uitvoeringslasten en administratieve lasten

8

II.

Artikelsgewijs

9

I. Algemeen deel

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel van wet van de leden De Graaf, Fritsma en Wilders houdende een regeling inzake administratieve detentie. Zij onderschrijven het doel van deze wet voor zover dat doel is de nationale veiligheid te beschermen of, meer specifiek, om de maatschappij te beschermen tegen terreuraanslagen en te voorkomen dat personen die een gevaar vormen voor die nationale veiligheid, vrij kunnen rondlopen. Over het middel hebben zij nog wel enkele vragen.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel administratieve detentie. Deze leden onderkennen de noodzaak van de bestrijding van terrorisme, waarvoor de overheid een breed pakket aan bevoegdheden en middelen ter beschikking heeft en ook moet gebruiken.

De leden van de CDA-fractie vinden het noodzakelijk dat de wetgever, met het oog op de toegenomen terreurdreiging, het instrumentarium aan preventieve en repressieve maatregelen om terrorisme te bestrijden de afgelopen jaren aanzienlijk heeft uitgebreid. Bij de Kamer is nog aanhangig het wetsvoorstel versterking strafrechtelijke aanpak terrorisme, dat voorziet in de mogelijkheid om ook voorlopige hechtenis op te leggen aan de verdachte van een terroristisch misdrijf zonder dat sprake is van ernstige bezwaren. Deze leden zijn overigens van mening dat in de aanpak van terroristische dreiging ook strafbaarstelling van de verheerlijking van terrorisme noodzakelijk is.

De leden van de CDA-fractie aanvaarden dat de overheid in het kader van de bestrijding van terrorisme bevoegdheden moet hebben die soms een vergaande inbreuk maken op de grondrechten van personen, zoals hun fysieke vrijheid. Met de Raad van State onderschrijven deze leden echter, dat er een balans dient te zijn tussen de bescherming van de veiligheid van burgers enerzijds, en de bescherming van de grondrechten van personen aan wie een straf of maatregel wordt opgelegd anderzijds (advies Raad van State, blz. 1). Deze leden onderschrijven dat de inbreuk die de overheid op de grondrechten van burgers maakt, moet worden afgestemd op de reële risico’s waarmee de Nederlandse samenleving en de daarmee verbonden internationale rechtsorde thans worden geconfronteerd. Daarom moet de bedoelde inbreuk slechts onder bijzondere omstandigheden en voorwaarden worden toegestaan en dient zij altijd met waarborgen te zijn omkleed (advies Raad van State, blz. 3).

De leden van de D66-fractie hebben met ontsteltenis kennis genomen van het wetsvoorstel van de leden De Graaf, Fritsma en Wilders houdende een regeling inzake administratieve detentie. Het is weliswaar een primaire taak van de overheid om het belang van de nationale veiligheid te waarborgen en burgers te beschermen, maar het kan en mag niet zo zijn dat een bestuurlijke maatregel om dat te bereiken in strijd is met de fundamentele mensenrechten, de bescherming van iemands fysieke vrijheid daarbij in het bijzonder. De leden van de D66-fractie zijn van mening dat van een dergelijke strijd in dit voorstel sprake is en zijn het met de afdeling Advisering van de Raad van State eens dat het voorgestelde zijn doel voorbij schiet op een manier die in een rechtsstaat niet acceptabel is.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennis genomen van het voorstel van wet van de leden De Graaf, Fritsma en Wilders houdende een regeling inzake administratieve detentie. Deze leden spreken allereerst waardering uit voor het feit dat de initiatiefnemers gebruik maken van het recht van initiatief. Het recht van initiatief is een belangrijk instrument van Tweede Kamerleden in hun rol als medewetgever. Desondanks hebben de leden van de GroenLinks-fractie ernstige zorgen over de inhoud van het voorstel van wet van de initiatiefnemers. Deze leden hechten namelijk veel waarde aan het uitgangspunt dat het grondwettelijk en verdragsrechtelijke fundamentele recht op fysieke vrijheid alleen dan kan worden beperkt wanneer er sprake is van een zorgvuldige procedure waar een rechterlijk oordeel over de rechtmatigheid van de detentie onderdeel van uitmaakt. Deze leden hebben naar aanleiding van het wetsvoorstel nog enkele vragen.

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben kennis genomen van het wetsvoorstel houdende een regeling inzake administratieve detentie. Deze leden onderschrijven het belang van de bestrijding van terrorisme. Daar zijn de afgelopen jaren ook al tal van maatregelen voor genomen. Bij deze maatregelen moet een balans gevonden worden tussen de bescherming van de veiligheid van burgers enerzijds en de grondrechten van diezelfde burgers die het fundament van onze rechtstaat vormen. De leden van de fractie van de ChristenUnie zijn met de Raad van State van mening dat dit voorstel die toets niet kan doorstaan, nu het voorstel de Minister bevoegd maakt om, zonder dat de strafrechter er aan te pas komt, burgers op grond van een zeer ruim criterium zonder beperking in de tijd op te sluiten. Deze leden hebben nog op enkele punten behoefte aan een nadere toelichting van de indieners.

Welke minder vergaande alternatieven hebben de indieners overwogen, zo vragen de leden van de fractie van de ChristenUnie. Waarom achten de indieners deze alternatieven niet toereikend?

De leden van de SGP-fractie vinden het van groot belang dat de strijd tegen terrorisme gevoerd wordt. Dit vraagt om krachtige wetgeving en om maatregelen die met voldoende waarborgen zijn omgegeven. In dit licht hebben zij diverse vragen bij het wetsvoorstel van de leden De Graaf, Fritsma en Wilders ten aanzien van administratieve detentie.

2. Doel en achtergrond

De leden van de VVD-fractie lezen dat het wetsvoorstel in de eerste plaats ziet op gevallen waarin een grondslag voor strafrechtelijke vervolging van een mogelijk gevaarlijk persoon ontbreekt, terwijl die persoon wel een potentiële dreiging zou kunnen vormen. Zij vragen zich af of in feite niet iedereen hier onder valt? Is niet iedereen een mogelijk gevaarlijk persoon en zou niet iedereen in theorie een potentiele dreiging kunnen vormen? Hoe definiëren initiatiefnemers «een mogelijk gevaarlijk persoon» en «een persoon die een potentiële dreiging zou kunnen vormen»? En gaat het dan alleen om een terreurdreiging of ook om andere dreigingen voor de nationale veiligheid? In de memorie van toelichting wordt de focus volledig gelegd op de terroristische dreiging die uitgaat van Jihad. Maar ziet het wetsvoorstel ook op andere vormen van terroristische dreiging, zoals door de AIVD in het dreigingsbeeld wordt aangegeven? Denk aan rechts-extremistische dreiging zoals Erkenbrand en groeperingen die aanslagen willen plannen op moskeeën.

Als tweede reden voor dit wetsvoorstel geven initiatiefnemers dat de AIVD te weinig capaciteit heeft om alle potentieel gevaarlijke personen in de gaten te houden. De leden van de VVD-fractie vragen of de initiatiefnemers ook overwogen hebben om voor te stellen om de capaciteit van de AIVD te vergroten in plaats van het introduceren van administratieve detentie.

De initiatiefnemers wijzen op de constatering van de regering dat er soms voor een persoon (nog) onvoldoende aanknopingspunten zijn voor een strafrechtelijke veroordeling, terwijl van die persoon wel reeds een dreiging uitgaat voor de nationale veiligheid. De leden van de VVD-fractie onderschrijven deze constatering maar zien ook dat er in die gevallen wel maatregelen worden getroffen. Zo volgt er bijvoorbeeld een lokale aanpak onder regie van de gemeente en/of houden politie en AIVD terugkeerders in beeld. Kunnen de initiatiefnemers toelichten waarom dergelijke maatregelen in hun ogen niet afdoende zijn?

Volgens de initiatiefnemers bestaat er behoefte aan een maartregel om personen preventief vast te kunnen zetten omdat volgens de AIVD meelopende sympathisanten in korte tijd uit kunnen groeien tot keiharde strijders. De leden van de VVD-fractie vragen hoe de initiatiefnemers aankijken tegen het feit dat dit betekent dat ook personen die nooit uitgegroeid zouden zijn tot keiharde strijders, vast kunnen komen te zitten.

De leden van de VVD-fractie lezen dat een sympathisant iemand is die zijn sympathie uit voor het jihadistisch gedachtengoed. Zij vragen of de initiatiefnemers van mening zijn dat het uiten van sympathie voor een gedachtegoed voldoende grond is om iemand vast te zetten? En zo ja, waarom? En wat verstaan zij precies onder het «uiten» van sympathie? Zijn alle soorten uitingen voldoende grond om een persoon vast te zetten? En zijn er ook uitzonderingen mogelijk voor bepaalde groepen personen, zoals bijvoorbeeld politici? Of is het in de ogen van de initiatiefnemers denkbaar dat politici die volgens de Minister van Binnenlandse Zaken sympathiseren met terroristisch gedachtengoed in administratieve detentie worden geplaatst?

De initiatiefnemers noemen als nadeel of risico van de bestuurlijke maatregelen van het opleggen van een gebiedsverbod, contactverbod, meldplicht of uitreisverbod dat personen aan wie een dergelijke maatregel is opgelegd die maatregel kunnen overtreden. De leden van de VVD-fractie vragen waarom het in de ogen van de initiatiefnemers niet voldoende is dat overtreding van een dergelijke maatregel al strafrechtelijk gehandhaafd wordt, mogelijk met een gevangenisstraf. Waarom is hiernaast nog een maatregel van administratieve detentie nodig?

De leden van de VVD-fractie lezen dat de AIVD potentieel gevaarlijke personen vaak wel in het vizier heeft, maar dat er onvoldoende grond bestaat hen aan de samenleving te onttrekken. Hoe zien de initiatiefnemers in dit licht het voornemen van de regering om de termijn voor voorlopige hechtenis te verlengen en om vrijwillig verblijf op terroristisch grondgebied strafbaar te stellen? Als dit (wettelijk) gerealiseerd zou zijn, zien de initiatiefnemers dan nog altijd de noodzaak administratieve detentie mogelijk te maken?

De initiatiefnemers stellen dat administratieve detentie van terroristen, jihadisten en sympathisanten noodzakelijk is in gevallen waarbij (nog) onvoldoende bewijs is om tot strafrechtelijke vervolging over te gaan. De leden van de VVD-fractie vragen hoe in die gevallen vastgesteld wordt dat sprake is van een terrorist, een jihadist of een sympathisant. Ook vragen zij of en waarom de initiatiefnemers van mening zijn dat het middel van voorlopige hechtenis niet toereikend is, zeker als de termijn voor voorlopige hechtenis wordt verlengd.

De leden van de VVD-fractie lezen dat administratieve detentie een preventieve maatregel is die preludeert op mogelijk toekomstig gedrag, waarbij het doel is de maatschappij te beschermen tegen terreuraanslagen. Zij vragen initiatiefnemers hoe zij aankijken tegen de mogelijkheid dat personen vast komen te zitten die bedoeld gedrag nooit vertoond zouden hebben? Begrijpen de leden van de VVD-fractie het goed dat alleen gedrag dat terreuraanslagen veroorzaakt, grond is voor administratieve detentie of ook gedrag dat een andere bedreiging voor de nationale veiligheid vormt? En gaat het daarbij alleen om het daadwerkelijk (mede)plegen van terreuraanslagen of moet «gedrag» breder uitgelegd worden?

De leden van de VVD-fractie lezen dat de rechtbank Den Haag uitspraak doet indien beroep wordt ingesteld tegen opgelegde administratieve detentie. Hoe kan een rechter toetsen of toekomstig mogelijk gedrag ook daadwerkelijk tot ontwikkeling zal komen? Aan welke criteria moet de rechter de opgelegde maatregel precies toetsen?

De initiatiefnemers geven aan dat deze wet ook toeziet op andere personen die in verband kunnen worden gebracht met niet-jihadistisch terrorisme en op die manier een bedreiging voor de nationale veiligheid kunnen vormen. De leden van de VVD-fractie vragen de initiatiefnemers of zij dit kunnen toelichten met voorbeelden.

Het voorliggende wetsvoorstel is gericht op alle personen die op grond van hun gedragingen in verband kunnen worden gebracht met mogelijke terroristische activiteiten of de ondersteuning daarvan (memorie van toelichting, blz. 2). De leden van de CDA-fractie vragen de initiatiefnemers nader te omschrijven op grond van welke gedragingen administratieve detentie zou kunnen worden opgelegd. Wat verstaan de initiatiefnemers onder «concrete informatie van de AIVD» (reactie advies Raad van State, blz. 11). Dient er naar de mening van de initiatiefnemers sprake te zijn van een objectiveerbaar, concreet en duidelijk vast te stellen dreiging? Zo nee, waarom niet?

De leden van de CDA-fractie lezen dat het doel van het wetsvoorstel tweeledig is. Het voorziet enerzijds in een grondslag voor de gevallen waar strafrechtelijke vervolging van een mogelijk gevaarlijk persoon ontbreekt, terwijl die persoon wel een potentiële dreiging zou kunnen vormen. Kunnen de initiatiefnemers voorbeelden noemen van gevallen waar er sprake was van een bewezen mogelijk gevaarlijk persoon die niet vastgezet kon worden? Zijn de initiatiefnemers het eens met de leden van de CDA-fractie dat «een mogelijk gevaarlijk persoon» een erg ruime omschrijving is? Kunnen verwarde personen ook worden vastgezet op basis van dit wetsvoorstel?

Het voorstel dient anderzijds ter bestrijding van de jihadistische beweging in Nederland omdat op dit moment alle potentieel gevaarlijke personen onmogelijk in de gaten kunnen worden gehouden, zo lezen de leden van de CDA-fractie. Kunnen initiatiefnemers aangeven hoe we dan kunnen weten welke potentieel gevaarlijke personen onder dit wetsvoorstel komen te vallen? Lezen de leden van de CDA-fractie het juist dat initiatiefnemers niet voldoende vertrouwen hebben in onze veiligheidsdiensten om iedereen in de gaten te houden, maar wel voldoende vertrouwen om van personen te beoordelen of zij een gevaar vormen voor de samenleving? Zijn er gevallen bekend waarbij de AIVD personen als potentieel terrorist hebben aangewezen die niet dan ook als verdachte konden worden aangemerkt? Kunnen initiatiefnemers hier voorbeelden van noemen?

De leden van de CDA-fractie vragen de initiatiefnemers of sympathisanten van jihadistisch terrorisme vastgezet dienen te worden op basis van dit wetsvoorstel? Kunnen initiatiefnemers aangeven in hoeverre deze jihadistische sympathieën verminderen tijdens administratieve detentie?

Kunnen de initiatiefnemers aangeven waarom de voorlopige hechtenis niet volstaat? Hoe bezien de initiatiefnemers het wetsvoorstel versterking strafrechtelijke aanpak terrorisme en dan in het bijzonder de uitbreiding van de voorlopige hechtenis? Ook vragen de leden van de CDA-fractie of de initiatiefnemers in hun beantwoording de strafbaarstelling van opzettelijk verblijf zonder toestemming in een onder controle van een terroristische organisatie staand gebied, zoals vastgelegd in het regeerakkoord, kunnen meenemen.

De leden van de D66-fractie begrijpen dat het doel van de voorgestelde bestuurlijke maatregel is de nationale veiligheid te beschermen. Daartoe creëert het voorstel de mogelijkheid van preventieve administratieve detentie voor alle (potentieel) gevaarlijke personen van wie de gedragingen mogelijk in verband kunnen worden gebracht met terroristische misdrijven. In dat kader verbaast het de leden van de D66-fractie dat op de terechte opmerking van de Raad van State, dat het voorstel niet voldoet aan een evenwicht tussen de veiligheid van burgers en de grondrechten van personen aan wie een straf of maatregel wordt opgelegd, nauwelijks door de initiatiefnemers wordt gereageerd. Inhoudelijke gronden voor het gebrek aan dat evenwicht worden niet aangevoerd, anders dan dat de initiatiefnemers «vinden» dat het belang van het beschermen van de samenleving zwaarder weegt. De aan het woord zijnde leden zouden graag precies willen vernemen hoe de initiatiefnemers de belangenafweging op dit punt hebben gemaakt. Hoe denken de initiatiefnemers het belang van de rechtstaat te waarborgen tegen willekeurige vrijheidsontneming vanwege het zeer ruim gekozen criterium – dat betrokkene «mogelijk in verband kan worden gebracht met» terroristische misdrijven – in dit wetsvoorstel?

De leden van de D66-fractie onderschrijven het punt van de Raad van State dat betrokkenen zich nauwelijks kunnen verweren tegen de voorstellen van de AIVD tot administratieve detentie vanwege de vertrouwelijke aard van AIVD-informatie. Deze leden zijn van mening dat op deze manier geen eerlijk proces kan plaatsvinden, iets wat zij één van de grondbeginselen van een functionerende rechtsstaat achten. Deze leden missen daarom voldoende onderbouwing van de initiatiefnemers op dit punt. Kunnen de initiatiefnemers aangeven op welke wijze het onderhavige voorstel voldoet aan het vereiste zoals vastgelegd in artikel 5 EVRM, namelijk het recht op een eerlijk proces?

De leden van de D66-fractie twijfelen of onderhavig wetsvoorstel een noodzakelijke aanvulling is op de uitbreiding van het instrumentarium van de afgelopen jaren om terrorisme te bestrijden. De afdeling Advisering van de Raad van State noemt een uitputtende lijst van maatregelen waarmee personen die verdacht worden van een terroristisch misdrijf nu al in voorlopige hechtenis genomen kunnen worden, die de aan het woord zijnde leden hier niet hoeven te herhalen. Bovendien verwachten de aan het woord zijnde leden dat er geen enkele reden is betrokkene volgens de bestaande en met waarborgen omgeven wetgeving niet in voorlopige hechtenis te nemen, wanneer iemand een aantoonbaar gevaar voor de nationale veiligheid is, hetgeen wat de initiatiefnemers pogen beter te beschermen. Hoe zien de initiatiefnemers dit? De aan het woord zijnde leden zijn in dit verband benieuwd of de initiatiefnemers voorbeelden kunnen geven waarin het bestaande instrumentarium niet toereikend was. Kunnen de initiatiefnemers de noodzaak van onderhavig voorstel volgens hen toelichten aan de hand van dergelijke voorbeelden?

Verder begrijpen de leden van de D66-fractie niet hoe dit voorstel het verbod van willekeurige vrijheidsontneming ex art. 5 EVRM waarborgt. Allereerst verbaast het hen dat de initiatiefnemers op geen enkele manier reageren op de opmerking van de afdeling Advisering van de Raad van State dat een burger in staat gesteld moet worden te allen tijde te kunnen kiezen of hij de wet overtreedt, doordat exact omschreven is welke gedraging leidt tot het opleggen van (administratieve) detentie. Zij twijfelen derhalve aan de mate van voorzienbaarheid van de burger met onderhavig voorstel. Kunnen de initiatiefnemers toelichten hoe zij het voorstel wel in lijn zien met het vereiste dat voorzienbaar moet zijn welke gedragingen leiden tot het opleggen van administratieve detentie en welke niet?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen de initiatiefnemers hoe dit voorstel van wet zich verhoudt tot de Grondwet en het EVRM en meer specifiek tot artikel 15 van de Grondwet en artikel 5 van het EVRM. Nu dit voorstel van wet strijdig lijkt te zijn met deze bepalingen uit de Grondwet en met verdragsrechtelijke bepalingen vragen deze leden de initiatiefnemers waarom zij niet voor de route gekozen hebben om, als zij dit voorstel van wet daadwerkelijk willen invoeren, eerst een voorstel te doen tot wijziging van de Grondwet en tot aanpassing van de verdragsrechtelijke bepalingen alvorens zij dit voorstel van wet aan de Kamer zouden voorleggen.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen de initiatiefnemers het wetsvoorstel te heroverwegen.

Administratieve detentie kan voor zes maanden worden opgelegd en telkens met dezelfde duur worden verlengd. Waarom is hier geen maximum aan verbonden, zo vragen de leden van de fractie van de ChristenUnie. Kan ook het besluit tot verlenging aan de rechter worden voorgelegd om de redelijkheid van het besluit te laten toetsen?

De indieners schrijven in hun toelichting dat de wet ook ziet op andere personen die in verband kunnen worden gebracht met niet-jihadistisch terrorisme en op die manier een bedreiging voor de nationale veiligheid kunnen vormen. De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen de indieners nader toe te lichten wat zij onder terrorisme verstaan en welke voorbeelden zij daarbij in gedachten hebben.

De indieners stellen dat sympathiseren met jihadisme al gevaarlijk kan zijn. De leden van de SGP-fractie delen deze opvatting. Tegelijkertijd is het voor hen de vraag of dit een voldoende grond is om iemand vanwege zijn opvattingen de vrijheid te ontnemen. Moet er niet ten minste sprake zijn van voorbereidende handelingen gericht op terrorisme? Kunnen de indieners nader duiden hoe precies en objectief vastgesteld moet worden of iemand inderdaad sympathiseert met jihadisme? Welke bewijsgronden zijn hiervoor noodzakelijk? In hoeverre gaat het om dreiging die ook (min of meer) objectief is vast te stellen?

De leden van de SGP-fractie begrijpen dat de keuze wie voor deze maatregel in aanmerking komt aan de AIVD wordt overgelaten. Tegelijkertijd vragen zij zich wel af hoe de AIVD deze keuze in de praktijk dient te maken. Moet er geen duidelijker definitie worden opgenomen van wat «sympathiseren met jihadisme» precies is? Kan de invulling hiervan volledig aan de AIVD overgelaten worden?

Nog niet zo lang geleden is de tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding aangenomen. De voorliggende maatregel zat hier niet in. Hebben de indieners ook overwogen om dit wetsvoorstel in te dienen als een aanvulling op die wet, als een extra maatregel, gericht op dezelfde doelgroepen als waarop die wet zich richt? Zo niet, is er verschil in de doelgroepen van dit wetsvoorstel en van de tijdelijke wet, zo vragen de leden van de SGP-fractie.

Voor voorbereidingshandelingen gericht op terrorisme is al voorlopige hechtenis mogelijk. Kan tegen de doelgroepen die de indieners voor ogen hebben niet ook al op voldoende wijze opgetreden worden met het bestaande strafrechtelijk instrumentarium, in combinatie met de mogelijkheden voor voorlopige hechtenis? Zo niet, voor wat voor (strafbare) gedragingen biedt dit wetsvoorstel concrete extra maatregelen? Wat is in dit verband het precieze verschil tussen administratieve detentie en voorlopige hechtenis?

In een noodsituatie kan de regering vergaande bevoegdheden uitoefenen op grond van de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag (Wet bbbg). De leden van de SGP-fractie vragen zich af of niet hetzelfde resultaat te bereiken is met toepassing van die wet. Zou een dergelijke toepassing niet meer voor de hand liggen in buitengewone omstandigheden?

Is het risico van dit wetsvoorstel niet aanwezig dat informatie van de AIVD in het kader van een procedure bij de rechter onbedoeld bij de betrokkene terecht komt. Er zal immers in veel gevallen gebruik gemaakt worden van het toegekende beroep op de rechter. Hoe kan dan worden voorkomen dat de rechter moet oordelen op voor de betrokkene niet kenbare informatie? Hoe kan worden voorkomen dat via de uitspraak van de rechter (strategische) informatie van de AVID bij betrokkene of bij anderen terecht komt?

Administratief beroep kan ingesteld worden bij de rechtbank in Den Haag. Omdat de indieners van dit wetsvoorstel niet per definitie vertrouwen in de rechtspraak hebben, vragen de leden van de SGP-fractie of de indieners nog overwogen hebben om een andere instantie te laten oordelen over de vrijheidsbenemende maatregelen. Zo ja, welke? Zo niet, hoe kan dan in de ogen van de indieners voldoende vertrouwen blijven bestaan in de oordelen van de rechtbank in Den Haag?

In hun reactie op het advies van de afdeling Advisering van de Raad van State noemen de indieners van het voorstel Israël en Groot-Brittannië als voorbeelden van landen die een vorm van administratieve detentie kennen. Zij vinden het belangrijk om hier meer zicht op te krijgen. Graag ontvangen de leden van de SGP-fractie nader inzicht in de wijze waarop die landen administratieve detentie precies geregeld hebben, welke voorwaarden en rechtstatelijke waarborgen daar gelden, wat het precieze criterium voor de beoordeling is en welke instanties verantwoordelijk zijn voor het initiëren en opleggen van deze maatregelen. Gaat het in deze landen om algemene bevoegdheden of om bevoegdheden in het kader van toepassing van het noodrecht?

Verder vragen de leden van de SGP-fractie om een inhoudelijke reactie op de stelling van de afdeling Advisering van de Raad van State dat dit wetsvoorstel in strijd zou zijn met onder meer artikel 5 van het EVRM. Is de indieners bekend in hoeverre bijvoorbeeld via uitspraken van het Hof over administratieve detentie in Groot-Brittannië of via interpretatieve verklaringen bekend is hoe de Europese rechter hierover oordeelt?

3. Gevolgen van het voorstel

De leden van de VVD-fractie lezen dat nog steeds nieuwe aanwas plaatsvindt bij de jihadistische gemeenschap in Nederland, al dan niet via (familie-)banden. Zien de initiatiefnemers ook andere oplossingen voor dit probleem dan het mogelijk maken van administratieve detentie? En zo ja, welke oplossingen zijn dat en waarom hebben zij die niet verkozen boven de mogelijkheid van administratieve detentie?

4. Financiële gevolgen, uitvoeringslasten en administratieve lasten

De leden van de CDA-fractie vragen de initiatiefnemers of zij een uitgebreide kostenraming kunnen maken waarin beter zichtbaar wordt hoe het voorstel leidt tot een kostenbesparing. Is er sprake van een intensivering van het werk van de AIVD nu deze dienst van meer mensen moeten inschatten of zij gevaarlijk zijn? Verwachten de initiatiefnemers dat met dit wetsvoorstel 21% daling van detentiecapaciteit kan worden opgevangen?

De leden van de D66-fractie verbazen zich over de inschatting van de initiatiefnemers wat betreft de financiële gevolgen van onderhavig wetsvoorstel. Deze leden lazen eerder in de memorie van toelichting dat de initiatiefnemers spraken over «duizenden potentieel gevaarlijke personen». Dit zou inhouden dat, gegeven het bedrag van 158 euro van detentie per dag, de financiële lasten per dag minimaal 158.000 euro extra zullen bedragen. Gezien het voorstel reikt tot zes maanden (en waarschijnlijk langer, zoals de afdeling Advisering van de Raad van State bepleit), hebben we het hier over een jaarlijks bedrag van miljoenen euro’s. De leden van de D66-fraactie zouden graag van de initiatiefnemers een adequate financiële onderbouwing van de verwachte detentiecapaciteit ontvangen en dekking hiervoor in de Rijksbegroting.

Daarbij merken zij op dat het risico op het aantal onterechte detenties hoog is, gezien de zeer ruime bevoegdheid die de Minister van Binnenlandse Zaken wordt toegekend om detentie op te leggen en het voorgestelde criterium te vaag en niet objectief toetsbaar is, het aantal schadevergoedingen voor onterechte detentie zal stijgen. Kunnen de initiatiefnemers een inschatting bieden van de hoogte van schadevergoedingen voor onterechte detentie die naar verwachting jaarlijks extra uitgekeerd zullen moeten worden, naar aanleiding van onderhavig wetsvoorstel?

II. Artikelsgewijs

Artikel 1

Wat zijn concreet de gronden of criteria om de vrijheidsontnemende maatregel op te leggen, zo vragen de leden van de VVD-fractie? Aan wie en voor welke feiten of gedragingen kan de vrijheidsontnemende maatregel precies opgelegd worden?

Artikel 2

In artikel 2 is een mogelijkheid opgenomen voor het opleggen van de maatregel voor telkens zes maanden. De leden van de SGP-fractie vragen of het opleggen hiervan in principe onbegrensd is? Worden de eisen voor het opleggen bij een herhaling van de maatregel nog hoger of blijven ze precies hetzelfde?

Artikel 4

De leden van de D66-fractie vragen of de initiatiefnemers kunnen aangeven hoe zij de inhoudelijke invulling van de delegatiegrondslag voor zich zien. De aan het woord zijnde leden hechten zeer aan democratische besluitvorming en derhalve trachten zij delegatiebepalingen op een zo specifiek mogelijke wijze richting te geven. Zijn de initiatiefnemers dit met deze leden eens? Zo ja, zouden zij bereid zijn – zoals de afdeling Advisering van de Raad van State ook aangeeft – de delegatiegrondslag in artikel 4 concreter en nauwkeuriger (conform aanwijzing 25 van de Aanwijzingen voor de regelgeving) te begrenzen?

Advies afdeling Advisering van de Raad van State en reactie van de initiatiefnemers

Initiatiefnemers geven aan de fysieke vrijheid van onschuldige burgers te laten prevaleren boven die van terroristen. Deze opvatting delen de leden van de VVD-fractie. Zij vragen echter hoe voorkomen wordt dat met dit wetsvoorstel juist onschuldige burgers van hun fysieke vrijheid worden beroofd?

De leden van de VVD-fractie onderkennen dat in het geval van een terroristische aanslag de grondrechten van vele Nederlanders geschonden worden. Zij vragen initiatiefnemers of door het gebrek aan concretisering van aan wie en voor welke feiten of gedragingen administratieve detentie kan worden opgelegd, met onderhavig wetsvoorstel een gebrek aan voorzienbaarheid en een risico op willekeur op de loer liggen? Worden daarmee niet ook de grondrechten van Nederlanders geschonden?

De voorzitter van de commissie, Ziengs

De adjunct-griffier van de commissie, Roovers